Jaargang 23|Nummer 2|Februari 2012
Doemscenario’s Het einde van de eurozone De Randstad kopje onder “Een tsunami van vreemdelingen” Orgaan van de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen
Inhoud
Inhoudsopgave INGEZONDEN STUKken Het Europese doemscenario: het einde van de eurozone
OPinie 4
7
Anoniem
Jan Rood
The Great Game at Sea
Mensenwerk
9
De val van een moderne Erasmus
Danny Turk
Jurgen Rinkel
Het allergrootste doemscenario: 24 de Malthusiaanse catastrofe
Vooruit met die JSF!
Aart Korevaar
De Randstad kopje onder
Doemdenken als stemmentrekker 29
17
22
Chris Wensink
26
Max van Tongeren
Jans Schaper
Journalistiek
Historisch “Met Desi kan er toch weinig fout 14 gaan?”
Rusland zonder Poetin? In maart 19 weten we het Thijs Voets
Kavish Sewnandan
The master of tragedy: Shakespeare
31
Floortje van Gameren
“Een tsunami van 36 vreemdelingen” Oskar ter Mors
Recensie Gruwelijk goed Maarten Rood
2
ATLAS - Februari 2012
34
Column Thijs van Rijn
13
Rik van der Vlugt Edwin van der Velden
21
Jurgen Rinkel
39
28
Redactioneel
Colofon ATLAS is het onafhankelijke orgaan van de Leidse Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen. Hoofdredactie Thijs van Rijn Maarten Rood Eindredactie Floortje van Gameren Jos Moesman Thijs van Rijn Thijs Voets Lay-out Maarten Rood Redactie Floortje van Gameren, Oskar ter Mors, Thijs van Rijn, Jurgen Rinkel, Maarten Rood, Kavish Sewnandan, Max van Tongeren, Edwin van der Velden, Rik van der Vlugt, Thijs Voets, Chris Wensink Gastschrijvers Aart Korevaar, Jan Rood, Jans Schaper, Danny Turk Redactieadres SIB t.n.v. redactie ATLAS Kaiserstraat 25 Postbus 439 2300 AK Leiden Tel.: 071-5277559 Fax: 071-5277985 E-mail:
[email protected] De redactie heeft het recht ingezonden artikelen te weigeren, dan wel in te korten. De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor de inhoud van het geschrevene.
Geachte lezer,
V
an de Indische Oceaan tot de Randstad, van ons overspoelende hordes tot de Europese Unie, de verscheidenheid aan doemscenario’s is groot. Hoewel de ondergang van de Mayabeschavingen al honderden jaren geleden geschiedde, waardoor men toch vraagtekens kan zetten bij hun voorspellingskunst wat betreft het einde der tijden, mag dat voor de wereld de pret niet drukken: 21 december 2012 is het gedaan. Om u alvast in de stemming te brengen en u te behoeden voor al te vrolijke gedachten bij het begin van het semester, presenteren wij u een ATLAS waarin gastschrijvers en redacteuren op verschillende manieren het onheil beschrijven. Door achtergrond, opinie, interview en recensie is er voor elke ramptoerist wat wils. Sommige rampen hebben zich al voltrokken en de resultaten zijn hiervan nog tijden zichtbaar, zoals de staatsgreep van Bouterse in Suriname en het wrede bewind van Mao in China. Andere liggen nog in het verschiet, zoals het einde van de digitale wereld door een solar flare en de voorspellingen van Malthus. Maar voor hoelang? En passant krijgt u nog wat voorspellingen en waarschuwingen helemaal voor niets en wordt het nut van het doemscenario op waarde geschat. Want doemscenario’s bestaan zolang de mensheid leeft, en als ze verdwijnen is er pas echt iets goed mis. Mocht de ATLAS tijdens een hongersnood of een watersnoodramp uw leven redden, graag gedaan. Namens de redactie wensen wij u alvast een voorspoedig einde van de wereld en veel leesplezier, Thijs van Rijn Maarten Rood Hoofdredactie
Bron foto voorzijde: http://www.zodiactattoo.com/mayan. html Afbeeldingen waarbij geen bron vermeld staat, zijn afkomstig van Wikipedia of van Flickr.
ATLAS - Februari 2012
3
Ingezonden
Het Europese doemscenario: het einde van de eurozone Door Jan Rood* De problemen rondom de eurozone maken duidelijk dat de Europese Unie in een moeilijke fase van haar bestaan verkeert. Van diverse kanten wordt zelfs gespeculeerd op de ondergang van de euro dan wel het uiteenvallen ervan. Een doemscenario dat op pijnlijke wijze de fragiele fundamenten van het europroject zichtbaar maakt.
Z
al de Europese Unie overleven? Die vraag houdt menigeen bezig, in het bijzonder als het om de eurozone gaat. Een scenario waarbij landen door de financiële markten worden gedwongen om de euro op te geven is heel wel denkbaar. Een domino-effect waarbij als één land zodanig in problemen is geraakt geen andere keuze resteert dan het verlaten van de euro, met als effect dat andere moeten volgen, is zonder meer voorstelbaar. Dat sneeuwbaleffect is de keerzijde van de vervlechting van de financiële systemen binnen de eurozone. Over een Grieks uittreden uit de euro wordt al openlijk en steeds vaker gespeculeerd. Maar waarom zou Portugal wel in staat zijn de schulden af te betalen, als Griekenland al failliet is gegaan? Waarom zou Italië in staat zijn de eigen economie zodanig te herstructureren dat een perspectief op langdurige economische groei ontstaat, als dat al enkele decennia niet is gelukt? En waarom zouden de financiële markten daarop moeten vertrouwen, als de rijke landen binnen de eurozone niet bereid zijn om hun armere partners geloofwaardig bij te staan; anders gezegd, hen blijkbaar onvoldoende vertrouwen? Kortom, wie de discussie over de euro volgt, ziet de contouren van een dergelijk scenario voor zich. Een scenario dat zonder meer als een doemscenario mag worden bestempeld. Immers, waar in Maastricht in 1991 de stap naar een economische en monetaire unie als kroon op de economische eenwording werd gepresenteerd en de introductie van de euro het proces van unificatie onomkeerbaar zou maken, zou deze droom uiteenspatten mocht de eurozone uiteenvallen. Waar altijd geloofd is dat ondanks de moeizaamheid ervan het proces van Europese integratie slechts één richting kende, te weten verdere verdieping
4
ATLAS - Februari 2012
van de eenwording, zou bij zo’n uitkomst dat geloof ernstig op de proef worden gesteld. Te vrezen valt bovendien dat zo’n scenario zich niet tot het monetaire domein zal beperken. Immers, uiteenvallen van de eurozone zal, zo wijzen alle studies uit, zowel voor de landen die de euro moeten opgeven als voor die landen die besluiten in kleiner verband de eenheidsmunt te handhaven, ernstige, zo niet catastrofale economische gevolgen hebben op de korte en middellange termijn. Ondermijning van het financiële en economische vertrouwen, zware terugval van economische groei, nog verder oplopende werkloosheid, en dat alles met alle maatschappelijke en politieke gevolgen van dien, dat zijn de kernelementen van een dergelijk doemscenario. Dat onder die omstandigheden de Europese eenheidsmarkt, dat wil zeggen het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen, overeind zal blijven en nationale overheden zich zullen onthouden van steun aan hun eigen bedrijfsleven, lijkt wel erg illusoir. Kortom, in zo’n scenario staat alles wat in zestig jaar Europese eenwording is bereikt ter discussie.
In zo’n scenario staat alles wat in zestig jaar Europese eenwording is bereikt ter discussie Bij scenario’s bestaat de onbedwingbare neiging om naar de waarschijnlijkheid ervan te vragen. Dat miskent de werkelijke waarde van het denken in termen van scenario’s. Die waarde is gelegen in het gegeven dat het gaat om toekomstbeelden die denkbaar, dat wil zeggen plausibel, zijn. Het is voorstelbaar dat gebeurtenissen zoals in het scenario beschreven, zich daadwerkelijk kunnen voltrekken. Een kwaliteit waarmee scenario’s – en dat is de uiteindelijke bedoeling – beleidsmakers sensibiliseren voor ontwikkelingen die tot dan toe als ondenkbaar werden beschouwd: inderdaad ‘thinking the unthinkable’.
Ingezonden Wat dan opvalt is dat zowel vanuit (de Europese) politiek als beleid in het geval van de euro het denkbare doemscenario als ondenkbaar wordt gepresenteerd. Als verkeerde men in een ‘ontkenningsfase’ wordt de mogelijkheid van een falen van de euro op voorhand als irrealistisch verworpen. De euro is te groot en te belangrijk om te falen. Zelfs als Griekenland eruit stapt, zal de euro overleven, zo wist bijvoorbeeld Eurocommissaris Kroes te melden. Een zekerheid waar ik mijn euro’s niet op zou willen inzetten. Immers, wie tot nu toe deze crisis volgt, kan slechts concluderen dat beleidsmakers en politici keer op keer verrast zijn en veelal achter de feiten aanhobbelen. De Eurotoppen zijn dan ook waar het de genomen besluiten betreft veelal als ‘too little, too late’ bestempeld. Maar wezenlijker wellicht dan de vraag of deze crisis onafwendbaar in de ondergang van de euro zal uitmonden, is de vraag welke fundamentele zwakheden deze crisis in de onderbouw van de euro heeft blootgelegd. Dan blijkt dat er in de fundamenten van het monetaire bouwwerk de nodige scheuren zitten, die hoe dan ook zullen moeten worden gedicht, wil het doemscenario voorkomen worden.
Te vrezen valt dat een doemscenario zich niet tot het monetaire domein zal beperken Daarbij gaat het om drie zaken in het bijzonder. Ten eerste, de fundamentele structurele economische onevenwichtigheden binnen de eurozone. Ten tweede, het gebrek aan solidariteit tussen de eurolanden. Ten derde, de vertrouwenscrisis binnen de landen van de eurozone. Deze drie factoren bij elkaar opgeteld vormen een explosief mengsel, dat, inderdaad, een uiteenvallen van de euro denkbaar maakt. Als eerste heeft deze crisis duidelijk gemaakt dat de eurozone niet voldoet aan een kwaliteit die noodzakelijk is om duurzaamheid van de monetaire eenwording te verzekeren; te weten, de aanwezigheid van een ‘optimaal valutagebied’ (optimum currency area). Dat de betrokken landen op cruciale terreinen als de overheidsfinanciën (begrotingstekort en nationale schuld), concurrentievermogen en productiviteit, arbeidsmarktflexibiliteit, handels- en
betalingsbalans onderling grote verschillen vertoonden, was vanaf het begin van het euro-experiment duidelijk. De hoop c.q. verwachting was dat de landen, eenmaal lid van de euro zijnde, op deze punten naar elkaar toe zouden groeien. Dat is niet gebeurd. Dat is deels een gevolg van het niet c.q. onvoldoende toepassen van de afgesproken spelregels. Hierbij gaat het met name om het Europese Stabiliteits- en Groeipact, dat begrotingsdiscipline en terugdringing van de schulden had moeten bewerkstelligen. Dat is in een eerdere fase effectief gefrustreerd door Duitsland en Frankrijk, met als gevolg dat, toen landen werden geconfronteerd met een recessie en bankencrisis en zij moesten bijspringen om een ineenstorting van hun economie en het financiële stelsel te voorkomen, de nationale begrotingen en schulden ontspoorden. Het gevolg daarvan was dat de financiële markten het vertrouwen verloren in het vermogen van sommige eurolanden om hun schulden terug te betalen. Maar gaandeweg de crisis is ook steeds duidelijker geworden dat de eurozone wordt geplaagd door groeiende structurele economische onevenwichtigheden, inhoudende dat landen als Griekenland en Portugal, maar dat geldt tot op zekere hoogte ook voor Italië, Spanje en zelfs Frankrijk, niet concurrerend genoeg zijn om onder het regime van de euro economisch te overleven. Deze landen missen de productiviteit en flexibiliteit om in het bijzonder met de noordelijke eurolanden, Duitsland voorop, te wedijveren. Voor hen is de euro te duur (geworden). Een omstandigheid die nog zoveel zwaarder weegt, waar de lonen in deze landen als gevolg van tamelijk rigide arbeidsstructuren en een te groot aantal mensen dat werkzaam is bij de overheid, relatief snel – te snel – zijn gestegen. Zij hebben zich uit de markt geprijsd. En waar zij dit in het verleden konden compenseren middels devaluatie van de eigen munt, is die ontsnappingsweg met de komst van de euro afgesneden. Binnen het eurogebied loopt als gevolg hiervan een breuklijn, met aan de ene kant surpluslanden als Duitsland en Nederland die zich onder het euroregime uitstekend kunnen handhaven en daarvan profiteren, en anderzijds zuidelijke landen, die voor de zware opgave staan hun economie ingrijpend te hervormen, willen zij binnen die zone blijven. Verontrustend hierbij is dat alle pogingen om via Europese programma’s tot dergelijke hervormingen te komen (het Lissabon-proces; Europa 2020) tot nu toe grotendeels mislukt zijn. Het gevolg is dat van convergentie geen sprake is geweest. Integendeel, de ATLAS - Februari 2012
5
Ingezonden landen zijn steeds verder uit elkaar gegroeid. Met als gevolg dat de zuidelijke landen voor een onmogelijke keuze staan. In de euro blijven met als opdracht het doorvoeren van pijnlijke hervormingen, dan wel de Eeuro verlaten, met totale verarming als een reëel toekomstbeeld.
De zuidelijke landen staan voor een onmogelijke keuze
Als tweede wordt steeds zichtbaarder dat de eurolanden onderling onvoldoende bereid zijn om elkaar bij te staan bij het oplossen van deze problemen. De Europese Unie als ‘solidariteitsgemeenschap’, zo laat deze crisis zien, fungeert niet of slechts met grote moeite. Dat blijkt zowel op het niveau van de bevolking als op dat van de politieke leiders, waarbij deze laatsten om electorale redenen bij iedere maatregel toch vooral over de schouder naar eigen achterban kijken. ‘Waarom zouden wij voor de Grieken moeten betalen’, zo luidt grosso modo de dominante stemming bij vooral de inwoners van de rijke eurolanden. Het antwoord daarop is heel simpel: omdat ons lot met de euro en de integratie van financiële markten onlosmakelijk verbonden is geraakt met dat van de Grieken, Portugezen, etc. Maar wie de onderhandelingen ziet over vergroting van het Europese stabiliteitsfonds en de reactie op de gedachte van eurobonds of op een rol van de Europese Centrale Bank als ‘lender of last resort’, moet helaas concluderen dat dergelijke maatregelen voor velen in de rijke landen vele stappen te ver zijn. Het zou ons eens geld, nog meer geld kunnen gaan kosten. De gedachte van een fiscale unie of transferunie gaat velen dus veel te ver. Terwijl dit wellicht een logisch complement is van de eurozone; een voorwaarde voor duurzaamheid ervan op de langere termijn. En tot slot maakt deze crisis eens te meer duidelijk dat binnen de lidstaten onder de bevolking groot wantrouwen bestaat ten aanzien van het Europese eenwordingsproces. Dat proces heeft zijn legitimiteit altijd in belangrijke mate ontleend aan de belofte van groei en welvaart. Nu moge de euro in strikte zin (lage inflatie, stabiele munt) een succes zijn, daartegenover staat dat in de perceptie van de gemiddelde burger het Europese project toch vooral geïdentificeerd zal worden met bezuinigingen afgedwongen door ‘Europa’, recessie en hoge (jeugd)werkloosheid. Voorwaar
6
ATLAS - Februari 2012
niet de resultaten die werden beloofd door het ideaal van grotere eenwording. En tegelijkertijd krijgt diezelfde burger te horen dat aanpak van deze crisis vereist dat meer bevoegdheden naar ‘Brussel’ moeten, dat Europa sancties moet kunnen opleggen aan overtreders van de begrotingsregels, dat landen hun economie ingrijpend moeten hervormen, met alle gevolgen van dien voor bestaande zekerheden, etc. Kortom, het breed gevoelde onbehagen over een Europa waarover men als burger geen zeggenschap heeft – het Europa van de voldongen feiten en gepasseerde stations – zal in deze crisis alleen maar versterkt worden. Vandaar ook het nostalgisch terugverlangen naar de goede oude tijd van de gulden. Vandaar ook dat partijen die eigen huis en haard voorop stellen, het relatief goed doen in de opiniepeilingen. En de gevestigde politiek heeft daar geen antwoord op. Maar zonder draagvlak binnen de lidstaten is de euro uiteindelijk gedoemd te mislukken. Dat is de essentie van wat een politieke unie wordt genoemd: een politiek stelsel dat kan bogen op het vertrouwen van zijn burgers. Zover is de EU nog lang niet. Dat heeft deze crisis wel aangetoond. De euro; het is een project dat te groot is om te falen, wordt wel gezegd. De paradox is dat het project wellicht ook te groot is om te kunnen worden gered. Ziedaar het scenario in al zijn complexiteit en dilemma’s.
*Jan Rood is verbonden aan Instituut Clingendael en bijzonder hoogleraar Europese integratie in een mondiaal perspectief aan de Universiteit Leiden.
Opinie
Mensenwerk Doemscenario: pathologische onverschilligheid Door Anoniem “Dronken Belg komt modderig heuveltje niet op”, aldus de titel van een filmpje op de voorpagina van Volkskrant. nl. De nieuwsconsumerende surfer kan twee minuten van zijn leven verspillen door online de verrichtingen van een zwalkende heer gade te slaan. Wie op het bericht klikt, krijgt tevens een artikel te lezen over de precieze oorzaak van dit publiekstrekkende voorval. Aan belangstelling, zo laat de YouTube-statistiek zien, geen gebrek.
T
erwijl uw wenkbrauwen wellicht nog omhoog staan vanwege de nieuwsselectie van één van Neêrlands grootste landelijke dagbladen, willen wij met u stilstaan bij een bijzonder urgent doemscenario: het toenemen van pathologische onverschilligheid. Een fenomeen dat, bij nadere bestudering, niet eens heel ver verwijderd is van andere doemscenario’s die in deze ATLAS worden besproken en dat bovendien elk moment de kop op kan steken. Ook in de beslotenheid van uw eigen huis- en bovenkamer… Pathologische onverschilligheid, het zou een term uit de DSM, het grote handboek voor psychologen, kunnen zijn. Niets is echter minder waar. Helaas. De kwaal is nog niet opgenomen in het standaardwerk. Dat is opmerkelijk omdat het hier gaat om een wijdverbreid probleem met verstrekkende gevolgen. Het lijkt een epidemie, niet meer te behandelen door de psycholoog. Pathologische onverschilligheid kan worden gekwalificeerd als een ziekelijke afwezigheid van belangstelling van het individu voor de omgeving, voor de samenleving waarin hij leeft. Stelt u zich er een zekere apathie bij voor, apathie voor de omgeving. Uit de onderstaande herkenbare situaties blijkt dat pathologische onverschilligheid dagelijks op de loer ligt.
Facebook Een tijdje geleden ging het niet zo goed met een vriend van ons. Hij zat niet lekker in zijn vel, was minder actief op Facebook en haalde nauwelijks studiepunten. Vervelend. Zijn treurige buien en pessimistische blik hielden een poos aan en contact onderhouden met hem werd moeilijker. Eerlijk gezegd waren wij hem na een paar weken
‘vergeten’. Hij kwam niet meer voorbij in statusupdates op Facebook en colleges volgde hij niet meer. Daarmee verdween hij in korte tijd uit onze ‘vriendenlijst’. Nog een enkele keer viel zijn naam in een gesprek, maar daar bleef het bij. In de tijd dat er nog contact was, hadden we geconcludeerd dat hij wel wat steun in de rug kon gebruiken, maar ja, zo concludeerden wij: “Wie zijn wij om ons daarmee te bemoeien?” Pats! Daarmee kon de beste jongen het verder zelf uitzoeken. Onze belangstelling voor deze kerel verslapte met de snelheid van het licht zodra hij niet meer zichtbaar was. Wij hadden het te druk, hielden wij onszelf voor, te druk om er verder nog over na te denken. Brute botheid, zult u denken. En terecht, een typisch geval van pathologische onverschilligheid.
Wie zijn wij om ons daarmee te bemoeien? Komt zoiets u misschien bekend voor? Het zou zomaar kunnen. Waarom zouden wij ons niet meer interesseren voor die vriend? Toen hij nog wel naar college kwam leenden wij maar al te graag zijn aantekeningen. Blijkbaar maakt het voor ons welzijn geen verschil hoe het met hem gaat. Maar ach, toen was het leven nog leuk. En zeg nou zelf: het leven moet toch leuk zijn? Succes en geluk zijn immers het streven hier op aarde. En geluk verkrijg je niet door te praten met zielige mensen. De confrontatie met ongeluk is moeilijk te verteren.
“Vind ik belangrijk” Op Facebook is deze situatie goed te zien. Er bestaat alleen een “vind ik leuk”-knop. Kun je dan überhaupt een statusupdate met een vervelende mededeling plaatsen, of een foto van een overreden kat, of een oorlogsslachtoffer? De enige mogelijke voorgeprogrammeerde reactie is “vind ik leuk”. Een goed alternatief voor deze knop, en voor onze neiging om ellende uit de weg te gaan is: “vind ik belangrijk” of “hier doe ik iets aan”.
ATLAS - Februari 2012
7
Opinie Maar weten we eigenlijk wel wat we belangrijk vinden? En hoe maken we geloofwaardig dat we dat echt belangrijk vinden? Een concreet actieplan zou een oplossing zijn, maar wij zijn als stof op deze aarde en onze impact is vaak klein. Het schenken van aandacht is een alternatief dat beter te realiseren is. Misschien een moment van stilte, van stilstaan bij iets dat ook raakt – of zou moeten raken. De afgelopen weken was het koud in Europa. Het is u misschien niet opgevallen, maar ook in de landen om ons heen vroor het. De vrieskou eiste zelfs slachtoffers. Nora Berra, de Franse staatssecretaris van Volksgezondheid, was zich hier in elk geval wel van bewust. Zij had gehoord van sterfgevallen onder de kwetsbare bewoners in Oost-Europese landen. Ook herinnerde ze zich soortgelijke voorvallen in haar eigen land. Daarom besloot zij de Franse bevolking aan te raden zich te wapenen. De kwetsbare daklozen moesten binnenblijven en zich goed kleden. Een mooie uitspraak à la het “S’ils n’ont pas de pain, qu’ils mangent de la brioche!” Het aantal daklozen in Frankrijk overtreft volgens veel schattingen het aantal inwoners van Amsterdam, toch vond mevrouw het kennelijk nodig deze – naar eigen zeggen – «grap» te maken.
Staken en schreeuwen Waar het maken van grappen vandaag de dag niet wordt gewaardeerd is Syrië. Al bijna een jaar vallen er dagelijks doden onder onschuldige burgers. De VN-veiligheidsraad kan het niet eens worden over de vraag of, en zo ja hoe deze steeds meer escalerende burgeroorlog moet worden veroordeeld. Ondertussen heeft u het afgelopen jaar meer kunnen lezen over rocksterren die zichzelf kapot hebben gesnoven, gespoten en gedronken, meer over mensen die zichzelf te pletter willen schaatsen en meer over een huilende Limburgse asielzoeker dan over de zesduizend mannen, vrouwen en kinderen die in diezelfde periode door het regime van Assad zijn gedood. Is dat ongemakkelijk om te horen? Allicht. Maar ach, wie zijn wij, wie bent u, om druk uit te oefenen in zo’n complexe politieke situatie?
Wat is leidend voor ons gedrag? Misschien kunt u nogmaals terugdenken aan 2011; niet eerder werd er in één jaar zo frequent en in zulke grote getale door de Nederlandse bevolking gestaakt, gedemonstreerd en geschreeuwd voor het behouden van inkomens,
8
ATLAS - Februari 2012
subsidies en asielzoekers. Om nog maar te zwijgen van de mondiale Occupy-protestbeweging. Algehele pathologische onverschilligheid? Nee, geenszins: selectieve pathologische onverschilligheid is het probleem. In bepaalde situaties verheft de Nederlandse bevolking wel degelijk haar stem. In sommige gevallen richt de aandacht zich op iets dat kennelijk door veel mensen als belangrijk wordt ervaren. Onze en uw reactie op een vervelende situatie, een dronken man die niet rechtop kan blijven, het sterven van daklozen door de koude of moordpartijen in een staat vlakbij, is bepalend voor de wereld om ons heen. De vraag die wij ons zouden moeten stellen is wat onze leidraad is in de beslissing tot reageren of niet, tot het ondernemen van actie of tot het negeren van informatie in de vorm van nieuwsberichten, gruwelijke foto’s of hulpkreten in real life. Wat is leidend voor ons gedrag? Is dat het eeuwenoude diliges proximum tuum sicut te ipsum? Zijn onze eigen belangen belangrijker? Ons aangeboren idee van rechtvaardigheid misschien? Ons geweten? Of het VN-Handvest voor de Rechten van de Mens? Is het erg dat wij lachen bij video’s van dronken mensen, dat we grappen maken over doodvriezende daklozen, dat we onze vrienden vergeten, dat we onze ogen sluiten voor misdadige regimes? Natuurlijk kunnen we de andere kant op blijven kijken, anderen zullen ook dit wel voor ons oplossen. Maar wat als het onze beurt is om uitgelachen en vergeten te worden? Wie zal er dan ingrijpen?
Ingezonden
The Great Game at Sea The security dilemma in the Indian Ocean By Danny Turk* The Great Game, made famous by the British author Rudyard Kipling in his book Kim, was an undeclared war between Russia and the British Empire in the 19th century for control over the vast deserts and mountains that separated both their Asian empires. In this diplomatic game, Russia aimed to gain control to the Indian Ocean by occupying Central Asia, while the British goal was to prevent the Russians from establishing themselves in this region as a way to protect their Indian Empire. It was a game involving reconnaissance, espionage and diplomacy, but never escalated into full-scale military conflict. ow in the 21st century it seems as if a new great game is being played. Not by Russia and the United Kingdom, but by the new ascending great powers of Asia: China and India. This new great game is not over areas of land, deserts or mountains but over sea-lanes, security of energy supply and ultimately over influence in the region. The Sino-Indian naval rivalry in the Indian Ocean is at the center of this great power game.
N
The strategic and economic significance of the Indian Ocean The Indian Ocean is the world’s third-largest body of water, and is dominated by two immense bays, the Arabian Sea and the Bay of Bengal. Furthermore the Indian Ocean connects Europe through Bab-el-Mandeb, the Middle East through the Strait of Hormuz and East Asia through the Strait of Malacca. Today, some of the major Sea Lines of Communication (SLOCs) run through the Indian Ocean, and this large body of water is becoming the strategic heart of the maritime world (Kaplan 2009, 17). As 90 percent of world trade is transported by sea, and the share of total volume is only increasing, the principle of commanding the sea is as important as ever before. Especially considering that half of the world’s container traffic and 70 percent of the world’s petroleum products
pass through the Indian Ocean. For centuries the Indian Ocean, and in fact most of Asia’s waters have been dominated first by the Europeans – Portuguese, Dutch, and British – and after the Second World War by the United States. The ‘West’ dominated these waters according to a Mahanian vision of naval power; meaning to secure the command of the sea through the control of strategic locations and having sufficient blue water capabilities to deny other navies access to the sea. This Mahanian vision seems to have been adopted by the new ascending naval powers China and India. It is in the vital interest of India to maintain stability in the Indian Ocean as this ocean is at the center of its economic interests; 95 percent of its exports are shipped through the Indian Ocean and 70 percent of its hydrocarbons are drilled there. Therefore, India aims to keep the Indian Ocean truly ‘Indian’, in order to achieve the control and access of key points, be it territorial possession or secure access, bringing with that power projection, the denial of access to rivals, and control of choke points (Scott 2006, 98100). Furthermore, China has great stakes in the Indian Ocean as well. 62 percent of the country’s export and 90 percent of its oil import have to pass through the Indian Ocean. China will try to reduce its dependence on the Indian Ocean by diversifying their energy supply (e.g. the ‘new Silk Road’ and supply lines through Pakistan), but considering that the Chinese oil consumption will rise even further, their dependence on the SLOCs in the Indian Ocean will remain (Blazevic 2009, 62). The increasing use of the Indian Ocean’s SLOCs, combined with regional instability in Pakistan and Myanmar and the increasing actions of pirates and terrorists mean that the Indian Ocean plays an important role for both the Chinese and the Indian military strategists and policymakers (Sweijs 2010, 17). In order to protect their trade and supply lines, both countries are expanding their navies at a rapid pace. However, the blue water capabilities of both China and India have gone much further than just for that purpose. It seems that both countries are now ATLAS - Februari 2012
9
Ingezonden embroiled in a competition for influence and authority over the same region. Both these rising powers are deploying their military strength more widely according to strategic effectiveness, and in doing so are geopolitically encircling each other. A security dilemma in the Indian Ocean is born.
The Security Dilemma in the Indian Ocean Even though the bilateral relation between China and India has improved considerably since their short border war in 1962, the past years have seen a rise in mutual suspicion between the two countries. The current relation might be best described as one of geostrategic competition qualified by growing commercial cooperation (Malone and Mukherjee 2010, 137). Their competition is a direct consequence of their geographical proximity and their great power ambitions. But has this strategic rivalry the potential to escalate? If we look at their economic and recent political cooperation, the answer would be ‘no’. The bilateral trade between China and India stands at nearly $50 billion per year. Politically, both countries desire to see international politics transition to a system of multipolarity, where both countries can increase their voice in world affairs. Finally, in the military sphere, both countries have increased their relations as well. However, writing from a defensive – realist perspective, armed conflict can never be excluded. Despite the increased economic, political and military ties, both countries do feel threatened. When a nation pursues these strategies, another nation perceives this as threats and is forced to pursue similar strategies. These actions will lead to a continuous cycle of action and reaction, which instead of increasing security, will only lead to a decline in collective security (Blazevic 2009, 60). What do these ‘power maximization’ strategies in the Indian Ocean look like?
Both India and China perceive each other’s actions as ‘power maximization’, which has the potential to reshape the balance of power in the Indian Ocean Let us first look at the case of China. China’s grand maritime strategy –dubbed as the ‘string of Pearls’ strategy’
10
ATLAS - Februari 2012
– involves securing access to the Indian Ocean, expanding its maritime presence, and strengthening diplomatic relations with countries from the Persian Gulf to the Strait of Malacca, essentially extending across the entire Indian Ocean. As part of this strategy, China is building naval bases on the islands of the Maldives and Seychelles, and it is investing in military port infrastructure in Pakistan, Sri Lanka, Bangladesh, and Myanmar (Sweijs 2010, 22). However, the ‘string of Pearls’ so far seems to be more a chain of commercial ventures, rather than military naval bases. These port facilities are required if China is to secure its energy supply. As according to realism, the supply security that China seeks can only be attained with corresponding political and military power. And although these facilities are primarily used to supply the Chinese contribution for the anti-piracy missions in the Gulf of Aden, especially the naval base in Pakistan justifies the Indian concerns for encirclement. China supplies Pakistan with military equipment and provides it with financial aid. These strong China-Pakistan ties seem to confirm the Indian believe that China is following a strategy of containing India in her own subcontinent (Frankel 2011, 5).
Shi Lang, the first Chinese aircraft carrier, is build upon the unfinished former Soviet aircraft carrier Varyag. Ukraine sold the Varyag to China in 1998 These Indian concerns seem to be justified, as India is surrounded by states with a favorable disposition towards China. Besides Pakistan, also Bangladesh, Myanmar, Sri Lanka and many East African states all have close ties with China. But to counter this so called ‘China threat’, India has some trump cards to expand her own sphere of influence. India’s geographical position provides it with considerable strategic leverage, as it is located along the major transit route and it possesses several smaller islands across the ocean. This could enhance India’s potential to
Ingezonden
The military facilities of the three main contestants for control of the Indian Ocean become a maritime power in the medium-term (Sweijs 2010, 21). Furthermore, the United States (still the preeminent naval power in Asia) is a close ally of India. But this relationship, which has considerably grown after the collapse of the Soviet Union, is under strains. The United States is showing classic signs of ‘imperial overstretch’, and cuts on the defense budget seem inevitable. The United States Navy aims to leverage some of its power to its allies India and Japan to limit Chinese naval expansion, therefore it seems that the United States, as an extra regional power in the Indian Ocean, acts as a power broker against both China and India, and in the end always acts in her own self-interest (Kaplan 2009, 24). India aims to convert the Indian Ocean into an Indian lake. For years budget constraints have limited India’s naval aspirations, but since 2001 the defense spending on India’s has been increasing annually. India aims for a fleet of 130 warships, comprising three aircraft carriers, by 2020 (Holslag 2009, 825). To harbor these new naval vessels, India is constructing naval facilities on their eastern shore to remain in control of the Andaman Sea, China’s main gateway to the Indian Ocean. Moreover, India is also constructing military facilities on the Andaman Islands near the Strait of Malacca. All these measures signifies India’s orientation to the East and specifically to respond to China (Ladwig 2010, 112). These Indian naval aspirations are of course nothing short of the Chinese navy, but as long as China’s naval power is focused on the Taiwan issue, it can’t project its full naval power into the Indian Ocean.
As mentioned before, the Strait of Malacca is the blank spot in China’s grand strategy. China’s efforts to redirect some of its energy imports with pipelines through Pakistan and Myanmar, will reduce its dependence on the narrow Strait of Malacca, but the Chinese focus on the Strait of Malacca is a major flaw in its strategy. As in case of an armed conflict, the United States or India would not need to block the Strait of Malacca, which could be contested by Chinese naval forces, instead they could easily interdict the energy supply at its source in the Arabian Sea, Persian Gulf and the Strait of Hormuz (Blazevic 2009, 64). Both India and China perceive each other’s actions as ‘power maximization’, which has the potential to reshape the balance of power in the Indian Ocean. They both fear the other will do a bid for hegemony. While this is true in the case of India, China merely wants to secure its energy supply. As long as China is still embroiled with Taiwan and the sea disputes with Japan in the East China Sea and with Vietnam and the Philippines in the South China Sea, it can never act from a position of strength in an ocean so far from its home ports. Still India fears that China’s political influence, military modernization and forward basing strategy will be used to contain India as China ascends as the pre-eminent Asian power (Blazevic 2009, 64). As a reaction to this, India is pursuing its own economic, diplomatic and military strategies, to flex its muscle against China. These unclear perceptions of each other’s ambitions and strategies have led to a potentially dangerous doom scenario in the Indian Ocean. ATLAS - Februari 2012
11
Ingezonden
The consequences of the ‘Great Game’ for regional stability The Great Game in the 19th century didn’t end in war; instead Great Britain and the Soviet Union set aside their differences to unite against their common threat: Nazi Germany. The historical embedded mistrust between China and India is too great to see a similar outcome in this Great Game in the Indian Ocean. However, this does not mean that this strategic rivalry is bound to end up in a zero-sum game, ending in a decisive naval war between both powers. Cooperation is possible in certain fields. Still, limited cooperation regarding piracy is not enough of a basis to prevent further conflict of destabilization of the region. As in fact the naval build up of China and India in the Indian Ocean as a consequence of the security dilemma has already destabilized the region (Frankel 2011, 14).
These unclear perceptions of each other’s ambitions and strategies have led to a potentially dangerous doom scenario in the Indian Ocean Six of the top twenty countries on the Foreign Policy Failed State Index are located on the shores of the Indian Ocean. China and India competing for influence and resources in these often mineral and oil rich countries, does not help these countries to establish at least some form of a centralized government. These efforts of India and China to increase their sphere of influences could furthermore lead to regional skirmishes. And the danger of this is that it could spill over to other regions and ignite larger conflict. The most dangerous source of possible conflict is the close relationship between China and Pakistan, especially regarding the construction of the naval facility at Gwadar. Thus the attempts of China and India to enhance their own security have only led to a decrease in collective security. Smaller nations such as Nepal, Bangladesh, Sri Lanka and Myanmar are forced to take sides in this geostrategic rivalry, and these countries could become playgrounds for this great game.
12
ATLAS - Februari 2012
Finally, the unequal power distribution between China and India only adds to the chances of a possible doom scenario. China has overwhelming economic and military strength, which will put great pressure on the resources of India if it wants to keep up with the military expenditure of China. However, just because China seems to be the most threatening power, the smaller regional countries might partner with India as a way to balance the rise of China (Frankel 2011, 14). The Great Game between China and India will be continued to play out in the Indian Ocean. The winner, if there is to be a winner of this game is impossible to predict, but maybe the United States as the third extra-regional power will have the best laugh in the end.
Sources
- Blazevic, Jason J. 2009. “Defensive Realism in the Indian Ocean: Oil, Sea Lanes and the Security Dilemma.” China Security 5 (3): 59-71. - Frankel, Francine R. 2011. “The Breakout of China-India Strategic Rivalry in Asia and the Indian Ocean.” Journal of International Affairs 64 (2): 1-17. - Holslag, Jonathan. 2009. “The Persistent Military Security Dilemma between China and India.” The Journal of Strategic Studies 32 (6): 811-840. - Kaplan, Robert D. 2009. “Center Stage for the Twenty-First Century. Power Plays in the Indian Ocean.” Foreign Affairs 88 (2): 16-32. - Ladwig, Walter C. 2010. “Indian and the Balance of Power in the Asia-Pacific.” JFQ, Issue 57 (2): 111-119. - Malone, David M, and Rohan Mukherjee. 2010. “India and China: Conflict and Cooperation.” Survival 52 (1): 137-158. - Scott, David. 2006. “India’s “Grand Strategy” for the Indian Ocean: Mahanian Visions.” Asia-Pacific Review 13 (2): 97-121. - Sweijs, Tim et al. 2010. “The Maritime Future of the Indian Ocean – Putting the G back in Great Power Politics.” Future Issue 13.
*Danny Turk is masterstudent International Relations aan Webster University. Binnen de SIB zit Danny in de Acquisitiecommissie en de CIA (Commissie Inhoudelijke Activiteiten).
Column
De wereld vernietigen is moeilijker dan je denkt Thijs van Rijn
V
ernietig de wereld, begin bij jezelf. Azië en Zuid-Amerika zijn groeimarkten voor sigarettenbedrijven, er zijn meer over- dan ondervoede mensen en door gedisciplineerd elke dag in de file te staan, doet de mensheid zeker een moedige poging de wereld ten gronde te richten. Ongeveer alle crises heeft ze zelf veroorzaakt, en als het even kan door andere groepen te benadelen. Somaliërs worden piraat omdat anderen de zeeën hebben leeggevist, de burgers van Bahrein krijgen geen steun van het Westen omdat de Amerikaanse vloot er mag liggen en vele Afrikaanse heersers worden rijk door de wereld grondstoffen te verschaffen. Het wantrouwen van miljoenen mensen in de koers van de euro raakt voornamelijk henzelf en de leeftijd van de ouderen treft hun eigen kinderen. Toch is het niet de bedoeling mensen een schuldgevoel aan te praten. Laten we eerlijk zijn, het is best lastig, dat vernietigen. Eigenlijk is het nog veel erger: het gaat steeds beter met de wereld in het algemeen en de mensheid in het bijzonder. De laatste internationale oorlog werd vier jaar geleden gevoerd tussen Georgië en Rusland, en de lengte en hevigheid stelden in verhouding met andere conflicten niets voor. Het afgelopen decennium is er geen enkele genocide gepleegd, terwijl de jaren negentig er meerdere kende. Het gat in de ozonlaag krimpt en hoewel enkele eilandstaten veranderen in Atlantissen, zijn natuurrampen voornamelijk een probleem omdat de mensheid te succesvol is en op plaatsen woont waar dat simpelweg onpraktisch is. Toegegeven, de euro kampt met serieuze problemen, maar hooguit is Europa op sociaaleconomisch terrein weer terug waar het enkele jaren geleden was. De discussie over de Europese Unie is zelfs een stap vooruit, nu de organisatie een echt gespreksonderwerp is geworden voor de miljoenen burgers die erin leven. De problemen anno 2012 zijn in het Westen voornamelijk luxeproblemen. Er is geen reden aan te nemen dat, absoluut bezien, de rijkdom kleiner wordt, aangezien het profiteert van de economische groei van Azië en Afrika. De problemen van die continenten, zoals vervuilde rivieren, krakkemikkige staatsapparaten en het ontbreken van een sociaal vangnet, tonen aan hoe ver het Westen wat betreft immateriële rijkdom op andere landen voorloopt. Relatief gezien zal het macht moeten inleveren, maar men kan er niet rouwig om zijn dat miljarden mensen de invloed verkrijgen die hen getalsmatig toekomt. Deze geruststellende woorden hebben alleen geen enkele invloed. Doemscenario’s lijken een soort self-fulfilling prophecies te worden. Een gekapseisd cruiseschip wordt gelijkgesteld met Europa, rentes op leningen aan de Zuid-Europese landen zijn onnodig hoog en de journalisten worden haast vermoeid van het verslaan van slecht nieuws. Niettemin is enig doemdenken erg nuttig, omdat overmoed veel landen fataal is geworden. Afgezien van de Verenigde Staten, is geen enkele supermacht in staat geweest zijn invloed te behouden en zelfs de VS hebben het moeilijk. Europa is echter veel verder dan de VS en Japan, omdat problemen wat betreft de gezondheidszorg en de pensioenleeftijd onderkent worden en men gedwongen wordt maatregelen te treffen. Zonder al te veel morren worden onaantastbaar geachte zaken als de AOW-leeftijd opgebroken en ontstaan er nieuwe instituties, zoals een Europese toezichthouder op banken. Het doemdenken is een vervanging voor de daadwerkelijke crises. Er is geen nieuwe wereldoorlog of Grote Depressie nodig om Europa te hervormen, alleen een gevoel van urgentie. De olie hoeft niet werkelijk op te zijn om elektrische auto’s te fabriceren. Een zoveelste dreiging van een ramp in het Midden-Oosten volstaat. Het is moeilijk de wereld te vernietigen, maar de hybris dat de mensen hiertoe in staat zijn en de doemscenario’s die hierbij worden verzonnen, maken dit voor de zekerheid nog net wat minder waarschijnlijk. ATLAS - Februari 2012
13
Historisch
“Met Desi kan er toch weinig misgaan?” Door Kavish Sewnandan Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijke staat. Volgens de toenmalige Surinaamse leiders was het land na ruim 300 jaar eindelijk bevrijd van het Nederlands kolonialisme en moest deze onafhankelijkheid dus uitbundig worden gevierd. Mede onder toeziend oog van H.K.H. Prinses Beatrix werd in een vol stadion in Paramaribo de Nederlandse vlag gestreken en de nieuwe Surinaamse vlag gehesen (Ramdas 2009, 20). De vreugde was echter van korte duur: op 25 februari 1980 pleegde sergeant Desi Bouterse een militaire staatsgreep en ging Suriname een zware periode tegemoet, waarbij de Nederlandse ontwikkelingsgelden (tijdelijk) werden stopgezet (De Schoolmeester 1983, 209-213).
M
et de onafhankelijkheid van Suriname moest het hart van de toenmalige Nederlandse minister-president Joop den Uyl ongetwijfeld sneller zijn gaan kloppen, want een van de belangrijkste idealen van zijn Partij van de Arbeid ging in vervulling: Suriname werd een onafhankelijke republiek. Nederland had natuurlijk ook wat goed te maken na het dramatische verloop van het Indonesische dekolonisatieproces en dus verliepen de onderhandelingen tussen de premiers Den Uyl en Arron in een bijna overdreven sfeer van harmonie. De Nederlanders waren bang om Paramaribo te veel voor het hoofd te stoten en zegden het gigantische bedrag van 3,2 miljard gulden aan ontwikkelingshulp toe (Boerboom en Oranje 1992, 13). Het argument dat Suriname helemaal niet klaar was voor de onafhankelijkheid vond in de Haagse regeringskringen, met name bij de PvdA, nauwelijks weerklank. Het ging zelfs zo ver, dat Tweede Kamerlid Huub Franssen van de betreffende partij in 1972 met veel bravoure verklaarde dat “de onafhankelijkheidsaanzegging zonodig per aangetekende post aan de Rijksdelen in de West kon worden toegezonden” (Hoogbergen en Kruijt 2005, 19).
Aanleiding tot de ‘Revolutie’ Vlak voor de onafhankelijkheid op 25 november 1975, heerste er een grimmige sfeer boven Paramaribo. Het wantrouwen tussen Hindoestanen en creolen (de twee grootste bevolkingsgroepen) was drastisch toegenomen, waardoor iedereen zich bewust werd van zijn ras en af
14
ATLAS - Februari 2012
komst (Ramdas 2009, 15). In deze turbulente periode was Desi Bouterse gelegerd op de NAVO-basis in Seedorf (West-Duitsland), waar hij over het algemeen een goed leven leidde. Veel werk was er op de basis niet te doen en daarom werd er veel tijd besteed aan sport, waaronder interne voetbal -, atletiek- en basketbaltoernooitjes (Boerboom en Oranje 1992, 11). In het najaar van 1974 reisde Desi Bouterse met een kleine groep militairen van Surinaamse afkomst naar Nederland. Het groepje was namelijk onderweg naar een voorlichtingsbijeenkomst over een nieuw op te richten Surinaams leger. De naderende onafhankelijkheid kreeg voor Desi Bouterse een extra dimensie toen er een speciale Surinaamse commissie in het leven werd geroepen die de overgang van de koloniale Troepenmacht in Suriname, de TRIS, naar een eigen, professioneel defensieapparaat moest gaan voorbereiden (Boerboom en Oranje 1992, 12). Op deze voorlichtingsbijeenkomst kregen Desi Bouterse en het groepje Surinaamse militairen een aantrekkelijk aanbod: ze konden deel uitmaken van de nieuwe Surinaamse krijgsmacht en ontvingen naast hun reguliere salaris nog eens een maandelijkse suppletie uit de Nederlandse staatskas (Haakmat 1987, 15). Voor het groepje jonge militairen was dit een ‘offer you can’t refuse’ (Boerboom en Oranje 1992, 12). Op 11 november 1975 landden Desi Bouterse en zijn makkers vol goede moed op de Surinaamse luchthaven Zanderij, ongeveer 45 kilometer ten zuiden van Paramaribo. Met elkaar waren ze van plan om het nieuwe leger van Suriname, hun Suriname, met alle beschikbare energie te helpen opbouwen (Boerboom en Oranje 1992, 12). Het toekomstig kader van het Surinaamse leger werd geassisteerd door een Nederlandse Militaire Missie, de ‘Milmis’. De Milmis droeg zorg voor de terugkeer en begeleiding van de in Nederland opgeleide militairen. Zo kwam het dat de jonge Desi Bouterse in contact kwam met Hans Valk, leider van de Milmis. Tussen deze twee ontwikkelde zich een sterke vertrouwensband. De leider van de Milmis bracht Bouterse aanvullende wetenswaardigheden bij in de krijgskunst en stond dicht bij het groepje Surinaamse soldaten uit Nederland (Boerboom en Oranje 1992, 12-
Historisch
Bouterse als militaire leider in 1985 en als president in 2010 14; Hoogbergen en Kruijt 2005, 26-27). Binnen het leger begonnen er na verloop van tijd echter spanningen te ontstaan tussen een autoritaire bevelhebber van het Surinaamse leger, Henk Elstak, en enkele onderofficieren. De jonge onderofficieren waren van mening dat de leiding inefficiënt was, het benoemingenbeleid werd beheerst door vriendjespolitiek en dat het materiaal was verouderd. Ze begonnen een actie voor meer democratisering binnen de krijgsmacht en richtten een militaire vakbond op om op te komen voor hun belangen: langzaam maar zeker verworven ze veel steun bij de intussen steeds ontevredener wordende bevolking (Boerboom en Oranje 1992, 14-15). Deze Bond van Militair Kader, afgekort Bomika, werd echter niet erkend door de toenmalige Surinaamse regering vanwege de sterk toenemende aanhang. De drie bestuursleden van de Bomika, Sital, Abrahams en Neede werden gearresteerd en moesten voor de Krijgsraad verschijnen. Als reactie hierop bezetten protesterende militairen de Memre-Boekoe Kazerne, hun militaire kampement in Paramaribo (Hoogbergen en Kruijt 2005, 9-10). Ondertussen werden deze gebeurtenissen binnen de Milmis met veel belangstelling gevolgd door kolonel Hans Valk en zijn Nederlandse collega’s. Het hoofd van de missie nam met toenemende irritatie waar hoe onverstandig de Surinaamse legerleiding zich opstelde ten opzichte van de onderofficieren. Valk overlegde vaak met Bouterse over
Suriname en de politieke koers die het land moest volgen, waarbij het woord staatsgreep steeds vaker viel. Valk zag voor Suriname meer voordelen, dan nadelen bij een eventuele staatsgreep. Zo zou de bevolking de staatsgreep hoe dan ook steunen en was Bouterse de enige die bij de onderofficieren en de andere groepen militairen enig gezag had. Bovendien viel met Bouterse goed zaken te doen en kon hij invloed uitoefenen op de jonge militairen (Boerboom en Oranje 1992, 16-17). En zo kwam het dat de Nederlandse kolonel Hans Valk, Desi Bouterse adviseerde over een heuse militaire staatsgreep. Niemand in Nederland had in de gaten hoever de kolonel zijn boekje te buiten ging, maar ook hij hoopte op de redding van Suriname en handelde pragmatisch en in een militaire lijn. En bovendien: “met Desi kan er toch weinig misgaan?” (Boerboom en Oranje 1992, 16-17).
Uitvoering van de Revolutie Maandagnacht 24 februari 1980 stonden de zestien onderofficieren in de Memre-Boekoe Kazerne onder leiding van Desi Bouterse, geadviseerd door Hans Valk, klaar om de macht over te nemen. Ze begonnen de staatsgreep met gebed en beloofden elkaar om door te gaan tot het einde, al zou dat het einde van hun leven betekenen. Binnen enkele uren was de marinebasis veroverd en werd de marineboot s-402 buitgemaakt. Met de buitgemaakte marineboot werd vanaf de Surinamerivier het politiebureau dat aan de Waterkant, een belangrijke straat in Paramaribo, lag, met fosforgranaten onder vuur genomen. Bouterse eiste de overgave van de politie, maar commandant Walker weigerde dat. Het politiebureau werd steeds heviger beschoten totdat overgave onvermijdelijk was. Uiteindelijk gaf commandant Walker zich over evenals de 70 aanwezige politieagenten (Hoogbergen en Kruijt 2005, 11). Paramaribo was binnen een paar uur veranderd in een hel. Door de straten van de ooit zo vredige hoofdstad reden pantservoertuigen, werden overheidsinstellingen bezet, stonden gebouwen in brand en vielen er doden en gewonden. Mensen renden verdwaasd over straat, niet wetende waar ze veilig waren en militairen probeerden het totaal ontregelde verkeer onder controle te houden (Boerboom en Oranje 1992, 18). Na de staatsgreep De door de militairen gepleegde staatgreep vormde de basis voor de sterke socialistische koers die de Surinaamse regering zou aanhouden. Na de staatsgreep kwam de ATLAS - Februari 2012
15
Historisch macht te liggen bij de Nationale Militaire Raad (NMR), waarbij het parlement feitelijk buitenspel werd gezet (De Schoolmeester 1983, 209-2011). Hans Valk zag het allemaal met tevredenheid aan. Hij was namelijk trots op Desi en zijn mannen; ze hadden het goed gedaan. Binnenkort zouden ze alle misstanden in Suriname grondig aanpakken. Deze houding zou hem echter duur komen te staan: Den Haag zou Hans Valk bevelen om onmiddellijk terug te keren naar Nederland. Niet lang na de staatsgreep werd ook de schaduwzijde zichtbaar: Roy Horb, de rechterhand van Bouterse, werd belast met corruptiebestrijding, waarbij hij het niet zo nauw nam met de rechtsregels. In Nederland verschenen televisiebeelden van enkele verdachten die publieke lijfstraffen ondergingen, waarbij ze in de brandende zon een flinke aframmeling kregen. De beelden wekten afschuw op in Nederland, maar Nederland gaf Bouterse toch weer het voordeel van de twijfel (Boerboom en Oranje 1992, 19).
Politieke instabiliteit en de Decembermoorden Na deze turbulente periode slaagden Bouterse en Horb erin om een door Nederland gesteunde burgerregering in het leven te roepen, onder leiding van een Chinese internist die plotseling tot premier werd gebombardeerd: Henk Chin A Sen (Boerboom en Oranje 1992, 19-20). Maar de coupplegers bleken geen idee te hebben van wat ze met het land dat ze in handen hadden gekregen aanmoesten. Hun onhandigheid leek namelijk charmant en dat bracht sommige academici ertoe om ze van advies te voorzien. Eerst moest nog worden vastgesteld welk ideologisch motief er aan de staatsgreep moest worden gegeven, want het werkelijke motief, een betere beloning van sergeanten klonk wat onzinnig. Was het een linkse staatsgreep of een nationalistische? Zover hadden de sergeanten nog niet nagedacht (Ramdas, 2009, 181). Ondertussen begon de opgewonden bevolking het geduld te verliezen. Er ontstond onrust bij de arbeiders, studenten en het universiteitspersoneel over de sterke, linkse koers die de NMR voor ogen stond. De burgerregering onder leiding van Henk Chin A Sen faalde en bleek niet in staat om de groeiende problemen in het land effectief aan te pakken. Volgens de sergeanten moest er zo snel mogelijk iets gebeuren om de Revolutie niet te verkwanselen (Boerboom en Oranje 1992, 53-55). Op 7 december 1982 werd er een vergadering georganiseerd in een van de buitenhuizen van Desi Bouterse. Tij-
16
ATLAS - Februari 2012
dens de vergadering sprak iedereen elkaar openhartig toe en werd duidelijk dat De Revolutie onder geen beding mocht worden verkwanseld. Er moest maar eens schoon schip worden gemaakt met alle problemen, door met alle belangrijke tegenstanders van de revolutie af te rekenen (Boerboom en Oranje 1992, 56). In de nacht van 7 op 8 december was het dan zover. Verschillende arrestatieteams verspreidden zich over de stad om de lijst met arrestanten af te werken. Er waren in totaal zestien arrestanten die zo nu en dan met grof geweld uit hun woningen werden gehaald en werden opgesloten in Fort Zeelandia, aan de Waterkant in Paramaribo. Alle arrestanten werden door militairen op de open binnenplaats van het Fort verzameld, waarna ze in kleine ruimtes werden opgesloten. Enkele uren later arriveerde ook Desi Bouterse in het Fort, waarna hij plaatsnam achter een tafel, de zogenoemde ‘rechtbank’. Een voor een werden de ‘tegenstanders van de revolutie’ naar boven gebracht, waar ze zonder enige vorm van proces werden geëxecuteerd (Boerboom en Oranje 1992, 80-85; Hoogbergen en Kruijt 2005, 76). De decembermoorden zijn vervormd tot een gebeurtenis die vooral gebaseerd is op geruchten en mythes. De onderofficieren die de zo bejubelde coup van 1980 hadden gepleegd konden het besturen van Suriname simpelweg niet aan en toen de roep om hun vertrek steeds luider werd was de enige oplossing: geweld. De vraag hoe met dit nationale trauma moet worden omgegaan ligt natuurlijk bij de Surinaamse gemeenschap. Moet men de zaak simpelweg in de doofpot stoppen? Als men aarzelt om de weg naar eerlijkheid, moed en openheid in te slaan, dan zal de slagschaduw altijd over Suriname blijven hangen (Boerboom en Oranje 1992, 157-158).
Bronnen
- Boerboom, Hans en Oranje, Joost. 1992. De 8-decembermoorden : slagschaduw over Suriname. – ’s-Gravenhage: BZZTôH. - Haakmat, André. 1987. De revolutie uitgegleden: politieke herinneringen. Amsterdam: Uitgeverij Jan Mets. - Hoogbergen, Wim en Kruijt, Dirk. 2005. De oorlog van de sergeanten: Surinaamse militairen in de politiek. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. - Ramdas, Anil. 2009. Paramaribo: de vrolijkste stad in de jungle. Amsterdam: De Bezige Bij. - Schoolmeester, E.C. de. 1983. Suriname en de Surinamers. Utrecht: De Schoolmeester. Drukkerij: Administratief Centrum – Nijmegen.
Opinie
De val van een moderne Erasmus Job Cohen en het doemscenario dat uitkwam Door Jurgen Rinkel Het kan verkeren. Job Cohen, ooit juichend binnengehaald, verlaat nu als mislukt politicus het Binnenhof. Maar hij had het kunnen weten, blijkt uit een toespraak uit 2008.
D
eze ochtend van een dag in februari, leest de politicus voor de laatste keer de mededeling door die hij zo dadelijk naar het in de hofstad residerende journaille zal sturen. Over vijf minuten zal het overal bekend zijn dat hij de Tweede Kamer verlaat. Twee jaar lang was hij politiek leider van een grote middenpartij, maar het lukte niet. Peilingen gingen neerwaarts. In de fractie rommelde het. Het is mislukt. Met grootse plannen was hij ooit naar Den Haag getogen, gedesillusioneerd zal hij het verlaten. Juichend was hij binnengehaald, juichend zal men ook afscheid nemen.
Al zullen ze het niet laten merken. Ze zullen zeggen dat ze het verschrikkelijk vinden. Maar in hun hart zijn ze blij. De politicus besluit dat het goed is. Hij drukt op ‘Verzenden’. Hij pakt zijn jas van de kapstok en zijn koffer van de grond en verlaat het kantoor dat het zijne was. Een ingelaste uitzending van het NOS Journaal is het laatste dat de wereld voor hem over zal hebben. In mijn boekenkast staat een boekje met de titel Binden. Het in deze titel verborgen liggende gebod is door de boekbinder kennelijk genegeerd, want het is als paperback uitgevoerd. Buiten dat is het enige opvallende de auteur: Job Cohen. Het is een verzameling van toespraken die Cohen zijn periode als burgemeester van Amsterdam heeft gegeven. Die jaren leken een vorig leven in de periode dat Cohen, nooit meer dan stationair draaiend, en vaak zelfs met haperende motor, in de Tweede Kamer geparkeerd stond. Nu is het alweer twee levens geleden. Het boekje heb ik in 2010, kort voor de Tweede Kamerverkiezingen, aangeschaft. Ik weet niet eens meer zo goed waarom. Dat ik op Cohen zou stemmen, was al zo goed als uitgesloten. Of beter: dat ik op de PvdA zou stemmen, was al zo goed als uitgesloten. Ik denk dat ik het vermoeden had dat Cohen wel eens een goede potentiële minister-president kon zijn en dat vermoeden bevestigd wilde zien. Of wellicht vond ik hem helemaal niet zo goed, maar geloofde ik ook in de onvermijdelijkheid van een kabinet-Cohen, en kocht ik het boekje om me daarop voor te bereiden. Wat de precieze reden ook was, ik kocht het en ik las het. De aantekeningen die de marges ontsieren, zijn van dit laatste een bewijs.
Het bewuste boekje
De toespraken zijn niet ingedeeld naar jaartal, maar naar onderwerp. Er zijn drie rubrieken: 1) Over samen leven, 2) Over vrijheid en 3) Over religie. Het geheel wordt vooraf gegaan door een ‘woord vooraf ’, Cohens kandidaatstelling voor het lijsttrekkerschap van de Partij van de Arbeid – pas in mijn, latere, druk toegevoegd – en een interview door Bas Heijne. Wie de toespraken leest ziet opeens een andere Cohen. Hij ziet niet de hakkelende politicus, noch ATLAS - Februari 2012
17
Opinie de degelijke bestuurder. Nee, hier spreekt een visionair met grootse vergezichten, die een stip zet aan de horizon. Of gewoon iemand met een goede speechschrijver.
Zo iemand maakt dan ook geen kans, hoe goed hij ook geschikt zou zijn om partij of land te leiden Van de toespraken was er in ieder geval een in mijn herinnering blijven hangen. Dat was een toespraak die Cohen in 2008 hield ter gelegenheid van de opening van de Stefan Zweig-tentoonstelling in de Openbare Bibliotheek. De toespraak ging, hoe kan het ook anders, over Stefan Zweig (1881-1942). Voordat ik de toespraak in Binden las, had ik nooit van Zweig gehoord, laat staan iets van hem gelezen. Cohen bood opeens een blik op een leven en een oeuvre dat mijn belangstelling prikkelde. Even geheel terzijde: het zou nog anderhalf jaar duren voor ik werkelijk een werk van Zweig tot mij zou nemen. Toevalligerwijs is dat twee weken geleden gebeurd, toen ik zijn Schachnovelle las. Het is alsof het lot ermee speelt. Naar aanleiding van het aftreden van Cohen besloot ik deze toespraak weer eens te herlezen. Cohen vertelt hier over Zweigs leven, werk én tijd. Stefan Zweig was van geboorte een Weense Jood, maar leefde zijn leven als een Europeaan. Al voor de Eerste Wereldoorlog pleitte hij voor een verenigd Europa. Hij kwam echter tijdens zijn leven tot de conclusie dat er behalve het Europa waarin iedereen broederlijk naast en met elkaar wilde leven, ook een Europa bestond waarin intolerantie de boventoon voerde. Vanaf 1933 greep dit ‘andere’ Europa om zich heen en verenigde het op een gewelddadige manier het continent – onder de banieren van het nationaalsocialisme. Zweig ging in ballingschap in Brazilië waar hij zich gedesillusioneerd van het leven beroofde. De tragiek wil dat, als hij zichzelf de kans gegund had, hij waarschijnlijk de ondertekening van het Verdrag van Rome in 1957 nog meegemaakt zou hebben. Wat mij echter het meest trof in de toespraak van Cohen, is een passage over Zweigs biografie van Desiderius Erasmus: Triumph und Tragik des Erasmus von Rotterdam
18
ATLAS - Februari 2012
(1934). De passage gaat over de manier waarop Zweig over Erasmus en zijn strijd tegen Luther vertelt. Ik citeer hieronder de bewuste passage, waarbij ik moet opmerken dat ik hem enigszins heb aangepast, zodat meteen duidelijk is waarom deze passage mij zo trof. “Job Cohen wordt in Zweigs boek beschreven als een intelligente, voorzichtige en wijze man. […] Iemand die er diep van doordrongen was dat in dit ondermaanse iedere waarheid slechts een deelwaarheid kan zijn en dat dus niemand de wijsheid in pacht heeft. Een man die zocht naar wat de Nederlanders van zijn tijd verbond en niet naar wat hen verdeeld hield. […] Deze neutrale en objectieve houding van Cohen, die hem boven de partijen stelde, had hem in heel Nederland veel aanzien gegeven. Toch bleek juist deze zucht naar onpartijdigheid en afkeer van strijd volstrekt onvoldoende te zijn toen hij werd geconfronteerd met de vraag of het kabinet-Rutte wel of niet een gevaar vormde voor Nederland. […] Rutte greep zijn kans en ging vervolgens zijn eigen [...] weg.” De lezer zal de aard van mijn wijzigingen al wel door hebben. Waar oorspronkelijk Erasmus stond heb ik dat door Cohen vervangen en Rutte heeft de plaats van Luther ingenomen. Bovendien ging de tekst niet over Nederland of de Nederlanders, maar over Europa en haar bevolking. Aldus gemanipuleerd illustreert de passage perfect de goede kwaliteiten waar Cohen – zo zal vriend en vijand moeten toegeven – over beschikt. Maar het geeft ook aan waar het misgaat. In een politiek klimaat waar dogmatisme regeert en men liever verschillen uitvergroot dan naar overeenkomsten zoekt, zit niemand op een Erasmus – zestiende-eeuws of modern – te wachten. Zo iemand maakt dan ook geen kans, hoe goed hij ook geschikt zou zijn om partij of land te leiden. “Job Cohen is een achtenswaardig man.” Zo wordt de journalist Jan Blokker op het omslag van Binden geciteerd. Daarmee moest Cohen het doen. Maar nu het doemscenario zich voltrokken heeft, kunnen we alleen maar concluderen dat dat voor een politicus te weinig is. Cohen had het kunnen weten. Hij had het vier jaar eerder al zelf beschreven.
Journalistiek
Rusland zonder Poetin? In maart weten we het Door Thijs Voets Hoewel de Russische geschiedenis vol staat met autocratische heersers, protesteerde de huidige Rus in december in grote getallen. De voornaamste aanleiding voor de demonstranten in zowel Moskou als andere steden, was de vermeende verkiezingsfraude tijdens de Doema-verkiezingen van december vorig jaar.
D
e recente onrust in Rusland heeft een aantal dingen met de val van de Sovjet-Unie gemeen: hij ontstond plotseling, verraste iedereen en was moeilijk van tevoren te voorspellen. In een land waar demonstraties gewoonlijk niet meer dan honderd man groot zijn, waren de zogenaamde ‘Decembristen’ met gigantische aantallen aanwezig (Moscow Times 2011). Hun standaardleus ‘Rossija bez Poetina” (Rusland zonder Poetin) verenigde de verschillende politieke stromingen, die alle kwamen demonstreren tegen de vermeende fraude tijdens de verkiezingen. De beschuldigende vingers van de demonstranten wijzen in de richting van Verenigd Rusland (Едная Россия), de partij van Alexander Medvedev en Vladimir Poetin. Hoewel zij officieel geen lid zijn van de partij, vormt Verenigd Rusland de voorname machtsbasis van de president en diens premier. Een te groot verlies van stemmen zou niet handig uitpakken voor het zogenaamde ‘tandempresidentschap’, dat van plan is om bij de presidentsverkiezingen van aanstaande maart van zadel te wisselen. Premier Poetin gaf in september vorig jaar aan opnieuw voor het presidentschap te gaan tijdens de presidentsverkiezingen. Ook stelde hij voor dat president Medvedev opnieuw premier zou kunnen worden (BBC News 2011).
Verkiezingsfraude Hoewel Verenigd Rusland tijdens de Doema-verkiezingen 77 van haar 315 zetels heeft verloren, wijzen verschillende activisten op frauduleuze praktijken bij de stemlocaties. Sommige van die praktijken zijn op camera vastgelegd, zoals de student die 4.000 roebel krijgt als hij bij 45 izbiratelnieje oetsjastki (stemlocaties) zijn stem voor Verenigd Rusland indient. Met een verborgen camera filmt hij de
Interview: Sviatoslav Ivanov, een student in Moskou, nam deel aan de demonstraties in de hoofdstad en vertelt hierover: Waarom protesteerde je? “Ik protesteerde (en zal dat blijven doen) omdat ik hoop dat het Russische politieke spel tenminste een klein beetje eerlijker en redelijker wordt. Ik ben het niet eens met het wereldbeeld van onze politieke vertegenwoordigers. Dit wereldbeeld houdt in dat het Westen gevaarlijk is, ‘echte democratie’ inefficiënt is, dat een persoonlijkheidscultus en een gecontroleerde markt goed zijn, en dat ieder individu als afval kan worden weggegooid, wanneer deze tegen ‘collectieve’ belangen ingaat. Volgens mij heeft Rusland zijn kansen om een internationale supermacht te worden al verspeeld. Alle inspanningen hiervoor zijn tevergeefs, het land heeft geen eigen ideologie. Misschien is het beter om één van de zwaargewichten van de westerse beschaving te worden, maar een alternatief voor het Westen is Rusland zeker niet meer. Ik realiseer me dat mijn denkwijze niet bij veel Russen aanslaat. Maar ‘we’ zijn een minderheid, een luide minderheid, en we willen gehoord worden. We zijn maar een groep, maar deze groep bestaat wel uit de meest getalenteerde en redelijke mensen in mijn land. We protesteren tegen het tekort van een alternatief, redelijk politiek leven in onze staat. Ten slotte protesteer ik omdat demonstraties veel invloed hebben gehad in de geschiedenis van ons Rusland. Denk maar aan 1905, februari 1907 en augustus 1991. Ik hoop dat de protesten in Moskou ons land zullen leiden naar een betere toekomst.” Ben je van plan door te gaan met protesteren? “Ja, zeker weten, maar alleen in de grote manifestaties. Ik ben geïnteresseerd in de politiek, maar ik ben geen activist.” ATLAS - Februari 2012
19
Journalistiek Heb je ooit eerder geprotesteerd? “Een paar jaar geleden heb ik een kleine demonstratie bezocht waar werd gepleit voor de legalisatie van marihuana. Om eerlijk te zijn deed ik dat omdat ik het grappig vond. Dit is dus mijn eerste ‘echte’ demonstratie.” Wat voor mensen komt men zoal tegen tijdens de demonstraties? “De meeste mensen hangen een liberaal gedachtegoed aan. Toch zie je vooral nationalistische en communistische vlaggen wapperen – ik denk dat die politieke stromingen beter georganiseerd zijn. Ik moet toegeven dat de meeste Russen politiek analfabetisch zijn, zelfs diegenen die pro- of anti-Poetin zijn. Er wordt vaak gezegd dat de Decembristen vooral jonge Moskovieten uit de middenklasse zijn. Dit is maar gedeeltelijk waar. Welvarende ‘hipsters’ uit Moskou vormen een ideologische machine die de massa tot beweging heeft gebracht. Tijdens de demonstraties zie je mensen van alle leeftijden, van acht tot tachtig jaar, van arm tot rijk, etnisch Rus of niet.” Wat vindt je omgeving van de huidige politiekegebeurtenissen? “Sommigen uit mijn vriendengroep hebben ook deelgenomen aan de protesten, maar de meesten zijn het enkel eens met de beweging en doen verder niet veel. Hetzelfde geldt voor mijn familie. Ik ken een handjevol aanhangers van Poetin, maar zij houden zich gedeisd om hun mening weer te geven. Ik denk dat ze bang zijn om tegen de algemene opinie in te gaan.” ambtenaar die hem uitlegt hoe hij meerdere keren kan stemmen. Samen met drie andere studenten moet hij een half opgegeten appel laten zien aan de beambten van de stemlocaties, om duidelijk te maken dat hij meerdere keren gaat stemmen. In de video geeft hij echter aan de 45 stemlocaties niet te hebben afgemaakt ( YouTube 2011). Een andere video laat een man zien die meerdere stemlocaties bezoekt. Bij iedere stemlocatie test hij de pennen die gebruikt worden om het stembiljet in te vullen. Alle stemlocaties blijken een pen te gebruiken waarvan de inkt gemakkelijk is te wissen ( YouTube 2011). Deze video laat een jonge man zien, die vijf minuten voor de officiële start van de verkiezingen met zijn camera door de gleuf van de stemcontainer filmt. Hoewel stemmen nog
20
ATLAS - Februari 2012
niet mogelijk is, ziet hij aan de onderkant van de container een hoopje stemformulieren liggen. Hij filmt zijn horloge - die inderdaad vijf voor acht in de ochtend aangeeft - en roept één van de beambten, die op de man afkomt. Wanneer zij door de gleuf kijkt, zegt ze niets te zien en loopt ze weer terug. Kwaad roept de man de bewakers om in te grijpen, die hier geen gehoor aan geven. Sterker nog, hij wordt door de bewakers verzocht te vertrekken, waarna de man op een sarcastische toon ‘Geweldig!’ roept ( YouTube 2011).
Presidentsverkiezingen 2012 Voor Verenigd Rusland komen de demonstraties en de filmpjes op YouTube niet goed uit. Hoewel de partij nog een meerderheid van 53% in zijn bezit heeft, moeten de presidentsverkiezingen ook gewonnen worden om in het zadel te blijven zitten. De demonstraties en de filmpjes zijn niet bepaald goede publiciteit voor de tandem. Hoewel Poetin de publieke opinie niet met zich meeheeft, hebben veel Russen toch een positief beeld van hun premier. Na een decennium van economische malaise nam de politiek onervaren Poetin in 1999 de scepter over van Boris Jeltsin. Onder Poetins presidentschap begon de Russische economie flink te groeien. Na de arrestatie van de ‘beruchte oligarch’ Michail Chodorkovski in 2003 kreeg Poetin het imago van iemand die voor het gewone volk opkwam. Het is daarom ook niet verrassend dat de onafhankelijke opiniepeiler VTSIOM aangeeft dat 52% van de stemgerechtigde bevolking van plan is om aanstaande maart op de premier te stemmen (VTSIOM.ru 2012). Toch, peilingen zijn geen uitslagen en de Russische geschiedenis staat ook bekend om haar onverwachte plots. Voor wie de aanstaande maart een doemscenario is – de regering of de oppositie – is nog lang niet zeker. Bronnen
- The Moscow Times. Foes walk side by side to rally against Kremlin. - BBC News. Russia’s Putin set to return as president in 2012. http://www.bbc.co.uk - VTSIOM. Электоральный рейтинг политиков. http:// wciom.ru - YouTube. Karusel_ready.mp4: http://www.youtube.com/ watch?v=yG2OyzsaltQ. - YouTube. Вброс бюллетеней на 639 участке, выборы 2011: http://www.youtube.com/watch?v=QzOXn3wRjJU. - YouTube. Стирающаяся ручка на участке №2739: hww. youtube.com/watch?v=ezEFUGcdShE,
Column
Ad absurdum
M
Rik van der Vlugt
ocht het Hof van Eden daadwerkelijk hebben bestaan, dan bevonden Adam en Eva zich inderdaad in een paradijs. Er was geen versterkt broeikaseffect, geen economische crises, geen armoede, geen overbevolking, geen voedseltekorten, geen natuurrampen en geen epidemieën. Ze leefden in een utopische wereld waar vandaag de dag menig wereldverbeteraar van droomt. De wereld anno 2012 heeft echter een vrij deprimerend toekomstbeeld. Er zijn zoveel doemscenario’s dat een pikzwarte toekomst onontkomelijk lijkt te zijn; alle wegen leiden naar Rome. Dit is erg pessimistisch, maar is het eigenlijk wel realistisch? Is de mens niet gewoon aan het redeneren tot het ongerijmde, het absurde, het belachelijke? Speelt de mens voor god en verandert hij elke mug in een olifant? Ja, de mens redeneert tot het absurde. Ja, van onbenullige zaken worden doemscenario’s gemaakt. Een vliegtuig is geen UFO die een invasie van de Aarde aan het plannen is, de uitsterving van de reuzenpanda is geen ecologische ramp, en de opkomst van China is geen rede om Chinees te gaan leren.
De uitsterving van de reuzenpanda is geen ecologische ramp
Naast deze doemscenario’s – die gebaseerd zijn op de angsten van de mens – zijn er ook doemscenario’s die onderdeel uitmaken van de wereld waarin wij leven. Hierbij valt te denken aan de eerder genoemde doemscenario’s die afwezig waren in het paradijs van Adam en Eva. Zo zijn hongersnoden en economische crises bijwerkingen van het internationale economische systeem, ze steken keer op keer weer de kop op. Hetzelfde geldt voor natuurrampen en epidemieën die onderdeel van de natuur zijn. Deze doemscenario’s zijn structureel en onontkomelijk. Het voorspellen dat dergelijke rampen zullen plaatsvinden is geen kunst zolang je een datum achterwege laat. De grote vraag is echter hoe heet de soep gegeten wordt nadat deze opgediend is. Het podium waarop de doemscenario’s zich afspelen, bevindt zich namelijk vaak in de toekomst. In de progressieve en optimistische gedachte staat de toekomst synoniem aan vooruitgang; innovatie zal ons redden van de doemscenario’s. Hier zal toch een nuance aangebracht moeten worden. Innovatie zal invloed hebben op het verloop en de uitkomst van een doemscenario, het is echter de vraag of innovatie de reddende engel zal zijn. Daarnaast moeten we niet vergeten dat we een onderdeel zijn van de natuur, van de Aarde. Er zijn natuurlijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op het doemscenario. Hierbij valt te denken aan droogte die zorgt voor misoogsten waardoor de voedseltekorten toenemen. We zijn dus deels overgeleverd aan de tedere handen van Moeder Natuur. Concluderend kan er gesteld worden dat er twee soorten doemscenario’s bestaan; fictieve en realistische. De fictieve doemscenario’s zijn het resultaat van redeneringen ad absurdum, tot het belachelijke. Ze zijn irrationeel en gebaseerd op angst. De realistische doemscenario’s zijn echter ontwikkelingen waar de mens vaak mee te maken heeft. Denk maar aan de overstromingen in Pakistan van eind 2010, de enorme hongersnood in de Hoorn van Afrika van afgelopen jaar, de subprime crisis vanaf 2008 of de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009. Daarnaast hebben we nog de onontkomelijke pikzwarte toekomst voor de boeg. De mens moet maatregelen nemen om de gevolgen van de doemscenario’s te beperken. De ijskappen smelten, er is een tekort aan drinkwater en voedsel, fossiele brandstoffen raken op, regenwouden worden gekapt, en oceanen worden leeggevist. Tenzij de Aarde aan het eind van dit jaar vergaat, zullen we genoodzaakt zijn om degelijke maatregelen te nemen tegen al de realistische onontkomelijke doemscenario’s.
ATLAS - Februari 2012
21
Opinie
Vooruit met die JSF! Door Chris Wensink In Nederland wordt getwijfeld over de aanschaf van de in ontwikkeling zijnde Lockheed Martin F-35 ‘Lightning II’, ook bekend als Joint Strike Fighter ( JSF). Nederland is partnerland in het JSF-project en het kabinet-Rutte besloot over te gaan tot de aankoop van een tweede testtoestel. Echter, net als eerdere kabinetten, schoof men het uiteindelijke besluit tot aanschaf van het operationele toestel vooruit naar de volgende kabinetsperiode. Zeker in deze tijd van bezuinigingen maken de hoge kosten van de straaljager dat het onderwerp politiek gevoelig ligt. Echter, indien men de NAVO en de Nederlandse positie binnen deze organisatie serieus neemt, is de JSF veruit het beste toestel als opvolger van de F-16. Ondertussen dreigt het Nederlandse bedrijfsleven orders mis te lopen.
D
e F-16’s van de Koninklijke Luchtmacht, sinds het einde van de jaren ‘70 in gebruik, zijn aan vervanging toe. Ondanks de grote staat van dienst van deze jachtbommenwerper, door ons land vele malen ingezet en waarvan er nu nog 68 in gebruik zijn, zal de F-16 binnen afzienbare tijd niet meer behoren tot de meest geavanceerde wapenplatforms. Deelnemen aan acties zoals in voormalig Joegoslavië en, recenter, Libië zal daarmee steeds meer risico met zich meebrengen en op den duur zelfs onmogelijk kunnen worden. Daar het luchtwapen één van de essentiële onderdelen is van moderne strijdkrachten zal, wanneer er niets gebeurt, Nederland derhalve niet langer deel uitmaken van de kopgroep, of ‘eredivisie’, van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Twee vragen zijn dan ook van belang. Ten eerste: moet ons land tot deze kopgroep blijven behoren? En ten tweede: is het daarvoor noodzakelijk over de F-35 te beschikken? Op beide vragen luidt het antwoord mijns inziens ‘ja’.
Amerikaans leiderschap Zoals bekend is de oorspronkelijke bestaansreden van de NAVO, namelijk het onder Amerikaanse leiding beschermen van Europa tegen de dreiging van de Sovjet-Unie, niet meer van toepassing. Rusland, als ‘erfopvolger’ van de Sovjet-Unie, is nog slechts één van de aandachtsgebieden van de verdragsorganisatie en daarbij is vaak zelfs sprake
22
ATLAS - Februari 2012
van gedeelde belangen. Is de NAVO daarmee overbodig geworden? De Europese lidstaten, waarvan het gros tevens behoort tot de Europese Unie (EU), onderkennen allen dat zij te klein zijn om zelfstandig op het wereldtoneel een rol van betekenis te blijven spelen. Aangezien de wereld onveilig en instabiel is en neutraliteit voor een economische wereldmacht als de EU een utopie is, moet men dus samenwerken. De Europese landen hebben bij herhaling aangetoond te verdeeld te zijn om samen een vuist te maken en kunnen derhalve niet zonder het leiderschap van de Verenigde Staten (VS). Het bondgenootschap zal dus ook verder in deze eeuw de hoeksteen van de veiligheidsstrategie zijn, ook al is de internationale situatie gewijzigd. Overigens blijkt uit opinieonderzoeken dat zo’n zeventig procent van de Nederlandse bevolking de NAVO nog altijd noodzakelijk acht (Everts 2009). Nu wil het geval dat de VS, als enige lidstaat, ook zonder de NAVO zouden kunnen. Het land is in zijn eentje goed voor meer dan zestig procent van alle defensie-uitgaven binnen de organisatie en als enige in staat zelfstandig grote, wereldwijde operaties uit te voeren. Voor Washington zijn Europese partners belangrijk, maar tegelijkertijd groeit daar de frustratie over steeds verdere inkrimping van defensiebudgetten en operationele tekortkomingen in Europa. Bovendien is het onmiskenbaar dat de Amerikaanse marine, die sinds de Tweede Wereldoorlog de wereldzeeën vrij heeft gehouden, haar aandacht heeft verlegd van de Atlantische Oceaan naar de Aziatische wateren. De toekomst in die regio is afhankelijk van vele factoren en dus onvoorspelbaar, maar duidelijk is dat zowel Europa als de VS er grote belangen hebben en de laatsten zich opmaken er een rol van betekenis te blijven spelen (e.g. Kaplan 2011).
Toys for the boys? Europese landen moeten mijns inziens kiezen uit drie globale opties. De eerste komt neer op het steeds verder laten versloffen van de eigen defensiecapaciteiten en erop vertrouwen dat de zon altijd blijft schijnen. Dit scenario betekent een geleidelijke neergang van de NAVO en een in politiek opzicht marginaal Europa. De Europeanen, die zich nogal eens moreel superieur wanen ten opzichte van
Opinie de Amerikanen, hebben dan in het geheel geen invloed meer en dito recht van spreken. Een dergelijke situatie, waarin Europa noch de stabiliteit van het continent, noch haar belangen in de rest van de wereld kan waarborgen, zou onverantwoord zijn. Empowering paradise, zoals Menon (2009) de Europese veiligheidsstrategie noemt, vereist investeringen en het dragen van verantwoordelijkheid.
De ultrageavanceerde F-22 wordt echter aan geen enkel ander land verkocht. Tegenvallers in het ontwikkelingsproces van de JSF weerhielden de Amerikanen er niet van zich volledig aan het project te committeren. De Britse marine zal haar nieuwe vliegkampschepen met de straaljager uitrusten en Japan, Noorwegen en Turkije gingen reeds tot aanschaf van de F-35 over.
De tweede optie is het behouden van de status quo: het op peil houden van significante, doch verhoudingsgewijs bescheiden krijgsmachten die afhankelijk zijn van Amerikaanse leiding. De derde mogelijkheid is het verbeteren van de eigen capaciteiten, ofwel door meer uit te geven ofwel door budgetten doelmatiger te besteden. Doelmatiger besteding van budgetten vereist echter al snel ‘delen’ van soevereiniteit tussen Europese bondgenoten en is, gezien de onderlinge verdeeldheid, beperkt haalbaar. Europa moet dus haar defensie-inspanningen opvoeren, of op zijn minst in stand houden, om aldus een betekenisvolle bijdrage aan de NAVO te kunnen blijven leveren. Ondanks forse bezuinigingen lijkt het erop dat de drie grootste Europese landen, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, ervoor kiezen een significante rol te blijven spelen.
Economisch belang De JSF is dus het beste toestel. Net als andere landen zal Nederland in het eigen belang tot aanschaf moeten beslissen en de aankoopsom neertellen, nu of in de toekomst. Echter, hoe langer we wachten, hoe minder onze industrie zal profiteren. Op voorwaarde dat ons land de F-35 koopt hebben onze bedrijven tot nu toe contracten ter waarde van zo’n vijf miljard binnen kunnen halen. Daarentegen ligt Nederland op de toekomstige onderhoudsmarkt, waar nog eens twintig miljard te verdienen is, reeds op achterstand. Andere landen, waaronder Japan en Noorwegen, doen hun luchtvaartindustrie niet tekort en kregen al waardevolle contracten toebedeeld (NRC Handelsblad 2012). Straaljagers kosten geld, maar kunnen ook geld opleveren.
Nederland is een middelgroot Europees land in het hart van zowel de EU als de NAVO, van internationale vrijhandel afhankelijk en ontkomt er derhalve niet aan een actieve internationale politiek te voeren. Wat betreft onze veiligheid zijn en blijven we afhankelijk van internationale samenwerking en dus van de NAVO. Wie bij de club wil horen, moet meedoen en dat maakt het noodzakelijk toereikende financiële middelen beschikbaar te stellen. Komt Nederland, puissant rijk als het is en traditioneel een betrouwbare internationale partner, op termijn weg met minder? Ik waag het te betwijfelen. Goede onderzeeboten en straaljagers zijn dus in ons eigen belang en niet, zoals een Tweede Kamerlid van GroenLinks ze in het openbaar betitelde, ‘toys for the boys’. De F-35 is een alleskunner en zal door de Amerikaanse strijdkrachten in gebruik worden genomen als opvolger van vrijwel alle huidige gevechtstoestellen, met inbegrip van de F-16 en F-18. Zo’n 2.400 JSF-toestellen zullen in de toekomst de ruggengraat van het Amerikaanse luchtwapen vormen en daarbij slechts onder doen voor een relatief klein aantal machines van het type F-22 ‘Raptor’.
JSF-critici zouden zich nog eens achter de oren moeten krabben, in de eerste plaats wat betreft het belang van de NAVO en in de tweede plaats vanwege de kansen voor de Nederlandse industrie. En politici zullen soms tegen de stroom in moeten roeien. Men zou daarbij een voorbeeld kunnen nemen aan Henk Vredeling, minister van Defensie voor de Partij van de Arbeid in het kabinet-Den Uyl. Toen het congres van zijn partij zich uitsprak tegen de aanschaf van F-16’s legde hij dit naast zich neer. Immers, “congressen kopen geen straaljagers” (NRC.nl 2007).
Bronnen
- Everts, P. 2009. “Publieke opinie over de NAVO in Nederland en elders.” Internationale Spectator 63 (3): 145-50. - Kaplan, R. 2011. Monsoon. The Indian Ocean and the future of American power. New York: Random House Inc. - Menon, A. 2009. “Empowering Paradise? The ESDP at ten.” International Affairs 85 (2): 227-46. - NRC Handelsblad, “JSF steeds lastiger voor Nederland, orders naar Noorwegen en Turkije,” 12 Januari 2012. - NRC.nl. 2007. “Vredeling, ongepolijst minister, gedreven Europeaan.” http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1852358. ece/Vredeling,_ongepolijst_minister,_gedreven_Europeaan.
ATLAS - Februari 2012
23
Ingezonden
Het allergrootste doemscenario: de Malhusiaanse catastrofe Door Aart Korevaar* De mondiale voedselprijzen zijn al geruime tijd aan het stijgen. Tegelijkertijd groeit ook de wereldbevolking. Een Malthusiaans doemscenario ligt op de loer: hongersnood. Gebieden die weinig zelfvoorzienend zijn, bijvoorbeeld Europa, zullen het zwaarst getroffen worden.
T
homas Malthus (1766-1834) beweerde dat de omvang van de bevolking afhankelijk is van het voedsel dat in dat gebied wordt geproduceerd. Zogenaamde Malthusiaanse spanningen ontstaan wanneer de voedselproductie in een gebied minder groeit dan het aantal mensen dat daar leven. De bevolking zal honger lijden en het sterftecijfer zal hoger worden. Tot het moment is aangebroken waarop de verhouding weer in balans is. Is dit logisch? Wat de pessimistische Malthus betreft wel. Maar wanneer hij goed had gekeken naar de vindingrijke Hollanders in de zestiende eeuw, dan had hij zijn theorie niet hoeven te publiceren. De Hollanders vonden de commerciële landbouw uit. Er werden commerciële producten geproduceerd om graan van te kunnen kopen in rijke Hanzesteden aan de Oostzee. Simplistische economische wetten werden op deze manier afgeserveerd en de bevolkingsaantallen in Holland stegen boven de grenzen van Malthus uit. Het is aan deze periode te danken dat Nederlanders het etiket ‘gierig’ opgeplakt hebben gekregen. Een legendarisch voorbeeld is de uitvinding van het fluitschip. Toen de Deense koning Erik VII besloot om de belasting op schepen die de Sont wilden bevaren te baseren op de breedte van het dek werd door de Hollanders dit smalle, diepe schip ontworpen. De economie van het kleine gewest Holland groeide door de graanhandel extreem. De klap kwam des te harder aan toen de economie van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden stagneerde en zelfs instortte. Het zekerstellen van de voedselvoorraden bleek een groot probleem en vele Hollanders leefden opeens in armoede. De zelfvoorzienende landbouwers in het oosten van de republiek bleken hiervoor veel minder gevoelig, ze produceerden immers hun eigen voedsel.
24
ATLAS - Februari 2012
De economie in het oosten van de Republiek had dan misschien minder geprofiteerd van de enorme economische groei, ze werd ook minder geraakt door de economische neergang. De redelijk zelfvoorzienende regio bleek een stabielere economie te hebben. Inmiddels is de commerciële landbouw geen bijzonder fenomeen meer. Landbouw is een onderdeel van de wereldeconomie en Afrika geldt als de graanschuur van de wereld. Er is een wederzijdse afhankelijkheid tussen alle onderdelen van de economie, voedsel is daarop zeker geen uitzondering. Wanneer de olieprijs stijgt heeft dat invloed op de kosten van kunstmest, waardoor de kosten van voedselproductie stijgen. De rijke Chinezen willen inmiddels wel eens af van het traditionele rijstdieet en dus importeren zij tegenwoordig veel vlees en graan. De Chinese vraag naar meer en ander voedsel neemt toe, terwijl de landbouwgrond in China steeds vaker een industriële bestemming krijgt. Om het tekort aan voedsel op te lossen investeert China in landbouwprojecten in Afrika. China tilt neokolonialisme naar een hoger level. Een volkomen begrijpelijke keuze, want zelfs wanneer de Chinezen weer op rijstdieet gaan bevat het land nog altijd 20% van de wereldbevolking en slechts 10% van het totaal aan vruchtbare landbouwgrond. De verhoogde olieprijs en de groeiende vraag naar voedsel zijn niet de enige reden voor een stijgende voedselprijs. Waar landen voorheen reserves opbouwden, om een eventueel voedseltekort te voorkomen, achten landen strategische voedselvoorraden tegenwoordig overbodig. De huidige technologieën en infrastructuur zouden ervoor moeten zorgen dat voedseltekorten sowieso verleden tijd zijn. Dat klinkt niet alleen naïef, maar dat is het ook echt. Door samenloop van verschillende omstandigheden ontstond een internationale voedselcrisis in 2007-2008. Alle omstandigheden voor een voedselcrisis (olieprijs, groeiende Chinese vraag, kleine voedselvoorraden) waren al aanwezig en de extreme droogte in verschillende delen van de wereld gaf het laatste zetje. De gevolgen van
Ingezonden deze voedselcrisis waren enorm, volgens veel economen is de huidige economische instabiliteit een gevolg van deze voedselcrisis. Het ziet er voorlopig niet naar uit dat de vraag naar voedsel af gaat nemen. De voedselmarkt staat al op springen, maar de productiekosten van voedsel (olieprijs, kosten landbouwgrond, klimaatomstandigheden) zijn niet de enige instabiele factor. De vraag naar voedsel stijgt vanwege de veranderende welvaartsomstandigheden, zoals in China, maar de hoeveelheid vragers neemt ook nog altijd toe. Elke dag komen er circa 209.000 mensen bij. De VN houdt rekening met een groei van de wereldbevolking tot 12 miljard in 2050.
Europa is in de toekomst het hongerlijdende continent De consequenties van verdere bevolkingsgroei in combinatie met een voedselcrisis zullen enorme gevolgen hebben: honger! De Hollanders uit de zestiende eeuw zouden in dat geval proberen om de Malthusiaanse spanningen te doorbreken, maar door de globalisering beslaat een toekomstige voedselcrisis direct de hele planeet Aarde. In de film ‘The Darkest Hour’ (2011) is sprake van buitenaards leven dat niet kan overleven zonder verschillende grondstoffen van onze planeet. Het opstellen van een handelsverdrag met dergelijk buitenaards leven zou de Malthusiaanse spanningen kunnen doorbreken en Thomas Malthus opnieuw ernstig voor schut zetten. Helaas, met een ‘aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ kunnen we vaststellen dat interglobale handel onmogelijk is. De honger lijkt onvermijdelijk, tot het moment dat door massale sterfte de bevolking weer op peil is en de getraumatiseerde overlevenden de draad weer op kunnen pakken. Hoe zullen de jaren van de grote voedseltekorten verlopen? Enerzijds is de kans klein dat mensen gelaten hun lot aanvaarden, waardoor een flinke oorlog om de macht over voedselrijke gebieden een logisch gevolg zou zijn. Anderzijds zorgde de dreiging van een kernoorlog in de jaren zestig op verschillende plekken in de wereld voor een bijzonder vredelievende ‘flowerpowersfeer’. Mensen die inzien dat ze niets kunnen doen dan wachten tot het moment dat ‘de bom valt’ kunnen ook proberen er met z’n allen nog een feestje van te maken. De kans bestaat dus
ook dat een enorme voedselcrisis ervoor zorgt dat wereldvrede eindelijk gerealiseerd wordt. Eén ding lijkt in ieder geval vast te staan: Waar normaal gesproken een voedseltekort zorgt voor een verhoging van het aantal dode Afrikanen, zal bij een globale voedselcrisis en wereldwijde economische neergang de zelfvoorzienende landbouwer het meest gespaard worden. China heeft met haar neokolonialisme de voedselvoorziening dan misschien al veiliggesteld, maar de situatie van het rijke, consumerende Westen zal vergelijkbaar zijn met die van het gewest Holland aan het einde van de zeventiende eeuw. Het wordt vooral zwaar voor de Europeanen, waarvan een groot deel werkzaam is in de dienstensector. Nederland wordt hierbij niet gespaard, slechts 2% van de Nederlanders werkt in de landbouw, terwijl 79% afhankelijk is van de dienstensector. Het importeren van voedsel zal in de toekomst onmogelijk worden en de Malthusiaanse catastrofe zal Europa treffen. Europa is vanaf dat moment het hongerlijdende continent van de wereld. Andere continenten zullen niet de middelen hebben om Europa er bovenop te helpen, want ze hebben het al druk genoeg met zichzelf. Voedseltransporten naar Europa zouden het probleem alleen maar verschuiven. Het is de keuze uit ‘eten’ of ‘gegeten worden’: voedsel weggeven staat gelijk aan zelfmoord. Europa is dus op zichzelf aangewezen en heeft zelf helemaal niets, behalve honger. Klinkt dit als een angstaanjagend doemscenario? Dit doemscenario is realistischer dan het misschien lijkt. Thomas Malthus bewijst met dit scenario alsnog zijn gelijk, omdat de Malthusiaanse spanningen voor een hele planeet niet te doorbreken zijn. De honger ligt op de loer. Een dreigende situatie, maar niet uitzichtloos. Hoe je ervoor zorgt dat je een doemscenario als dit later kunt navertellen? Op diverse plaatsen in het land ligt de oplossing op je te wachten. Langs het spoor, aan de rand van de stad, overal kom je ze tegen: vergane stukjes glorie met een half ingestort schuurtje. Koop een volkstuintje, daar red je levens mee! * Aart Korevaar is Bachelorstudent Bestuurskunde aan de Universiteit Leiden. Hij is actief binnen de SIB en is daarnaast Bestuurder Communicatie geweest van de Studentendesk Leiden van het Rode Kruis. ATLAS - Februari 2012
25
Opinie
De Randstad kopje onder Door Max van Tongeren Al jarenlang wordt de Nederlandse burger doodgegooid met Postbus 51-commercials die voorlichting trachten te geven over het nut en het gevaar van het water rondom ons heen. Maar hoe groot is de kans dat Nederland werkelijk getroffen wordt door een grootschalige overstroming? Die kans is helaas vrij groot, al lijkt dat op het eerste gezicht misschien niet zo. Hoewel dijken en duinen grote mate van bescherming bieden, ligt een kwart van Nederland onder de zeespiegel. Als Nederland zichzelf niet goed beschermt, zou dit namelijk zomaar kunnen leiden tot een doemscenario: de Randstad kopje onder.
D
e grootste watergerelateerde catastrofe in de recentere Nederlandse geschiedenis is zonder twijfel de Watersnoodramp in 1953, waarbij meer dan 1800 mensen het leven lieten en meer dan 100.000 mensen hebben en houden verloren aan het water. Het is echter niet de grootste watergerelateerde catastrofe in Nederland. In 1421 had namelijk de Sint-Elizabethsvloed plaats, waarbij ongeveer 2000 mensen stierven, in en rondom de huidige Biesbosch, maar dit spreekt natuurlijk minder tot de verbeelding dan de verschrikkelijke beelden die iedereen kent uit 1953. Als Nederlanders ergens goed in zijn naast hockey en schaatsen, dan is het wel het aanleggen van de modernste delta’s, stormvloedkeringen en andere ons tegen het water beschermende constructies. Het is een van de meest succesvolle exportproducten van onze economie en toch lopen we zelf veel gevaar.
Na de watersnoodramp van 1953 zijn er de nodige stappen ondernomen om een herhaling van gebeurtenissen te voorkomen Na de watersnoodramp van 1953 zijn stappen ondernomen om een herhaling van gebeurtenissen te voorkomen. Zo is er onder meer een stelsel van dijkringen opgesteld zoals ook opgenomen in de Waterwet en is er een in
26
ATLAS - Februari 2012
schatting gemaakt van het risiconiveau van elke dijkring. Een dijkring is een gebied dat tegen buitenwater wordt beschermd door primaire waterkeringen (zoals dijken, duinen, sluizen en gemalen) of door hoger gelegen gronden. De veiligheidsnorm is gebaseerd op de kans dat er een storm zal plaatsvinden waartegen de dijkring niet bestand is. Hij ligt tussen de 1/1250 jaar en de 1/10.000 jaar. Deze waarden liggen op het eerste gezicht erg hoog, en het zou dus ook erg veilig moeten zijn. Een snelle rekensom leert echter dat een kans van 1/10.000 niet betekent dat de storm pas over 10.000 jaar plaatsvindt. Er is één dijkring waar we ons als Nederland zeker ontzettend zorgen over moeten maken: dijkring 14. Deze dijkring, die om de Randstad heen ligt, is weliswaar ingeschaald in de hoogste risicocategorie, maar als deze dijkring doorbroken zou worden, zou dit leiden tot het onder water raken van een groot deel van de Randstad. Meer dan 3,5 miljoen Nederlanders zullen dan binnen 3 uur geëvacueerd moeten worden, dit zou onder meer leiden tot het grootste verkeersinfarct dat Nederland ooit gekend heeft. Laat staan dat er waarschijnlijk ook mensenlevens verloren zullen gaan.
Een snelle rekensom leert echter dat een kans van 1/10.000 niet betekent dat de storm pas over 10.000 jaar plaatsvindt Er is natuurlijk ook een reden waarom er zoveel mensen in de Randstad wonen: het is namelijk het economisch kloppend hart van ons kikkerlandje, maar liefst 65% procent van het bruto binnenlands product wordt hier verdiend. Een doorbraak van dijkring 14 zal volgens berekeningen leiden tot een economische schade van ongeveer 37 miljard euro op de lange termijn (VRU). Een gigantische klap voor de economie, waarbij het jaren zal duren tot we er weer bovenop komen. Als we er bovenop komen. Toch doet de Nederlandse overheid alsof er niets aan de hand is en lijkt het alsof de Nederlandse burger niet geïnteres-
Opinie seerd is in de werkzaamheden van bijvoorbeeld de waterschappen. Dit kan worden geconcludeerd naar aanleiding van de historisch lage opkomst tijdens de waterschapsverkiezingen, waar maar liefst 24% van de stemgerechtigde bevolking haar stem uitbracht. De burger als individu is in Nederland ook absoluut niet voorbereid op een eventuele nieuwe watersnoodramp. Want wie heeft er in Nederland thuis standaard een rubberboot liggen voor het geval het water komt, hoeveel mensen hebben een zwemvest klaar liggen? Vrijwel niemand.
Een doorbraak van dijkring 14 zal volgens berekeningen leiden tot een economische schade van ongeveer 37 miljard euro Wat doen we eigenlijk aan preventie in Nederland? Het is natuurlijk een beetje gechargeerd om te zeggen dat Nederland helemaal niets doet aan preventie. Dit gebeurt wel degelijk, onder andere omdat Nederland, net als de rest van de wereld, te maken krijgt met de gevolgen van ‘global warming’. Hierdoor zal de zeespiegel hoe dan ook stijgen, door het krimpen van de poolkappen. Hoe snel dit zal gaan weet niemand echter met zekerheid te zeggen en dat is gevaarlijk, want hoe kun je dan voldoende maatregelen nemen? Enkele jaren geleden heeft toenmalig minister Veerman aangegeven met een ruime marge maatregelen te nemen. Destijds ging hij uit van een stijging van de zeespiegel van tussen de 65 en 110 cm tot en met het jaar 2100. Gelukkig sprak hij als minister in 2008 de volgende geruststellende woorden in de Zeeuwse Courant: “De dreiging is niet acuut, wel urgent. Er is geen enkele reden voor paniek, maar we moeten ons wel zorgen maken voor de toekomst”. Op dit moment wordt er, naast het uitgebreide stelsel van waterkeringen, gemalen en dijken, ook veel geïnvesteerd in waterbestrijding met zand. Vele miljoenen kubieke meters zand worden gestort om de kuststroken breder te maken. Dit moet ertoe leiden dat de stranden van bijvoorbeeld Cadzand, Zandvoort en Bergen aan het begin van de volgende eeuw, honderden meters tot wel een kilometer breed zullen zijn.
Laatste ontwikkelingen Misschien is het ook allemaal een beetje overdreven, die angst voor het water naar aanleiding van een natuurlijk fenomeen. Er zijn echter nieuwe bedreigingen aan de horizon verschenen, die we compleet zelf over ons afroepen: we beveiligen de sluizen namelijk nogal slecht. Zo blijkt dat een groot deel van de sluizen bestuurbaar is op afstand en dat deze soms belachelijke wachtwoorden hebben zoals ‘welkom’ of de naam van de desbetreffende gemeente. Er is maar één gek nodig die een cruciale sluis openzet op een verkeerd moment en Nederland zit met een probleem. Eric Luijf, een Scada-expert (Scada zijn de bedieningssystemen) werkzaam bij TNO, trok in 2005 al aan de bel bij de overheid. Hij gaf destijds aan: “Je hoeft hier helemaal niet slim voor te zijn, dat is juist het gevaarlijke. De echte hacker denkt na over welke schade hij aanbrengt. De eerste de beste 13-jarige die binnendringt en pompen uitzet niet” (Schuttevaer 2012). Voor wie dit allemaal een beetje te futuristisch klinkt: het is al gebeurd. Een Australiër die was ontslagen bij een softwarebedrijf bediende uit onvrede met zijn voormalige werkgever de riolering van zijn woonplaats. Hierbij kwam 800.000 liter vervuild rioolwater terecht in parken en rivieren met als gevolg dat er talloze dieren omkwamen. In 2010 gaf toenmalig minister Guusje ter Horst aan dat de Nederlander geconfronteerd moet worden met de feiten. Nederlanders moeten weten wat ze te wachten staat. En dat zou alleen kunnen met een gedegen voorlichtingscampagne. Het is inmiddels 2012 en veel meer dan postbus 51-spotjes heb ik nog niet gezien. Gecombineerd met de nieuwe dreiging van hackers en kwaadwillenden die onze sluizen met gemak kunnen besturen kan ik u maar één ding adviseren, mijn advies is: Randstedelingen, grijp uw zwemvesten en trek oostwaarts!
Bronnen
- VRU. “Dijkring 14: Actieplan voor aanpak overstroming.” www.vru.nl (15 februari 2012). - Schuttevaer. 2012. “Bedieningssyteem sluizen en bruggen
eenvoudig te kraken.” www.schuttevaer.nl (15 februari 2012).
ATLAS - Februari 2012
27
Column
Solar flares van een duistere zon
K
Edwin van der Velden
ijk maar eens naar boven, naar de zon, de zon die schijnt, de zon die licht brengt. Maar deze zon kan ook veel schade toebrengen. Het einde van de wereld komt in de meeste doemscenario’s heel snel, maar er is altijd een slomer, donkerder en duisterder manier om dat te bereiken. Die manier is een solar flare. Een solar flare ontstaat, volgens het artikel over de solar superstorm van de National Aeronautics and Space Administration uit 2003, wanneer de zon materiaal verliest door ‘corona mass ejections’ – de manier waardoor de zon veel plasma verliest. Het is dit materiaal dat richting aarde gaat, en vaak een effect heeft op onze digitale technologie, hoe klein dan ook. Volgens een artikel van Scientific American uit 2006 had dit een effect in Zweden. Na een sterke solar flare in 2003 zaten 50.000 mensen voor korte tijd zonder elektriciteit. Een solar flare zoals beschreven is nu al mogelijk, maar de vraag is wat er zou gebeuren als er een solar flare met zoveel kracht bestaat die zo sterk is dat hij het magnetisch beschermingssysteem van de aarde kan doorbreken en nog genoeg materiaal heeft om de aarde een week lang te bombarderen. Op de korte termijn zal dit heel veel schade toebrengen. Denk aan al de technologie die de wereldbevolking tegenwoordig gebruikt, al het geld dat digitaal is gesaved, de economie die op dit digitale geld is gebaseerd, het transport waarbij elk voertuig een digitale chip heeft. Wat zou er gebeuren als op hetzelfde moment al onze elektriciteit, onze communicatiesystemen, alles wat een computerchip bevat opeens niet meer werkt, stopt of ontploft? Tegenwoordig starten auto’s ook met behulp van een computerchip. Zou een (westers) mens van tegenwoordig, zo gewend aan voedsel, geïmporteerd van de andere kant van de wereld, 24 uur per dag gebruik makend van elektriciteit, en de geweldige communicatiesystemen zoals het internet, klaar zijn om een leven zonder technologie te leiden? Wat zou er zonder GPS gebeuren met die Nederlanders in Frankrijk of Spanje die weer voor het eerst in jaren een map moeten kunnen lezen? Een leven waar nieuws slechts zo snel als een paard rijdt. In een artikel uit National Geographic uit 2011 over het Carrington event van 1859 was er al iets zoals dit beschreven, maar toen gebruikten ze nauwelijks digitale technologie. Telegraafdraden gingen in vlammen op wereldwijd, en dat was al ernstig. Denk nu aan de wereld van tegenwoordig, waar draden overal zitten. Op de lange termijn is het na een aanval mogelijk om terug naar de technologie van tegenwoordig te komen. Maar aangezien het jaren zal duren, omdat we eerst onze hele elektriciteitsinfrastructuur zouden moeten opbouwen, zouden we onszelf moeten toeleggen op een leven zonder digitale technologie. Mensen zouden ook een alternatief soort werk moeten vinden als veel banen in de IT-industrie niet meer belangrijk zouden zijn. En aangezien heel veel van onze technologie eigenlijk is gebaseerd op een digitaal systeem, zouden wij veel informatie verliezen. Dus grote technologiebedrijven zouden failliet gaan. Hoe kunnen bedrijven zoals Facebook bestaan zonder ‘users’? Denk ook aan de voedselhandel, hoe zou het mogelijk zijn om alles te volgen, en hoe zouden de schepen weten waar ze nu zijn sinds de arbeiders gewend zijn aan GPS? Voedsel zal weer veel waarde hebben voor de mensen gewend aan de supermarkt. Misschien wordt het nog erger, als de cultuur van tegenwoordig een super solar flare niet zou kunnen overleven. Er zou een duistere eeuw beginnen waar we maar simpele technologie gebruiken. Een eeuw waarin de mens de zon begint te aanbidden en in kleinere groepen begint te wonen. Waarin een generatie mensen zou praten over magische toestellen, de persoonlijke computers, waar je bewegende beelden op kon kijken. Maar gelukkig komt zo’n super solar flare niet vaak voor, dus geniet maar van je digitale technologie.
Bron http://xdem.free.fr/uploaded_images/TRACE_SolarFlare-742697.jpg 28
ATLAS - Februari 2012
Ingezonden
Doemdenken als stemmentrekker Door Jans Schaper* De kiezer wordt tijdens de Republikeinse voorverkiezingen gewaarschuwd dat een stem op de verkeerde kandidaat zal leiden tot een staatsmoloch. De kandidaten struikelen over elkaar om hun loyaliteit aan de Amerikaanse staat te bevestigen door hun afkeer voor de Amerikaanse overheid te verkondigen. Waar komt deze retoriek vandaan? Dit artikel zal een tweeledig antwoord geven op die vraag. Het eerste deel zal het doemdenken over macht van de Amerikaanse staat in een politieke en historische context plaatsen, het tweede deel zal kijken naar recente ontwikkelingen binnen de Republikeinse achterban.
D
e Republikeinse voorverkiezingen hebben ondanks hun aanzienlijke significantie helaas ook een hoog vermakelijk absurdistisch gehalte. Velen van jullie zullen inmiddels de opname hebben gezien waarin de Republikeinse kandidaat Rick Santorum zijn publiek bang maakt met wat onzinnige verzinsels over onze ouderenzorg. Wat bijna even ernstig is als het verschijnsel dat een serieuze politieke kandidaat pertinente poep aan de man kan brengen, zijn de duidelijk hoorbare verontwaardigde kreten uit het goedgelovige publiek. Hoe kan iemand die zulks onwaarheden verkondigt het zo goed doen in de peilingen? Hoewel een voorbeeld als dit makkelijk als incident kan worden weggezet, Nederland ligt ver weg en de gemiddelde Amerikaan heeft niet bijster veel redenen om op de hoogte te zijn van de methodes waarmee wij onze oudjes over de kling jagen, sluit deze leugen mooi aan op een andere mythe; de ‘death panels’. Death panels zouden bestaan uit ambtenaren die het prerogatief zouden hebben om het snoertje waarmee oma in leven wordt gehouden uit het stopcontact te trekken. Dit verhaal, dat voor het eerst aan de televisiekijkende man werd gebracht door Sarah Palin, werd al vrij snel ontkracht. Zo’n onwaarschijnlijkheid kon aanslaan omdat de Amerikaanse vrees voor death panels past in een grotere fobie voor meer overheidinmenging in de gezondheidszorg. Dit sluit vervolgens weer aan op vrees voor een steeds machtiger wordende staat. Een brede opvatting waarin de stokken om de vijand mee te slaan voor het oprapen liggen. Elke poging om overheidsdiensten te verbeteren kan
worden neergezet als een poging om het land verder van zijn ideologische oorsprongen te voeren. Elke onderneming om de staat sterker te maken zou onderdeel zijn van een complot om het land on-Amerikaanser te maken.
Elke onderneming om de staat sterker te maken zou onderdeel zijn van een complot om het land on-Amerikaanser te maken Complotdenken heeft in de VS heeft een lange traditie. De illumunati, de katholieken, het Joods grootkapitaal, allemaal zouden zij op grote maar vooral geheimzinnige schaal verwoede pogingen hebben gedaan om de fundamenten die de VS onderbouwen door te zagen. Op enkele momenten in de Amerikaanse geschiedenis werd het doemdenken geuit door vooraanstaande politici, die vervolgens pogingen ondernamen om de dreiging te bestrijden. In de twintigste eeuw werd het meest angstaanjagende schrikbeeld het spook van het communisme. Het Amerikaanse zelfbeeld ontwikkelde zich als een negatieve afdruk van het communisme. Individualistisch, oprecht, degelijk en religieus werden de kernwoorden. De meest grootschalige actie ontketend door anticommunistisch doemdenken vond plaats in het tijdperk van het McCarthyisme. Tijdens deze periode werd er flink ingehakt op de communistische dreiging (met als toetje een heksenjacht op homoseksuelen). Hoewel achteraf werd erkend dat onder McCarthy paranoia de kans had gehad om om zich heen te grijpen is de angst voor het communisme gebleven. Sinds de val van de muur wordt er echter minder naar het communisme verwezen, maar zijn minder hardhandige en meer pragmatischere broertje. Het socialisme is nu het doemscenario voor de VS, specifieker; European Socialism. Sympathie hebben voor de Europese politiek is verdacht, maar zelfs het spreken van een Europese taal kan een teken van disloyaliteit zijn. In een recente politieke ATLAS - Februari 2012
29
Ingezonden reclame werd Mitt Romney als onbetrouwbaar neergezet vanwege het beheersen van de Franse taal; onwetendheid als isolering tegen on-Amerikaanse ideeën. Hoe kan het ooit zo ver zijn gekomen dat de serieuze Republikeinse kandidaten in de voorverkiezingen van 2012 elkaar, maar vooral de Democraten bestrijden met absurdistische beschuldigingen? De leus “the lunatics have taken over the asylum” wordt regelmatig gehanteerd als uitleg. Het gesticht in kwestie is de Republikeins partij. De gekken zijn, breed genomen, mensen die zich associëren met de Tea Party-beweging. Sinds de grote politieke overwinningen van de Tea Party-beweging in de congresverkiezingen van 2010 is het politieke proces in Washington nog inefficiënter en compromislozer geworden dan voorheen. Hoe hebben de gekken ooit de deur van de directiekamer geforceerd? Sommige stellen dat de Tea Party een massa marionetten is die wordt gemanipuleerd door figuren zoals de broertjes Koch, Texaanse multimiljonairs die het libertaire gedachtegoed politiek en financieel steunen, en Roger Ailes, de belangrijkste man bij Fox News. Echter, dit is uiteraard complotdenken door de overkant. Hoewel organisaties als FreedomWorks en hun astroturf-instellingen (kunstgras in tegenstelling tot grass roots) zeker invloed hebben op de politieke ontwikkelingen hebben zij zeker niet de touwtjes in handen.
Wat gaande is binnen de Republikeinse partij is een race to the bottom in een poging het electoraat te paaien met pessimisme Wat gaande is binnen de Republikeinse partij is een race to the bottom in een poging het electoraat te paaien met pessimisme. De motor van dit proces een wisselwerking tussen de markt, democratische bestuursmethodes en een Messiaans dogmatisme. Het Amerikaanse electoraat is beter opgeleid dan ooit. Onwetendheid is dus geen verklaring voor de staat van de huidige Republikeinse partij. Het bezit van kennis in combinatie met nieuwe organisatie-methodes die het internet biedt heeft geleid tot een
30
ATLAS - Februari 2012
nieuw niveau van mondigheid. Maar vaak worden protesten opgezet tegen veranderingen die dezelfde massa ten goede zou kunnen komen. Thomas Frank beschreef in het boek ‘What’s the matter with Kansas’ in 2004 al waarom minder welgestelde Amerikanen zo vaak tegen hun economische eigenbelang stemmen; de antipathie tegen inmenging van de overheid in de economie is sterk verbonden met de antipathie tegen sociale verandering, de teloorgang van de Amerikaanse waarden. Wie foetussen wil vermoorden en immigranten wil beschermen heeft een bedenkelijk moreel karakter, en is daarom ongeschikt om een machtspositie te bekleden. De bovenstaande dogmatiek wordt gevoed door Amerikaanse professionele zwartkijkers als Rush Limbaugh, Glenn Beck Michael Savage en vrijwel iedere medewerker van Fox News. Deze bestaan bij de gratie van hun kijk-/ luistercijfers en met het verkopen van redelijkheid vang je geen vliegen. De programmering is gericht op het bevestigen van het zelfbeeld van het publiek, als echte Amerikanen die de laatste linie zijn in de verdediging van het Amerikaanse ideaal. De grens tussen vermaak en nieuws is bovendien irrelevant geworden, een figuur als Glenn Beck geeft openlijk toe dat hij slechts ‘een rodeo clown’ is en niet serieus dient te worden genomen. Ondanks het cynisme van iemand als Beck zijn er genoeg mensen die welgemeende conclusies trekken uit de markt-geoptimaliseerde vertoornde berichtgeving. De denkbeelden van een steeds zelfbewuster wordend electoraat worden dus gevoed door een nieuwstoevoer van een bedenkelijk niveau. Hoewel de Tea Party over haar hoogtepunt heen is, is de invloed van deze beweging op het Amerikaanse debat nog steeds aanzienlijk. Het feit dat er geen grootschalige bijeenkomsten zijn is echter niet een teken van de irrelevantie van de beweging, het is juist het bewijs van het succes. De anti-overheidsretoriek wordt nu in verschillende mate verkondigd door elke overgebleven kandidaat in de Republikeinse voorverkiezingen. *Jans Schaper heeft een bachelor Geschiedenis en een master Oost-Europese Studies afgerond. Ze had de positie van extern in het bestuur 2007.
Historisch
The master of tragedy: Shakespeare By Floortje van Gameren Who ever thought that the boy, born in 1564 to a successful middle-class glove-maker, would gain supremacy in literature for the next couple of centuries? William Shakespeare is considered the most influential writer in all English literature. His sonnets and poems have been copied over a million times and his plays have influenced many artists in their works. But how could Shakespeare become Shakespeare?
T
hough William Shakespeare is recognized as one of literature’s greatest influences, very little is actually known about him. What we do know about his life comes from registrar records, court records, marriage certificates and his tombstone. Anecdotes and criticisms by his rivals also speak of the famous playwright and suggest that he was indeed a playwright, poet and an actor. From the baptism records, we know that William was baptised on the 26th of April in 1564 at Stratford. During this time, it was customary to baptise a child some days after its birth so it is assumed that Shakespeare was born around this date. Additional, we know that William was the third child of John and Mary Shakespeare. John Shakespeare was a local businessman and is often described as a glover by trade. We assume that William attended grammar school, because King’s New Grammar School existed to educate the sons of Stratford. At the age of eighteen William married an older woman called Anne Hathaway, and had three children with her. Shakespeare’s career begun when he moved to London and offered his service as actor and playwright to several theatres. Public successes quickly followed, and Shakespeare eventually became one of the most popular tragedian in England of that time. His popularity was caused by more than one element and differs from the account why Shakespeare is still famous today (NAEL 2006, 280 - 332).
Metre Christopher Marlowe was born in the same year as Shakespeare but led a totally different life. Marlowe contributed greatly to English literature. His short life was apparently violent and the man himself was supposedly of
A portrait of William Shakespeare a volatile temperament, yet he managed to write some of the most famous plays like The Tragicall History of the Live and Death of Doctor Faustus. It is said that if Marlowe had lived a longer life and thus would be able to produce more plays, he had been as famous as Shakespeare is today. What Marlowe did was introducing a new form of the unrhyming decasyllabic (ten syllables) line called blank verse. Blank verse or iambic pentameter as it is known was first used twenty or so years before Marlowe, however it was intolerably monotonous. In short, Marlowe transformed blank verse from a stiff and monotonous pattern into a varied and flexible metre. For the modern reader this change doesn’t seem quite radical, but in fact, in Marlowe’s time it was. There was no modern technology like television, computer or radio for people to get information from or to entertain themselves with. Going to plays or reading books were the only media. Most of the ordinary run couldn’t read or write so going to plays and listening to the actors was the only option. As a result of this great interest in plays, the tone ATLAS - Februari 2012
31
Historisch in which texts were recited had a huge impact. With Marlowe’s change of the blank verse, the tone of the play became much more lively. The tediousness disappeared and the audience kept their interest in listening. Marlowe thus breathed new life into English tragedy, and paved the way for the greatest English dramatist: Shakespeare. Shakespeare lifted on Marlowe’s successful blank verse and when Marlowe died on the age of 29, Shakespeare continued using it. It is quite possible that without Marlowe’s contribution to English tragedy, Shakespeare would never had such a success (NEAL 2008, 644-650).
Political situation Beside a new metre, also the political situation during the seventeenth century helped Shakespeare to become the greatest playwright that has ever excised. The quality and quantity of printing was impressively improved during this century and Shakespeare’s plays, poems and sonnets were numerously printed and spread over the country. The reason why particularly his work was printed so many times was because Shakespeare was a favourite of Elizabeth I (ruled 1558-1603) and her successor James I (ruled 1603-1625) – the latter granted Shakespeare’s company the greatest possible compliment by endowing them with the status of king’s players. Shakespeare’s favourable position can be explained by comparing him to Christopher Marlowe. Marlowe was suspected of being a catholic, a forbidden faith in latesixteenth-century England, where Protestantism was the state-supported religion. This suspect had a great impact on Marlowe’s life for example the retention of his degree by the administration of Cambridge University where Marlowe spend his college years. Furthermore Marlowe’s career was cut short after the suspicion proceeded in a real accusation of heresy (maintaining beliefs contrary to those of an approved religion). He was arrested and put on a sort of probation. Shakespeare on the other hand was a protestant. Although there are rumours that the playwright’s parents were catholic Shakespeare himself was certainly not. Shakespeare was freer in that sense than Marlowe and made that his work was copied in a greater number than Marlowe’s (NEAL 2008, 655-662). Another aspect that played parts was ‘opinion’. Shakespeare is not known for his critic or praising of the monarch, his work is not saturated with politics. Shakespeare wrote
32
ATLAS - Februari 2012
about universal themes like ‘love’ and ‘death’ – things that can happen any time during any monarch. Some say that Shakespeare did have critic on Elizabeth’s regime, but if that is true it is so well hidden in the text that such a statement is controversial. The opposite can again be found by Christopher Marlowe. Marlowe openly displayed his critic on the monarch by writing plays and poems that placed its policy in an unfavourable position. Controlling the public sphere through the state by using censorship was not uncommon in these days. The state forbade the printing of certain works by Marlowe. So, many of his poems stayed in manuscript form while Shakespeare’s poems during that same time were numerously printed. Shakespeare became more famous because more of his work was available.
Through Shakespeare everyone was part of the play Nowadays, we still feel the effect of Elizabethan’s censor policy. We possess more original work from Shakespeare than from writers like Marlowe. For historians, original works are very interesting to study. A lot of different topics of research can be applied on Shakespeare’s work: style of writing, research on the material he used, research on the way different types of printing worked etc. This is all possible because so many work of Shakespeare has remained. As we can see, the political situation in Elizabethan England has still a great impact on what we study today and how Shakespeare stays important for our research programs (The world of Christopher Marlowe 2004).
Accessibility Decisive for Shakespeare’s success were the characters in his plays and the subjects he wrote about. Before Shakespeare’s time it was usual that an artist’s creations were raised above everyday life. Artists were seen as the right hand of God, and it was expected from them that they made God’s word accessible to humans, but in the same time they attempted to maintain in contact with God. By this thought, art became something that only showed the bright side of life. Usually a town was translated as a place that had glorious buildings and well manufactured streets. Reality was different: streets were dirty and there were
Historisch a lot of poor shabby-looking citizens. As an artist, writing about common life was not done; it didn’t reflect the hand of God: the sublime. Shakespeare did write about common life. A lot of his dialogues are between servants, maids and jesters. Furthermore, all layers in society are present in his work. His plays showed how real life during his days looked like. Shakespeare’s broad view on society made his work absolute: he wrote reality, nothing was left out. His plays were accessible for all the estates which was especially important for the lower estates because there had never existed something like it before. Now, they were also part of the play beside the nobility. This feature made Shakespeare extremely beloved (Life in Elizabethan London 2008).
Romeo and Julliet, one of Shakespeare’s most beloved pieces Also the subjects of the plays had a significant role in Shakespeare’s gaining of popularity. Shakespeare wrote about important expects of life like birth and death. These subjects were known by all the estates, which made the plays again accessible for everyone. The audience could identify itself with the actors. Shakespeare’s subjects are universal, which means that these are current in past, present and future. Also in our time ‘racism’, ‘hate’, and ‘death’ are still very important and again people can identify themselves. Peter Ackroyd, a well-known Shakespeare biographer, summarizes this universal aspect as: “Shakespeare dramatizes our lives. You may feel like you dwell in a massive – meaningless universe, nevertheless your part in space has an understanding. Hence Shakespeare is always close to you. His plays are about human experiences in all its
diversity and controversy. Nothing in our existence has a solid form. God and the moral are unreachable projections, but the monologue offers grip in the immense space we are living in” (Shakespeare: The Biography 2005).
Culture It has been more than 400 hundred years ago that Shakespeare gained popularity in the London’s theaters. Since then, Shakespeare’s plays have been printed and reproduced over and over again. Parents told about the great playwright to their children and took them to his plays so the next generation became familiar with him. They told each other about the plays and triggered others who hadn’t see the play to go and see it as well. Shakespeare’s texts didn’t die out but were kept alive by people themselves. People kept telling the stories to each other as entertainment but also as part of people’s general knowledge, as a child you had to know Shakespeare. Suddenly Shakespeare was taught in schools and it became interesting teaching material on universities. Shakespeare became slowly part of the British culture. Basically, this is what happened over the centuries and is one of the reasons why Shakespeare is still famous today. Shakespeare’s writings are famous for several reasons. Some of them are not so obvious today as they were in Shakespeare’s own time like metre and religion. It is not ruled out that Shakespeare did had a good bit of luck with publishing his plays. What the playwright basically did was attempting to make art for everyone, not only for the nobility but also for the plowman and the butler. Through Shakespeare everyone was part of the play like Victor Hugo said: Shakespeare c’est le drame et le drame c’est nous (NEAL 2006, 268).
Sources
- Ackroyd P. 2005. Shakespeare: The Biography. New York: Nan A. Talese. - Greenblatt, S. 2006. ’’Shakespeare’’ Norton Anthology of English Literature Vol. 2. London: W.W. Norton & Company, 280 – 332. - Greenblatt, S. 2008. “16th century.” Norton Anthology of English Literature Vol. 3. London: W.W. Norton & Company, 644 – 650, 655 - 662. - Riggs, D. 2004. The World of Christopher Marlowe. New York: Henry Holt and Company. - Ross, M. 2008. Life in Elizabethan London. New York: New York press. ATLAS - Februari 2012
33
Recensie
Gruwelijk goed Door Maarten Rood Mao’s Great Famine behandelt een controversiële periode uit de Chinese geschiedenis: de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) en de daaruit voortkomende, maar onbekende, hongersnood. Frank Dikötter probeert met behulp van archiefstukken meer inzicht te geven in deze periode. Het resultaat: een indrukwekkend, maar ook een misselijkmakend boek.
I
n the county [Shizhu in de provincie Chongqing] as a whole […] some 64,000 people died in 195960 alone, or 20 per cent of the population (Dikötter 2010, 311).” Mao’s ��������������������������������������� Great Famine gaat over een doemscenario. Stel je een land voor waarin alles, maar dan ook echt alles fout gaat. Verhoog het aantal slachtoffers met een factor 10. Het resultaat komt misschien in de buurt van de hel die China heeft meegemaakt tijdens de Grote Sprong Voorwaarts. Een door mensen veroorzaakte ramp met als gevolg minstens 45 miljoen doden – bijna drie keer de bevolking van Nederland. Dikötters boek is een geslaagde poging deze ramp te beschrijven en te verklaren. Dat dit een goed boek is staat buiten kijf: het won vorig jaar de Samuel Johnson Prize, een van de meest prestigieuze prijzen voor non-fictie in Engeland. Dit blijkt verder uit de reviews die het boek gekregen heeft (Wikipedia). Daar ga ik het in mijn recensie dus niet over hebben. In deze recensie zal ik wel beargumenteren waarom ik het een goed boek vind voor studenten.
Rücksichtslos Allereerst wat over de auteur en de strekking van zijn verhaal. Frank Dikötter is een Nederlandse historicus die woont en werkt in Hong Kong. Mao’s Great Famine is zijn negende boek over het moderne China. In al zijn werken maakt hij gebruik van archiefmateriaal om taboes van dit moderne China aan te snijden. Zijn boek over de Grote Sprong Voorwaarts is daarop geen uitzondering. Maar wat was de Grote Sprong Voorwaarts eigenlijk? Kort gezegd, was het een campagne om de economieën van het Westen in te halen door massale collectivisatie van het platteland en de industrie. Deze inhaalslag was
34
ATLAS - Februari 2012
Titel: Auteurs:
Mao’s Great Famine Frank Dikötter
Jaar van verschijnen: 2010 Genre:
Geschiedenis
gestart door de CPC (Communist Party of China) onder leiding van Mao Zedong (1893-1976). Communes werden opgezet, persoonlijk bezit werd staatsbezit en gigantische irrigatieprojecten schoten als paddenstoelen uit de grond. China zou Groot-Brittannië in 15 jaar tijd hebben ingehaald op alle terreinen. Het project mislukte echter volkomen: productie nam af in plaats van toe. Daarnaast leidde het tot een enorme hongersnood die aan miljoenen Chinezen het leven kostte. Dikötters stelling is nu dat de CPC en vooral Mao zelf als hoofdverantwoordelijken voor deze ramp moeten worden aangewezen. De CPC heeft dit altijd ontkend: ze waren niet op de hoogte van de omvang van de ramp en deze was ook grotendeels het gevolg van natuurrampen. Met een rijkdom aan net vrijgekomen provinciaal archiefmateriaal rekent Dikötter af met beide beweringen. Zijn archiefonderzoek toont aan dat de CPC niet alleen op de hoogte was van de miljoenensterfte, ze verergerde de situatie zelfs door de Grote Sprong Voorwaarts rücksichtslos door te duwen, ondanks de slachtoffers. Mao deed de tegenslagen af met de uitdrukking: “nine fingers to one”, één tegenslag op negen successen. Tegenstanders werden als rightists of contrarevolutionairen neergezet en vervolgens monddood gemaakt of geëlimineerd.
“The survival of an ordinary person came increasingly to depend on the ability to lie, charm, hide, steal, cheat, pilfer, forage, smuggle, slack, trick, manipulate or otherwise outwit the state.” (p. 197)
Recensie Dikötter toont verder aan dat natuurrampen, de zondebok van de CPC, vooral menselijk van aard waren. Overstromingen en aardverschuivingen waren het gevolg van ontbossing en slecht geconstrueerde waterwerken. De vruchtbaarheid van grote delen land nam drastisch af door allerlei contraproductieve landbouwmethodes. Ongedierte als sprinkhanen tierde welige onder andere doordat in een landelijke campagne geprobeerd was de spreeuw uit te roeien. Fouten werden gemaakt in de productie, het transport en de opslag van goederen. Dit alles door de enorme prestatiedwang van de planeconomie. Het meest schokkende van het boek is dat Dikötter met archiefmateriaal aantoont dat van de 45 miljoen prematuur omgekomen chinezen een substantieel deel door geweld en martelingen, gedaan door de CPC, om het leven is gekomen. Hij spreekt van minstens 2,5 miljoen mensen die letterlijk dood zijn geslagen, levend begraven, verdronken of op andere manieren dood gemarteld (Dikötter 2010, 298). Daarbij komen nog eens de mensen die zijn gestorven doordat ze geen voedsel kregen en degenen die moesten werken tot ze er bij neervielen.
Massaal Deze wanstaltige cijfers – en geloof me het boek staat er vol van – zijn zowel de kracht als de zwakte van het boek. Op de rest heb ik weinig aan te merken. Dikötter schrijft prettig leesbaar Engels; hij heeft een duidelijk en goed onderbouwd verhaal; en zijn gebruik van emoties is spaarzaam. De (vele) feiten spreken namelijk voor zich. Hoewel Dikötter van zijn boek wel een geheel heeft gemaakt, duizelt het je soms van de cijfers. Het is dan ook geen boek voor leken. Enige voorkennis van de Chinese geschiedenis en geografie is vereist. Het boek staat vol met namen, plaatsen, cijfers, percentages en archiefmateriaal. Deze verlenen Dikötter autoriteit, hij blijkt een meester over zijn bronmateriaal te zijn. Tegelijkertijd maken al deze gegevens het moeilijk om je in te leven of om je de ramp voor te stellen. Dit komt gedeeltelijk ook door de schaal: alles in China bestaat uit tientallen. 10,000 slachtoffers op een bevolking van meer dan 500 miljoen is praktisch niets. Kijk je naar bevolkingscijfers van China dan blijkt dat 45 miljoen niet eens zo veel is. Tussen 1953 en 1964 nam de bevolking zelfs toe met meer dan 100 miljoen inwoners:
van 582,603,417 naar 694,581,759 (http://en.wikipedia. org/wiki/Demographics_of_the_People% 27s_Republic_of_China). Na Dikötter gelezen te hebben, vraag ik me af hoe dit mogelijk is. Daarnaast vond ik het moeilijk voor te stellen dat China uit dit doemscenario is gekomen door de wreedheden en de massale vernietiging van arbeid, land en kapitaal die Dikötter beschrijft.
“All over China people tormented by ravening hunger turned [letterlijk] to mud.” (p. 285) Op de vraag hoe China uit deze hel is ontsnapt, geeft de auteur naar mijn mening een weinig bevredigend antwoord. Ook het verband dat hij schetst tussen de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie (19661976) komt in mijn ogen minder goed uit de verf. Dit is jammer, want het verhaal is verder duidelijk, goed onderbouwd en overtuigend. Als historicus ben ik zeer onder de indruk van het boek en vooral van het onderzoek dat Dikötter heeft gedaan. Als dit boek gepubliceerd zou mogen worden in China, dan zou dat de CPN danig een verlegenheid brengen.
“Ways of Dying” Is het boek echter wat voor niet-historici? Ik denk van wel. Dit boek herbergt een schat aan materiaal. Of je nu geïnteresseerd bent in de ontstaansgeschiedenis van het huidige China, de Chinese samenleving, het communisme als systeem of de Koude Oorlog; dit boek behandelt het. Dikötter rekent niet alleen af met Mao’s China, zijn boek rekent af met het communisme als systeem. Haarfijn legt hij uit waarom een planeconomie gecombineerd met een hiërarchische samenleving niet kan werken. Wat op mij het meest indruk heeft gemaakt – en mijn afschuw heeft gewekt – zijn de hoofdstukken 4,5 en 6: “Survival”, “The Vulnerable” en “Ways of Dying”. Hierin behandelt Dikötter wat hongersnood naar boven brengt bij mensen. Het goede, maar vooral het slechte. Het is ontstellend wat mensen doen om te overleven, hoe ze elkaar kunnen bedriegen en vooral wat ze elkaar kunnen aandoen. Revolution is no dinner party (uitspraak van Mao uit 1927), in China is revolutie een doemscenario. ATLAS - Februari 2012
35
Historisch
“Een tsunami van vreemdelingen” Door Oskar ter Mors De angst voor hordes zit er goed in. Dit gold voor onze verre voorouders. Hun ervaringen met Hunnen, Avaren, Magyaren, Vikingen en Mongolen hebben een stempel gedrukt op de Europese geschiedenis. Dat we daar ook vandaag de dag nog veel van merken, is hieronder te lezen. Openbaring 20:8: “En hij zal uitgaan om de volken te verleiden, die in de vier hoeken der aarde zijn, de Gog en de Magog, om hen te vergaderen tot de krijg; welker getal is als het zand aan de zee.”
W
anneer we het over doemscenario’s hebben, nemen hordes altijd een bijzondere plaats in. Ze zijn er altijd. Ze wachten voorbij de grenzen van de beschaafde wereld op hun kans om toe te slaan. En ze zijn bovendien zeer gemeen. Het woord horde wordt erg vaak vergezeld door woorden als moorden, verkrachten, plunderen en brandschatten. Maar wie zijn die hordes nu eigenlijk? (En wat drijft hen?) Om het hele onderwerp uitvoerig te behandelen volstaan de komende drie pagina’s uiteraard niet. Ik zal dan ook een aantal middeleeuwse voorbeelden van het fenomeen naar voren halen. Maar eerst moet ik hier enkele woorden wijden aan de vraag wat hordes nu precies zijn.
Natuurlijke tegenpool Wat maakt nu precies een horde? Als we het fenomeen droog bekijken is het niets meer dan een groot leger. Maar een horde behelst meer dan dat. Een horde heeft iets vijandigs. We kunnen dan ook zeggen dat het in de regel van buiten de sedentaire wereld komt. Alle klassieke voorbeelden van hordes trekken voorbij het voorstellingsvermogen van hun slachtoffers ‘de beschaafde wereld’ binnen. Daarnaast zijn deze slachtoffers vaak overweldigd door de grootte, de macht en de gewelddadigheid van een horde (Blockmans en Hoppenbrouwers 2009). Om een zeker politicus te parafraseren: een tsunami van vreemdelingen. Puur objectief kunnen we dus vaststellen dat een horde een zeer groot leger is, dat steeds nieuwe gebieden binnenvalt en daar telkens een verpletterende indruk achterlaat. De Mongolen die onder de afstammelingen van Dzj-
36
ATLAS - Februari 2012
De gevreesde Mongoolse ruiters engis Khan China, het Midden-Oosten en Oost-Europa binnenvielen zijn uiteraard een rasechte horde. Maar hoe zit het met het grote, heidense leger, dat vanaf 865 vanuit Denemarken lange tijd Groot-Brittannië teisterde? Is dat een horde? Of wat te denken van het leger van Alexander de grote, dat in de 4e eeuw voor Christus door Klein-Azië trok? Degenen die de stofwolken aan de horizon zagen, zouden deze groepen zeer zeker als horde identificeren. En dat is belangrijk, want dit artikel zal hordes vooral beschrijven vanuit het perspectief van middeleeuws Europa. Gedurende het millennium dat de klassieke wereld en de nieuwe tijd opdeelt, was Europa meerdere malen het slachtoffer van het geweld van hordes. Maar zo als ook zal blijken uit dit artikel, waren hordes eigenlijk ook onmisbaar; een natuurlijke tegenpool. Een zoektocht naar de sporen van hordes in middeleeuws Europa begint bij het christendom. De angst voor hordes zit namelijk diep in het geloof ingebakken. Het christendom staat daar overigens niet alleen in. Bijna alle Europese polytheïstische religies kennen een apotheose in de vorm van een eindstrijd tussen de ware gelovigen en een horde van monsters. In het christendom is het arriveren van hordes ook een veeg teken. Johannes de Evangelist schreef vroeg in de tweede eeuw het boek Openbaringen. Hij schreef op het eiland Patmos, in extreme afzondering. Dit kan een verklaring zijn voor de vaak ietwat vergezochte voorstellingen, die Johannes ons van het einde der tijden voorschotelt. Een belangrijk deel van zijn boek
Historisch wordt ingenomen door de hordes die de wereld zullen overspoelen: Gog en Magog. Hoewel de Bijbel vermeldt dat deze stammen uit de vier hoeken van de aarde zullen komen, hadden theologen in de middeleeuwen de woonplaats van Gog en Magog aan de realiteit aangepast. Volgens de overlevering zou Alexander de Grote de stammen achter een grote stenen poort hebben opgesloten ( Jones 2009). Deze poort, die we in de buurt van de Oeral moeten situeren, zou echter bij het einde der tijden de woeste stammen niet meer kunnen tegenhouden (Tolkien en enkele andere schrijvers hebben dankbaar gebruik gemaakt van dit verhaal). Dat Gog en Magog nu opeens uit het Oosten komen, is niet vreemd. Vanaf de Oostelijke Steppe kwamen de nomadische volken in migratiegolven Europa binnen.
‘Wij’ en ‘zij’ We kunnen Gog en Magog dan ook zien als ‘de ander’. Het zijn vreemdelingen, barbaren en heidenen; geen onderdeel van de christenheid. Het woord christenheid is hier van belang. Het kleurrijke conglomeraat van Europese volkeren dat zich onder de pauselijke banier schaarde, staat tegenwoordig bekend onder die naam. Het is moeilijk om hier van een cultuurgebied te spreken. Het enige echte verbindende element was namelijk het geloof. Opvallend genoeg was het dagelijks leven zo doorregen met het christelijk geloof, dat dat voldoende was om een gevoel van onderlinge verbondenheid te creëren. Maar waar een ‘wij’ bestaat, daar moet ook een ‘zij’ zijn. Die vond de christenheid niet alleen in de moslims in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, maar aan eigenlijk alle grenzen van de christelijke wereld (Hoffman 2008). Zo verandert het verhaal over hordes langzaam in een verhaal over de vorming van een Europese identiteit en over Europese expansie. Dit verhaal begint rond het jaar 800, bij de keizerskroning van Karel de Grote. Het Karolingische rijk was een duidelijk aanwijsbare broedplaats voor een Europese identiteit. Belangrijker is dat er een duidelijk onderscheid kwam tussen ‘wij’ binnen de rijksgrenzen en ‘zij’, die van daarbuiten de vrede bedreigden. Het Karolingische rijk omvatte het tegenwoordige Frankrijk, Nederland, Duitsland en Noord-Italië. Ten zuiden bevond zich Al Andalus, zoals Spanje onder de Moorse koninkrijken bekend stond. Karel Martèl, de stamvader
van de Karolingische dynastie, had de grootste dreiging van binnenvallende islamitische legers afgewend. Toch werd er in de grensgebieden regelmatig gevochten. In het Roelandslied probeert een kleine groep ridders tevergeefs een Moorse horde van het lijf te houden. Ten oosten lag het stepperijk van de Avaren. Nomaden hadden al vele malen geprobeerd om Europa binnen te vallen. Ze strandden echter vaak in Hongarije. Wanneer zij verder trokken merkten ze dat een nomadische levensstijl simpelweg niet mogelijk is in het grootste deel van Europa. Hoewel deze Avaren in de vroege 9e eeuw door Karolingers en Bulgaren ten val werden gebracht, bleef de Hongaarse vlakte een aantrekkelijk gebied voor nomaden. Niet veel later trokken de Magyaren het gebied binnen. Ten noorden van het Karolingische rijk lag Scandinavië, een nog heidens en dun bevolkt gebied. Door het schaarse vruchtbare land zou een groot gedeelte van de bevolking in de loop van de 9e en 10e eeuw uitzwermen over Europa: de Vikingen. “Verlos ons, oh Heer, van de furie der Noormannen”. Door de veelal klerikale verslagen zijn de overvallen van Vikingen als wreed en verwoestend neergezet: dorpen verbrand, de inwoners vermoord en alles van waarde meegenomen. Dat Vikingen geen vreedzaam slag mensen waren, is overduidelijk. Ze voeren echter vaak in kleine groepen langs de kustlijn of rivieren. Zij waren vooral op zoek naar gelegenheden tot koopvaart of kaapvaart. Meestal waren zij met zulke kleine aantallen dat handel de veiligste optie was. Dat zij vaak ongewapende monniken aanvielen is niet erg verwonderlijk: kloosters vergaarden in de loop der eeuwen vaak grote rijkdommen. Een overval op een klooster bracht weinig risico’s met zich mee en leverde vaak veel op ( Jones 2009). Vandaar dat de geestelijkheid de komst van Vikingen neerzette als een apocalyptische gebeurtenis.
Mongools prototype Vanaf de 11e eeuw begonnen moslims een aparte positie in te nemen onder de vreemde volken, die buiten de christenheid leefden. Islamitische samenlevingen waren vaak beter ontwikkeld dan die in het westen. Zij waren echter wel een belangrijke religieuze concurrent. Door de gedeelde abrahamitische oorsprong van beide religies waren moslims enerzijds bondgenoten tegen heidenen, maar anderzijds zag men hen ook als gevaarlijke karikaATLAS - Februari 2012
37
Historisch turen van christenen. De angst voor islamitische hordes zat er in ieder geval nog goed in. Dat de Seldjoeken Jeruzalem hadden bezet, viel niet goed. Uit de angst voor de macht van islamitische heersers ontstond dan ook een serie kruistochten (Riley-Smith 2009). Dat deze eerste uiting van agressieve Europese expansie en kolonisatie voortkwam uit angst voor hordes is dan ook niets anders dan ironisch. Via de kruistochten komen we dan ook uit bij het prototype van ons begrip ‘horde’: de Mongolen. Dat de Mongolen in een eeuw tijd van een marginale stam ten noorden van China konden uitgroeien tot één van de grootste rijken in de wereldgeschiedenis, fascineert ook nu nog velen. Voor dit artikel is het vooral interessant hoe Europeanen reageerden op hun komst. Die reactie bestond namelijk uit drie fases: een fase van hoop, van angst en van chauvinisme. Het lijkt erg verwonderlijk dat de komst van de Mongolen in eerste instantie als een goed teken werd ontvangen. Dit kwam echter voort uit het geloof in het bestaan van een zekere Pape Jan. Al in de 12e eeuw circuleerde een brief van dit mythische figuur in kerkelijke en koninklijke kringen. Pape Jan zou een machtig christelijk heerser uit India zijn. Op het juiste moment zou hij de in het nauw gedreven christenen in de Levant komen helpen tegen de moslims. De Mongolen drongen in de vroege 13e eeuw het Midden-Oosten binnen en begonnen islamitische steden te belegeren. Sommigen durfden al te hopen dat Pape Jan eindelijk de christenheid te hulp was geschoten. Enkele missionarissen vertrokken naar deze nieuwkomers om te kijken of Pape Jan zich onder hen bevond. Sommigen van hen, waaronder de Vlaming Willem van Rubroek, zouden levendige reisverslagen opstellen (Hamilton 2009). De Mongolen bleken uiteraard niet door Pape Jan aangevoerd te worden. Toen de Mongolen via Rusland ook Europa bedreigden, sloeg de hoop om in angst. In 1241 versloegen twee Mongoolse legers een coalitie van Hongaren, Polen en Duitsers bij Liegnitz en Mohí. Doemdenkers vreesden dat het einde der tijden nabij was. In een rijke traditie werden na de Hunnen, de Goten, de Avaren, de Khazaren, de Pechenegen, en de Seldjoeken nu ook de Mongolen aangezien voor Gog en Magog. De Heilige Roomse Keizer Frederik II riep zijn Europese collegavorsten op om zich bij hem aan te sluiten om deze Mongolenstorm te stoppen.
38
ATLAS - Februari 2012
De Mongolen gingen echter uit zichzelf al naar huis. Na de dood van de Grote Khan wilde iedereen zo snel mogelijk de verkiezing van een opvolger bijwonen. Daarnaast was een aanval op Europa vanwege eerder genoemde redenen eigenlijk nauwelijks mogelijk (Blockmans en Hoppenbrouwers 2009). Toen de grootste dreiging was geweken, begonnen Europeanen de Mongolen vooral te zien als barbaren. De Mongolen konden een uitgestrekt rijk besturen met behulp van een goed georganiseerd staand leger en geavanceerde technologie. Dat zegt in principe al genoeg om die bewering te weerleggen. Toch waren de Mongolen volgens de middeleeuwse definitie een schoolvoorbeeld van barbaren. Hun economie was immers pastoraal, zij hielden meerdere vrouwen aan en bovendien vochten zij in grote hordes ( Jones 2009).
Concluderend Dit beeld zegt overigens meer over de Europeanen zelf dan over de Mongolen. Want zoals al eerder gezegd: door de ander te definiëren, definiëren we ook onszelf. Het is makkelijk slechte eigenschappen toe te schrijven aan anderen. Het is ook makkelijk om anderen als bedreiging te zien. Aan de hand van de hordes die buiten onze belevingswereld hun kans afwachten, bepalen we ook wie wij zijn en wie er bij ons horen. Wie zich afvraagt hoe dit nu in de praktijk werkt, raad ik aan de hedendaagse politiek in ogenschouw te nemen. Zelfs Nederland blijft hier niet van verschoond. Politici gebruiken nog altijd de angst voor hordes om hun populariteit te vergroten. Ook na vele eeuwen roept de horde als ‘tsunami van vreemdelingen’ nog altijd sterke gevoelens op. Bronnen
- Blockmans, W. en P. Hoppenbrouwers. 2009. Eeuwen des onderscheids, een geschiedenis van middeleeuws Europa. ������� Amsterdam. - Hamilton, B. 2009. “Continental drift: Prester John’s progress through the Indies.” In Medieval Ethnographies, ed. J.-P. Rubies. Farnham: 121-154. - Hoffmann, R. 2008. “Outsiders by birth and blood: racist ideologies and realities around the periphery of medieval European culture.” In The medieval frontiers of Latin Christendom, eds. J. Muldoon en F. Fernández-Armesto. Farnham: 149-180. - Jones, W.R. 2009. “The image of the barbarian in medieval Europe.” In Medieval Ethnographies, ed. J.-P. Rubies. Farnham: 347-378. - Riley-Smith, J. 2009. What were the crusades? San Francisco.
Column
Goede Europeanen, slechte Europeanen
E
Jurgen Rinkel
en leuk onderdeel van het zijn van columnist, is dat je af en toe een idee met je publiek kan delen. Dat had ik in deze column ook graag gedaan. Mijn brein werd namelijk de laatste maanden geprikkeld door een drietal uitspraken over Europa.
Allereerst was er de uitspraak van – als we tenminste de peilingen mogen geloven – onze toekomstige premier, Emile Roemer in een uitzending van Buitenhof. Op de vraag of hij zich Europeaan voelde, antwoordde hij dat hij zichzelf alleen Nederlander voelde en “als je het gewoon aan mensen in de Kalverstraat vraagt, zeggen zij hetzelfde.” De tweede uitspraak betrof er een van de jurist en historicus Thierry Baudet, ook in Buitenhof. In een discussie met Europarlementariër en oud-premier van België Guy Verhofstadt zei hij dat Europese eenwording onmogelijk is omdat “er geen Europees volk bestaat.” Het is natuurlijk maar de vraag of zoiets echt nodig is. Daar wil ik nu niet op in gaan, wel denk ik dat een voor een federaal Europa – want daar hebben we het in feite over – een zekere betrokkenheid bij, of kennis van, de inwoners van de andere lidstaten een voorwaarde is. Hoe brengen we die tot stand? Deze vraag brengt ons bij de derde uitspraak, die de schrijver Umberto Eco deed in The Guardian. Hij noemde daarin de Europese identiteit “shallow” en vervolgde: “we know there are books we have yet to read that will help us reflect on cultures different from our own. Little by little: that is how our European identity will become more profound.” Oftewel, door kennis te nemen van elkaars cultuur, kunnen we de Europese identiteit vorm gaan geven. Of het laten lezen van boeken hierbij gaat helpen, is maar zeer de vraag. Om in de termen van Emile Roemer te blijven: als je mensen in de Kalverstraat vraagt of ze wel eens een boek lezen, antwoorden ze voor een niet onaanzienlijk deel ontkennend. Hetzelfde zal gelden op de Alexanderplatz en de Champs-Élysées, om nog maar te zwijgen van het marktplein in Trebisov, Slowakije. Voor die mensen moet iets anders bedacht worden. Mijns inziens zit de oplossing in de televisie. Maak een programma waar de doorsnee-Europeaan naar wil kijken en zorg ervoor dat daarin verschillende Europese culturen een rol spelen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Met een soort Europese late night talkshow, waar alleen de elite naar kijkt, schiet je niets op. Hierover nadenkend, herinnerde ik mij mijn reis door Zuid-Afrika van twee jaar geleden. In dat land proberen de verschillende bevolkingsgroepen samen te leven – wat niet altijd goed lukt. Op een avond was in mijn hotelkamer een tv afgestemd op de publieke omroep. Na een paar journaals in het Engels en het Xhosa, werd daarop een soap uitgezonden. Wat ik daar zag, was dat de verschillende personages, vertegenwoordigers waren van de verschillende culturen, die bovendien hun eigen taal spraken, al was die dan wel ondertiteld als het geen Engels betrof. Zoiets zouden we in Europa ook moeten hebben. Er is echter een probleem. In Zuid-Afrika is het tegenkomen van leden van een andere cultuur nu eenmaal de dagelijkse praktijk, zeker in de steden. Maar in Europa is dat niet zo. Maar toch, er zijn plekken waar dit wel gebeurt: universiteiten. Situeer een soap op een universiteit in Duitsland of Tsjechië of zoiets en laat op die manier zien dat Italianen en Slovenen eigenlijk niet zo heel veel verschillen van Nederlanders en Spanjaarden. Dacht ik aanvankelijk enthousiast. Tot ik mij besefte dat Henk en Ingrid, of Antonio en Elin, voor wie het toch bedoeld is, waarschijnlijk niets met het universitaire leven op zouden hebben, zodat hun aandacht voor niet meer dan een aflevering verzekerd zou zijn. Zo zag ik weer een idee sneuvelen. We zullen het voorlopig maar moeten doen met die soap die eurocrisis heet, waarin Angela Silvio dumpt voor Mario, om vervolgens met Nicholas te flirten, terwijl Mark heimelijk smoorverliefd op haar is. Daar kijk ik misschien ook liever naar.
ATLAS - Februari 2012
39
Vergeten momenten...
De Eerste Wereldoorlog was een doemscenario op zichzelf, maar het werd nog erger. De Spaanse griep, een grieppandemie, sloeg toe in de jaren 1918-1919. Deze pandemie kostte het leven van een geschatte 20 tot 100 miljoen mesen. Het virus dat de griep veroorzaakte was van het type H1N1. De Mexicaanse varkensgriep is een subtype hiervan, dus wie weet misschien hebben we binnenkort weer een ouderwetse pandemie...