SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 – 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven, zijn er twee hoofdvragen opgesteld, namelijk: - Er wordt onderzocht hoe een effectief interviewinstrument kan worden ontwikkeld voor de leeftijdsgroep van 6 – 8 jaar aangezien dit instrument nog ontbreekt. Het uiteindelijke doel is het adequaat kunnen ondervragen van kinderen binnen de gestelde leeftijdscategorie. - Tevens wordt onderzocht wat de mening van kinderen binnen de leeftijd van 6 – 8 jaar is over de BSO omdat daar tot nu toe nog weinig informatie over bekend is. Het uiteindelijke doel omvat het kunnen informeren van de meningen van kinderen over de BSO aan de opdrachtgever. In het verleden is er vooral veel onderzoek gedaan naar de meningen van kinderen over de BSO binnen de literatuur en eerdere onderzoeken. Hierdoor kon er een instrument worden ontwikkeld om kinderen van 6 – 8 jaar effectief te kunnen interviewen. De vaardigheden van de interviewer waren het belangrijkst bij het interviewen van jonge kinderen. Het was van groot belang het kind eerst op zijn/haar gemak te stellen. Dit kan bereikt worden door mee te doen met de activiteit waar het kind op dat moment mee bezig is of door een praatje te maken met het kind. Als het kind zich dan veilig voelde bij de interviewer kon het interview plaatsvinden, mits het kind zijn of haar medewerking wilde verlenen uiteraard. Dit moest dan eerst aan het kind gevraagd worden. Van tevoren werd er verteld waarom het interview gehouden werd en wat er naderhand met het interview werd gedaan. Ook was het van belang aan te geven dat er geen foute antwoorden zijn en dat de fantasie van het kind geen rol speelt omdat een jong kind de fantasie kan gebruiken bij het antwoorden. Als er gekozen wordt om gebruik te maken van afbeeldingen / plaatjes om het kind te ondersteunen, moest dit ook van tevoren verteld worden. Bij het opstellen van de vragen werden open en gesloten vragen met elkaar afgewisseld. Er werden geen suggestieve vragen gesteld. Tijdens het interviewen werden verbale en non-verbale reacties gegeven, zodat het kind wist dat er geluisterd werd. Bij onduidelijkheden werd er doorgevraagd. Er is rekening gehouden met de ontwikkeling van het kind waarin hij/zij zich op dat moment bevindt. Jonge kinderen hebben soms een korte concentratie en daar moet je als interviewer rekening mee houden. Aan het einde van het interview werd het kind bedankt. Het is mogelijk om het kind te belonen, bijvoorbeeld door hem of haar een sticker te geven. Tijdens het onderzoek bleek dat kinderen het leuk vinden om op deze manier een beloning te krijgen. Voor dit onderzoek is er veel gebruik gemaakt van de Mozaïekmethode. In de Mozaïekmethode wordt omschreven hoe je het beste jonge kinderen kunt interviewen, zoals hierboven beschreven. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de kinderen het over het algemeen leuk vinden om naar de BSO te gaan. Ze vinden het plezierig om daar met de andere kinderen te spelen ondanks dat ze zich soms wel vervelen. Dit vervelen komt vooral
doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de accommodatie en de materialen willen veranderen. Ze wilden een grotere ruimte zodat alle kinderen er terecht kunnen of omdat er dan een plekje ontstaat waarin de kinderen zich kunnen terug trekken. Een aantal kinderen wilden de materialen veranderen, zodat er meer speelgoed is voor hun of een voetbalplaats aanleggen. De kinderen konden moeilijk kiezen of ze liever thuis of op de BSO willen zijn na schooltijd. Meestal werden beide genoemd. Deze uitkomsten van dit interview kwamen aardig overeen met de uitkomsten van eerdere onderzoeken over meningen van kinderen over de BSO. Alleen werden er bij deze onderzoeken oudere kinderen geïnterviewd (Onderzoek Sociaal Cultureel Planbureau & Onderzoek Kenniskring Opgroeien in de Stad van Hogeschool Rotterdam), namelijk kinderen van 7 jaar en ouder.
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Aanleiding van het onderzoek De opdrachtgever doet op dit moment een onderzoek naar situationeel leren in communicatieve activiteiten op de BSO. Er is nog weinig bekend over hoe kinderen leren op een BSO, en hoe een BSO het beste daarop kan worden aangepast. Voor een eerste veldverkenning worden ondermeer interviews met kinderen gehouden. Naar aanleiding daarvan kan worden geconcludeerd hoe kinderen het zelf ervaren op een BSO en welke eventuele aanpassingen er uit voort kunnen komen. Er zijn geen onderzoeken bekend waarin kinderen van 6 – 8 jaar hun mening geven over de opvang van de BSO. De onderzoeken die bekend zijn gebruiken meningen van kinderen van 8 jaar en ouder. Het is moeilijk om de jongere kinderen te interviewen. 1.2 Probleemstelling Hoofdvraag A: Er wordt onderzocht hoe een effectief interviewinstrument kan worden ontwikkeld voor de leeftijdsgroep van 6 – 8 jaar aangezien dit instrument nog ontbreekt. Met als uiteindelijke doel kinderen binnen deze leeftijdscategorie adequaat te kunnen ondervragen. Hoofdvraag B: Daarnaast wordt onderzocht wat de mening van kinderen binnen de leeftijd van 6 – 8 jaar is over de BSO omdat daar tot nu toe nog weinig informatie over bekend is. Met als doel de opdrachtgever te kunnen informeren over de meningen van kinderen over de BSO. 1.3 Onderzoeksvragen Onderzoeksvragen bij hoofdvraag A: A.1. Wat is de ontwikkelingslijn van kinderen van 6 – 8 jaar? A.2. Wat zegt de literatuur over het interviewen van kinderen van 6 – 8 jaar? A.3. Is de mozaïekmethode een methode voor het ontwerpen van een effectief interviewinstrument voor kinderen van 6 – 8 jaar? A.4. Wat voor soort vragen kun je het beste stellen aan kinderen van 6 – 8 jaar zodat je achter de mening van de kinderen kunt komen over de BSO? Onderzoeksvraag bij hoofdvraag B: B.1. Wat is er al bekend over wat kinderen in de leeftijd van 6 – 8 jaar vinden van de BSO? B.2. Welke meningen worden door kinderen van 6 – 8 jaar gegeven tijdens dit onderzoek? 1.4 Definitie van sleutelbegrippen - BSO: De Buitenschoolse Opvang (BSO) is een opvang geregeld voor schoolgaande kinderen buiten de schooltijden. De BSO zorgt ervoor dat ouders meer mogelijkheden krijgen om arbeid en zorg te combineren. In Nederland start de opvang voor kinderen vanaf 4 jaar tot 13 jaar. Deze opvang is per definitie na
3
schooltijd. Eventueel kunnen kinderen voor schooltijd al heen en tijdens het overblijven. -
Mozaïekmethode: De Mozaïekmethode is ontwikkeld door Alison Clark. Het is een multimethodisch model om te luisteren naar de mening en ervaring van jonge kinderen en volwassenen. De Mozaïekmethode schetst een beeld van het dagelijks leven vanuit het perspectief van kleuters. Daarbij worden visuele en verbale middelen en technieken ingezet, waaronder interviews. De Mozaëikmethode is geschikt om kinderen, ook de allerjongsten, te bevragen.
-
Ontwikkelingslijn: Een ontwikkelingslijn geeft een lijn weer waarin de voortgang, de groei van kinderen beschreven wordt.
-
Interview: Een interview is een vraaggesprek met als doel het gehoorde te publiceren of uit te zenden.
-
Instrument: Met een instrument wordt een hulpmiddel bedoeld waarmee de meningen van de kinderen achterhaald kan worden.
-
Mening: Een mening is een manier waarop men over een bepaalde zaak denkt. Een mening is subjectief.
1.5 Aanduiding van de visie De buitenschoolse opvang is een opvang voor schoolgaande kinderen buiten de schooltijden. In de jaren zestig ontstond er de nadruk op de pedagogische functie van kinderopvang en in de jaren zeventig groeide dit uit tot een duidelijke relatie met de toenemende arbeidsdeelname van vrouwen. De BSO zorgt ervoor dat ouders meer mogelijkheden krijgen om arbeid en zorg te combineren. Wanneer kinderen op de BSO aanwezig zijn wordt dit gezien als vrije tijd. In Nederland start de opvang voor kinderen van 4 jaar tot 13 jaar. Men spreekt pas van buitenschoolse opvang wanneer er meer dan 6 plaatsingen per dag plaatsvinden. Sinds 2005 is de kinderopvang geregeld in de Wet Kinderopvang. Deze wet gaat uit van gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders, overheid en werkgevers. De wet regelt het toezicht op de kwaliteit en de financiering van de kinderopvang. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is verantwoordelijk voor het kinderopvangbeleid. Er zijn 4 pedagogische opvoedingsdoelen die in de Wet Kinderopvang staan: - Het aanbieden aan kinderen van een gevoel van – emotionele – veiligheid; - Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie; - Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie; - Het bieden van de kans om zich waarden en normen eigen te maken. De buitenschoolse opvang heeft een speciaal karakter. Aan de ene kant gaat het erom dat ouders hun kinderen toevertrouwen aan de leiding zodat zij zich met andere dingen bezig kunnen houden. Aan de andere kant gaat het om de opvoeding. Het
belangrijkste opvoedingsdoel is hier de begeleiding naar zelfstandigheid. Het is de kunst van de BSO om daarin een balans te vinden. 1.6 Leeswijzer In hoofdstuk 2 staat beschreven op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd. Dit is per onderzoeksvraag uitgewerkt. Hoofdstuk 3 is ook per onderzoeksvraag ingedeeld. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aspecten van het onderzoek toegelicht. In hoofdstuk 4 worden er conclusies getrokken naar aanleiding van dit onderzoek en worden er aanbevelingen gegeven. In hoofdstuk 5 worden de HBO-kwalificaties en SBL-competenties weergegeven. En als laatste worden de bronnen genoemd die voor dit onderzoek gebruikt zijn. Deze bronnen zijn goed te gebruiken voor eventuele verdere studie naar dit onderzoek.
Hoofdstuk 2
Methode van onderzoek
Er zijn verschillende middelen gebruikt om de informatie te achterhalen wat van belang was voor dit onderzoek. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke manier het onderzoek tot stand is gekomen. 2.1 Onderzoeksvraag A.1. Wat is de ontwikkelingslijn van kinderen van 6 – 8 jaar? Er is literatuuronderzoek gedaan naar de ontwikkelingslijn van kinderen van 6 – 8 jaar. Hiervoor zijn boeken gebruikt, zoals ‘Het verhaal van het kind’ (Heemstra-Hendriksen, L., 2006). Hierdoor kon verdere informatie beter toegespitst worden op de doelgroep. Interviewtechnieken moeten passen bij de ontwikkeling van de kinderen. Bij het opstellen van de vragen is rekening gehouden met de ontwikkeling waarin kinderen van 6 – 8 jaar zich bevinden. De communicatie gaat bijvoorbeeld niet alleen meer over het hier-en-nu maar kinderen kunnen iets vertellen over wat ze eerder hebben meegemaakt. Om dit proces te ondersteunen wordt er tijdens het interview gebruik gemaakt van plaatjes met activiteiten die op een BSO kunnen plaatsvinden. Kinderen hebben hier een houvast aan als ze er nog moeite mee hebben. In de praktijk is uitgeprobeerd om aan te sluiten bij de ontwikkeling van de kinderen op de BSO Kits en de BSO De Carrousel door middel van het uitproberen van de interviewtechnieken. 2.2 Onderzoeksvraag A.2. Wat zegt de literatuur over het interviewen van kinderen van 6 – 8 jaar? Door middel van het bestuderen van de Mozaïekmethode (Clark, A., Kjorholt, A.T. & Moss, P., 2005) is er gekeken naar wat de methode zegt over het interviewen van jonge kinderen. Daarnaast is er een literatuuronderzoek gedaan naar andere literatuur over het interviewen van jonge kinderen, waaronder literatuur van M.F. Delfos. Waaronder ‘Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar’ (Delfos, M.F, 2000). Martine F. Delfos is een biopsycholoog. Ze is werkzaam als wetenschappelijk onderzoeker, als therapeut, als docent en als schrijfster. Met behulp van de besproken literatuur is er een interview voor kinderen van 6 – 8 jaar ontwikkeld. Dit interview is uitgeprobeerd in de praktijk. Daardoor werd er ervaren welke theorie wel bij de praktijk paste en welke theorie niet. De onderzoeksgroep voor dit onderzoek waren kinderen van 6 – 8 jaar die één of meerdere dagen per week van een buitenschoolse opvang genieten. Voor het onderzoek zijn er kinderen geïnterviewd van BSO Kits in Groningen en van BSO De Carrousel in Groningen. 2.3 Onderzoeksvraag A.3. Is de Mozaïekmethode een instrument voor het ontwerpen van een effectief interviewinstrument voor kinderen van 6 – 8 jaar? Er is onderzoek gedaan naar de Mozaïekmethode om te onderzoeken of deze methode geschikt is om een instrument te ontwikkelen voor het effectief interviewen van jonge kinderen. Er is hierbij vooral gekeken naar het hoofdstuk waarin het interviewen van jonge kinderen is besproken. Om te ervaren of de theorie van de Mozaïekmethode ook in de praktijk werkt, is het
5
interviewen uitgeprobeerd in de praktijk. Hierdoor kon er gekeken worden welke theorie relevant is voor het interviewen van kinderen van 6 – 8 jaar. De onderzoeksgroep voor dit onderzoek zijn kinderen van 6 – 8 jaar die één of meerdere dagen per week van een buitenschoolse opvang genieten. Voor het onderzoek zijn er kinderen geïnterviewd van BSO Kits in Groningen en van BSO De Carrousel in Groningen. 2.4 Onderzoeksvraag A.4. Wat voor soort vragen kun je het beste stellen aan kinderen van 6 – 8 jaar, zodat je achter de mening van de kinderen kunt komen over de BSO? Er is onderzoek gedaan naar eerdere onderzoeken die gedaan zijn over de BSO om te zien welke vragen ze daarbij gesteld hebben. Ook is er literatuuronderzoek gedaan naar de theorie over de verschillende soorten vragen. Welke vragen er geschikt zijn om te vragen aan jonge kinderen en welke vragen er vermeden moeten worden. Er is ook gekeken naar tips over het stellen van vragen. Over welke vaardigheden de interviewer moet beschikken om het interview op een juiste manier uit te voeren. Ook dit is uitgeprobeerd in de praktijk op BSO Kits en BSO De Carrousel. 2.5 Onderzoeksvraag B.1. Wat is er al bekend over wat kinderen in de leeftijd van 6 – 8 jaar vinden van de BSO? Er is literatuuronderzoek gedaan naar eerdere onderzoeken die gedaan zijn over de BSO en de meningen van kinderen in naar voren komen. Een kwalitatief onderzoek geeft inzicht in de vragen hoe mensen denken over een bepaald onderwerp en waarom. Bij dit onderzoek wordt de mening van kinderen van 6 – 8 jaar over de BSO onderzocht. Het geeft inzicht in de vragen hoe mensen denken over een bepaald onderwerp en waarom. De meningen die bekend zijn uit eerdere onderzoeken worden vergeleken met de meningen die bekend worden tijdens dit onderzoek. 2.6 Onderzoeksvraag B.2. Welke meningen worden door kinderen van 6 – 8 jaar gegeven tijdens dit onderzoek? Om de meningen te kunnen achterhalen van dit onderzoek zijn er kinderen in de leeftijd 6 – 8 jaar geïnterviewd op BSO Kits en BSO De Carrousel. Daarna zijn de interviews uitgeschreven om er conclusies uit te kunnen trekken. Van tevoren zijn de vragen voor het interview opgesteld. Er is ook goed gekeken naar de vaardigheden waarover een interviewer moet beschikken, zodat het interview op een goede manier zou verlopen en de meningen van de kinderen goed bruikbaar zouden worden voor dit onderzoek. 2.7 Kwalitatief onderzoek Het onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Een kwalitatief onderzoek houdt in dat er direct aangesloten wordt bij de onderwijskundige praktijk. Het te bestuderen onderzoeksprobleem wordt zo open mogelijk tegemoet getreden. In sommige vormen van kwalitatief onderzoek staat de belevingswereld van de onderzoeksgroep centraal en bestaat het doel uit het verkrijgen van diepgaand inzicht in het gestelde probleem (Kallenberg, 2007).