DOOD IN TUNESIË
DOOD IN TUNESIË Marc Haagen
Marc Haagen
[email protected] ISBN : Omslagontwerp : Marc Haagen Afbeelding cover : Dreamstime.com Foto : Marc Haagen (c) Marc Haagen Druk : 1ste druk juni 2014
Van de auteur verschenen eerder : De beer is los (2010) Gouden tijden (2010) Voer voor goldbugs (2011) De grootste depressie en andere voorspellingen (2012) Slim shoppen op internet (2012) Leven als god in Tunesië (2013)
“Elke gelijkenis tussen bestaande personen of gebeurtenissen en dit verhaal berust op louter toeval. Het geheel is volledig verzonnen en ontsproten aan de verbeelding van de auteur”. Deze formulering dient hier verplicht opgenomen te worden, aldus mijn advocaat. “Je est un autre”, schreef de Franse dichter Arthur Rimbaud eertijds al maar...is dat ook zo ? En het was de Nederlandse schrijver Harry Mulish die ooit stelde : “Het beste is het raadsel te vergroten”.
Voor Elisabeth, Queeny en Zoë, en alle echte vrienden en vriendinnen
“Love is that condition in which the happiness of another person is essential to your own.” ― Robert A. Heinlein “A friend is someone who knows all about you and still loves you.” ― Elbert Hubbard “Death ends a life, not a relationship.” ― Mitch Albom
INHOUD Een tragedie vindt plaats Eenoog in het land der blinden/Marc Haagen dans le pays des fous Leven en vrijheid om...wat te doen ? Over geld en hoe het te verwerven Vlucht uit de werkelijkheid Praktische oplossingen Stemmingswisselingen Terug in België Overspannen Open Brief Aan Elisabeth Reminiscenties aan betere tijden Een afscheidsbrief Schuld en boete Open Brief Aan God Intermezzo 1 : ik word gokverslaafde Spijt komt altijd te laat Intermezzo 2 : ik word hoerenloper Es ist erreicht ? Intermezzo 3 : ik word schoonmaker Een vat vol tegenstrijdigheden Intermezzo 4 : ik word callboy Leven in Tunesië Intermezzo 5 : ik word beleggingsadviseur Voer voor psychologen Arbeid macht frei ? Elisabeth en Michel Sardou Gevangenschap : vloek of zegen voor de schrijver Leven van 817 euro per maand - een handleiding Miscellaneous : mijmeringen uit de ondergrond Vrije wil en voorbestemming Slotwoord/Terminus
Een tragedie vindt plaats
De slaapmiddelen waren al voorhanden, die had Eli, mijn vrouw, reeds langer in huis. “Voor in geval”, “je weet nooit of we eens zelfmoord moeten plegen”. Zelf had ik bij verschillende apotheken in Nabeul, Tunesië, de chloroquine gekocht. 150 Tabletten zogenaamde antimalariapillen. Heel doeltreffend naar het schijnt, daar vrij verkrijgbaar, in België slechts voor reizigers naar verre oorden beschikbaar en op voorschrift van de dokter. Heel dodelijk ook in deze hoeveelheden, aldus het boek UITWEG van de Nederlanders Boudewijn Chabot en Stella Braam. Wij kochten het “handboek voor zelfeuthanasie”, de 8ste druk 2013 als e-boek, vanuit Tunesië. Online betalen met je kredietkaart en het boek kwam meteen beschikbaar. De aldus verworven kennis is : 75 tabletten chloroquine eerst te nemen per persoon, fijngemalen met een stamper en gemengd met pudding of yoghourt. Daarna 500 mg langwerkende slaapmiddelen en tot slot nog 100 mg snel- of kortwerkende slaapmiddelen. Elk dus drie schaaltjes puur vergif eigenlijk. De smaak is om van te braken. Maar braken mag je zeker niet doen; daarom moet je je maag voorbereiden met een anti-braakmiddel, 24 tot 36 uur op voorhand in te nemen met tussenpauzen van 8 uur. Alzo kozen Elisabeth en ik voor motilium, wat ook al voorhanden was in haar voorraadkast medicijnen en eigenlijk bedoeld is voor maagstoornissen en -problemen. We planden onze gezamenlijke daad voor 25 januari 2014. Het zou een zaterdagavond/nacht worden, een moment waarop er vast niemand nog aan de deur zou aanbellen. Belangrijk was ook dat het voor 1 februari zou gebeuren, want dat was de dag dat de driemaandelijkse huur opnieuw gevorderd zou worden. 2400 Euro (te betalen in Tunesische dinar) en die bezaten we niet meer. Of toch misschien nog net maar dan zouden we drie maanden niet kunnen eten. Geen uitweg dus meer. Geen perspectieven. Geen middelen. Terugkeren naar België, ons thuisland tot januari 2013, toen we naar Tunesië verhuisden, was blijkbaar ook al een onmogelijkheid. We zouden er moeten leven of beter : overleven, van 6 euro per dag voor twee volwassenen en twee hondjes, onze Chihuahua's Queeny en Zoë. Na aftrek van alle kosten en in een klein gemeubeld flatje misschien drie hoog. Na een groots leven geleid te hebben van luxe en overvloed, vooral Elisabeth, zou dit een enorme afgang betekenen, gezichtsverlies tegenover vrienden en kennissen. Dat wenste zij niet mee te moeten maken op haar leeftijd nog, 69 jaar. “Er zijn dus geen 10 oplossingen”, zei ze. We kunnen niet blijven (want ik had net mijn werk als schrijver en het bijbehorende loon verloren, waardoor ik geen inkomsten van tenminste 750 euro meer had, voorwaarde om in Tunesië te mogen wonen als buitenlander). En we kunnen niet terugkeren. Aldus Eli bleef er nog slechts één oplossing over : gezamenlijk zelfmoord plegen. Dat zou wel pijnloos moeten gebeuren dus met genoemde medicijnen. Gewoon niet nadenken; eten, inslikken die vreselijke smurrie. Water erbij om door te spoelen. En rustig in slaap vallen...om nooit meer wakker te hoeven worden. Tevoren moesten echter onze twee Chihuahua's, Queeny van 6 jaar en Zoë van 2 jaar, net als wij “inslapen”. Er zou immers niemand meer overblijven om voor hen te zorgen, zij die een princessenleventje gewend waren. We gaven onze dierbare hondjes, die als kindjes voor ons waren, dus ook chloroquine en slaapmiddelen te eten, gewikkeld in hesp die ze dolgraag lustten. Dan elk een hondje op de schoot nemen en strelen, almaar strelen, als om ze gerust te stellen. Het bleek veel moeilijker dan gedacht want het hele overlijdensproces van deze twee schatjes duurde in totaal meer dan twee uur. Dan pas begaf hun hartje het en stopten ze met ademen, en gingen daadwerkelijk dood. Wat een afschuwelijke daad hadden we gepleegd ! Je eigen kindjes alzo doden, vermoorden... Maar er was geen andere mogelijkheid, aldus Eli. Want eens wij tweeën vroeg of laat ontdekt zouden worden, dood in ons bed, zou er paniek uitbreken, met tientallen vreemden die het huis betreden, de deuren die opvliegen en de hondjes – die geen onbekenden vertrouwden of gewend waren – zouden de eerste de beste kans benutten om weg te lopen, de straat op, om daar straathondjes te worden. Zonder onderdak, zonder ons, zonder liefde en verzorging. Om van
honger en dorst uiteindelijk om te komen. Hun lijdensweg zou dagen, misschien weken kunnen duren. Neen, dan beter twee uur doen lijden, kort, uit liefde. We hebben hen gedood uit liefde, zo zagen we dat toch. Voor hen net als voor ons gold dus : uitstappen, uit het leven, en wel op een “hoogtepunt”, nu er ogenschijnlijk financieel nog niets aan de hand was. Ikzelf wilde de boel de boel laten en zonder veel voorbereiding of verwittiging de dood ingaan. Zo niet Elisabeth, die vooreerst alles goed wenste te plannen. Er moest een testament komen, afscheidsbrieven ook in drie talen op het laatste moment naar vrienden en kennissen te versturen. Familie hadden we geen van beiden nog, behalve Eli een verre nicht. Ik was 52 jaar en zij net 69 geworden en iedereen was al voor ons overleden. Zij besliste om een verdeelsleutel op te maken per testament. Specifieke goederen en voorwerpen zouden naar specifieke personen gaan. Dat waren er vier. Latifah, onze trouwe huishoudster, zou alle handtassen krijgen. Die bezat Eli in overvloed. Dokter Zeïneb, onze huisarts die een vriendin geworden was, kreeg de grote plasmatelevisie en alle DVD's en CD's. De vrouw van Amor, onze klusjesman, zou de merkparfums krijgen. En tot slot was er nog Suzy, een Duitse dame die al 7 jaar alleen in Tunesië verbleef en die zich gespecialiseerd had in kunstnagels. Zij verzorgde altijd de nagels van Eli en was ook een goede vriendin geworden. Suzy zou persoonlijk niets ontvangen maar toch waren voor haar bestemd om aan de Berbers door te geven (heel arme inwoners van het zuiden van Tunesië) : alle vrouwelijke en mannelijke kledij die we zouden over laten. Zij deed immers veel aan liefdadigheid en zo zou een en ander nog nuttig aangewend worden. Maar eigenlijk was de volledige inboedel van huurwoning Villa 13, Résidence les Jasmins, Route Hammamet-Nabeul, 8000 Nabeul, van ons. Deels overgekocht van de vorige huurder, deels door ons geïmporteerd vanuit België. Er stond uiteindelijk met al wat we naderhand nog bijkochten om ons comfortabel te installeren, wel voor een waarde van 22.000 euro in aan meubels, kunst, hifi, drie televisies, noem maar op. Het mooiste was van België uit verhuisd naar Tunesië, dat was immers het “droomland” waar we de rest van onze dagen zouden vertoeven, in principe in weelde en overvloed. Een villa met drie slaapkamers, drie badkamers, een tuin en een zwembad. Dit alles voor “slechts” omgerekend 800 euro per maand. Het leek wel een koopje. Een soortgelijke woning zouden we in ons thuisland nooit onder de 2500 euro hebben kunnen huren. Leven en wonen in Tunesië betekende eigenlijk alles aan Belgische prijzen gedeeld door drie. En toch, en toch... Niets is wat het lijkt. Verhuizen, emigreren naar Noord-Afrika in januari 2013 was geen echte keuze, maar eerder een noodzaak. Ik was immers net ontslagen als verkoper-kassier in de taxfreeshops van Brussels Airport na een dienstverband van 24 jaar. We konden onze levensstijl van de laatste jaren in België niet meer verder zetten. Mooie woning, tuinman, poetsvrouw, sportwagen, merkkledij, juwelen en zo meer. Het spaargeld dat er tevoren nog was, was ondertussen ook al op. Ik bezat immers buiten de inkomsten als verkoper nog een zwarte bijverdienste als beleggingsadviseur en schrijver over financiële onderwerpen, economie, beleggen, geld en goud. Ik had klanten, portefeuilles te beheren, bracht een nieuwsbrief uit, verkocht zelfs fysiek goud en zilver. Uiteindelijk zouden deze zwarte inkomsten heel belangrijk worden als bijdrage aan het huishoudbudget en dit sinds 2005. Alles ging goed, iedereen verdiende veel geld met mij, door mij, ikzelf natuurlijk in de eerste plaats. Tot 2011 aanbrak. Ik/wij hadden alles ingezet op een verdere stijging van de goud- en zilverprijs...tot die begon te slabakken, te zakken, almaar te zakken. Van een hoogtepunt van 1900 dollar per troy ounce naar uiteindelijk in de twee jaar daarna naar 1200 dollar. Ik raakte financieel meer en meer achteruit, mijn “volgelingen” met me mee trekkend naar beneden, tot ik dan op een gegeven moment het vertrouwen en mijn geloofwaardigheid verloor. Weg klanten, weg abonnees, weg portefeuillebeheer, weg ook eigen geld en investeringen in edelmetaal. De enige manier om onze ruime levensstijl nog enigszins te behouden was vertrekken uit België en wel naar een plaats, een oord, een land waar alles slechts de helft tot een derde kostte vergeleken met ons thuisland. Tunesië dus zou het worden. Ik had gezocht naar een land waar ze Frans of Engels spraken, waar de zon vaak scheen, waar buitenlanders welkom waren, dat goedkoop was om in te leven en zelfs waar we de Vlaamse televisieprogramma's (heel belangrijk
voor Eli) zouden kunnen ontvangen. Ik had nog inkomsten kunnen behouden met te schrijven voor enkele Nederlandse internetsites en Eli genoot een bescheiden pensioentje. Het zou in theorie net moeten lukken. Maar uiteindelijk bleek leven in Tunesië op een Europese wijze veel geld te vergen. De inkomsten dekten de hoge kosten al niet meer na een half jaar. Ik begon allengs de financiën te verwaarlozen, rekeningen niet meer te betalen, putten te graven in de vorm van leningen aangaan, schulden maken, onder nul ook gaan op bankrekeningen. Alles om Eli niet te hoeven bekennen dat we opnieuw op een dood spoor raakten. Toen ik uiteindelijk in december 2013 elke vorm van inkomen verloor (ontslagen werd door de mensen achter de Nederlandse internetsites wegens een crisis op de advertentiemarkt die noopte tot besparingen) was het hek van de dam. Niet meer kunnen vertrekken en niet meer kunnen blijven dus. Zes volle weken restten ons nog tot de bewuste, cruciale datum van 25 januari 2014. Het werden in realiteit vreselijke weken van spanningen, stress, steeds maar erger wordend naarmate dat moment naderde. We aten nog slechts heel onregelmatig. We gingen niet meer uit en ontvingen ook niemand thuis. De rolluiken waren dag en nacht gesloten en we leefden bij kunstlicht. Eli en ik begonnen met veel sterke drank, alcohol, te consumeren, wel elk een halve liter wodka per dag. Plus zij nog rode wijn en ik whisky. Zouden we ons niet dood kunnen drinken, zei ze nog. Of tenminste alcoholisten worden, maar neen, daarvoor was de tijd dan weer te kort. Wel voelden we hevige hartkloppingen en mijn beide handen begonnen meer en meer te beven. En we rookten natuurlijk ook nog tegen de sterren op. Dat en TV en DVD kijken, de ganse dag lang. Al onze geliefde films en muziek zouden we nog één keer afspelen. Met schrijven had ik noodgedwongen moeten ophouden, ik zou er de concentratie en moed trouwens niet meer voor gehad hebben. Het leek in het begin nog heel lang tot. Maar eigenlijk vlogen in de praktijk de zes weken om als waren het dagen. Uiteindelijk waren Eli en ik ook uitgepraat, ik begon mezelf steeds te herhalen. Er volgde een oorverdovende stilte. We hadden alle mogelijkheden al tien keer overlopen en op het laatst leek het beter er maar het zwijgen toe te doen. Zoveel nog te zeggen, te vertellen, toch, maar eigenlijk viel er helemaal niets meer te zeggen. Hoe ontzettend zoals wij moesten ervaren – dat je de exacte datum van je dood op voorhand kent. Tiens, merkte Eli nog op, we zijn dus naar Tunesië gekomen om te sterven ! Dat zijn ware maar hartverscheurende woorden. Ook zei ze eens : ik wilde maar dat jij, Marc, me “iets” aan kon doen zodat ik zou sterven, zodat ik het niet zelf hoef te doen. Vroeg ze me hier om een moord te plegen ? Ik kon niet geloven dat zoiets uit haar mond kon komen, en toch. En ook : “misschien krijgen we wel een hartstilstand tevoren”. Maar het meest profetisch zouden volgende woorden van Elisabeth worden : “Ik vrees niet voor mezelf, ik zal wel sterven, maar ik vrees voor jou schatje, dat het bij jou niet zal lukken en dat je alleen zal achterblijven”. Profetische en ware woorden want...dat is precies wat er zou gaan gebeuren...! Na ons tezamen vergiftigd te hebben op de beschreven manier, zouden we beiden in een diepe, hopelijk eeuwigdurende slaap verzeilen tot ik...ongelofelijk maar waar...twee dagen later wakker werd. Ik opende mijn ogen, lag nog altijd in bed, zag de beide hondjes dood liggen op hun kussen (we hadden ze respectvol naar onze kamer overgebracht en met hun favoriete dekentjes toegedekt). Ik zag Eli levenloos liggen, niet meer op bed maar ze was er afgegleden, blijkbaar op weg naar of komende van het toilet in de aangrenzende badkamer. Dat was te merken aan de excrementen op de grond. Ik voelde haar hals, haar pols, Eli was reeds koud en kil. Zij was effectief overleden. Paniek ! Maandagochtend al, iedereen is wakker en op. Ze kunnen in principe komen aanbellen, opbellen, mailen; wat moest ik zeggen, wat moest ik doen met een dode vrouw en dode hondjes – en ikzelf als enige overlevende ? Zou ik uiteindelijk door enig misverstand beschuldigd kunnen worden van...moord ? En in de gevangenis belanden, de Tunesische gevangenis, naar verluid een van de vreselijkste oorden op aarde ? Ik verstond hun taal, het Arabisch, niet en niet iedereen hier spreekt vloeiend Frans. Misverstanden, problemen, wanhoop, paniek – ik moest dringend iets ondernemen. Ik verliet vlug het huis en nam de eerste de beste taxi, om opnieuw chloroquine te gaan kopen. Ditmaal geen 75 tabletten zoals in het vermaledijde boek foutief stond maar wel 90 stuks. Dat zou vast wel genoeg zijn voor een tweede zelfmoordpoging. Ditmaal moést die lukken,
ik had (weeral) geen keuze. En nu maar hopen dat niemand van vrienden of kennissen te vroeg langs kwam en zou ontdekken...dat wat niet te vlug ontdekt en zeker niet voorkomen mocht worden. Maar toen beging ik een cruciale fout. Ik nam niet meer de tijd om mijn maag voor te bereiden op de dodelijke dosis chloroquine en slaapmiddelen (die er nog genoeg voorhanden waren in huis). Dus wat gebeurde er vervolgens ? Ik nestelde me terug in het echtelijke bed, tussen de doden, en begon voor een tweede maal de vreselijk smakende smurrie binnen te werken. En toen kwam al vlug de blackout. Ik voel en herinner me nog hoe ik begon te braken, en ik hoor nog dat er werd aangebeld en zelfs op de deur geklopt. “Ze” waren er ! En toen...stilte, inslapen tot...weer twee dagen zouden verstrijken. Tot ik wakker werd in een ziekenhuisbed. Uit de verhalen van de bezoekers (de vrienden en kennissen) kwamen dan de eigen herinneringen weer naar boven. Ik raakte emotioneel in shocktoestand. Ik wilde of kon wat gebeurd was niet begrijpen, niet aanvaarden. Eli dood ? De kindjes Queeny en Zoë ook ? Ik blijf dus helemaal alleen achter, zonder geld, zonder middelen nog altijd ? Het leek niet te vatten hoe onzalig mijn toestand was. En ditmaal dus dezelfde zorgen en problemen maar niemand meer naast me om ze mee te delen ? Ook geen geblaf of gekwispel meer rond me ? Het nooit gedachte, nooit verwachte (behalve dan Eli's zorg en profetie van “wat als het met jou niet lukt ?”) was werkelijkheid geworden. Ik bevond me in een vreemde pyjama, in een vreemd bed, in een vreemde kamer en al wat ik me van de daarop volgende periode nog herinner is dat Suzy, de vriendin van Eli die haar manicure verzorgde, steeds zaken voor me meebracht en me troostte. Een scheerapparaatje, zeep, een joggingpak, coca cola, fruit. Ik herinner me ook nog geruststellende woorden van andere bezoekers. Zes dagen gingen zo voorbij als in een roes. Tot op een gegeven moment twee politieagenten me een bezoek brachten. Ik moest direct alles inpakken en zou overgebracht worden naar een andere kliniek, geen privé-instelling als die waarin ik nu verbleef maar een staatshospitaal. En eerst diende ik voor de juge d'instruction te verschijnen, de onderzoeksrechter, want die ging me meedelen hoe mijn situatie en toestand er voor stonden. Op een kwartiertje waren we al in zijn kantoor beland. Maar ik heb nog iets belangrijks achterwege gelaten, merk ik nu. In de geest van “deftig afscheid nemen” zoals Eli wilde, was ik op de gedachte gekomen om zelf ook iets ordentelijk te regelen. Ik stopte al onze resterende waardepapieren zoals identiteitskaarten, verblijfkaarten, reispassen, kredietkaarten en cash geld in een grote bruine envelop. Met daar opgeschreven “Pour Amor, exécuteur testamentair”. Want aldus de notaris waar we ons testament hadden laten opstellen, moest zo iemand benoemd worden. Dat zou dan Amor worden, de klusjesman waarmee we een heel goede band hadden opgebouwd in het afgelopen jaar. Die envelop had ik onderaan de trap in ons huis geplaatst, opdat hij zeker opgemerkt kon worden en bij Amor terecht zou komen. Diezelfde envelop werd me nu voorgehouden door de onderzoeksrechter in zijn kantoor in Nabeul. We hebben uw testament geannuleerd zei hij, niet geheel onvriendelijk. Ik diende hem alles wat er gebeurd was, wat ik me nog kon herinneren, te vertellen. Dat deed ik natuurlijk naar beste kunnen. En wat had ik een schrik, wat was ik onder de indruk van het gebeuren, ik werd plots heel onderdanig, wilde op alle mogelijke manieren meewerken, want ik moest vlug terug thuis geraken, naar de nu beruchte villa 13. Maar dat had ik mooi mis. Mij wachtte Hôpital Razi te Tunis, een psychiatrische kliniek waar wel 700 man verbleef, en ik zou de 701ste worden. De bruine envelop zou de onderzoeksrechter ondertussen bijhouden. Zelfs het contante geld wilde hij mij niet overhandigen, ik die voorzag dat toch nodig te zullen hebben. Ik bezat immers niets dan de geleende kleren aan het lijf. Ik had geen identiteitskaart op zak, geen betaalkaarten, geen sleutels zelfs meer van het huis. Mijn ganse ik zat eigenlijk in die envelop, en net die werd me nu onthouden. Zo zou ik weggebracht worden naar een vast vijandig oord. Want wie zegt psychiatrische kliniek denkt al vlug aan een hoop hele en halve gekken bij mekaar, in een vreemd land dan nog en waar een vreemde taal gesproken werd. Ik zou vast naar de, een hel gaan nu, dacht ik, doch bleef uiterlijk heel kalm en me heel meegaand en vriendelijk opstellend. Ik besefte maar al
te goed dat ik bij al deze ontwikkelingen mijn verstand goed moest zien te houden. Dus heel beleefd en rustig blijven, ook al heerst er in je binnenste volslagen paniek. Ik kreeg nog als bijkomende informatie dat een team van drie psychiaters zou worden aangesteld om mij geestelijk te onderzoeken. Zou hun rapport gunstig voor me zijn dan zou ik terug voor deze rechter mogen verschijnen, mijn envelop terugkrijgen en een vrij man verklaard worden. Een tijdstip of tijdsverloop kon daar echter niet op worden gezet. Ik zou moeten afwachten en wel in naar wat later zou blijken de bijzonder penibele omstandigheden van tussen psychiatrische patiënten te vertoeven, van lichte gevallen tot hele zware, dat zijn dan de zieke criminelen die de ernstigste feiten gepleegd hebben. De bevolking werd opgedeeld in aparte eenheden, in blokken. Zo kwam ik de eerste dag en nacht onverwacht in een grote zaal terecht. Lawaai, overbevolking, letterlijk gekken die tegen muren en deuren aantrapten, met dreigende tronies ook. De schrik, de intimidatie, de paniek inwendig die bij mij heersten zijn niet te beschrijven. Hier zou ik, Marc Haagen, te midden van complete chaos, dus alvast enige tijd doorbrengen ? Er werd door een verpleger gewaarschuwd voor het slapen gaan mijn bril af te geven, opdat hij niet beschadigd of gestolen zou worden. Wat zou er dan gebeuren met mij, ik die sterk bijziend ben vanaf mijn jeugd ? Ik zou zelfs het latente gevaar niet zien aankomen. Blijkbaar was ik toch moe geraakt want ik was in slaap gevallen in het mij toegewezen bed in die grote zaal. 's Ochtends vroeg en kreeg ik mijn bril terug. De chaos begon opnieuw, was eigenlijk nooit weggeweest. Dan : een klein lichtpuntje in wat een hopeloze situatie voor mij leek. Ik zou verhuizen naar “blok C”. Blok C dient in se voor observatie. Ik zou dus “geobserveerd” worden. In een kleine eenheid van 10 patiënten, geen van allen agressief of gewelddadig, gelukkig. Ik kreeg er zelfs een kamer apart zodat ik me 's nachts of overdag tenminste in alle rust kon terugtrekken. Helaas of misschien maar net goed : van de eerste twee dagen in blok C herinner ik me haast niets. Ik bleek duidelijk nog in shocktoestand. Want niet alleen het in-droevige dat er gebeurd was moest verwerkt worden, nu bleek ook mijn fysieke positie in groot gevaar. Hoe zou ik hier ooit nog uitkomen, en in welke toestand ? Zou ik inderdaad mijn bruine envelop – mijn identiteit eigenlijk – nog terugzien ? Ik bezat niets dan de gekregen kleren om mijn lijf. Ik diende me te laten leven, me volledig overgeven, diende vooreerst te overleven. Stand trachten te houden ook, vooral. Ik was beslist niet gek, had geen misdrijf of misdaad begaan, volgens mij. Helaas dacht en denkt men daar in Tunesië met hun geloof, hun koran, helemaal anders over dan bijvoorbeeld in België...
DOOD IN TUNESIË is het ware verhaal achter de vele onjuiste en tegenstrijdige berichten in de Vlaamse en Franstalige pers omtrent het “overlijden” van de schrijver Marc Haagen en zijn echtgenote Elisabeth Vancaeneghem in januari 2014 in Tunesië. Blijkt dat de auteur helemaal niet dood is maar integendeel wonderwel een vreselijke tragedie overleefd heeft. Hij is noodgedwongen door een persoonlijke hel gegaan. Zelfmoord plegen is in hun thuisland België al controversieel, maar in moslimlanden hoogst ongebruikelijk, tegen de koran en in principe zelfs strafbaar. Het heeft maar een haartje gescheeld of Marc was in de plaatselijke gevangenis beland. Het werd uiteindelijk een Tunesische publieke psychiatrische instelling, net één trapje hoger dan de hel van zo'n gevangenis. Wat later diende hij een rijkelijk leven in Noord-Afrika in te ruilen voor dat van dakloze in België want, jawel, Marc Haagen is moeten terugkeren. Alleen, zonder middelen, helemaal opnieuw starten in eigen land. Hij heeft een bijzonder ongewoon levensparcours achter de rug, deze vijftiger, en dat wordt volledig uit de doeken gedaan. Hij neemt geen blad voor de mond in dit boeiende relaas, dat zowel een autobiografie en een liefdeshistorie is geworden, als een aangrijpend real life drama en een tabula rasa met een woelig verleden. Een persoonlijk dagboek ook en een indringend zelfonderzoek waarmee de auteur door middel van therapeutisch schrijven zichzelf hoopt te genezen van zijn talrijke demonen. In dit document humain zoekt hij ook willens nillens de zelfkant van de maatschappij en het individu op.