In de startblokken Nederlands voor Duitstaligen
Docentenhandleiding Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2009
c
Deze docentenhandleiding hoort bij In de startblokken – Nederlands voor Duitstaligen van Berna de Boer, Margaret van der Kamp en Birgit Lijmbach
© 2009 Uitgeverij Coutinho b.v. Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum
[email protected] www.coutinho.nl Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN 978 90 469 0146 5 NUR 624 u i t g e v e r ij coutinho
c
Inhoud
Inleiding
4
Hoofdstukken – opmerkingen en suggesties
1 Welkom
9
2 In de kantine
9
3 In het café
9
4 Op straat
11
5 Op de markt
12
6 In een restaurant
13
7 In een kledingzaak
14
8 Bij een makelaar
14
9 Bij de huisarts
16
10 Bij de fietsenmaker
17
11 Op een verjaardag
19
12 Naar de evenementenhal
19
13 Bij vrienden
21
14 Met de trein
21
15 In de trein
21
16 Naar de bioscoop
22
17 Met de helpdesk
22
18 Bij de politie
22
Kopieerbladen
24
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 3/37
Inleiding Doel De methode beoogt om de student een basis in het Nederlands bij te brengen wat betreft vocabulaire, grammatica en taalfuncties. In termen van het Europees referentiekader ontwikkelt de student een taalvaardigheid tot niveau A2. Het taalaanbod en de opdrachten passen bij de vaardigheden die horen bij niveau A1 en A2.
Doelgroep In de startblokken is gemaakt voor hoogopgeleide anderstaligen met Duits als moedertaal. Het is een snelle basismethode die aansluit bij de belangstellingssfeer van studenten en andere jongeren. Deze methode is nadrukkelijk geen zelfstudiemethode. Zo zijn wij bij de spreekopdrachten steeds van een groep uitgegaan en de grammaticale onderwerpen vragen om een toelichting van een docent.
Ontstaansgeschiedenis De laatste jaren komen steeds meer Duitse studenten in Nederland een opleiding volgen aan de universiteit of het hbo. Zij krijgen in de zomer een intensieve cursus Nederlands als voorbereiding op het Staatsexamen NT2-II, de voorwaarde om te worden toegelaten tot een Nederlandstalige hbo- of universitaire opleiding. In Groningen is er een introductiecursus van een week voor de studenten die nog geen kennis van het Nederlands hebben. Het materiaal dat we in deze week gebruikten, voldeed niet meer en was sinds 2007 ook niet langer leverbaar. Om die leemte te vullen, hebben we in de loop van 2008 In de startblokken ontwikkeld.
Praktijk In het voorjaar en de zomer van 2008 is In de startblokken getest door ongeveer 350 Duitse aspirant-studenten aan het Talencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen, het Taalcoördinatiepunt Enschede, de Stenden hogeschool in Emmen en de Hanzehogeschool Groningen. Daarnaast is de methode getest met andere, vergelijkbare studenten, namelijk een groep cursisten van de Volkshochschule, groepen cursisten van een (niet-intensieve) avondcursus aan het Talencentrum en twee groepen Duitse docenten die een opleiding tot leraar Nederlands volgen. Ook in enkele individuele taaltrainingen is de methode (met succes) getest. Naar aanleiding van onze eigen ervaringen – we zijn namelijk alle drie docent aan het Talencentrum in Groningen – en opmerkingen van de studenten en andere docenten, hebben we de methode aangepast.
Materiaal De methode bestaat uit een boek met bijgeleverde cd waarop de dialogen en uitspraakoefeningen zijn opgenomen, een docentenhandleiding en een website. De website van het boek biedt extra mogelijkheden tot oefenen en bevat een toetsenbank.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 4/44
Tijdsinvestering De tijdsinvestering die nodig is om het boek door te werken is afhankelijk van het aantal zelfstudie-uren. Het boek kan, bij een hoog tempo, in twintig contacturen doorgewerkt worden. Daarnaast moet de student nog zeker twintig uur aan zelfstudieopdrachten besteden, exclusief de oefeningen op de website. In een situatie waarin minder tijd aan zelfstudie besteed wordt, zijn er dertig tot veertig contacturen nodig voor het doorwerken van het boek.
Didactische achtergrond Een taal leren is een actief en interactief proces waarbij de docent een begeleidende en sturende rol speelt. Het actieve proces moet bij de student plaatsvinden, die de aangeboden stof verwerkt en toepast in zowel de lesomgeving als daarbuiten. Het interactieve proces vindt plaats in de onderwijssetting, waarin studenten de taal met elkaar gebruiken en van elkaar leren. In de startblokken biedt studenten en docenten de mogelijkheid om deze actieve en interactieve processen gestalte te geven door middel van zinvol taalaanbod en communicatieve oefeningen waarbij ook aandacht is voor de correctheid. Met In de startblokken verwerft de student die vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen functioneren in een Nederlandstalige omgeving. Dat betekent dat er in de lessen veel aandacht voor communicatie is, maar ook voor de verbetering van de vorm. Een goed bedoelde uiting in een grammaticaal kromme vorm kan immers leiden tot communicatiestoringen en misverstanden en daardoor de verdere ontwikkeling van de taalvaardigheid belemmeren. Een ander argument om gerichte aandacht aan de vorm te besteden is dat eenmaal ingeslopen slechte taalgewoontes in een later stadium van het leerproces lastig te corrigeren zijn. In de startblokken biedt mogelijkheden voor de autonome leerder. Het is echter geen zelfstudieboek, maar het vergt wel een grote activiteit van de leerder. In elke les staan minimaal twee opdrachten waarbij samengewerkt dient te worden met medestudenten. Ook vormoefeningen zijn heel goed met andere studenten te maken. Op deze manier denken studenten bewust na over bepaalde vormen en het gebruik daarvan. Bovendien biedt samenwerking de studenten weer een extra gelegenheid om Nederlands te spreken. En zeker niet onbelangrijk: uit onderzoek is gebleken dat het uitleggen van te verwerven lesstof zeer leerzaam is, zowel voor de student die het uitlegt als voor de student aan wie wordt uitgelegd. Wij vinden het belangrijk dat een student als zelfstandig leerder benaderd wordt. Dit betekent dat het voor de leerder steeds duidelijk is waarom gekozen is voor bepaalde oefenvormen en wat het uiteindelijke doel is van de onderdelen van de cursus. Het is aan de docent de verbinding toe te lichten tussen de cursus (met alle onderdelen die soms los lijken te staan) en de praktijk, de dagelijkse omgeving waarin in het Nederlands wordt gecommuniceerd. Bij zelfstandig leren hoort ook het reflecteren op het eigen leerproces. Omdat In de startblokken een snelle beginnersmethode is, hebben we niet na ieder hoofdstuk reflectiemomenten opgenomen. Reflectiemomenten zijn enerzijds de toetsen na hoofdstuk 10 en aan het eind van de methode en anderzijds de can do-statements van niveau A2 van het Europees Referentiekader in bijlage 1.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 5/44
Opzet van de hoofdstukken In de startblokken bestaat uit achttien hoofdstukken. Ieder hoofdstuk bestaat uit een dialoog en een woordenlijst met een vertaling in het Duits, taalfuncties en grammaticale constructies uit de dialoog en steeds vier opdrachten: twee min of meer gesloten en twee open opdrachten om te oefenen met taalfuncties en grammaticale constructies. Alle even genummerde hoofdstukken bevatten uitspraakoefeningen die ook op de cd staan.
Dialogen De dialogen sluiten op elkaar aan door terugkerende personen. In elke dialoog bevinden twee (soms drie) personen zich in een bepaalde situatie. In de volgende dialoog komt een van deze personen terug, maar dan in een andere situatie met een ander persoon. Die toegevoegde persoon komt dan in de volgende dialoog weer terug met weer een volgend persoon, enzovoort. Deze opeenvolging van personen en situaties maakt het mogelijk in slechts achttien hoofdstukken diverse personen en situaties, en de daarbij horende taalfuncties, woordenschat en grammaticale vormen, te presenteren. De dialogen in In de startblokken lenen zich goed om vragen over te stellen nadat de studenten naar de tekst geluisterd hebben. Vragen die de docent bij hoofdstuk 1 kan stellen, zijn bijvoorbeeld: 1 Waar zijn Silke en Timo? 2 Wat is de achternaam van Silke? 3 Uit welk land komt Timo? Als een vraag niet duidelijk is, kan de docent de vraag duidelijk maken door voorbeeldzinnen te geven die aansluiten bij de situatie van de studenten. Bij de bovenstaande vragen kan dat bijvoorbeeld zijn: 1 Jij bent in Groningen, in de cursus Nederlands. 2 Mijn achternaam is… (de docent kan voornaam en achternaam op het bord schrijven) 3 De docent kan zeggen: Ik kom uit Nederland, kom jij ook uit Nederland? En Timo? In een later stadium kan de docent de studenten om de beurt vragen iets te vertellen over de situatie in de tekst.
Woorden(lijst) Elk hoofdstuk begint met een dialoog, waaronder een woordenlijst is opgenomen. De woordenlijst sluit direct aan bij de tekst. Dat houdt in dat de woorden in de volgorde staan waarin ze in de tekst voorkomen. Van werkwoorden is de vorm opgenomen die in de tekst voorkomt met de infinitief tussen haakjes. We hebben ervoor gekozen de infinitief tussen haakjes op te nemen omdat het beginnende leerders betreft die nog een woordbeeld moeten ontwikkelen. Voor docenten die liever de studenten zelf de infinitief laten afleiden is de woordenlijst als Word-bestand beschikbaar via de website bij het boek (www.coutinho.nl/ indestartblokken). Bij de substantieven is het lidwoord opgenomen. Als dit afwijkt van het Duits, is het lidwoord gemarkeerd. De woordenlijsten en het register (bijlage 6) hebben geen woordenboekfunctie. Daarom zijn er geen meervouden opgenomen. In het register staan de woorden op alfabetische volgorde met het nummer van het hoofdstuk waarin ze voor de eerste keer voorkomen. Van de werkwoorden zijn in het register alleen de infinitieven opgenomen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 6/44
In de oefeningen zijn alleen woorden opgenomen die de studenten kennen van vorige hoofdstukken. Hierdoor kunnen zij zich op de oefeningen concentreren en hebben ze geen woordenboek nodig om de oefeningen te begrijpen. In totaal worden ruim 1000 woorden aangeboden.
Taalfuncties In elk hoofdstuk wordt specifieke aandacht besteed aan een taalfunctie, een activiteit waarvoor een bepaald idioom wordt gebruikt, zoals begroeten of bedanken. We zijn met de keuze van de taalhandelingen uitgegaan van de meest voorkomende situaties waarin iemand die naar een ander land verhuist, terecht komt. Uiteraard is het niet mogelijk altijd het gehele aanbod aan varianten te bieden. Bij begroetingen bijvoorbeeld zijn veel varianten plaatselijk bepaald of voor een bepaalde groep in de mode. Het is aan de docent hierop te letten en eventueel uitbreiding aan te bieden.
Grammatica Per hoofdstuk staan een of twee grammaticale onderwerpen centraal. Steeds wordt de grammaticale constructie geïntroduceerd door een aantal voorbeeldzinnen met de betreffende constructie uit de dialoog. Hierbij is het verschijnsel waar de aandacht naar uit moet gaan in paars gedrukt. De docent kan de studenten het verschijnsel laten benoemen en geeft extra uitleg. In de hoofdstukken is er dus geen expliciete uitleg gegeven. Achterin het boek is een bijlage opgenomen waarin wel expliciete grammaticale uitleg staat. Die uitleg wordt geïllustreerd met nieuwe voorbeelden. Deze bijlage dient als (beperkt) naslagwerk. Waar dat relevant is, staan overzichten en schema’s onder de voorbeeldzinnen, zoals bij het personaal pronomen en de vervoeging van de modale werkwoorden. Bij ieder grammaticaal onderwerp zijn steeds twee oefeningen opgenomen, een min of meer gesloten oefening om de constructie te oefenen en een open spreekoefening waarbij de student gedwongen wordt de betreffende constructie te gebruiken.
Spreken Het zwaartepunt van deze methode is de vaardigheid de taal ook daadwerkelijk te gebruiken in de meest voorkomende situaties. Het begrijpen van bijvoorbeeld grammaticale constructies is voor ons een startpunt in het leerproces, namelijk het punt waarop je kunt beginnen met het toepassen van de taal in reële situaties. Het spreekt dan ook voor zich dat we in dit boek een ruim aanbod aan spreekopdrachten aanbieden. Vaak staat in deze docentenhandleiding ook nog een variant van een opdracht gegeven, die als vervangende, maar ook als extra oefening kan worden gedaan. We vinden het erg belangrijk dat de studenten in de les veel spreken. Veel grammaticaoefeningen zijn zo ontworpen dat de oefening in tweetallen uitgevoerd moet worden, waarbij communicatie over de oefening noodzakelijk is. Ook dit valt naar onze mening onder spreekvaardigheid en is daarmee een goede oefening.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 7/44
Uitspraak Ieder tweede hoofdstuk bevat uitspraakoefeningen met woorden uit het betreffende hoofdstuk of vorige hoofdstukken. We hebben gekozen voor de klanken die naar onze ervaring het lastigst zijn voor Duitstaligen. We pretenderen hiermee niet een logopedische begeleiding aan te bieden. De uitspraakoefeningen dienen eerder als eye-opener (de student kan geschreven taal en klanken vergelijken) en als bewustwordingsoefening voor uitspraak van bepaalde klanken. In de spreekoefeningen gaat de aandacht steeds uit naar de woorden, zinnen en taalfuncties, bij de uitspraakoefeningen is expliciet aandacht voor de klanken.
Schrijfopdrachten De hoofdstukken 4, 8, 12, 14 en 18 bevatten schrijfopdrachten die aansluiten bij het onderwerp van het hoofdstuk qua vocabulaire en taalfunctie(s). De ervaring leert dat vroeg beginnen met schrijfopdrachten op een later moment betere teksten oplevert wat betreft spelling, woordkeus, grammatica en interpunctie.
Spelling We hebben ervoor gekozen geen expliciete aandacht aan spelling te schenken, maar om dit af te laten hangen van de vragen van studenten en de deskundigheid van docenten. Te vroege aandacht voor spelling heeft ons geleerd dat studenten zich dan vaak overmatig richten op de vorm. Een ander probleem is dat studenten dan spelling moeten aanleren op basis van woorden die nog onbekend zijn, wat vaak tot verwarrende discussies leidt. We hebben de ervaring dat studenten door het lezen en herhaaldelijk zien van woorden en bepaalde lettercombinaties in de loop van de cursus ideeën opbouwen over de spelling. Wanneer de docent aan het eind van de beginnerscursus aandacht besteedt aan spelling, is er ruimte voor toetsing van die opgebouwde ideeën en vermoedens. De studenten kunnen de theorie dan beter plaatsen dan wanneer ze zich de spellingregels vanuit het niets eigen proberen maken. Op de website staan oefeningen voor studenten die verder willen oefenen met de spelling.
Toetsen Op de website is een toetsenbank beschikbaar waar docenten uit kunnen putten om eigen toetsen samen te stellen. Zo kan een docent die wil toetsen of studenten de taalfuncties van hoofdstuk 1 tot en met 10 beheersen bijvoorbeeld een toets maken die uitsluitend uit taalfuncties bestaat. De docent kan daarbij ook zelf de normering vaststellen. Er zijn echter ook twee kant-en-klare toetsen opgenomen na hoofdstuk 10 en na hoofdstuk 18. Heeft u nog vragen, tips of opmerkingen over In de startblokken, dan horen wij die graag. U kunt deze via het onderdeel Contact op de website aan ons laten weten. Voorjaar 2009, Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 8/44
Hoofdstukken – opmerkingen en suggesties Hieronder staan per hoofdstuk en soms per opdracht instructies, varianten van oefeningen en suggesties voor extra oefeningen. Ook lichten we gemaakte keuzes toe.
Hoofdstuk 1 Bij de bespreking van werkwoorden in het presens zijn hebben en zijn opgenomen als onregelmatige vormen. Gaan is niet in dit rijtje opgenomen omdat de onregelmatigheid niet de vorm maar de spelling betreft (bij de 2e en 3e persoon geen stam + t). Afscheid nemen Voor studenten is het verschil tussen tot straks / tot zo en tot gauw niet vanzelfsprekend. Het is daarom zinvol om te wijzen op de tijdsduur bij tot straks en tot zo en de hoop die uit tot gauw spreekt.
Opdracht 4 Varianten Ga op alfabetische volgorde van je straatnaam of van je geboorteplaats staan.
Hoofdstuk 2 Het pijltje bij Vandaag is het donderdag. (dagen, maanden, seizoenen) betekent dat dit het referentiepunt is.
Hoofdstuk 3 In de dialoog staat een aantal diminutieven. Er is niet voor gekozen om de vorming van diminutieven op te nemen als grammaticaal onderwerp omdat de ervaring ons heeft geleerd dat dit niet problematisch is. In de grammaticabijlage wordt summier ingegaan op de vorming van diminutieven. Wanneer de docent er toch graag iets mee wil doen, zou hij/zij de studenten bijvoorbeeld objecten in het lokaal in diminutiefvorm kunnen laten benoemen.
Opdracht 9 Instructie Denk niet te lang, kies bij elk woord de of het. Controleer dan je antwoorden met de woordenlijst. Noteer de woorden die je niet goed had met het juiste lidwoord. Door deze opdracht willen we de student laten ervaren dat ze taalintuïtie hebben, dat sommige combinaties natuurlijk klinken. We willen ze hier laten zien dat deze intuïties bruikbaar kunnen zijn.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 9/44
Opdracht 10 Laat deze opdracht in tweetallen doen. De studenten lezen om de beurt een zin. Eventueel kan de opdracht herhaald worden. Het gaat erom dat de studenten ervaren dat de structuur / het ritme van de zin hetzelfde is als in het Duits.
Opdracht 11 Stimuleer goede studenten zo veel mogelijk te veranderen. Zwakkere studenten kunnen zich veilig bij de tekst houden.
Opdracht 12 Het is de bedoeling dat de studenten variëren in wat ze bestellen en hoe ze bestellen. Bijvoorbeeld als de eerste student vraagt: Mag ik… dan moet de tweede student bijvoorbeeld vragen: Ik wil graag … of ... alstublieft. Variant Ik ga naar de kroeg en ik bestel… (als twee mensen een biertje bestellen, mag dat bij elkaar worden opgeteld).
Extra oefening bij hoofdstuk 3 Lees de tekst van de dialoog rustig voor, maar verander soms iets, zonder daarbij te veel nadruk op de verandering te leggen. De studenten onderstrepen in de tekst de woorden / zinnen die afwijken van wat gezegd wordt. Gecursiveerde woorden in de tekst hieronder zijn anders dan in de tekst in het boek. Tina viert haar verjaardag in het café samen met Christian en Silke. Silke: Tina: Silke: Christian: Silke: Tina: Christian: Silke: Tina: Ober: Tina: Ober: Tina: Silke en Christian: Tina:
u i t g e v e r ij coutinho
c
Dag Tina. Gefeliciteerd met je verjaardag. Bedankt. Dit is mijn broer Christian. Dag, ik ben Silke. Prettig met je kennis te maken. Hoi. Hoe ken je haar eigenlijk? Van de cursus Nederlands. Willen jullie iets drinken? Ik trakteer. Ik wil graag cola. Geef mij maar een pilsje. Ik neem rode wijn. Ik roep de ober. Mogen we bestellen? Zegt u het maar. Een cola, een rode wijn en een pils alstublieft. Een Franse, Italiaanse of Zuid-Afrikaanse wijn? Hm, ik weet het niet. Doe de Franse maar. Nou Tina. Proost. Op je verjaardag. Bedankt.
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 10/44
(een poosje later) Tina: Christian: Tina: Silke: Christian: Tina:
Zal ik nog een keer bestellen? Dat is een goed idee. Nemen jullie hetzelfde? Ja, graag. Nu wil ik ook een pilsje. Dit rondje is van mij. Wat wil jij Tina? Voor mij nog een rode wijn.
(nog weer later) Tina: Ober: Tina:
Ober, mogen we de rekening? Alles samen? Nee, ik ben jarig, daarom betaal ik het eerste rondje en hij het tweede.
Extra opdracht na hoofdstuk 3 Een leuke manier om het gebruik van vragen naar naam, adres, leeftijd en dergelijke en de reactie daarop te trainen is het zogenoemde speed-daten. Plaats de studenten in twee rijen tegenover elkaar. Ze mogen een minuut met elkaar praten. In die minuut kunnen ze elkaar vragen naar elkaars naam, de stad waar ze vandaan komen, enzovoort. Na een minuut stoppen ze. De ene rij studenten schuift een plaats naar rechts, waardoor iedereen tegenover een nieuwe ‘date’ komt te zitten en dit kan herhaald worden totdat iedereen met iedereen gesproken heeft. Deze opdracht kan uiteraard ook ingekort worden tot een beperkt aantal gesprekjes. Deze opdracht is ook heel geschikt om in een uitgebreide vorm na hoofdstuk 11 te doen.
Hoofdstuk 4 In deze tekst staan futurumvormen (‘We zijn op vrijdag 21 augustus weer thuis’, ‘We gaan een romantische film maken’). In hoofdstuk 14 komt het futurum expliciet aan de orde.
Opdracht 15 Geef alle studenten een kopie van een blanco agenda (kopieerblad 1). In deze agenda moeten ze vijf activiteiten schrijven. Laat dit in tweetallen doen, zodat er gelegenheid is om te overleggen en woorden te zoeken of te vragen. Bied mogelijke activiteiten aan voor wie niets kan bedenken zoals naar de film met X, uit eten met Y, bibliotheek, X en Y eten bij mij, winkelen, werken, cursus, dansles, naar Amsterdam/Den Haag. Verdeel de studenten daarna in groepen van drie en geef hen de opdracht om samen een activiteit te bedenken en die in deze week te plannen. Als de studenten geen activiteit kunnen bedenken: laat ze samen eten. Het doel van deze opdracht is dat ze een afspraak kunnen maken en kunnen reageren op voorstellen voor een afspraak. Het invullen van de agenda is dus vooral een voorbereiding op de eigenlijke opdracht. u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 11/44
Variant Verdeel de groep in drietallen. Geef iedere student een ingevulde agenda en laat ze een afspraak maken. Om deze variant uit te voeren, moet de lege agenda van tevoren drie keer gekopieerd worden om een agenda A, een agenda B en een agenda C van te maken. Vul in elke agenda vijf activiteiten in. Kopieer de agenda’s in zulke aantallen dat in elk groepje van 3 studenten 3 verschillende agenda’s zijn.
Opdracht 16 Met negatief reageren in de instructie in het boek wordt bedoeld dat de student een deel van het voorstel afwijst. Dat kan gaan over de activiteit, het tijdstip, de dag, de locatie. Speel zelf zo’n dialoog met een student om te laten zien wat de bedoeling is, uiteraard ook met begroeten aan het begin en afscheid nemen aan het eind.
Hoofdstuk 5 Opdracht 18 Leg uit dat veel in het Nederlands (zin 12) meestal niet als een adjectief verbogen wordt.
Opdracht 19 Studenten doen deze opdracht in tweetallen. Persoon A leest een zin uit de linkerkolom. Persoon B leest dan de zin uit de rechterkolom, maar met een getal en de meervoudsvorm. Laat de studenten ook van rol wisselen. Let erop dat deze opdracht mondeling blijft. Schrijven geeft al snel verwarring in verband met spelling.
Opdracht 20 De studenten maken in tweetallen de dialoog compleet. Een tip voor zwakkere leerders is dat ze veel zinnen uit de tekst van dit hoofdstuk kunnen halen. Sterkere leerders kunnen de dialoog uitbreiden. Wijs erop dat ze eerst de hele dialoog lezen, want soms verwijzen zinnen terug.
Opdracht 21 Mogelijk voorbeeld Producten: Vraag: Zwakkere groepen:
paprika’s en courgettes. Hebt u ook kleine courgettes? in tweetallen laten voorbereiden. Sterkere groepen: uitbreiden naar andere handel op de markt (kaas / vis).
Speel als docent de marktkoopman en help de klanten. Iedereen oefent zo een gesprekje op de markt.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 12/44
Variant Twee studenten beginnen, de een is klant, de ander marktkoopman. Na hun gesprek wordt de marktkoopman klant en spreekt met de volgende student, die dan marktkoopman is. Die marktkoopman wordt vervolgens klant van de volgende student, enzovoort. Alternatief De studenten werken in tweetallen. De opdracht is: er komen vier mensen bij jullie eten. Wat moeten jullie kopen? Maak samen een lijstje met tien dingen. Let erop dat er meervouden gebruikt worden.
Hoofdstuk 6 Modale werkwoorden Modale werkwoorden kunnen, naast verwijzing naar de voorbeeldzinnen, ook geïntroduceerd worden door de studenten vragen te stellen, bijvoorbeeld:
Kun jij al Nederlands spreken? Wat wil je drinken? Mag je op straat bier drinken? Moet je elke dag huiswerk maken? Zullen we spaghetti eten?
De docent kan de antwoorden op het bord schrijven en daarbij het modale werkwoord en de infinitief onderstrepen. Dit kan niet bij de vraag met zullen, omdat het hier de functie van een voorstel betreft.
Opdracht 22 Wijs erop dat de studenten qua betekenis in deze context het meest normale werkwoord kiezen. Strikt genomen en met veel fantasie kunnen alle werkwoorden namelijk.
Opdracht 24 Deel kopieerblad 2 uit aan de studenten. Dit is een print van het menu van een eetcafé. Variant Kies een (bekend) eetcafé of restaurant uit eigen woonplaats en print daarvan het menu.
Opdracht 25 Deze opdracht kan uitgebreid worden met vragen naar waar je boodschappen doet, wat je kunt koken, in welke restaurants en cafés je goed kunt eten, enzovoort. Laat de studenten regelmatig van gesprekspartner wisselen, zodat iedereen met minimaal drie anderen spreekt.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 13/44
Hoofdstuk 7 Voor deze, die, dit en dat is het volgende onthoudtrucje bruikbaar: Het eindigt op een –t. Bij het-woorden gebruik je dit en dat, die eindigen ook op een –t. De eindigt op een –e. Bij de-woorden gebruik je deze en die, die eindigen ook op een –e. Ook andere woorden die bij de-woorden horen, eindigen op een –e: onze, welke, elke, iedere. Dit trucje is ook opgenomen in de grammaticabijlage.
Opdracht 29 Voorbereiding Verdeel de groep in tweetallen. Deze tweetallen maken eerst samen een lijstje van benodigde kledingstukken. Het spreken zelf gaat in twee rondes, zodat iedereen een keer klant en een keer winkelier is. Spreken De ene helft van de groep gaat in koppels winkelen met het lijstje in de hand, de andere helft van de groep is winkelier: dit kan of alleen of eveneens in koppels. Het is de bedoeling dat de klanten met elkaar overleggen (Wat vind je, staat deze broek mij goed? Of is die andere beter?) en met de winkelier (Ik vind hem wat strak. Ja mevrouw, dat is het model.). Tweede ronde Rollen omdraaien.
Hoofdstuk 8 Preposities – introductie De (ruimtelijke) preposities in dit hoofdstuk kunnen geïntroduceerd worden door vragen te stellen over de positie van objecten in het lokaal. Bijvoorbeeld: Waar is je boek? Waar is je tas? Waar zijn je voeten? Waar zit Andreas?
Spreekoefening Nadat in de les de preposities zijn geïntroduceerd en besproken, kunnen de studenten als huiswerk de afbeelding van de doorsnede van een huis en de zinnen bestuderen. De volgende les beantwoorden ze waar / niet-waarvragen over de illustratie, eventueel zonder te kijken. Door middel van het wel / niet opsteken van een hand geven de studenten antwoord. Deze werkvorm is actiever te maken door studenten zelf een waar / niet-waarvraag te laten zeggen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 14/44
Waar of niet waar? De auto staat achter het huis. De wasmachine staat naast de deur. De fiets staat tegen de muur. De stoel staat voor de lamp. De boompjes staan om het balkon. De stoelen staan bij de tafel. De slaapkamer is boven de keuken. De zolder is onder de slaapkamer. De televisie staat op de tafel. De wasmachine staat bij de keuken. Het bed staat in de keuken. De slaapkamer is tussen de zolder en de woonkamer. De deur is tegenover de wasmachine.
Extra opdracht met preposities Deel kopieerblad 3 uit, zowel de plattegrond van de flat, als de bijbehorende zinnen en instructie.
Opdracht 31 Wijs erop dat de antwoorden naar waarheid gegeven mogen worden – de vragen hoeven dus niet per definitie een antwoord met een negatie op te leveren.
Opdracht 33 Wijs in de groep drie mensen aan die een kamer te huur aanbieden: Dorien, Yvonne en Paul. Zij krijgen meer informatie over de kamers (zie kopieerblad 4). Wijs de studenten erop dat ze de ontbrekende informatie zelf mogen verzinnen (over bijvoorbeeld prijs en datum waarop de kamer vrijkomt). De andere studenten informeren naar deze kamers en beslissen voor zichzelf welke kamer ze gaan huren. Ze moeten vragen stellen aan de verhuurder / contactpersoon. Ze kunnen ook aan elkaar vragen stellen over de kamers en aan personen die al gesproken hebben met een van de verhuurders. Na een van tevoren vastgestelde tijd (bijvoorbeeld tien minuten) moet iedereen kiezen welke kamer hij of zij gaat huren. Noteer de keuzes op het bord – welke woonruimte is het populairst? Variant Verdeel de groep in twee groepen, wijs in elke groep drie verhuurders aan. Op die manier is het aantal kamerzoekers per kamer kleiner en hebben studenten meer gelegenheid tot spreken met de verhuurders.
Extra opdracht met hoeven / modale werkwoorden Het gebruik van hoeven en modale werkwoorden kan verder geoefend worden door klassikaal of in groepjes antwoord te geven op de volgende vragen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 15/44
Moet je naar de wc? Wil je ijs met slagroom? Kun jij goed foto’s maken? Moet je in Nederland een fooi geven? Mag ik iets vragen? Wil je docent worden?. Moeten vrouwen de naam van hun man gebruiken? Wil jij in de pauze Duits spreken? Moeten jullie veel doen voor deze cursus? Mag je te laat komen? Moet je elk woord kennen? Moet je vandaag boodschappen doen? Wil je soep? Moet je een mes bij de spaghetti? Moet ik de rekening betalen? Wil je een wasmachine hebben?
Hoofdstuk 9 Het perfectum Het perfectum kan geïntroduceerd worden door de studenten te vragen wat ze gisteren hebben gedaan. De docent noteert de zinnen op het bord en zorgt ervoor dat er zowel regelmatige als onregelmatige perfectumvormen, en zinnen met hebben en zijn op het bord komen te staan. Aan de hand van de voorbeeldzinnen op het bord kan uitleg gegeven worden. Het hulpwoord soft ketchup is aangeboden om te onthouden wanneer het participium eindigt op een -d of -t. Wijs erop dat het alleen om de medeklinkers gaat, en dat de -t erbij staat omdat de regel ook op een ander moment werkt (namelijk bij het imperfectum). Een voorbeeld van een werkwoord met een stam op -ch is juichen. Voor studenten met taalkundige kennis kan het handig zijn te wijzen op het gebruik van de hulpwerkwoorden hebben en zijn bij transitieve en intransitieve werkwoorden. Heel in het algemeen gelden de volgende regels: Hebben wordt gebruikt bij transitieve werkwoorden (werkwoorden die een direct object kunnen hebben) zoals kopen, maken, lezen, begrijpen. Zijn wordt gebruikt bij intransitieve werkwoorden (werkwoorden die geen direct object bij zich kunnen hebben) als ze een verandering van situatie aanduiden zoals beginnen, stoppen, komen. Bij het gebruik van de hulpwerkwoorden hebben en zijn in perfectum is bij zijn een lijstje werkwoorden opgenomen dat zowel werkwoorden bevat die een verandering van situatie aanduiden (stoppen, gebeuren, beginnen, worden) als werkwoorden die uitzonderingen zijn op de regel dat er een verandering van situatie moet zijn (zijn, blijven).
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 16/44
Opdracht 35 Geef elk van het tweetal een kaartje met activiteiten van de vorige dag (zie kopieerblad 5). Variant Laat zelf activiteiten bedenken.
Opdracht 37 Verdeel de groep in tweetallen. Geef elk tweetal een serie van drie werkwoorden, bijvoorbeeld hebben, vragen, wonen. De docent maakt zelf strookjes van serie van drie werkwoorden of leest de werkwoorden voor. hebben – vragen – wonen helpen – gebruiken – kopen krijgen – betalen – geven zien – proberen – spreken doen – vieren – maken nemen – bellen – vergeten beginnen – passen – slapen
Opdracht 38 Vraag iedereen naar zijn/haar klacht. Zorg voor variatie in de vraag. Variant Nog even doorvragen, bijvoorbeeld: Hoe lang hebt u dat al? Jeukt het? Slaapt u goed? Wanneer doet het pijn?
Hoofdstuk 10 Het imperfectum Het imperfectum kan de docent introduceren door aan een student te vragen om drie dingen te noemen die hij/zij gisteren heeft gedaan. Met de groep wordt besloten welke activiteit interessant genoeg is om meer informatie over te geven. De student geeft meer informatie en moet daarbij het imperfectum gebruiken.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 17/44
Voorbeeld Ik heb gisteren gezwommen, ik ben naar de supermarkt geweest en ik heb televisie gekeken. De groep kiest als meest interessante activiteit het zwemmen. De student kan dan bijvoorbeeld het volgende vertellen waarbij het begin en de afsluiting in het perfectum staan: Ik heb gisteren gezwommen. Het was heel warm en ik wilde graag zwemmen. Het was druk in het zwembad. Ik vond het water heel koud. Dat was lekker. Ik heb een half uur gezwommen. Uiteraard kan de docent ook vertellen welke drie dingen hij/zij gedaan heeft en de studenten de meest interessante activiteit laten kiezen. Het gebruik van het perfectum en het imperfectum Het is lastig om sluitende en voor iedereen bruikbare regels te geven over het gebruik van perfectum en imperfectum. De ene groep / student kan bijvoorbeeld goed uit de voeten met de regel dat perfectum in principe voor een afgesloten zaak gebruikt wordt. Voor een andere groep kan dit juist verwarrend zijn. Misschien heeft die groep meer aan de ‘regel’ dat perfectum voor een resultaat gebruikt wordt. In De regels van het Nederlands (2004)*wordt het vaak bruikbare idee van een camera gegeven om het gebruik van perfectum en imperfectum duidelijk te maken. Het perfectum is in filmische termen een camera die van het heden naar het verleden gaat en weer terug; bij het begin van een verhaal wordt perfectum gebruikt om de aandacht vanuit het heden naar het verleden te verplaatsen, vervolgens wordt de beschrijving van de gebeurtenis in imperfectum verteld en met perfectum wordt de aandacht weer naar het heden gebracht. Een andere bruikbare regel is dat bij een opeenvolging (een sequentie) van activiteiten in het verleden imperfectum gebruikt moet worden. In het Duits wordt minder vaak het imperfectum gebruikt dan in het Nederlands. Het is raadzaam studenten erop te wijzen dat denken, weten, voelen, vinden (in de betekenis van een mening hebben) zo goed als altijd in het imperfectum worden gebruikt. Oefenen met het perfectum en het imperfectum Na hoofdstuk 10 wordt er niet meer expliciet geoefend met de vormen van het perfectum en het imperfectum. Het verdient wel aanbeveling deze vormen regelmatig terug te laten keren in de les door bijvoorbeeld te vragen wat de studenten in het weekend hebben gedaan of te laten vertellen over iets wat ze hebben gedaan of gezien. Ook kunnen de dialogen bij de hoofdstukken 12-18 gebruikt worden om te vertellen in het perfectum en het imperfectum. Het is belangrijk dat de studenten de onregelmatige werkwoorden uit het hoofd leren. Vanaf hoofdstuk 9 kunnen de onregelmatige werkwoorden in bijlage 3 als huiswerk worden opgegeven, in eerste instantie alleen de werkwoorden met een ruitje ervoor (). Dat zijn de frequente onregelmatige werkwoorden.
Opdracht 40 Deze opdracht is bedoeld als oefening om van veel voorkomende werkwoorden de imperfectumvorm te horen en te gebruiken. Uiteraard zijn antwoorden in het perfectum vaak ook mogelijk wat betreft betekenis en gebruik. Wijs erop dat het hier puur om een vormoefening gaat.
* A. Florijn, J. Lalleman, H. Maureau, De regels van het Nederlands, Groningen, 2004, p. 94. u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 18/44
Opdracht 41 Bij deze opdracht gaat het erom te laten zien in welke situaties het perfectum respectievelijk het imperfectum een meer passende vorm is. Wijs erop dat alle zinnen grammaticaal correct zijn. In zin 6 is zowel perfectum als imperfectum goed.
Extra opdracht na hoofdstuk 10 Na dit hoofdstuk zijn de studenten iets over de helft van het boek. Om ze te laten ervaren hoeveel ze al kunnen in het Nederlands, is deze extra opdracht (zie kopieerblad 6) leuk om te doen. Hierdoor krijgen de studenten ook inzicht in zinnen/frases die ze nog niet voldoende actief beheersen en welke delen van het boek ze nog eens door moeten lezen. Op elk strookje staan 3 vragen. In totaal zijn er vragen voor 17 personen. De vragen van de hoofdstukken 1 t/m 10 zijn verdeeld over deze 17 strookjes. Iedere student krijgt een strookje met drie vragen erop. Instructie voor de studenten Je stelt de vragen op jouw strookje aan een ander. Die antwoordt en stelt zijn vragen aan jou. Daarna ruilen jullie je strookjes. Je loopt nu naar een andere student en stelt weer vragen, enzovoort.
Hoofdstuk 11 Een leuke manier om korte kennismakingsgesprekjes te oefenen is het zogenoemde speed-daten. Plaats de studenten in twee rijen tegenover elkaar. Ze mogen twee minuten met elkaar praten. Ze kunnen elkaar dan vragen naar elkaars naam, baan, studie, hobby etc. Na twee minuten schuift de ene rij studenten een plaats naar rechts, waardoor iedereen tegenover een nieuwe ‘date’ komt te zitten. Weer mag er twee minuten gepraat worden, daarna weer doorschuiven, tot iedereen met iedereen gesproken heeft. Uiteraard kan de opdracht ook worden verkort tot een beperkt aantal gesprekjes.
Hoofdstuk 12 Opdracht 49 Variant Zoek imperatieven in het dagelijks leven zoals ‘Wacht op uw geld’, ‘Neem uw pinpas’ en ‘Blijf achter de streep staan’.
Opdracht 50 Kopieer kopieerblad 7 tot en met 10 (A tot en met D) vier keer. Verdeel deze kopieën onder de studenten. Op elk blad staan twee gebouwen / locaties die gevonden moeten worden en informatie over twee gebouwen / locaties die andere studenten moeten vinden. De studenten moeten door vragen aan anderen te weten komen hoe ze vanuit punt X op de door hen gezochte locaties kunnen komen. u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 19/44
Het is voor de docent handig om zelf een kopie van het onderstaande overzicht te hebben waarin alle locaties / gebouwen zijn ingevuld. Wijs de studenten erop dat het een spreekoefening is. Het is de bedoeling dat ze elkaar de weg wijzen zonder op hun blad aan te wijzen waar het gebouw / de locatie is. Variant Stimuleer studenten het gesprek uit te breiden door elkaar bijvoorbeeld te vragen (en uit te laten leggen) hoe ze daar het beste kunnen komen (met welk vervoermiddel) en hoe ver het is.
Opdracht 50 Overzicht voor de docent
Centraal Station
Apotheek
Fietsenmaker
Café
Kledingzaak
Dokter
Restaurant
Evenementenhal
X
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 20/44
Hoofdstuk 13
Opdracht 55 Deel kopieerblad 11A en B uit. Zorg ervoor dat de studenten alleen door te praten de verschillen tussen de tekeningen ontdekken. Tip Wijs op het gebruik van woorden om de plaats in de tekeningen aan te wijzen: linksboven, rechtsonder, naast, links van, enzovoort. De vijf verschillen zijn: de poes, de hond, de bloemen, het aantal ramen en het aantal bonbons.
Hoofdstuk 14 Opdracht 56 De oefening loopt op in moeilijkheid. De eerste zes zinnen ontlokken zal/zullen en een infinitief. Zin 7 en 8 ontlokken een dubbele infinitief (zal kunnen vinden, zal willen drinken). De laatste twee zinnen ontlokken een perfectumconstructie (zal hebben gegeten, zal hebben gedaan).
Opdracht 57 Wijs op het verschil in gebruik in futurumvormen: het presens + een tijdsaanduiding voor standaardgebruik. Bijvoorbeeld: Komende zondag werk ik van 10.30 uur tot 14.00 uur. een vorm van het werkwoord gaan + infinitief voor activiteiten die je kunt plannen. Bijvoorbeeld: Mark gaat biologie studeren. een vorm van het werkwoord zullen + een infinitief voor niet-persoonlijke toekomstige activiteiten. Bijvoorbeeld: De voorstelling zal om acht uur precies beginnen.
Opdracht 58 Kopieer de sets vragen op kopieerblad 12 zo vaak als nodig is (iedere cursist krijgt een setje vragen, A, B of C) en deel ze uit. Zorg ervoor dat de studenten voldoende rouleren. Let erop dat het ook een luisteropdracht is: ze moeten goed opletten wat de ander vraagt. Het is niet de bedoeling dat de student die antwoord geeft, de vraag leest. Controleer of studenten de vraag omzetten in een indirecte vraag naar informatie. Op veel vragen weten de studenten waarschijnlijk geen antwoord – wijs ze vooraf op het gebruik van zinnen als: ik heb geen idee, het spijt me maar dat weet ik niet.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 21/44
Hoofdstuk 15 In het schema demonstratief pronomen- zelfstandig hebben we bewust de vormen deze en dit weggelaten, omdat die vormen niet zelfstandig worden gebruikt. Het is goed om deze weer even in herinnering te brengen en duidelijk te maken dat deze vormen alleen in combinatie met een substantief erachter gebruikt kunnen worden.
Hoofdstuk 16 Opdracht 68 Op kopieerblad 13 staan vier recensies van films. Drie van de films komen ook in de dialoog ter sprake. Deze opdracht is uiteraard ook te doen met recente films. Op de websites van bioscopen zijn dergelijke beschrijvingen te vinden. Kopieer de recensies en deel ze uit onder de studenten.
Hoofdstuk 18 Opdracht 74 Leg uit dat de volgorde modaal werkwoord – infinitief altijd correct is en meestal het beste klinkt. Soms is ook de volgorde infinitief – modaal werkwoord mogelijk en goed klinkend, maar er zijn geen sluitende regels te geven voor wanneer dit wel en wanneer dit niet acceptabel is. De veiligste vorm is dus modaal werkwoord – infinitief.
Opdracht 75 Je werkt beiden op een politiebureau en je vertelt elkaar wat er is voorgevallen. Je hebt geen van beiden de volledige informatie. Kopieer voor de helft van de groep versie A, voor de andere helft versie B van kopieerblad 14. Het is de bedoeling dat het schema compleet wordt gemaakt. Wijs erop dat de studenten elkaars informatie niet mogen zien. Ze moeten de informatie verkrijgen door gerichte vragen te stellen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 22/44
Overzicht voor de docent slachtoffer
object
dag en tijdstip
locatie
profiel dader volgens getuige
Gerda
portemonnee
vanochtend, 10 uur
stad
kleine vrouw met krullend blond haar
Jeroen
identiteitskaart
gisteravond
trein
jonge man met lang, bruin haar
Maren
bankpas
woensdag, middag
terras
oudere vrouw met kort, grijs haar
Georg
rijbewijs
zaterdag, ochtend
sporthal
lange man met een kaal hoofd
Opdracht 76 Verdeel de groep in tweeën: de ene groep bereidt de politierol voor, de andere groep de getuigenrol. De leden van beide groepen bedenken samen welke vragen er gesteld kunnen worden en welke zinnen er gezegd kunnen worden in een dergelijk gesprek. Daarna in tweetallen het gesprek spelen. Variant of daarna Twee studenten spelen het spel voor de rest van de groep.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 23/44
Kopieerbladen Kopieerblad 1
Hoofdstuk 4, opdracht 15: Agenda
Kopieerblad 2
Hoofdstuk 6, opdracht 24: Menu
Kopieerblad 3
Hoofdstuk 8, extra opdracht met preposities: Plattegrond
Kopieerblad 4
Hoofdstuk 8, opdracht 33: Kamers
Kopieerblad 5
Hoofdstuk 9, opdracht 35: Activiteiten
Kopieerblad 6
Hoofdstuk 10, extra oefening na afloop: Vragen
Kopieerblad 7
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond A
Kopieerblad 8
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond B
Kopieerblad 9
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond C
Kopieerblad 10
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond D
Kopieerblad 11
Hoofdstuk 13, Opdracht 55: Verschiltekeningen A en B
Kopieerblad 12
Hoofdstuk 14, opdracht 58: Vragen
Kopieerblad 13
Hoofdstuk 16, opdracht 68: Filmrecensies
Kopieerblad 14
Hoofdstuk 13, opdracht 75: Schema’s A en B
u i t g e v e r ij coutinho
c
Docentenhandleiding bij In de startblokken – 24/44
Hoofdstuk 4, opdracht 15: Agenda
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 1 bij In de startblokken
Hoofdstuk 6, opdracht 24: Menu
Eetcafé Ugly Duck – Groningen Voorgerechten Italiaans oreganobrood met kruidenboter of tapenade
€ 3,50
Gambaspies met groene jalapeñomayonaise✶
€ 6,50
‘Bruschetta’; geroosterd brood met blue stilton, verse vijgen, rode port en rucola
€ 6,60
Salade met dun gesneden Parmaham, rucola, mozzarella en verse vijgen✶
€ 7,50
Salade met lauwwarme paddenstoelen, rucola, gemengde noten, witlof en granaatappelpitjes✶
€ 7,50
✶ Deze voorgerechten worden geserveerd met stokbrood en roomboter en kunnen worden
uitgebreid tot maaltijd ( € 4,20 extra ).
Soepen Groninger mosterdsoep met spekjes en fijngesneden prei
€ 4,20
Bospaddenstoelenroomsoep
€ 4,20
Soep van de dag
€ 4,00
Vleesgerechten ‘Marsalakip’; malse stukjes kippendijvlees gestoofd in marsalawijn met verse knoflook en tijm (naar keuze geserveerd met rijst)
€ 13,50
Gemarineerde varkenshaasspies met satésaus
€ 13,80
‘Duckstoofpotje’; malse stukjes rundvlees gestoofd in ketjap, trassi, citroen en bruine suiker(naar keuze geserveerd met rijst)
€ 13,80
Spareribs met barbeque- en knoflooksaus
€ 13,90
‘Varkenshaaspuntjes à la Duck’; roergebakken stukjes varkenshaas met champignons, paprika, rode ui en kappertjes afgeblust met witte wijn en room
€ 14,60
Kogelbiefstuk van de grill met keuze uit kruidenboter of rodewijn-sjalotjessaus
€ 14,80
Eendenborstfilet van de grill met rodewijn-sjalotjessaus
€ 14,90
Dagelijks wisselende dagschotels vanaf € 10,00
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 2 bij In de startblokken – 1/2
Visgerechten Gebakken Cajun zalmfilet met limoenmayonaise
€ 13,90
Gebakken zeewolffilet met avocado, Noorse garnalen, cherrytomaatjes, room en kaas uit de oven
€ 14,90
Elke maand een nieuwe vis van de maand vanaf € 10,00
Vegetarische gerechten Ovenschotel met diverse groenten, noten, champignons, perzik en honing gegratineerd met feta, geserveerd met rijst
€ 12,90
Filodeegtaartje met oesterzwammen, prei, verse kruiden, ricotta, geraspte kaas, Parmezaanse kaas en sesamzaadjes
€ 12,90
Wisselende vegetarische dagschotel vanaf € 10,00
De hoofdgerechten worden standaard geserveerd met frietjes, salade, warme groenten en fritessaus, tenzij anders vermeld.
Nagerechten Dame blanche; vanille-ijs overgoten met warme chocoladesaus en slagroom
€ 4,40
Huisgemaakte chocolade-hazelnotentaart
€ 4,40
Frambozensorbetijs met slagroom
€ 4,40
‘Banaan Royal’; maple walnut-ijs met warme banaan en slagroom
€ 4,80
Huisgemaakte appel-speculaas muffin met vanille-ijs en slagroom
€ 5,00
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 2 bij In de startblokken – 2/2
Hoofdstuk 8, extra opdracht met preposities: Plattegrond A – Instructie Werk in tweetallen. Leg de tekening van de flat op tafel. De een leest een zin voor, de ander luistert goed en zegt of het waar of niet waar is. Probeer, als de zin niet waar is, te corrigeren. Dat kun je ook goed samen doen. Wissel halverwege van rol. Voorbeeld A: Naast de badkamer is een inloopkast. B: Dat is niet waar. De inloopkast is naast de keuken. Naast de badkamer is de wc. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
De wc is naast de badkamer. Het kinderbed staat tegen de muur. De computer staat voor het tweepersoonsbed. De woonkamer is naast de badkamer. De inloopkast is tussen de keuken en de woonkamer. Achter een van de banken in de woonkamer staan twee kasten. Op het balkon staan stoelen en tafels. Een van de banken in de woonkamer staat voor de televisie. De banken staan tegenover elkaar. De eettafel staat in de keuken. Het bad is in de badkamer, naast de wc. Het balkon ligt aan de woonkamer. De kinderkamer is tussen de woonkamer en de andere slaapkamer. De deur naar de berging is in de slaapkamer.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 3 bij In de startblokken – 1/2
B – Plattegrond
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 3 bij In de startblokken – 2/2
Hoofdstuk 8, opdracht 33: Kamers Informatie over de kamers
Dorien: Het is een kamer in een dorp, 14 kilometer buiten de stad van je studie. Er is een bus naar de stad. Je hebt een keuken en badkamer/wc voor jou alleen.
Yvonne: Het is een kamer (12 m²) in een studentenhuis met 8 bewoners (6 jongens, 1 meisje en 1 vrije kamer) met 1 keuken, 1 wc en 1 badkamer, 4 kilometer van het centrum (goede verbinding met de bus).
Paul: Het is een kamer in een studentenhuis in het centrum, 2 andere bewoners (1 jongen, 1 meisje), € 280,per maand, maar: te huur tot 1 december. Dan moet je een andere kamer zoeken. Dan komt de broer van Paul daar wonen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 4 bij In de startblokken
Hoofdstuk 9, opdracht 35: Activiteiten
Persoon A
ochtend: T-shirt ruilen middag: koffie drinken avond:
onze docent bellen
Persoon B
ochtend: thuisblijven middag: boeken kopen avond:
u i t g e v e r ij coutinho
bij Sonja eten
c
Kopieerblad 5 bij In de startblokken
Hoofdstuk 10, extra oefening na afloop: Vragen
Wat is je naam? Zullen we iets met elkaar afspreken? Wat is een typisch Nederlands gerecht?
Hoe vind je de soep? Welke dag is het vandaag? Wat voor type woning zoekt u? Wie is dat? Hoeveel kost dat samen? Kan ik de broek eventueel nog ruilen? Hebt u iets bijzonders gegeten? Wat is je adres? Alles goed? Hoeveel andijvie heb ik nodig voor twee personen? Hoe groot is jouw kamer? Wanneer ben je jarig? Nemen we alleen een hoofdgerecht? Mag ik iets bestellen? Is dat ver van het centrum? Hoe duur zijn de tomaten? Welke maat hebt u? Uit welk stad kom je? Blijf je bij mij eten? Hebt u dit T-shirt ook in het wit? Is er ook een tuin bij dit huis?
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 6 bij In de startblokken – 1/2
Hoe laat is het? Hoeveel slaapkamers heeft dat huis? Wat wil je drinken?
Waar ga je met vakantie naartoe? Hebt u een tafel voor vier personen? Wat is er aan de hand? Hoe spel je jouw naam? Wie is er aan de beurt? Kunt u vertellen wat u gisteren hebt gedaan? Hoe is de salade? Hoe lang woon je in Groningen? Hebt u nog andere klachten? Hoe kennen jullie elkaar? Hebt u dit shirt ook in een kleinere maat? Wat is er gebeurd? Zullen we naar de film gaan? Hoe heet je docent? Wat is het probleem met uw fiets? Hoeveel kost een bakje champignons? Waar hebt u pijn? Heb je een broer of zus? Hoe zit die broek? Wil je ook een pilsje? Hoeveel is de huur van die woning? Hoe is het met jou? Mogen we de rekening? Sinds wanneer hebt u die jeuk?
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 6 bij In de startblokken – 2/2
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond A: U zoekt een dokter en een apotheek.
Centraal Station
Evenementenhal
X
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 7 bij In de startblokken
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond B: U zoekt de evenementenhal en een fietsenmaker.
Café
Dokter
X
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 8 bij In de startblokken
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond C: U zoekt een kledingzaak en het Centraal Station.
Apotheek
Restaurant
X
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 9 bij In de startblokken
Hoofdstuk 12, opdracht 50: Plattegrond D: U zoekt een café en een restaurant.
Fietsenmaker
Kledingzaak
X
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 10 bij In de startblokken
Hoofdstuk 13, Opdracht 55: Verschiltekeningen A
B
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 11 bij In de startblokken
Hoofdstuk 14, opdracht 58: Vragen
A Gaat er een bus naar het park? Waar zijn mijn boeken? Kun je in dit gebied goed wandelen? Waar ligt Dordrecht? Op welke bladzijde staat tekst 8? Wat hebben jullie gisteren gedaan?
B Is Doriens moeder Nederlandse? Wie is dat blonde meisje? Mag ik deze computer gebruiken? Waar is de wc? Waarom beginnen we zo vroeg met de les? Wat is er gebeurd?
C Is hier in de buurt een apotheek? Hoe laat begint de film? Moeten we tekst 16 lezen? Waar kun je mooie shirts kopen? Hoe werkt die automaat? Heeft Sara al een kamer gevonden?
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 12 bij In de startblokken
Hoofdstuk 16, opdracht 68: Filmrecensies
No country for old men (2008)
Verenigde Staten Misdaad / Drama 122 minuten Geregisseerd door: Ethan Coen en Joel Coen Met: Tommy Lee Jones, Javier Bardem en Josh Brolin De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van Cormac McCarthy. Llewelyn Moss (Josh Brolin) ontdekt tijdens het jagen vlakbij de Rio Grande enkele lijken, heroïne en een koffer met meer dan 2 miljoen dollar, de uitkomst van een mislukte drugsdeal. Moss besluit om de koffer met geld mee te nemen. Zijn leven verandert hierdoor voorgoed. Hij gaat nog wel bij zijn jonge vrouw langs, maar hij weet dat hij snel weg moet zijn. Binnen no-time zit huurmoordenaar Anton Chigurh (Javier Bardem) achter hem aan om de koffer terug te geven aan de eigenaar. Daarbij worden nog wel enkele mensen vermoord. Ook wordt hij gevolgd door sheriff Bell die probeert hem te beschermen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 13 bij In de startblokken – 1/4
Hoofdstuk 16, opdracht 68: Filmrecensies
Earth (2007)
Groot-Brittannië, Duitsland Documentaire 96 minuten In ruim anderhalf uur maakt Earth een tocht van Noordpool naar Zuidpool en benadrukt daarbij de strijd om te overleven. Earth confronteert ons door middel van beelden en landschappen, uitgelicht door een oogverblindende zon, met de harde realiteit van het leven op onze planeet. De documentaire volgt een ijsberenfamilie, een groep olifanten en twee bultrug walvissen in hun vaste leefomgeving en toont de invloed van seizoenswisselingen daarop. Zo wordt duidelijk hoe de opwarming van de aarde de overlevingskansen van vele diersoorten bedreigt. Alastair Fothergill en David Attenborough (Deep Blue) filmen waar nog nooit eerder filmopnames zijn gemaakt. Zo wordt er gefilmd op grote hoogte op de Mount Everest. Earth is daarmee de duurste documentaire ooit gemaakt.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 13 bij In de startblokken – 2/4
Hoofdstuk 16, opdracht 68: Filmrecensies
Zomerhitte (2008)
Nederlands Drama 96 minuten Regie: Monique van de Ven Met: Johan Leysen, Cees Geel, Jeroen Willems, Bert Luppes, Waldemar Torenstra, Jochum ten Haaf, Jelka van Houten, André Arend van de Noord, Sarah Jonker, Hilbert Dijkstra, Matteo van der Grijn Het boek is gebaseerd op het boekenweekgeschenk van 2005 van Jan Wolkers. Fotograaf Bob (Waldemar Torenstra) verliest zijn vriendin, Jara (Jelka van Houten), bij een terroristische aanslag in Afghanistan. Ruim een jaar later maakt hij op Texel een fotoreportage. Op het strand ontmoet hij Kathleen (Sophie Hilbrand), een beeldschone geschiedenisstudente, die in de plaatselijke disco werkt voor een onbetrouwbare, oude man, met de bijnaam ‘De Mummie’ (Johan Leysen). Een man die ook op het eiland vertoeft, een zekere Frederico Federici (Jeroen Willems), waarschuwt Bob voor de Mummie en voor Kathleen. Vanaf het eerste moment dat Bob haar ontmoet is hij in de ban van deze mysterieuze, vrijgevochten vrouw. Ze is ontwapenend en ongrijpbaar tegelijkertijd. Onopvallend probeert Bob haar te volgen. Is zij – net als hij - ook verliefd? Of gebruikt ze hem alleen maar voor haar duistere praktijken met de ongure maffiatypes die op het eiland rondhangen? Is dit de ware liefde of is het een nachtmerrie?
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 13 bij In de startblokken – 3/4
Hoofdstuk 16, opdracht 68: Filmrecensies
Alles is liefde (2007)
Nederlands Komedie/romance 110 minuten Regie: Joram Lürsen Met: Carice van Houten, Lineke Rijxman, Daan Schuurmans, Marisa van Eyle, Thomas Acda, Anneke Blok, Viggo Waas, Wendy Van Dijk, Paul de Leeuw, René van ‘t Hof, Chantal Janzen ...meer Alles is Liefde is een romantische komedie over de liefdesproblemen van zes koppels die er achter komen dat liefde overal is. En dat ze het allemaal willen. Maar liefde is als Sinterklaas, je moet er in geloven, anders wordt het niks. Klaasje is gescheiden van Dennis, die haar heeft bedrogen met de schooljuf. Dennis wil haar terug, maar zijn kansen lijken erg klein als zij een jonge minnaar in huis haalt. Klaasjes beste vriendin Simone is de belangrijkste figuur van haar gezin. Haar man Ted voelt zich vaak overbodig. Dat hij is ontslagen, durft hij haar niet te vertellen. Badmeester Victor verheugt zich op het huwelijk met zijn grote liefde Kees. Maar Kees twijfelt en slaat zijn angsten van zich af tijdens weekendjes ‘larpen’ (Live Action Role Play). Victors zus Kiki, verkoopster bij de Bijenkorf, droomt van een prins op het witte paard. Ze weet niet dat een echte prins, Valentijn, van haar droomt. Met de komst van een mysterieuze Sinterklaas bereiken de liefdesproblemen een hoogtepunt, maar komen ook de happy endings dichterbij.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Kopieerblad 13 bij In de startblokken – 4/4
Hoofdstuk 13, opdracht 75: Schema’s
Versie A Werk in tweetallen. Maak het schema compleet. Jij hebt informatie die de ander niet heeft en de ander heeft informatie die jij niet hebt. Stel elkaar vragen: wie, wat, wanneer, waar en hoe zag de dader eruit?
slachtoffer
object
Gerda
portemonnee
Jeroen Maren
dag en tijdstip
locatie stad
gisteravond bankpas
Georg
profiel dader volgens getuige
jonge man met lang, bruin haar terras
zaterdag, ochtend
lange man met een kaal hoofd
Versie B Werk in tweetallen. Maak het schema compleet. Jij hebt informatie die de ander niet heeft en de ander heeft informatie die jij niet hebt. Stel elkaar vragen: wie, wat, wanneer, waar en hoe zag de dader eruit?
slachtoffer
object
Gerda
Jeroen
u i t g e v e r ij coutinho
locatie
vanochtend, 10 uur
identiteitskaart
Maren Georg
dag en tijdstip
kleine vrouw met krullend, blond haar trein
woensdag, middag rijbewijs
c
profiel dader volgens getuige
oudere vrouw met kort, grijs haar sporthal
Kopieerblad 14 bij In de startblokken