2014 Doorwerking resultaten Kennis voor Klimaat bij waterschappen Evaluatie
Rapport CCA14.01
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 2
Doorwerking resultaten Kennis voor Klimaat bij waterschappen Evaluatie Rapport CCA14.01
Wilfried ten Brinke, Centre for Climate Adaptation December 2014
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 3
Inhoudsopgave Blz. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Inleiding Methode evaluatie Samenwerking Kennis voor Klimaat en waterschappen Methode en focus kennisontwikkeling De erfenis van Kennis voor Klimaat Kennisdeling en kennisdoorwerking binnen het waterschap Aanbevelingen voor de toekomst Kennis in relatie tot specifieke thema’s Conclusies
5 5 8 12 15 20 24 26 34
Bijlagen
37
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 4
Voorwoord Deze evaluatie is uitgevoerd in opdracht van STOWA en Kennis voor Klimaat. Aan de realisatie van deze evaluatie hebben veel contactpersonen van de verschillende waterschappen enthousiast meegewerkt. Zij hebben veel informatie aangedragen via de enquêtes en deelnames aan ronde tafel gesprekken. Voor hun bijdragen wil ik hen hartelijk bedanken.
1. Inleiding 1.1. Doelstelling evaluatie Per 1 januari 2015 is het programma Kennis voor Klimaat beëindigd. Binnen het kader van dit programma is in de afgelopen jaren veel onderzoek verricht naar de mogelijke gevolgen van klimaatverandering, de kwetsbaarheden van verschillende sectoren en overheden voor deze gevolgen, en mogelijke strategieën en maatregelen om hierop te anticiperen en zo de kwetsbaarheden te beperken en de kansen van klimaatverandering te benutten. Dit onderzoek is uitgevoerd in consortia van kennisinstellingen en partijen die belang hebben bij de resultaten van het onderzoek. Tot die partijen horen de waterschappen. Met de afronding van het programma Kennis voor Klimaat is de vraag gesteld in hoeverre de binnen dit programma ontwikkelde kennis zijn weg naar de waterschappen heeft gevonden. De evaluatie die in dit rapport wordt gepresenteerd, heeft als doel deze vraag te beantwoorden. 1.2. Focus Kennis voor Klimaat op hotspots Het programma Kennis voor Klimaat was gericht op een aantal zogenaamde hotspots, zoals Rotterdam, Haaglanden, Schiphol, de Zuidwestelijke Delta en het Waddengebied, en de partijen binnen deze hotspots: gemeenten, provincies, waterschappen, maatschappelijke organisaties en bedrijven. De focus van onderzoek lag dan ook primair op de problematiek die door deze partijen in deze regio’s werd aangedragen. Andere waterschappen die geografisch buiten het bereik van deze hotspots vielen, waren geen doelgroep van Kennis voor Klimaat, maar de resultaten van het onderzoek binnen de hotspots waren wel voor hen beschikbaar. Ook werden deze waterschappen uitgenodigd voor workshops en andere bijeenkomsten waar kennis werd uitgewisseld. Dit betekent dat de resultaten van Kennis voor Klimaat naar verwachting beter zullen aansluiten bij de dagelijkse werkpraktijk van de gemeenten, provincies en waterschappen binnen de hotspots dan bij die van de andere waterschappen. Ook zullen de betrokken waterschappen in vergelijking tot de andere waterschappen vanzelfsprekend veel beter op de hoogte zijn van de resultaten van Kennis voor Klimaat. Dit onderscheid in direct betrokken en andere waterschappen zal de evaluatie van de doorwerking van de resultaten van Kennis voor Klimaat bij de verschillende waterschappen beïnvloeden. 1.3. Evaluatie beperkt tot een contactpersoon per waterschap Deze evaluatie is het resultaat van een steekproef. Per waterschap is met slechts een contactpersoon is gesproken. De mate waarin de contactpersonen op de hoogte waren van het programma Kennis voor Klimaat en de relatie met de verschillende klimaatgerelateerde dossiers binnen het eigen waterschap, verschilde van persoon tot persoon. Daardoor zullen de resultaten voor een bepaald waterschap ‘gekleurd’ zijn door de persoon waar mee is gesproken; een gesprek met een ander Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 5
persoon van het waterschap had wellicht (deels) andere resultaten opgeleverd. Doordat vrijwel alle waterschappen bij de evaluatie zijn betrokken wordt echter toch een goed beeld verkregen van de doorwerking van resultaten van Kennis voor Klimaat bij de waterschappen. De waarde van deze evaluatie zit in het overkoepelende beeld, niet in de resultaten per waterschap. 1.4. Indeling rapport De hoofdstukindeling in dit rapport volgt de indeling in boxen met vragen die bij de enquête is gehanteerd. Voor ieder hoofdstuk wordt eerst het algemene beeld uit de enquêtes samengevat (kwantitatief) waarna dit beeld wordt toegelicht en ‘ingekleurd’ aan de hand van de resultaten van de ronde tafel gesprekken (kwalitatief). Die gespreksresultaten zijn ontleend aan de verslagen van de gesprekken die in een afzonderlijk rapport, ter onderbouwing van deze evaluatie, zijn gebundeld.
2. Methode evaluatie Bij deze evaluatie is er voor gekozen om contact te zoeken met medewerkers van alle waterschappen die namens hun waterschap als contactpersoon kunnen optreden voor informatie over de toepassing van kennis over klimaatadaptatie binnen hun organisatie. Daarbij is bij voorkeur gezocht naar medewerkers die vanuit hun waterschap bij Kennis voor Klimaat betrokken zijn geweest. Voor waterschappen die niet bij dit programma betrokken zijn geweest, is gezocht naar medewerkers die goed op de hoogte zijn van de belangrijkste klimaatgerelateerde vraagstukken binnen hun organisatie. Dit heeft contactpersonen opgeleverd voor alle 23 waterschappen (bijlage 1). Door de begeleidingsgroep voor deze opdracht, bestaande uit medewerkers van Kennis voor Klimaat en STOWA, zijn vervolgens als aanvulling op deze lijst voor een aantal waterschappen namen aangedragen van medewerkers die in projecten van Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd. Deze namen zijn doorgegeven aan de betreffende contactpersonen zodat zij bij deze collega’s ruggespraak konden houden bij het invullen van de enquête voor deze evaluatie. Aan de hand van de vragen die in de Terms of Reference voor deze opdracht door de opdrachtgever zijn geformuleerd, is een enquête opgesteld met een groot aantal vragen gericht op het functioneren van het programma Kennis voor Klimaat en de relatie met de waterschappen. Deze vragen zijn afgestemd met de begeleidingsgroep voor deze opdracht (bijlage 2). Vervolgens zijn zes ronde tafel gesprekken georganiseerd waarbij de 23 contactpersonen over deze gesprekken zijn verdeeld. Ieder gesprek was georganiseerd in een bepaalde regio van het land met als genodigden de contactpersonen van de waterschappen in de betreffende regio. Zo werd bereikt dat contactpersonen aan tafel zaten die voor een groot deel in hun werk met vergelijkbare klimaatgerelateerde vraagstukken te maken hadden. Als voorbereiding op de gesprekken is de contactpersonen de enquête toegestuurd met het verzoek deze vooraf in te vullen en te retourneren. Aan de hand van de ingevulde enquêteformulieren zijn de ronde tafel gesprekken ingevuld. Zo werd bereikt dat de informatie uit de enquêtes aan de hand van toelichtingen uit de gesprekken kon worden geduid. De enquête was zo opgesteld dat de resultaten grafisch en statistisch konden worden verwerkt; de combinatie van enquête en gesprekken leverde zo een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve informatie op.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 6
Alle zes gesprekken zijn gehouden in november 2014. De gesprekken duurden 1,5 – 2 uur. Van de gesprekken zijn verslagen gemaakt die in concept naar de contactpersonen zijn gestuurd met de mogelijkheid om teksten te corrigeren. Vervolgens zijn de gesprekken definitief gemaakt en gebundeld als achtergrondrapport bij het voorliggende rapport. De informatie uit de enquête is in een spreadsheet verwerkt en in figuren gepresenteerd. De belangrijkste bevindingen uit de gesprekken zijn uit de verslagen samengevat en aan deze informatie toegevoegd. Uiteindelijk bleken enkele contactpersonen toch niet aan de gesprekken te kunnen deelnemen. Van de 23 contactpersonen (waterschappen) hebben er 21 de enquête ingevuld en geretourneerd en hebben er 18 aan de gesprekken deelgenomen. Hoewel de contactpersonen over het algemeen slechts van een deel van de klimaatgerelateerde vraagstukken binnen hun waterschappen op de hoogte waren, wordt er van uitgegaan dat deze steekproef over alle waterschappen voldoende groot is om een goed beeld te krijgen van de doorwerking van de resultaten van Kennis voor Klimaat bij de waterschappen.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 7
3. Samenwerking Kennis voor Klimaat en waterschappen 3.1. Het algemene beeld uit de enquêtes Ruim de helft van de contactpersonen is zelf bij Kennis voor Klimaat betrokken geweest (figuur 1A); voor medewerkers bij hun waterschappen in het algemeen is dat zelfs minstens tweederde (figuur 1B). Het is niet duidelijk hoeveel waterschappen betrokken zijn geweest bij het formuleren van de vragen die als basis voor het onderzoek van Kennis voor Klimaat dienden: volgens de correspondenten in ieder geval bijna de helft, maar een derde van hen kan dit over zijn/haar eigen waterschap niet zeggen (figuur 1C). Ten aanzien van de samenwerking tussen waterschappen en Kennis voor Klimaat is bij de enquête een onderscheid gemaakt in (1) nauwe samenwerking (co-creatie: gezamenlijk optrekken van onderzoekers en waterschappers), (2) andere (minder intensieve) vormen van samenwerking en (3) geen samenwerking maar een rol van waterschappen als eindgebruiker van resultaten. Bij de waterschappen waarvan medewerkers betrokken zijn geweest bij Kennis voor Klimaat was in ruim 80% sprake van co-creatie; deze samenwerking was voor de meeste projecten succesvol (figuur 2). Er is door deze waterschappen ook op andere manieren succesvol met Kennis voor Klimaat samengewerkt, al geeft bijna een derde van de contactpersonen van deze waterschappen aan niet op de hoogte te zijn van andere vormen van samenwerking van zijn/haar waterschap met Kennis voor Klimaat (figuur 3). Ook was bij veel projecten niet zozeer sprake van samenwerking maar een rol van waterschappen als eindgebruiker van resultaten; volgens de betreffende contactpersonen waren de resultaten van het overgrote deel van deze projecten succesvol (figuur 4). 3.2. De toelichting uit de gesprekken Vraagarticulatie De mate waarin waterschappen invloed hadden op de vraagarticulatie van een project verschilde van project tot project. Soms was er sprake van een al ‘rijdende trein’ waarop het waterschap weinig kon bijsturen, soms had het waterschap juist veel invloed. Het beeld van een al ‘rijdende trein’ met weinig mogelijkheden voor (bij)sturing vanuit het waterschap wordt geschetst door zowel waterschappen die intensief aan Kennis voor Klimaat hebben deelgenomen als waterschappen die nauwelijks in dit programma hebben geparticipeerd. Over het algemeen vindt men de werkwijze van Kennis voor Klimaat erg aanbodgericht; een enkeling formuleert het iets stelliger en stelt dat de vraagsturing van het onderzoek van Kennis voor Klimaat niet goed is gelukt. Men vraagt zich daarbij af of dit kwam doordat onderzoekers in principe het initiatief tot een consortium namen; als projecten bij de waterschappen waren gestart, was de kans op succes misschien groter geweest. De contactpersonen weten overigens niet of waterschappen ook het initiatief tot een consortium hadden kunnen nemen; in de toekomst zou de waterschappen beter moet worden uitgelegd wat de ‘spelregels’ bij het opstarten van consortia zijn. Als succesvol voorbeeld van vraag(bij)sturing door het waterschap wordt het omgaan door de landbouwsector met toenemende verzilting door klimaatverandering genoemd (een Klimaat voor Ruimte project). Het waterschap kreeg hierbij de kans om de vraagsturing in het begin bij te sturen waardoor de opdrachtnemer een direct toepasbaar resultaat opleverde. Een van de contactpersonen concludeert aan de hand van dit voorbeeld dat als het waterschap aan het stuur kan zitten, dit tot praktisch goed toepasbare resultaten kan leiden. Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 8
Het merendeel van de contactpersonen weet dat STOWA de afgelopen jaren een rol heeft gespeeld bij de vraagarticulatie richting Kennis voor Klimaat, maar welke rol weet men over het algemeen niet. Zij die geen inhoudelijke sturing van STOWA op KvK-projecten hebben gezien zijn echter wel van mening dat STOWA daar een grote rol bij kan hebben; zij noemen de Deltafacts als positief voorbeeld dat illustreert dat STOWA beschikbare kennis goed deelt en dat deze aanpak helpt om de (openstaande) kennisvragen wel goed in beeld te krijgen. Een aantal contactpersonen voegt hieraan toe dat het voor hen niet altijd duidelijk is welke inhoudelijke zaken, waar STOWA bij betrokken is, onder de vlag van Kennis voor Klimaat vallen. Volgens de contactpersonen van enkele waterschappen die relatief intensief in Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd, sluit de vraagarticulatie van STOWA richting de onderzoekswereld niet altijd goed aan op de kennisvragen in de praktijk van het waterschap. Een van hen stelt dat STOWA de vraagarticulatie soms te breed (generiek) insteekt en via onderzoek met oplossingen komt die niet overal toepasbaar zijn: wat STOWA schetst als een generieke oplossing voor waterschappen is volgens hem eigenlijk een specifieke oplossing voor een beperkt aantal waterschappen. Aan de andere kant stellen enkele contactpersonen te begrijpen dat specifieke regionale vraagstukken niet altijd ‘in lijn liggen met de wetenschappelijke interesse’. In een van de gesprekken is gevraagd of het feit dat de waterschappen uit 23 zelfstandige organisaties bestaan hun invloed op de onderzoeksprogrammering beperkt. De contactpersonen onderstrepen de eigen cultuur van alle individuele waterschappen maar benadrukken dat dit niet hoeft te betekenen dat de wereld van de waterschappen ten opzichte van de onderzoekswereld zo versnipperd is dat zij samen te weinig invloed op de onderzoeksprogrammering kunnen uitoefenen. Die invloed kan worden bereikt via netwerken, zij het dat het van individuen afhangt hoe sterk hun netwerk is. Bovendien is er wel veel samenhang in de regio van en rondom het waterschap. Samenwerking waterschappen - onderzoeksinstellingen De contactpersonen van de waterschappen die relatief intensief in Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd, noemen voorbeelden van goede en minder goede samenwerking. In de gevallen van minder goede samenwerking vindt men dat het onderzoek te autonoom is uitgevoerd en het waterschap niet het gevoel had dat het hun product was; de aansluiting werd gemist van het product bij de opgave waar het waterschap voor staat. In een enkel geval werd zelfs gesproken van een rapport dat ‘vrijwel losgezongen was’ van de vraag van het waterschap. Als belangrijke oorzaak van ‘wetenschappelijke’ resultaten die niet goed aansluiten bij de vragen van het waterschap worden te weinig sturingsmogelijkheden in een vroeg stadium van het onderzoek genoemd. Volgens verschillende contactpersonen is dit te wijten aan zowel de opzet van het kennisprogramma als de werkwijze van het waterschap. De opzet van het onderzoeksprogramma betekent dat je als waterschap, doordat je deelneemt aan een consortium en dus een van de vele klanten bent, de koers van het onderzoek slechts beperkt kunt (bij)sturen. Bovendien ben je als waterschap te laat om onderzoek bij te sturen als dit al op de rails staat, het geld op is of onderzoekers al bezig zijn met iets anders. De werkwijze van het waterschap laat in de praktijk zien dat soms te weinig tijd beschikbaar is om voldoende bij het onderzoek betrokken te zijn. Volgens enkele contactpersonen komt dat laatste doordat het management van hun waterschappen te weinig aandacht heeft voor onderzoek. Investeren in meer betrokkenheid van een waterschap bij onderzoek heeft volgens hen alleen zin als je een lange termijn relatie met onderzoeksinstellingen Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 9
kunt opbouwen; dat lukt niet als managers bij het waterschap hier niet in willen investeren. Enkele contactpersonen van andere waterschappen zeggen zich niet in dit beeld te herkennen en voldoende commitment bij hun management te zien om te investeren in een lange termijn relatie met onderzoeksinstellingen; het rendement voor de praktijkvragen van het waterschap moet dan echter wel zichtbaar zijn. Bij het versterken van de lange termijn relatie tussen waterschappen en onderzoeksinstellingen zou STOWA volgens de contactpersonen een rol kunnen spelen; volgens hen werkt STOWA hier ook aan. Een van de contactpersonen stelt dat het beeld van waterschappen dat resultaten van Kennis voor Klimaat niet altijd aansluiten op de praktijkvragen van het waterschap ook deels te wijten kan zijn aan te weinig creativiteit bij waterschappen om onderzoeksresultaten op te pakken. Op de vraag aan contactpersonen die relatief intensief met Kennis voor Klimaat hebben samengewerkt, waarom zij meer dan andere waterschappen in het programma hebben geparticipeerd, antwoorden zij dat dit geen actief beleid van het waterschap is maar afhangt van de inzet van individuen. Zij voelden zich betrokken bij de lange termijn vraagstukken van Kennis voor Klimaat. Op de vraag aan andere contactpersonen waarom hun waterschap beperkt of niet in het programma heeft geparticipeerd, geven ook zij aan dat dit mensenwerk is en dat zij destijds niet door Kennis voor Klimaat zijn benaderd, dat vanuit hun waterschap niet actief de toenadering tot het kennisprogramma is gezocht, of dat medewerkers van hun waterschappen hun tijd liever investeren in meer concrete projecten die op de kortere termijn resultaten opleveren. Laatstgenoemde contactpersonen ervoeren de afstand tussen onderzoekers en waterschappen als groot. Voor waterschappen in Zuidoost-Nederland geldt dat een van de waterschappen de anderen vertegenwoordigde in de vertaalslag van onderzoek uit Kennis voor Klimaat naar het Deltaplan Hoge Zandgronden; de andere waterschappen hadden daardoor meer afstand tot het kennisprogramma. In alle gesprekken wordt de afstand genoemd tussen onderzoekers en de praktijk van het waterschap. Toch komen in alle gesprekken ook voorbeelden naar voren van resultaten uit de samenwerking van onderzoekers en waterschappers die deels of geheel succesvol waren. Zo heeft het onderzoek naar veenoxidatie meer bewustwording van de betekenis van dit vraagstuk opgeleverd en is deze kennis meegenomen in het proces voor het vaststellen van het peilbesluit. Andere voorbeelden van, volgens de contactpersonen, succesvolle samenwerking zijn omgaan met verzilting in de landbouw en kennis van co-incidentie van storm en hoogwater in Noord-Nederland. Soms bleek een onderzoekstraject van Kennis voor Klimaat voor het ene waterschap zeer waardevol terwijl een ander het te theoretisch vond (bijvoorbeeld kennis over governance). Een van de contactpersonen vraagt zich af of de onderzoekers tevreden zijn over de output van Kennis voor Klimaat. Onderzoekers zitten gevangen in hun eigen beloningssysteem waarbinnen ze met publicaties in toonaangevende tijdschriften moeten scoren. Het zou volgens hem goed zijn als producten met een maatschappelijke relevantie als waarde meetbaar werden gemaakt zodat het voor universiteiten meer loont om (ook) hierop in te zetten. Een van de contactpersonen stelt dat de mate waarin een waterschap binnen Kennis van Klimaat heeft geparticipeerd, bepaald wordt door: (1) de link van waterschappen met het Deltaprogramma, (2) de mate waarin een waterschap inzet op kennisontwikkeling en (3) het wel/niet aanwezig zijn van bestuurders met een trekkende rol.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 10
Figuur 1. A. Bent u zelf betrokken geweest bij Kennis voor Klimaat? B. Zijn medewerkers van uw waterschap betrokken geweest bij Kennis voor Klimaat? C. Bij ja in figuur B: Was uw waterschap betrokken bij de formulering van vragen die als basis voor het onderzoek dienden?
Figuur 2. A. Als uw waterschap betrokken is geweest bij Kennis voor Klimaat: Is uw waterschap samen met KvK-onderzoekers opgetrokken bij de ontwikkeling van kennis (co-creatie)? B. Bij ja: was deze samenwerking succesvol?
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 11
Figuur 3. A. Als uw waterschap betrokken is geweest bij Kennis voor Klimaat: Heeft uw waterschap op een andere manier met Kennis voor Klimaat samengewerkt dan co-creatie? B. Bij ja: was deze samenwerking succesvol?
Figuur 4. A. Als uw waterschap betrokken is geweest bij Kennis voor Klimaat: Heeft uw waterschap niet inhoudelijk met onderzoekers samengewerkt maar is zij eindgebruiker van resultaten? B. Bij ja: waren de resultaten succesvol?
4. Methode en focus kennisontwikkeling 4.1. Het algemene beeld uit de enquêtes Het programma Kennis voor Klimaat was opgezet volgens 3 tranches. In de eerste tranche lag de focus van het onderzoek op 8 hotspots (gebieden in Nederland met specifieke klimaatvraagstukken). De tweede tranche was gericht op 8 thema's (veiligheid tegen overstromen, klimaatbestendige steden etc.). De derde tranche is gericht op de doorwerking van deze kennis naar belanghebbenden. Bijna tweederde van de contactpersonen stelt dat medewerkers van zijn/haar waterschap bekend zijn met de methode van Kennis voor Klimaat waarbij kennis is ontwikkeld binnen de zogenaamde hotspots. Over het algemeen kan men ook een of enkele hotspots noemen. Ruim de helft van de contactpersonen weet niet of de focus op hotspots voor zijn/haar waterschap bruikbare resultaten heeft opgeleverd; volgens een derde is dat het geval, volgens ruim 10% niet (figuur 5). De helft van de contactpersonen stelt dat medewerkers van zijn/haar waterschap bekend zijn met de methode van Kennis voor Klimaat waarbij kennis is ontwikkeld binnen thema’s. Volgens 40% heeft de focus op thema’s voor zijn/haar waterschap bruikbare resultaten opgeleverd; de rest weet het niet (figuur 6). Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 12
Een derde van de contactpersonen weet dat Kennis voor Klimaat via het opstellen van regionale adaptatiestrategieën werkt aan de doorwerking van ontwikkelde kennis uit het programma naar onder meer de waterschappen; tweederde is hier niet van op de hoogte (figuur 7). 4.2. De toelichting uit de gesprekken Toepassing hotspots, thema’s en adaptatiestrategieën Een aantal contactpersonen was niet bekend met het onderscheid tussen hotspots en thema’s; dit werd hen bij de voorbereiding voor het gesprek wel duidelijk aan de hand van de website van Kennis voor Klimaat. Enkelen van hen stellen ‘geen gevoel’ bij de hotspots te hebben; zij zien Kennis voor Klimaat een beetje als ‘een feestje voor de kenniswereld’. De kennisdoorwerking via regionale adaptatiestrategieën (het ORAS-traject) is de meeste contactpersonen niet bekend. Twee contactpersonen van de waterschappen die relatief intensief in Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd, gaan nader in op de methode van kennisontwikkeling binnen hotspots. Zij vinden die methode goed: het is slim om een vraagstuk dat op meerdere plekken in het land speelt, binnen een hotspot op een locatie te onderzoeken, de kennisvragen die bij verschillende waterschappen leven te bundelen en hier vervolgens onderzoek op te programmeren. Waterschappen zouden volgens hen veel meer van elkaar kunnen leren en daar zou STOWA een grotere rol bij moeten spelen. STOWA zou ‘niet alleen een makelaar in kennis maar ook in best practices moeten zijn.’ Volgens hen bepaalt het toeval nu teveel of je wel of niet weet wat bij andere waterschappen speelt. Beide beamen dat dit ook om een inspanning van de waterschappen zelf vraagt. Ten aanzien van de hotspots benadering stellen zij echter wel dat je moet zorgen dat de ontwikkelde kennis zich vervolgens over het land verspreidt. Die ‘olievlekwerking’ wordt door hen gemist. De oogst van de hotspots voor de waterschappen ziet er in eerste instantie, afgaand op de resultaten van de enquête (figuur 5B), wat mager uit. Desgevraagd lichten enkele contactpersonen toe dat de resultaten uit hotspots wellicht pas op langere termijn zichtbaar worden en dat ‘de oogst van Kennis voor Klimaat wellicht pas later goed duidelijk wordt.’ Een van hen noemt als voorbeeld maatregelen voor drainage van zout/brak water: die maatregelen leveren meer zout water in de sloot op, maar wat dat betekent voor het waterbeheer weet je pas op de langere termijn. Hij voegt hier als kritische kanttekening aan toe dat de kleine initiatieven die uit onderzoek voortkomen wel moeten passen in het grotere geheel van waterbeheer in een gebied. Vanuit die praktische kant weet een waterschap soms geen raad met kleinschalige initiatieven; onderzoekers hebben soms geen oog voor de inpasbaarheid in het grote geheel (‘de omgevingsanalyse’). Een voorbeeld van een succesvolle toepassing van de hotspot benadering is, volgens een van de betrokkenen bij deze hotspot, de Hotspot Rotterdam. Dit heeft veel kennis opgeleverd, bijvoorbeeld over de relatie tussen groen in de stad en verkoeling met het oog op het Urban Heat Island Effect. Mede hierdoor is de adaptatiestrategie voor het stedelijk gebied van Rotterdam sterk geworden. Hij voegt hieraan toe dat daarbij ook het feit een rol speelt dat Rotterdam op het gebied van klimaatadaptatie voorop loopt, waar het waterschap bij kan aanhaken. Voor de noordelijke waterschappen waren vooral de Hotspot Veenweiden en het thema governance van belang. Zij voegen hieraan toe dat de toepasbaarheid van de ontwikkelde kennis beperkt was en dat zij behoefte hebben aan meer maatwerk gericht op de dagelijkse praktijk i.p.v. generiek toepasbare, wetenschappelijke resultaten. Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 13
Overzicht en ontsluiting van informatie Vrijwel alle contactpersonen geven aan dat zij geen goed overzicht hebben van de resultaten die Kennis voor Klimaat heeft opgeleverd. Zij merken op dat Kennis voor Klimaat een van de vele processen in de omgeving van een waterschap is; het is lastig om door ‘de bomen het bos te zien.’ Velen van hen weten niet of bepaalde onderzoeksprojecten wel of niet onder de vlag van Kennis voor Klimaat vallen. Velen vinden de profilering van Kennis voor Klimaat wat ‘vaag’, sommigen vinden het programma zelfs onzichtbaar. De resultaten van Kennis voor Klimaat zijn voor veel van de contactpersonen ‘lastig ontsloten’, waarmee men bedoelt dat men zelf op zoek moest naar de resultaten van onderzoek en de vertaalslag moest maken van de ontwikkelde kennis naar de praktijk van het waterschap. Zo zijn volgens de contactpersonen cruciale aannames bij een studie in rapportages niet snel te vinden; inzicht in die aannames is belangrijk want niet alle onderzoeksresultaten zijn overal toepasbaar. Enkelen voegen hieraan toe dat kennis met het opleveren van rapporten en wetenschappelijke publicaties voor hen niet toegankelijk wordt: men heeft te weinig tijd om de rapporten van Kennis voor Klimaat grondig van A tot Z te lezen. Maar veel kennis van Kennis voor Klimaat is in het Deltaprogramma bij elkaar gekomen zodat men via die route alsnog met veel KvK-kennis in aanraking kwam. Zij stellen dat kennisontsluiting binnen een waterschap veel meer plaatsvindt via netwerken en bijeenkomsten dan via rapporten en wetenschappelijke publicaties (‘het gaat veel meer om mensen met goede verhalen dan om rapporten’).
Figuur 5. A. Medewerkers van mijn waterschap zijn bekend met de methode van Kennis voor Klimaat waarbij kennis is ontwikkeld binnen zogenaamde hotspots. B. De focus op kennisontwikkeling binnen hotspots heeft voor ons waterschap bruikbare resultaten opgeleverd.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 14
Figuur 6. A. Medewerkers van mijn waterschap zijn bekend met de methode van Kennis voor Klimaat waarbij kennis is ontwikkeld binnen thema’s. B. De focus op kennisontwikkeling binnen thema’s heeft voor ons waterschap bruikbare resultaten opgeleverd.
Figuur 7. Ik weet dat Kennis voor Klimaat werkt aan de doorwerking van hun kennis naar onder meer de waterschappen, bijvoorbeeld via het opstellen van regionale strategieën voor de aanpassing aan klimaatverandering.
5. De erfenis van Kennis voor Klimaat 5.1. Het algemene beeld uit de enquêtes De contactpersonen is gevraagd wat volgens hen de belangrijkste erfenis is van Kennis voor Klimaat voor hun waterschappen. Dit is gedaan in een aantal vragen: ten aanzien van kennis over kwetsbaarheden voor en gevolgen van klimaatverandering, ten aanzien van kennis over adaptatie en governance, en ten aanzien van de samenwerking tussen waterschappen en onderzoekers. De antwoorden ten aanzien van kennis over kwetsbaarheden voor en gevolgen van klimaatverandering leveren een gevarieerd beeld op: ruim een derde vindt dat Kennis voor Klimaat op dit vlak redelijk veel kennis heeft opgeleverd, 40% vindt dat dit (zeer) beperkt is en een kwart weet het niet (figuur 8A). Geen van de contactpersonen vindt dat Kennis voor Klimaat in hoge mate kennis over kwetsbaarheden voor en gevolgen van klimaatverandering heeft opgeleverd. Bij dat laatste moet worden aangetekend dat vrijwel alle contactpersonen vinden dat hun waterschappen al
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 15
over veel kennis beschikken over de belangrijkste thema’s die binnen hun waterschap ten aanzien van klimaatverandering spelen. De antwoorden ten aanzien van kennis over klimaatadaptatie leveren hetzelfde beeld op als dat over de kwetsbaarheden en gevolgen, zij het dat de helft van de contactpersonen vindt dat Kennis van Klimaat (zeer) beperkt aan de kennis van zijn/haar waterschap op dit vlak heeft bijgedragen (figuur 8B). Ook hiervoor geldt echter dat vrijwel alle contactpersonen vinden dat hun waterschappen al over veel kennis op dit terrein beschikken. Slechts enkele contactpersonen zien kennis over governance als de belangrijkste erfenis van Kennis voor Klimaat; bijna tweederde acht de betekenis van deze kennis voor zijn/haar waterschap (zeer) beperkt (figuur 8C). Ook meer samenwerking tussen wetenschappers en waterschappers wordt slechts door enkele contactpersonen als de belangrijkste erfenis gezien en door tweederde van (zeer) beperkte betekenis voor zijn/haar waterschap geacht (figuur 8D). 5.2. Verschillen tussen betrokken en niet betrokken waterschappen Een interessante vraag is of de contactpersonen die zelf bij projecten van Kennis voor Klimaat betrokken waren een ander beeld hebben bij de erfenis van Kennis voor Klimaat dan contactpersonen die zelf niet bij dergelijke projecten betrokken waren (en hun collega’s over het algemeen ook niet). Dit is onderzocht door de resultaten in figuur 8 ook te berekenen voor 2 groepen contactpersonen/waterschappen: wel betrokken bij KvK-projecten (10 personen) versus niet betrokken (de rest). Figuur 9 laat het resultaat zien: de linker kolom toont de resultaten voor de bij KvK betrokkenen, de rechter kolom voor de rest. De bij KvK betrokkenen hebben over het algemeen een oordeel over de erfenis van Kennis voor Klimaat terwijl een aantal van de andere contactpersonen (niet verrassend) het antwoord op de vraag naar de erfenis van Kennis voor Klimaat schuldig moet blijven. Als je het aandeel ‘weet niet’ even buiten beschouwing laat, dan oordelen de bij KvK betrokkenen iets positiever over de bijdrage van Kennis voor Klimaat aan hun kennis over kwetsbaarheden en gevolgen van klimaatverandering (figuur 9A-B), en opties voor klimaatadaptatie (figuur 9C-D), maar de verschillen zijn klein. Beide groepen vinden dat Kennis voor Klimaat weinig aan hun kennis over de governance van klimaatadaptatie heeft bijgedragen (figuur 9E-F). Verrassend is verder dat meer niet dan wel bij KvK betrokkenen vinden dat Kennis voor Klimaat redelijk veel heeft bijgedragen aan meer samenwerking tussen onderzoekers en waterschappers (figuur 9G-H); dit is tegengesteld aan wat je zou verwachten. 5.3. De toelichting uit de gesprekken Erfenis is generiek, maatwerk wordt gemist Alle contactpersonen plaatsen feitelijk dezelfde nuance bij de antwoorden op de vragen over de erfenis van Kennis voor Klimaat, al verwoorden zij het verschillend: Kennis voor Klimaat heeft zich sterk gericht op wetenschappelijke, generieke of systeemkennis (deze termen worden door de contactpersonen gehanteerd), maar op detailniveau (het lokale maatwerk) moet deze kennis vaak nog worden ingevuld. Een van hen noemt dit ‘de slag naar het handelingsperspectief in de praktijk’. Vrijwel alle contactpersonen vinden dat hun waterschappen die ‘generieke’ kennis op de voor hen belangrijkste vraagstukken in voldoende mate hebben, zowel wat betreft de kwetsbaarheden voor en gevolgen van klimaatverandering als de opties voor adaptatie. Vandaar dat het merendeel van de Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 16
contactpersonen vindt dat Kennis van Klimaat (zeer) beperkt aan de kennis van zijn/haar waterschap op deze terreinen heeft bijgedragen. De resultaten van Kennis voor Klimaat worden niet altijd opgepakt door de waterschappen. Als reden wordt genoemd dat de waterschappen erg toepassingsgericht en concreet zijn (‘kansen benutten als die zich voordoen’) terwijl onderzoekers volgens de contactpersonen teveel uitgaan van een ‘ideaalplaatje’ dat in de praktijk niet bestaat. Geformuleerde adaptatiestrategieën zijn volgens hen vaak te idealistisch. Een van hen noemt als voorbeeld de inzet op zilte teelten: die is volgens hem economisch wel haalbaar in specifieke situaties maar niet grootschalig. De vertaalslag van kennis uit onderzoek naar de toepassing in de praktijk moeten onderzoekers en waterschappen volgens de contactpersonen samen maken; daar kan ook het bedrijfsleven een belangrijke rol bij vervullen. Als positief voorbeeld van een kennisproduct dat aansluit bij de praktijkvragen van waterschappen en gemeenten wordt 3Di genoemd. Andere positieve voorbeelden die worden genoemd: de kennisontwikkeling op het gebied van faalmechanismen van dijken; de inpassing van (innovatieve) waterkeringen in het stedelijk milieu via meekoppeling met, bijvoorbeeld, een parkeergarage; de aanleg van een klimaatdijk bij Tiel; omgaan met verzilting in de landbouw. Alle contactpersonen benadrukken het verschil in belang tussen wetenschappers (publiceren) en waterschappers (toepasbaarheid in dagelijkse praktijk). Men vraagt zich af of Kennis voor Klimaat meer praktisch toepasbare kennis zou hebben opgeleverd als er een intermediair zou hebben gezeten tussen Kennis voor Klimaat en waterschappen. Waarschijnlijk niet: volgens de betrokkenen moet het waterschap zelf de vertaling maken van wetenschappelijke kennis naar de toepassing in het eigen gebied. STOWA zou hier eventueel een coördinerende rol bij kunnen vervullen; volgens de betrokkenen is het echter niet de rol van STOWA om deze ‘gebiedsvertaling’ te realiseren. Onderbelichte thema’s De vraag of thema’s/vraagstukken onderbelicht zijn gebleven of teveel aandacht hebben gekregen vinden sommige contactpersonen lastig te beantwoorden omdat zij te weinig overzicht over Kennis voor Klimaat hebben. Anderen noemen als onderbelichte thema’s/vraagstukken: de relatie tussen klimaatverandering en waterkwaliteit, de praktische uitvoerbaarheid van de regionale strategieën, de doorvertaling van kennis naar de uitvoering in projecten (wie doet wat, wat is doelmatig/efficiënt, wat zijn de kosten en baten van maatregelen op het boerenerf, hoe kunnen maatregelen worden ingepast in de agrarische bedrijfsvoering, hoe kunnen ondernemers/agrariërs worden uitgedaagd te anticiperen op veelal (middel)lange termijn vraagstukken), veldproeven met innovatieve maatregelen/technieken, het omgaan met tegengestelde doelen (zoals water conserveren en wateroverlast tegengaan), de governance van klimaatadaptatie. De contactpersonen van enkele waterschappen in de Randstad vinden wateroverlast/droogte in de stad een onderbelicht thema. Gemeenten weten vaak niet wat de grondwaterstanden in de stad zijn, maar die kennis is cruciaal bij, bijvoorbeeld, het omgaan met paalrot of bij de vraag of een bepaald deel van de stad de mogelijkheid biedt water te bergen. Maatregelen als minder harde bestrating hebben in de stad niet overal zin omdat het water vanwege een te hoge grondwaterstand toch niet kan infiltreren. Daarom is maatwerk belangrijk, en dat moet economisch kloppen. Met maatwerk kan de kenniswereld het probleem scherper duiden en kunnen zij gemeentes, woningbouwverenigingen en bewoners handelingsperspectieven bieden.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 17
Een van de contactpersonen stelt dat Kennis voor Klimaat volgens hem geen aandacht heeft besteed aan de specifieke situatie van Zuid-Limburg (lössgrond, heuvelachtig terrein, stedelijk gebied). Volgens hem schuilt hierin ook een inhoudelijke reden waarom zijn waterschap niet of nauwelijks bij Kennis voor Klimaat was aangehaakt: in lössbodems speelt droogte een minder grote rol dan in de hoge zandgronden en de vrije afwatering in het heuvelachtige terrein biedt weinig mogelijkheden om op waterberging te sturen. Overbelichte thema’s Terugkijkend vindt een van de contactpersonen dat Kennis voor Klimaat teveel aandacht heeft besteed aan hittestress.
Figuur 8. De belangrijkste erfenis van Kennis voor Klimaat is volgens mijn waterschap: A. Brede kennis over de kwetsbaarheden voor, en gevolgen van klimaatverandering; B. Brede kennis over de adaptatie aan de gevolgen van klimaatverandering; C. Brede kennis over de governance van adaptatie aan klimaatverandering; D. Meer samenwerking (overbrugging) tussen wetenschap en de praktijk van het waterschap.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 18
Figuur 9. Antwoorden op de vraag of kennis over kwetsbaarheden voor / gevolgen van klimaatverandering (A-B), kennis over adaptatie (C-D), kennis over de governance van adaptatie (E-F), of meer samenwerking tussen wetenschap en de praktijk (G-H) de belangrijkste erfenis is van Kennis voor Klimaat: gesplitst voor 10 waterschappen waarvan de contactpersonen aangaven bij KvK betrokken te zijn geweest (links: A-C-G-E) en de rest (rechts: B-D-F-H). Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 19
6. Kennisdeling en kennisdoorwerking binnen het waterschap 6.1. Het algemene beeld uit de enquêtes Het aantal medewerkers binnen een waterschap dat bekend is met resultaten van Kennis voor Klimaat is over het algemeen zeer beperkt: bij ruim de helft van de waterschappen niemand of een enkeling, slechts in een geval meer dan 20 (figuur 10). De contactpersonen zijn zelf voor het overgrote deel bekend met (een aantal) rapporten van Kennis voor Klimaat en met (een aantal) bijeenkomsten die Kennis voor Klimaat en STOWA de afgelopen jaren samen hebben georganiseerd (figuur 11). Aan de Kennisconferentie van het Deltaprogramma heeft een derde van de contactpersonen deelgenomen, aan het congres ‘Deltas in Times of Climate Change’ slechts een paar van hen en aan andere bijeenkomsten die volgens de contactpersonen door Kennis voor Klimaat waren georganiseerd de helft (figuur 12). Op de vraag of men resultaten van Kennis voor Klimaat in de praktijk kan toepassen, antwoorden ongeveer evenveel contactpersonen ja en nee (figuur 13). Dit beeld sluit aan bij de in het voorgaande samengevatte reacties uit de gesprekken. 6.2. De toelichting uit de gesprekken Kennisoverdracht naar waterschappen De resultaten van Kennis voor Klimaat hebben de contactpersonen bereikt via rapporten, internet en directe contacten, en via deelname aan projectgroepen, workshops en kennisbijeenkomsten. De contactpersonen van de waterschappen die relatief intensief in Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd, kunnen meerdere titels van KvK-rapporten noemen, met name van onderwerpen waar zij zelf bij betrokken zijn geweest. Enkelen zijn bekend met vrijwel alle bijeenkomsten die (mede) door Kennis voor Klimaat zijn georganiseerd; zij hebben ervaren dat deze bijeenkomsten goed bezocht werden en dat de thema’s die daar centraal stonden in hun werkomgeving leven. De contactpersonen van waterschappen die niet of beperkt bij Kennis voor Klimaat betrokken zijn geweest, kunnen zo gauw geen titels of onderwerpen van rapporten noemen. Zij hebben veelal ook niet aan de grotere bijeenkomsten en congressen deelgenomen; in een aantal gevallen wel aan projectbijeenkomsten en bijeenkomsten voor stakeholders (indien van toepassing). Als reden voor het niet bijwonen van bijeenkomsten wordt de drukte van het Deltaprogramma genoemd. Een van de contactpersonen adviseert om in het vervolg bijeenkomsten van een halve in plaats van een hele dag te organiseren en zo de druk op agenda’s te beperken (‘de organisatie van bijeenkomsten kan strakker’). De contactpersonen van de waterschappen die relatief intensief in Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd, weten de producten van Kennis voor Klimaat wel te vinden; zij zijn ook bekend met de website van het programma, al hebben zij die slechts af en toe geraadpleegd (‘alles is te vinden via google’). Veel van de andere contactpersonen waren niet bekend met de website van Kennis voor Klimaat; zij die de website als voorbereiding op het gesprek voor deze evaluatie hebben geraadpleegd, waren onder de indruk van de veelheid aan beschikbare resultaten maar vonden hierin niet het overzicht dat zij zoeken. Er is veel beschikbaar gemaakt (je kunt het downloaden), maar daarmee is het nog niet toegankelijk. Men had liever gezien dat op basis van de rapporten korte artikelen waren geschreven met daarin de essentie van het rapport. Als voorbeeld worden de Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 20
artikelen op de website Waterforum genoemd. Men geeft daarbij aan dat ook waterschappen hier een rol bij kunnen vervullen: waterschappen zouden er energie in kunnen stoppen om op het toegankelijk maken van kennis te sturen. STOWA zou die rol namens hen goed moeten kunnen vervullen; zij hebben daar de goede positie en kennis voor, en het past bij de invulling van hun rol, aldus enkele contactpersonen. Kennisverspreiding binnen waterschappen Alle contactpersonen geven aan dat de kennisverspreiding binnen het waterschap te beperkt is; er is geen systeem voor, het is afhankelijk van de inzet van individuen. Het gebrek aan de verspreiding van resultaten van Kennis voor Klimaat binnen een waterschap is mede gerelateerd aan de organisatie van een waterschap; binnen een waterschap wordt men geregeerd door de dagelijkse praktijk. Bovendien pakt ieder waterschap kennisverspreiding over bijvoorbeeld klimaatadaptatie op zijn eigen manier aan. Volgens enkele contactpersonen is binnen een waterschap vaak niet goed bekend waar welke kennis zit; er is onvoldoende overzicht. Bij de ontsluiting van kennis moet aandacht zijn voor zowel het binnenhalen van kennis van buiten het waterschap als het verspreiden van kennis binnen het waterschap. Een van de contactpersonen stelt dat de resultaten van Kennis voor Klimaat niet specifiek naar collega’s zijn gecommuniceerd maar wel geïntegreerd zijn in de beleidsvorming ten aanzien van het veenweidegebied.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 21
Figuur 10. Hoeveel collega's binnen uw waterschap zijn volgens u bekend met resultaten van Kennis voor Klimaat?
Figuur 11. A. Bent u bekend met de rapporten van Kennis voor Klimaat? B. Bent u bekend met de kennisbijeenkomsten die Kennis voor Klimaat en de STOWA in de afgelopen jaren gezamenlijk hebben georganiseerd?
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 22
Figuur 12. Bent geweest op A. de Kennisconferentie van het Deltaprogramma in 2013, B. het congres 'Deltas in Times of Climate Change' in 2014 en/of C. een andere bijeenkomst die volgens u mede door Kennis voor Klimaat was georganiseerd?
Figuur 13. Kunt u resultaten van Kennis voor Klimaat toepassen in de praktijk?
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 23
7. Aanbevelingen voor de toekomst 7.1. Het algemene beeld uit de enquêtes Ruim de helft van de contactpersonen vindt dat de ontwikkeling van kennis na 2014 moet worden gecontinueerd over het brede palet waar Kennis voor Klimaat zich op richtte (figuur 14A). Het antwoord op de vraag of de wijze van kennisontwikkeling zoals uitgevoerd binnen Kennis voor Klimaat (hotspots, thema’s) moet worden gecontinueerd, is minder duidelijk: een derde van de contactpersonen vindt in beperkte mate, bijna de helft weet het niet (figuur 14B). Alle contactpersonen vinden dat in de toekomst de waterschappen meer direct bij de kennisontwikkeling betrokken moeten worden, waarbij ruim de helft voorstander is van co-creatie (figuur 14C). 7.2. De toelichting uit de gesprekken Inhoudelijk: maatwerk op een aantal thema’s Als het gaat om ‘theoretische’ kennis is volgens de contactpersonen op een aantal thema’s misschien wel teveel onderzoek verricht. Als het gaat om de praktische toepasbaarheid van kennis moet volgens de contactpersonen na 2014 op veel thema’s meer kennis ontwikkeld worden. Genoemd zijn: de koppeling tussen (mogelijke maatregelen voor) het conserveren van water (bufferen grondwater en vertragen afvoer oppervlaktewater) en de KRW via, bijvoorbeeld, het concept van Building with Nature; de MKBA voor wateraanvoer en conservering; adaptief deltamanagement (omgaan met onzekerheid); vraagstukken die spelen op de grens van het stedelijk en het landelijk gebied; meteorologie/hydrologie en de interactie met landbouw en economie; keringen/wateroverlast; uitwisseling internationale ervaring; meerlaagse waterveiligheid; waterkwaliteit; droogte en hitte; zettingsbestendige duikers en ophoogmethoden; (betaalbare) oplossingen voor funderingsproblemen; de effectiviteit van oplossingen als waterbergende (groene) daken, waterpleinen en infiltratievoorzieningen. Contactpersonen van verschillende waterschappen brengen in verschillende gesprekken naar voren dat governance voor hen een belangrijk thema is en blijft, maar dat de resultaten van Kennis voor Klimaat op dit terrein hen onvoldoende helpen. Deze resultaten zijn vooral gericht op de participatie van stakeholders maar het waterschap staat voor de vraag of maatwerkoplossingen op perceelniveau om andere governance vraagt in de relatie tussen waterschap en agrariërs, en of het waterschap daar wel de juiste expertise voor heeft. Deze vraag is in het bijzonder van belang als een waterschap inzet op het verhalen van de kosten van zoetwater bij de gebruikers. Een ander voorbeeld van de behoefte aan meer kennis die in meerdere gesprekken naar voren is gekomen, is kennis over de kosten versus de baten van projecten en strategieën op perceelniveau. Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 24
Deze vraag wordt cruciaal zodra boeren zelf moeten betalen voor maatregelen ten aanzien van zoetwatervoorziening: zijn zij dan ook nog enthousiast, wegen de kosten voor hen op tegen de baten? Meer inzicht in de kosten versus de baten van maatregelen is ook van belang voor het vinden van draagvlak voor klimaatadaptatie maatregelen. Enkele contactpersonen stellen dat klimaatverandering voor velen (ook sommige bestuurders van waterschappen!) een ‘ver van mijn bed show’ is; door te laten zien dat je met relatief beperkte kosten veel baten realiseert door iets te voorkomen/beperken dat met een kleine kans maar veel schade kan optreden, kun je het draagvlak voor klimaatadaptatie vergroten. Voor het veenweidegebied is volgens een van de contactpersonen meer kennis nodig gericht op de emissie van broeikasgassen en de toename van droogteschade. Ook is volgens hem onderzoek nodig naar de mogelijkheden van de toepassing van onderwaterdrainage op meer (met name slecht doorlatende) veengronden dan de gronden die tot nu toe zijn onderzocht. Ten aanzien van kennisontwikkeling in de toekomst merkt hij op dat het Kennis voor Klimaat programma een zeer waardevolle katalysator was en dat de klimaatvraagstukken voortaan thuishoren in de reguliere onderzoeksprogramma’s van kennisinstellingen. Samenwerking Met het oog op de praktische toepasbaarheid van kennis stellen de contactpersonen dat in de toekomst, bijvoorbeeld binnen het programma ‘Water en Klimaat’, meer vraaggericht zou moeten worden gewerkt, met een grotere rol voor de waterschappen. Uit de enquête blijkt dat de helft van de contactpersonen voorstander is van co-creatie tussen waterschappers en onderzoekers bij kennisontwikkeling na 2014. Twee contactpersonen die intensief bij Kennis voor Klimaat betrokken zijn geweest, vinden dit te ver gaan: onderzoeksinstellingen moeten volgens hen hun onderzoeksvrijheid hebben, maar waterschappen en onderzoeksinstellingen moeten volgens hen wel meer met elkaar optrekken (investeren in de lange termijn relatie). Een aantal contactpersonen vraagt zich af of de waterschappen een meer intensieve samenwerking met de onderzoekswereld (bijvoorbeeld via co-creatie) kunnen waarmaken. Als deze samenwerking vanuit individueel opererende waterschappen zou moeten komen, lukt dat waarschijnlijk niet; daarvoor heeft een waterschap te weinig capaciteit in huis. Als een aantal waterschappen daarbij gaat samenwerken, is wel voldoende kritische massa te organiseren; als succesvol voorbeeld noemen zij het Deltaplan Hoge Zandgronden. Enkele contactpersonen benadrukken dat voor het opbouwen van een meer intensieve samenwerking met de onderzoekswereld bij de waterschappen wel ruimte is, maar dat die stap vanuit de waterschappen vaak niet wordt gezet. Communicatie De contactpersonen vinden dat er meer aandacht moet zijn voor de wijze waarop onderzoeksresultaten naar de potentiële gebruikers worden gecommuniceerd. Nu ligt de nadruk op het aanbieden van rapporten e.d. maar daarmee is nog niet geregeld dat de kennis ook bij de waterschappen landt. Een van de contactpersonen noemt als positief voorbeeld de wijze waarop het KNMI de klimaatscenario’s naar de waterschappen heeft gecommuniceerd: in verschillende bijeenkomsten met ruimte voor interactie.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 25
Figuur 14. A. Na 2014 is continuering van kennisontwikkeling nodig over het brede palet waar Kennis voor Klimaat zich op richtte. B. Na 2014 moet de wijze van kennisontwikkeling, zoals uitgevoerd binnen Kennis voor Klimaat (deels door onderzoekers, deels samen met derden binnen hotspots en thema’s) worden gecontinueerd. C. Na 2014 moet de wijze van kennisontwikkeling anders worden vormgegeven.
8. Kennis in relatie tot specifieke thema’s 8.1. Het algemene beeld uit de enquêtes Tijdens ieder ronde tafel gesprek zijn een of enkele thema’s in meer detail doorgesproken. Steeds is gekozen voor die thema’s die in de praktijk van de betreffende waterschappen hoog op de agenda staan wat betreft de relatie met klimaatverandering. In totaal zijn 11 thema’s doorgesproken. Er is steeds een onderscheid gemaakt in enerzijds de gevolgen van klimaatverandering en de kwetsbaarheid van een bepaald thema, en anderzijds de mogelijkheden om hier met strategieën en maatregelen op te anticiperen (adaptatie). Gevolgen en kwetsbaarheden Opvallend is dat de contactpersonen vinden dat hun waterschappen voor de meeste besproken thema’s voldoende kennis hebben over de gevolgen van klimaatverandering en de kwetsbaarheid van de thema’s hiervoor (figuur 15). Daarbij valt ook op dat zij vinden dat Kennis voor Klimaat niet of in beperkte mate aan deze kennis heeft bijgedragen (figuur 16). Hoewel zij stellen dat hun waterschap voldoende kennis heeft, zijn zij het er ten dele tot grotendeels mee eens dat binnen hun waterschap behoefte is aan meer kennis (figuur 17); voor een aantal thema’s vindt men zelfs dat deze bij de programmering van onderzoek na 2014 hoog op de agenda moeten staan (figuur 18). Het Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 26
beeld uit de enquête dat waterschappen voldoende kennis hebben, lijkt in strijd met het beeld dat toch meer kennisontwikkeling nodig is. Uit de toelichting in de gesprekken blijkt dat van tegenstrijdigheden toch geen sprake is: waterschappen hebben voldoende (generieke) systeemkennis van de gevolgen van klimaatverandering voor een bepaald thema maar missen de kennis voor de doorwerking hiervan op de kleinere schaal van de vraagstukken waar zij dagelijks mee om moeten gaan. De doorwerking op de kleinere schaal (maatwerk) moet volgens de contactpersonen hoog op de agenda staan. Over het algemeen vinden zij dat de waterschappen bij dat onderzoek intensief betrokken moeten worden (figuur 19). Adaptatiemogelijkheden Vergeleken met de kennis over de gevolgen van klimaatverandering en de kwetsbaarheid van de thema’s hiervoor, vinden de contactpersonen dat hun waterschappen over aanmerkelijk minder kennis beschikken van adaptatiemogelijkheden om op klimaatverandering te anticiperen (figuur 20). Verder is het beeld ten aanzien van kennis over adaptatiemogelijkheden vergelijkbaar met dat ten aanzien van kennis over de gevolgen en kwetsbaarheden: men vindt dat Kennis voor Klimaat niet of in beperkte mate aan de kennis van waterschappen heeft bijgedragen (figuur 21), dat meer kennis nodig is (figuur 22) en dat de meeste besproken thema’s bij de programmering van onderzoek na 2014 hoog op de agenda moeten staan (figuur 23), en dat de waterschappen bij dat onderzoek intensief betrokken moeten worden (figuur 24). 8.2. De toelichting uit de gesprekken Elk thema is met slechts een beperkt aantal contactpersoon besproken. Daarom kan voor elk thema afzonderlijk geen algemeen beeld vanuit de waterschappen worden geschetst. In onderstaande wordt volstaan met het samenvatten van de belangrijkste opmerkingen die deze contactpersonen ten aanzien van een thema hebben gemaakt. Hierbij worden de thema’s in de figuren 15 t/m 24 in de volgorde van links naar rechts behandeld. Droge rurale gebieden De waterschappen hebben wel veel kennis over adaptatiemogelijkheden maar niet over de kosten versus de baten van maatregelen; die moet je op kleine schaal weten, bijvoorbeeld wat gaat een maatregel de boer op perceelniveau opleveren. Enerzijds moeten onderzoekers zich realiseren dat waterschappen behoefte hebben aan maatwerkoplossingen. Anderzijds schiet de ambitie van waterschappen soms ook te kort en is de focus soms te weinig op de lange termijn gericht. Er is meer betrokkenheid nodig van de waterschappen bij toekomstig onderzoek; die betrokkenheid moet worden georganiseerd vanuit samenwerkende waterschappen (voldoende kritische massa) en niet vanuit ieder waterschap voor zich. Wateroverlast in het regionale systeem (‘watersysteemtoets’) De klassieke maatregelen om wateroverlast tegen te gaan, kennen de waterschappen wel, maar op het gebied van innovatieve oplossingen is nog veel te winnen. Maak een onderscheid tussen ‘nieuwe kennis’ en het zetten van een ‘nieuwe stap’. Het maken van de juiste vertaalslag naar de praktijk van waterschappen is een nieuwe stap waarmee al ontwikkelde kennis alsnog voor de waterschappen beschikbaar kan komen.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 27
Waterveiligheid (meerlaags) Voor waterschappen is de uitwisseling van risicobeheersing tussen de drie lagen van meerlaagse veiligheid lastig (‘een worsteling’). Waterschappen hebben een traditionele focus op alleen laag 1; voor het leggen van relaties met de andere lagen is behoefte aan meer kennis, bijvoorbeeld van ruimtelijke ordening. Er is ook meer kennis nodig van risicocommunicatie; de omgeving van een waterschap is veranderd nu de overheid zich op verschillende terreinen terugtrekt en burgers steeds mondiger worden. Daarbij is vooral de rolverdeling met andere overheden een belangrijk aandachtspunt. Glastuinbouw De glastuinbouw is al grotendeels onafhankelijk van oppervlaktewater; dit thema is daarom niet langer een klimaatgerelateerd vraagstuk. Wat over blijft zijn beleidsvragen, zoals mogelijkheden om ingedikt brijn af te voeren. Veen in stedelijk gebied Het probleem van dit thema is niet specifiek het klimaat maar de bodemdaling. Het gaat dus om de ‘toekomstbestendigheid’ van de veengebieden. Het onderzoek van Kennis voor Klimaat heeft onvoldoende rekening gehouden met de realiteit van ‘de koe in de wei’. De beheerders (gemeenten en waterschappen, en dus de belastingbetalers) draaien op voor de kosten van de gevolgen van het waterbeheer dat wordt gevoerd voor het belang van de boeren. Onderzoekers hebben zich sterk gericht op ‘functie volgt peil’, maar dat gaat niet gebeuren; de melkveehouders worden niet uitgekocht. Hotspot Haaglanden Op het niveau van de Hotspot Haaglanden werd vooral generieke kennis geleverd. Een dergelijke overzichtstudie zou je, bijvoorbeeld, weer over 5-10 jaar kunnen uitvoeren. Nu is er vooral behoefte aan specifieke kennis voor maatwerkoplossingen voor ‘stad, glas en groen’. De kennis van Kennis voor Klimaat bleek vooral als aanvulling op onderdelen van groot belang, zoals ten aanzien van hittestress. Bij het vinden van oplossingen voor problemen in de stad komen de werelden van waterschap en gemeenten dichter bij elkaar; dat is interessant want waterschappen werken van oudsher met name in het buitengebied. Zout/zoet interactie Bij Delfland is verzilting geen hoofdthema meer: 80% van de glastuinbouw neemt geen oppervlaktewater meer in. Alleen voor de grondgerelateerde tuinbouw blijft verzilting een aandachtspunt; dat speelt meer bij Rijnland (Boskoop!) dan bij Delfland. Governance Governance is met name een belangrijk onderwerp met het oog op het succesvol inbrengen van kennis in het beleid of in gebiedsprocessen. Het gaat bij governance niet om wetenschappelijke rapporten maar om betrokkenheid bij het proces, in gesprek zijn met elkaar. Daarom heeft men vooral veel baat gehad bij de kennistafels van het Water Governance Centre (‘die waren heel goed’, ‘goede discussies gevoerd’). Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 28
Stedelijk gebied (klimaatbestendige steden) Er is meer samenwerking, zelfs co-creatie, tussen onderzoekers en waterschappen nodig, maar dan wel gericht op de toepassing van kennis in de praktijk (‘werkenderwijs leren i.p.v. onderzoek in een ivoren toren’). Zoetwatervoorziening Ten aanzien van de kwetsbaarheden van de zoetwatervoorziening zitten er gaten in de kennis van de robuustheid van het watersysteem. Bij veel mensen leeft de perceptie dat we in Nederland overal voldoende zoetwater hebben; we lopen echter tegen schaarstegrenzen aan. De ontwikkelde kennis over adaptatiestrategieën voor specifiek het Deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma was mager: de kenniswereld kon niet leveren waardoor het verhaal vooral een bestuurlijk commitment is geworden. De waterschappen hebben behoefte aan meer kennis over mogelijkheden om zoetwater goed over de regio te verdelen (‘slim watermanagement’). Veenweiden Binnen de waterschappen wordt de relatie tussen de bodemdaling en de klimaatverandering via het vrijkomen van broeikasgassen (CO2 en methaan) niet gelegd. Er is geen gevoel voor urgentie van het afremmen/stoppen van de oxidatie om zo de ‘uitstoot’ van broeikasgassen te beperken (men realiseert zich niet dat er ‘een rookwolk boven de veenweiden hangt’). De functie van het veenweidegebied bepaalt de diepte van de drooglegging die op zijn beurt de omvang van de oxidatie en de uitstoot van broeikasgassen bepaalt. Wil je daar iets aan doen, dan heb je de provincie daarbij nodig.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 29
Aantal
8 7 6 5 4 3 2 1 0
Weet niet Nee, er is weinig kennis beschikbaar Slechts ten dele mee eens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Figuur 15. Bij mijn waterschap hebben wij veel kennis over de mogelijke gevolgen van de klimaatverandering voor dit thema. 8 7 6 5
Aantal
4 3 2 1 0
Weet niet Nee, geen bijdrage van KvK aan onze kennis Slechts ten dele mee eens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Figuur 16. Onderzoeksresultaten uit het programma Kennis van Klimaat hebben in hoge mate bijgedragen aan de kennis op dit thema bij mijn waterschap. 8 7 6 5
Aantal
4
Weet niet
3 2 1 0
Nee, de beschikbare kennis volstaat Slechts ten dele mee eens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Figuur 17. Ten aanzien van dit thema is binnen mijn waterschap meer behoefte aan kennis over de gevolgen van, en de kwetsbaarheden voor klimaatverandering. Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 30
Aantal
8 7 6 5 4 3 2 1 0
Weet niet Nee, niet mee eens Slechts ten dele mee eens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Figuur 18. In de programmering van onderzoek in Nederland na 2014 moet dit thema hoog op de agenda staan. 8 7 6
Aantal
5 4
Weet niet
3
Nee, zeer beperkt
2 1 0
Nee, in beperkte mate Ja, redelijk veel Ja, in hoge mate
Figuur 19. Bij de ontwikkeling van kennis in Nederland na 2014 ten aanzien van de invloed van klimaatverandering op dit thema moet het waterschap intensief worden betrokken.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 31
Aantal
8 7 6 5 4 3 2 1 0
Weet niet Nee, er is weinig kennis beschikbaar Slechts ten dele mee eens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Aantal
Figuur 20. Bij mijn waterschap hebben wij veel kennis van adaptatiemogelijkheden om de kwetsbaarheid van dit thema voor de gevolgen van de klimaatverandering te verminderen. 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Weet niet Nee, geen bijdrage van KvK aan onze kennis Slechts ten dele mee eens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Aantal
Figuur 21. Onderzoeksresultaten uit het programma Kennis van Klimaat hebben in hoge mate bijgedragen aan de kennis over adaptatie op dit thema bij mijn waterschap. 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Weet niet Nee, de beschikbare kennis volstaat Slechts ten dele mee eens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Figuur 22. Ten aanzien van dit thema is binnen mijn waterschap meer behoefte aan kennis over adaptatiemogelijkheden. Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 32
8 7
Aantal
6 5 4
Weet niet
3
Nee, niet mee eens
2
Slechts ten dele mee eens
1 0
Grotendeels mee eens Helemaal mee eens
Figuur 23. In de programmering van onderzoek in Nederland na 2014 moeten adaptatiemogelijkheden ten aanzien van dit thema hoog op de agenda staan. 8 7
Aantal
6 5 4
Weet niet
3
Nee, zeer beperkt
2
Nee, in beperkte mate
1 0
Ja, redelijk veel Ja, in hoge mate
Figuur 24. Bij de ontwikkeling van kennis in Nederland na 2014 ten aanzien van adaptatiemogelijkheden voor dit thema moet het waterschap intensief worden betrokken.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 33
9. Conclusies Betrokkenheid bij Kennis voor Klimaat 1.
Van tweederde van de waterschappen zijn medewerkers op de een of andere manier bij Kennis voor Klimaat betrokken geweest; van ongeveer de helft van de waterschappen zijn medewerkers betrokken geweest bij het formuleren van de vragen die als basis voor het onderzoek van kennis voor Klimaat dienden. Vooral die waterschappen waren betrokken, die binnen de geografische reikwijdte van de hotspots lagen en daarmee tot de doelgroep van het hieraan verbonden onderzoek behoorden. Bij de waterschappen waarvan medewerkers betrokken zijn geweest bij Kennis voor Klimaat was in ruim 80% sprake van co-creatie; deze samenwerking was voor de meeste projecten succesvol.
2.
De mate waarin waterschappers bij Kennis voor Klimaat betrokken waren, hangt af van de inzet van individuen. Dat geldt ook voor de kennisverspreiding binnen het waterschap: volgens de contactpersonen is er geen systeem voor, is het afhankelijk van de inzet van individuen en is er onvoldoende overzicht waar welke kennis zit.
Betrokkenheid bij vraagarticulatie Kennis voor Klimaat 3.
De mate waarin waterschappen invloed hadden op de vraagarticulatie van een project verschilde van project tot project. Soms was er sprake van een al ‘rijdende trein’ waarop het waterschap weinig kon bijsturen, soms had het waterschap juist veel invloed.
4.
Het merendeel van de contactpersonen weet dat STOWA de afgelopen jaren een rol heeft gespeeld bij de vraagarticulatie richting Kennis voor Klimaat, maar welke rol weet men over het algemeen niet. Contactpersonen van enkele waterschappen die relatief intensief in Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd, stellen dat de vraagarticulatie van STOWA richting de onderzoekswereld niet altijd goed aansluit op de kennisvragen in de praktijk van het waterschap; hierdoor worden oplossingen soms als een generieke oplossing voor waterschappen gepresenteerd die eigenlijk een specifieke oplossing voor een beperkt aantal waterschappen zijn.
Aansluiting onderzoek - praktijk 5.
Alle contactpersonen vinden dat resultaten van Kennis voor Klimaat niet altijd aansluiten op de praktijkvragen van het waterschap; zij spreken van ‘theoretische’, ‘generieke’ of ‘te wetenschappelijke’ resultaten en van systeemkennis versus maatwerk op de kleinere schaal van de dagelijkse praktijk van het waterschap. Zij ervaren de verschillen tussen de inhoud van onderzoeksprojecten en de vraagstukken in hun praktijk als een groot gat en leggen de oorzaken hiervoor zowel bij Kennis voor Klimaat, STOWA als de waterschappen zelf: Kennis voor Klimaat bood te weinig sturingsmogelijkheden omdat de waterschappen een van de vele deelnemers aan de consortia waren, en onderzoekers hadden soms te weinig binding met de realiteit van het waterschap; De vraagsturing van STOWA ging teveel uit van generieke oplossingen met te weinig aandacht voor maatwerk;
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 34
6.
De waterschappen hebben in een aantal gevallen te weinig tijd in het kennisprogramma geïnvesteerd en zijn (volgens enkelen) wellicht te weinig creatief om onderzoeksresultaten op te pakken. Ondanks het ‘gat’ tussen de resultaten van Kennis voor Klimaat en de praktijkvragen van het waterschap noemen de contactpersonen verscheidene voorbeelden van succesvolle KvKonderzoeken, zoals veenoxidatie, omgaan met verzilting in de landbouw, co-incidentie van storm en hoogwater, 3Di, en de inpassing van (innovatieve) waterkeringen in het stedelijk milieu. Deze voorbeelden werden vooral genoemd door contactpersonen bij de waterschappen voor de hotspots waar zij bij betrokken waren.
Bekendheid werkwijze en resultaten Kennis voor klimaat 7.
Bijna tweederde van de contactpersonen stelt dat medewerkers van zijn/haar waterschap bekend zijn met de methode van Kennis voor Klimaat waarbij kennis is ontwikkeld binnen de zogenaamde hotspots. Voor minder dan de helft van de contactpersonen is dat het geval ten aanzien van de kennisontwikkeling binnen thema’s. Een derde van de contactpersonen weet dat Kennis voor Klimaat via het opstellen van regionale adaptatiestrategieën werkt aan de doorwerking van ontwikkelde kennis uit het programma naar onder meer de waterschappen. Volgens een derde van de contactpersonen heeft de focus op hotspots voor zijn/haar waterschap bruikbare resultaten opgeleverd; volgens 40% van de contactpersonen is dit voor de focus op thema’s het geval. Een groot deel van de contactpersonen weet echter niet of de focus op hotspots of thema’s voor zijn/haar waterschap bruikbare resultaten heeft opgeleverd. Deze uitkomsten zullen zijn beïnvloed door het onderscheid in waterschappen die via de hotspots direct bij Kennis voor Klimaat betrokken waren en de andere waterschappen.
8.
Enkele contactpersonen van de waterschappen die relatief intensief in Kennis voor Klimaat hebben geparticipeerd, benadrukken de meerwaarde van de hotspots als methode om op een locatie onderzoek te doen dat vervolgens op meerdere locaties kan worden toegepast; waterschappen kunnen meer van elkaar leren en STOWA zou daar volgens hen een grotere rol bij moeten spelen. Enkele contactpersonen stellen dat de resultaten uit hotspots wellicht pas op langere termijn zichtbaar worden en dat ‘de oogst van Kennis voor Klimaat wellicht pas later goed duidelijk wordt.’ Als succesvolle voorbeelden van hotspots worden de Hotspot Rotterdam en de Hotspot Veenweiden genoemd.
9.
Vrijwel alle contactpersonen geven aan dat zij geen goed overzicht hebben van de resultaten die Kennis voor Klimaat heeft opgeleverd. Velen vinden de profilering van Kennis voor Klimaat wat ‘vaag’, sommigen vinden het programma zelfs onzichtbaar. Enkelen merken op dat kennis met het opleveren van rapporten en wetenschappelijke publicaties voor hen niet toegankelijk wordt: men heeft te weinig tijd om de rapporten van Kennis voor Klimaat grondig te lezen.
10. Het aantal medewerkers binnen een waterschap dat bekend is met resultaten van Kennis voor Klimaat is over het algemeen zeer beperkt: bij de helft van de waterschappen niemand of een enkeling, slechts in een geval meer dan 20. 11. Veel van de contactpersonen waren niet bekend met de website van Kennis voor Klimaat; zij die de website als voorbereiding op het gesprek voor deze evaluatie hebben geraadpleegd, waren onder de indruk van de veelheid aan beschikbare resultaten maar vonden hierin niet het Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 35
overzicht dat zij zoeken. Er is volgens hen veel beschikbaar gemaakt (je kunt het downloaden), maar daarmee is het nog niet toegankelijk. Bij het toegankelijk maken van onderzoeksresultaten zou STOWA volgens hen een rol kunnen vervullen. Erfenis Kennis voor Klimaat 12. Een minderheid van de contactpersonen vindt dat Kennis voor Klimaat redelijk veel heeft bijgedragen aan de kennis van hun waterschappen ten aanzien van kwetsbaarheden voor en gevolgen van klimaatverandering, en strategieën en maatregelen voor adaptatie. Vrijwel alle contactpersonen vinden dat hun waterschappen al over veel kennis beschikken voor de belangrijkste thema’s die binnen hun waterschap ten aanzien van klimaatverandering spelen. Ook meer samenwerking tussen wetenschappers en waterschappers wordt door een minderheid van de contactpersonen als een belangrijke erfenis van Kennis voor Klimaat gezien. Als nuance wordt hierbij genoemd dat Kennis voor Klimaat zich volgens hen sterk gericht heeft op ‘wetenschappelijke’, ‘generieke’ of ‘systeemkennis’, die hun waterschappen op de voor hen belangrijkste vraagstukken al in voldoende mate hebben. De vertaalslag naar ‘het handelingsperspectief in de praktijk’ moet echter veelal nog worden gemaakt. Deze slag moeten onderzoekers en waterschappen volgens de contactpersonen samen maken. STOWA zou hier eventueel een coördinerende rol bij kunnen vervullen. 13. De contactpersonen vinden dat hun waterschappen over aanmerkelijk minder kennis beschikken van adaptatiemogelijkheden om op klimaatverandering te anticiperen vergeleken met hun kennis over de gevolgen van klimaatverandering en de kwetsbaarheid hiervoor. Kennisontwikkeling na 2014 14. Ruim de helft van de contactpersonen vindt dat de ontwikkeling van kennis na 2014 moet worden gecontinueerd over het brede palet waar Kennis voor Klimaat zich op richtte. Alle contactpersonen vinden dat in de toekomst de waterschappen meer direct bij de kennisontwikkeling betrokken moeten worden, waarbij de helft voorstander is van co-creatie.
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 36
Bijlage 1: Contactpersonen waterschappen Waterschap Ronde tafel regio oost
Contactpersoon
Deelname
Waterschap Hunze en Aa's
Jan den Besten
Gesprek
Waterschap Reest en Wieden
Toin Lambrechts
Gesprek
Waterschap Vechtstromen
Jeroen van der Scheer
Gesprek
Waterschap Groot Salland
Gerrit Pieter Roetert Steenbruggen
Gesprek
Waterschap Vallei en Veluwe Waterschap Rijn en IJssel
Niet Laurens Gerner
Gesprek
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Joost Heijkers
Telefonisch
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Jurgen Bals
Gesprek
Waterschap Rivierenland
Ton Drost
Gesprek
Ronde tafel regio midden
Ronde tafel regio noord Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Niet
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Esmee Vingerhoed
Gesprek
Waterschap Zuiderzeeland
Marijke Visser
Gesprek
Wetterskip Fryslân
Arjan van den Hoogen
Gesprek
Waterschap Noorderzijlvest
Steven Verbeek
Gesprek
Hoogheemraadschap van Rijnland
Dolf Kern
Gesprek
Hoogheemraadschap van Delfland
Dik Ludikhuize
Ronde tafel regio west Gesprek
Ronde tafel regio zuidwest Waterschap Hollandse Delta
Ad Vermeulen
Schriftelijk
Waterschap Scheldestromen
Walter Oomen
Gesprek
Waterschap Brabantse Delta
Klaas-Jan Douben
Gesprek
Waterschap De Dommel
Mark van de Wouw
Gesprek
Waterschap Aa en Maas
Maarten Verkerk
Gesprek
Waterschap Peel en Maasvallei
Nila Taminiau
Schriftelijk
Waterschap Roer en Overmaas
Marco de Redelijkheid
Gesprek
Ronde tafel regio zuidoost
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 37
Bijlage 2: Enquête - Overzicht van vragen als basis voor de ronde tafel gesprekken. 1. Samenwerking Kennis voor Klimaat en waterschap Toelichting bij de vragen: Als wetenschappelijk kennis wordt ontwikkeld voor toepassing binnen waterschappen kunnen waterschappen hier zelf op verschillende manieren bij betrokken zijn. De meest intensieve manier is het samen optrekken van waterschappers met wetenschappers: waterschappers bewaken de beantwoording van hun vragen, wetenschappers de toepasbaarheid van hun kennis (co-creatie). De minst intensieve manier is die waarbij waterschappers de resultaten van onderzoek afwachten als eindgebruiker. 1A. Bent u zelf betrokken geweest bij Kennis voor Klimaat?
Ja
Nee
Zo ja: bij welke thema's? Zo nee: waarom niet? 1B. Zijn medewerkers van uw waterschap betrokken geweest bij Kennis voor Klimaat?
Ja
Nee
Weet niet
1B.1. Bij ja: Was uw waterschap betrokken bij de formulering van vragen die als basis voor het onderzoek dienden?
Ja
Nee
Weet niet
1B.2. Bij ja: Is uw waterschap samen met KvKonderzoekers opgetrokken bij de ontwikkeling van kennis (het gezamenlijk optrekken wordt vaak cocreatie genoemd)?
Ja
Nee
Weet niet
Bij ja: binnen welke projecten? Bij ja: was deze samenwerking succesvol?
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Waarom wel/niet succesvol?
1B.3. Bij ja: Heeft uw waterschap op een andere manier met Kennis voor Klimaat samengewerkt dan co-creatie?
Ja
Nee
Weet niet
Bij ja: was deze samenwerking succesvol? Waarom wel/niet succesvol?
1B.4. Bij ja: Heeft uw waterschap niet inhoudelijk met onderzoekers samengewerkt maar is zij eindgebruiker van resultaten?
Ja
Nee
Bij ja: waren de resultaten succesvol? Waarom wel/niet succesvol?
1B.5. Bij nee: Waarom zijn medewerkers van uw waterschap niet betrokken geweest bij Kennis voor Klimaat? Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 38
2. Methode en focus kennisontwikkeling Toelichting bij de vragen: Het programma Kennis voor Klimaat was opgezet volgens 3 tranches. In de eerste tranche was het onderzoek gefocused op 8 hotspots (gebieden in Nederland met specifieke klimaatvraagstukken). De tweede tranche was gericht op 8 thema's (veiligheid tegen overstromen, klimaatbestendige steden etc.). De derde tranche is gericht op de doorwerking van deze kennis naar belanghebbenden.
2A. Hotspots 2A.1. Medewerkers van mijn waterschap zijn bekend met de methode van Kennis voor Klimaat waarbij kennis is ontwikkeld binnen zogenaamde hotspots
Ja
Nee
Nee
Weet niet
Ja
Nee
Nee
Weet niet
Ja
Nee
2A.2. De volgende hotspots zijn bij ons bekend
2A.3. Mijn waterschap heeft met onderzoekers van Kennis voor Klimaat samengewerkt binnen de hotspot(s) ... 2A.4. De focus op kennisontwikkeling binnen hotspots heeft voor ons waterschap bruikbare resultaten opgeleverd
Ja
Graag toelichten 2B. Thema's 2B.1. Medewerkers van mijn waterschap zijn bekend met de methode van Kennis voor Klimaat waarbij kennis is ontwikkeld binnen thema's 2B.2. De volgende thema's zijn bij ons bekend
2B.3. Mijn waterschap heeft met onderzoekers van Kennis voor Klimaat samengewerkt binnen de thema's ... 2B.4. De focus op kennisontwikkeling binnen thema's heeft voor ons waterschap bruikbare resultaten opgeleverd
Ja
Graag toelichten 2C. Kennisdoorwerking 2C.1. Ik weet dat Kennis voor Klimaat werkt aan de doorwerking van hun kennis naar onder meer de waterschappen, bijvoorbeeld via het opstellen van regionale strategieen voor de aanpassing aan klimaatverandering. Eventueel toelichten
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 39
3. De erfenis van Kennis voor Klimaat Toelichting bij de vragen: Het programma Kennis voor Klimaat wordt dit jaar afgerond. Het bestuur maakt de balans op, enerzijds ter evaluatie van het programma, anderzijds om te leren voor eventuele vervolginitiatieven.
3A. De belangrijkste erfenis van Kennis voor Klimaat is volgens mijn waterschap: 3A.1. Brede kennis over de kwetsbaarheden voor, Ja, in hoge Ja, redelijk Nee, in en gevolgen van klimaatverandering mate veel beperkte mate
Nee, zeer beperkt
Weet niet
Nee, in beperkte mate
Nee, zeer beperkt
Weet niet
Zo ja, wat was voor jullie waterschap het belangrijkst? 3A.2. Brede kennis over de adaptatie aan de gevolgen van klimaatverandering
Ja, in hoge mate
Ja, redelijk veel
Zo ja, wat was voor jullie waterschap het belangrijkst? 3A.3. Brede kennis over de governance van adaptatie aan klimaatverandering
Ja, in hoge mate
Ja, redelijk veel
Nee, in beperkte mate
Nee, zeer beperkt
Weet niet
Ja, in hoge mate
Ja, redelijk veel
Nee, in beperkte mate
Nee, zeer beperkt
Weet niet
3A.4. Kennis over de kwetsbaarheden voor, en gevolgen van klimaatverandering voor specifieke thema's, namelijk …. 3A.5. Kennis over de adaptatie aan de gevolgen van klimaatverandering voor specifieke thema's, namelijk …. 3A.6. Meer samenwerking (overbrugging) tussen wetenschap en de praktijk van het waterschap 3A.7. Aanvullend op / anders dan 3A.1 t/m 3A.6, namelijk … 3B. Volgens ons waterschap zijn de volgende thema's/vraagstukken onderbelicht gebleven
3C. Volgens ons waterschap heeft Kennis voor Klimaat teveel aandacht besteed aan de volgende thema's/vraagstukken 3D. Zonder onze samenwerking met Kennis voor Klimaat waren de volgende resultaten niet tot stand gekomen
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 40
4. Kennisdeling en kennisdoorwerking binnen het waterschap Toelichting bij de vragen: Kennis voor Klimaat en de STOWA willen graag weten hoe waterschappen op de hoogte zijn geraakt van kennis die binnen Kennis voor Klimaat is ontwikkeld, en hoe deze kennis binnen waterschappen is verspreid. 4A. Hoe zijn resultaten van Kennis voor Klimaat tot u gekomen? 4B. Hoe zijn resultaten van Kennis voor Klimaat binnen uw waterschap verspreid?
4C. Hoeveel collega's binnen uw waterschap zijn volgens u bekend met resultaten van Kennis voor Klimaat?
> 20
10 tot 20
4D. Bent u bekend met de rapporten van Kennis voor Klimaat?
Ja
Nee
5 tot 10
Een enkeling
Niemand
Bij ja, weet u titels of onderwerpen? 4E. Bent u bekend met de kennisbijeenkomsten die Ja Nee Kennis voor Klimaat en de STOWA in de afgelopen Bij ja: hoeveel van deze bijeenkomsten heeft u zelf jaren gezamenlijk hebben georganiseerd? bijgewoond? 4F. Bent u in 2013 op de Kennisconferentie van het Ja Deltaprogramma geweest?
Nee
4G. Bent u in 2014 op het congres 'Deltas in Times of Climate Change' geweest?
Ja
Nee
4H. Bent u op een andere bijeenkomst geweest die Ja volgens u mede door Kennis voor Klimaat was georganiseerd?
Nee
Zo ja, wat was dit voor bijeenkomst?
4J. Kunt u resultaten van Kennis voor Klimaat toepassen in de praktijk?
Ja
Nee
4K. Kunt u voorbeelden noemen van de toepassing van resultaten van Kennis voor Klimaat in de praktijk van uw waterschap?
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 41
5. Aanbevelingen voor de toekomst 5A. Inhoudelijk 5A.1. Na 2014 is continuering van kennisontwikkeling nodig over het brede palet waar Kennis voor Klimaat zich op richtte
Ja, in hoge mate
Ja, redelijk veel
Nee, in Nee, beperkte mate zeer beperkt
Weet niet
5B.1. Na 2014 moet de wijze van Ja, in hoge kennisontwikkeling, zoals uitgevoerd binnen Kennis mate voor Klimaat (deels door onderzoekers, deels samen met derden binnen hotspots) worden gecontinueerd.
Ja, redelijk veel
Nee, in Nee, beperkte mate zeer beperkt
Weet niet
5B.2. Na 2014 moet de wijze van kennisontwikkeling Nee anders worden vormgegeven
Ja, minder directe betrokkenheid waterschap
Ja, meer directe betrokkenheid waterschap
5A.2. Na 2014 is meer kennisontwikkeling nodig op de volgende thema's/vraagstukken
5A.3. Na 2014 kan de kennisontwikkeling worden verminderd op de volgende thema's/vraagstukken
5B. Samenwerking
Ja, samen optrekken van wetenschappers en waterschappers (co-creatie)
Eventueel toelichten
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 42
6. Kennis i.r.t. specifiek thema, namelijk …… Toelichting: De vragen in de voorgaande boxen 1 t/m 5 worden aan de contactpersonen van alle 23 waterschappen gesteld. De vragen in onderstaande box 6 richten zich specifiek op een of enkele thema's die in een bepaald 'ronde tafel' gesprek centraal staan. 6A. Gevolgen en kwetsbaarheden 6A.1. Bij mijn waterschap hebben wij veel kennis over de mogelijke gevolgen van de klimaatverandering voor dit thema.
Helemaal mee eens
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Nee, er is weinig kennis beschikbaar
Weet niet
6A.2. Onderzoeksresultaten uit het programma Kennis van Klimaat hebben in hoge mate bijgedragen aan de kennis op dit thema bij mijn waterschap.
Helemaal mee eens
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Nee, geen bijdrage van KvK aan onze kennis
Weet niet
6A.3. Ten aanzien van dit thema is binnen mijn waterschap meer behoefte aan kennis over de gevolgen van, en de kwetsbaarheden voor klimaatverandering.
Helemaal mee eens
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Nee, de beschikbare kennis volstaat
Weet niet
6A.4. In de programmering van onderzoek in Nederland na 2014 moet dit thema hoog op de agenda staan.
Helemaal mee eens
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Nee, niet mee eens
Weet niet
Nee, in beperkte mate
Nee, zeer beperkt
Weet niet
6A.5. Bij de ontwikkeling van kennis in Nederland na Ja, in hoge Ja, redelijk mate veel 2014 ten aanzien van de invloed van klimaatverandering op dit thema moet het waterschap intensief worden betrokken 6B. Adaptatiemogelijkheden 6B.1. Bij mijn waterschap hebben wij veel kennis van adaptatiemogelijkheden om de kwetsbaarheid ten aanzien van dit thema voor de gevolgen van de klimaatverandering te verminderen.
Helemaal mee eens
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Nee, er is weinig kennis beschikbaar
Weet niet
6B.2. Onderzoeksresultaten uit het programma Kennis van Klimaat hebben in hoge mate bijgedragen aan de kennis over adaptatie op dit thema bij mijn waterschap.
Helemaal mee eens
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Nee, geen bijdrage van KvK aan onze kennis
Weet niet
6B.3. Ten aanzien van dit thema is binnen mijn waterschap meer behoefte aan kennis over adaptatiemogelijkheden.
Helemaal mee eens
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Weet niet
Helemaal 6B.4. In de programmering van onderzoek in Nederland na 2014 moeten adaptatiemogelijkheden mee eens ten aanzien van dit thema hoog op de agenda staan
Grotendeels mee eens
Slechts ten dele mee eens
Nee, de beschikbare kennis volstaat Nee, niet mee eens
Nee, zeer beperkt
Weet niet
6B.5. Bij de ontwikkeling van kennis in Nederland na Ja, in hoge Ja, redelijk veel 2014 ten aanzien van adaptatiemogelijkheden voor mate dit thema moet het waterschap intensief worden betrokken
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Nee, in beperkte mate
Weet niet
Pagina 43
Colofon Dit rapport is een uitgave van Centre for Climate Adaptation in opdracht van Kennis voor Klimaat en STOWA. Tekst Wilfried ten Brinke (Centre for Climate Adaptation), onder begeleiding van Rob Ruijtenberg (STOWA), Kim van Nieuwaal, Florrie de Pater en Monique Slegers (Kennis voor Klimaat).
Doorwerking Kennis voor Klimaat bij waterschappen Rapport CCA14.01
Pagina 44