ouw~?®@E:h~
nr. 9
—
september 2006
Nr. 172
Dood door schuld in de bouw door mr. J. TC. Leliveld’ 1. Inleiding Toen ik nog voor een bouwbedrijf werkte, werd mij aangeraden om het boek De Kathedraal2 te lezen. Dit boek gaat over de passie van de bou wer: het bouwen van zijn kathedraal. Uiteraard volgde ik het advies op. Daarom weet ik inmid dels 66k dat er in de middeleeuwen gebrekkig(e) kathedralen gebouwd werd(en): ‘Bij de derde overspanning, waar het ondersteu nende houtwerk pas vanochtend weggehaald was, verschenen scheuren in het metselwerk, ter hoogte van de lichtbeuk. De scheuren verschenen in snel tempo en in eerste instantie was Philip alleen te leurgesteld, omdat er kostbare reparaties gedaan moesten worden, terwijl iedereen juist zo onder de indruk was van het werk van de bouwers. Maar toen schenen de muren bovenaan uiteen te wijken en met een gevoel van afschuw begreep hij dat dit het begin van een catastrofe was. (...) Alles werd stil. De stofwolken verdwenen. Philip staarde vol afschuw naar de ruïne van zijn kerk. Alleen de eerste overspanning was intact gebleven. De mu ren van de tweede overspanning reikten nu tot het niveau van de galerij, en de vloer was bezaaid met puin en brokstukken en er lagen vele doden en gewonden. Zevenjaar noeste arbeid en honderden ponden geld waren in enkele vreselijke ogenblik ken verloren gegaan. Tientallen mensen waren bedolven, misschien wel honderden, en dat alles was in enkele ogenblikken gebeurd. Philip voelde een steek van pijn over het verwoeste werk en het verlies aan mensenleven. Bittere tranen sprongen in zijn ogen. Een bitse stem klonk dichtbij zijn oor. “Dat komt van jouw vervloekte hoogmoed, Phi lip!’”3 Het voorbeeld van de kathedraal is een extreem voorbeeld. Toch halen ongelukken ook nu met regelmaat het nieuws. Sommige ongelukken houden direct verband met bouwwerkzaamhe den, zoals het instorten van een steiger bij schoonmaakwerkzaamheden, of het omvallen van een hijskraan. Bij ongelukken na oplevering, of in ieder geval niet tijdens de uitvoering van werken, kan gedacht worden aan het instorten van een parkeerdek of het neerstorten van bal1. 2.
3. 4.
kons. Tijdens de jaarvergadering van de Vereni ging voor Bouwrecht in 2005 is aandacht besteed aan privaat- en publiekrechteljke aansprake lijkheid voor gebrekkige bouwwerken. Straf rechtelijke aansprakelijkheid ontbrak en zal in deze bijdrage alsnog worden bezien. Het straf recht heeft immers een belangrijke rol bij onder zoek naar ongelukken als gevolg van gebrekkig bouwen en gebrekkige bouwwerken en het biedt de ultieme remedie om betrokkenen terecht te wijzen bij schuld aan deze ongelukken.4 In de jurisprudentie omtrent gebrekkig bouwen en ge brekkige bouwwerken nemen de delicten dood en zwaar lichamelijk letsel door schuld een centrale plaats in. Ik zal mij hiertoe beperken.
2. Dood door schuld (art. 307 Sr) en zwaar lichamelijk letsel door schuld (art. 308 Sr) Bij het delict dood door schuld (of zwaar licha melijk letsel) is het teweegbrengen van een be paald gevolg en niet zozeer de gedraging zelf strafbaar gesteld. Strafbaar is hij aan wiens schuld de dood van de ander te wijten is. De dadei zal dus in ieder geval het gevolg moeten hebben veroorzaakt. Causaliteit tussen de gedraging en het gevolg wordt naar vaste jurisprudentie be paald aan de hand van de redelijke toerekening. Bij de nadere invulling van dit criterium speelt d voorzienbaarheid vaak een belangrijke rol. Dez voorzienbaarheid is ook voor de vraag naar de schuld van belang, maar dan is de invulling van de voorzienbaarheid subjectiever en meer op de individuele verdachte toegespitst. Bovendien is voor schuld meer vereist, zoals het normatieve oordeel dat anders moet en kan worden gehan deld. Ik zal ondanks de nauwe samenhang schuld en causaliteit afzonderlijk bezien. —
2.1
—
Schuld
Schuld in de delictsomschrijving van art. 307 Si betekent zoveel als onvoorzichtigheid. Er zal we sprake moeten zijn van een min of meer grove schuld in de zin van aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid. Artikel 307, tweede lid, Sr maakt een nadere verdeling; indien de schuld
Jan Leliveld is advocaat bij Wladimiroff & Waling te Den Haag. K. Follett, De kathedraal, een monumentale roman, Van Holkema & Warendorf. Follett, a.w., p. 683-684. A.M. de Koning, ‘Toepassing van het Nederlands strafrecht bij rampen’, in: E.M. Muller & C.J.J.M. Stolker c.s Ramp en recht, beschouwingen over rampen, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2001, p. 207-220.
796
OUW~?®@~ bestaat in roekeloosheid geldt dit als strafver zwaringsgrond. Onder roekeloosheid wordt dan verstaan zeer onvoorzichtig gedrag waarbij wel bewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s worden genomen.5 Van grove schuld is sprake als het gedrag in strijd was met geschreven of ongeschreven normen en van de betrokkene anders mocht worden ver wacht. Voor de beantwoording van de vraag wat van de betrokkene mocht worden verwacht, wordt over het algemeen de ‘normale mens’ als maatstaf genomen: wat mocht in het algemeen van iemand onder de gegeven omstandigheden worden verwacht? Rekening moet echter worden gehouden met de bijzondere positie die iemand inneemt, de zogenoemde Garantenstellung. Bij de verwijten in het kader van de ongelukken in de bouw is het dus de vraag of voldaan is aan de capaciteiten van de ‘doorsnee branchegenoot’. Dat betekent uiteraard niet, dat het peil dat in dezelfde beroepsgroep heerst zonder meer be slissend is wanneer daar bepaalde bijvoorbeeld foutieve gewoonten ingang hebben gevonden.6 In een zaak over neergestorte galerijpiaten overwoog de rechter dat personen met enige bouw kundige kennis, gelet op de bouwtekeningen, moeten zien dat de gebruikte wijze van bevesti ging van de dragers voor de galerijpiaten onver antwoord was. Het klinkt eenvoudig als anderen de maat vormen voor de te hanteren norm. In de jurisprudentie is echter gebleken dat toch enige handvatten nodig waren, omdat in de praktijk dikwijls geen sprake is van eenduidige normen en omdat het handelen van de maat branchegenoot niet altijd even duidelijk is. Wanneer is bijvoor beeld sprake van ‘voldoende toezicht’? Bij de be antwoording van de vraag wanneer grove schuld uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden af geleid, komt het aan op het geheel van gedragin gen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden van het geval.7 Deze begrip pen laten ruimte voor discussie. Wel is een kader gegeven waarbinnen deze discussie in de rechts zaal kan plaatsvinden. Het gaat om het geheel van gedragingen. Hiermee wordt bedoeld dat de gedraging in zijn context moeten worden bezien. In het geval van een do delijk ongeval in een peuterspeelzaal werd bij voorbeeld geoordeeld, dat de leidsters van deze peuterspeelzaal in tegenstelling tot de leveran —
5. 6. 7. 8. 9.
nr. 9
september 2006
cier die wel veroordeeld is voor dood door schuld zich niet bewust waren van het beklemmingge vaar boven aan de glijbaan. Zij hadden dat risico dan ook niet meegewogen bij de beslissing om het speelhuis in de hoek van de zaal zo op te stellen dat zij vooral goed zicht hadden op de trap. In hun ervaring waren daar immers de meeste risi co’s mee gemoeid. Begrijpelijk was voorts dat zij de uitloop van de glijbaan niet midden in de zaal wensten, aangezien het gevaar van botsingen van kinderen dan weer groot was. Het was om deze redenen dat de opstelling van het speelhuis, al thans het feit dat de leidsters niet steeds in de glijbaan konden kijken, niet onzorgvuldig of on voorzichtig is geweest. Het betreft hier een zeer casuïstische beoordeling.8 Als een gedraging in de context wordt bezien, zou dit mijns inziens zelfs normoverschrijdend gedrag in een ander licht kunnen plaatsen. In de zaak waarin galerijpiaten naar beneden waren gestort concludeerde de rechtbank dat cruciale constructieonderdelen niet conform de bouwtekening waren uitgevoerd. In de praktijk zal wel vaker van de bouwtekening worden afgeweken, omdat veel bij de uitvoering betrokkenen heel goed (menen te) weten hoe problemen op een praktische wijze kunnen wor den opgelost. Een dergelijke praktische van de norm afwijkende oplossing hoeft geen verwijt bare fout op te leveren als uit de context blijkt dat juist getracht is voorzichtig te handelen. Deze discussie zal dan veelal wel moeten worden ge voerd vanuit de lastige positie dat het door bij voorbeeld de uitvoerder niet voorstelbaar geachte ongeval zich heeft voorgedaan. Aard en ernst la ten zich moeilijker eenduidig verklaren. Het gaat in ieder geval om de aard en ernst van het geheel van de gedragingen. A-G Vellinga concludeerde dat de verleiding groot is om de mate van schuld te relateren aan het gevolg van de vastgestelde onoplettendheid of onvoorzichtigheid, in de trant van: als de gevolgen van het foute gedrag zo groot zijn dan moet wel van grove schuld sprake zijn. Daardoor wordt echter, zo concludeert hij, mis kend dat de ervaring leert dat ook een enkel mo ment van onoplettendheid of een kleine onzorg vuldigheid kan leiden tot ruïneuze gevolgen.9 —
Strafrechtelijke aansprakelijkstelling vanwege dood door schuld in de bouw levert veelal als bijzonderheid op, dat er een keten van betrokken partijen is met elk eigen verantwoordelijkheden in de diverse stadia van het bouwproces. Bestude
J. de Hullu, Materieel strafrecht, Over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer 2003. 3. Remmelink, Mr. D. Hazewinkel-Suringa’s Inleiding tot de studie van het Nederlandse Strafrecht, Deventer: Gouda Quint 1996, p. 235-236. HR 1juni 2004, NJ 2005, 252, het betreft hier een uitspraak in het kader van een 6 WVW. Rb. Middelburg 13 april 2005, UN AT4283 (exploitant) en UN AT4286 (leverancier). HR 1juni 2004, NJ 2005, 252. 797
bouwE®@~ ring van de rollen van deze betrokken partijen in het licht van het ten laste gelegde kan leiden tot verschillende uitkomsten. In een zaak naar aan leiding van een dodelijk on~eval als gevolg van een omgevallen torenkraan ~ de ontwerper veroordeeld voor dood door schuld en de aan nemer vrijgesproken, omdat niet gebleken was dat de aannemer wist of redeljkerwijs moest weten welke poer moest worden toegepast, en de aannemer dan ook niet hoefde te weten dat hij zijn werknemers aan (ernstig) gevaar blootstelde door hen de torenkraan te laten opbouwen met de kleinere poer. Bij de Amercentrale-zaak”, waar sprake was van het instorten van een steiger, beoordeelde de rechtbank, nadat zij had vastgesteld wat de oor zaak van het instorten van de steiger was, wie van de verdachten hiervoor strafrechtelijk verant woordelijk was. Daarvoor inventariseerde hij wat de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen waren. Als uitgangs punt bij de bepaling van de taken en verant woordelijkheden van de ontwerper, de steigerbouwer, de onderaannemer en de hoofdaanne mer met betrekking tot het project in het alge meen en ten aanzien van de steiger in het bijzonder nam de rechtbank de contractuele verhoudingen onderling en de contractuele rela tie tussen de hoofdaannemer en de opdrachtge ver. Hieruit volgden andere verplichtingen op grond van wet- en regelgeving, zoals de Ar beidsomstandighedenwet en op grond van an dere bronnen, zoals maar niet beperkt tot de NEN-normering, gebruiksvoorschriften van fa brikanten van steigermateriaal en de goede ge bruiken bij het ontwerpen, bouwen en aanbeste den van steigers. Een bijzondere overweging was gewijd aan de verantwoordelijkheden van verdachten ter zake van de trogwand. De rechtbank overwoog sa mengevat dat het ontwerp en de bouw van een steiger niet los gezien konden worden van de ondergrond waarop de steiger staat, zodat bij het ontwerpen van een constructie, zoals een steiger dus altijd rekening gehouden moet worden met de ondergrond. De rechtbank vervolgde dat ‘voor zover het gezonde verstand zulks al niet rechtvaardigt’ documentatie van het steigerpro duct, NEN-normen en Europese richtlijnen dit vereisten. Vanwege deze redenen bestempelde de rechtbank het standpunt dat de ondergrond geen onderdeel vormde van de steiger en door de op-
nr. 9— september 2006 drachtgever diende te worden gegarandeerd als onjuist. De rechtbank oordeelde het uitsluitend vertrouwen op een contractuele garantie ten aanzien van de ondergrond gelet op de voor zienbare gevolgen bij een niet stabiele onder grond in strijd met de zorgplicht. Voor een ge rechtvaardigd vertrouwen dat de trogwand zon der tolerantie absoluut oneindig stijf zou zijn diende dit in de eerste plaats in voldoende dui delijke bewoordingen te zijn overeengekomen: afspraken over bodemgesteldheid en omge vingsfactoren moeten dus in ieder geval zo spe cifiek mogelijk zijn. In het vonnis is een overzicht opgenomen van taken en verantwoordelijkheden. Interessante overwegingen met betrekking tot de voor bouw rechtjuristen bekende relaties ontwerper-bou wer; opdrachtgever-hoofdaannemer en hoofd aannemer-onderaannemer. Het is tegen deze achtergrond, dat het handelen of nalaten van de betrokken partijen is beoordeeld. Kort samengevat luidde het verwijt aan de ont werper dat het ontwerp onvolledig was en bere keningen ontbraken. Voorts was de flexibiliteit van de trogwand niet in de sterkte en stabili teitsberekening betrokken. Ten slotte achtte de rechtbank het achterwege blijven van een deug delijke reactie op de doorgebogen spindels die dienden ter afstempeling verwijtbaar. De recht bank oordeelde dat de gebreken in het ontwerp, mede gelet op de omvang van de steiger en de te voorziene gevolgen bij instorten, dusdanig warer dat sprake was van roekeloos handelen. Ten aanzien van de steigerbouwer stelde de rechtbank eerst vast, dat de ontwerper het hoofc van de afdeling calculatie en ontwerp was van deze steigerbouwer en dat hij had gehandeld uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij de steigerbouwer. Vervolgens overwoog de rechtbank, overeenkomstig de standaardjurisprudentie op dit punt, dat de steigerbouwer over het handeler van de ontwerper vermocht te beschikken en dez handelingen placht te aanvaarden en ten slotte heeft de steigerbouwer niet de redelijke zorg be tracht ter voorkoming van de verwijtbare han delingen van de ontwerper. Zo was er geen pro cedure ter controle van het ontwerp door een ander dan deze ontwerper hetgeen bij soortgelij ke ontwerpen wel gebruikelijk is. Het handelen en nalaten van de ontwerper werd de steigerbouwer op deze manier toegerekend. Aanvullew is de steigerbouwer verweten dat hij een steiger
10. Rb. ‘s-Hertogenbosch 16 maart 2005, UN AT2689. 11. Rb. Breda 24mei2006, UN AX4365 (ontwerper); AX4375 (hoofdaannemer); AX4430 (onderaannemer) en AX443 (onderaannemer). N.B. Mijn toezegging tot een bijdrage aan Bouwrecht over dit onderwerp dateert al van enige tij geleden. Recent is een van de raadslieden in de Amercentrale-zaak bij het kantoor Wladimiroff & Waling in dienst getreden. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
798
bouwi~®@D~ bouwde zonder diagonalen. Dat deze diagonalen niet in NEN-normen waren vastgelegd bevrijdde de steigerbouwer hiervan niet. Voorts is de stei gerbouwer verweten, dat de steiger op meerdere punten afweek van de constructietekening. Ook het achterwege blijven van maatregelen nadat geconstateerd was dat de wel geplaatste diago nalen doorgebogen waren, wordt verweten. Ten slotte achtte de rechtbank bewezen dat de ople vering van de steiger van onvoldoende kwaliteits en veiligheidswaarborgen was voorzien. De rechtbank overwoog op dit punt dat de zorgvul digheid die de steigerbouwer diende te betrachten bij de oplevering van een grote en bijzondere steiger waarop zware werkzaamheden zouden worden verricht, met zich meebrengt dat een deugdelijke inspectie zou plaatsvinden. De kans op het ontdekken en herstellen van ontwerp- en bouwfouten is door het achterwege blijven van een dergelijke inspectie onacceptabel klein ge worden. De verwijten ten aanzien van de steigerbouwer werden door de rechtbank ook als roe keloos gekwalificeerd. De onderaannemer is aansprakelijk gehouden voor het medeplegen van de dood door schuld. De rechtbank oordeelde dat gelet op de samen werking met de steigerbouwer en de ontwerper, waarbij de onderaannemer de verzuimen had kunnen en moeten corrigeren. Door dit na te laten is de onderaannemer zelf nalatig geworden en gelet op de uitvoeringshandelingen van de on deraannemer is sprake van medeplegen. Daar naast wordt onvoldoende toezicht op de bouw van de steiger verweten door een veiligheidskun dige met aantoonbare specifieke kennis op het gebied van steigerbouw. De rechtbank kwalifi ceerde het handelen als hoogst onvoorzichtig, nalatig en ondeskundig. Met betrekking tot de hoofdaannemer oordeelde de rechtbank, eerst dat de samenwerking tussen de hoofdaannemer enerzijds en de onderaanne mers anderzijds niet dusdanig is geweest dat be wezen kan worden verklaard dat de hoofdaan nemer verantwoordelijk was voor de tekortko mingen in het ontwerp. Voorts overwoog de rechtbank dat niet verlangd kon worden dat hij berekeningen over zou doen, maar wel dat hij de professionaliteit van de onderaannemer contro leerde door zeker te stellen dat de benodigde be rekeningen zijn uitgevoerd en de vereiste teke ningen voorhanden zijn. Maar gelet op de ople vering aan de hoofdaannemer diende deze daar naast tijdens de bouw en toch in ieder geval bij oplevering de steiger door een ter zake kundige te
nr. 9
september 2006
laten controleren op veiligheid. Voorts diende verwezen wordt naar contractuele verplichtingen de hoofdaannemer er zorg voor te dragen dat bij de beoordeling van de VGM-plannen van haar onderaannemers en in haar eigen VGM-plan aandacht besteed was aan de constructieve vei ligheid van de steiger nu dit een van de risicofac toren was die bij het door de hoofdaannemer aangenomen werk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de hoofdaannemer op deze punten tekort was geschoten en kwalificeerde dit als in aanzienlijke mate onvoorzichtig, nalatig en on deskundig handelen. —
—
Na het passeren van de bovengrens van culpa is sprake van (voorwaardelijk) opzet. Het opzette lijk van het leven beroven levert doodslag op (art. 287 Sr.). Voor zover bekend heeft er geen ver oordeling voor doodslag in het kader van ge brekkig bouwen of gebrekkige gebouwen plaats gevonden. Het kenmerkende verschil tussen cul pa en opzet bestaat eruit nadat een verdachte zich willens en wetens aan een aanmerkelijke kans heeft blootgesteld dat een ander het leven zal verliezen dat de verdachte er bij culpa op rekent dat een en ander wel goed zal aflopen, terwijl bij voorwaardelijk opzet de verdachte de aanmer kelijke kans bewust aanvaardt en op de koop toe neemt. Voor het voorwaardelijk opzet zijn dus in zijn algemeenheid drie elementen van belang, te weten het bewustzijn van de verdachte van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg kan intreden (het kenniselement)’2; de kans dat dit gevolg daadwerkelijk zal intreden, welke kans minstgenomen aanmerkelijk moet zijn (het risicoelement) en de aanmerkelijke kans dient door verdachte willens en wetens te zijn aanvaard (het wilselement). Ten aanzien van het risico-element, de aanmerkelijke kans, overwoog de Hoge Raad al eerder in het spraakmakende Hiv-arrest dat de beantwoording van de vraag of de gedraging een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, affiankelijk is van de omstandighe den van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht en het zal in alle ge vallen moeten gaan om een kans die naar alge mene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.’3 Ten aanzien van deze aanmerkelijke kans, lijkt een kwantificering in de jurisprudentie waar neembaar. Advocaat-Generaal Wortel stelt zich in dat kader de vraag hoe de kwantificering van kwade kansen die de Hoge Raad voor ogen staat: moet het een kans van ten minste één op honderd zijn, één op tien, of moet er feitelijk wellicht —
—
12. Hof ‘s-Hertogenbosch, 29 november 2005, UN AU 7021; N.B. Het hof overweegt dat een bepaald gevolg ‘zal’ intreden. Dit lijkt mij niet juist, bedoeld zal zijn ‘kan’. 13. HR 25 maart 2003. 799
bouw~®@~h~ worden vastgesteld dat de kans op intreden van het gevolg groter is dan de kans dat het gevaar zich niet verwezenlijkt?’4 De Hoge Raad zou naar zijn mening minder moeten focussen op de omvang van het risico, maar meer aandacht moeten hebben voor de aard van het risico. Hij vergelijkt daartoe het schieten met een vuurwa pen en het maken van fouten die leiden tot een verkeersongeval. Uit de aard van de gedraging wordt naar zijn mening de wilsbepaling zichtbaar en dat zou rechtvaardigen dat minder belang wordt toegekend aan de inschatting van de kans dat dodelijk letsel kan worden afgewend. Voor het kenniselement is evident, dat bij niet weten ook geen aanvaarding van het risico kan plaats vinden, er is dan hooguit sprake van onbewuste schuld. Voor inzicht in het wilselement is het zo genoemde Porsche-arrest’5 van belang. In dit arrest overwoog de Hoge Raad, dat hoogst roe keloos rijgedrag op zich nog niet toereikend is voor het bewijs van voorwaardelijk opzet op de dood van anderen, indien uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte daarmee nog niet heeft aanvaard dat hij als gevolg van deze gedraging zelf het leven zal verliezen. De uiterlijke om standigheden konden in de ogen van de Hoge Raad in deze casus blijkbaar de gevolgtrekking voorwaardelijk opzet niet rechtvaardigen. 2.2
Causaal verband
Als vastgesteld is dat sprake is van verkeerd, onvoorzichtig gedrag, bijvoorbeeld door het niet naleven van veiligheidsvoorschriften, dan res teert de vraag of deze overtreding van de voor schriften heeft bijgedragen aan het gevolg?’6 In de zaak van de omgevallen torenkraan werd ge oordeeld dat een juiste toepassing van op veilig heid betrekking hebbende NEN-normen zou leiden tot een rubricering in de toepasselijke klasse-indeling. De klasse-indeling had betrek king op het risico dat bij bezwijking van de bouwconstructie zowel de kans op levensgevaar als de kans op economische schade groot is. Aan de indeling was een bepaalde poergrootte (norm) verbonden. Met een dergelijk grotere poer grootte achtte de rechtbank het vervolgens aan nemelijk dat de kraan niet zou zijn omgevallen. Het ten onrechte niet toepassen van de juiste NEN-normering (en poergrootte) werd daarmee als oorzaak aangemerkt van het ongeval. De rechtbank kwam tot dit oordeel op grond van een letterlijke lezing van de relevante NEN-onder delen en de visie van deskundigen.’7
nr. 9
—
september 2006
Ook in het vonnis in de Amercentrale-zaak speelden deskundigen een belangrijke rol. In het vonnis in deze zaak spitste het onderzoek van de deskundigen (TNO) naar de oorzaak van het in storten van de steiger zich toe op vier mogelijke hoofdoorzaken, te weten het ontwerp, de bouw, de materialen en het gebruik van de steiger. De rechtbank nam de conclusie van TNO over dat bouw, materiaal en gebruik van de steiger niet ah de oorzaak voor het instorten konden worden aangemerkt. De onvolledigheid van het ontwerp was volgens de rechtbank de belangrijkste oor zaak voor het instorten van de steiger. Over het algemeen zijn voor de vaststelling van de oorzaa~ van een dodelijk ongeval techniek, normering er het oordeel van deskundigen hierover bepalend De rechtszaal lijkt bij de behandeling van straf zaken in verband met ongelukken in de bouw dar ook vaak op een bijeenkomst van de Raad van Arbitrage en zowel de rechters, het Openbaar Ministerie als de verdediging zal veel tijd moetei besteden aan het doorgronden van de techniek; het inschakelen van deskundigen en het beoor delen van (de bevindingen van) door anderen ingeschakelde deskundigen. Dat de onvoorzichtigheid niet altijd bijdraagt aan het gevolg, blijkt uit een arrest waarin het hof, zoals bevestigd door de Hoge Raad, tot he oordeel kwam dat ondanks dat een verdachte t veel had gedronken en mogelijk te hard had ge reden, een dodelijk ongeval in redelijkheid niet kon worden toegerekend aan de mogelijk door d verdachte gereden snelheid en diens alcoholge bruik. Hierbij werd mede in aanmerking geno men dat onvoldoende vaststond dat het ongeva te voorkomen zou zijn geweest, indien de ver dachte de toegestane 50 kilometer per uur zou hebben gereden en volledig adequaat zou hebbe gereageerd op de auto die de kruising opreed. ‘~ Tegen de achtergrond van dit arrest voerde de verdediging bij de Amercentrale-zaak, het ver weer dat de steiger stabiel was indien geen reke ning wordt gehouden met de trogwand, althan~ dat de steiger als gevolg van de flexibele trogwan eveneens zou zijn bezweken indien er geen sprak zou zijn geweest van onvolkomenheden in het ontwerp. De rechtbank overwoog ten aanzien van dit verweer echter dat zij nu juist wel beweze acht dat bij de steiger als gebouwd het ontbreke van diagonalen (waarin in het ontwerp niet wa voorzien) heeft geleid tot het instorten. Anders dan in het voornoemde arrest was dus geen
14. A-G Wortel bij HR 6 september 2005, NJ 2006, 50. 15. HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 1999, zie ook HR 20januari2004, NJ2004, 214 waarde uiterlijke kenmerken wel tot conclusie leidden dat sprake was van voorwaardelijk opzet. 16. D.H. de Jong & G.Knigge, Het materiële strafrecht, Deventer: Kluwer 2003, p. 85-90. 17. Rb. ‘s-Hertogenbosch 16 maart 2005, UN AT2671. 18. HR18 mei2004, NJ2004, 512.
800
bouw~®@L~
nr. 9
sprake van een bewijsprobleem gelet op meerdere mogelijke oorzaken. Voorts achtte de rechtbank de opvatting onjuist dat de rechtbank (of wordt hier bedoeld: de door de rechtbank gebezigde bewijsconstructie) alle andere mogelijke oorza ken van het instorten diende uit te sluiten. In deze zaak is hoger beroep ingesteld, zodat deze reactie op het Meer en Vaart-verweer’9nog door het ge rechtshof getoetst zal moeten worden. Ten slotte overwoog de rechtbank zekerheidshalve dat de verweren van de verdediging geen doel troffen, omdat met de werking van de trogwand rekening had moeten worden gehouden. —
Indien de gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijke resultaat teweeg te brengen, doorbreken tussenkomende factoren de causali teitsketen niet. Dit wordt niet anders doordat de nadien opgekomen omstandigheden in belang rijke mate tot het rechtstreeks intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten wor den aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg. Dit komt naar voren in de klassiekers in de jurisprudentie. Zo oordeelde de rechter met betrekking tot een ‘letale longembolie’2° een massale longembolie, voortgekomen uit het letsel dat is ontstaan bij een door verkeersschuld ont stane botsing, niet van zodanige aard is dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer als gevolg van de botsing kan worden zien. Ten aanzien van een ‘aortaperforatie’2 oordeelde de rechter dat ook indien de dood haar onmiddellijke oorzaak zou hebben gevonden in een medische nalatigheid waardoor enkele per foraties van de aorta over het hoofd zijn gezien, dan nog is er redelijkerwijs nog altijd causaal verband te leggen tussen de messteek die de per foraties veroorzaakte en de dood. Met andere woorden: zelfs indien het slachtoffer in de hand heeft gewerkt dat medische zorg, en behandeling van het levensbedreigende letsel, is uitgebleven wordt de causaliteitsketen tussen zijn dood en het toebrengen niet doorbroken.22 Wortel23 conclu deerde dat in algemene zin gezegd kan worden dat
september 2006
het causaal verband pas doorbroken raakt indien er een reële mogelijkheid is dat het gevolg ook zou zijn ingetreden indien de als strafbaar aan te merken gedraging was uitgebleven. Dan kan men als het ware die als strafbaar aan te merken ge draging wegdenken, en vaststellen dat een min of meer aanmerkelijk risico van intreden van het gevolg was gelegen in andere omstandigheden dan een gedraging die naar haar aard geschikt is dat gevolg teweeg te brengen. In de bouwketen is deze jurisprudentie van belang, omdat hieruit volgt dat indien ergens in de keten een fout wordt gemaakt, waarvan wordt vastgesteld dat het ge volg redelijkerwijs aan deze fout kan worden toegerekend, fouten in een later stadium de strafrechtelijk aansprakelijk gestelde niet zullen helpen bij een causaliteitsverweer.
3. Tot slot Strafrechtelijke aansprakelijkheid heeft, naast de civielrechtelijke en bestuursrechtelijke aanspra kelijkheid, in de bouw een eigen plaats verwor ven. Voor de inkleuring van strafrechtelijke be grippen als schuld en causaliteit spelen norme ring, techniek en het oordeel van deskundigen een grote rol. Omdat de rechter zich bij het oordeel over de vraag of sprake is van een strafrechtelijk verwijtbare fout veelal verlaat op de technische oordelen van deze deskundigen, is het managen van dit proces van groot belang. Er moet worden gekeken naar de verschillende taken en verant woordelijkheden in de bouwketen, bijvoorbeeld om te bepalen of bepaalde handelingen van een werknemer aan de onderneming kunnen worden toegerekend, of om uit te maken of al dan niet sprake is van medeplegen. Het handelen zal in de context worden beoordeeld en contractuele uit sluitingen zullen niet snel voldoen. Ook voor de strafmaat is sprake van grove schuld of van roekeloos handelen? is het van belang dat het handelen van betrokkenen in een juist perspectief wordt geplaatst. —
19. HR 1 februari 1972, NJ 1974, 450. Zie tevens Corstens, Het Nederlands Strafprocesrecht, 5e druk, Deventer: Kluwer 2005, p. 684. 20. HR 12 september 1978, NJ 1979, 60. 21. HR 23 december 1980, NJ 1981, 534. 22. HR 25juni1996, NJ 1997, 563, HR 13juni2006, UN AV8535, in het bijzonder de conclusie van P-G Wortel, waarin opgenomen de verwijzingen naar de door mij ook opgenomen arresten. 23. HR 13juni 2006, UN AV8535; N.B. Wortel maakt een minder duidelijk onderscheid tussen de twee deelvragen.
801