Troonstraat 125 – 1050 Brussel Tel. 02 507 88 77 –
[email protected] – www.gezinsbond.be/gezinspolitiek
mei 2005
Dossier duurzame gezondheidszorg (dit dossier zal geactualiseerd worden)
Inleiding
p. 2
1
Gezondheidszorg: een basisrecht
p. 2
1.1 Duurzame gezondheidszorg in Noord-Zuidperspectief 1.2 Relatie armoede en gezondheidszorg in de geïndustrialiseerde wereld
p. p.
Gezondheid tot (w)elke prijs?
p. 4
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
p. 5 p. 6 p. 7 p. 8 p. 9 p. 9 p. 10
2
Forfaitair betaalde geneeskunde Goedkopere medicijnen Aanvullende verzekeringen Gedeelde verantwoordelijkheid Structurele maatregelen inzake de financiering van de ziekteverzekering Overheveling bevoegdheden inzake gezondheidszorg Geen discriminatie in de thuiszorg
2 3
Standpunt van de Gezinsbond
p. 11
3
Geen overmedicalisering
p. 11
3.1 Vermijden van onnodige medicatie 3.2 Thuisopvang en omstandigheidsverlof voor zieke kinderen 3.3 Natuurlijke geneeswijzen
p. 11 p. 12 p. 12
Standpunt van de Gezinsbond 4 Geestelijke gezondheidszorg: maatschappelijke verantwoordelijkheid 4.1 4.2 4.3 4.4
De stressbalans slaat door Een vaak voorkomende psychische aandoening: depressie Zelfdoding (Over)medicalisering van welzijn?
p. 14 p. 15 p. p. p. p.
15 16 16 17
Standpunt van de Gezinsbond
p. 17
5 Legale en illegale drugs
p. 19
6 Thuiszorg: een vrije keuze die ondersteuning verdient 6.1 Demografische ontwikkelingen 6.2 Hoge kostprijs residentiële verzorgingsstaat 6.3 Wens tot autonomie en zelfredzaamheid
Standpunt van de Gezinsbond 7 Plaats van de patiënt in de gezondheidszorg 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Patiëntenrechten Relatie patiënt-zorgverstrekker Inspraakorganen Rechten van zieke kinderen Respect voor de keuze van de patiënt
p. 20 p. 20 p. 20 p. 20
p. 21 p. 28 p. p. p. p. p.
23 23 24 24 25
Inleiding In een gezonde samenleving, gebaseerd op het duurzaamheidprincipe, is niet louter symptoombestrijding, maar een goede basisgezondheidszorg en preventie essentieel. Basisgezondheidszorg is essentiële gezondheidszorg die beantwoordt aan volgende criteria: “Een zorgaanbod volgens praktische methodes en technieken die wetenschappelijk gestaafd en sociaal aanvaardbaar zijn; voor iedereen toegankelijk; met medewerking en deelname van de lokale gemeenschap; tegen een prijs die betaalbaar is voor de plaatselijke gemeenschap en het land; in een geest van verantwoordelijkheid en zelfbeschikking (Alma Ata 19781). Basisgezondheidszorg houdt zowel preventie, curatieve zorg, nazorg als informatie en gezondheidsbevorderende maatregelen in.” De paradox van onze ‘welvaart’staat - waar iedereen het toch beter zou moeten hebben - is dat steeds meer mensen lijden aan ‘welvaart’ziekten, met ernstige fysieke en psychische klachten als gevolg. “Gezondheid is een toestand van volkomen welzijn, zowel lichamelijk als psychisch en sociaal. Het is niet enkel de afwezigheid van ziekte of gebrek.” Deze meer dan een halve eeuw oude definitie (WHO 19462) zegt vandaag - meer dan ooit precies waar het om gaat. Het volstaat niet om voor elke ziekte of pijn een doeltreffend geneesmiddel te vinden. Mensen moeten zich ook gelukkig kunnen voelen, als individu en als deel van een gemeenschap. Het hele gezondheidsdebat voeren in één dossier is onbegonnen werk. We vertrekken vanuit een aantal vragen en bekommernissen waarbij duurzaamheid en de positie van de patiënt het uitgangspunt vormen. Dit betekent dat we op zoek gaan naar een gezondheidszorg die betaalbaar is, ook in de toekomst. Een gezondheidszorg die noodzakelijke zorg voor iedereen toegankelijk maakt en overbodige zorg vermijdt. Een gezondheidszorg waar preventie een belangrijke rol in speelt en die oog heeft voor zowel fysieke, psychische als sociale componenten van het welbevinden. We hebben daarbij een zorg voor ogen die appelleert op de verantwoordelijkheid van alle betrokken en een zorg die de patiënt niet alleen met woorden, maar in de behandeling centraal stelt.
1 Gezondheidszorg: een basisrecht 1.1 Duurzame gezondheidszorg in Noord-Zuidperspectief Gezondheidszorg is een fundamenteel mensenrecht. Toch ligt de levensverwachting in de minst ontwikkelde landen meer dan 20 jaar lager dan in de meest welvarende landen. De kloof tussen arm en rijk is nog nooit zo groot geweest. Die kloof wordt veroorzaakt door een verschil in aandoeningen (combinatie van overbevolking, klimaat en onderontwikkeling) en een verschil in gezondheidszorg (beschikbaarheid van diensten, personeel, medicijnen en financiële middelen). Ziekte en vroegtijdige sterfte zijn vaak een gevolg van armoede, maar omgekeerd is gezondheidszorg een efficiënt middel om armoede in te dijken. Gezondheid is niet enkel een gunstig gevolg van economische groei van een land, maar draagt ook in belangrijke mate bij tot duurzame ontwikkeling. Daarom hebben maar liefst 3 van de 8 millenniumdoelstellingen3 inzake ontwikkelingssamenwerking betrekking op gezondheid en gezondheidszorg. 1
De Beginselverklaring van de WHO werd in 1946 opgesteld en goedgekeurd door de lidstaten. De principes van Health for All (HFA) werden gedefinieerd in de Declaration of Alma Ata (International Conference on Primary Health Care, Alma Ata, 6-12 september 1978) en bekrachtigd door de Thirty-second World Health Assembly in resolutie WHA32.30 (mei 1979). Het doel was te onderlijnen dat de gezondheid van grote aantallen mensen en zelfs van hele landen niet van een aanvaardbaar niveau was, ondanks de ambitieuze Beginselverklaring. Het vernieuwingsproces van HFA werd in 1995 opgestart als antwoord op de snelle mondiale veranderingen en om mensen, landen en organisaties voor te bereiden op de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw. 2 Zie ook voetnoot 1. 3 De millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties hebben tot doel om tegen 2015 belangrijke vooruitgang te boeken in onder andere de strijd tegen armoede, ongelijkheid, ziekte en milieuvervuiling. Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 2
Per jaar en per persoon is gemiddeld 50 euro nodig voor essentiële gezondheidszorg. Dit lijkt niet zoveel. Toch wordt er wereldwijd in de meeste landen slechts 10 tot 13 euro per persoon aan gezondheidszorg uitgegeven. Een substantiële verhoging van het budget voor gezondheidszorg is een zaak van lokale overheden en van een grotere internationale solidariteit. Zo moet in ons land tegen 2010, conform het regeringsengagement, het budget voor ontwikkelingssamenwerking minstens worden opgetrokken tot 0,7 % van het BNP. En minimum 15 % van de uitgaven van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS)4 moet worden besteed aan gezondheidszorg. Het voorkomen van kindersterfte moet hierbinnen prioritair zijn, binnen een totaalpakket van gezondheidsvoorlichting (waaronder ook seksuele voorlichting en geboorteplanning), promotie van borstvoeding, vaccinatieprogramma’s. Dit gelinkt aan andere domeinen zoals onderwijs, landbouw, tewerkstelling… De ontbonden Europese Raad voor Ontwikkelingssamenwerking moet opnieuw worden opgericht. Een bijkomend probleem is de prijs van medicijnen, die vaak kunstmatig hoog wordt gehouden. Sinds de oprichting van de WTO (Wereldhandelsorganisatie) en de TRIPSakkoorden (Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights) kampen de ontwikkelingslanden met een stijgende aankoopprijs van de basismedicijnen die beschermd worden door een octrooi. Met een patent kan de farmaceutische industrie zelf haar prijzen opleggen. Bovendien is er wereldwijd een toenemende resistentie van ziektekiemen tegen bestaande geneesmiddelen terwijl er geen nieuwe medicijnen worden ontwikkeld voor ziekten die uitsluitend in het arme Zuiden voorkomen. De farmaceutische industrie is immers niet geïnteresseerd om hoge researchkosten te doen in ruil voor kleine winstmarges. Sinds 2001 erkennen alle leden van de WTO dat de TRIPS-akkoorden geen belemmering mogen vormen voor de volksgezondheid en wordt een zekere flexibiliteit gewaarborgd in noodsituaties (epidemies van AIDS, tuberculose, malaria). Er moeten meer afspraken gemaakt worden met de farmaceutische industrie om een prijzendifferentiatie te maken tussen arme en rijke landen, waarbij armere landen enkel de productiekosten betalen (en niet de onderzoeks- en ontwikkelingskosten), waarbij de overheden van armere landen garanderen deze goedkopere medicijnen niet opnieuw te exporteren en toezien op een correct gebruik door de bevolking. Ten slotte moet er blijvend geïnvesteerd worden in de opleiding van lokale gezondheidswerkers. Braindrain moet zo veel mogelijk vermeden worden door uitbouw van en investeringen in de lokale gezondheidsvoorzieningen. 1.2 Relatie armoede en gezondheidszorg in de geïndustrialiseerde wereld Niet alleen in de Noord-Zuidverhouding, maar ook binnen ons eigen welvarend landje, gaapt er een diepe gezondheidskloof tussen arm en rijk. Dit is merkwaardig in een land dat zich in het jaar 2000 als derde wist te plaatsen voor wat de billijkheid van de financiële bijdrage aan de gezondheidssystemen betreft (Wereld Gezondheidsorganisatie). Meer dan 90 % van de bevolking kan er toegang toe hebben. Toch is er ook in ons land een opvallend verschil in welbevinden, gezond zijn en levensduur tussen arm en rijk. Om het met een boutade te zeggen “arm maakt ziek en ziek maakt arm”. Een groeiende groep mensen stelt geneeskundige zorgen uit omwille van de kostprijs en wordt zo nog zieker. Er is nog steeds een ongelijke toegang tot de gezondheidszorg, denken we maar aan het vragen van een voorschot in bepaalde ziekenhuizen. Artsen zijn ook niet altijd geneigd zich te vestigen in kansarme buurten, zodat er een ongelijke 4
Het budget voor ontwikkelingssamenwerking van de Belgische overheid bedraagt 0,44 % van het BNP (bruto nationaal product) ofwel 1 137 061 402 euro per jaar (cijfers 2002). De Belgische samenwerking telt verschillende actoren. De uitwerking van de samenwerkingsprogramma's wordt toevertrouwd aan de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS). Deze maakt deel uit van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De samenwerking tussen de regeringen wordt voorbereid en gefinancierd door DGOS, maar wordt uitgevoerd door de Belgische Technische Coöperatie (BTC). Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 3
spreiding van eerstelijnshulp is. Wijkgezondheidscentra proberen hier een antwoord op te bieden. Vandaag bestaan er een aantal mechanismen om de kosten van de gezondheidszorg te drukken, zoals de verhoogde terugbetaling (voorkeur- of WIGW-stelsel), de mogelijkheid van de derdebetalersregeling, het bijzonder solidariteitsfonds, goedkopere generische geneesmiddelen en recent de invoering van de maximumfactuur (MAF), het globaal medisch dossier waarbij 30 % minder remgeld moet worden betaald. Toch volstaan deze ingrepen niet. Om van een derdebetalersregeling te genieten, is de patiënt afhankelijk van het akkoord van de zorgverstrekker. De MAF is een correctiemechanisme dat nog moet geoptimaliseerd en uitgebreid worden. Het voorschrijven van generische geneesmiddelen gebeurt nog te weinig. Een ander pijnpunt in de kostprijs van gezondheidszorg is dat patiënten nog steeds te weinig zicht hebben op mogelijke voordelen waar ze recht op hebben en hoe ze die kunnen krijgen. Tenslotte mogen we niet uit het oog verliezen dat het gebrek aan gezondheid en aan gezondheidszorg zeker niet alleen een kwestie is van een laag inkomen, maar ook nauw samenhangt met andere aspecten zoals slechte behuizing, weinig beweging, minderwaardige voeding, psychisch niet welbevinden, lage scholingsgraad… Al deze factoren zijn bovendien veelal gecumuleerd aanwezig bij gezinnen met lage inkomens. De Gezinsbond eist dat het recht op een kwaliteitsvolle en betaalbare gezondheidszorg voor iedereen wordt gegarandeerd. In het volgende hoofdstuk bespreken we een aantal voorwaarden om het recht op een voldoende, kwaliteitsvolle en betaalbare zorg concreet in te vullen.
2 Gezondheid tot (w)elke prijs? Onze gezondheidszorg staat internationaal zeer hoog aangeschreven. Er is een grote keuzevrijheid, wachtlijsten zijn beperkt en er wordt een hoge kwaliteit aangeboden. Anderzijds duiken er regelmatig berichten op dat de huidige structuur en de financiering van ons zorgsysteem in de toekomst onhoudbaar wordt. Vandaag kennen we een tekort in de ziekteverzekering van meer dan 500 miljoen euro, een onmiddellijke besparing dringt zich op. Vanwaar het tekort? Een eerste element dat daarin een rol speelt, is de dubbele vergrijzing van de bevolking. De bevolking wordt almaar ouder en leeft langer. Dit betekent in de toekomst meer mensen die zorgbehoevend zullen zijn en dit ook langer zullen blijven. Nieuwe technieken maken meer zorg mogelijk en tegelijk neemt de drempel af om bij de dokter of het ziekenhuis binnen te stappen. De medische consumptie neemt daardoor toe. Een volgend element dat een hypotheek legt op de houdbaarheid van het huidige systeem, is dat de vermelde groei in de uitgaven aan geneeskundige zorg door een steeds kleinere groep actieven wordt gefinancierd. Gezondheidszorg wordt vandaag immers voornamelijk vanuit arbeid betaald. Een vierde ontwikkeling heeft te maken met het arbeidsintensieve karakter van de gezondheidszorg. Meer zorg betekent dus ook beduidend meer kosten (lonen) omdat deze arbeid moeilijk - zoniet onmogelijk - aangevuld of vervangen kan worden door technologie. Er zijn uiteraard nog meer factoren die de hoge uitgaven bepalen: het toenemend slikgedrag van patiënten, onnodige en zelfs dubbele dure onderzoeken, de kunstmatig hoge prijs van geneesmiddelen… Opmerkelijk is ook dat de kostprijs voor ingrepen in de verschillende ziekenhuizen sterk uiteenloopt. Waalse ziekenhuizen voeren de top tien van duurste ingrepen aan. Vrijwel alle sectoren in de gezondheidszorg overstijgen de jaarlijks toegestane groei van 4,5 %. Deze groei moet uiteraard niet noodzakelijk negatief bekeken worden. Het wijst erop Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 4
dat ons land verder zal investeren in gezondheid, uiteindelijk toch het hoogste goed van elke mens. Anderzijds moet die groei toch binnen de perken blijven om ze betaalbaar te houden. Wie betaalt wat? Uit berekeningen van het Verbond van Belgische ondernemingen (2003) blijkt dat 78 % van de uitgaven ten laste worden genomen door de overheid (ziekteverzekering en andere tegemoetkomingen), 18 % door de patiënt en 3 % door de aanvullende verzekeringen van particuliere verzekeraars en van de ziekenfondsen. Uit internationale studies blijkt dat het patiëntenaandeel voortdurend stijgt. Er wordt voor ons land momenteel al gesproken van een eigen bijdrage van 20 tot 25 % van de totale kost (Prof. dr. Fred Louckx, VUB). Belangrijke vragen hierbij: ■ Wat kan goedkoper? (efficiëntie en besparingsmaatregelen) ■ Wat moet zeker behouden worden? (kwaliteit, toegankelijkheid, solidariteit) ■ Wie moet wat betalen? (financieringsstructuur) Uitgangpunt: Welke gezondheidszorg willen we? De Gezinsbond heeft in al zijn standpunten de elementen toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit, efficiëntie, keuzevrijheid, voldoende aanbod, gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit als uitgangspunten. Wanneer er vandaag verschillende oplossingssporen worden aangereikt om onze gezondheidszorg financieel weer gezond te maken, dienen deze te worden getoetst aan deze uitgangspunten. We stellen hieronder een aantal gangbare en voorgestelde pistes voor, toetsen deze aan onze uitgangspunten om vervolgens te komen tot een standpunt van de Gezinsbond: 1. forfaitair betaalde geneeskunde 2. goedkoper maken van geneesmiddelen 3. basispakket met aanvullende verzekering 4. gedeelde verantwoordelijkheid 5. structurele maatregelen in de financiering van de sociale zekerheid 6. bevoegdheidsdiscussie 7. keuzevrijheid? 2.1 Forfaitair betaalde geneeskunde De Gezinsbond nam het in vroegere standpunten al op voor meer forfaitair betaalde geneeskunde in de eerstelijnszorg. Hierbij worden zorgverleners betaald op basis van de aangesloten patiënten en niet per prestatie. De zorgverleners zijn dus niet afhankelijk van het aantal consultaties voor het verwerven van hun inkomen. De patiënt betaalt enkel een éénmalige inschrijving (of niets) en vervolgens niets meer bij de consulten. Dit systeem wordt toegepast in de wijkgezondheidscentra. Voordelen: ■
■ ■
Elke financiële drempel valt weg. Er is geen uitstelgedrag meer bij lagere inkomenscategorieën waardoor meer ernstige complicaties kunnen worden voorkomen. Dit heeft niet enkel financiële voordelen voor de patiënt, maar is bijgevolg ook kostenbesparend voor de overheid. De zorgverlener heeft geen baat bij het onnodig laten terugkomen van patiënten aangezien zijn inkomen toch verzekerd is. Forfaitaire geneeskunde wordt vandaag voornamelijk toegepast in wijkgezondheidscentra, die naast de zorgverlening, ook proberen te werken aan de oorzaken van ziekte (slechte hygiëne, ongezonde levenswijze, armoede, slechte behuizing). Dit resulteert in een multidisciplinaire benadering waar ook maatschappelijk werkers bij betrokken worden. Een totaalaanpak heeft een belangrijk preventief effect.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 5
Nadelen: ■
■
Als mogelijk nadeel wordt vaak overconsumptie door de patiënt aangehaald. Onderzoek (Fred Louckx, VUB) wijst uit dat dit in praktijk niet zo is. Wel is het zo dat bepaalde groepen mensen die vroeger geen gebruik maakten van zorg, dit wel doen in een forfaitair systeem. Dit wijst echter op een eerder bestaande onderconsumptie die door het wegnemen van de financiële drempel wordt rechtgezet. Er is nog steeds geen decretale erkenning voor de wijkgezondheidscentra, de erkenning in het kader van het preventiedecreet en het decreet op de samenwerking in de eerste lijn laat nog op zich wachten.
De Gezinsbond vraagt meer ondersteuning van wijkgezondheidscentra en het stimuleren van meer forfaitair betaalde geneeskunde in de eerstelijnszorg om uitstelgedrag te vermijden en zo preventief te werken. 2.2 Goedkopere medicijnen Onze geneesmiddelen zijn duur. Te duur, als je het prijskaartje voor een identiek geneesmiddel vergelijkt met andere landen of met een generisch product met dezelfde samenstelling. Die hoge kostprijs kan niet zomaar afgewenteld worden op de hoge ‘research & development’. Het aandeel voor onderzoek en ontwikkeling is in de praktijk immers vaak veel lager dan de kostprijs van de marketing.5 Het kan dus goedkoper, zowel voor de patiënt als voor de overheid, die dan minder moet tussenkomen via de ziekteverzekering. Het bekomen van goedkopere geneesmiddelen kan via verschillende sporen bereikt worden. Bijvoorbeeld door het promoten van generische geneesmiddelen, artsen laten voorschrijven op stofnaam en via een openbare aanbesteding van geneesmiddelen. 2.2.1 Generische geneesmiddelen Generische geneesmiddelen zijn geneesmiddelen met een bio-equivalentie ten opzichte van het oorspronkelijke merkgeneesmiddel. Het patent van dit geneesmiddel, dat 10 jaar geldig is, moet wel vervallen zijn. Voordelen: Ze zijn goedkoper voor de patiënt: het eerste generische geneesmiddel dat op de markt komt moet ten minste 26 % goedkoper zijn dan het oorspronkelijke geneesmiddel. Deze verplichting geldt enkel voor de terugbetaalde geneesmiddelen, maar de generische niet-terugbetaalde geneesmiddelen zijn ook doorgaans aanzienlijk goedkoper. Dankzij de concurrentiestrijd zorgen ze ervoor dat de prijs van de oorspronkelijke geneesmiddelen daalt wanneer de onderzoekskosten voor deze geneesmiddelen zijn afgeschreven (namelijk wanneer het octrooi is vervallen). Ze zijn goedkoper voor het RIZIV (de generische geneesmiddelen zelf, maar ook hun origineel waarvan de terugbetalingsbasis vermindert door het referentieterugbetalingssysteem), zodat geldmiddelen in het budget van de ziekteverzekering vrijkomen voor nieuwe geneesmiddelen die voorzien in nieuwe behoeften. Nadeel: De generische geneesmiddelen krijgen in ons land niet echt voet aan de grond. Hun aandeel bedraagt slechts zo’n 10 %. Artsen en apothekers moeten nog meer gestimuleerd worden om deze producten voor te schrijven. Patiënten moeten beter geïnformeerd worden over het bestaan van deze producten. 2.2.2 Voorschrijven op stofnaam Soms is de arts als voorschrijver niet altijd op de hoogte van het bestaan van goedkopere geneesmiddelen of bepaalde verpakkingen. In die zin krijgt de arts vanaf dit 5
Ter illustratie, een geneesmiddelenproducent als Pfizer besteedt 39 % van zijn budget aan marketing en slechts 15 % aan onderzoek en ontwikkeling (Koenraad Coppens, Raak december 2004). Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 6
jaar de mogelijkheid om voor te schrijven op stofnaam, d.w.z. door de naam van de werkzame stof te vermelden met daaraan gekoppeld de dosering en toedieningsvorm. Voor het voorschrift zal de arts zo kunnen kiezen tussen een merknaam (origineel of generisch) of de stofnaam. De therapeutische vrijheid van de arts blijft bijgevolg onaangetast. Als de arts opteert voor ‘voorschrijven op stofnaam’, zal de apotheker aan de patiënt ofwel een generisch ofwel een merkgeneesmiddel dat haar prijs heeft laten dalen tot het niveau van de terugbetalingsbasis van de referentieterugbetaling, afleveren. Als de arts op stofnaam voorschrijft en als er geen generisch geneesmiddel of goedkoper alternatief bestaat, zal de apotheker de originele stof afleveren. 2.2.3 Openbare aanbesteding geneesmiddelen In Nieuw-Zeeland geeft de overheid de hoogste terugbetaling aan medicijnen die de beste prijs-kwaliteit-garantie geven. Dit model werd in ons land sterk gepromoot door dr. Van Duppen, als middel om de nu kunstmatig hoge kostprijs van geneesmiddelen sterk te drukken. Ook politici hebben interesse voor het systeem, dat overigens al wordt toegepast binnen het Belgische leger en voor de vaccins van Kind en Gezin. Voordelen: ■ Bij de openbare aanbesteding speelt de concurrentie maximaal waardoor de kostprijs spectaculair daalt. Voor de Belgische overheid zou dit tot een winst van bijna 1,5 miljard euro per jaar oplopen. Patiënten zouden op deze wijze tot 680 miljoen euro besparen. ■ Een onafhankelijke instelling bepaalt wat het beste geneesmiddel is en niet de marketing van de farmaceutische industrie. Artsen worden bijgevolg niet meer bestookt om een bepaald middel voor te schrijven. Nadelen: ■ Tegenstanders vrezen dat de vrije keuze van de patiënt wordt beknot, wanneer hun vertrouwde middel niet meer in aanmerking zou kunnen komen voor terugbetaling. Toch blijkt dat in Nieuw-Zeeland het aanbod aan nieuwe, innovatieve geneesmiddelen gelijklopend is met dat van ons land. Binnen deze categorie worden zelfs 150 producten meer terugbetaald. ■ De vraag blijft of je een buitenlands model zomaar kan overplaatsen naar België? (anderzijds wordt het al toegepast voor vaccins) En welke gevolgen dit zal hebben voor verdere investeringen van de farmaceutische industrie in ons land? De Gezinsbond vraagt een correcte prijszetting van geneesmiddelen door het stimuleren van generische producten, het voorschijven op stofnaam en het onderzoeken van het spoor van openbare aanbesteding voor geneesmiddelen, waarbij de patiënt voldoende keuzevrijheid behoudt. 2.3 Aanvullende verzekeringen Om te besparen in de ziekteverzekering wordt wel eens geopperd om het te verzekeren pakket te beperken tot een beperkt basisaanbod. Wie daarboven nog wil verzekerd zijn, moet dit doen binnen een aanvullende verzekering of een privé-verzekering. Deze evolutie is deels gaande binnen de hospitalisatieverzekeringen. Voordelen: Kostenbesparend voor de overheid, althans op korte termijn want ook dit kan uitstelgedrag van de niet-bijkomend verzekerden tot gevolg hebben waardoor er zich meer complicaties voordoen. ■ Wellicht kan het zinvol zijn om na te denken in welke mate bepaalde behandelingen die extreem duur zijn en waarvoor goedkopere alternatieven bestaan en/of die niet noodzakelijk zijn voor de (geestelijke) gezondheid - terugbetaalbaar moeten zijn. ■
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 7
Nadeel: ■ Dergelijk systeem brengt het risico van een gezondheidszorg met twee snelheden met zich mee. Wie het kan betalen, kan genieten van een brede waaier in het gezondheidsaanbod, wie dit niet kan, zal bepaalde zorgen niet meer kunnen betalen. De Gezinsbond vraagt een maximaal dekkende ziekteverzekering en geen verdere verschuiving naar aanvullende verzekeringen om een duale gezondheidszorg te vermijden. 2.4 Gedeelde verantwoordelijkheid In de discussie over de hoge kosten van de gezondheidszorg wordt vaak gesproken over een gedeelde verantwoordelijkheid van patiënten, artsen, ziekenhuizen en de overheid om overconsumptie en dus te hoge kosten in de gezondheidszorg tegen te gaan. 2.4.1 Patiënten Moeten gestimuleerd worden om te kiezen voor een vaste huisarts en centraal medische dossier. Aanzetten tot een gezonde levensstijl (alcohol, overgewicht, roken, meer bewegen…). Stimuleren tot correct medicatiegebruik: geen zelfmedicatie, voorgeschreven medicatie volledig uitnemen, geen medicatie/behandeling eisen van arts als deze dat niet aangewezen vindt. Voordeel: ■ Verantwoord medicatiegebruik, tegengaan van medisch shoppen, therapietrouw, gezonde levenswijze als preventie. Nadeel: Het wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt mag niet automatisch leiden tot het ‘bestraffen’ van een ongezonde levensstijl. In die zin dat bepaalde behandelingen niet zouden worden terugbetaald bij rokers, drinkers, zwaarlijvigen… of dat deze groep niet in aanmerking zou komen voor bepaalde ingrepen. Een ongezonde levensstijl hangt immers vaak samen met maatschappelijke achterstelling. Een goede begeleiding is hier meer aangewezen dan ‘bestraffing’.
■
2.4.2 Zorgverstrekkers Responsabilisering van voorschrijfgedrag: controle op voorschrijfgedrag en aanmoedigen van rationeel voorschrijfgedrag en bestraffing van excessen. Geen onnodige of dubbele onderzoeken via elektronisch medisch dossier. Technologie toepassen in belang van patiënt en niet als ‘paradepaardje’ in de concurrentiestrijd tussen ziekenhuizen. Vermijden van therapeutische hardnekkigheid. 2.4.3 Overheid Gezondheidszorg behouden als een collectieve voorziening die voor iedereen toegankelijk is. Structurele maatregelen nemen die de financiële leefbaarheid van het collectieve en solidaire verzekeringssysteem garanderen. Misbruiken actief opsporen en bestraffen (voorschrijfgedrag, onnodige en dubbele onderzoeken); Niet enkel woorden, maar ook middelen besteden aan preventie. De Gezinsbond ziet gezondheidszorg als een gedeelde verantwoordelijkheid van patiënt, zorgverstrekker en overheid, waarbij noodzakelijke zorg voor iedereen toegankelijk is en onnodige zorg moet vermeden worden.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 8
2.5 Structurele maatregelen inzake de financiering van de ziekteverzekering Er is niet enkel een probleem van te hoge uitgaven in de ziekteverzekering, er is ook een zeer groot probleem inzake de financiering van de ziekteverzekering. De jongste jaren zijn de bijdragen op arbeid verlaagd in het kader van het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen en de concurrentiepositie van bedrijven. Dit heeft een sterke weerslag op de financiering van de sociale zekerheid. Bovendien zijn er steeds minder actieven die de zorg voor een groeiende groep niet-actieven zullen moeten dragen. Deze situatie is op termijn onhoudbaar. Er gaan steeds meer stemmen op om niet enkel arbeid te belasten, maar ook vermogen (studie HIVA, 2004). Voordeel: ■ Op die manier wordt er rekening gehouden met de ware draagkracht van mensen. De onderlinge solidariteit wordt niet alleen behouden maar zelfs uitgebreid: van een solidariteit van actieven naar niet-actieven, naar een solidariteit tussen actieven en niet-actieven onderling. Een deel van de vaak gigantische bedrijfswinsten verworven dankzij de inzet van vele werknemers - kan zo terug naar de gemeenschap gaan. Nadeel: ■ Een vermogensbelasting moet duidelijk gedefinieerd worden. Het kan zeker niet de bedoeling zijn om vermogen opgebouwd door arbeid - die al eens belast is - opnieuw te belasten. Het risico bestaat dat via een vermogensbelasting vooral de kleine en middelgrote spaarder wordt getroffen, terwijl de grote kapitalen de dans ontspringen via fiscale spitstechnologie. De Gezinsbond vraagt een evenwichtige verdeling tussen belasting op arbeid en vermogen.6 Wij zijn tegen een vermogensbelasting die de modale spaarder treft. Een betere bestrijding van fraude en een betere controle en inning van verschuldigde belastingen zijn een eerste prioriteit voor de overheid om de sociale zekerheid en de ziekteverzekering betaalbaar te houden. 2.6 Overheveling bevoegdheden inzake gezondheidszorg In Vlaanderen is er algemene eensgezindheid over de noodzaak van de overheveling van alle bevoegdheden inzake gezondheidszorg naar de gemeenschappen. Deze bevoegdheid is momenteel gesplitst tussen de federale overheid en de deelstaten. 2.6.1 Bevoegdheid van de federale overheid Op federaal niveau behoort de bevoegdheid voor gezondheid tot de minister van Volksgezondheid, de minister van Sociale Zaken en de administratieve eenheid, met name het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. De federale overheid is bevoegd voor het beleid inzake zorgverstrekking, met name in en buiten de verzorgingsinstellingen. Ook de materies inzake geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en de handel in bepaalde stoffen (verdovende middelen, hormonen) behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid. Tot slot behoren ook de uitoefening van de geneeskunde - in de ruime zin van het woord - en de dringende geneeskundige hulpverlening tot de bevoegdheid van de federale overheid. 2.6.2 Bevoegdheid van de Gemeenschappen en de Gewesten De Gemeenschappen zijn bevoegd voor de ‘persoonsgebonden materies’ zowel voor het gezondheidsbeleid als wat de hulpverlening betreft. Deze opsplitsing heeft onder meer als gevolg dat inspanningen van de gemeenschappen die gezondheidsbevordering in de hand werken en dus kostenbesparend zijn voor de ziekteverzekering, de Gemeenschappen zelf niet ten goede komen. De Vlaamse gemeenschap kent een meer preventief beleid dat overconsumptie tracht 6
Beleidsproject Gezinsbond, 2003. Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 9
tegen te gaan, in tegenstelling tot de Franstalige gemeenschap waar de kosten veel hoger oplopen. Voordelen van splitsing: ■ Een eigen gezondheidsbeleid dat ook profiteert van de geleverde inspanningen en niet moet toezien hoe deze getransfereerd worden. ■ Een preventief beleid wordt beloond. Voorwaarden voor splitsing: ■ Diverse specialisten waarschuwen voor een overhaaste overheveling. Een echte blauwdruk voor een Vlaams gezondheidsbeleid is er nog niet. Eerder genomen eigen initiatieven zoals de Vlaamse zorgverzekering lieten ook ruimte voor privéverzekeringen, een evolutie die het huidige collectieve en solidaire systeem van ziekteverzekering kan uithollen. ■ Vlaams minister van Begroting Dirk Van Mechelen suggereerde al om een 'oorlogskas' aan te leggen zodat de Vlaamse regering zich kan voorbereiden om de extra kosten die de gezondheidszorg met zich meebrengt als het op termijn een Vlaamse bevoegdheid wordt, te dragen. Minister-president Yves Leterme stelde voor een deel van de besparingen door de regio’s in de sociale zekerheid - als gevolg van zuinig en doeltreffend beleid - bij wijze van beloning door te storten naar deze regio’s. Een overheveling vraagt om heel wat extra middelen die er nu nog niet zijn. De Gezinsbond vraagt een grondige voorbereiding voor een overheveling van alle bevoegdheden inzake gezondheidszorg naar de Gemeenschappen om zo te komen tot een meer coherent en meer preventief gezondheidsbeleid. 2.7 Geen discriminatie in de thuiszorg Hoewel de patiënt in alle beleidsteksten ‘centraal’ wordt gesteld, staat de overheid vaak huiverachtig wanneer dit impliceert dat de patiënt middelen krijgt om zelf zijn zorg te organiseren. Het Persoonlijk Assistentiebudget kende een moeilijke start, is nog steeds heel kleinschalig en wordt momenteel geëvalueerd. Voor de Gezinsbond is het belangrijk dat bij dergelijk evaluaties niet enkel de financiële kost voor de overheid in rekening wordt genomen, maar ook de menselijke kost. De winst die men verkrijgt door iemand in zijn eigen vertrouwde omgeving zorg aan te bieden, is niet enkel in geld uit te drukken. Ook inzake de thuiszorg in het algemeen krijgt de patiënt vaak te maken met discriminaties: bepaalde behandelingen of producten worden niet terugbetaald in de thuiszorg en de discriminatie van de thuiszorg in de zorgverzekering is nog steeds niet opgeheven. De Gezinsbond vraagt dat voor elke zorgvraag - thuis of residentieel - nooit voorbij wordt gegaan aan de concrete noden, vragen en de wens tot autonomie van elke patiënt. Thuiszorg mag niet worden gediscrimineerd.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 10
Standpunt van de Gezinsbond Een duurzame gezondheidszorg is een gezondheidszorg die ook op langere termijn financieel houdbaar en betaalbaar is voor overheid én voor patiënt. Bij onze keuze voor oplossingssporen vormen de elementen toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit, efficiëntie, keuzevrijheid, voldoende aanbod, gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit het uitgangspunt. 1. Meer forfaitair betaalde geneeskunde in de eerstelijnszorg om uitstelgedrag te vermijden en zo preventief te werken. 2. Een correcte prijszetting van geneesmiddelen door het stimuleren van generische producten, het voorschijven op stofnaam en het onderzoeken van het spoor van openbare aanbesteding voor geneesmiddelen, waarbij de patiënt voldoende keuzevrijheid behoudt. 3. Een maximaal dekkende ziekteverzekering en geen verdere verschuiving naar aanvullende verzekeringen om een duale gezondheidszorg te vermijden. 4. Een gedeelde verantwoordelijkheid van patiënt, zorgverstrekker en overheid, waarbij noodzakelijke zorg voor iedereen toegankelijk is en onnodige zorg moet vermeden worden. 5. Een evenwichtige verdeling tussen belasting op arbeid en vermogen. De Gezinsbond is tegen een vermogensbelasting die de modale spaarder treft. Een betere bestrijding van fraude en een betere controle en inning van verschuldigde belastingen zijn een eerste prioriteit voor de overheid om de sociale zekerheid en de ziekteverzekering betaalbaar te houden. 6. Een grondige voorbereiding voor een overheveling van alle bevoegdheden inzake gezondheidszorg naar de Gemeenschappen om zo te komen tot een meer coherent en meer preventief gezondheidsbeleid. 7. In elke zorgvraag, thuis of residentieel, mag nooit voorbij worden gegaan aan de concrete noden, vragen en de wens tot autonomie van elke patiënt. Thuiszorg mag niet worden gediscrimineerd (zie ook hoofdstuk 6.)
3 Geen overmedicalisering 3.1 Vermijden van onnodige medicatie De berichten in de media spreken elkaar soms tegen. Volgens de ene bron steekt België torenhoog boven andere landen uit als het gaat om geneesmiddelengebruik per inwoner, andere cijfers relativeren dit. Jaarlijks koopt elke Belg gemiddeld 23 verpakkingen. Vooral het gebruik van slaapmiddelen en antidepressiva is sterk toegenomen (sinds 1998 + 28 %). Maar dit zou deels ook te wijten zijn aan een betere detectie van depressies enerzijds en het feit dat antidepressiva nu gedurende een langere tijd ingenomen worden (vaak is dit ook noodzakelijk om te herstellen). Toch bestaat er weinig discussie over het misbruik van een aantal geneesmiddelen, waaronder antibiotica. Vaak worden ze te snel voorgeschreven in situaties waar een spontaan herstel aangewezen is. Of zelfs totaal overbodig voorgeschreven worden, bijvoorbeeld in geval van virale infecties waar antibiotica niets uithalen. Het gevolg van het hoge antibioticagebruik is dat veel bacteriën resistent worden tegen de huidige geneesmiddelen en dat bepaalde infectieziekten die vandaag nog met succes te behandelen zijn, in de nabije toekomst weer dodelijk kunnen worden. Bestrijding van medische overconsumptie is een gedeelde verantwoordelijkheid. Artsen schrijven soms te snel voor, maar het is vaak ook de patiënt die hierop aandringt. Ons lichaam krijgt zelden de kans om zelf een (banale) ziekte te overwinnen, elke pijn en symptoom moet zo snel mogelijk bestreden worden om actief te blijven.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 11
Een ander probleem is geneesmiddelen voor kinderen. Vaak zijn het afgeleiden van geneesmiddelen voor volwassenen die niet specifiek getest zijn op hun doelmatigheid voor kinderen. Artsen moeten gestimuleerd worden tot rationeel voorschrijfgedrag. ‘Good practice’ moet beloond worden, excessen bestraft. Ook de patiënt moet geresponsabiliseerd worden om overmedicalisering te vermijden. Automedicatie moet ontmoedigd worden en therapietrouw aangemoedigd. Het globaal medisch dossier waarvoor de patiënt en de arts financieel beloond worden, is hierbij een goed instrument. De arts moet fungeren als vertrouwenspersoon en als doorverwijzer om te vermijden dat mensen misbruik maken van spoedgevallendiensten en gespecialiseerde medische zorg. Wat medicatie voor kinderen betreft, dient er meer specifiek onderzoek verricht te worden. Afgeleide geneesmiddelen voor volwassenen zijn niet altijd veilig voor kinderen. 3.2
Thuisopvang en omstandigheidsverlof voor zieke kinderen Volwassenen, maar zeker ook kinderen, nemen vaak te snel medicatie om ziektesymptomen zoals koorts te onderdrukken om zo sneller weer op de been te zijn (in concreto weer naar school of opvang te gaan). Vaak wordt dit toegepast bij gebrek aan opvang voor zieke kinderen. Zieke kinderen horen niet thuis op school of in de opvang. Soms verzorgen bepaalde instanties (opvanginitiatieven, thuiszorgdiensten, mutualiteiten) kinderopvang aan huis voor zieke kinderen, maar dit kan meestal pas s‘anderendaags. Er dient dringend een regelgevend kader te komen voor kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang aan huis voor zieke kinderen. De aanwezigheid van één van de ouders staat zowel voor het zieke kind als voor de ouder zelf vaak bovenaan het verlanglijstje. Die mogelijkheid is echter beperkt. De huidige wetgeving voorziet, op basis van CAO 45 uit 1989, dat er 10 dagen onbezoldigd omstandigheidsverlof kunnen opgenomen worden. De Gezinsbond stelt voor om binnen deze periode van 10 dagen per kind minstens 1 dag bezoldigd verlof te voorzien, echter met een maximum van 10 dagen. Die regeling mag echter nooit afbreuk doen aan een betere bestaande regeling.
3.3 Natuurlijke geneeswijzen 3.3.1 Omschrijving Een duurzame gezondheidszorg doet maximaal beroep op het zelfgenezende vermogen van elke mens. Die zienswijze vinden we bij uitstek terug bij de ‘natuurlijke geneeswijzen’. De geneeswijzen staan ook wel bekend onder de naam ‘alternatieve’ geneeswijzen (‘anders’ dan de klassieke geneeskunde of ‘nietconventionele’ geneeskunde (niet behorend tot de conventies van de klassieke geneeskunde). Omdat deze benamingen een wat negatieve bijklank kunnen hebben, verkiezen we hier de term ‘natuurlijke geneeswijzen’. Deze geneeswijzen zijn ofwel de actuele voortzetting van traditionele technieken ofwel gebaseerd op recentere inzichten. Patiënten zetten de stap naar deze geneeswijzen vaak uit overtuiging en/of uit onvrede over de behandeling die ze ondergingen binnen de ‘klassieke’ geneeskundige circuits. De natuurlijke geneeswijze kan een aanvulling zijn op een traditionele therapie of deze therapie volledig vervangen. De bekendste zijn homeopathie, osteopathie, acupunctuur, chiropraxie en de fytotherapie. Homeopathie: Het gelijke wordt door het gelijksoortige genezen. Concreet betekent dit dat een homeopaat voor ziekte X een zeer sterk verdund middel toedient dat bij de patiënt gelijkaardige symptomen veroorzaakt als deze die met Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 12
deze ziekte gepaard gaan. Op die manier zou de natuurlijke weerstand van het lichaam sterker geactiveerd worden. Manuele geneeswijzen waaronder osteopathie en chiropraxie: Het functioneren van de hele mens gezond maken door met de handen bepaalde technieken op het lichaam uit te oefenen. Net zoals de homeopathie proberen ze de zelfgenezende kracht van het lichaam te stimuleren. Acupunctuur: De natuurlijke functionering van het lichaam stimuleren door naalden op bepaalde 'acupunctuurpunten' in de huid te steken, waardoor blokkades in de energiestroom van het lichaam zouden opgeheven worden. Fytotherapie is de behandeling met (extracten van) planten of kruiden. Het is daarmee niet noodzakelijk een ‘alternatieve’ geneeswijze, maar kan ook als voorloper van de moderne farmacologie gezien worden. 3.3.2 Positie van natuurgeneeswijzen in ons land Natuurgeneeswijzen bevinden zich in een andere positie dan de klassieke, ook wel reguliere geneeswijzen genoemd. Regulier betekent dat deze vorm van geneeskunde door de overheid geregeld wordt. Dat hangt samen met drie belangrijke standaardeisen die aan deze reguliere geneeskunde gesteld worden: 1. De beoefenaars van deze geneeskunde moeten slagen in een standaardopleiding die aan alle scholen gelijk is. 2. In deze opleiding verwerven ze een standaardkennis volgens de huidige stand van de medische wetenschap, die eveneens overal gelijk is. 3. Bij het uitoefenen van hun kennis en vaardigheden zijn ze gebonden aan een standaarddeontologie. Dit wil zeggen regels voor hun omgang met patiënten bij diagnose en behandeling. Deze algemene standaard bestaat niet voor de natuurlijke geneeswijzen. 3.3.3 Gebruik natuurlijke geneeskunde Ondanks de mediahetze over de werking van natuurlijke geneeswijzen, is het een feit dat ze ook in ons land almaar aan populariteit winnen. Uit een WHO-rapport van 2001 over het gebruik van niet-conventionele geneeswijzen blijkt dat 40 % van de Belgische bevolking ooit een vorm van niet-conventionele geneeswijzen consulteerde. Dit aantal is inmiddels al enorm gestegen. Meer dan 20 % van de Belgen maken jaarlijks gebruik van natuurlijke geneeswijzen. Ongeveer 70 % zou ze ooit wel eens raadplegen. België is daarmee koploper in Europa. Natuurlijke geneeswijzen worden door brede lagen van de bevolking gebruikt. Ze vormen een belangrijk maatschappelijk verschijnsel, waardoor men deze 'andere geneeswijzen' niet zomaar naast zich heen kan leggen. Als we kijken naar het 'profiel' van deze gebruikers, zien we dat relatief het meest mensen met een hoge scholingsgraad, met hogere inkomens en uit hogere socioeconomische groepen gebruik maken van natuurlijke geneeswijzen. De grootste groep gebruikers zijn mensen van middelbare leeftijd (35-55 jaar). Vrouwen doen meer een beroep op niet-conventionele geneeswijzen dan mannen. Homeopathische geneeskunde en acupunctuur worden meestal verstrekt door artsen, hoewel in ongeveer één op vier gevallen de alternatieve genezer in kwestie geen arts is. De geraadpleegde osteopaten en chiropractors zijn slechts in respectievelijk 35 % en 52 % van de gevallen artsen.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 13
3.3.4 Wetgeving In België zijn enkel de houders van een diploma van arts, vroedvrouw en licentiaat in de tandheelkunde gerechtigd een diagnose te stellen en een behandeling voor te schrijven.7 Wat het stellen van de diagnose en het instellen van een behandeling betreft, beschikken die beoefenaars over een principiële vrijheid.8 Voor de diagnose en de behandeling kunnen die beoefenaars dus de middelen gebruiken die ze geschikt achten: homeopathie, manuele geneeskunde, acupunctuur, chiropraxie. Heel wat beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen vallen momenteel buiten de wettelijke regeling. Naarmate de verschillende vormen van niet-conventionele geneeswijzen aan populariteit winnen, neemt de noodzaak toe om tot een globale regeling voor deze sector te komen. De overheid wil niet-conventionele geneeswijzen niet promoten, maar wil de burger zekerheid geven over de kwaliteit van de geraadpleegde alternatieve zorg. In 1997 werd door de toenmalige minister van Volksgezondheid Marcel Colla een ‘Rondetafel van niet-conventionele geneeswijzen’ georganiseerd om alvast voor vier niet-conventionele praktijken (homeopathie, acupunctuur, chiropraxie en osteopathie) tot een wettelijke regeling te komen. Dit leidde tot de ‘wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen’. Deze wet bepaalt de procedure welke uiteindelijk aanleiding kan geven tot ‘registratie’ (verschillend van ‘erkenning’) van beoefenaars van niet-conventionele geneeskunde. In juni 2002 werd een belangrijke stap gezet in deze procedure door de goedkeuring van het KB over de betrekking van de beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden. 3.3.5 Terugbetaling Voorlopig bestaan er geen concrete plannen om de kosten van natuurlijke behandelingen terug te laten betalen door de ziekteverzekering. Sommige ziekenfondsen betalen wel reeds gedeeltelijk terug uit de kas van de eigen aanvullende verzekering. Voor alle ziekenfondsen geldt als voorwaarde voor terugbetaling dat de homeopathische en antroposofische geneesmiddelen voorgeschreven moeten worden door een arts; ze worden aangekocht bij een apotheek en dat deze geneesmiddelen door de apotheker vermeld worden op een speciale registratiekaart. Standpunt van de Gezinsbond De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) formuleerde een aantal aanbevelingen over nietconventionele geneeswijzen, niet als een oorlogsverklaring, maar als een vorm van kwaliteitsbewaking. Kort samengevat moeten gebruikers voldoende geïnformeerd worden over de effectiviteit en contra-indicaties van producten. Beoefenaars van natuurlijke geneeswijzen moeten voldoende opgeleid en geregistreerd zijn. Er is ook nood aan meer standaardisatie binnen het circuit van natuurlijke geneeswijzen, zowel met betrekking tot opleidings- en competentiecriteria, als voor kwaliteitsnormen en therapeutische aanbevelingen. Tot slot spoort de WGO de consumenten aan om actief mee te werken door steeds de diagnose te laten te stellen door een reguliere arts en de status ((medische) opleiding, reputatie, aansluiting bij federatie) na te trekken. In een eerder standpunt hield de Gezinsbond een pleidooi om te vertrekken vanuit het belang van de patiënt in plaats van de belangen van een bepaalde beroepsgroep. Dit betekent dat openheid van beide benaderingen (regulier en alternatief) ten opzichte van elkaar meer aangewezen en minder duur is dan twee parallelle circuits. Het grote aantal gebruikers, die bovendien allemaal verplicht bijdragen aan de ziekteverzekering, heeft recht op een betaalbare natuurlijke geneeskunde, mits strenge voorwaarden 7
Artikel 2 en 3 van het KB 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies. 8 Artikel 11 van hetzelfde Koninklijke Besluit. Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 14
m.b.t. de zorgverstrekkers. Zoniet blijft het gebruik van natuurlijke geneeswijzen een luxezaak. Zelfs de grootste scepticus moet toegeven dat - indien het al om louter placebo-effecten zou gaan - die effecten vaak interessanter zijn dan klassieke behandelingen met veel neveneffecten. Er bestaan immers veel ‘iatrogene’ aandoeningen (ziekten veroorzaakt door medische behandelingen). Er zijn bovendien aanwijzingen dat de kost van natuurlijke behandelingen goedkoper uitvalt dan klassieke behandelingen. De Gezinsbond vraagt om een meer open benadering van de reguliere en natuurlijke geneeswijzen ten opzichte van elkaar. Aansluitend bij de WHO vraagt de Gezinsbond meer standaardisatie inzake opleiding en handelingswijzen van de niet-conventionele geneeswijzen. Gebruikers moeten worden aangespoord zich grondig te informeren over de achtergrond van de therapeut, medisch shopgedrag te vermijden, een voorgenomen bezoek te bespreken met de vaste arts, en te vragen naar de kosten en duur van de behandeling. Terugbetaling van natuurlijke geneeswijzen moet binnen bepaalde voorwaarden (erkende zorgverstrekker, aangetoonde effectiviteit) mogelijk worden.
4 Geestelijke gezondheidszorg: een maatschappelijke verantwoordelijkheid 4.1 De stressbalans slaat door Onze welvaartstaat laat zijn keerzijde zien. Vele mensen kennen vandaag een ongeziene luxe, maar moeten daar vaak een (te) hoge prijs voor betalen. Meer dan één wagen, een eigen huis, TV, video, internet, GSM, meerdere vakanties per jaar, een overvolle ijskast, het is niet meer alleen voor de ‘happy few’ weggelegd. In ruil hiervoor wordt wel heel veel van ons verwacht. De officiële arbeidsduur per werknemer mag wel verminderd zijn, in de meeste gezinnen wordt er met twee uit werken gegaan, zodat er vaak een zware druk op het persoonlijke en het gezinsleven ontstaat. Ook ouders die de zorg niet kunnen verdelen en er alleen voor staan hebben het niet altijd gemakkelijk. Het dagelijkse leven wordt strak getimed: kinderen vroeg naar opvang of school, hollen naar het werk, sakkeren in de file, net op tijd terug naar de opvang, racen naar huis waar het huishouden nog op je wacht, en dan bestaat er ook nog zo iets als vrije tijd en een sociaal leven, dat we zo boeiend mogelijk moeten invullen. We hebben steeds minder tijd voor onszelf en voor elkaar. De machine blijft draaien zolang alles ‘gesmeerd’ loopt, maar als één radertje vastloopt… Voor steeds meer mensen is de stressbalans - het evenwicht tussen draagkracht en draaglast - verstoord. Gezonde stress houdt mensen actief en alert en werkt prestatieverhogend. Te hoge of te lage stress werkt prestatieverminderend en maakt mensen apathisch, lusteloos of zelfs ziek. Zowel diegenen die (al dan niet gedwongen) te veel hooi op hun vork nemen als diegenen die (al dan niet vrijwillig) buiten de ratrace staan, lopen een verhoogd risico op een verstoorde stressbalans. De Gezinsbond vindt het onaanvaardbaar dat alleen diegenen die volop kunnen meedraaien in de prestatiemolen op een volwaardige wijze aan het maatschappelijk leven kunnen deelnemen. Het kan niet dat mensen die ‘onvoldoende presteren’ omwille van handicap, ziekte, werkloosheid, leeftijd, zorgarbeid… aan de kant worden geschoven. De strijd tegen werkloosheid is een fundamentele opdracht voor de overheid. Anderzijds is het arbeidsbegrip, evenals de maatschappelijke beloning die er vast aan hangt, te zeer verengd tot zuiver economische arbeid. Ook gezinsarbeid, waaronder opvoedings- en zorgarbeid, en vrijwilligerswerk moeten ten volle worden erkend en een plaats krijgen in de politiek van het scheppen van nieuwe banen en in het sociale zekerheidsbeleid. Naast het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen moet er ook een herverdeling zijn van de beschikbare arbeid. Samen met de sociale partners moet de overheid werken aan de uitbouw van diverse vormen van tijdskrediet, ouderschapsen zorgverloven en aan verschillende soepele vormen van deeltijdse arbeid. De Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 15
keuze voor méér gezin en minder betaalde arbeid mag een prijs hebben, maar nooit zo hoog dat deze onderbrekingsstelsels enkel nog haalbaar zijn voor diegenen die dit financieel voldoende kan opvangen. Ook op de werkvloer moet gezinsvriendelijke flexibiliteit mogelijk zijn. Tele-thuiswerken kan eveneens een oplossingsspoor zijn (Beleidsproject Gezinsbond anno 2003). Preventie heeft alles te maken met een gezonde levenswijze. Een echte basisgezondheidszorg werkt niet met (op)lapmiddeltjes, maar vertrekt vanuit het natuurlijke levensritme en levensloop van elke mens. Er zijn grenzen aan flexibiliteit, zoals we al in onze standpunten inzake arbeid en kinderopvang aanhaalden. De overheid moet een voorwaardenscheppend beleid voeren dat iedereen de kans geeft zijn/haar verantwoordelijkheid ter zake ten volle op te nemen: voldoende rusten, voldoende bewegen, gezond eten. Die basisbehoeften moet van jongs af aan gerespecteerd worden (kinderen voldoende laten slapen, gezonde voeding thuis en op school). Zo moeten er gezonde schoolmaaltijden en dorstlessers worden aangeboden en in elke school gratis drinkwater ter beschikking zijn. Sport en beweging moeten meer in het lesprogramma worden ingebouwd. Recreatiesport is een belangrijke pijler in een preventief gezondheidsbeleid. 4.2 Een vaak voorkomende psychische aandoening: depressie Langdurige overmatige stress kan leiden tot burn-out en depressie. Een depressie is een langdurige stoornis die het welbevinden van het individu ernstig verstoort. De oorzaken kunnen endogeen (van binnenuit) of exogeen (van buitenaf) gelegen zijn. Erfelijke factoren, psychische en lichamelijke factoren (ziektes) en milieu-invloeden (medicijnen) kunnen een rol spelen. Psychotherapeutische en/of medische behandeling is aangewezen. Volgens internationale studies ligt de kans op het doormaken van een depressie op een heel mensenleven op 10 à 17 %, geëxtrapoleerd naar België gaat het dan om 1.000 000 à 1.700.000 mensen. Volgens de WHO zal tegen 2020 depressie de meest voorkomende ziekte zijn in de geïndustrialiseerde wereld. Depressie treft bovendien niet enkel het individu, maar ook zijn of haar partner, gezin, familie en omgeving. Het aantal kinderen jonger dan 6 jaar met een depressie wordt geschat op 1 %. Tussen 6 en 12 jaar loopt dit op tot 5 %. Voor adolescenten is dit al 7 %. Deze cijfers slaan op de zeer typische symptomen van depressie (slaapproblemen, lusteloosheid, bedroefd, neerslachtig, somber) Adolescenten hebben, net als kinderen, soms echter heel andere symptomen die niet onmiddellijk aan een depressie doet denken (agressief, opstandig, impulsief, rusteloos, overbeweeglijk). Wanneer men hier mee rekening houdt, liggen de cijfers nog heel wat hoger. Uit praktijkervaring blijkt dat zeker bij kinderen en adolescenten tijdig ingrijpen door deskundige hulp goede resultaten oplevert. Ouderen zijn ook een heel kwetsbare groep. Zij hebben immers meer dan anderen te maken met gezondheidsproblemen die de mobiliteit en zelfstandigheid beperken, met veranderingen in de sociale omgeving (weduwschap, verhuizen, verminderde contacten), en met verslechtering van de socio-economische situatie. 4.3 Zelfdoding Elke dag ondernemen in België 70 mensen een zelfmoordpoging, elke dag maken 7 mensen daadwerkelijk een einde aan hun leven. Een groot aandeel van deze mensen leed aan een depressie. Vooral een combinatie van depressie met een lichamelijke ziekte of sociale problemen zoals emotionele eenzaamheid, financiële tegenslagen, werkloosheid, relatieconflicten en gezinsmoeilijkheden verhogen het risico op zelfdoding. Risicogroepen zijn gedetineerden, migranten, depressieve jonge moeders met weinig sociaal contact, zakenmensen die failliet gaan, werknemers die hun werk (dreigen te) verliezen, partners in een echtscheidingsprocedure… Na verkeersongevallen is zelfdoding bij jongeren de belangrijkste doodsoorzaak.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 16
4.4 (Over)medicalisering van welzijn? Er is vandaag heel wat te doen over ‘(over)medicalisering van welzijn’. Een aantal deskundigen is van mening dat er te vroeg wordt gegrepen naar medicatie om bepaalde gedrags- en gemoedsstoornissen bij te sturen. Een betere psychologische en sociale begeleiding, en vooral meer begrip voor en aanvaarding van ‘afwijkend gedrag’ door de samenleving zou moeten volstaan. Sommigen pleiten voor meer gebruik van natuurlijke geneeswijzen binnen de geestelijke gezondheidszorg. Anderen zijn van mening dat er nog heel wat mensen zijn die geen medicatie nemen, maar ze wel nodig hebben, omdat deze mensen zelf geen stap naar hulp durven zetten. Of omdat hun hulpvraag niet ernstig wordt genomen. De hierover in de media gevoerde debatten maken het voor mensen die met problemen geconfronteerd worden niet eenvoudig. De polemiek rond de behandeling van ADHD is hiervan een illustratie. Ouders die hun kind, op voorschrift van de arts, medicatie toedienen, voelen zich geviseerd. ‘Drogeren’ ze hun kind nodeloos, zoals sommigen beweren, of helpen ze hun kind? Het centrum ‘Zit stil’ is een vereniging die zich inzet voor mensen, vooral kinderen met ADHD, aandachtstoornissen en overbeweeglijkheid. Deze aandoening is vaak onderwerp van bovenvermeld (over)medicaliseringsdebat. ‘Zit Stil’ ijvert al geruime tijd voor meer begrip voor de aandoening en een aangepaste en betaalbare behandeling ervan. De Gezinsbond ondersteunde hun actie rond een betere diagnostisering van de aandoening en een betaalbare behandeling ervan. De gezamenlijke actie resulteerde in een resolutie voor een betere aanpak van ADHD en onder strikte voorwaarden een terugbetaling van Rilatine, het geneesmiddel dat de symptomen van ADHD onder controle houdt. De Gezinsbond heeft eveneens binnen een samenwerkingsverband met de Koning Boudewijnstichting, ouders van kinderen met ADHD gevraagd naar hun ervaringen en verzuchtingen. Hun bekommernissen gaan vooral over te lange wachtlijsten voor diagnostiek en behandeling, problemen met de kostprijs van de behandeling (niet terugbetaalde psychosociale hulpverlening en medicatie), de niet-vertrouwdheid met de problematiek bij sommige artsen en leerkrachten. En tenslotte de grote onzekerheid en verwarring van ouders ten gevolge van tegengestelde adviezen van artsen. De vraag naar meer onderzoek over ADHD en éénduidige informatie is groot. Standpunt van de Gezinsbond 1. Een toegankelijke, betaalbare en deskundige behandeling van mensen met psychische problemen ■
■ ■ ■ ■
■
Ernstig nemen van mensen met psychische problemen. Iemand met een fysieke aandoening kan nog altijd op veel meer begrip rekenen dan iemand met psychische problemen. Dit taboe moet doorbroken worden zodat patiënten en/of familieleden de stap naar hulp durven zetten. Werken aan beeldvorming van mensen met psychische problemen. Een mooi voorbeeld: project voor jongeren ‘Hoe anders is anders?’9 Voldoende informatie en vorming voor huisartsen rond geestelijke gezondheidszorg, in en na de opleiding. Meer contacten en coördinatie tussen de medische, psychiatrische, psychologische en sociale sector voor een duidelijk traject in doorverwijzing en hulpverlening. Geen versnippering, maar samenwerking tussen diverse initiatieven in de geestelijke gezondheidszorg: verdere uitbouw van doelgroepgerichte en voorzieningoverschrijdende zorgprogramma’s, zorgcircuits en zorgnetwerken. Bijkomende middelen in de geestelijke gezondheidszorg. Het huidige aanbod is absoluut ontoereikend, vooral het multidisciplinair aanbod voor kinderen en adolescenten kent lange wachttijden.
9
'Hoe anders is anders' is een project van de Vlaamse Vereniging voor Geestelijk Gezondheidszorg voor jongeren van 16 tot 19 jaar en laat hen kennismaken met de factoren die de geestelijke gezondheid van mensen beïnvloeden en soms zelfs bedreigen. Ook de behandelingen en de preventieve aanpak van heel wat psychische problemen komen aan bod. Een inleefproject zet de deur naar rechtstreeks contact met patiënten en hun verzorgers wagenwijd open. Jongeren leren ook hun drempelvrees overwinnen voor wat op het eerste gezicht misschien 'vreemd' en 'gek' lijkt. Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 17
Bijzondere aandacht voor kinderpsychiatrie. Er is een tekort aan kinderpsychiaters. Meer aandacht voor doelgroep ouderen, zowel thuis als in de residentiële sector (onvoldoende aanbod in hulpverlening). ■ Dringend werken aan betaalbaarheid van psychische hulpverlening: psychiater wordt terugbetaald, doorverwijzing naar erkend psycholoog komt niet in aanmerking voor terugbetaling, ‘psychotherapeut’ is zelfs nog geen erkende titel. ■ Ernstig nemen van signalen die verwijzen naar zelfdoding, nog meer bekend maken van hulplijnen. ■ Meer aandacht voor de nabestaanden van zelfdoding. ■ ■
2. Geestelijke gezondheidszorg, een zaak van de hele samenleving ■
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
3.
Werken aan gezondheid is werken aan een gezonde levenswijze. Voor de geestelijke gezondheidszorg is dit niet anders. Een eerste doelstelling is dan ook het verhogen van het psychosociaal welzijn. In onze prestatiemaatschappij wordt de draagkracht van veel mensen overschreden. Er wordt veel aan symptoombestrijding gedaan (met psychofarmaca zoals slaapmiddelen, kalmeermiddelen en antidepressiva), maar de uitlokkers van ons psychisch lijden worden onvoldoende aangepakt. Centraal staat dan de vraag: Wie is er ‘ziek’, onze steeds meer eisende samenleving of de mensen die hier niet (meer) kunnen of willen in meedraaien? Werken aan betere arbeidsvoorwaarden en combinatiemogelijkheden gezin en arbeid. Herstellen van het onevenwicht tussen de overwaardering van betaalde arbeid en de onderwaardering van zorgarbeid, opvoedingsarbeid en vrijwilligerswerk. Meer procesgerichte dan productgerichte beoordeling van kinderen op school. Werken aan emotionele ontwikkeling, sociale vaardigheden en waarden als respect, vertrouwen, thuis en op school. Lijden, rouwen en omgaan met verdriet weer een plaats geven in onze samenleving. Invoering van een rouwverlof van 10 dagen. Kinderen leren omgaan met verlies (ook bij echtscheiding). Huisarts als vertrouwensfiguur, ook bij psychische aandoeningen. Communiceren is in eerste instantie belangrijker dan voorschrift. Eenzaamheid is belangrijke factor bij depressie: werken aan sociale netwerken, ondersteunen verenigingsleven en buurtwerking.
(Over)medicalisering ■
■ ■ ■ ■
■ ■ ■ ■
■
Overconsumptie van psychofarmaca moet absoluut worden vermeden, maar bij aangetoonde noodzaak, moeten deze geneesmiddelen wel altijd betaalbaar blijven voor de patiënt, ongeacht zijn leeftijd. Bij een farmacologische behandeling mag de psychologische en de sociale component nooit uit het oog worden verloren. Psychologische behandeling moet terugbetaald kunnen worden. De huisarts, die geacht wordt een vertrouwensrelatie met de patiënt te hebben, is een aangewezen persoon om de globale benadering te bewaken. Elke patiënt heeft recht op veilige medicatie. Eventuele nevenwerkingen van psychofarmaca mogen niet worden verzwegen, en te risicovolle medicatie moet uit de handel worden genomen. Er mogen geen lange wachtlijsten zijn voor diagnostisering noch voor behandeling. Meer onderzoek is noodzakelijk om éénduidige informatie en advies te kunnen geven. Huisartsen en leerkrachten moeten voldoende vertrouwd gemaakt worden met ADHD (en andere stoornissen). Ook de samenleving heeft zijn verantwoordelijkheid, het ‘afwijken van de norm’ moet eveneens een plaats krijgen. Het ‘anders zijn’, dat niet zozeer voor het betrokken individu en zijn omgeving als lastig wordt ervaren, maar vooral door de veeleisende samenleving (school, werkvloer…), moet met meer respect en begrip worden benaderd. Specifiek voor kinderen is er nood aan meer bewegingsopvoeding, op school, maar ook thuis.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 18
5 Legale en illegale drugs Druggebruik is zo oud als de mensheid. Mensen gebruiken ze om het dagelijkse bestaan aangenamer te maken of om de realiteit te ontvluchten. Het volledig bannen van alle druggebruik is een illusie, want ze beantwoorden nu eenmaal aan een roesbehoefte van de mens. Toch kan psychische of fysieke afhankelijkheid van een genotsmiddel verregaande consequenties hebben voor de gezondheid. Ook hier geldt de boodschap dat preventie en voorlichting veel leed kunnen besparen. De media en reclame spelen hierin een dubbele rol. Alle (opgelegde) waarschuwingen ten spijt (drink met mate, roken schaadt de gezondheid), worden deze genotsmiddelen in de reclame altijd geassocieerd met jonge, gelukkige en gezonde (!) mensen. Dit terwijl de realiteit er vaak heel anders uitziet. Ook de overheid gaat niet vrij uit. De gevoerde politiek rond tabak illustreert dit. In 2003 waren er maar liefst 2 164 miljoen euro fiscale inkomsten uit de tabaksverkoop. Slechts een fractie van deze inkomsten wordt sinds 1 juli 2004 gebruikt om een ‘Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik’ te spijzen. Jongeren en drugs zijn een hoofdstuk apart. De problematiek werd in een apart dossier10 behandeld. Problematisch gebruik wordt hierin niet herleid tot een louter ‘jongerenprobleem’ of een ‘opvoedingsprobleem’. Het gaat om een maatschappelijk probleem. De Gezinsbond vraagt om een duidelijk, eenduidig interpreteerbaar en consequent drugbeleid, dat in de eerste plaats de trafiek en dealers aanpakt. Het gebruik van illegale en legale drugs, buiten medisch verantwoorde doeleinden, dient te worden ontraden. Waar het toch fout loopt en er sprake is van problematisch gebruik, moet de jongere en zijn gezin in de eerste plaats kunnen rekenen op niet-justitiële hulp. Preventie van middelenmisbruik moet op diverse domeinen plaatsvinden. In de eerste plaats thuis, waar ouders een voorbeeldfunctie hebben. Ouders moeten daarbij steeds kunnen rekenen op antwoorden op al hun vragen betreffende middelengebruik. Drugpreventie is ook een taak van de school. Elke school moet een eigen drugbeleid uitwerken, in aansluiting met het pedagogisch project. Ook vrienden en leeftijdsgenoten hebben een belangrijke verantwoordelijkheid. De boodschap dat neen zeggen ook ‘cool’ kan zijn, is essentieel. Tenslotte is positieve beeldvorming over jongeren belangrijk, de hele groep jongeren mag niet herleid worden tot de kleine kern probleemjongeren. De overheid heeft de taak meer werk te maken van preventie. Restrictieve maatregelen op zich hebben weinig zin wanneer ze niet gepaard gaan met actieve voorlichting en ontradingscampagnes. Om kinderen zo jong mogelijk te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van (passief) roken, is preventie naar toekomstige en jonge moeders heel belangrijk. Ook na de geboorte moeten jonge ouders die stopten met roken, kunnen rekenen op begeleiding. De huidige middelen voor tabakspreventie (via het Fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik) moeten substantieel verhoogd worden. Begeleide rookstop moet terugbetaald worden. Daarnaast is meer sensibilisering over de ‘harddrug’ die alcohol toch is, noodzakelijk. De maatschappelijke tolerantie die vandaag bestaat ten aanzien van alcoholgebruik, mag er geenszins toe leiden dat problematisch gebruik verdoezeld of ontkend wordt. Ouders hebben hierbij een belangrijke rol en moeten hierin ondersteund worden. Zelfhulpgroepen bieden een belangrijke steun en moeten kunnen rekenen op meer bekendmaking.
10
Dossier Jongeren en Drugs, Gezinsbond, 2003. Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 19
6 Thuiszorg: een vrije keuze die ondersteuning verdient Duurzame gezondheidszorg betekent ook de minst ingrijpende zorg. Thuiszorg verdient daarom extra aandacht binnen dit concept. Het thuismilieu is de meest natuurlijke en primaire setting waarin mensen de zorg voor elkaar opnemen. Thuiszorg omvat een breed gamma van uiteenlopende vormen van hulp- en dienstverlening met een preventief, curatief, verzorgend, begeleidend, ondersteunend en/of palliatief karakter verleend door professionele hulpverleners, vrijwilligers en mantelzorgers. Al deze partners zorgen in samenspraak voor de handhaving van de zorgbehoevende in het thuismilieu. Meer dan 500 00011 Vlamingen nemen een rol als mantelzorger op zich. Voor een gezinsbeweging als de Gezinsbond is het zorgen voor elkaar binnen het gezin en de familie een dominant thema in onze gezinspolitieke werking. ‘Ouders zorgen voor kinderen, kinderen zorgen voor ouders’. Wat eeuwenlang een evidente keuze leek, is vandaag niet meer. Opeenvolgende generaties leven niet langer meer onder één dak en ook binnen de kerngezinnen nemen de activiteiten buitenshuis dermate toe dat zorgen voor elkaar meer en meer een kwestie van organisatie wordt. Wanneer er iemand binnen de familie zorgbehoevend wordt, hebben mensen dan ook steeds meer nood aan externe ondersteuning - hetzij door diensten, hetzij financieel - om de zorg in het thuismilieu mogelijk te maken. Tal van ontwikkelingen zorgen ervoor dat dit aantal in de nabije toekomst wel eens sterk zou kunnen toenemen. 6.1 Demografische ontwikkelingen Mensen worden steeds ouder terwijl het geboortecijfer stagneert en zelfs daalt. Het aantal zorgbehoevende hoogbejaarden zal stijgen terwijl er steeds minder actieven beschikbaar zijn om de zorg op zich te nemen. Volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek zal tegen 2030 één derde van de bevolking ouder zijn dan 60 jaar. De overheid opteert daarom naast residentiële voorzieningen voor een goed uitgebouwde thuiszorg die mogelijk maakt dat deze doelgroep zo lang mogelijk zelfstandig thuis kan blijven wonen. 6.2 Hoge kostprijs residentiële verzorgingsstaat De keuze van de overheid om thuiszorg te stimuleren is uiteraard ook gestoeld op budgettaire overwegingen. Onze residentiële verzorgingsstaat kost zowel aan de betrokken zorgbehoevende als aan de gemeenschap zeer veel geld. Voor elke plaats in een rusthuis in Vlaanderen zijn er momenteel 40 wachtenden. Het aantal acuut wachtende ouderen in het Vlaams gewest bedroeg in 2003 meer dan 27 000.12 De situatie dreigt voor beide partijen onhoudbaar te worden. 6.3 Wens tot autonomie en zelfredzaamheid Voor de Gezinsbond zijn echter de ethische aspecten minstens zo belangrijk als de demografische noodzaak of het prijskaartje. Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen thuis willen blijven als ze zorgbehoevend worden. Een goed uitgebouwde thuiszorg geeft blijk van respect voor de autonomie, de zelfredzaamheid van de zorgbehoevende en voor zijn keuze om zo lang mogelijk in de vertrouwde omgeving verzorgd te worden. De ondersteuning van de mantelzorg is in dit kader heel belangrijk, zoniet een onmisbaar onderdeel van het hele zorggebeuren.
11
Enquête CBGS, 2003. De praktijk leert dat ouderen zich vaak op meerdere plaatsen tegelijk inschrijven zodat een cijfer van 13 000 waarschijnlijk realistischer is. Wetende dat de gemiddelde aanvrager al 81 jaar is en dat de wachttijden gemiddeld 9 maanden bedragen, vraagt dit om dringende maatregelen. 12
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 20
Standpunt van de Gezinsbond Voor de Gezinsbond is het cruciaal dat mensen die kiezen voor thuiszorg dit ook uit vrije keuze doen. Het mag dus enerzijds geen negatieve keuze zijn, omdat er geen plaats is in voorzieningen. Anderzijds kan het ook niet zo zijn dat mensen kiezen voor voorzieningen terwijl ze liever thuis zouden zijn, omdat thuis de nodige ondersteuning ontbreekt of omdat thuiszorg soms ook duurder is dan residentiële zorg voor de betrokkenen (sommige (be)handelingen worden niet terugbetaald in de thuiszorg). Om de vrije keuze te waarborgen, vraagt de Gezinsbond een voldoende groot en betaalbaar aanbod in de thuiszorg en een toekomstgericht zorgbeleid. 1. Voldoende aanbod Om voluit te kunnen kiezen voor thuiszorg moet er - afhankelijk van de zorgsituatie en de draagkracht van de zorgbehoevende en de mantelzorger - een voldoende groot aanbod zijn van professionele diensten en voorzieningen en van gemotiveerde vrijwilligers. Ook de mantelzorger zelf en de zorgbehoevende moeten maximaal ondersteund worden in het aanpakken van de zorgsituatie. Diensten in de thuiszorg: naar maat! De overheid heeft al heel wat initiatieven genomen om thuiszorg mogelijk te maken (thuiszorgdecreet, woon- en zorgdecreet). Toch zijn er nog steeds wachtlijsten bij allerhande diensten. De spreiding is regionaal ongelijk en gebruikers kunnen er niet altijd flexibel, d.w.z. in functie van de zorgsituatie beroep op doen. Vooral initiatieven inzake kortopvang dienen verder uitgebouwd te worden. Ook tussenvormen tussen residentiële zorg en thuiszorg moeten mogelijk zijn. Een opname in een rusthuis hoeft ook niet definitief te zijn. Vrijwilligers: statuut Binnen een thuiszorgsituatie spelen vrijwilligers een belangrijke rol, bijvoorbeeld de OuderGezelschapsdiensten van de Gezinsbond. Een beter statuut kan mensen stimuleren om hun rol verder op te nemen. Mantelzorgers: steun en erkenning! Vorming en deskundigheidsbevordering van mantelzorgers Hier ligt een belangrijke rol voor de erkende verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers. Het gaat onder meer om het verwerven van inzicht in de beperking van de eigen draagkracht, en het stimuleren om beroep te doen op anderen (professionele, andere familieleden, vrijwilligers). Ook het aanleren van specifieke aanpak en omgangsmethoden naargelang de zorgsituatie is essentieel. Voldoende (professionele) opvang en hulpverlening als respijtzorg Dit betekent dat er geen wachtlijsten in kortopvang mogen bestaan en dat er een aanbod naar maat van de zorgsituatie moet mogelijk zijn (ook weekend, halve dag…). Ook vrijwilligersorganisaties zoals de OuderenGezelschapsDiensten van de Gezinsbond spelen hier een belangrijke rol. Erkenning en waardering van mantelzorgers Professionele hulpverleners moeten in hun opleiding en latere vorming aangemoedigd worden om optimaal rekening te houden met ervaringsdeskundigheid van mantelzorgers en om erover te waken dat de draagkracht van de mantelzorger niet wordt overschreden. Zelfzorgers: rechten en ondersteuning! Zelfzorgers moeten beschikken over alle informatie zodat ze weten welke mogelijkheden er zijn en welke rechten ze hebben. De Gezinsbond pleit voor administratieve vereenvoudiging en meer automatische toekenning van voordelen waar mogelijk.
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 21
2. Betaalbaar aanbod Geen meerprijs diensten en producten thuiszorg Vandaag zijn er nog steeds producten of behandelingen die niet in de thuiszorg, maar wel binnen de residentiële sector worden terugbetaald. Deze discriminatie maakt dat mensen soms vanuit een negatieve overweging kiezen voor een residentiële oplossing. Zorgverzekering: gelijke premie thuiszorg! De zorgverzekering is een instrument ter ondersteuning van de thuiszorg. De verzekering is bedoeld om de kosten van niet-medische zorgen voor zwaar zorgbehoevenden wat draaglijker te maken. Die kosten worden immers niet door de ziekteverzekering terugbetaald. De Gezinsbond vindt het echter onrechtvaardig dat de premie voor thuiszorg (90 euro) lager ligt dan deze voor de residentiële zorg (125 euro). De bijdragen zijn ook niet inkomensgekoppeld. Deze twee eisen zijn opgenomen in het jongste Vlaamse regeerakkoord. De Gezinsbond dringt aan op een snelle uitwerking. De scherpste kritiek geldt echter voor datgene wat er momenteel geboden wordt in ruil voor de betaalde premie. Het bestaande aanbod is nog steeds ruim onvoldoende. Mensen moeten dus bijdragen, niet wetende of zij wel beroep zullen kunnen doen opbepaalde diensten. Gemeentelijke mantelzorgpremies: geen afbraak In heel wat gemeenten worden of werden er mantelzorgpremies uitgereikt. Heel gemeenten komen hierop terug nu er een zorgverzekering is. De Gezinsbond vraagt aandrang dat de eerdere gemeentelijke ondersteuning wordt verder gezet. Dat kan alleen in de vorm van premies, maar ook eventueel in de vorm van diensten die zorgbehoevenden en/of mantelzorgers ten goede komen.
wat met niet alle
Meer mogelijkheden thematische verloven Mantelzorgers die hun loopbaan tijdelijk willen onderbreken om de zorg voor gezins- of familieleden ten volle op te nemen, moeten hiervoor ruime kansen krijgen. De Gezinsbond vraagt daarom de uitbreiding van de maximale duurtijd van het zorgverlof tot 2 jaar. Het palliatief verlof, dat iedere mantelzorger kan opnemen, moet onbeperkt in de tijd opgenomen worden. De vergoeding voor het zorgverlof en het palliatief verlof moet verhoogd worden tot 800 euro per maand (geïndexeerd bedrag). 3. Toekomstgericht zorgbeleid Aanpasbaar bouwen Uit recent onderzoek blijkt dat het merendeel van de mensen die ervoor opteren thuis te blijven ingeval van zorgbehoevendheid, niet beschikken over een geschikte of gemakkelijk aanpasbare woning. Voor de Gezinsbond mag niet enkel het spoor van aanpassingspremies bewandeld worden, maar moet er vooral meer geïnvesteerd worden in aanpasbaar bouwen. Ook experimenten zoals het kangoeroewonen13 en zorg-voor-elkaar-huizen dienen navolging. Sociale samenhang en solidariteit Essentieel in de strijd tegen vereenzaming is het stimuleren van sociale samenhang, zoals de Gezinsbond tracht te doen met zijn sociaal-cultureel werk en via het Platform Sociale Samenhang. Het is juist vaak eenzaamheid en onveiligheidsgevoelens die mensen doet twijfelen om thuis te blijven. Beeldvorming ‘ouderen’ en ‘zorgen’ Er is een tekort aan verzorgenden, zowel professioneel als informeel. Veel blijkt te maken te hebben met het beeld dat jonge mensen hebben over ouderen enerzijds en het zorgen voor anderzijds. Een positieve benadering van jongs af aan kan ertoe bijdragen dat het zorgpotentieel in onze samenleving opnieuw wordt aangewakkerd.
13
Kangoeroewoningen zijn huizen met verschillende woongelegenheden waar meestal een jong gezin en één of meer zorgbehoevenden (oudere of persoon met een handicap) samenleven. Jonge koppels kunnen zo goedkoop wonen en een oogje in het zeil houden en/of een handje toesteken. Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 22
7 Plaats van de patiënt in de gezondheidszorg 7.1 Patiëntenrechten Uit studies14 blijkt dat, als patiënten correct en voldoende geïnformeerd worden over hun gezondheidstoestand, dit hun gezondheid ten goede komt. De conclusies wijzen uit dat, als de patiënten medische informatie krijgen die hun een betere kijk geeft op hun gezondheidstoestand, bijna tweederde proactief hun gedrag eraan aanpast. Meer dan driekwart van deze proactieve patiënten stelde een positieve impact vast op hun gezondheid. Europese patiënten halen hun medische informatie uit een groot aantal bronnen, uiteraard in de eerste plaats artsen en het verplegende personeel (90 % van de steekproef), gevolgd door apothekers, magazines, TV, radio, gezondheidspublicaties en het internet. Het informeren van patiënten komt hun gezondheid dus ten goede en de zorgverstrekkers spelen hierin een cruciale rol. Het informeren van de patiënt is inmiddels een recht, opgenomen in de patiëntenrechten die sinds 2002 van kracht zijn. De patiëntenrechten gelden voor alle zorgverstrekkers, van artsen over apothekers tot verplegers, kinesisten, tandartsen... Voorheen werden deze rechten afgeleid uit Internationale Verdragen en Algemene Rechtsbeginselen of bestonden ze zelfs niet. Zeven rechten worden er expliciet in omschreven. Allereerst heeft elke patiënt recht op kwaliteitsvolle dienstverlening en recht op vrije keuze van de zorgverlener. Belangrijk is ook dat de patiënt steeds recht heeft op informatie over de gezondheidstoestand, waaronder ook het ‘recht om niet te weten’ hoe hij of zij er werkelijk aan toe is. Verder is er het recht op toestemming na informatie, waardoor de patiënt zijn toestemming of weigering voor een behandeling moet geven na volledig geïnformeerd te zijn. Elke patiënt heeft ook inzage in het patiëntendossier en recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Tenslotte heeft iedereen het recht om een klacht neer te leggen bij de bevoegde ombudsinstantie. Elk ziekenhuis moet een ombudsdienst hebben om erkend te kunnen worden (samenwerken mag) en voor de ambulante zorgverlening zijn er de federale ombudsdiensten. Deze wet geeft elke patiënt in principe het recht om volwaardig betrokken te zijn in het behandelingsproces. Toch zijn er ook nog tekortkomingen. Zo zijn de ombudsdiensten verbonden aan en in dienst van de ziekenhuizen zelf, zodat er vragen kunnen gesteld worden bij de ‘onafhankelijkheid’ ervan. De patiënten zijn vaak ook niet op de hoogte van hun rechten. Een grondige evaluatie en eventuele bijsturing dringen zich op. De Gezinsbond vraagt dat alle patiënten bij elke opname of bij elk bezoek aan een zorgverstrekker de kans krijgt zich te informeren over zijn rechten en het bestaan van een ombudsdienst. Hij moet daartoe blijvend worden aangespoord (affiches in wachtzaal, voldoende brochures, blijvende sensibilisatiecampagnes). De federale commissie voor de rechten van de patiënt moet een voldoende sterke vertegenwoordiging - waaronder de Gezinsbond - van de patiënten hebben en een grondige evaluatie over de wet op de patiëntenrechten uitvoeren. 7.2 Relatie patiënt-zorgverstrekker Echte betrokkenheid van de patiënt gaat verder dan de wet op de patiëntenrechten. Tijd maken voor een patiënt, in begrijpelijke taal een boodschap overbrengen, tactvol omgaan met gevoelens van de patiënt, het geven van ‘slecht-nieuws-boodschappen’… zijn vaardigheden die je niet met een wet, maar wel binnen een opleiding kan meegeven. Dit geldt niet alleen voor verpleegkundigen en huisartsen, maar ook voor specialisten. Uiteraard moeten zij binnen hun werk hiervoor de ruimte krijgen.
14
Deze internationale studie werd door diverse universiteiten uitgevoerd tussen juni en september 2004 om na te gaan in welke mate chronische patiënten (astma, type 2-diabetes en hartziekten) geïnformeerd worden over hun ziekte. De steekproef bestond uit 4 500 patiënten uit de Verenigde Staten en acht Europese landen (Duitsland, Spanje, Finland, Frankrijk, Italië, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden).
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 23
Binnen elk ziekenhuis is een ruimer ondersteunend team van maatschappelijk werkers, sociaal assistenten en psychologen noodzakelijk. Zeker langdurige, ernstig zieke en terminaal zieke patiënten en hun naaste omgeving hebben behoefte aan psychosociale begeleiding. Ook palliatieve centra en netwerken moeten kunnen rekenen op verdere overheidsondersteuning. Het is immers binnen dergelijke opvangvormen dat patiënten en hun familie werkelijk centraal worden gesteld. 7.3 Inspraakorganen Als individu wordt de patiënt ernstig genomen dankzij de patiëntenrechten. Als groep weegt de patiënt echter nog onvoldoende op het beleid. De patiënt staat weliswaar in alle beleidsteksten centraal, maar een echte onafhankelijke patiëntenvertegenwoordiging is er nog steeds niet wanneer de grote beslissingen worden genomen. Nochtans is gezondheidszorg het terrein bij uitstek dat elk gezin, elk individu persoonlijk aanbelangt. De mutualiteiten ‘claimen’ dé vertegenwoordiger van de patiënt te zijn, maar deze hebben naast het opkomen voor hun aangesloten leden uiteraard ook hun eigen belangen die niet altijd samenvallen met de patiënt (bijvoorbeeld bij betwistingen over tussenkomsten). Het Vlaams Patiëntenplatform VZW is een onafhankelijke koepelorganisatie van meer dan 80 patiëntenverenigingen uit Vlaanderen. Deze patiëntenverenigingen worden meestal gedragen door vrijwilligers. De professionele omkadering van het platform stelt hun in staat meer te wegen op het gezondheidsbeleid en de gezondheidszorg. Het platform brengt regelmatig advies uit, maar wordt niet uitgenodigd wanneer de grote beslissingen inzake onze gezondheidszorg worden genomen. Dit overleg blijft het voorrecht van de overheid, de zorgverstrekkers en de mutualiteiten. De Gezinsbond vraagt een onafhankelijke vertegenwoordiging van de patiënt die geraadpleegd wordt bij het nemen van beslissingen en afsluiten van akkoorden inzake de ziekteverzekering en de gezondheidszorg. Het Vlaams Patiëntenplatform kan, mits aangevuld met andere onafhankelijke consumentenorganisaties, hiervoor een geschikte partner zijn. 7.4 Rechten van zieke kinderen Uit een onderzoek van Test-Aankoop (2005) blijkt dat Vlaamse ziekenhuizen met een kinderafdeling niet altijd uitblinken in kindvriendelijkheid. Bovendien zijn er nogal wat verschillen in de manier waar kinderen en hun ouders worden behandeld in de verschillende klinieken. Zo heeft ruim een kwart van de ziekenhuizen geen specifieke voorzieningen voor kinderen op de spoedopname, terwijl toch de helft van de opgenomen kinderen via de spoed in het ziekenhuis belandt. Andere belangrijke knelpunten zijn de mogelijkheden tot aanwezigheid van de ouders bij het begeleiden naar en het ontwaken na de narcose. Over de rooming-in (overnachten op de kamer van je kind) bestaat veel onduidelijkheid bij ouders. Alle ziekenhuizen met kinderafdeling bieden deze mogelijkheid aan, maar in éénderde van de gevallen moeten ouders er expliciet naar vragen. Bovendien lopen de tarieven hiervoor erg uiteen. Slechts 65 % van de ziekenhuizen heeft een (kinder)psycholoog. Opmerkelijk is dat ouders meer tevreden zijn over de omgang met artsen en verpleegkundigen dan over de pedagogische medewerkers (spelbegeleiders, onderwijzers). In 1988 werd een Europees Handvest voor zieke kinderen opgesteld. Hierin worden elementaire rechten van kinderen opgesomd. Specifieke aandacht gaat hierbij naar kinderen in een ziekenhuis. Een ziekenhuisverblijf is voor veel kinderen een ingrijpende gebeurtenis waarbij het belangrijk is om zo veel mogelijk gerustgesteld te worden, in de eerste plaats door het voor hun ouders mogelijk te maken zo veel mogelijk bij hun kind te zijn. Dit heeft niet alleen voordelen voor ouders en kinderen, ook ziekenhuizen hebben er baat bij dat kinderen door hun ouders geholpen worden bij het eten, wassen, kleden… en door hun getroost kunnen worden. Ondanks deze voordelen voor ziekenhuizen moeten ouders vaak veel betalen voor ‘rooming-in’. Ook de hospitalisatieverze-
Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 24
kering brengt niet altijd soelaas (leeftijdsgrenzen, medische noodzaak aantonen, gedeeltelijke terugbetaling,…) en bovendien hebben niet alle ouders zulke verzekering. De Gezinsbond vraagt dat het Europese handvest voor zieke kinderen wordt toegepast en meegedeeld aan de ouders. In een kindvriendelijk ziekenhuis:15 kunnen ouders de hele dag bij hun kind blijven; mogen ouders aanwezig zijn als hun kind onder narcose wordt gebracht; mogen ouders aanwezig zijn op de uitslaapkamer als hun kind bijkomt uit de narcose; krijgen kinderen voldoende pijnstillende middelen toegediend om te voorkomen dat zij veel pijn lijden; worden kinderen nooit samen met volwassen patiënten op één kamer verpleegd; worden kinderen verpleegd door verpleegkundigen die speciaal zijn opgeleid om kinderen te verplegen; kunnen ouders naast het bed van hun kind overnachten als het 's nachts in het ziekenhuis moet blijven (rooming-in); krijgen ouders een duidelijk advies over het toedienen van pijnstillende middelen om te voorkomen dat het kind thuis napijn heeft. Conform het Europese Handvest moeten ouders bij hun kind kunnen blijven zonder meerkost. Concreet betekent dat de overnachting van ouders op de kamer van hun zieke kind niet dient te worden aangerekend of terugbetaald moet worden. 7.5 Respect voor de keuze van de patiënt Indien de overheid de patiënt echt centraal wil stellen, is het respect voor de keuze van de patiënt en zijn omgeving essentieel. Vandaag krijgen mantelzorgers nog vaak de raad hun zieke familielid niet mee naar huis te nemen omdat de zorg te zwaar zou zijn. Soms zorgen financiële drempels er ook voor dat de keuze niet door hen, maar voor hen wordt gemaakt (zie ook 2.7). De Gezinsbond vraagt een volwaardige ondersteuning van de keuze van de patiënt en zijn omgeving. De keuze voor thuiszorg, residentiële zorg of tussenvormen mogen nooit bepaald worden door het al dan niet aanwezig zijn van ondersteunende diensten of netwerken, te zware financiële consequenties of een gebrek aan plaatsen. De patiënt is niet louter voorwerp, maar ook medebeheerder van de zorg. ______________
15
Onderstaande richtlijnen zijn een vertaling van het Europese Handvest voor zieke kinderen gemaakt door de Nederlandse vereniging Kind en Ziekenhuis. Dossier Duurzame Gezondheidszorg, Gezinsbond - 2005 - 25