Isa
Verantwoording en Implementatieplan van de Seksuele Voorlichting voor meisjes met een Autistisch Spectrum Stoornis in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar.
Door: Stijn Berghmans Lisanne Clappers Ghizlane Lazar Marloes Mijnster Linda Willemsen
Inleiding Hieronder bevindt zich de verantwoording en implementatie van de seksuele voorlichting voor meisjes met een Autistisch Spectrum Stoornis (ASS) in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar. De verantwoording komt voort uit het door de afstudeergroep gedane onderzoek. Er wordt verantwoord op welke wijze de seksuele voorlichting tot stand is gekomen. In de implementatie zal omschreven worden hoe de seksuele voorlichting geïmplementeerd zal worden binnen scholengemeenschap SO Klein Borculo en SO De Isselborgh.
Inhoudsopgave
1: Inleiding .............................................................................................................................................. 4 2: Hoe zijn we tot dit product gekomen?................................................................................................. 4 3: Beeld van de instelling: ....................................................................................................................... 5 4: Literatuuronderzoek ............................................................................................................................ 6 4.1 Wat wordt er onderzocht? ......................................................................................................... 6 4.2 Definitie Autistisch Spectrum Stoornis (ASS). ......................................................................... 6 4.3 Schema ASS en seksualiteit. ..................................................................................................... 7 4.4 Seksuele voorlichting en meisjes met ASS. .............................................................................. 8 4.5 Resultaten ................................................................................................................................ 10 4.6 Conclusie. ................................................................................................................................ 11 5: Interviews .......................................................................................................................................... 12 5.1 Wat wordt er onderzocht? ....................................................................................................... 12 5.2 Hoe wordt dit onderzocht? ...................................................................................................... 12 5.3 Toelichting keuze professionals. ............................................................................................. 13 5.4 Resultaten. ............................................................................................................................... 13 6. Good Practices................................................................................................................................... 15 6.1 Wat wordt er onderzocht? ....................................................................................................... 15 6.2 Toelichting keuze Good Practices. .......................................................................................... 15 6.3 Resultaten. ............................................................................................................................... 16 7. Vragenlijsten ..................................................................................................................................... 18 8: Onze Visie ......................................................................................................................................... 19 9: Implementatieplan: ............................................................................................................................ 19 9.1: Wat is implementatie? .......................................................................................................... 20 9.2: Presentatie: ............................................................................................................................. 21 9.3: Brief:....................................................................................................................................... 22 9.4: Intervisietraject: ...................................................................................................................... 24 9.5: Kennisvergroting: ................................................................................................................... 25 9.6: Evaluatiemomenten: ............................................................................................................... 27 10. Bronnenlijst: .................................................................................................................................... 29
Deze verantwoording hoort bij het draaiboek van een seksuele voorlichting voor meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met een Autistisch Spectrum Stoornis (ASS). Dit draaiboek is ontwikkeld naar aanleiding van een signaal dat werd opgemerkt door de medewerkers van de scholen Speciaal Onderwijs (SO) Klein Borculo (te Borculo) en SO De Isselborgh (te Doetinchem). De medewerkers merkten namelijk dat er vanuit de meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar veel vragen speelden over seksualiteit. Er bestond binnen de instelling nog geen richtlijn over de manier waarop deze vragen beantwoord konden worden. De vragen die er spelen betreffen vragen over de volgende thema’s: Lichaamsverandering, Menstruatie, Hygiëne en Voortplanting (met name zoenen). De doelgroep betreft meisjes van 9 t/m 12 jaar met ASS. Hoewel er meerdere gedragsproblematiek op de scholen voorkomt is er voor gekozen om de voorlichting autisme specifiek te maken. Een autisme specifieke aanpak is volgens de opdrachtgever namelijk goed toe te passen op de andere gedragsproblematiek waarmee de instelling te maken heeft.
2: Hoe zijn we tot dit product gekomen? De vraag vanuit de instelling was om een seksuele voorlichting te ontwikkelen die aansluit op bovenstaande thema’s. Na de eerste oriëntatie en brainstormsessies over dit onderwerp is er geconcludeerd dat de seksuele voorlichting in de vorm van een draaiboek met een daarbij horend werkboek zou moeten worden ontwikkeld. Aangezien de medewerkers van de instelling een duidelijke handleiding nodig hebben, is er voor gekozen om een draaiboek te ontwikkelen. Uit later onderzoek bleek dat een werkboek een slimme zet was, omdat meisjes met ASS behoefte hebben aan duidelijkheid en structuur. Het werkboek helpt om deze structuur tijdens de voorlichting te bewaken. Meer over dit onderzoek wordt op een later moment toegelicht. Op basis van het plan om een draai- en werkboek te ontwikkelen, is een onderzoeksopzet opgesteld. Hierin staat beschreven welke vraagstelling en doelstelling gebruikt wordt als basis voor het onderzoek. De volgende vraag- en doelstellingen zijn opgesteld: Vraagstelling 1. Waar moet een adequate seksuele voorlichting* aan voldoen, die gericht is op meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met een Autistisch Spectrum Stoornis binnen scholengemeenschap Zuidoost Gelderland, SO Klein Borculo en De Isselborgh? 2. Op welke wijze kunnen docenten gaan werken met een adequate seksuele voorlichting* voor meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met een Autistisch Spectrum Stoornis binnen scholengemeenschap Zuidoost Gelderland, SO Klein Borculo en De Isselborgh?
Doelstelling 1. Een adequate seksuele voorlichting* ontwikkelen voor meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met een Autistisch Spectrum Stoornis binnen scholengemeenschap Zuidoost Gelderland, SO Klein Borculo en De Isselborgh. 2. Docenten van scholengemeenschap Zuidoost Gelderland, SO Klein Borculo en De Isselborgh kunnen doormiddel van een draaiboek op een adequate* wijze seksuele voorlichting* geven aan meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met een Autistisch Spectrum Stoornis. * Met een adequate seksuele voorlichting wordt bedoeld: Een voorlichting voor meisjes in de leeftijd 9 t/m 12 jaar met een Autistisch Spectrum Stoornis (ASS)-problematiek binnen scholengemeenschap Zuidoost Gelderland, SO Klein Borculo en De Isselborgh. De voorlichting bestaat uit losse thema’s. In ieder thema worden verschillende onderwerpen aangehaald. Deze thema’s zijn gebaseerd op de behoeftes en wensen van de scholen, SO Klein Borculo en SO De Isselborgh. De volgende thema’s komen aan bod: menstruatie, hygiëne, lichaamsverandering en voortplanting (met name zoenen). De thema’s bevatten een duidelijke uitleg en zullen ondergebracht worden in een draaiboek voor de docenten. Daarbij wordt een werkboek ontwikkeld gericht op de meisjes in de leeftijd van 9 t/m12 jaar met ASS, met daarin opdrachten rondom de eerder genoemde thema’s. Onder tastbaar materiaal verstaan wij didactische hulpstukken die bestaan uit bijvoorbeeld afbeeldingen, een model van het vrouwelijk lichaam en voorwerpen die relevant zijn voor de seksuele voorlichting zoals bh’s, tampons en maandverband.
3: Beeld van de instelling: De afstudeeropdracht wordt uitgevoerd voor SO Klein Borculo (te Borculo) en SO De Isselborgh (te Doetinchem). Deze scholen zijn beiden aangesloten bij Stichting Speciaal Onderwijs Twente en Oost Gelderland. Stichting Speciaal Onderwijs Twente en Oost Gelderland heeft scholen voor kinderen met ernstige problemen in het gedrag, ontwikkelingsproblemen en/ of psychiatrische problemen (o.a. ADHD en aan autisme verwante stoornissen). De scholen bieden een basisschoolprogramma en/of een voortgezet onderwijsprogramma met, indien van toepassing, stage en arbeid aan. Binnen het basisschoolprogramma wordt gestreefd naar het behalen van bepaalde doelen van het Primair Onderwijs. Binnen het Voortgezet Onderwijs programma kan een VMBO of MBO diploma gehaald worden. Ook het behalen van (deel) certificaten en branchegerichte cursussen behoort tot de Onderwijs mogelijkheden. Kenmerkend voor Stichting Speciaal Onderwijs Twente en Oost-Gelderland is het bieden van veel structuur en duidelijkheid. Het geven van onderwijs biedt daartoe goede mogelijkheden. Indien mogelijk probeert de school na verloop van tijd kinderen weer terug te plaatsen naar een speciale basisschool, een reguliere basisschool of regulier voortgezet onderwijs. Indien dit niet mogelijk is wordt er na het beëindigen van de basisschoolperiode gezocht naar passend voortgezet Speciaal Onderwijs.
4: Literatuuronderzoek Om het draai- en werkboek te kunnen ontwikkelen is er onderzoek verricht. Er is gebruik gemaakt van literatuur maar ook van kennis uit de praktijk door interviews af te nemen en te kijken naar reeds toegepaste voorlichtingen, namelijk Good Practices. Tevens zijn het ontwikkelde draai- en werkboek voorgelegd aan de docenten die de seksuele voorlichting gaan geven. De interviews en de Good Practices zijn twee deelonderzoeken. Hieronder zal worden beschreven waarom er gekozen is voor deze twee deelonderzoeken, hoe ze zijn uitgevoerd en wat de uitkomsten van deze onderzoeken zijn. Er zal eerst dieper ingegaan worden op het literatuuronderzoek. Vervolgens benoemen we de interviews en de Good Practices. Allereerst is er literatuuronderzoek verricht naar ASS in het algemeen. Dit onderzoek is verricht om een helder beeld te krijgen van de stoornis en om te gebruiken als korte beschrijving in het draaiboek. Onderwerpen die zijn onderzocht zijn; de definitie van ASS, belemmeringen met betrekking tot de stoornis en de diagnose van ASS. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar de belevingswereld m.b.t. seksualiteit bij meisjes met ASS en de psycho-seksuele ontwikkeling van deze meisjes. Zo zijn levensfases en hun belevingswereld rondom seksualiteit verder uitgelicht. Ook hiervan is een korte beschrijving gegeven in het draaiboek. De reden dat er is gekozen voor het geven van informatie over ASS en Seksualiteit in het draaiboek is, omdat de docent zo een naslagwerk heeft om op terug te vallen. Doordat de docent beschikt over deze kennis zal deze de methodiek, tips en onderwerpen in het draai- en werkboek kunnen vertalen naar de belevingswereld van meisjes met ASS.
! ASS omvat een aantal stoornissen met zeer ingrijpende gevolgen voor de ontwikkeling, die meestal tot in de volwassenheid een grote rol spelen. Uit onderzoek is gebleken dat een gebrek aan Theory Of Mind (TOM) ten grondslag ligt aan het anders denken van mensen met ASS. Met Theory Of Mind wordt het vermogen om over het eigen gedrag en het gedrag van anderen na te denken en hiernaar te handelen bedoeld. Eveneens zijn mensen met ASS onvoldoende ontwikkeld in het vermogen om oplossingsstrategieën te kiezen, deze uit te voeren en te evalueren. Dit wordt ook wel Executive Functioning genoemd. Mensen met ASS hebben derhalve moeite met anticiperen, flexibiliteit, geremdheid, zelfcontrole en het plannen, organiseren en uitvoeren van dingen. Een 3e oorzaak van het anders denken van mensen met ASS kan liggen in een probleem met de Centrale Coherentie. Dit wil zeggen dat mensen met ASS niet of onvoldoende over het vermogen beschikken om waargenomen prikkels samen te voegen tot een zinvol geheel. Mensen met ASS zien de wereld dan ook veelal in fragmenten en zijn niet in staat de prikkels die zij binnenkrijgen door te voelen, proeven, ruiken, zien of horen samen te voegen tot één geheel (Bron: van der Velde, C. (2004). In de ruime groep van ontwikkelingsstoornissen onderscheidt de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) de categorie “pervasive developmental disorders”. Pervasieve ontwikkelingsstoornissen hebben een weerslag op alle domeinen van het functioneren en duren in principe levenslag. De DSM-III-R maakte in 1987 een onderscheid tussen ‘autistic disorder’ en PDD-NOS, de pervasieve ontwikkelingsstoornissen niet anderszins omschreven. De in 1994 verschenen DSM-IV (waarvan de tekstversie DSM-IV-
TR in 2000 verscheen) maakt een verdere opdeling. In de categorie van de pervasieve ontwikkelingsstoornissen worden volgende syndromen onderscheiden: ‘autistic disorder’, ‘Rett’s disorder’, ‘childhood disintegrative disorder’, ‘Asperger’s disorder’ en ‘pervasieve developmental disorder NOS’ (met inbegrip van ‘atypical autism’). Voor de eerste vier stoornissen worden specifieke diagnostische criteria geformuleerd. De term ASS wordt de laatste jaren dan ook meer en meer gebruikt in de plaats van een specifieke DSM-diagnose (Bron: Handboek klinische ontwikkelingspsychologie blz.427,428). ASS is toe te schrijven aan afwijkingen van de hersenfunctie. Er zijn sterke aanwijzingen voor aangeboren erfelijke factoren. De precieze oorzaak van ASS is tot op heden echter niet bekend. De toename van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek gericht op de genetische dan wel neurobiologische basis van ASS heeft nog niet geleid tot biologische diagnostische markers voor de aandoening. Ook bestaat er nog geen enkelvoudige psychologische test die in vrij korte tijd een diagnose mogelijk maakt. Daarom hangt het herkennen van ASS af van wat bekend is over het gedragspatroon van het kind en over zijn ontwikkeling vanaf de geboorte. Met andere woorden: er is sprake van een ' gedragsdiagnose' .
4.3 Schema ASS en seksualiteit. De lichamelijke ontwikkeling van normaal begaafde leerlingen met ASS gaat gelijk op met die van leeftijdsgenoten, maar de psycho-seksuele ontwikkeling van een kind met ASS verloopt anders (Bron:http://www.landelijknetwerkautisme.nl/index.php?pid=107). Hieronder wordt een overzicht beschreven van de (psycho)-seksuele ontwikkeling van een normaal persoon en een overzicht van de (psycho)-seksuele ontwikkeling van een persoon met ASS. De babyfase (0-2 jaar) normaal. • Directe behoeftebevrediging. • Lichaam ontdekken door aanraking zelf en door ander. • Auto-erotisch gedrag. • Emotionele binding.
De babyfase (0-2 jaar) ASS. • Gering en verstoord lichaamsbesef. • Weinig interesse in mensen.
De peuter (2-4 jaar)- en de kleuterfase (4-6 jaar) normaal. • Bewustwording seksuele identiteit en sekserolgedrag. • Ontwikkeling ToM. • Exploratie (stimulatie en spel) en afstraffing.
De peuter (2-4 jaar)- en de kleuterfase (4-6 jaar) ASS. • In zichzelf gekeerd.
De kindertijd (6-8 jaar) normaal. • Aandacht verlegd naar anderen: experimenteren, verliefdheden. • Seksuele norm is duidelijk.
De kindertijd (6-8 jaar) ASS. • Weinig tot geen belangstelling voor anderen kinderen. • Terugtrekken, zelfstimulerende bizarre activiteiten. • Seksuele norm niet opgepakt, geen schaamtegevoel > ongepast gedrag.
• Toenemend seksueel repertoire.
• Binding aan routines en objecten.
• •
Geen spel, imitatie en identificatie. Verlate/ geen ontwikkeling ToM.
Jeugd en jongvolwassenheid (+/- tot 20 jaar) normaal. • Biologische veranderingen: secundaire geslachtskenmerken en snelle groei. • Meer interesse in andere sekse en lichamelijkheid (seksuele fantasieën en zelfbevrediging). • Psychologische veranderingen: redeneren vanuit abstracte principes, hypothetisch denken. • Nodig voor relatie-opbouw. • Gedragsmatige leerprocessen: groepsinteractie, observatie en reflectie.
(Bron: Van der Blom, W. 2005).
Jeugd en jongvolwassenheid (+/- tot 20 jaar) ASS. • Biologische veranderingen: (verlate?) secundaire geslachtskenmerken en snelle groei. • Epileptische aanvallen ten gevolgen van veranderingen in zenuwstelsel. • Psychologische veranderingen is afhankelijk van intelligentie. • Minder begaafd: terugval in afgeleerd gedrag. • Meer begaafd: dwangmatigheden, in staat tot relatie echter wel egocentrisch en oppervlakkig. • Sociaal-emotioneel 6-10 jaar. • Gedragsmatige leerprocessen: moeite met sociale interactie, subtiele regels moeten aangeleerd worden, agressie en depressie door onvermogen.
Zoals uit de bovenstaande tabellen te lezen is, zijn er al op jonge leeftijd verschillen in de (psycho)- sociale ontwikkeling van kinderen met ASS in vergelijking met kinderen zonder ASS. Hierdoor kunnen bij kinderen met ASS al op jonge leeftijd problemen op het gebied van seksualiteit ontstaan.
4.4 Seksuele voorlichting en meisjes met ASS. Een goede individuele seksuele voorlichting aan kinderen met ASS bestaat uit 3 onderdelen: 1. Goede diagnostiek van problematiek. 2. Autisme specifieke aanpak. 3. Uitgaan van perspectief van cliënt en rekeninghoudend met begaafdheid. Bij een autisme specifieke aanpak moet rekening gehouden worden met de volgende punten: • Controleer de transfer, houdt rekening met de denkstijl: een lichaamsdeel benoemen op een foto of een dia betekent nog niet dat iemand met ASS het lichaamsdeel bij zichzelf als dusdanig herkent en kan benoemen. Probeer in de aanleersituatie ook zoveel mogelijk verschillende sociale situaties te bespreken. Het wil niet zeggen dat wanneer iemand kan uitleggen hoe zij een maandverband in haar slipje moet leggen, dit zelf ook kan doen als zij op het toilet is. • De docent hoeft niet te vertellen over zijn/ haar eigen seksualiteit. • Individualiseer: sommige thema’s kunnen in de groep aangebracht worden, maar veel zaken zullen individueel bekeken moeten worden. • Gevoelens krijgen altijd voorrang. • Gebruik directe en concrete taal: denk er even over na hoe bijvoorbeeld eenvoudige woorden zoals orgasme, of condoom, uitlegt kunnen worden op een concrete manier.
• • •
• • • • •
• • • • • •
•
Vaak wordt er inspiratie gehaald uit cursussen voor mensen met een mentale beperking zonder ASS. Dit moet die dan wel vertaald worden naar elk individu. Het emotionele en sociale niveau bij mensen met autisme ligt vaak op een veel lager niveau dan wordt vermoed als er enkel afgegaan wordt op hun intelligentie en hun woordenschat. Probeer het zodanig concreet uit te leggen dat de persoon met ASS het bijna kan zien. Veel mensen met ASS begrijpen de wetenschappelijke uitleg wel, maar dat betekent nog niet dat ze de vertaalslag kunnen maken naar de realiteit. Consequent taalgebruik: zorg dat de persoon weet waarover wordt gepraat. Gebruik altijd één benaming van een woord. Check altijd of de uitleg voldoende begrepen is en niet ‘anders’. Leg het concept uit en maak hen niet afhankelijk van een aaneenschakeling van details. Hier speelt uiteraard (zoals steeds) het niveau van de persoon met ASS een grote rol. Als hun wordt aangeleerd hoe ze een condoom kunnen gebruiken, dan moet hun ook het concept uitlegt worden. Het gaat niet alleen om het technische kunnen, maar ook om het begrijpen dat een condoom gebruikt wordt om de partner niet zwanger te maken, of om te beschermen tegen ziekten. Gebruik visueel materiaal: wees creatief en pas het materiaal aan, aan elk individu met ASS. Op sommige foto’s zullen een aantal mensen met ASS te veel informatie of overbodige details zien. Bij video: moet af en toe het beeld stil gezet worden. Geef hen voldoende tijd om de informatie te verwerken. Toon en gebruik concreet materiaal: een vibrator, een kunstpenis, een condoom. Gebruik didactische technieken zoals rollenspel, herhaling en situaties. Doe dit op een tactvolle manier zodat het zelfbeeld van mensen met autisme niet negatiever wordt. Leer indien nodig een zo ruim mogelijke woordenschat aan en leer hen het juiste woord te gebruiken in de juiste situatie en met de juiste personen. Het is niet onwaarschijnlijk dat iemand met ASS het woord vrijen kent, maar niet het woord tongzoenen. Of dat hij ‘naar bed gaan’ een totaal andere betekenis geeft dan vrijen. Een positieve noot als start- en eindpunt is belangrijk. Werk aan hun weerbaarheid. Blijf werken aan communicatie en communiceren over gevoelens. Ga respectvol om met andere verlangens en andere belevingen. Houdt rekening met de denkstijl. Houdt rekening met een gevaar van overschatting en zoek een evenwicht tussen een soms hoge intelligentie en een verminderd begrijpen van sociale en seksuele aspecten. Denk aan de discrepantie tussen het kennen van alle Latijnse benamingen en het soms beperkte lichaamsbesef. Tracht seksualiteit en relatievorming zo breed mogelijk te zien: werk aan sociaseksuele vaardigheden.
Belangrijk is dat er gelet wordt op de volgende punten: • Trek, als ouders en school, één lijn naar de leerling met ASS toe. • Bedenk dat voorlichting over seksualiteit primair berust bij de ouders. • Veroordeel niet de leerling en zijn seksuele ontwikkeling. • Straf de leerling niet om zijn gedrag maar leer hem in welke situaties welk gedrag gepast is en in welke niet. • Draai niet om het probleem heen maar maak het bespreekbaar. • Pas de seksuele voorlichting aan de individuele leerling met ASS aan. • Concretiseer concepten die moeilijk te bevatten zijn.
• Geef duidelijke grenzen aan (op school en in de thuissituatie). • Blijf rustig en probeer schaamte, stress, angst en onzekerheid te vermijden. (Bron: http://www.landelijknetwerkautisme.nl/index.php?pid=107)
4.5 Resultaten Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat beperkingen in de Theory Of Mind, Centrale Coherentie en de Executieve Functies de belangrijkste belemmeringen zijn voor mensen met ASS. Het interview wees uit dat het verstandig is om deze beperkingen met betrekking tot ASS te benoemen naar de docent. Dit is een ´opfrissing van de kennis´ en dient als aandachtspunt om rekening mee te houden tijdens het behandelen van de seksuele voorlichting. Ook het onderdeel Seksualiteit en ASS is belicht omdat dit belangrijke kennis verschaft voor het begeleiden van de seksuele voorlichting. Er wordt uitgelegd dat de psychoseksuele ontwikkeling van een kind met ASS (sterk) afwijkt van een kind zonder stoornis. In verhouding met de literatuur is er voor gekozen om een beperkt onderdeel van de reeds bekende informatie over ASS toe te lichten. De informatie is dan ook niet bedoeld om een uitgebreid beeld te geven van kinderen met ASS, maar om een algemeen beeld te geven van de stoornis, zodat met deze kennis de tips en methodes op de juiste manier kunnen worden toegepast. Tot slot is er onderzocht welke specifieke richtlijnen er nodig zijn voor het geven van een seksuele voorlichting aan meisjes met ASS. Na aanleiding van dit onderzoek is er gebleken dat voorlichting aan meisjes met ASS vraagt om een speciale ‘specifieke’ aanpak. Dit is de reden waarom er een autisme specifieke aanpak is bijgevoegd. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat er bepaalde richtlijnen zijn bij deze specifieke aanpak. Deze zijn afgestemd op de beperkingen waarmee kinderen met ASS mee te kampen hebben. Om de docenten te ondersteunen, en zo de voorlichting goed over te brengen, zijn de richtlijnen uit het literatuuronderzoek toegevoegd in het draaiboek. Zo kunnen deze tijdens de voorlichting meegenomen worden. Uit het literatuuronderzoek komt naar voren dat de stoornis niet te verhelpen is. Dit komt omdat de etiologie (ontstaansgeschiedenis) en de pathogenese (stapsgewijze ontstaan, ontwikkeling en verloop van ASS) onbekend zijn. De behandeling is vooral gericht op het aanleren van vaardigheden en het aanpassen van de omgeving. Om aan te kunnen sluiten bij de behandeling van kinderen met ASS zal de seksuele voorlichting vooral gericht zijn op het aanleren van nieuwe vaardigheden m.b.t. de thema’s. Ook is uit het onderzoek gebleken dat er verschillende vormen van ASS bestaan. In overleg met de opdrachtgever is naar voren gekomen dat het project toegespitst dient te worden op ASS in zijn algemeenheid. De ervaring van de opdrachtgever leert, dat een autisme specifieke aanpak passend is bij verschillende gedragsproblematiek, die voorkomen bij kinderen op betreffende scholen. Aansluitend op de verschillende gedragsproblematiek, is het van belang dat er rekening gehouden wordt met de verschillende niveau´s m.b.t. het functioneren van de kinderen. Uit literatuurstudie is naar voren gekomen dat er verschillende niveaus van functioneren bestaan. Uit het gesprek met de opdrachtgever is eveneens gebleken dat de seksuele voorlichting gericht dient te zijn op kinderen met een normaal tot hoog functioneren. Het is belangrijk om hier rekening mee te houden, omdat een kind met ASS die functioneert op laag niveau, ander materiaal nodig heeft om dingen te begrijpen dan een kind met ASS die op gemiddeld tot hoog niveau functioneert.
Literatuur onderzoek geeft aan, wat de kenmerken en belemmeringen zijn van mensen met ASS. Belemmeringen liggen voornamelijk op de volgende gebieden: contact leggen, communicatie en fantaseren (inlevingsvermogen). Het is van belang deze informatie mee te nemen in het ontwikkelen van het draaiboek. Zo kan er rekening gehouden worden met de belemmeringen en kan er aangesloten worden op de belevingswereld en het niveau van kinderen met ASS. Op lichamelijk gebied staat meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar veel veranderingen te wachten. Kijkend naar de psycho- seksuele ontwikkeling van meiden met ASS, zijn kinderen met ASS op het gebied van seksualiteit meer gericht op zichzelf. Kinderen met ASS hebben moeite om concepten te bevatten en deze vervolgens in het juiste perspectief te plaatsen. Dit kan al op jonge leeftijd voor problemen zorgen op het gebied van seksualiteit. Daarom is het belangrijk dat het draaiboek, werkboek en de tastbare materialen passend zijn bij de wereld van een kind met ASS. Volgens de literatuur bestaat een adequate (individuele) seksuele voorlichting aan kinderen met ASS uit 3 onderdelen. De 3 onderdelen zijn; 1 Goede diagnostiek van problematiek. 2 Autisme specifieke aanpak. 3 Uitgaan van perspectief van cliënt en rekeninghoudend met begaafdheid. Deze 3 onderdelen zijn een leidraad voor de seksuele voorlichting die ontwikkeld zal worden.
4.6 Conclusie. Kijkend naar het literatuuronderzoek is er geconcludeerd dat er nog belangrijke informatie ontbreekt om tot een adequate seksuele voorlichting te komen. Meer inzicht en informatie moet verkregen worden over reeds geïmplementeerde seksuele voorlichtingsmaterialen voor kinderen met ASS in Nederland. Dit zodat er meer inzicht verkregen kan worden in Good Practices en de daarbij horende ideeën met betrekking tot de ontwikkeling van een seksuele voorlichting. Om bovenstaande te kunnen realiseren zijn er professionals op het gebied van ASS benaderd. Hierdoor is meer inzicht verkregen in de problematiek ASS, seksualiteit in combinatie met ASS en het geven van een seksuele voorlichting aan meisjes met ASS in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar. Er is meer inzicht verkregen in de door hen gebruikte methodieken en werkwijzen met betrekking tot een seksuele voorlichting aan meisjes met ASS.
5: Interviews 5.1 Wat wordt er onderzocht? Aangezien er nog informatie ontbrak, na het uitvoeren van het literatuuronderzoek, zijn er deelonderzoeken opgesteld. Het eerste deelonderzoek betreft het afnemen van interviews. Het doel van de interviews is om informatie en inzicht te krijgen in adequate methodieken en werkwijzen die worden toegepast in de praktijk. Er is bewust voor gekozen om professionals te benaderen die gespecialiseerd zijn in het werken met mensen (en kinderen) met ASS in combinatie met seksualiteit en het geven van voorlichting. Op basis van deze interviews is een deel van het projectresultaat (draai- en werkboek) gevormd. De professionals wisten op basis van ervaring en theoretische kennis, bruikbare tips te geven. Deze tips worden vermeld in het draaiboek. De tips in het draaiboek zijn methodische handvatten voor de docent. Deze tips worden nog meer toegelicht in onderstaande tekst. Eerst zal er worden toegelicht hoe bovenstaande wordt onderzocht en daarna worden de resultaten van dit onderzoek weergegeven.
5.2 Hoe wordt dit onderzocht? In dit onderzoek is er gekozen voor de kwalitatieve onderzoeksbenadering. Bij deze onderzoeksbenadering wordt kennis verkregen over de sociale werkelijkheid door deze van binnenuit te bestuderen. Tijdens de interviews met de professionals wordt kennis verkregen over de sociale werkelijkheid met betrekking tot seksualiteit en seksuele voorlichting aan meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 met ASS. Er is gekozen voor twee dataverzamelingstechnieken voor de drie betreffende interviews. Deze twee dataverzamelingstechnieken zijn face to face ondervraging en het half gestructureerde interview. Face to face ondervraging: De face to face ondervraging vindt plaats, zoals de term al aangeeft, in lijfelijke aanwezigheid van de respondent. Er is gekozen voor deze benadering, omdat deze vorm van ondervraging de mogelijkheid biedt om ook de non-verbale informatie (gezichtsuitdrukking, lichaamshouding) die de respondent tijdens het interview ‘uitzendt’ mee te nemen. Het halfgestructureerde interview: De reden waarom er voor een halfgestructureerd interview is gekozen is, dat bij dit type de vragenlijsten halfgestructureerd zijn. Het gaat om open vragen waarbij de interviewers de vragen mogen herfraseren als een vraag niet goed begrepen is, of wanneer er een half of ontwijkend antwoord wordt gegeven. Ook zullen er geïmproviseerde vragen gesteld kunnen worden en is er ruimte om door te vragen. Dit zal er voor zorgen dat er meer diepgang in het interview ontstaat. Er zal gebruik gemaakt worden van halfgestructureerde interviews, omdat er bij deze vraagvorm mogelijkheid is tot doorvragen wat de interne validiteit ten goede komt. Daarbij zijn de geïnterviewden professionals op het gebied van ASS. Zij beschikken naast ervaring uit het werkveld ook over de juiste literatuurkennis en weten tips en adviezen methodisch te onderbouwen. Hierdoor wordt er juiste informatie gehaald bij de juiste persoon. Tijdens de interviews zal er gebruik gemaakt worden van een laptop zodat er snel geformuleerd kan worden.
5.3 Toelichting keuze professionals. Interview 1: Interview met een psychologe werkzaam bij het PGZ te Nederweert. Het doel van het interview is om kennis en inzicht te verkrijgen in adequate methodes en werkwijzen die het PGZ (Persoonlijk Gespecialiseerde Zorgverlening) gebruikt om kinderen met ASS voor te lichten, gericht op de thema’s: menstruatie, hygiëne, lichaamsverandering en voortplanting. Er is gekozen voor deze professional, aangezien ze werkzaam is als de psychologe bij een AWBZ erkende zorginstelling die gespecialiseerd is in zorgverlening. De psychologe heeft zich gespecialiseerd in ASS. Haar werkzaamheden en ervaringen sluiten aan op de kennis die nodig is om beide onderzoeksvragen te beantwoorden. Interview 2: Interview met een professional op het gebied van seksualiteit en ASS. Het doel van het interview met de professional is om kennis en inzicht te verkrijgen in materiaal en methodes om een adequate seksuele voorlichting te geven aan kinderen met ASS. Er is gekozen voor deze professional, omdat deze werkzaam is bij het Leo Kannerhuis en zich heeft gespecialiseerd in seksualiteit bij mensen met ASS. Tevens heeft hij zich gespecialiseerd in het geven van seksuele voorlichting aan deze doelgroep. Daarnaast geeft deze professional trainingen en lezingen aan docenten, hulpverleners en ouders. De werkzaamheden en ervaringen van de professional sluiten goed aan op de kennis die nodig is om beide onderzoeksvragen te beantwoorden. Daarbij zal het tastbaar materiaal die de professional bij zijn seksuele voorlichting aanbiedt bekeken kunnen worden en wellicht toegepast. Interview 3: Interview met een medewerker van het particuliere bedrijf Thuisbegeleiding Autisme. Het doel van het interview is om kennis en inzicht te verkrijgen in materialen die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen met ASS. Thuisbegeleiding Autisme is onder andere gespecialiseerd in het geven van seksuele voorlichting aan kinderen met ASS. Er is gekozen voor deze professional, omdat de ‘geïnterviewde’ docenten en hulpverleners traint om seksuele voorlichtingen zo goed mogelijk te laten aansluiten bij kinderen met ASS. De materialen die de geïnterviewde voor handen heeft sluiten goed aan op de kennis die nodig is om beide onderzoeksvragen te beantwoorden.
5.4 Resultaten. Draaiboek: Er worden door het draaiboek heen veel tips gegeven. Deze tips zijn niet alleen vergaard uit het literatuuronderzoek, maar ook uit de interviews. Veelal komen deze tips voort uit ervaringen die de geïnterviewde professionals aangegeven hebben. Een voorbeeld hiervan is het inspelen op het beperkte inlevingsvermogen van meisjes met ASS. Meisjes met ASS hebben moeite met het inlevingsvermogen en kunnen daardoor uitleg te letterlijk nemen. Daarom is het belangrijk om te controleren of de meisjes uitleg daadwerkelijk begrepen hebben. Dit kan door hun het uitgelegde onderdeel in eigen woorden nog eens te laten vertellen. Meisjes met ASS zijn goed in het letterlijk napraten van wat de docent heeft gezegd. Het ‘in eigen woorden’ vertellen is daarom essentieel. Het inlevingsvermogen van mensen met ASS beperkt hen ook in het maken van de koppeling naar andere situaties. Daarom is het belangrijk dat docenten aangeven dat situaties ook in andere context kunnen worden geplaatst. Dit is in het draaiboek terug te vinden doordat er tips worden gegeven aan docenten over deze
beperking. Zo staan er meerdere tips voor docenten in het draaiboek beschreven. Deze tips zijn in kadertjes geplaatst om ze duidelijk te onderscheiden van de oorspronkelijke tekst in het werkboek. De tips zijn bedoeld om docenten te herinneren aan belangrijke elementen van een autisme specifieke aanpak. In het interview met de professional van Thuisbegeleiding Autisme is naar voren gekomen dat het gebruik van evaluatiemomenten in het draaiboek raadzaam is. Het is verstandig om een gelegenheid in het draaiboek te maken waarin de gebruikers zijn of haar ervaringen, kritiek of aandachtspunten kunnen noteren. Op deze manier kunnen eventuele belemmeringen of moeilijkheden voorkomen worden in de toekomst. Deze evaluatiemomenten zijn toegevoegd in het draaiboek, hierdoor blijft het draaiboek continu in ontwikkeling. Werkboek: Net zoals uit het literatuuronderzoek, blijkt uit het interview met een psychologe, werkzaam bij kinderen met ASS, dat meisjes met ASS problemen ervaren op drie gebieden. Deze drie gebieden zijn: de Theory Of Mind (inlevingsvermogen), de Centrale Coherentie (gefragmenteerde waarneming) en Executieve Functies (planning en structuur). Bij de ontwikkeling van het draai- en werkboek is hier rekening mee gehouden. Zo worden alle onderwerpen die naar voren komen tijdens de seksuele voorlichting duidelijk en concreet uitgelegd. Hierdoor kan er geen verwarring ontstaan met betrekking tot verkeerde opvatting van teksten. Ook het gebruik van oefeningen en voorbeelden zoals picto’s en materiaalgebruik is erg belangrijk om de informatie goed over te brengen. Er moet gezorgd worden voor een goed voorbeeld, want het kan ook verkeerd aangeleerd worden. De seksuele voorlichting kan individueel, maar ook groepsgewijs aangeboden worden. Het is slim om te zorgen voor een individueel werkboek aangezien het individuele aspect toch een meerwaarde heeft. Daarnaast bestaat het werkboek uit losse onderdelen. Leerlingen krijgen losse werkbladen mee naar huis, met onderwerpen waar zij op dat moment vraag en behoefte aan hebben. Er is bewust voor gekozen om te werken met deze losse werkbladen zodat de leerlingen niet worden geprikkeld door andere onderwerpen. Tips van de professional: Werk zo prikkelarm mogelijk. Gebruik neutraal materiaal. Niet teveel ‘poespas’, geen muziekjes en kleurtjes etc. Deze tips zijn toegepast in het werkboek doordat er per thema gewerkt wordt met een hoofdkleur die de onderwerpen aan elkaar verbindt (structuur). Daarnaast is er in de lay-out gebruik gemaakt van dezelfde ‘kadertjes’ om structuur en rust te waarborgen.
"#
$
6.1 Wat wordt er onderzocht? Het tweede deelonderzoek bestaat uit Good Practices met betrekking tot ASS en seksuele voorlichting. Er is onderzoek verricht naar Good Practices met als doel inzicht te verkrijgen in reeds toegepaste materialen die worden gebruikt om seksuele voorlichting te geven aan kinderen/jongeren met ASS. Bij de Good Practices wordt gekeken naar concreet materiaal zoals spellen, films, boeken, poppen enz. Daarnaast zal ook gekeken worden naar materiaal als werkbladen, afbeeldingen en sheets. Er wordt specifiek gekeken naar materiaal dat kan worden toegepast ter uitleg van de volgende thema’s: menstruatie, lichaamsverandering, hygiëne en voorplanting. Het materiaal moet concreet en duidelijk zijn en passend voor meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met ASS. Hieronder zal allereerst omschreven worden hoe bovenstaande is onderzocht. Daarna zullen de resultaten van dit onderzoek worden toegelicht. Hoe wordt dit onderzocht? Het onderzoek zal bestaan uit het bekijken van materiaal en het stellen van ongestructureerde vragen die ieder moment kunnen worden aangepast. Net zoals het deelonderzoek met interviews wordt er gebruik gemaakt van Face to face ondervraging. Tijdens het onderzoek naar materiaal is het de bedoeling dat de voorlichter aanwezig is voor uitleg en informatie. Zo kan de voorlichter tips geven voor materiaal bij de thema’s menstruatie, lichaamsverandering, hygiëne en voortplanting. Hier zal dan ook gericht per thema naar gevraagd worden. De onderzoeksbenadering zal kwalitatief zijn omdat er gebruik wordt gemaakt van open vragen en er ruimte is om dieper op de informatie in te gaan. Hier wordt voor gekozen omdat het belangrijk is om te weten welke motivatie achter het gebruik van de materialen zit. Er wordt rekening gehouden met de validiteit van het onderzoek door gericht te zoeken naar materiaal dat beschikbaar is voor kinderen in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met ASS. Daarnaast wordt er gericht vragen gesteld naar de thema’s als menstruatie, lichaamsverandering, hygiëne en voortplanting. Dit omdat de instelling specifiek materiaal wil voor deze thema’s. De Good Practice is betrouwbaar omdat de instellingen gespecialiseerd zijn in het geven van seksuele voorlichting aan kinderen en of ouders/hulpverleners van kinderen met ASS. Tijdens het onderzoek wordt rekening gehouden met de betrouwbaarheid van het onderzoek door gemaakte conclusies te bespreken met de opdrachtgever.
6.2 Toelichting keuze Good Practices. Het Leo Kannerhuis en Thuisbegeleiding Autisme zijn bekend met het geven van seksuele voorlichting aan kinderen met ASS. Er is onderzoek verricht naar bestaande seksuele voorlichtingen binnen deze instellingen, gericht op het tastbaar materiaal dat zij gebruiken.
De Horizon: De Horizon is onderdeel van Lindenhout. De Horizon is een dagbehandeling voor jongeren met ernstige problemen. Er is voor deze Good Practice gekozen, omdat er bij De Horizon een afstudeergroep is geweest die een seksuele voorlichting heeft gemaakt voor de jongeren in deze groep. De dagbehandeling heeft deze seksuele voorlichting in gebruik en past deze toe. Deze Good Practice dient als voorbeeld hoe een seksuele voorlichting eruit ziet en biedt de mogelijkheid tot materiaalinzicht. Deze is niet toegepast op ASS, maar kan wel inzicht bieden in adequaat materiaal dat mogelijk aangepast kan worden. Leo Kannerhuis: Het Leo Kannerhuis is een stichting gespecialiseerd (kinder- en jeugd) psychiatrisch ziekenhuis met een gedifferentieerd, vraaggestuurd behandelaanbod voor mensen met ASS. Er is gekozen voor deze Good Practice, daar de instelling een medewerker in dienst heeft die zich verdiept heeft in het geven van seksuele voorlichting aan kinderen/mensen en of ouders van kinderen met ASS. De medewerker gebruikt een aantal koffers met materialen voor zijn voorlichting en beschikt over een lijst met materiaal verwijzing. Deze koffers met materialen dienen als Good Practice voor het onderzoek. Thuisbegeleiding Autisme: Thuisbegeleiding Autisme is een gespecialiseerd particulier bedrijf in thuisbegeleiding aan mensen met ASS. De reden dat Thuisbegeleiding Autisme als Good Practice dient is omdat zij een trainershandleiding aanbieden genaamd: “Wat doe je”. Deze handleiding is voor hulpverleners, docenten en ouders/verzorgers. Deze trainershandleiding kan adequaat voorlichtingsmateriaal aanbieden toegepast op kinderen met ASS. Deze handleiding komt oorspronkelijk vanuit het Centrum Autisme. Centrum Autisme is een gespecialiseerd diagnostiek- en behandelcentrum op het gebied van ASS.
6.3 Resultaten. Draaiboek Uit de Good Practice van Thuisbegeleiding Autisme is gebleken dat het praktisch is om docenten een trainershandleiding aan te bieden. Hierin kunnen tips, methodes en onderwerpen uitgebreid worden beschreven. Hier is gebruik van gemaakt met het effect dat docenten zo een overzichtelijke handleiding hebben voor het geven van een seksuele voorlichting. In deze handleiding, die draaiboek genoemd zal worden, staat ook de letterlijke tekst van het werkboek uitgeschreven. Tips, demonstraties van materiaal en opdrachten voor de docent staan tussen deze tekst. Hierdoor kan de docent snel en gemakkelijk de tips toepassen tijdens het geven van de voorlichting. De tips en opdrachten staan allemaal in kaders omdat deze afwijken van de originele tekst die gebaseerd is op ‘De Puzzel van Vijf’. Uit de Good Practice van Thuisbegeleiding Autisme is gebleken dat deze structuur adequaat is doordat deze met succes is toegepast bij andere seksuele voorlichtingen. ‘De Puzzel van Vijf’ is een methode die gebaseerd is op vijf vragen: wie, wat, waar, wanneer en hoe. Het beantwoorden van deze vijf vragen over een onderwerp biedt voldoende structuur en duidelijkheid om te voldoen aan de vraag naar structuur van de meisjes. Door afwijkende teksten in kaders te zetten blijft de basis overzichtelijk. Aangezien
structuur belangrijk is voor meisjes met ASS zijn alle onderwerpen op deze manier gestructureerd. Werkboek Naast de tips, demonstraties en opdrachten voor de docenten in het draaiboek staan er ook opdrachten voor de meisjes met ASS in het draai- en werkboek. De docenten kunnen doormiddel van het draaiboek meekijken met de opdrachten die de meisjes uitvoeren. Tevens kunnen ze deze opdrachten begeleiden. Het onderzoek naar de Good Practice van Thuisbegeleiding Autisme heeft uitgewezen dat door middel van opdrachten de kennis beter blijft hangen. Het is dus belangrijk om de voorgelichte informatie direct te toetsen bij de meisjes met ASS. Dit kan door middel van de opdrachten samen te maken en te herhalen. In het werkboek is het belangrijk dat teksten directe taal bevatten. Mensen met ASS vatten beeldspraak vaak letterlijk op. Spreekwoorden en gezegdes zijn daardoor uit den boze. Hierdoor kan verwarring ontstaan en het geheel onduidelijk en onveilig maken. Uit de Good Practices van Thuisbegeleiding Autisme is gebleken, dat het benoemen van emoties essentieel kan zijn voor kinderen met ASS. Vaak kunnen mensen met ASS moeilijk hun gevoelens koppelen aan situaties. Het is daarom verstandig om de emoties die bij bepaalde situaties ervaren kunnen worden te benoemen en te vertellen dat het niet vreemd is dat deze gevoelens aanwezig kunnen zijn. Materiaal Er is voor de seksuele voorlichting materiaal ontwikkeld. Dit materiaal is samengevoegd in een box. Uit de Good Practice is gebleken dat het ontwikkelde materiaal moet voldoen aan eisen met betrekking tot het voorlichten van de meisjes met ASS. Zo moeten de foto’s die op sheets staan zo prikkelloos mogelijk zijn. Er mogen geen afleidende factoren in een foto aanwezig zijn. Alle materialen voor de seksuele voorlichting zijn gefotografeerd met een witte achtergrond. Wanneer er te veel prikkels op de foto staan kunnen kinderen met ASS sneller afgeleid worden en het ‘gebruikte voorbeeld’ in een verkeerde context plaatsen. Een andere belangrijke eis is dat het materiaal concreet en duidelijk moet zijn. Daarom is ervoor gekozen om bij elk thema gebruik te maken van concreet materiaal, die door de meisjes kan worden bekeken en aangeraakt. Dit zorgt ervoor dat de meisjes duidelijk voor ogen hebben hoe bijvoorbeeld verschillende soorten maandverband eruit zien. Het materiaal dient ter ondersteuning van de theorie. Ter verduidelijking zijn er sheets met stappenplannen in ‘De Box’ toegevoegd. Op deze stappenplannen staat helder en concreet beschreven welke stappen er uitgevoerd moeten worden bij bijvoorbeeld het verwisselen van maandverband. Om dit stappenplan visueel te ondersteunen bestaat het stappenplan zowel uit tekst als uit foto’s/picto’s. Dit zorgt ervoor dat de meisjes een concreet en zo realistisch mogelijk beeld krijgen met betrekking tot het verwisselen van maandverband. In ‘De Box’ is ook een pop (heupen) toegevoegd. Van deze pop kan de docent gebruik maken om te laten zien hoe zo’n stappenplan in de praktijk wordt uitgevoerd. Hierdoor krijgen de kinderen een nog realistischer beeld van de uit te voeren handeling. Wanneer het gewenst is kan het kind ook zelf het stappenplan uitvoeren. Dit zorgt ervoor dat de handeling het kind meer eigen wordt. Daarnaast kan de docent ook checken of het kind het stappenplan/ de handeling goed begrepen heeft. In de seksuele voorlichting wordt gebruik gemaakt van didactische technieken. Didactische technieken zijn herhalingen, het maken van opdrachten en het bespreken van mogelijke
situaties. Het is belangrijk om gebruik te maken van didactische technieken zodat kinderen met ASS actief bezig zijn met de seksuele voorlichting. Het maakt de voorlichting interactief, wat belangrijk is in deze leeftijdsgroep betreft het concentratievermogen. In de seksuele voorlichting is materiaal ontwikkeld die aansluit bij deze technieken. Zo wordt er in de voorlichting gebruikt gemaakt van een picto spel, stappenplannen en materiaal waarmee de docenten demonstreren, maar ook geoefend kan worden door de meisjes met ASS. In het draaiboek wordt verwezen naar dit materiaal en worden er tips gegeven om gebruik te maken van de didactische technieken. Het materiaal is voorzien van een kleurensticker, met daarop een nummer. Deze kleurenstickers verwijzen naar het daarbij horende thema. Er is gekozen voor deze manier van werken omdat deze manier voor structuur en een duidelijk overzicht zorgt. Daarnaast werkt deze manier efficiënt voor zowel de docenten als de leerlingen.
%&
'
Als derde deelonderzoek stond er een vragenlijst voor de medewerkers van SO Klein Borculo en SO De Isselborgh gepland. Dit met als doel bij te dragen aan de bruikbaarheid van het methodisch onderbouwd draaiboek, werkboek en tastbare materialen. Door deze vragenlijsten wordt er voor gezorgd dat het bovenstaande specifiek is afgestemd op de doelgroep en de opdrachtgever. Bovendien worden de ideeën getoetst op bruikbaarheid via de vragenlijsten. Deze worden tijdig besproken met de opdrachtgever en voorzien van feedback. Een duidelijk en concrete schriftelijke vragenlijst zal er voor zorgen dat elke medewerker de vragen efficiënt en makkelijk kan beantwoorden. Dit zal er voor zorgen dat de betrouwbaarheid van de uitslag van de schriftelijke vragenlijst zo hoog mogelijk wordt. De vragenlijst wordt door de adjunct-directrice van de school Klein Borculo afgenomen. Door het feit dat de adjunct-directrice de vragenlijst afneemt zal hier ook serieuzer mee worden omgegaan. Dit is bevorderlijk voor de betrouwbaarheid. Helaas heeft de vragenlijst niet meer kunnen plaats vinden vanwege tijdgebrek. De vragenlijst is wel gemaakt en verstuurd, maar er heeft een misverstand plaatsgevonden. Er is binnen de planning geen rekening gehouden met de schoolvakanties van SO Klein Borculo en SO De Isselborgh, waardoor de ingevulde vragenlijsten niet op tijd konden worden meegenomen in het onderzoek. Er is voor gekozen om daardoor de vragenlijst te laten vervallen als derde deelonderzoek. Echter heeft het laten vervallen van de vragenlijst geen invloed op de betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid van het onderzoek. Het projectresultaat is voldoende onderbouwd door middel van de andere twee deelonderzoeken. De vragenlijst diende als extra controle om te kijken of het projectresultaat aansloot op de verwachting van de opdrachtgever en de medewerkers die de seksuele voorlichting gaan geven. Om te controleren of het projectresultaat aan de verwachting van de opdrachtgever heeft voldaan, heeft er wel een gesprek plaatsgevonden over het projectresultaat. Hieruit bleek dat het gemaakte product voldeed aan de verwachting van de opdrachtgever. Een alternatief voor de vervallen vragenlijst is dat de medewerkers die de voorlichting geven tijdens de ingeplande evaluatiemomenten (zie implementatieplan) het project bespreken op punten die mogelijk verbeterd kunnen worden. Een leerpunt voor de volgende keer is om volgens een strakkere planning te werken en deze beter te communiceren met de opdrachtgever. In de planning is geen rekening gehouden met eventuele vertragingen zoals een schoolvakantie. Wanneer er betere afstemming had plaatsgevonden met de opdrachtgever had dit misverstand kunnen worden voorkomen. In de communicatie zal voortaan meer rekening gehouden moeten worden met de transparantie ten
opzichte van de opdrachtgever. Hierdoor wordt de ‘lijn’ in het project zichtbaarder voor de opdrachtgever.
8: Onze Visie Een van de verschillen tussen kinderen met ASS en kinderen zonder ASS is dat kinderen met ASS moeite hebben met het bevatten van concepten en het in perspectief plaatsen van deze concepten. Een autisme specifieke aanpak op het gebied van seksualiteit is daarom erg belangrijk voor meisjes met ASS. Als afstudeergroep vinden wij het noodzakelijk om een autisme specifieke seksuele voorlichting te ontwikkelen voor meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar. Als beginnende Maatschappelijk Werkers dragen we bij aan de profilering van het beroep door preventief op de toekomstige vragen van meisjes in te spelen. Maatschappelijk werkers hebben een signalerende functie waardoor zij in kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen en behoeften van bepaalde doelgroepen. Met de ontwikkeling van de seksuele voorlichting zijn wij ingesprongen op een nieuwe behoefte van meisjes met ASS. We willen hiermee voorkomen dat meisjes met ASS een verkeerd beeld krijgen van seksualiteit. Voorkomen is immers beter dan genezen. Aan de hand van de seksuele voorlichting, draaiboek en werkboek, willen we als afstudeergroep bewerkstelligen dat docenten een realistisch beeld kunnen scheppen betreffende seksualiteit voor meisjes met ASS in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar.
( Hieronder bevindt zich het plan van aanpak voor implementatie. De wijze waarop het draaien werkboek met bijbehorende tastbare materialen overgedragen wordt aan de scholengemeenschap Zuidoost Gelderland en Twente, locaties SO Klein Borculo en SO De Isselborgh staan hieronder weergeven. Er heeft afstemming plaatsgevonden met de projectgroep en opdrachtgever betreffende de implementatie. De resultaten van deze afstemming zullen hieronder besproken worden. Noodzakelijke organisatorische randvoorwaarden zijn hierin eveneens opgenomen. De implementatie is specifiek gericht op de medewerkers van betreffende scholengemeenschap, die de seksuele voorlichting in gebruik zullen nemen. Middels deze implementatie zullen de medewerkers handvatten aangereikt krijgen die een bijdrage leveren aan integratie van de seksuele voorlichting aan meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met ASS binnen SO Klein Borculo en SO De Isselborgh. In het implementatieplan zal verwoord worden hoe uitvoering en effecten van het plan geëvalueerd kunnen worden. Hierbij worden ook mogelijke knelpunten bespreekbaar gemaakt. Allereerst zal er in de implementatie aandacht geschonken worden aan de definitie en/of betekenis van implementatie. Grol et al., (2000) hebben vijf stappen omschreven die een individu of instelling door moeten maken om te komen tot integratie van richtlijnen. Implementatie bestaat uit verschillende fasen in het veranderingsproces. Verschillende strategieën die bijdragen aan een succesvolle implementatie van het draai- en werkboek inclusief tastbare materialen, zullen hieronder stapsgewijs beschreven worden. Grol et al., (2000) omschrijft de vijf stappen als volgt: Oriënteren, Inzicht, Acceptatie, Verandering en Behoud. Deze implementatie heeft als doel dat:
‘De seksuele voorlichting voor meisjes met ASS in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar een structurele plaats inneemt in het (beroepsmatig) handelen binnen scholengemeenschap SO Klein Borculo en SO De Isselborgh’.
( Voorafgaand aan implementatie is het van belang inzicht te verkrijgen in de betekenis en/of definitie van implementatie. Implementatie wordt omschreven als een procesmatige en planmatige invoering van vernieuwingen en/of verandering van bewezen waarde, met als doel dat deze een structurele plaats innemen in het (beroepsmatig) handelen, in het functioneren van organisatie(s) of in de structuur van de betreffende instelling. Hulscher e.a. (2000) omschrijven dan ook dat er bij implementatie altijd sprake is van een procesmatige aanpak. Daarbij geven zij aan dat een bepaalde stap of fase moet zijn doorlopen voordat gestart kan worden met een nieuwe stap of fase. Hulscher e.a. (2000) omschrijven dit als volgt: “het op beredeneerde wijze kiezen en uitvoeren van strategieën om implementatie van een bepaalde vernieuwing te bereiken” (Hulscher e.a., 2000).
Plan voor implementatie: Het onderstaande plan voor implementatie is opgebouwd uit vijf verschillende stappen aan de hand van Grol et al., (2000). De stappen zullen hieronder één voor één aan bod komen met daarin de uitwerking van de verschillende stappen. Stap 1: Oriënteren Binnen deze stap zijn twee onderdelen te onderscheiden. Enerzijds kenmerkt deze stap zich door het op de hoogte brengen van bijvoorbeeld sleutelfiguren. Anderzijds is het wekken van interesse aan de hand van bijvoorbeeld wervende brochures kenmerkend voor deze stap. Grol et al., (2000) omschrijft bij de stap twee strategieën: persoonlijke benadering en uitleg. Hiermee wordt desinteresse voorkomen.
(
$
Gekeken naar bovenstaande omschrijving van de stap oriëntatie, zal middels een presentatie tegemoet gekomen worden aan een persoonlijke benadering en uitleg. Dit zal geschieden aan de hand van een presentatie op SO Klein Borculo. Organisatorische voorwaarden voor de presentatie zijn essentieel, wil de seksuele voorlichting voor meisjes met ASS in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar adequaat ingevoerd worden. Reeds heeft er afstemming plaatsgevonden met de adjunct-directrice van SO Klein Borculo betreffende de datum, het tijdstip en aanwezigen gedurende de presentatie. De presentatie zal plaatsvinden tijdens de eerder geplande teamvergadering op SO Klein Borculo. Organisatorische voorwaarden zoals ruimte en benodigde faciliteiten op de locatie SO Klein Borculo zijn reeds aanwezig. Omdat deze vergadering al gepland staat is het niet noodzakelijk hier extra uitnodigingen voor te verstrekken. Het team is door de adjunct-directrice van SO Klein Borculo al op de hoogte gebracht van de invulling van deze vergadering. Gedurende het werken aan het project is contact onderhouden met de adjunct-directrice over de afstemming van het draai- en werkboek op de wensen van de betreffende scholengemeenschap. Gedurende deze contacten zijn vorderingen besproken en ideeën voorgelegd waarop feedbackmomenten voor de onderzoekers plaatsvonden. Aan de hand van gesprekken met zowel interne als externe professionals, heeft er oriëntatie plaatsgevonden op toepasselijke materialen en ideeën betreffende een seksuele voorlichting voor meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met ASS. In mondeling overleg met de adjunct-directrice van SO Klein Borculo zijn deze ideeën van feedback voorzien en naderhand uitgevoerd. Gedurende de bijeenkomsten met de opdrachtgever zijn telkens de ideeën en ontwerpen voor het draaiboek, werkboek en materialen voorgelegd. Tijdens de implementatie zal gebruik gemaakt worden van het ontwikkelde draai- en werkboek en ‘De Box’ met bijgevoegde tastbare materialen. De seksuele voorlichting wordt gedurende de presentatie in de vorm van een ‘vaardigheidstraining’ aangeboden aan de medewerkers van betreffende scholen. De onderzoekers zullen de medewerkers aan de hand van het draaiboek de ‘seksuele voorlichting’ aan den lijve laten ervaren tijdens de presentatie. In deze zullen de aanwezigen kennis en inzicht verkrijgen over de wijze waarop zij de seksuele voorlichting aan de kinderen moeten overbrengen. De presentatie zal stapsgewijs geschieden volgens de omschreven structuur in het draaiboek. Tijdens de presentatie zal regelmatig gecontroleerd worden of de instructies duidelijk zijn, door hiernaar te vragen tijdens de presentatie.
De meisjes met ASS hebben behoefte aan structuur, veiligheid en rust. Gedurende de ontwikkeling van het draaiboek- en werkboek zijn deze drie aspecten gewaarborgd. Vrijblijvend experimenteren is daarom niet gewenst, omdat deze drie aspecten daardoor in het geding kunnen komen en de seksuele voorlichting belemmeren. Docenten kunnen enigszins zelf invulling geven aan de seksuele voorlichting. Voornamelijk in de keuze voor thema’s die besproken kunnen worden en in welke volgorde de docent dit wil doen tijdens de klassikale voorlichtingsbijeenkomsten. Echter dient hier wel rekening mee gehouden te worden als de voorlichting individueel gegeven wordt. Dan is de vraag van het meisje het uitgangspunt. In ‘De Box’ zijn sheets opgenomen die dienen als reminder/instructie voor het inleggen van bijvoorbeeld maandverband en het inbrengen van tampons. Deze zijn in stapsgewijze volgorde weergeven met behulp van plaatjes en tekst. De tekst zal voornamelijk dienen als reminder. De sheets zullen consequent gebruikt worden. In het draaiboek wordt dan ook telkens verwezen naar deze sheets. In het draaiboek zijn reminders opgenomen in de vorm van tips voor docenten en demonstratie van materiaal. In deze tips staat omschreven waar docenten op moeten letten bij het bespreekbaar maken van betreffend onderwerp en hoe zij de materialen dienen te demonstreren. Deze staan gekaderd weergeven onder de uitwerking van ‘Geef me de 5’. De docenten die de seksuele voorlichting zullen verzorgen, krijgen door middel van deze presentatie een uitgebreid beeld van het draaiboek, werkboek en materialen. Het kan zijn dat de docenten na deze presentatie nog niet voldoende kennis hebben over het geven van een seksuele voorlichting, waardoor zij nog verder geïnformeerd, getraind of geschoold moeten worden. Aandacht hiervoor zal besteed worden bij stap 4: ‘Verandering’. Stap 2: Inzicht Deze stap staat in het teken van: het vergroten van begrip bij de docenten die de voorlichting gaan uitvoeren, aan de hand van bijvoorbeeld goede instructiematerialen en regelmatige herhaling. Ook het creëren van inzicht in eigen routines door bijvoorbeeld zelftoetsing en intercollegiale toetsing is hierin essentieel. De strategie die Grol et al., (2000) omschrijft bij deze stap is: kernachtige boodschap. Deze kernachtige boodschappen zijn erop gericht onvoldoende kennis en/of begrip te voorkomen. Uit het overleg met de opdrachtgever kwam naar voren dat docenten het belangrijk vinden dat de ouders van de meisjes ingelicht worden wanneer zij een seksuele voorlichting volgen. In overleg met de opdrachtgever is gekozen voor het ontwikkelen van een brief voor de ouders.
() * In eerste instantie leek het ons verstandig om ouders/verzorgers in de vorm van een brief te informeren voordat de seksuele voorlichting daadwerkelijk gegeven is. Na overleg met de opdrachtgever bleek dat het voorafgaand informeren van ouders/verzorgers over deze voorlichting veel verwachtingen op zou kunnen roepen bij ouders/verzorgers van de kinderen. De voorlichting is specifiek gericht op meisjes met ASS in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar. Veel informatiebrieven zullen ook ouders bereiken met kinderen buiten deze doelgroep. Het risico ontstaat hierbij dat ouders/verzorgers allerlei verwachtingen krijgen, die de scholen niet waar kunnen maken met deze voorlichting. Denk hierbij aan de verwachting van het realiseren van een seksuele voorlichting voor een andere leeftijdscategorie.
Het filteren van deze doelgroep, die voorafgaand aan de seksuele voorlichting een brief toegezonden zal krijgen is niet haalbaar. Brieven kunnen gesorteerd worden op basis van leeftijd en geslacht. Toch blijkt dat het niet zo eenvoudig is om de meisjes met ASS waarvoor deze voorlichting minder geschikt is uit de groep te selecteren. Het is daarom beter om deze selectie door de docenten van deze meisjes te laten plaatsvinden. In overleg met de opdrachtgever zijn we tot de conclusie gekomen dat er een brief opgesteld zal worden voor de meisjes die daadwerkelijk de seksuele voorlichting hebben gevolgd. Dit betekendt dat de brief pas aan de meisjes meegegeven zal worden wanneer onderdelen van de seksuele voorlichting met de meisjes besproken zijn. In de brief zal worden opgenomen welke thema’s/onderwerpen er met de meisjes besproken zijn. De brief zal geformuleerd worden als standaardbrief die telkens gebruikt kan worden. In overleg met de opdrachtgever is gekozen voor het schriftelijk op de hoogte brengen van ouders/verzorgers. Dit is in lijn met de wijze van informeren zoals de opdrachtgever dit voorheen heeft gedaan bij andere trainingen. Op het moment dat docenten vaker gecontacteerd worden over de seksuele voorlichting, kunnen zij er voor kiezen een ouderavond en/of bijeenkomst te plannen waarin vragen beantwoord kunnen worden. De verantwoordelijkheid voor het signaleren hiervan ligt bij de docenten. De planning van een eventuele ouderavond en/of bijeenkomst ligt bij de adjunct-directrice van SO Klein Borculo. Voor implementatie van de brief zullen verschillende organisatorische voorwaarden gesteld moeten worden. Allereerst dient er een brief opgesteld te worden. In deze brief zal opgenomen moeten worden dat de betreffende dochter van de ouders/verzorgers de seksuele voorlichting heeft gevolgd. Er zal in staan dat dit gedaan is op basis van de vraag die zij stelde aan de docent. In de brief is opgenomen dat de docent de inschatting heeft gemaakt, dat het meisje geschikt is om de seksuele voorlichting te volgen. Ook zal aangegeven worden welke thema’s er met het meisje besproken zijn. De contactgegevens van de docent zullen hier ook in staan. Zo kunnen ouders met vragen altijd bij de desbetreffende docent terecht. Ook kunnen zij de voorlichting inzien indien dit gewenst is. De brief zal aan de meisjes meegegeven worden op het moment dat zij voorgelicht zijn. Met de opdrachtgever is overeengekomen dat voorbeeld brieven van andere trainingen binnen de scholen naar de onderzoeksgroep zullen worden gestuurd. Dit zal als format dienen bij de ontwikkeling van de brief, horende bij de seksuele voorlichting. De adjunct-directrice zal deze brief opstellen. De verantwoordelijkheid voor de verspreiding van de brieven ligt dan ook bij de adjunct-directrice. Zij draagt er zorg voor dat de brieven uiteindelijk bij betreffende docenten terecht komen, waarna deze aan de meisjes meegegeven kunnen worden. De eventuele kosten die verbonden zijn aan de ontwikkeling van de brief zoals briefpapier/enveloppen en het drukken van deze brieven zullen uit het budget van de scholengemeenschap gehaald worden. In het overleg met de opdrachtgever komt naar voren dat de meisjes al weten dat zij vragen mogen stellen over thema’s rondom seksualiteit. De docenten zullen in de klassen benoemen dat de seksuele voorlichting zal worden gebruikt op het moment dat de meisjes een vraag hebben. Stap 3: Acceptatie Kenmerkend voor deze stap is enerzijds het scheppen van een positieve houding en anderzijds het opwekken van intentie tot verandering. Een positieve houding kan o.a. gecreëerd worden
door het bespreken van weerstanden en het aanpassen van vernieuwingen aan de wensen van de doelgroep. Intentie tot verandering kan opgewekt worden door bijvoorbeeld een demonstratie te geven van nieuwe werkwijzen en het inventariseren van knelpunten. Grol et al., (2000) beschrijft dat deze strategieën een negatieve houding ten opzichte van invoeringen voorkomt evenals het voorkomen dat er geen bereidheid is om te veranderen. In het overleg met de opdrachtgever hebben we het advies uitgesproken een intervisietraject te starten. Dit werd goed ontvangen door de opdrachtgever, waarna we dit intervisietraject verder afgestemd hebben met de opdrachtgever. Hieronder zullen we hier uitleg over geven.
(
+
'
Aandacht aan deze stap zal besteed worden binnen een intervisietraject voor docenten. De mogelijkheid bestaat dat docenten problemen ervaren tijdens het geven van de seksuele voorlichting. Deze problemen kunnen zich voordoen tijdens het bespreekbaar maken van de thema’s. Denk aan gevoelens van schaamte en ongemak die zich kunnen voordoen bij de docent. Dit zijn aspecten die door de meisjes niet onopgemerkt blijven. Dit gaat ten koste van de effectiviteit van de seksuele voorlichting. De meisjes kunnen in verwarring raken door signalen die de docent afgeeft. Enerzijds is het voor de docent zelf vervelend als hij/zij belemmeringen ervaart in het bespreekbaar maken van thema’s. Anderzijds is het voor de meisjes vervelend, daar zij ‘verkeerde associaties’ bij sommige thema’s kunnen ervaren. Dit moet voor beide partijen voorkomen worden. Het advies is daarbij een intervisietraject op te starten. Het doel van deze intervisiebijeenkomst is docenten de mogelijkheid te geven valkuilen en belemmeringen in het geven van de seksuele voorlichting bespreekbaar te maken. Zij verkrijgen tips, feedback en aanwijzingen hoe zij in bepaalde situaties wel of juist niet moeten handelen. Op deze manier wordt er voorkomen dat zij ‘foutieve signalen’ over seksualiteit afgeven aan de meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met ASS. Alle docenten die gebruik maken van de seksuele voorlichting nemen deel aan dit intervisietraject. De taak van de docenten gedurende intervisie is, dat zij voorbeeld ‘casuïstiek’ inbrengen, naar aanleiding van eigen ervaringen die zij hebben opgedaan in het geven van de seksuele voorlichting. De docenten maken daarin allereerst een situatieschets, waarna andere docenten de mogelijkheid krijgen om door te vragen op het ‘probleem’ welke de betreffende docent ervaart. Hierna schetst de docent een ‘gewenste’ situatie. Deze ‘gewenste’ situatie maakt de docent kenbaar aan de andere docenten en vraagt vervolgens tips en ideeën om de ‘gewenste’ situatie te bereiken. De docent kan vervolgens de verkregen tips en ideeën meenemen in de volgende seksuele voorlichting. In de eerstvolgende intervisie bijeenkomst zal teruggeblikt worden op de vorige ‘situatie’ waarna bekeken wordt of de docent iets aan de feedback en tips heeft gehad of dat de docent meer ondersteuning nodig heeft wat deze ‘situatie’ betreft. Het initiatief hiervoor ligt bij de adjunct-directrice om deze bijeenkomsten in goede banen te laten leiden. De adjunct-directrice heeft tevens de afstudeeropdracht begeleid, zij wil dan ook de afwikkeling en eventuele kwaliteitsverbeteringen die in toekomst wellicht gedaan moeten worden begeleiden. In overleg met de opdrachtgever zijn we tot de conclusie gekomen dat deze intervisiebijeenkomsten eens in de 8 weken plaats zullen vinden. Deze frequentie komt voort uit de thema vergaderingen die ook eens in de 8 weken plaatsvinden. Deze thema vergaderingen bieden een geschikte mogelijkheid om de intervisiebijeenkomsten te houden.
Deze thema vergaderingen zijn gekoppeld aan de teamvergaderingen, waar de docenten aanwezig zullen zijn die daadwerkelijk met de seksuele voorlichting gaan werken. Er hoeft geen extra ruimte beschikbaar gesteld te worden, daar deze al beschikbaar is voor de teamvergadering. Teamvergaderingen behoren tot de wekelijkse planning waardoor geen extra uren verbonden zullen zijn aan dit intervisietraject. Een belangrijke organisatorische voorwaarde voor het intervisietraject is, dat de docent die het ‘probleem’ ervaart dit alvorens kort uitwerkt. Deze uitwerking stuurt de betreffende docent één week voorafgaand de intervisiebijeenkomst naar de andere docenten. Dit biedt docenten de mogelijkheid zich voor te bereiden op het ‘probleem’ en alvorens vragen, tips en ideeën te formuleren die ze tijdens de intervisiebijeenkomsten kunnen stellen aan de betreffende docent. De scholengemeenschap kan ter ondersteuning van dit intervisietraject het boek, ‘Het reflecting team-intervisiemodel; Focus op het resultaat van Levi van Dam aanschaffen. Hierin staan stapsgewijs de fases omschreven die doorlopen kunnen worden in het bespreken van het ‘probleem’. In het draaiboek is er op papier ruimte om het eigen handelen tijdens de seksuele voorlichting te evalueren. Mogelijke knelpunten, problemen of vragen kunnen hier beschreven worden. Tevens kunnen ze hier omschrijven waar ze op moeten letten gedurende het geven van de seksuele voorlichting. Deze ‘reminders’ kunnen ook gebruikt worden tijdens de intervisiebijeenkomsten. Stap 4: Verandering Deze stap kenmerkt zich door invoering van verandering in de praktijk. De strategieën die Grol et al., (2000) hierbij beschrijft zijn o.a. vaardigheidstraining, lokale ondersteuning/hulpkrachten en vrijblijvend experimenteren. Met deze strategieën kan voorkomen worden dat er niet gestart word met de uitvoering en/of er onvoldoende succes mee bewerkstelligd word.
(, -
+
Kijkend naar de omschrijving van Grol et al., (2000) bij de stap verandering zal de nadruk vooral liggen op het gebied van kennisvergroting. Deze kennisvergroting zal specifiek gericht zijn op het aanleren van vaardigheden voor het geven van een seksuele voorlichting aan meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met ASS. Daarnaast is de bijwerking dat docenten eenvoudiger over seksualiteit praten erg gewenst, aangezien dit ook een struikelblok kan zijn. In het overleg met de opdrachtgever is naar voren gekomen dat docenten binnen de scholengemeenschap SO Klein Borculo en SO De Isselborgh behoefte kunnen hebben aan een training betreffende het geven van een seksuele voorlichting aan kinderen met ASS. De presentatie zal een eerste aanzet zijn in het aanleren van vaardigheden met betrekking tot het geven van de seksuele voorlichting. Ter verdere ondersteuning adviseren wij in samenspraak met de opdrachtgever een training in het geven van seksuele voorlichting aan kinderen met ASS. Docenten zullen in deze getraind worden in het geven van een seksuele voorlichting aan kinderen met ASS. Gedurende het onderzoek heeft de afstudeergroep gebruik gemaakt van verschillende Good Practices. Één daarvan is Thuisbegeleiding Autisme. Thuisbegeleiding Autisme traint onder andere docenten in het geven van een seksuele voorlichting aan kinderen met ASS.
We adviseren deze training aan docenten aangezien seksualiteit vaak een beladen onderwerp is. Voor veel mensen in het moeilijk om hierover te praten. Sommige docenten zouden tijdens het geven van de seksuele voorlichting verkeerde signalen af kunnen geven (zoals een rood hoofd of ongemakkelijke houding) omdat zij zichzelf ongemakkelijk voelen bij het bespreekbaar maken van thema’s rondom seksualiteit. Het volgen van een training in het geven van seksuele voorlichting kan de docent handvatten en houvast bieden. Ten eerste zal een geschikte data afgesproken dienen te worden tussen opdrachtgever en Thuisbegeleiding Autisme. Wellicht is het mogelijk deze training in te plannen op een studiedag wanneer de kinderen van de scholengemeenschap vrij zijn. De adjunct-directrice van SO Klein Borculo draagt de verantwoordelijkheid over de afstemming met Thuisbegeleiding Autisme. We adviseren de training intern bij SO Klein Borculo of SO De Isselborgh te laten plaatsvinden. Hier zijn voldoende geschikte ruimtes beschikbaar waar de training gehouden kan worden. Aan deze training zijn wel kosten verbonden. De opdrachtgever zal hier budget voor vrij moeten maken. De opdrachtgever heeft in het overleg aangegeven open te staan voor een training aan docenten voor het geven van een seksuele voorlichting.
Stap 5: Behouden Deze stap is erop gericht verandering te behouden door bijvoorbeeld regelmatige toetsing en feedback en/of reminders en praktische hulp. Deze strategieën voorkomen dat er geen verankering en integratie in routines ontstaan (Grol et al., (2000).
( " .+ Gekeken naar de stap behouden is het inlassen van evaluatiemomenten noodzakelijk om te voorkomen dat er geen verankering van de seksuele voorlichting aan meisjes in de leeftijd van 9 t/m 12 jaar met ASS plaatsvindt binnen scholengemeenschap SO Klein Borculo en SO De Isselborgh. Uit het overleg met de opdrachtgever is naar voren gekomen dat zij een evaluatie van de seksuele voorlichting een belangrijke aangelegenheid vinden. Er is dan ook verdere afstemming met de opdrachtgever geweest over de voorwaarden met betrekking tot deze evaluatiemomenten. We zijn tot de conclusie gekomen dat evaluatiemomenten ingelast moeten worden om de effectiviteit van de seksuele voorlichting te peilen, mogelijke knelpunten op te sporen en deze te verbeteren. In overleg is besloten dat de adjunct-directrice van SO Klein Borculo de leiding neemt gedurende deze evaluatiemomenten. Indien er veranderingen aangebracht dienen te worden draagt de adjunct-directrice hier verantwoording voor. Het kan hierbij gaan om noodzakelijke veranderingen betreffende het draaiboek, het geven van de voorlichting en tastbare materialen. Noodzakelijke organisatorische voorwaarden zullen ook voor een evaluatiemoment getroffen moeten worden. We adviseren de opdrachtgever deze evaluatiemomenten tijdens de teamvergaderingen te plannen. In de planning dient er rekening mee gehouden te worden dat deze evaluatiemomenten niet samenvallen met de intervisiebijeenkomsten. De planning voor deze evaluatiemoment is de verantwoordelijkheid voor de adjunct-directrice. De frequentie voor deze evaluatiemomenten zal niet hetzelfde zijn als bij de intervisiemomenten, dus eens in de 6 weken een evaluatiemoment en eens in de 8 weken een intervisietraject. Hiermee word voorkomen dat docenten op vrije dagen terug moeten komen voor dit evaluatiemoment. We adviseren eens in de 6 weken de seksuele voorlichting te evalueren. Mocht dit uiteindelijk te veel of juist te weinig zijn, dan kan de opdrachtgever hierin de keuze maken de frequentie te verhogen of verlagen. De evaluatie kan mondeling maar ook schriftelijk geschieden. Hieronder staan enkele vragen omschreven die zoal aan bod kunnen komen bij de evaluatie van de seksuele voorlichting. De evaluatie heeft als doel dat docenten aan kunnen geven of het materiaal, de thema’s, opdrachten en tips nog aansluiten op de vragen/behoeften van de meisjes en zijzelf als docent. De docenten kunnen deze bijeenkomsten gebruiken om aanvullende behoeften weer te geven wat betreft het geven van de seksuele voorlichting.
Een aanzet tot schriftelijke evaluatie is hieronder gegeven. De scholengemeenschap kan er echter ook voor kiezen deze vragen mondeling te stellen tijdens de evaluatiemomenten: • • • • • • • • • •
Voldoet het materiaal in ‘De Box’ aan de vragen van de meisjes? Voldoet het werkboek aan de wensen van de meisjes? Zijn er voldoende opdrachten in het werkboek opgenomen? Zijn de opdrachten voldoende autisme specifiek? Is het niveau van de opdrachten passend bij de meisjes gezien de leeftijdscategorie in combinatie met ASS? Heb ik als docent genoeg tips gekregen voor het werken met het draaiboek? Voldoen de thema’s nog aan de wensen van de meisjes in deze leeftijdscategorie? Waar heb ik als docent zijnde behoefte aan? Zijn er aanpassingen betreffende het materiaal noodzakelijk? Zo ja, welke? Moeten er aanpassingen gedaan worden in het draaiboek? Zo ja, welke?
Omdat deze evaluatiemomenten in de geplande teamvergaderingen plaats zullen vinden, hoeven er geen extra tijden/dagen ingepland te worden. Er zullen hieraan dus geen extra kosten verbonden zijn. In het plannen van de agendapunten voor de vergadering dient wel rekening gehouden te worden met het evaluatiemoment. Dit evaluatiemoment dient dan ook tijdig in de agenda opgenomen te worden. De adjunct-directrice van SO Klein Borculo draagt hier zorg voor.
/*
'
•
Braet, C. & Prins, P. (2008) Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
•
Duin, D. van e.a. (2004) Soorten implementatiestrategieën en benaderingen. In D. van Duins (e.a.). Methoden van implementatie voor zorgvernieuwing (waaronder richtlijnen) (pp. 9-13 en 41). Utrecht: Trimbosinstituut (innovatie, implementatie).
•
Grol, R.P.I.M. et al. (200) Organisatie van de invoering van verandering. In R.P.I.M. Grol, J.J.E van Everdingen, en A.F. Casparie. Invoering van richtlijnen en veranderingen: een handleiding voor de medische, paramedische en verpleegkundige praktijk (pp. 169-183). Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. (innovatie, implementatie).
•
Landelijk Netwerk Autisme. Geraadpleegd in Maart 2011, http://www.landelijknetwerkautisme.nl/index.php?pid=107
•
Van der Blom, W. (2005) Protocol Autisme en Seksualiteit; over wensen en grenzen in de seksuele opvoeding van autistische kinderen,Geestelijk Gezondheidskundige aan het IvOO te Maastricht
•
Van der Velde, C. (cop. 2004). Vaardigheden en tekorten. In Ouderengids autisme: een praktische handleiding sociale vaardigheden. (pp. 23-26). Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds)