Doelstellingen Europa 2020 Stand van zaken maart 2011
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Globale werkzaamheidsgraad Werkzaamheidsgraad kansengroepen Werkbaarheidsgraad Aandeel O&O in BBP Aandeel van de omzet gerealiseerd door nieuwe of verbeterde producten Aandeel innoverende bedrijven Aandeel van de uitvoer van hoogtechnologische goederen in de totale uitvoer Oprichtingsratio Broeikasgasemissies Energiegebruik Hernieuwbare energie Opleidingsniveau bevolking Vroegtijdige schoolverlaters Levenslang leren Personen in armoede of sociale uitsluiting Risico op financiële armoede Ernstige materiële deprivatie Lage werkintensiteit Kinderen met risico op financiële armoede Achterstallige betalingen
Domein
Werkzaamheid
Indicator
Globale werkzaamheidsgraad
Definitie
De werkzaamheidsgraad meet het aandeel werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd. Omwille van de internationale vergelijkbaarheid wordt de leeftijd normaliter afgebakend op 15-64 jaar. Vanuit Europa wordt het belang van de scholing van jongeren beklemtoond door een verenging van de leeftijdsafbakening van 20 tot 64 jaar. Onder werkenden verstaan we iedereen die in een bepaalde referentieweek minstens één uur betaalde arbeid heeft verricht (definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie).
Streefwaarde Pact 2020 Streefwaarde Europa 2020
Werkzaamheidsgraad (15-64 jaar) van minstens 70% tegen 2020. Werkzaamheidsgraad (20-64 jaar) van 75% tegen 2020.
Vlaamse Werkzaamheidsgraad (20-64 jaar) van minstens 76% aanscherping EU 2020 Bron data Eurostat LFS, FOD Economie – ADSEI EAK (bewerking Departement WSE/ Steunpunt WSE) Meer informatie
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/392.htm
Globale werkzaamheidsgraad (20-64 jaar), Vlaams Gewest, 2001-*2010 in %
100
80
60
40
20
0
Werkzaamheidsgraad 76%-doelstelling 75%-doelstelling 20-64 Vlaanderen jaar Europa tegen 2020 2020 2001 68,6 76 75 2002 68,6 76 75 2003 68,1 76 75 2004 69,7 76 75 2005 70,4 76 75 2006 70,6 76 75 2007 71,9 76 75 2008 72,3 76 75 2009 71,5 76 75 *2010 72,0 76 75 2011 76 75 2012 76 75 2013 76 75 2014 76 75 2015 76 75 2016 76 75 2001 20022017 2003 2004 2005 2006762007 2008 75 2009 *2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2018 76 75 Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar 76%-doelstelling Vlaanderen tegen 2020 2019 76 75 75%-doelstelling Europa 2020 2020 76 75
Globale werkzaamheidsgraad (20-64 jaar), 2001-*2010, in % 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 *2010 Vlaams Gewest 68,6 68,6 68,1 69,7 70,4 70,6 71,9 72,3 71,5 72,0 Waals Gewest 60,4 60,1 60,6 60,3 61,6 61,6 62,6 62,8 61,7 61,6 Brussels Gewest 58,2 58,9 57,5 58,6 59,4 57,9 59,4 60,2 59,5 58,8 België 65,0 65,0 64,7 65,6 66,5 66,5 67,7 68,0 67,1 67,3 EU-27 66,9 66,7 67,0 67,4 68,1 69,1 70,0 70,5 69,1 68,6 * Gegevens 2010 gebaseerd op gemiddelde van de laatste 4 beschikbare kwartalen t.e.m. 3e kwartaal van 2010.
Nederland
Malta
Brussels Gewest
Hongarije
Italië
Waals Gewest
Roemenië
Polen
Spanje
Slowakije
Griekenland
Ierland
België
Letland
Litouwen
EU-27
Bulgarije
Frankrijk
Estland
Tsjechië
Luxemburg
Portugal
75%-doelstelling 2020
Vlaams Gewest
Finland
75,7 74,8 74,7 73,9 73,5 71,9 71,5 71,2 70,9 70,4 69,9 69,6 69,1 68,8 67,2 67,1 67,1 66,7 66,4 65,8 64,9 63,7 63,5 61,7 61,7 60,5 59,5 58,8
Slovenië
Oostenrijk
Malta
78,8
Globale 78,3 werkzaamheidsgraad (20-64 jaar) in 2009, 77,8 internationale vergelijking, in %
Verenigd Koninkrijk
Cyprus
Duitsland
Zweden
Denemarken
Nederland
Zweden Denemarken Cyprus 90 Duitsland Oostenrijk Verenigd Koninkrijk 80 Finland Slovenië 70 Vlaams Gewest Portugal Tsjechië 60 Luxemburg Estland 50 Frankrijk EU-27 Bulgarije 40 Litouwen België 30 Letland Ierland Slowakije 20 Griekenland Polen 10 Spanje Roemenië Italië 0 Waals Gewest Hongarije Brussels Gewest
Bespreking Eén van de kerndoelstellingen die globaal gezien door de Europese Unie naar voor geschoven wordt, is de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen tussen 20 en 64 jaar op 75% te brengen tegen 2020. Vlaanderen legt de lat iets hoger en gaat voor 76%. Anno 2009 komt de werkzaamheidsgraad bij de Vlaamse 20-64-jarigen op 71,5%. Dat is 0,8 procentpunt minder dan in 2008. Een voorlopige raming voor 2010, gebaseerd op een gemiddelde van de laatste 4 beschikbare kwartalen tot en met het 3e kwartaal van 2010, geeft aan dat de Vlaamse werkzaamheidsgraad zich herpakt en toeneemt ten opzichte van 2009. Daarmee presteert Vlaanderen boven het Belgische gemiddelde en ook boven het Europese gemiddelde. Zonder economische crisis en uitgaande van de doelstellingen van het Pact 2020 om jaarlijks een gemiddelde werkzaamheidsgroei te realiseren van 0,5 procentpunt, zou het Vlaamse Gewest de 75%-doelstelling vlot kunnen bereiken. In het licht van de economische crisis en de demografische ontwikkelingen is de 76%-doelstelling voor Vlaanderen vooralsnog haalbaar op voorwaarde dat kwetsbare groepen zoals bijvoorbeeld ouderen, laaggeschoolden, ... optimaal aan het werk kunnen.
Domein Indicator
Werkzaamheid Werkzaamheidsgraad naar enkele kansengroepen
Definitie
De werkzaamheidsgraad meet het aandeel werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). Onder werkenden verstaan we iedereen die in een bepaalde referentieweek minstens één uur betaalde arbeid heeft verricht (definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie). Kansengroepen zijn onder meer jongeren (15-24 jaar), ouderen (50-64/55-64 jaar), laaggeschoolden (personen zonder diploma, met een diploma lager onderwijs, of secundair onderwijs van 1ste of 2de graad) en allochtonen (personen met een niet-EU-nationaliteit: t.e.m. 2004 EU-15, 2005-2006 EU-25, vanaf 2007 EU-27). De werkzaamheidsgraad van vrouwen blijft verder stijgen. In zicht komen van werkzaamheidsgraad van 50% bij 55-64-jarigen, verdere stijging werkzaamheidsgraad kansengroepen (allochtonen, personen met een arbeidshandicap, 50+) met een gemiddelde jaarlijkse groei van minstens 1 procentpunt.
Streefwaarde Pact 2020
Bron data
Eurostat LFS, FOD Economie – ADSEI EAK (bewerking Departement WSE/ Steunpunt WSE)
Meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/392.htm, http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/3461.htm, http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/3456.htm
Werkzaamheidsgraad naar enkele kansengroepen, 2000-*2010, in % Vlaams Gewest
Waals Gewest
Brussels Gewest
België
EU-27
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009 *2010
15-24 jaar
33,7
34,5
34,4
32,6
32,8
31,8
32,0
31,5
31,7
28,6
28,9
50-64 jaar
39,9
40,1
40,6
42,1
43,8
45,9
46,3
49,3
49,1
50,9
52,6
55-64 jaar
25,5
24,5
25,6
26,5
29,5
30,7
31,4
34,2
34,3
35,8
37,9
vrouw
58,5
59,0
59,7
59,6
61,5
62,8
63,4
64,9
66,1
65,7
66,6
laaggeschoold
53,6
52,2
52,6
52,2
52,7
52,6
52,5
54,3
53,4
52,6
51,9
allochtoon
-
36,4
41,4
38,6
41,3
42,7
45,0
44,5
47,2
46,9
47,8
15-24 jaar
23,5
23,7
22,9
20,8
21,6
22,1
22,2
23,1
22,3
21,8
21,6
50-64 jaar
39,1
40,1
40,1
42,0
42,2
44,6
44,3
45,8
45,8
45,6
46,6
55-64 jaar
25,2
24,6
26,2
29,1
29,4
32,3
31,9
33,6
33,6
32,7
34,6
vrouw
49,9
50,1
49,9
51,8
51,3
53,2
53,5
54,6
55,4
55,2
54,9
laaggeschoold
46,9
45,8
44,8
45,1
43,7
45,0
45,4
44,0
44,4
41,9
41,3
allochtoon
-
30,1
30,5
29,6
31,6
29,7
29,8
34,4
33,7
31,2
31,5
15-24 jaar
20,2
21,3
21,9
19,1
19,7
19,3
20,7
19,6
21,0
19,1
16,8
50-64 jaar
45,8
43,8
46,1
46,0
46,1
49,8
46,8
46,6
48,7
49,6
48,7
55-64 jaar
34,1
31,0
35,3
35,5
35,9
39,8
36,9
38,3
39,7
42,3
39,3
vrouw
52,6
50,5
52,1
51,2
51,8
51,9
50,3
52,3
52,3
53,2
51,7
laaggeschoold
44,1
42,1
40,8
40,2
41,5
40,9
40,8
41,7
43,4
42,3
41,6
allochtoon
-
36,5
31,9
34,3
38,0
35,6
37,4
39,1
41,5
40,4
40,4
15-24 jaar
29,0
29,7
29,4
27,4
27,8
27,3
27,6
27,5
27,4
25,3
25,2
50-64 jaar
40,1
40,4
40,9
42,4
43,5
45,8
45,7
48,0
48,0
49,1
50,3
55-64 jaar
26,1
25,1
26,6
28,1
30,0
31,9
32,0
34,4
34,5
35,3
36,9
vrouw
56,0
55,3
55,8
56,2
57,2
58,6
58,8
60,3
61,3
61,0
61,2
laaggeschoold
51,2
48,1
48,1
48,4
49,4
48,8
48,8
49,5
49,1
47,7
46,9
allochtoon
-
-
-
-
-
36,2
36,3
40,3
42,1
40,9
41,3
15-24 jaar
37,0
37,2
36,7
36,1
35,7
36,0
36,4
37,4
37,6
35,2
34,3
50-64 jaar
49,0
49,9
50,2
51,4
51,6
53,3
54,4
55,6
56,5
56,5
56,7
55-64 jaar
36,8
37,5
38,2
39,9
40,5
42,4
43,5
44,7
45,6
46,0
46,3
vrouw
57,3
57,9
58,1
58,7
59,4
60,2
61,3
62,2
63,0
62,5
62,2
laaggeschoold
54,9
55,2
54,9
55,5
55,2
55,7
56,5
57,1
56,5
54,4
53,5
-
-
-
-
-
59,1
61,2
62,0
62,9
59,1
58,4
allochtoon
* Gegevens 2010 gebaseerd op gemiddelde van de laatste 4 beschikbare kwartalen t.e.m. 3e kwartaal van 2010.
Werkzaamheidsgraad naar enkele kansengroepen in 2009, internationale vergelijking, in % Jongeren (15- Ouderen (50- Ouderen (55- Vrouwen (2024 jaar) 64 jaar) 64 jaar) 64 jaar)
Laaggeschoolden (20-64 jaar)
Allochtonen (20-64 jaar)
Vlaams Gewest 28,6 50,9 35,8 65,7 52,6 46,9 Waals Gewest 21,8 45,6 32,7 55,2 41,9 31,2 Brussels Gewest 19,1 49,6 42,3 53,2 42,3 40,4 België 25,3 49,1 35,3 61,0 47,7 40,9 Bulgarije 24,8 55,6 46,1 64,0 45,0 Tsjechië 26,5 59,4 46,8 61,4 42,5 71,9 Denemarken 63,6 66,6 57,5 74,8 65,4 62,7 Duitsland 46,2 65,0 56,2 69,8 56,1 55,2 Estland 28,9 65,9 60,4 68,8 46,9 64,4 Ierland 35,4 57,8 51,0 61,7 49,4 59,5 Griekenland 22,9 51,7 42,2 52,7 59,8 72,4 Spanje 28,0 52,3 44,1 56,3 53,7 59,3 Frankrijk 31,4 53,3 38,9 65,1 55,4 48,1 Italië 21,7 47,8 35,7 49,7 51,0 67,1 Cyprus 35,5 64,0 56,0 68,1 65,2 69,3 Letland 27,7 60,9 53,2 66,8 46,6 60,1 Litouwen 21,5 59,7 51,6 67,5 36,7 56,8 Luxemburg 27,4 52,8 37,6 61,5 58,9 57,7 Hongarije 18,1 46,2 32,8 54,4 36,3 64,2 Malta 44,1 38,2 28,1 39,8 49,7 58,4 Nederland 68,0 64,6 55,1 72,7 64,2 56,0 Oostenrijk 54,5 55,2 41,1 69,4 55,6 60,9 Polen 26,8 46,0 32,3 57,6 41,0 64,3 Portugal 31,3 58,3 49,7 66,1 68,8 71,4 Roemenië 24,5 51,6 42,6 56,3 53,7 64,9 Slovenië 35,3 51,7 35,6 67,9 53,2 57,1 Slowakije 22,8 53,8 39,5 58,2 29,0 Finland 39,6 64,1 55,5 72,4 55,8 55,5 Zweden 38,3 74,7 70,0 75,7 63,3 49,9 Verenigd Koninkrijk 48,4 65,1 57,5 68,2 57,3 63,0 EU-27 35,2 56,5 46,0 62,5 54,4 59,1 Bespreking Om de globale Europese 75%-doelstelling (voor Vlaanderen 76%) te halen tegen 2020 is het aangewezen verschillende pistes te bewandelen, gaande van het stimuleren van de herintrede van de stille arbeidsreserve bij vrouwen tot het verhogen van de arbeidsdeelname bij tal van kwetsbare groepen zoals ouderen, laaggeschoolden, ... In het Vlaamse Gewest verschilt de werkzaamheid duidelijk naargelang de leeftijd. Anno 2010 zijn 28,9% (voorlopige raming) van de jongeren werkzaam in Vlaanderen. Dat is een stuk onder het gemiddelde van de EU-27. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door de lange schoolloopbaan bij de Vlaamse jongeren en de beperkte combinatie studies met een job. Bovendien werden de jongeren ook als eerste getroffen door de economische crisis. De groep van de 55-plussers is wellicht de meest problematische van alle kansengroepen op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ondanks de behoorlijke stijging die de laatste jaren kon opgetekend worden voor de Vlaamse 55-plussers, zijn er toch nog geen 2 op 5 aan de slag tegen 46,3% (raming 2010) in de EU-27. De Vlaamse ouderen zijn daarmee nog ver af van de 50%-doelstelling. Ook de ruimere groep van Vlaamse 50-plussers blijft onder het EU-27-gemiddelde van 56,7% in 2010 (voorlopige raming). De voorlopige raming voor 2010 laat een verdere daling van de werkzaamheidsgraad bij Vlaamse laaggeschoolden zien. De Vlaamse laaggeschoolden zijn ook iets minder vaak aan het werk dan gemiddeld in de Europese Unie. De laaggeschoolden dreigen door de economische situatie nog meer op de achtergrond te geraken. Dit is eveneens het geval voor de niet-EU-27-burgers in Vlaanderen. Deze groep, die de laatste jaren een grote inhaalbeweging heeft gedaan, heeft in het Vlaamse Gewest nog steeds een grotere achterstand dan gemiddeld in Europa.
Domein
Werkbaarheid
Indicator
Werkbaarheidsgraad werknemers en zelfstandigen
De werkbaarheidsgraad is een samengestelde ratio die aangeeft welk percentage van de werknemers/zelfstandigen een job heeft die voldoende leermogelijkheden biedt, goed te combineren is met het privéleven en geen aanleiding geeft tot werkstress of motivatieproblemen. Streefwaarde Pact Minstens 60% voor de werknemers en zo dicht mogelijk bij 55% voor 2020 zelfstandigen in 2020. Bron data
SERV-STV Innovatie & Arbeid
Meer informatie
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/5592.htm
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
2004
0
2011
10
2010
20
2009
30
2008
in %
40
2007
50
2006
60
2004 2005 2006 52,3 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2005
70
Werkbaarheidsgraad werknemers en zelfstandigen Werkbaarheidsgraad Doelstelling werknemers Werkbaarheidsgraad werknemers Doelstelling Pact 2020 zelfstandigen zelfstandigen Pact 2020 52,3 60 55 60 55 60 55 54,1 54,3 54,1 60 47,7 55 47,8 47,7 60 55 60 55 54,3 60 47,8 55 60 55 60 55 60 55 60 55 60 55 60 55 60 55Doelstelling werknemers Pact 2020 Werkbaarheidsgraad werknemers Werkbaarheidsgraad zelfstandigen 60 55Doelstelling zelfstandigen Pact 2020 60 55
2019
Definitie
Bespreking De werkbaarheidsgraad van de Vlaamse loontrekkenden is gestegen van 52,3% in 2004 naar 54,3% in 2010. Ten opzichte van 2007 is de werkbaarheidsgraad quasi gelijk gebleven. De stijging van de globale werkbaarheid is toe te schrijven aan de betere score op drie van de vier onderliggende werkbaarheidsindicatoren die de kwaliteit van werk meten: het welbevinden in het werk, de leermogelijkheden en de werk-privé-balans. De vierde werkbaarheidsindicator, de psychische vermoeidheid, blijft ter plaatse trappelen. Anno 2010 beschikt ruim de helft van de werknemers dus over een kwaliteitsvolle job op vlak van psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans. Daartegenover staat dat 45,7% van de Vlaamse werknemers met één of meerdere werkbaarheidsproblemen geconfronteerd wordt. De meesten onder hen ondervinden slechts één (24,7%) of twee (13,4%) werkbaarheidsknelpunten, een kleine minderheid onder hen ervaart er drie (5,7%) of vier (1,8%). In 2010 blijft de werkbaarheidsgraad van de Vlaamse zelfstandige ondernemers met 47,8% nagenoeg op hetzelfde niveau hangen als in 2007. Daarmee komt het aandeel van de zelfstandigen dat een kwaliteitsvolle job heeft op vlak van psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans nog niet op de helft. Daartegenover staat dat de meerderheid of 52,2% van de zelfstandige ondernemers met één of meerdere werkbaarheidsproblemen geconfronteerd wordt. De meesten onder hen ondervinden slechts één (26,2%) of twee (20,4%) werkbaarheidsknelpunten, een kleine minderheid onder hen ervaart er drie (4,6%) of vier (1%). GEEN REGIONALE OF INTERNATIONALE VERGELIJKING MOGELIJK
Domein
Innovatie en onderzoek
Indicator
Bruto binnenlandse uitgaven aan O&O
Definitie
Bruto binnenlandse uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (O&O) als percentage van het bruto binnenlands product (BBP). Dit geeft de O&Ointensiteit weer. De bruto binnenlandse uitgaven aan O&O omvat de inspanningen van de bedrijven, de overheden, het hoger onderwijs en de instellingen zonder winstoogmerk. Voor de Vlaamse cijfers wordt de gewestbenadering gehanteerd.
Streefwaarde Pact 2020 Steefwaarde Europe 2020 Bron data
Aandeel O&O bestedingen 3% BBP in 2014 met daarna verder stijging
Meer informatie
http://www.ecoom.be/fileadmin/user_upload/indicatorenboek2009.pdf
Aandeel O&O bestedingen stijgen tot 3% BNP. Voor België wordt een vork voorzien tussen 2,6% en 3%. Steunpunt O&O Indicatoren (WTI-Indicatorenboek 2009), Eurostat
Vlaams Gewest
3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
Doelstelling 2010
1999Aandeel 2,1O&O bestedingen, 3 1,58 Vlaams 0,52Gewest, in % BBP, 1999-2009 2000 2,2 3 1,72 0,52 2001 2,4 3 1,83 0,543% norm 2002 2,2 3 1,61 0,56 2003 2,1 3 1,51 0,57 2004 2,0 3 1,41 0,6 2,38 2,24 2,17 2,12 2,11 2005 2,1 3 1,44 0,63 2,08 2,06 2,06 2,03 2,01 1,97 2006 2,0 3 1,36 0,61 20071,72 2,0 1,83 3 1,4 0,63 1,58 2008 2,1 3 1,611,4 1,51 0,66 1,44 1,41 1,4 1,4 1,39 1,36 2009 2,12 3 1,39 0,73 2010 3 0,73 2011 3,0 0,66 0,63 0,63 0,61 0,6 0,57 0,56 0,54 0,52 0,52 2012 3,0 2013 3,0 2014
1999
2000
3,0
2001
3,0
2002
2003
totaal VG
2004
streefnorm
2005
2006
BERD
2007
2008
2009
nonBERD
Bruto binnenlandse uitgaven aan O&O, 1999-2009, in % van het BBP 1999 2000 Vlaams Gewest 2,11 2,24 Waals Gewest* 2,01 1,99 Brussels Gewest* 1,25 1,23 België* 1,94 1,97 EU-27 1,83 1,85 * ramingen van Federaal Planbureau
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2,38 2,17 2,08 2,01 2,06 1,97 2,03 2,06 2,12 2,08 1,94 1,99 2,00 1,86 1,99 2,10 2,12 2,21 1,27 1,26 1,19 1,18 1,16 1,42 1,37 1,44 1,36 2,07 1,94 1,88 1,86 1,83 1,86 1,90 1,92 1,96 1,86 1,87 1,86 1,82 1,82 1,85 1,85 1,90 1,91 op basis van HERMES en HERMREG projecties
Bruto binnenlandse uitgaven aan O&O in 2000, 2008 en 2009 2000 2008 (*2007) 2009 in % BBP internationale vergelijking, Zweden 3,61 3,75 3,62 Cyprus Finland
Slovakije
Denemarken
Bulgarije
Oostenrijk
Malta Duitsland Roemenië Frankrijk
Waals Gewest Griekenland* Vlaams Gewest Polen
België
Letland
EU-27
Litouwen
VK
Hongarije Slovenië Italië Nederland
Luxemburg Estland Portugal
Spanje
Tsjechië
Brussels Gewest
Ierland
Ierland
Brussels Gewest Tsjechië Spanje
Estland Portugal Luxemburg Italië
Hongarije
Nederland
Litouwen
Slovenië
Letland
VK
Polen
EU-27 Griekenland*
Roemenië België Vlaams Gewest Malta
Bulgarije
Waals Gewest
Slovakije
Frankrijk
Cyprus
Duitsland
3,35 2,24 1,94 2,45 2,15 1,89 1,98 1,97 1,85 1,81 1,39 1,82 1,65 0,76 1,21 1,12 1,27 0,91 0,60 1,05 0,79 0,59 0,44 0,64 0,60 0,37 0,00 0,52 0,65 0,24
3,72 2,72 2,67 2,63 2,11 2,10 2,03 1,92 1,90 1,88 1,66 1,63 1,62 1,51 1,47 1,43 1,37 1,35 1,29 1,18 1,00 0,80 0,61 0,61 0,58 0,58 0,54 0,49 0,47 0,46
3,02 2,82
2,12 1,96 1,91 1,87 1,84 3%-doelstelling
1,77 1,38 1,27
Oostenrijk Denemarken Finland Zweden
0
1
2 2009
2008 (*2007)
3
4
2000
Bespreking Anno 2009 komen de Vlaamse bruto binnenlandse uitgaven aan O&O in verhouding tot het BBP op 2,12%. Dit is beduidend hoger dan in 2007 (2,03). Ook al is de 3%-norm nog niet bereikt, Vlaanderen scoort toch reeds boven het EU27 gemiddelde en ziet haar voorsprong steeds groter worden. Vlaanderen heeft zich deze doelstelling overigens opgelegd voor 2014 met een verdere stijging naar 2020. In de EU (cijfers 2009) zijn er trouwens nog maar drie landen die de 3%-doelstelling al gehaald hebben en dat zijn Zweden, Denemarken en Finland. Met Oostenrijk en Duitsland voor zich staat Vlaanderen hier op de 6de plaats in de EU-27 rangschikking. In de provisionele cijfers van 2009 staat Vlaanderen op de 4de plaats binnen de EU27.
Domein
O&O en innovatie
Indicator
Aandeel van de omzet gerealiseerd door nieuwe of verbeterde producten of diensten voor ondernemingen of organisaties met 10 of meer werknemers Aandeel van de omzet (in percent) gerealiseerd door nieuwe of verbeterde produkten of diensten ten opzichte van de gemiddelde omzet. Echter de data zijn enkel op Vlaams vlak beschikbaar! Verdubbeling vanaf 2007.
Definitie
Streefwaarde Pact 2020 Steefwaarde Europe 2020 Bron data TOA Enquête Technologie, Organisatie en Arbeid (SERV) https://www.serv.be, publicaties (Informatiedossier TOA 3 Deelanalyses Volume 1: Competentiegerichte ondernemingen, Product- of dienstinnovatie en Motieven en hindernissen bij organisatieveranderingen) Meer informatie
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/4622.htm
Aandeel van de omzet gerealiseerd door nieuwe of verbeterde producten of % met 10 of meer werknemers), diensten (ondernemingen en organisaties Vlaanderen, 2001-2007 2001 16,0% 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
2004 2007
2001
18,6% 16,8%
2004
2007
Aandeel van de omzet gerealiseerd door nieuwe of verbeterde producten of diensten (alle ondernemingen of organisaties met 10 of meer werknemers), Vlaanderen, 2001-2007, in %
Vlaanderen
2001 16,0
De SERV merkt op dat dit % over de tijd niet significant wijzigde. GEEN INTERNATIONALE VERGELIJKING MOGELIJK OP BASIS VAN DE TOA-ENQUÊTES VAN DE SERV
2004 18,6
2007 16,8
Domein
O&O en innovatie
Indicator
Aandeel innoverende bedrijven
Definitie
Innovativiteit wordt in de CIS-enquête getoetst op vier dimensies: - nieuwe of duidelijk verbeterde producten op de markt gebracht; - nieuwe of verbeterde processen geïntroduceerd; - de onderneming was bezig met activiteiten om nieuwe of verbeterde producten of processen te ontwikkelen of op de markt te brengen; - de ondernemig heeft activiteiten verricht om nieuwe of verbeterde producten of processen te ontwikkelen of op de markt te brengen, maar heeft deze activiteiten voortijdig stopgezet.
Streefwaarde Pact 2020
Stijging
Steefwaarde Europe 2020 Bron data Meer informatie
niet voorzien Steunpunt O&O Indicatoren http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1092.htm
Aandeel innoverende ondernemingen in het Vlaamse Gewest, 2001-2009, in % 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 2001
2001
58
2005
59
2007
56
2009
61,6 2005
Aandeel innoverende ondernemingen, 2001-2009, in % 2001 Vlaams Gewest 58,0 Waals Gewest Brussels Gewest België 50,0 EU-27 2009* : volgens gewijzigde definitie Eurostat
2007
2009
2005 59,0
2007 56,0
2009* 61,6
51,3 39,5
52,2 38,9
58,1 51,6
90
Polen
Letland
Hongarije
Bulgarije
Litouwen
Roemenië
Malta
Slovakije
Spanje
Kroatië
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Frankrijk
Noorwegen
Oostenrijk
Ierland
Estland
Portugal
België
Luxemburg
Vlaams Gewest
Duitsland
EU-27
50,3 50,2 49,2 45,6 44,9 44,2 43,5 37,4 36,1 33,3 30,8 30,3 28,9 27,9 24,3
Slovenië
51,6
Slovenië Frankrijk 20 Noorwegen Verenigd Koninkrijk Nederland 10 Kroatië Spanje Malta 0 Slovakije Roemenië Bulgarije Litouwen Hongarije Polen Letland
Denemarken
EU-27 30
Italië
57,8 56,5 56,4 56,2 56,1 56,0 53,7 53,2 52,2 51,9
70
Finland
Portugal Ierland Estland 60 Oostenrijk Cyprus 50 Czech Rep. Zweden Italië 40 Finland Denemarken
Cyprus
61,6 58,1
Czech Rep.
Vlaams Gewest België
Zweden
Aandeel 79,9innoverende bedrijven in 2009, in % 64,7
Duitsland Luxemburg 80
Bespreking Het Vlaamse Gewest telde in 2009 een hoog aandeel innoverende bedrijven (61,1% volgens de nieuwe definitie van Eurostat). Op Duitsland (79,9%) en Luxemburg (64,7%) na is dit het hoogste van de EU-landen (voor Frankrijk zijn geen gegevens). Het Vlaamse en het Belgische (58,1%) cijfer ligt hoger dan het EU27-gemiddelde.
Domein
O&O en innovatie
Indicator
Aandeel van de uitvoer van hoogtechnologische goederen in de totale uitvoer
Definitie
Aandeel van de volgende goederencategorieën in de goederenuitvoer: - aeronautica - computers - kantoormachines - electronica - instrumenten - farmaceutische producten - elektrische machines - wapens. De data zijn volgens het communautaire concept (= fysieke verplaatsing van goederen over de grenzen).
Streefwaarde Pact 2020
Een toename van het aandeel high-techgoederen in de Vlaamse uitvoer
Steefwaarde Europe 2020 Bron data Meer informatie
niet voorzien INR, bewerking SVR http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/5507.htm
Aandeel van de hoogtechnologische goederen in de Vlaamse goederenuitvoer, volgens het communautaire concept , 2002-2009, in % 7 6 5 4 3 2 1 0 2002
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2003 2009
2004
6,2 6,3 6,2 6,5 5,9 5,6 4,6 2005 5,6
2006
2007
2008
Aandeel van de hoogtechnologische goederen in de uitvoer, 2006-2009, in % 2006 2007 2008* Vlaams Gewest 5,9 5,6 4,6 Waals Gewest 10,7 10,4 9,4 Brussels Hfdst. Gewest 6,8 9,4 7,0 België 6,6 6,2 5,4 * raming
2009
2009 5,6 17,3 12,6 7,6
Roemenië
Bulgarije Polen
Polen
Letland
Bulgarije
Litouwen
Roemenië
Nederland
Cyprus
Hongarije
Ierland
Verenigd Koninkrijk
Malta
Luxemburg
Slovenië
Finland
Spanje
0
Letland
Slowakije
Litouwen
Griekenland
Spanje
10
Slovenië
Italië Vlaams Gewest
Slowakije
België
Griekenland
Estland Portugal
20
Vlaams Gewest
Tsjechië Oostenrijk
Italië
30
België
Zweden Denemarken
Estland
Duitsland
Portugal
EU-27 40
Tsjechië
Finland Frankrijk
Oostenrijk
Nederland
50
Zweden
Cyprus Hongarije
Denemarken
Verenigd Koninkrijk
60
40,7 29,0 26,5 21,3 20,3 18,3 18,1 17,9 16,6 14,1 13,4 12,8 12,7 11,2 8,0 7,0 6,6 6,4 5,9 5,7 5,4 4,9 4,7 4,7 4,2 3,8 3,3 3,1
EU-27
Ierland
Frankrijk
Luxemburg
Duitsland
Aandeel van hoogtechnologische goederen in de totale goederenuitvoer in 2006, in % Malta 53,8
Bespreking Het aandeel van hoogtechnologische goederen in de totale goederenuitvoer ligt in het Waalse Gewest beduidend hoger dan in Vlaanderen en Brussel. Hun aandeel is in 2009 nog fors toegenomen. Dit dankt men vooral aan de farmaceutische industrie. Voor Vlaanderen stabiliseert zich dat tussen 5 à ,6 %. Dit is lager dan in de EU27 waar dit in 2006 16,6% bedroeg.
De meeste nieuwe lidstaten score lager dan het EU-gemiddelde, maar er zijn belangrijke uitzonderingen zoals Malta (53,8%), Cyprus (21,3%) of Hongarije (20,3%). Onze drie buurlanden doen het eveneens beter dan België of Vlaanderen.
Domein
Ondernemen
Indicator
Oprichtingsratio
Definitie
De oprichtingsratio is het aantal nieuwe ondernemingen (firma's en eenmanszaken) in de loop van T in % van het aantal bestaande ondernemingen in december T-1.
Streefwaarde Pact 2020
Een toename van de oprichtingsratio
Steefwaarde Europe 2020 Bron data Meer informatie
niet voorzien Graydon NV, bewerking SVR http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/835.htm
Oprichtingsratio in het Vlaamse Gewest, 2002-2009, in % 20
15
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
10
5
0 2002
2003
6,0 6,5 7,2 7,4 8,4 8,8 8,2 7,1 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Oprichtingsratio in het Vlaamse Gewest, 2002-2010, in %
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Totaal 6,0 6,5 7,2 7,4 8,4 8,8 8,2 7,2 7,1
GEEN INTERNATIONALE GEGEVENS BESCHIKBAAR Vergelijking met andere gewesten mogelijk maar afhankelijk van toelevering data maar vraagt extra analyse.
Firma's 6,4 6,5 6,8 6,7 7,5 8,0 7,7 6,1 6,5
Eenmanszaken 5,8 6,4 7,8 8,3 9,3 9,7 8,8 8,5 8,6
Domein
Milieu
Indicator
Broeikasgasemissies
Definitie
De korf van 6 broeikasgassen die zijn opgenomen in het Kyoto-protocol bestaat uit CO2, CH4, N2O, HFK's, PFK's en SF6. Het gros van de CO2-uitstoot in de sectoren industrie en energie wordt gereguleerd via een systeem van Europese emissiehandel (ETS). De doelstelling die Europa aan de lidstaten oplegt tegen 2020 heeft enkel nog betrekking op het niet-ETS gedeelte (niet-ETS industrie, transport, gebouwen en landbouw).
Streefwaarde Pact De totale broeikasgasemissies in Vlaanderen moeten tegen 2008-2012 5,2% lager 2020 liggen dan in 1990 (Kyoto-doelstelling). Daarna is een verdergaande verlaging van de broeikasgasemissies conform de Europese klimaatwetgeving vereist: in de EU moeten de ETS broeikasgasemissies tegen 2020 21% lager liggen dan in 2005. De Belgische reductiedoelstelling voor de niet-ETS in dit kader bedraagt 15% tegen 2020 in vergelijking met de uitstoot in 2005 en dit volgens een lineair afnemend pad dat begint in 2013. Deze doelstelling maakt momenteel nog het voorwerp uit van een intern Belgische verdeling. Streefwaarde Europa 2020
Tegen 2020 terugdringen van de broeikasgasemissies met 20% t.o.v. 1990 (voorwaardelijk met 30%).
Bron data
LNE afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid, SPW-DGARNEDEMNA-CEEW, BIM, Eurostat
Meer informatie
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1409.htm
2020 Emissie broeikasgassen Kyoto-protcol Niet-ETS emissies
Kyoto-doelstelling 2008-2012 Indicatieve niet-ETS doelstelling
2020
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2002
2001
2000
1999
1991
1990
30.000
1998
40.000
1997
50.000
1996
60.000
1995
70.000
1994
80.000
1993
90.000
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 1992
100.000
Emissie KyotoNiet-ETS Indicatie broeikas doelstellin emissies ve niet86.987 87.225 86.501 87.551 90.854 90.477 94.251 88.857 92.707 87.538 87.583 86.684 87.222 89.353 89.748 88.346 50.072 84.753 46.751 83.165 46.291 82.891 82.463 47.888 45.597 80.220 82.463 47.523 45.597 82.463 45.597 82.463 45.597 82.463 45.597
2003
Broeikasgasemissies, Vlaams Gewest, 1990-2008, in kton CO2-equivalenten
Broeikasgasemissies ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## (basisjaar=100) ## ## ## ## ## ## ## 130
Vlaams Gewest120 ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## Waals Gewest ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## Brussels Gewest ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## België110 ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ##
Doe lstel ling 200 8201 ## ## ## ##
EU-27 ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ## ##
80
100
90
80
70
Vlaams Gewest
Waals Gewest
Brussels Gewest
België
D o e l s
EU-27
t e 2 l 0 l n 2 i g 0
Cyprus Malta Spanje Portugal Letland Ierland Litouwen Griekenland Estland Slovenië Roemenië Oostenrijk Italië Bulgarije Finland Slovakije Nederland Tsjechië Luxemburg Frankrijk Hongarije Vlaams Gewest België Duitsland Denemarken VK EU-27 Waals Gewest * Zweden Polen Polen Waals Gewest * Zweden VK EU-27 Duitsland Hongarije Denemarken Tsjechië België Slovakije Bulgarije Vlaams Gewest Roemenië Frankrijk Estland Luxemburg Litouwen Letland Nederland
2008
193,9 Broeikasgasemissies in 2008, internationale vergelijking, basisjaar=100 144,2 142,3 132,2 123,0 122,8 115,2 110,8 104,7 99,7 97,6 95,2 93,6 93,3 92,9 92,6 88,7 88,3 87,3 83,3 81,4 77,8 75,1 72,5 66,1 62,6 60,3 49,6 48,9 44,4
Finland Italië Oostenrijk Slovenië Griekenland Ierland Portugal Spanje Malta Cyprus
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
* Waals Gewest cijfer voor 2007 Bespreking De Vlaamse uitstoot van broeikasgassen daalde van bijna 87 Mton CO2-eq in het basisjaar tot 80,2 Mton CO2-eq in 2009, een daling met 7,7%. Hiermee voldoet Vlaanderen momenteel aan haar Kyotodoelstelling. Bij de verdeling van de Belgische Kyotodoelstelling werd afgesproken dat Vlaanderen zijn jaarlijkse emissie in de periode 2008-2012 met 5,2% moet terugdringen ten Oplopende in deis atmosfeer verantwoordelijk devoor globale opzichte vanbroeikasgasconcentraties het basisjaar. Het basisjaar 1990 voor zijn CO2, CH4 en N2O, envoor 1995 de F-gassen klimaatverandering. Bij de verdeling van de Belgische Kyotodoelstelling werd afgesproken dat (HFK’s, PFK’s en SF6). Vlaanderen zijnisjaarlijkse emissies CO2,een CH4gevolg , N2O en F-gassen (SF6, HFK’s en PFK’s) - samen Voor een deel de verdere daling van in 2009 van de financieel-economische crisis, maar de zogenaamde 'korf - in de zoals periode 2008-2012ingemiddeld met 5,2% moet het toont ook aan datvan het broeikasgassen' Vlaamse klimaatbeleid uitgetekend het Klimaatbeleidsplan 2006terugdringen ten opzichte van De Vlaamse uitstoot van broeikasgassen daalde van bijna 87 2012 zijn vruchten begint af te1990. werpen. Mton CO2-eq in de 1990 tot 81,15 Mton CO2-eq in 2008, een daling met 6,7% t.o.v. het referentiejaar De aanpak van mondiale klimaatverandering vereist meer doorgedreven emissiereducties na 1990. Hiermee Vlaanderen onderParlement de Kyotodoelstelling. andere gewesten 2012. Daartoe duikt keurden het Europese en de Raad Ook eind de 2008 het EU klimaat-enenBelgië blijven met hungoed. emissies onder de opgelegde doelstellingen. Projecties tonen energiepakket Daarin verbindt de EU zich er onder andere toe omvoor haarBelgië uitstoot vandat de broeikasgasemissies terug zullen toenemen en dit onder beleid met maatregelen. Projectiesdie broeikasgassen met minstens 20% te verminderen in de een periode 1990-2020. Voor de sectoren vooronder Vlaanderen (uit de Milieuverkenning 2030) tonen 2006industrie, een stijging van de emissies met niet het Europees emissiehandelssysteem vallen t.o.v. (niet-ETS gebouwen, transport, 12% tegen 2020 onder het referentie-scenario (doortrekken huidig beleid), een stabilisatie van landbouw) is voor België een emissiereductie opgelegd van 15% in 2020 ten opzichte van 2005.de emissies rond hetmoet niveau van 2006 verdeeld in het Europa-scenario om de Europese Deze doelstelling nog verder worden tussen(maatregelen de Federale overheid en de gewesten. middellangetermijndoelstellingen te halen) en een reductie van de emissies met 12% in het visionair scenario.
Domein Indicator
Milieu Energiegebruik
Definitie
Het bruto binnenlands energiegebruik (BBE) is de totale energie die nodig is om te voldoen aan de binnenlandse energievraag en het niet-energetisch gebruik van energiedragers. Het is de som van alle primaire energieproductie en geïmporteerde energie verminderd met de export van energie en de brandstof voor de internationale scheep- en luchtvaartbunkers.
Streefwaarde Pact 2020
Stijging energie-efficiëntie en overeenkomstige daling energiegebruik.
Streefwaarde Europa 2020
Energiebesparingsstreefwaarde van 9% in 2016 tegenover gemiddelde finale energiegebruik over periode 2001-2005.
Bron data
Energiebalans VITO, ICEDD, Eurostat
Meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1579.htm Bruto binnenlands energiegebruik, Vlaams Gewest, 1990-2009, in PJ
BBE 1.800 1.700 1.600 1.500 1.400 1.300 1.200 1.100
1990
1.209
1994
1.406
1995
1.453
1996
1.526
1997
1.519
1998
1.578
1999
1.553
2000
1.563
2001
1.555
2002
1.567
2003
1.604
2004
1.612
2005
1.649
2006
1.631
2007
1.622
2008
1.619
2009
1.533
1.000 1990 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Bruto binnenlands energiegebruik, 2000-2009, in PJ
Vlaams Gewest Waals Gewest
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.563
1.555
1.567
1.604
1.612
1.649
1.631
1.622
1.619
1.533
791
796
788
796
798
776
760
744
762
97
93
95
96
95
92
87
90
2.526
2.447
2.578
2.574
2.560
2.530
2.401
2.440
Brussels Gewest België EU-27
2.573
72.191 73.802 73.652 75.484 76.392 76.419 76.441 75.689 75.333
Bruto binnenlands energiegebruik 2008, internationale vergelijking, index 2000=100 2000 2008in 2000=100 VK België
Litouwen LuxemburgWaals
Gewest
Portugal
Letland Slovenië
Duitsland
Cyprus
Denemarken
Malta Vlaams
Gewest
Estland
Italië
Oostenrijk
EU-27
Spanje
Zweden
Griekenland
Slovakije
Finland
Frankrijk
Tsjechië
Hongarije
Ierland
Bulgarije
Roemenië
Nederland
Polen
Polen
Nederland
Roemenië
Bulgarije
Ierland
Hongarije
Tsjechië
Frankrijk Slovakije
Finland
Zweden
Griekenland
EU-27
Spanje
Italië
Oostenrijk
Vlaams Gewest
Estland
Denemarken
Malta
Duitsland
Cyprus
Portugal
Slovenië
Waals Gewest
Letland
België
Luxemburg
VK
Litouwen 50
60
9.696 2.573 791 1.050 14.334 817 1.563 7.312 72.191 1.993 735 10.808 1.048 782 3.234 3.800 1.555 601 1.697 1.363 1.181 5.176 1.219 210 34 100 268 157 152 296 70
9.148 2.440 762 1.043 14.389 832 1.619 7.594 75.333 2.093 776 11.461 1.121 839 3.503 4.135 1.701 661 1.887 1.521 1.335 5.940 1.419 245 40 120 324 192 191 383 80
94,4 94,8 96,3 99,4 100,4 101,7 103,6 103,9 104,4 105,0 105,6 106,0 107,0 107,3 108,3 108,8 109,4 109,9 111,2 111,6 113,0 114,8 116,4 116,9 117,4 119,7 120,6 122,6 125,4 129,5 90
100
110
120
130
140
150
Bespreking De Vlaamse doelstelling voor Europa 2020 kan nog niet gemeten worden aangezien de haalbaarheid van de energie-efficiëntiedoelstelling pas zal worden opgenomen in het tweede actieplan dat tegen eind juni 2011 bij de Europese Commissie zal worden ingediend. In vergelijking met 2000 is in de meeste Europese lidstaten het energiegebruik toegenomen. Er zijn wel opvallende verschillen tussen de landen onderling waarbij in het Verenigd Koninkrijk en België het energiegebruik gedaald is terwijl in landen als Litouwen en Letland het energiegebruik fors is toegenomen. Met een toename van 4% tussen 2000 en 2008 bevindt Vlaanderen zich bij de beteren in Europa.
Domein Indicator Definitie
Milieu Hernieuwbare energie Onder hernieuwbare energie vallen zowel de groene stroomproductie, groene warmteproductie als de hernieuwbare energie in transport. Het aandeel hernieuwbare energie in het totaal bruto finaal energieverbruik bedraagt 13% in 2020 (deze doelstelling geldt voor België, er is nog geen verdeling tussen de gewesten gebeurd).
Streefwaarde Pact 2020
Streefwaarde Europa 2020
idem
Bron data Meer informatie
VITO, VEA, ICEDD, Eurostat http://www.emis.vito.be/inventaris-duurzame-energie
Aandeel hernieuwbare energie in het bruto finale energieverbruik, Vlaams Gewest, 2005-2009, in % 14 12
2005 2006 2007 2008 2009
10 8 6
Streefwaarde Pact / Europa 2020*
Aandeel hernieuwbare energie 1,3 1,5 2,0 2,1 2,9 13,0
4 2 0 2005
2006
2007
2008
2009
Streefwaarde Pact / Europa 2020*
* 13% is de streefwaarde voor België, momenteel zijn lastenverdelingsonderhandelingen bezig tussen de gewesten.
Aandeel hernieuwbare energie in het finaal energieverbruik, 2005-2008, in % 2005* 2006 2007 2008 Vlaams Gewest 1,3 1,5 2,0 2,1 Waals Gewest 3,9 (4,5)** (5,1)** (5,4)** Brussels Gewest 1,0 België 2,1 (2,7)*** (3,0)*** (3,3)*** EU-27 8,5 (8,9)*** (9,7)*** (10,3)*** * Cijfers 2005 zijn gevalideerd in het kader van de voorbereiding van de lastenverdeling tussen de gewesten. ** Bron: Bilan énergétique de la Région wallonne 2008. *** Bron: Eurostat, niet berekend volgens definities Richtlijn 2009/28/EG.
2009 2,9
Luxemburg Vlaams Gewest** België Cyprus Waals Gewest** Hongarije Tsjechië Nederland Slovakije VK Polen Ierland Bulgarije Italië Griekenland Duitsland Spanje EU-27 Frankrijk Litouwen Roemenië Slovenië Estland Denemarken Portugal Oostenrijk Finland Letland Zweden
Aandeel energie in het bruto finale energieverbruik in 2008 en doelstelling 2020, 2008 doelhernieuwbare 2020 internationale vergelijking, in % * 2,1 11 2,1 13 3,3 13 4,1 13 5,4 13 6,6 13 7,2 13 3,2 14 8,4 14 2,2 15 7,9 15 3,8 16 9,4 16 6,8 17 8,0 18 9,1 18 10,7 20 10,3 20 11,0 23 15,3 23 20,4 24 15,1 25 19,1 25 18,8 30 23,2 31 28,5 34 30,5 0 5 38 10 15 20 25 30 35 40 29,9 40 doel 2020 2008 44,4 49
45
50
**Europese Europesecijfers cijfersinin de grafiek i.t.t. de Vlaamse cijfers niet berekend volgens de definities van Richtlijn 2009/28/EG. de de **grafiek 13% isi.t.t. de streefwaarde voor België, momenteel zijn lastenverdelingsonderhandelingen bezig tussen de
gewesten. Bespreking Een Europese richtlijn legt België op om tegen 2020 13% van het energiegebruik te halen uit Bespreking energiebronnen. De lastenverdelingsonderhandelingen hierover zijn nog bezig tussen de hernieuwbare gewesten en de federale overheid. Internationaal vergeleken was het aandeel hernieuwbare energie in Vlaanderen in 2008 zeer laag. Hierbij dient opgemerkt te worden dat lidstaten met een hoog aandeel hernieuwbare energie vaak ook meer potentieel hiertoe hebben (Vlaanderen heeft relatief weinig zon, relatief weinig locaties voor windmolens en waterkracht,...). Een andere bemerking is dat de Europese cijfers in de grafiek i.t.t. de Vlaamse cijfers niet berekend zijn volgens de definities van Richtlijn 2009/28/EG.
Domein
Onderwijs en Vorming
Indicator
Opleidingsniveau bevolking (30-34-jarigen)
Definitie
Aandeel 30-34-jarigen dat me succes hoger onderwijs heeft afgerond, in %. De betreffende diploma's hoger onderwijs zijn: hogescholenonderwijs, hoger beroepsonderwijs, hoger volwassenenonderwijs, of universitair onderwijs. De oude kandidaturendiploma's worden echter niet meegeteld, terwijl dit voor de huidige bachelordiploma's wel het geval is. Het gaat over ISCED (International Standard Classification of Education) 5 en 6.
Streefwaarde Pact 2020 Streefwaarde Europa 2020 Vlaamse aanscherping Europa 2020 Bron data
Stijging aantal jongeren (20-29j) met diploma hoger onderwijs.
Meer informatie
http://www.steunpuntwse.be/view/nl/3086184?section=methodologie
2020
2010
2009
2008
2007
2006
2000
0
2005
10
2004
20
2003
30
2002
40
Eurostat, EAK FOD Economie – ADSEI
Aandeel 30-34-jarigen met Europa succes hoger onderwijs heeft afgerond, Vlaams Streefwaarde Gewestdat Vlaamse aanscherping 2020 Europa 2020 Vlaams Gewest, 2000-2009, in % 2000 36 2001 36 2002 36 2003 38 2004 41 2005 40 2006 43 2007 42 2008 44 2009 43 2010 2020 40 Streefwaarde 47 Vlaams Gewest Europa 2020 Vlaamse aanscherping Europa 2020 2001
50
Die streefwaarde is dat tegen 2020 40% van de 30-34-jarigen hoger onderwijs met succes heeft afgerond. Het Belgische streefcijfer is 47%. De Vlaamse aanscherping bedraagt 47,8% van de 30-34-jarigen.
Aandeel 30-34-jarigen dat met succes hoger onderwijs heeft afgerond, 2000-2009, in %
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België EU-28
2000 36,4 27,8
2001 36,4 31,2
2002 36,2 30,7
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 37,5 40,7 40,0 42,7 42,0 43,6 43,9 34,9 35,7 33,9 36,5 38,0 39,3 39,6
43,9
40,5
42,8
46,2
47,4
35,2 22,4
35,2 n.b.
35,2 n.b.
37,7 n.b.
39,9 n.b.
49,8
47,8
47,6
48,4
48,8
39,2 41,4 41,5 42,9 43,2 n.b. n.b. n.b. 31,1 32,3
Het wordt alsmaar belangrijker om met voldoende kwalificaties naar de arbeidsmarkt Aandeel 30-34-jarigen dat met succes hoger onderwijs heeft afgerond, 2000 2009 in 2000 en 2009, internationale vergelijking, in % Ierland 27,5 49,0
29,2
39,4
Waals Gewest
27,8
39,4
25
Estland
30,8
35,9
Polen
12,5
32,8
EU-27
22,4
32,3
Slovenië
18,5
31,6
Letland
18,6
30,1
Duitsland
25,7
29,4
Bulgarije
19,5
27,9
Griekenland
25,4
26,5
Hongarije
14,8
23,9
Oostenrijk
:
23,5
Malta
7,4
21,1
Portugal
11,3
21,1
20
10 5
Finland
Luxemburg
Ierland
Denemarken
0
Cyprus
15
Italië
Slovakije
Tsjechische Rep. Roemenië
11,6 10,6 13,7
8,9
19,0 17,6 17,5 16,8
2000
Roemenië
40,5
Spanje
Tsjechische Rep.
26,5
Italië
40,6
Nederland
30
Slovakije
41,5
42,6
Streefwaarde Europa 2020
Malta
29,0
Litouwen
Litouwen
Verenigd Koninkrijk
Nederland
35
België
42,0
Verenigd Koninkrijk
35,2
Frankrijk
België
Vlaams Gewest
43,3 43,1
Brussels Gewest
27,4 36,4
Zweden
Frankrijk Vlaams Gewest
40
Vlaamse aanscherping Europa 2020 (47,8%)
Portugal
43,5
Hongarije
43,9
Oostenrijk
43,9
Brussels Gewest
Bulgarije
44,7
31,8
Griekenland
31,1
Zweden
Duitsland
Cyprus
45
Letland
45,9
Slovenië
40,3
Polen
46,6
Finland
EU-27
50
Estland
48,1
21,2
Waals Gewest
32,1
Luxemburg
Spanje
Denemarken
2009
Bespreking Het wordt alsmaar belangrijker om met voldoende kwalificaties naar de arbeidsmarkt te trekken. In Europese context kent de Vlaamse arbeidsmarkt een hoog aandeel van hoog opgeleiden: anno 2009 beschikt 43,1% van de 30-34-jarigen in het Vlaamse Gewest over een diploma hoger onderwijs. Hiermee voldoet het Vlaamse Gewest nu reeds aan de Europese benchmark van 40% voor 2020. De door Vlaanderen vooropgestelde aanscherping van 47,8% is echter nog niet bereikt, maar is wel haalbaar. In de EU-27 bedraagt het aandeel hoog opgeleiden tussen 30 en 34 jaar 32,3%. Het cijfer voor Wallonië (39,4%) ligt lager dan dat voor het Vlaamse Gewest. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (43,5%) ligt het echter hoger. Men kan zich echter vragen stellen over de representativiteit van de EAK-cijfers voor Brussel.
Domein
Onderwijs en Vorming
Indicator
Vroegtijdige schoolverlaters
Definitie
Deze indicator, ook bekend onder de naam vroegtijdige schoolverlaters, meet het aantal 18- tot en met 24-jarigen die als hoogste diploma lager secundair (1ste of 2de graad) onderwijs hebben en in de referentieperiode van de 4 laatste weken geen opleiding hebben gevolgd, in verhouding tot het totaal aantal 18- tot en met 24-jarigen. Het is pas sinds 2005 mogelijk om studenten in schoolvakantie af te zonderen. Voordien werden zij wel als ongekwalificeerde uitstroom beschouwd. Vandaar dat er een tijdreeksbreuk is tussen 2004 en 2005.
Streefwaarde Pact Halvering tegen 2020, of 4,25% in 2020 (nulmeting: 2008) 2020 Het Vlaamse Steunpunt Studie en Schoolloopbanen (SSL) komt via een alternatieve meting (eveneens opgenomen in het Pact) op basis van administratieve gegevens uit op een ongekwalificeerde uitstroom van 14,1%. Een halvering vereist dan een waarde van 7,05% tegen 2020. Deze laatste metingswijze is niet beschikbaar op Europees niveau. Streefwaarde Europa 2020 Vlaamse aanscherping Europa 2020 Bron data
Die streefwaarde bedraagt 10%.
Meer informatie
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/995.htm
De Belgische streefwaarde bedraagt 9,5%. De Vlaamse aanscherping van de streefwaarde Europa 2020 is vastgesteld op 5,2%. Eurostat LFS, EAK FOD Economie – ADSEI (bewerking Departement WSE/ Steunpunt WSE)
Vlaams Gewest
2020
2010
2009
2008
2007
2006
2001
2000
0
2005
5
2004
10
2002
15
11,6 11,5 11,7 12,5 11,0 10,7 10,0 9,3 8,6 8,6
2003
Vlaams Doelstelling GewestStreefwaarde Pact Vlaamse 2020Europa aanscherping 2020 2000-2009, Europa in2020 Vroegtijdige schoolverlaters (18-24 jaar), Vlaams Gewest, %
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
Doelstelling Pact 2020
4,25 10 Streefwaarde Europa 2020
5,2
Vlaamse aanscherping Europa 2020
Vroegtijdige schoolverlaters (18-24 jaar), 2000-2009, in %
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest België EU-27
2000 11,6 15,5 20,7 13,8 17,6
2001 11,5 15,8 21,0 13,8 17,2
2002 11,7 16,1 22,4 14,1 17,0
2003 12,5 16,1 18,8 14,3 16,1
2004 11,0 15,3 18,1 13,1 16,1
2005 2006 10,7 10,0 14,6 14,8 19,4 19,3 12,9 12,6 15,8 15,5
2007
2008
9,3
8,5
2009
8,2
14,3 20,2 12,1 15,1
15,2 19,9 12,0 14,9
15,0 19,8 11,7 14,4
Het Vlaamse Gewest presteert duidelijk beter dan de overige Belgische regio's en 2000 2009 Vroegtijdige schoolverlaters (18-24 jaar) in 2000* en 2009, internationale vergelijking, in % 54,2 36,8 29,1 31,2 43,6 31,2 60 25,1 19,2 22,9 16,6 18,2 15,7 50 20,7 15,6 : 14,7 18,2 14,5 17,6 14,4 40 15,1 13,9 : 13,9 15,5 13,8 13,3 12,3 30 18,5 11,7 : 11,3 13,9 11,2 Vlaamse aanscherping 20 Streefwaarde 13,8 11,1 Europa 2020 (5,2%) Europa 2020 14,6 11,1 15,4 10,9 7,3 10,7 10 11,7 10,6 9 9,9 16,5 8,7 10,2 8,7 0 11,6 8,6 16,8 7,7 : 5,4 : 5,3 : 5,3 2000 2009 : 4,9 geo\time
Malta
Spanje
Portugal
Italië
Roemenië
Verenigd Koninkrijk Brussels Gewest
Bulgarije
Griekenland EU-27
Estland
Letland
Waals Gewest
Frankrijk Cyprus
Ierland
Hongarije België
Duitsland
Nederland
Zweden
Denemarken Finland
Litouwen
Slovakije
Polen
Slovenië
Luxemburg
Oostenrijk
Vlaams Gewest
Finland
Litouwen
Zweden
Denemarken
Nederland
België
Duitsland
Hongarije
Cyprus
Ierland
Frankrijk
Waals Gewest
Letland
EU-27
Estland
Griekenland
Bulgarije
Tsjechische Rep.
Polen
Brussels Gewest
Roemenië
Luxemburg
Tsjechische Rep.
Verenigd Koninkrijk
Italië
Portugal
Malta
Spanje
Oostenrijk
Vlaams Gewest
Slovenië
Slovakije
* Voor sommige lidstaten EU zijn geen cijfers voor 2000 beschikbaar.
Bespreking Het Vlaamse Gewest presteert duidelijk beter dan de overige Belgische regio's en de EU-27. Anno 2009 hadden, volgens de meting op basis van Enquête van de Arbeidskrachten (EAK), 8,6% van de Vlaamse 18-24-jarigen geen diploma lager secundair onderwijs en waren niet in opleiding. Hiermee voldoet het Vlaamse Gewest nu al aan de Europese streefwaarde van 10% voor 2020. De Vlaamse aanscherping van Europa 2020 (5,2%) is echter nog niet bereikt. Het Pact 2020 streeft tegen 2020 naar een halvering van de nulmeting 2008, of 4,25%. Ook deze waarde is nog niet bereikt. Als de huidige trend van de EAK-reeks zich doorzet, zal het Vlaamse cijfer nog verder dalen. In de EU bedroeg de ongekwalificeerde uitstroom in 2009 14,4%. Ook hier is de trend dalend. Hoewel de tendens volgens de EAK-cijfers dalend is, wijst de meting op basis van administratieve gegevens door het Steunpunt Studie en Schoolloopbanen (SSL) op een stijgende trend.
Domein Indicator
Streefwaarde Pact 2020
Onderwijs en vorming Bevolking 25-64 jaar dat deelneemt aan opleidingen tijdens referteperiode van 4 weken voorafgaand aan enquête (levenslang leren), in % (EAK) De indicator geeft het aandeel van de bevolking in de leeftijdscategorie tussen 25 en 64 jaar die in de referentieperiode van vier weken een opleiding (vorming) heeft gevolgd. Opleiding (vorming) wordt ruim opgevat en omvat zowel een opleiding in het reguliere onderwijs als erbuiten. De aard van de opleiding speelt geen rol. Het hoeft dus niet noodzakelijk over beroepgerichte opleidingen te gaan. Het gaat over jaargemiddelden, dat wil zeggen over jaargemiddelden van de steekproef die gelijkmatig over het jaar wordt gespreid. In het verleden (zie verder vergelijkbaarheid) waren de jaarcijfers niet altijd beschikbaar en beperkte men zich tot cijfers die alleen betrekking hadden op het tweede kwartaal.Vanaf 2006 werd de definitie van opleiding licht aangepast in die zin dat de studenten in vakantie uit de streekproef worden uitgesloten, hetgeen voordien niet het geval was. 15% van de totale bevolking op beroepsactieve leeftijd tegen 2020
Streefwaarde Europa 2020
geen
Dimensies
geen
Bron data
EAK, ADSEI, bewerking Steunpunt WSE
Meer informatie
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/4637.htm
Definitie
http://www.steunpuntwse.be/view/nl/3086184?section=methodologie
18
15 12 9 6 3
DoelstGewest, 1999-2009, in % 25-64-jarigen Levenslang leren, Vlaams Vlaam elling s Pact Gewe 2020 st 6,6 1999 6,9 2000 7,4 2001 6,7 2002 7,6 2003 9,8 2004 9,1 2005 8,3 2006 7,9 2007 7,6 2008 7,4 2009
0 Doelstelling 20202001 1999 Pact 2000
2002
2003 15,0 2004 Vlaams Gewest
2005
2006
2007
2008
2009 Doelstelling Pact 2020
Doelstelling Pact 2020
Levenslang leren, 1999-2009, in % 25-64-jarigen 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Vlaams Gewest 6,6 6,9 7,4 6,7 7,6 9,8 9,1 8,3 7,9 7,6 7,4 Waals Gewest 5,1 4,7 4,7 4,2 5,3 5,8 5,8 5,1 4,9 4,6 4,7 Brussels H. Gewest 7,3 6,7 6,4 6,9 8,6 10,4 12,0 10,3 10,4 9,5 10,4 België 6,2 6,2 6,4 6,0 7,0 8,6 8,4 7,5 7,2 6,8 6,8 EU-27 nb 7,1 7,1 7,2 8,5 9,3 9,7 9,7 9,5 9,4 9,3
Levenslang2000 leren, internationale vergelijking, 2000,2009, in % 25-64-jarigen* 2009 Denemarken 19 32 Zweden 22 22 35 Finland 18 22 Verenigd Koninkrijk 21 20 Nederland 16 17 30 Slovenië : 15 Oostenrijk 8 14 Luxemburg 5 13 25 Estland 7 11 Brussels H. Gewest 7 10 Spanje 5 10 20 EU-27 7 9 Doelstelling Pact 2020 Duitsland 5 8 Cyprus 3 8 15 Vlaams Gewest 7 7 België 6 7 Tsjechische Rep. : 7 10 Portugal 3 7 Ierland : 6 Frankrijk 3 6 5 Italië 5 6 Malta 5 6 Letland : 5 0 Polen : 5 Waals Gewest 5 5 Litouwen 3 5 Griekenland 1 3 Slovakije : 3 Hongarije 3 3 Roemenië 1 2 2000 2009 Bulgarije : 1 * Voor sommige lidstaten EU zijn geen cijfers voor 2000 beschikbaar.
Bespreking Het aandeel van de bevolking (25-64 jaar) dat deelneemt aan levenslang leren is in het Vlaamse Gewest internationaal vergeleken vrij laag en ligt ook onder het EU27-gemiddelde. Het ligt wel hoger danhet cijfer voor het Waalse Gewest. In 2009 bedraagt het aandeel in het Vlaamse Gewest slechts 7,4%, minder dan een jaar eerder. Bovendien daalt het aandeel reeds enkele jaren. Het EU27-gemiddelde bedraagt in 2009 9,3%. Het Pact 2020 stelt 15% als streefnorm tegen 2020 voorop, wat hoegenaamd nog niet in zicht is. Europa 2020 stelt geen streefwaarde voorop.
Domein
Sociale cohesie
Indicator
Samengestelde indicator: % personen in armoede of sociale uitsluiting
Definitie
Het % personen in armoede of sociale uitsluiting wordt in de EU 2020-definitie geoperationaliseerd als het % personen dat: 1. moet rondkomen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de Belgische armoederisicodrempel (let op: SVR werkt meestal met een Vlaamse regionale armoederisicodrempel, zie indicator 14 en 17) 2. en/of leeft in een gezin dat ernstig materieel gedepriveerd is (= mist minstens 4 van een lijst van 9 items omwille van financiële redenen)* 3. en/of niet ouder is dan 59 jaar en leeft in een gezin waarvan de totale werkintensiteit lager ligt dan 0,20. De werkintensiteit is de verhouding van het aantal gewerkte maanden door alle leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar op het aantal maanden dat alle leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar zouden kunnen werken. * Deze 9 items zijn: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees of kip om de 2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningen voor huur/hypotheek en nutsvoorzieningen kunnen betalen, het huis degelijk kunnen verwarmen, beperkte onverwachte financiële uitgave kunnen doen.
Streefwaarde Pact 2020
In 2020 ligt het aandeel inwoners dat leeft in armoede of geconfronteerd wordt met sociale uitsluiting laag in vergelijking met de best presterende EU27-landen.
Steefwaarde EU 2020 EU 2020-doelstelling: daling van het totaal aantal personen in armoede of sociale uitsluiting met 20 miljoen ten opzichte van totaal aantal van 120 miljoen personen in armoede of sociale uitsluiting in 2008 (= daling met 17%). Vlaamse aanscherping EU 2020
Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling: daling van het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting met 280.000 personen ten opzichte van totaal aantal van 930.000 personen in armoede of sociale uitsluiting (volgens de EU 2020definitie) in 2008 (= daling met 30%). EU-SILC ADSEI, Eurostat http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Bron data Meer informatie
Personen in armoede of sociale uitsluiting op basis van samengestelde indicator, Vlaams Gewest, 2004-2009, in % van de bevolking 20 15
2004 2005 2006 2007 2008 2009
10 5
% personen inEU armoede 2020 of sociale Vlaamse uitsluiting aanscherping EU 2020 16,6 16,5 16,5 15,9 15,2 14,7
0
Streefwaarde 2020 2004
2005
2006
12,5 2007
% personen in armoede of sociale uitsluiting
10,5 2008 EU 2020
2009
Streefwaarde 2020
Vlaamse aanscherping EU 2020
Personen in armoede of sociale uitsluiting op basis van samengestelde indicator, 2004-2009, in % van de totale bevolking 2004 2005 2006 2007 2008 Vlaams Gewest 16,6 16,5 16,5 15,9 15,2 Waals Gewest 25,5 27,1 26,2 26,8 26,5 België 21,7 22,6 21,6 21,6 20,8 EU27 26* 25* 24,5 23,6 * Geschatte waarde.
2009 14,7 25,4 20,2 23,1
Tsjechië 14 Personen in armoede Vlaams Gewest 15 of sociale uitsluiting op basis van samengestelde indicator in 2009, internationale vergelijking, in % van de bevolking Nederland 15 Zweden 16 Tsjechië Finland 17 Vlaams Gewest Oostenrijk 17 Nederland Zweden Slovenië 17 Finland Luxemburg 18 Oostenrijk Denemarken 18 Slovenië Frankrijk 18 Luxemburg Slovakije 20 Denemarken Frankrijk Duitsland 20 Slovakije België 20 Duitsland Malta 20 België Verenigd KoninkrijkMalta 22 Cyprus Verenigd Koninkrijk 22 Cyprus EU27 23 EU27 Estland 23 Estland Spanje 23 Spanje Italië 25 Italië Portugal 25 Portugal Waals GewestWaals Gewest 25 Ierland Ierland 26 Griekenland Griekenland 28 Polen Polen 28 Litouwen Litouwen 30 Hongarije Letland Hongarije 30 Roemenië Letland 37 Bulgarije Roemenië 43 Bulgarije 46 0 10 20 30 40
50
Bespreking De Europese Unie stelt zich als doel om het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting in de hele EU27 tegen 2020 met 20 miljoen te verminderen. In 2008 (= referentiejaar) leefden volgens de EU 2020-definitie 120 miljoen personen in armoede of sociale uitsluiting. Het gaat om de personen met een gestandaardiseerd huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel, die leven in een gezin in ernstige materiële deprivatie en/of leven in een gezin met een zeer lage werkintensiteit. Een daling van deze groep met 20 miljoen tegen 2020 komt overeen met een daling van 17%. Als dergelijke daling (-17%) wordt toegepast op de situatie in het Vlaamse Gewest betekent dit dat het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting tegen 2020 dient te dalen met 160.000 personen op een totaal van 930.000 personen in armoede of sociale uitsluiting in 2008 (= referentiejaar). De meer ambitieuse doelstelling van de Vlaamse Regering ( -30% tegen 2020) komt overeen met een daling van het aantal armen of sociaal uitgeslotenen met 280.000 personen tegen 2020. In 2009 leefde 15% van de Vlamingen in armoede of sociale uitsluiting (volgens de brede EU 2020-definitie). Dat komt overeen met goed 900.000 personen. De laatste jaren is het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting licht gedaald. De vergelijking maken met de periode voor 2004 is moeilijk wegens een breuk in de tijdreeks. Het Vlaamse cijfer ligt duidelijk lager dan het Waalse en Belgische percentage en het EU27 gemiddelde. Vlaanderen scoort samen met Nederland na Tsjechië het best van de hele EU27.
Domein
Sociale cohesie
Indicator
% personen met een een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel na sociale transfers
Definitie
Het % personen in armoede wordt geoperationaliseerd als het percentage personen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel na sociale transfers. Deze armoederisicodrempel wordt berekend door 60% te nemen van het mediaan netto beschikbare gestandaardiseerde huishoudinkomen. Door standaardisering van het inkomen wordt rekening gehouden met de grootte en samenstelling van het huishouden. Voor België wordt gewerkt met de nationale armoederisicodrempel: 60% van het Belgische mediaaninkomen. Voor de gewesten wordt de regionale armoederisicodrempel genomen (in tegenstelling tot bij de samengestelde indicator 13): 60% van het Vlaamse respectievelijk het Waalse mediaaninkomen. Cijfers voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden niet vrijgegeven wegens de te beperkte steekproefomvang. "Elk gezin dient in 2020 ongeacht de samenstelling een inkomen te hebben dat de armoededrempel bereikt." Dit betekent dat het % personen met een getandaardiseerd huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel naar 0% moet evolueren.
Streefwaarde Pact 2020
Steefwaarde EU 2020
EU 2020-doelstelling: daling van het totaal aantal personen in armoede of sociale uitsluiting met 17%.
Vlaamse aanscherping EU 2020
Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling: daling van 30% op elk van de 3 indicatoren van de EU 2020-indicator, zonder dubbeltellingen. Inzake aantal personen onder de regionale armoederisicodrempel gaat het om een daling met 230.000 personen ten opzichte van totaal aantal van 780.000 personen onder de armoederisicodrempel in 2008. EU-SILC ADSEI, Eurostat http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2785.htm
Bron data Meer informatie
Personen met huishoudinkomen onder de regionale armoederisicodrempel, Vlaams Gewest, 2004-2009, in % van de totale bevolking 20
15
2004 2005 2006 2007 2008 2009
10
5 0
Streefwaarde2004 2020
2005
% personen onder EU 2020 de armoededrempel Vlaamse aanscherping EU 2020 12,6 13,7 13,6 13,4 12,8 11,8 2006
2007
% personen onder de armoededrempel
2008 10,5
EU 2020
2009 9
Streefwaarde 2020
Vlaamse aanscherping EU 2020
Personen met huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel, 2004-2009, in % van de totale bevolking 2004 2005 2006 2007 2008 Vlaams Gewest (regionale drempel) Waals Gewest (regionale drempel) België (nationale drempel) EU27 * Geschatte waarde.
12,6 15,3 14,3 -
13,7 14,1 14,8 16*
13,6 13,8 14,7 17*
13,4 15,1 15,2 16,7
12,8 15,4 14,7 16,5
2009 11,8 14,8 14,6 16,3
Tsjechië Nederland Slovakije Slovenië Vlaams Gewest* Tsjechië Hongarije Nederland Oostenrijk Slovakije Denemarken Slovenië Vlaams Gewest* Frankrijk Hongarije Zweden Oostenrijk Finland Denemarken Frankrijk België Zweden Ierland Finland Luxemburg België Malta Ierland Waals Gewest** Luxemburg Malta Cyprus Waals Gewest** Duitsland Cyprus EU27 Duitsland Polen EU27 Polen Verenigd Koninkrijk Italië Verenigd Koninkrijk Italië Portugal Portugal Estland Estland Griekenland Griekenland Spanje Spanje Litouwen Litouwen Bulgarije Bulgarije Roemenië Roemenië Letland Letland
9 11 met huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel Personen in 2009, 11 internationale vergelijking, in % van de totale bevolking
0
11 12 12 12 13 13 13 14 15 15 15 15 15 16 16 16 17 17 18 18 20 20 20 21 22 22 26
5
10
15
20
25
30
* Gebaseerd op de regionale Vlaamse armoederisicodrempel. ** Gebaseerd op de regionale Waalse armoederisicodrempel.
Bespreking De Vlaamse Regering benadrukt in haar vertaling van de EU 2020-doelstelling over armoede dat het moet gaan om een daling van 30% op elk van de 3 indicatoren (personen onder de armoederisicodrempel, personen in een ernstig materieel gedepriveerd gezin en personen in een gezin met zeer lage werkintensiteit), zonder dubbeltellingen. Als gekeken wordt naar de personen met een huishoudinkomen onder de Vlaamse regionale armoederisicodrempel, gaat het in Vlaanderen in 2009 om ongeveer 730.000. Dat komt overeen met 12% van de totale bevolking. Een daling van 17% tegenover referentiejaar 2008 (EU 2020-doelstelling) komt overeen met een daling met 130.000 personen in armoede tegen 2020, een daling van 30% (Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling) impliceert een daling met 230.000 personen in armoede tegen 2020. Tegenover 2005 is het aantal Vlamingen onder de regionale armoederisicodrempel licht gedaald. De vergelijking maken met de periode voor 2004 is moeilijk wegens een breuk in de tijdreeks. Het Vlaamse armoedecijfer lag in 2009 duidelijk lager dan het Waalse en Belgische percentage en het EU27-gemiddelde. Vlaanderen deelt met Hongarije en Oostenrijk de 5de plaats in de Europese rangschikking na Tsjechië, Nederland, Slovakije en Slovenië. Het is opvallend dat verschillende Oost- en Centraal-Europese landen niet beduidend slechter scoren dan de West- en NoordEuropese landen, terwijl de levensstandaard in die eerste groep landen toch lager ligt. Dat heeft te maken met het feit dat het gaat om een relatieve armoededrempel die verschilt van land tot land. Men gaat er van uit dat een minimaal aanvaardbare levensstandaard – en dus ook de armoededrempel – sterk afhankelijk is van de sociaaleconomische ontwikkelingen van elk land afzonderlijk.
Domein
Sociale cohesie
Indicator
% personen dat leeft in een ernstig materieel gedepriveerd gezin
Definitie
Het % personen dat leeft in een ernstig materieel gedepriveerd gezin is het percentage personen dat leeft in een gezin dat minstes 4 items mist uit een lijst van 9 items omwille van financiële redenen. Deze 9 items zijn: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees of kip om de 2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningen voor huur/hypotheek en nutsvoorzieningen kunnen betalen, het huis degelijk kunnen verwarmen, beperkte onverwachte financiële uitgave kunnen doen. In 2020 ligt het aandeel inwoners dat leeft in armoede of geconfronteerd wordt met sociale uitsluiting laag in vergelijking met de best presterende EU27-landen.
Streefwaarde Pact 2020
Steefwaarde EU 2020
EU 2020-doelstelling: daling van het totaal aantal personen in armoede of sociale uitsluiting met 17%.
Vlaamse aanscherping EU 2020
Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling: daling van 30% op elk van de 3 indicatoren van de EU 2020-indicator, zonder dubbeltellingen. Inzake aantal personen in een ernstig materieel gedepriveerd gezin gaat het om een daling met 50.000 personen ten opzichte van totaal aantal van 170.000 personen in ernstige materiële deprivatie in 2008.
Bron data Meer informatie
EU-SILC ADSEI, Eurostat http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Personen in ernstig materieel gedepriveerd gezin, Vlaams Gewest, 2004-2009, in % van de totale bevolking 5 4
2004 2005 2006 2007 2008 2009
3 2 1
0
Streefwaarde2004 2020
2005
% personen inEUgedepriveerd 2020 Vlaamse gezin aanscherping EU 2020 2,2 2,6 2,9 2,0 2,7 2,1 2006
% personen in gedepriveerd gezin
2007
2008 2,2 EU 2020
2009 1,9
Streefwaarde 2020
Vlaamse aanscherping EU 2020
Personen in een ernstig materieel gedepriveerd gezin, 2004-2009, in % van de totale bevolking 2004 2005 2006 2007 Vlaams Gewest 2,2 2,6 2,9 2,0 Waals Gewest 6,4 9,8 9,2 9,1 België 4,8 6,5 6,4 5,7 EU27 11* 10* 9,1 * Geschatte waarde.
2008 2,7 7,6 5,6 8,4
2009 2,1 7,3 5,2 8,1
Luxemburg Nederland Vlaams Gewest Zweden Denemarken Luxemburg Finland Nederland VerenigdVlaams Koninkrijk Gewest Zweden Spanje Denemarken Malta Finland Oostenrijk Verenigd Koninkrijk België Spanje Malta Duitsland Oostenrijk Frankrijk België Tsjechië Duitsland Ierland Frankrijk Slovenië Tsjechië Ierland Estland Slovenië Italië Estland Waals Gewest Italië Cyprus Waals Gewest Cyprus EU27 EU27 Portugal Portugal Griekenland Griekenland Slovakije Slovakije Polen Polen Litouwen Litouwen Hongarije Hongarije Letland Letland Roemenië Roemenië Bulgarije Bulgarije
0
1 1 Personen in ernstig materieel gedepriveerd gezin in 2009, 2 internationale vergelijking, in % van de totale bevolking 2 2 3 3 4 5 5 5 5 6 6 6 6 6 7 7 8 8 9 11 11 15 15 21 22 32 42 5
10
15
20
25
30
35
40
45
Bespreking De Vlaamse Regering benadrukt in haar vertaling van de EU 2020-doelstelling over armoede dat het moet gaan om een daling van 30% op elk van de 3 indicatoren (personen onder de armoederisicodrempel, personen in een ernstig materieel gedepriveerd gezin en personen in een gezin met lage werkintensiteit), zonder dubbeltellingen. Als gekeken wordt naar de personen in een ernstig materieel depriveerd gezin gaat het in Vlaanderen in 2009 om ongeveer 130.000. Dat komt overeen met 2% van de totale bevolking. Een daling van 17% tegenover referentiejaar 2008 (EU 2020-doelstelling) komt overeen met een daling met 30.000 personen in ernstige materiële deprivatie tegen 2020, een daling van 30% (Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling) impliceert een daling met 50.000 personen tegen 2020. Sinds 2004 fluctureert het aantal Vlamingen in ernstige materiële deprivatie tussen 2% en 3%. De vergelijking maken met de periode voor 2004 is moeilijk wegens een breuk in de tijdreeks. Het Vlaamse cijfer lag in 2009 duidelijk lager dan het Waalse en Belgische percentage en het EU27-gemiddelde. Vlaanderen haalt samen met Zweden en Denemarken de 3de plaats in de Europese rangschikking na Luxemburg en Nederland. In tegenstelling tot bij de armoederisicopercentages (zie indicator 14) scoren de West- en Noord-Europese landen nu wel duidelijk beter dan de Oost-Europese landen. Enkel Tsjechië, Slovenië en Estland halen de middenmoot.
Domein Indicator
Sociale cohesie % personen tot 60 jaar dat leeft in gezin met zeer lage werkintensiteit Het % personen dat leeft in een gezin met zeer lage werkintensiteit is het percentage personen dat niet ouder is dan 59 jaar en leeft in een gezin waarvan de totale werkintensiteit lager ligt dan 0,20. De werkintensiteit is de verhouding van het aantal gewerkte maanden door alle leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar op het aantal maanden dat alle leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar zouden kunnen werken. In 2020 ligt het aandeel inwoners dat leeft in armoede of geconfronteerd wordt met sociale uitsluiting laag in vergelijking met de best presterende EU27landen.
Definitie
Streefwaarde Pact 2020
Steefwaarde EU 2020
EU 2020-doelstelling: daling van het totaal aantal personen in armoede of sociale uitsluiting met 17%.
Vlaamse aanscherping EU 2020
Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling: daling van 30% op elk van de 3 indicatoren van de EU 2020-indicator, zonder dubbeltellingen. Inzake aantal personen in gezin met zeer lage werkintensiteit gaat het om een daling met 110.000 personen ten opzichte van totaal aantal van 360.000 personen in een gezin met lage werkintensiteit in 2008. EU-SILC ADSEI, Eurostat http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Bron data Meer informatie
Personen tot 60 jaar in gezin met zeer lage werkintensiteit, Vlaams Gewest, 2004-2009, in % van de totale bevolking 12 10
2004 2005 2006 2007 2008 2009
8 6
4 2
% personen inEUgezin 2020met lage Vlaamse werkintensiteit aanscherping EU 2020 10,4 10,1 9,7 9,9 7,7 8,1
0
Streefwaarde 2020 2004
2005
2006
2007
% personen in gezin met lage werkintensiteit
6,4
2008
EU 2020
5,4
2009
Streefwaarde 2020
Vlaamse aanscherping EU 2020
Personen in gezin met zeer lage werkintensiteit, 2004-2009, in % van de bevolking tot 60 jaar 2004 2005 2006 2007 Vlaams Gewest 10,4 10,1 9,7 9,9 Waals Gewest 18,4 19,7 19,3 17,5 België 14,7 15,1 14,3 13,8 EU27 10* 10* 9,7 * Geschatte waarde.
2008 7,7 15,7 11,7 9,0
2009 8,1 17,3 12,4 9,0
Cyprus 4 Estland 6 60 jaar in een gezin met zeer lage werkintensiteit in 2009, internationale Personen tot vergelijking, in % van de totale bevolking Slovenië 6 Slovakije 6 Tsjechië 6 Cyprus Zweden 6 Estland Luxemburg Slovenië 6 Griekenland Slovakije 7 Tsjechië Letland 7 Zweden Bulgarije Luxemburg 7 Litouwen Griekenland 7 Letland Polen 7 Bulgarije Portugal 7 Litouwen Spanje 7 Polen Oostenrijk 7 Portugal Vlaams GewestSpanje 8 Roemenië Oostenrijk 8 Finland Vlaams Gewest 8 Roemenië Frankrijk 8 Finland Nederland Frankrijk 8 Nederland Malta 8 Malta Denemarken 9 Denemarken Italië 9 Italië EU27 9 EU27 Duitsland Duitsland 11 Hongarije Hongarije 11 België België 12 Verenigd Koninkrijk Verenigd Waals Koninkrijk 13 Gewest Waals Gewest Ierland 17 Ierland 20 0
5
10
15
20
25
Bespreking De Vlaamse Regering benadrukt in haar vertaling van de EU 2020-doelstelling over armoede dat het moet gaan om een daling van 30% op elk van de 3 indicatoren (personen onder de armoederisicodrempel, personen in een ernstig materieel gedepriveerd gezin en personen in een gezin met lage werkintensiteit), zonder dubbeltellingen. Als gekeken wordt naar de personen in een gezin met lage werkintensiteit gaat het in Vlaanderen in 2009 om ongeveer 380.000. Dat komt overeen met 8% van de bevolking tot 60 jaar. Een daling van 17% tegenover referentiejaar 2008 (EU 2020-doelstelling) komt overeen met een daling met 60.000 personen in gezin met zeer lage werkintensiteit tegen 2020, een daling van 30% (Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling) impliceert een daling met 110.000 personen tegen 2020. Tegenover de periode 2004-2007 is het aantal Vlamingen in een gezin met zeer lage werkintenstiteit in de periode 2008-2009 licht gedaald. De vergelijking maken met de periode voor 2004 is moeilijk wegens een breuk in de tijdreeks. Het Vlaamse cijfer lag in 2009 lager dan het Waalse en Belgische percentage en het EU27gemiddelde. Maar Vlaanderen haalt in tegenstelling tot bij de andere armoede-indicatoren nu niet de top maar slechts de middenmoot in de Europese rangschikking.
Domein
Sociale cohesie
Indicator
% kinderen met met een een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel na sociale transfers Het % kinderen in armoede wordt geoperationaliseerd als het percentage personen van 0 tot 17 jaar met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel na sociale transfers. Deze armoederisicodrempel wordt berekend door 60% te nemen van het mediaan netto beschikbare gestandaardiseerde huishoudinkomen. Door standaardisering van het inkomen wordt rekening gehouden met de grootte en samenstelling van het huishouden. Voor België wordt gewerkt met de nationale armoederisicodrempel: 60% van het Belgische mediaaninkomen. Voor de gewesten wordt de regionale armoederisicodrempel genomen: 60% van het Vlaamse respectievelijk het Waalse mediaaninkomen. Cijfers voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden niet vrijgegeven wegens de te beperkte steekproefomvang. In 2020 is er een duidelijk resultaat merkbaar van een intensieve bestrijding van armoede en sociale uitsluiting op meerdere gebieden. Het betreft resultaten van investeringen in sociale woningen, onderwijs en opleiding van kansengroepen, ziektepreventie bij kansengroepen… Die inspanningen resulteren o.m. in een halvering van het aantal kinderen dat geboren wordt in armoede (is niet gelijk aan aantal kinderen dat leeft in armoede). Algemene EU 2020-doelstelling: daling van het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting met 17%.
Definitie
Streefwaarde Pact 2020
Steefwaarde EU 2020 Vlaamse aanscherping EU 2020
Vlaamse aanscherping van de EU 2020-doelstelling: daling van het aantal kinderen onder de regionale armoederisicodrempel met 75.000 ten opzichte van totaal aantal van 150.000 kinderen onder de regionale armoederisicodrempel in 2008 (= daling met 50%). EU-SILC ADSEI, Eurostat http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2785.htm
Bron data Meer informatie
Personen van 0 tot 17 jaar met huishoudinkomen onder de regionale armoederisicodrempel, Vlaams Gewest, 2004-2009, in % van de totale bevolking van 0 tot 17 20
15
2004 2005 2006 2007 2008 2009
10
5
% personen EU van2020 0 tot 17 Vlaamse jaar onder aanscherping de armoededrempel EU 2020 11,6 14,1 11,3 14,2 12,2 11,4
Streefwaarde 2020 0 2004
10 2005
2006
2007
6
2008
% personen van 0 tot 17 jaar onder de armoededrempel
2009
EU 2020
Streefwaarde 2020 Vlaamse aanscherping EU 2020
Personen van 0 tot 17 jaar met huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel, 2004-2009, in % van de totale bevolking van 0 tot 17 jaar Vlaams Gewest (regionale drempel) Waals Gewest (regionale drempel) België (nationale drempel) EU27 * Geschatte waarde.
2004
2005
2006
2007
2008
2009
11,6 17,4 15,9 -
14,1 16,8 18,1 19*
11,3 14,3 15,2 19*
14,2 17,1 17,0 20,0
12,2 19,9 17,1 20,3
11,4 18,8 16,6 19,9
Vlaams Gewest* 11 Personen van Denemarken 110 tot 17 jaar met huishoudinkomen onder de armoededrempel, in 2009, internationale vergelijking, in % van de totale bevolking van 0 tot 17 jaar Slovenië 11 Cyprus 12 FinlandVlaams Gewest* 12 Tsjechië Denemarken 13 Oostenrijk Slovenië 13 Cyprus Zweden 13 Finland Bulgarije 15 Tsjechië Duitsland Oostenrijk 15 Nederland Zweden 15 Bulgarije België 17 Duitsland Frankrijk Nederland 17 België Slovakije 17 Frankrijk Ierland 19 Slovakije Waals Gewest** 19 Ierland EU27 Waals Gewest** 20 EU27 Estland 21 Estland Hongarije Hongarije 21 Malta 21 Malta Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk 21 Luxemburg Luxemburg 22 Polen Polen 23 Portugal Griekenland Portugal 23 Griekenland Spanje 24 Italië Spanje 24 Litouwen Letland Italië 24 Litouwen Roemenië 24 Letland 26 5 0 10 15 20 25 30 Roemenië 33
35
* Gebaseerd op de regionale Vlaamse armoededrempel. ** Gebaseerd op de regionale Waalse armoededrempel.
Bespreking De Vlaamse Regering legt in haar vertaling van de EU 2020-doelstelling sterk de nadruk op de reductie van de kinderarmoede. Er is sprake van een halvering van het aantal kinderen dat leeft in armoede. Dat is een pak ambitieuzer dan de algemene EU 2020-doelstelling om de armoede in de totale bevolking met 17% te verlagen tegen 2020. In 2009 leefde 11% van de Vlamingen tussen 0 en 17 jaar in een huishouden dat moet rondkomen met een inkomen onder de Vlaamse regionale armoederisicodrempel. Dat komt overeen met ongeveer 140.000 personen. Een halvering van het aantal kinderen in armoede komt overeen met een daling met 75.000 kinderen in armoede tegen 2020 (met 2008 als referentiejaar). Het percentage kinderen in armoede schommelt in Vlaanderen de laatste jaren tussen 11% en 14%. De vergelijking maken met de periode voor 2004 is moeilijk wegens een breuk in de tijdreeks. Op vlak van kinderarmoede scoort Vlaanderen zeer goed in de Europese Unie en duidelijk beter dan het Waalse Gewest en België in zijn geheel. Vlaanderen voert samen met Denemarken en Slovenië de Europese rangschikking aan.
Domein
Sociale cohesie
Indicator
% personen in een huishouden met achterstallige betalingen voor hypotheek/huur, nutsvoorzieningen of leningen
Definitie
Percentage personen dat leeft in een huishouden met minstens 1 achterstallige betaling inzake hypotheek/huur, nutsvoorzieningen (gas, elektriciteit, water) en leningen (aankopen op afbetaling of andere leningen) tijdens het afgelopen jaar
Streefwaarde Pact 2020 Steefwaarde EU 2020 Vlaamse aanscherping EU 2020 Bron data Meer informatie
-
EU-SILC ADSEI, Eurostat http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Personen in huishouden met achterstallige betalingen, Vlaams Gewest, 2004-2009, in % van de totale bevolking 6
% personen onder de armoededrempel 2004 4,8 2005 4,5 2006 4,7 2007 4,1 2008 4,8 2009 4,5
4
2
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
Personen in huishouden met achterstallige betalingen, 2004-2009, in % van de totale bevolking 2004 2005 2006 2007 2008 Vlaams Gewest 4,8 4,5 4,7 4,1 4,8 Waals Gewest 9,4 10,4 9,0 8,2 9,6 België 7,2 7,5 6,9 6,1 6,9 EU27 11,0* 10,6* 9,9 10,3 * Geschatte waarde.
2009 4,5 10,8 7,3 11,6
Luxemburg Nederland Vlaams Gewest Denemarken Duitsland Luxemburg Tsjechië Nederland Zweden Vlaams Gewest Denemarken België Oostenrijk Duitsland Tsjechië Verenigd Koninkrijk* Zweden Malta België Oostenrijk Portugal Verenigd Koninkrijk* Spanje Malta Litouwen Portugal Waals Gewest Spanje Finland Litouwen Frankrijk Waals Gewest Finland Estland Frankrijk EU27 Estland Italië EU27 Italië Slovakije Slovakije Ierland Ierland Polen Polen Slovenië Slovenië Cyprus Cyprus Letland Letland Hongarije Hongarije Roemenië Roemenië Griekenland Griekenland Bulgarije Bulgarije
0
4 4Personen in huishouden met achterstallige betalingen 5 internationale vergelijking, in % van de totale bevolking in 2009, 6 6 6 7 7 7 7 8 9 10 10 11 11 11 12 12 13 13 14 14 18 21 22 22 27 29 35 5
10
15
20
25
30
35
40
* Cijfers voor 2008.
Bespreking In de EU-SILC wordt jaarlijks gevraagd naar achterstallige betalingen voor huur of hypotheek, elektriciteit, water of gas of aankopen op afbetaling of een andere lening. In 2009 leefde bijna 5% van de Vlamingen in een gezin met minstens 1 achterstallige betaling in het afgelopen jaar. Dat komt overeen met ongeveer 270.000 personen. Het percentage personen in een huishouden met achterstallen is de laatste jaren nagenoeg onveranderd gebleven. In tegenstelling tot de cijfers van de Centrale voor Krediet aan Particulieren van de Nationale Bank over het aantal geregistreerde personen met betalingsachterstand wordt hier niet alleen rekening gehouden met kredieten maar ook met andere mogelijke schulden (achterstallige betalingen voor huur, nutsvoorzieningen, aankopen op afbetaling...). In vergelijking met de andere Europese landen blijft het aandeel personen met betalingsproblemen in Vlaanderen vrij beperkt. Enkel Luxemburg en Nederland scoren nog iets beter dan Vlaanderen.