Reageren op racisme in Nederland european network against racism europees netwerk tegen racisme
Inleiding In 2004 heeft Nederland de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) aangepast, naar aanleiding van de Europese ‘rasrichtlijn
2000/43/EG’. Onderdeel van deze aanpassing is een verschuiving van de bewijslast van degene die zich gediscrimineerd acht naar degene die volgens de klager het onderscheid heeft toegepast.
Voorwaarde is dat de klager feiten aanvoert die volgens de rechter discriminatie doen vermoeden. Daarnaast is bescherming tegen victimisatie opgenomen: het is nu verboden om personen te benadelen wegens het feit dat zij een beroep op de AWGB hebben gedaan.
De verwachting is dat in 2006 een fusie zal plaatsvinden tussen het
landelijke expertisecentrum rassendiscriminatie (Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie – LBR) en de lokale en regionale antidiscriminatiebureaus en meldpunten. De organisatie zal zich
naast rassendiscriminatie ook bezig gaan houden met de andere in de Nederlandse wet onderscheiden discriminatiegronden.
Onder de aandachtspunten bij de bestrijding van rassendiscriminatie
in Nederland zijn onder meer de arbeidsmarkt, het onderwijs, en de
politie. Rassendiscriminatie is een belangrijke oorzaak van de achterstand van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt. Bijna een kwart van de werkgevers zegt desgevraagd bij voorkeur geen
of helemaal geen niet-westerse allochtonen aan te nemen. Interetnische spanningen op de werkvloer en op scholen leiden regelmatig
tot discriminatie. Allochtone scholieren en studenten hebben grote
problemen om een stageplaats te vinden. Het is waarschijnlijk dat negatieve beeldvorming en discriminatie daarvan belangrijke oorzaken zijn. Het komt nog regelmatig voor dat de politie weigert een
aangifte van discriminatie op te nemen, terwijl het opnemen van zo’n aangifte verplicht is.
Belangrijkste activiteiten van ENAR in Nederland In iedere EU lidstaat heeft ENAR een Nationale Coördinatie die de activiteiten in eigen land
ENAR – Europees Netwerk tegen Racisme
coördineert en leden afvaardigt voor het bestuur in Brussel. De Nederlandse Nationale Coördina-
tie bestaat uit de volgende organisaties: Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), FO-
RUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassen-
discriminatie (LBR), de Landelijke Vereniging
van Anti Discriminatie Bureaus en Meldpunten (LVADB) en de Rotterdam Charter Foundation.
De Nederlandse tak van ENAR informeert NGO’s over belangrijke ontwikkelingen op het terrein van de bestrijding van rassendiscriminatie in Europa en koppelt de Nederlandse ervaring en expertise op dit terrein aan het Europees niveau. De
Nationale Coördinatie organiseert een paar keer per jaar informatieve bijeenkomsten en verleent
bijdragen aan Europese projecten, lobbyactiviteiten, campagnes en publicaties.
ENAR zet zich in voor de bestrijding van racisme en voor de gelijke behandeling van etnische minderheden en niet-EU-onderdanen die in de Europese Unie wonen.
ENAR is een netwerk van Europese NGO’s die zich inspannen om racisme te bestrijden in alle
lidstaten van de Europese Unie. De NGO’s hebben Nationale Coördinaties (NC’s) gevormd die
zich hebben aangesloten bij ENAR en waar etnische
minderheden,
migrantenorganisaties,
informatiecentra, lobbygroepen, vakbonden, re-
ligieuze organisaties en vele anderen deel van uitmaken. Democratisch gekozen vertegenwoor-
digers van elke NC wonen de vergaderingen van het netwerk bij, waar zij vraagstukken op het gebied van beleid en wetgeving bespreken. Eén van de vertegenwoordigers van elke NC moet afkomstig zijn uit een etnische minderheid.
ENAR zet zich in om racisme, vreemdelingen-
haat, antisemitisme en islamofobie te bestrijden, om gelijke behandeling van zowel EU-burgers als inwoners afkomstig uit een ‘derde land’ te bevorderen en om lokale/regionale/nationale initiatieven te verbinden met Europese initiatieven.
De situatie in Nederland Ongeveer 50 procent van de (Nederlandse) Turken en (Nederland-
se) Marokkanen geeft aan tussen medio 2004 en medio 2005 een of
meermalen persoonlijk met discriminatie geconfronteerd te zijn. Dat betekent dat Turken en Marokkanen regelmatig met het probleem te maken krijgen: niet alleen met discriminatie jegens hun persoon,
maar ook jegens mensen uit hun directe leefomgeving. Het percentage Surinamers en Antillianen dat in het afgelopen jaar discriminatie ervaren zegt te hebben is iets lager, maar substantieel: 35 tot 40 procent.
Hoger opgeleide niet-westerse allochtonen zeggen vaker gediscri-
mineerd te worden dan lager opgeleide niet-westerse allochtonen. Hoger opgeleide allochtonen zijn ook negatiever over het publieke discours over allochtonen, en hebben negatievere opvattingen over
autochtone Nederlanders. Jongere niet-westerse allochtonen rapporteren significant vaker met discriminatie geconfronteerd te worden dan oudere allochtonen. Een mogelijke verklaring is dat jongeren zich op meer maatschappelijke terreinen bewegen: ze hebben
te maken met vijandige bejegening en uitsluiting in het onderwijs, in het uitgaansleven, in de woonomgeving en bij de toegang tot de arbeidsmarkt.
Er is sprake van een zeer geringe bereidheid om gevallen van discri-
minatie te melden. Onderzoek wijst uit dat minder dan een kwart van de mensen die aangeven het afgelopen jaar discriminatie te hebben ervaren, dat ook gemeld heeft bij een antidiscriminatiebureau, de politie of een andere instantie. Een belangrijke reden die wordt gegeven
om discriminatie niet te melden is dat melden “geen zin heeft”. An-
dere redenen zijn dat men het incident niet belangrijk genoeg vond, of dat men niet bekend is met de mogelijkheden om te melden.
Politieke werkelijkheid: wetgeving in Nederland De Nederlandse wet verbiedt racisme en discriminatie. De basis van de wettelijke regels is te vinden in de Grondwet:
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
De Grondwet geeft daarmee een opdracht aan de overheid: gij zult
niet discrimineren. Om deze regel ook te laten gelden in het dagelijks verkeer tussen burgers onderling, is het verbod om te discrimineren opgenomen in aparte wetten.
De regels over het discriminatieverbod zijn in het burgerlijk recht vastgelegd in de Algemene wet gelijke behandeling. Deze wet bepaalt dat iedereen, ongeacht afkomst, huidskleur en dergelijke, gelijk behandeld moet worden. Het gaat daarbij om een groot deel van
het maatschappelijk leven: arbeid, onderwijs, wonen en het aanbod van goederen en diensten. Wie vindt dat hij ongelijk behandeld is,
kan daarover klagen bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB).
Die beoordeelt of een maatregel of situatie een vorm van verboden onderscheid oplevert.
De regels over non-discriminatie zijn voor een groot deel bepaald door de Europese Unie. Die bepaalde in 2000 dat daarover in de
hele EU dezelfde regels moeten gelden. De nieuw ingevoerde re-
gels bepalen onder andere dat de tegenpartij in sommige gevallen het bewijs moet leveren dat hij niet heeft gediscrimineerd. Ook ligt nu vast, dat de tegenpartij geen nadelige maatregelen, zoals ontslag,
mag treffen als iemand over discriminatie klaagt. Daarnaast kunnen
politie en Openbaar Ministerie op grond van het strafrecht optreden tegen bijvoorbeeld racistische beledigingen en het oproepen tot haat en geweld.
Organisaties tegen discriminatie Wie met racisme of discriminatie op grond van ras of afkomst te
maken heeft, voelt vaak boosheid, onrechtvaardigheid, pijn en een verlies van vertrouwen in de samenleving. Mensen kunnen zo van
slag zijn dat ze zich ziek melden op hun werk of school. Soms is
discriminatie het gevolg van een structurele misstand, die in het hele
land speelt. Uit onderzoek blijkt dat zo’n 45 procent van de grootste etnische minderheidsgroepen in Nederland recentelijk met discriminatie te maken heeft gehad. De aard van de discriminatie varieerde
daarbij van discriminerende opmerkingen, weigering van dienstverlening tot geweld. Het is daarom belangrijk dat er instellingen zijn die
discriminatie bestrijden. Soms helpt het als die organisaties training
of informatie geven, waardoor vooroordelen worden weggenomen. Soms is het beter als zij pleiten voor betere wetgeving en in andere gevallen is het nodig dat ze, samen met het slachtoffer, een klacht indienen bij de CGB of de politie.
Het verzamelen van informatie over aard en omvang van discriminatie in monitorrapporten, zoals het LBR dat doet, is belangrijk om te
kunnen zien waar en op welke manier maatregelen genomen moeten worden. Daar kunnen niet alleen maatschappelijke organisaties maar ook de overheid hun voordeel mee doen.
Om deel te kunnen nemen aan de samenleving zijn onderwijs en
arbeid belangrijke terreinen. Uitsluiting en discriminatie op die terreinen zijn daarom bijzonder ongewenst. Non-discriminatieorganisaties
voeren activiteiten uit die discriminatie op een aantal maatschappelijke terreinen tegengaan. Een voorbeeld is de campagne ‘Discrimina-
tie? Niet met mij!’, die mensen informatie geeft over mogelijkheden om iets tegen discriminatie te ondernemen.
Reageren op racisme Strategisch procederen Over het algemeen hebben weinig NGO’s
Strategisch procederen richt zich in eerste
ding in het verleden rechtszaken aange-
verandering van wetgeving of beleid dan
die zich bezighouden met racismebestrijspannen. Vaak was dit om de eenvoudige
reden dat er weinig wetgeving was waarop
zij zich konden beroepen. Dankzij het aan-
nemen van de Europese Rasrichtlijn (zie paragraaf ‘EU en racismebestrijding’) en de ontwikkeling van nationale wetgeving,
is het nu echter wel mogelijk dat gerechtelijke procedures werkelijk leiden tot veranderingen voor mensen die te maken hebben met racisme en discriminatie.
Aangezien de bestrijding van discriminatie een tamelijk nieuw rechtsgebied is, is
het de taak van de NGO’s om de bewust-
instantie meer op het bewerkstelligen van
op het verkrijgen van schadevergoeding voor één persoon, hoewel deze twee doel-
stellingen ook goed samen kunnen gaan. Bij strategisch procederen gaat het dus niet zozeer om een individuele zaak of een
individueel slachtoffer maar wordt er getracht een betere bescherming te bieden
aan iedereen die slachtoffer kan worden van discriminatie. Wijziging in de wetgeving of het scheppen van precedenten in
een individuele zaak kan tot gevolg hebben dat er veranderingen plaatsvinden op een veel breder vlak.
wording over de mogelijkheden ervan
Het concept strategisch procederen be-
daarbij een bruikbare verdedigingstech-
heer van zaken, alsmede de garantie dat
te vergroten. Strategisch procederen is
niek gebleken. NGO’s kunnen zowel direct strategische rechtszaken voeren als ook ondersteuning bieden aan anderen die dit
helst de selectie, de planning en het begunstige resultaten geïmplementeerd zullen worden.
ook willen doen, door gegevens te verza-
Niet elke NGO heeft de bevoegdheid of de
lobbyen.
en het is zeker ook niet zo dat een rechts-
melen, slachtoffers te bepalen en door te
“Bij strategisch procederen wordt gebruik
gemaakt van het rechtssysteem om te proberen brede maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen”
vakkundigheid om rechtszaken te voeren zaak in alle gevallen de juiste strategie is.
Niettemin is het essentieel voor iedereen
die zich met de bestrijding van rassendis-
criminatie bezighoudt, het belang te erken-
nen van strategisch procederen als een instrument om veranderingen tot stand te brengen.
Waar kunnen mensen terecht met klachten over discriminatie? Wie met discriminatie te maken krijgt, wil daar in veel gevallen iets aan
doen. In alle grote steden en in veel regio’s in Nederland zijn bureaus
voor discriminatiezaken of antidiscriminatiebureaus (ADB’s) actief, die slachtoffers van discriminatie bijstaan. Ook mensen die getuige van discriminatie zijn kunnen hier een melding doorgeven. Mensen kunnen daar terecht met vragen en klachten. In de meeste gevallen kunnen ADB’s daadwerkelijk iets doen tegen discriminatie.
Bij de ADB’s werken mensen die de wetten en regels kennen en gespecialiseerd zijn in het afhandelen van klachten die met racisme of
uitsluiting te maken hebben. Zij kunnen inschatten of het indienen van klacht bij een instantie als de Commissie Gelijke Behandeling of de politie zin heeft en kunnen vaak een oplossing buiten juridische wegen om bereiken.
Als het gaat om discriminatie bij de arbeid, in het onderwijs of door overheidsinstellingen, passen de ADB-medewerkers het principe van hoor en wederhoor toe. Ze vragen daarbij aan de wederpartij om een reactie op het verhaal van de cliënt om te bepalen wat er gebeurd is. Aan de hand van de reactie bepaalt het ADB samen met de cliënt wat
de eventuele vervolgstappen zijn. Die kunnen variëren van het samen met de wederpartij bereiken van een oplossing, het indienen van een
verzoek om een oordeel over de ongelijke behandeling bij de CGB tot
het voeren van een publicitaire actie om een probleem aan de orde te stellen. De medewerkers begeleiden hun cliënt bij het afwikkelen van een verzoek bij instanties als de CGB.
Als het gaat om racistisch optreden, zoals beledigen, oproepen tot haat of om geweld met een racistisch karakter, kan het ADB de cliënt helpen bij het doen van aangifte bij de politie.
Het inschakelen van een ADB heeft daarom vrijwel altijd zin.
Waarom een Europees standpunt cruciaal is: EU en racismebestrijding Nationale NGO’s die actief zijn op het ge-
neemt Europa racisme sinds kort serieus.
in het werk om racisme en discriminatie te-
de mensen binnen de Europese grenzen
bied van racismebestrijding komen al om gen te gaan. Waarom zouden ze zich dan
ook nog moeten bezighouden met wat er gebeurt in andere Europese landen en in de instituten van de Europese Unie zelf?
Het is van essentieel belang om goed te begrijpen wat racisme in Europa is en wel
om twee belangrijke redenen. Ten eerste om kennis over en kennisvergaring om-
trent racisme en de bestrijding ervan te bevorderen, en ten tweede om in de hele
Europese Unie algemene middelen te genereren om racisme te bestrijden. De ervaring in de afgelopen tien jaar heeft aan-
getoond dat het mogelijk is om nationale overheden ertoe te bewegen actie te ondernemen op Europees niveau, terwijl zij daar misschien niet toe bereid waren als
Europa heeft de verplichting, zowel naar
als internationaal, om het voortouw te nemen in het uitdragen van de visie van een wereld zonder racisme.
In 1997 vond de Europese Unie een wet-
telijke grondslag in artikel 13 van het
Verdrag van Amsterdam om “passende maatregelen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming,
godsdienst of overtuiging, handicap, leef-
tijd of seksuele geaardheid te bestrijden” te ontwikkelen. De Europese Unie heeft dankzij deze bevoegdheden in juni 2000
de ‘Richtlijn voor gelijke behandeling ongeacht ras’ aangenomen (en later dat jaar
de ‘Richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep’).
zij dit alleen hadden moeten doen.
Het was de bedoeling dat de Rasricht-
Racisme heeft een duidelijke Europese di-
menteerd zou zijn, maar enkele lidstaten
mensie. De koloniale geschiedenis van Europa laat duidelijk zien hoe dit werelddeel
heeft bijgedragen aan het in stand houden
van historische en contemporaine vormen van racisme. En de twintigste eeuw werpt
geen positief licht op de Europese nalaten-
schap. Ondanks deze lange geschiedenis
lijn uiterlijk 17 juli 2003 volledig geïmplehebben dit begin 2006 nog altijd niet ge-
daan. Men kan zich dan ook afvragen in
hoeverre de Europese lidstaten bereid zijn racisme en discriminatie constant te
bestrijden. Toch heeft de richtlijn al direct effect, omdat individuen er een beroep op
kunnen doen bij nationale rechtbanken,
zelfs in landen waar de richtlijn nog niet is geïmplementeerd.
De Rasrichtlijn beschermt tegen discriminatie op de arbeidsmarkt en in de toegang
tot goederen en diensten, zoals sociale
bescherming, gezondheidszorg, sociale
voorzieningen en onderwijs. De richtlijn bevat een aantal belangrijke definities, zoals van directe en indirecte discriminatie,
intimidatie en represailles. Andere belangrijke aspecten van de richtlijn zijn de mogelijkheid om maatregelen te nemen voor
positieve acties, de bewijslastverdeling en de oprichting van bureaus voor gelijke behandeling.
De principes die ten grondslag liggen aan de Rasrichtlijn moeten de hoofdelementen worden van wetgeving inzake discriminatiebestrijding en de uitvoering daarvan in
alle landen van de Europese Unie. Strategisch procederen is één van de middelen
om dit te garanderen. Hierdoor krijgen de
NGO’s expliciet de kans om rechtszaken te starten namens of ter ondersteuning van de slachtoffers.
Terwijl artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam het kader aangaf voor ontwikkelingen op het gebied van discriminatiebe-
strijding, bevatte artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aanbeve-
lingen voor het voorkomen en bestrijden van racisme. De Europese Commissie
heeft in 2001 een voorstel gedaan voor een kaderbesluit tegen racisme en vreemdelingenhaat (racisme als misdaad). De
ontwikkelingen op dit beleidsterrein zijn
echter teleurstellend geweest, want de
raad heeft het kaderbesluit niet aangeno-
men. Bovendien heeft de Europese Unie bevoegdheden op andere beleidsterrei-
nen die direct of indirect invloed hebben op de strijd tegen racisme, zoals sociale integratie, migratie en asiel, en onderwijs.
De Europese Unie is ook betrokken bij
een reeks andere activiteiten, waaronder
het vergroten van de bewustwording (door de campagne ‘Verschil moet er zijn. Discriminatie niet’) en de financiering van projecten om racisme te bestrijden. In 1997
werd het Europees Waarnemingscentrum inzake Racisme en Vreemdelingenhaat
(EUMC) opgericht. Hoewel het centrum in 2007 waarschijnlijk zal uitgroeien tot een Bureau voor Grondrechten, zal het zich blijven richten op het racismeprobleem in Europa.
Meer informatie www.lbr.nl Het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) is het landelijk expertisecentrum op het gebied van de bestrijding van rassendiscriminatie en het stimuleren van goede interetnische verhoudingen. Voor informatie, documentatie, juridisch en beleidsadvies, onderzoek/monitoring en trainingen. www.belgelijk.nl Landelijk telefoonnummer 0900-BelGelijk of 0900-2 354 354 en website waar discriminatie kan worden gemeld en hulp kan worden verkregen. www.cgb.nl De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) is ingesteld om de gelijke behandelingswetgeving te handhaven in Nederland. Burgers met klachten over ongelijke behandeling kunnen daar terecht. www.discriminatie.nl Een website met informatie over alle vormen van discriminatie in de vorm van nieuwsberichten en actualiteiten. Veel informatie over de nationale en Europese wetgeving. www.cidi.nl Het Centrum Informatie Documentatie Israel bestrijdt antisemitisme en geeft informatie over de situatie van Israel in het Midden-Oosten. Burgers met klachten over antisemitisme kunnen deze daar melden. CIDI publiceert jaarlijks het Overzicht Antisemitische Incidenten in Nederland.
Meer informatie Belangrijke links en informatiebronnen op Europees niveau Europees Waarnemingscentrum inzake Racisme en Vreemdelingenhaat: www.eumc.eu.int Europese Commissie: bestrijding van discriminatie en de relatie met de samenleving, www.europa.eu.int/comm/employment_social/fundamental_rights/index_en.htm Europees Netwerk tegen Racisme (ENAR): www.enar-eu.org Europees Roma Informatiecentrum: www.erionet.org Europese Unie: www.europa.eu.int
‘Verschil moet er zijn. Discriminatie niet’: www.stop-discrimination.info
Strategisch procederen inzake Rassendiscriminatie in Europa: van principes tot praktijk: www.migpolgroup.com/documents/2498.html Strategieën over procesvoering om discriminatie in EU-landen te bestrijden: www.solid-eu.org
ENAR – Nederland
p/a Schaatsbaan 51, 3013 AR Rotterdam Tel.: 010-2010201 Fax: 010-2010222 Email:
[email protected] Website: http://www.enar-eu.org/nl/ Deze tekst is geschreven namens de Nationale Coördinatie ENAR Nederland en het ENAR-secretariaat. Download deze brochure: http://www.enar-eu.org/en/publication/national_leaflets/
ENAR
43, Rue de la Charité • B-1210 Brussels • Belgium Tel: +32 (0)2 229 3570 • Fax: +32 (0)2 229 3575 E-mail:
[email protected] • Web: www.enar-eu.org
Deze brochure is gefinancierd door de Europese Commissie, Directoraat-Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen en door de Compagnia di San Paolo.