OKTOBER 2012, NR. 5
PENSIOEN - UP -TO -DATE Dividendruimte en pensioen in eigen beheer. Belastingdienst laat het masker der redelijkheid vallen Elders in dit nummer lichten wij de in het Belastingplan 2013 geïntroduceerde afstempel mogelijkheid voor het in eigen beheer gehouden pensioen toe. Een maatregel tegen het zere been van de belastingdienst. Vraag & Antwoord 2012-008 van 21 september 2012 is de ultieme wraak. Gepubliceerd naar aanleiding van de invoering van de Flex-BV en de mogelijkheid om uit deze Flex-BV onbelast het gestorte kapitaal van € 18.000,– op te nemen waarin tevens een pensioenverplichting is opgenomen, maar doorgeslagen naar iedere dividenduitkering. UITGEVER LNBB actuarissen + pensioenconsultants REDACTIE
Commerciële realiteit versus fiscale abstractie In algemene zin lijkt het ons logisch dat een vennootschap vaststelt of er ruimte is om dividend uit te keren met inachtneming van de belanghebbende derden. Het BW 2:216, de Richtlijnen voor jaarverslaggeving geven hier bedrijfseconomische richtlijnen voor. Richtlijnen die actueel zijn geworden met de invoering van de Flex-BV. Wij denken dat er hiermee voldoende richtlijnen zijn waaraan iedere bestuurder en accountant zich kan houden!
Drs. C. Beishuizen Drs. J.A.L. Borremans Mr. drs. J.N.E. van der Meer
REDACTIE-ADRES Postbus 76 3300 AB Dordrecht T 078 611 71 11 F 078 611 71 12 W www.pensioenuptodate.nl E
[email protected] @putd1 Abonnementsprijs
€ 35,00 incl. BTW per jaar
De pensioenvennootschap is net als een pensioenfonds en verzekeraar een toegestane pensioenuitvoerder. En de dividendtoets heeft immers als criterium dat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar komt. Jammer genoeg kent de fiscale wetgeving een structurele onderwaardering van de pensioenverplichting. De fiscale grondslagen dienen slechts één doel, namelijk de pensioenwaardering voor de vennootschapsbelasting. Overigens kan aan de hoogte daarvan geen enkele waarde worden toegekend. De fiscale dividendtoets die in het V&A 2012-008 is gepubliceerd laat de stupiditeit van deze discrepantie zien. De belastingdienst toont hierin eens te meer aan geen oog te (willen) hebben voor het unieke karakter van het met geoormerkt vermogen gedekte pensioen in eigen beheer. Hij berijdt sinds enige jaren het stokpaardje van de verzekeraarstarieven als het gaat om de in hun ogen enige juiste vaststelling van een commerciële pensioenverplichting. Terwijl men nota bene in hetzelfde V&A 2012-008 stelt dat pensioen in eigen beheer een uniek stelsel is dat nu juist niet lijkt op dat van verzekeraars. Stelling belastingdienst De belastingdienst stelt onomwonden dat iedere pensioenvennootschap, na een uitkering van dividend of kapitaal altijd tenminste moet beschikken over voldoende vermogen om de pensioenen op korte en lange termijn volledig uit te kunnen betalen. De waarde van de pensioenverplichting is hierbij minimaal de koopsom die de vennootschap op ieder moment zou moeten betalen aan een verzekeraar om het pensioen direct af te storten. Dus niet vanuit een going-concern situatie, maar vanuit het idee dat de vennootschap op ieder moment geliquideerd wordt. Een eenvoudige rekensom leert ons dat dit al gauw leidt tot een verdubbeling of nog meer van de fiscale verplichting.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
PENSIOEN - UP -TO -DATE Een voorbeeld Een 48 jarige DGA met een 3 jaar jongere partner, 2 kinderen (13 en 11 jaar) heeft een pensioentoezegging op basis van de modelovereenkomst. En een winstgevende vennootschap. Het opgebouwde pensioen bedraagt € 21.000,–. Het te bereiken pensioen bedraagt € 48.000,–. Het partnerpensioen bedraagt 70% hiervan. Het wezenpensioen 14%. Het nabestaandenoverbruggingspensioen € 21.000,–. De fiscale pensioenverplichting bedraagt € 140.000,– Op basis van deze fiscale pensioenverplichting bedraagt het eigen vermogen, stel, € 200.000,–. Deze DGA wil € 50.000,– dividend uitkeren. Het eigen vermogen daalt hiermee naar € 150.000,–. Echter wanneer de pensioenverplichting berekend wordt op basis van verzekeraarstarieven dan bedraagt de pensioenverplichting ruim € 290.000,–. Verhoogd met de opslag voor een 2% na-indexatie komt de pensioenverplichting zelfs uit op € 386.000,–. Een stijging van € 246.000,– die het volledige eigen vermogen direct opsoupeert. Geen dividendruimte dus! Wordt er op dat moment dividend onttrokken terwijl er op basis van deze rekenmethode onvoldoende reserves zijn, dan stelt de belastingdienst dat het pensioen is afgekocht, met de sanctieheffingen van artikel 19b wet LB tot gevolg. Onze visie De vermogenseis die de belastingdienst stelt, lijken veel verder te gaan dan de eisen die we maatschappelijk stellen aan pensioenfondsen. Met als ogenschijnlijk doel het zo onaantrekkelijk mogelijk maken van pensioen in eigen beheer. De pensioenvennootschap kent op een aantal terreinen meer overeenkomsten met pensioenfondsen dan met verzekeraars. De 4% rekenrente en de open indexatie bepaling in de meeste pensioenovereenkomsten zijn daarvan enkele voorbeelden. Zolang de vennootschap onderneemt en winstgevend is, is er in alle redelijkheid geen enkel probleem. De pensioenaanspraken moeten pas worden uitgekeerd als de DGA is gestopt. Dan pas moet het noodzakelijke pensioenvermogen aanwezig zijn. De belastingdienst gebruikt dat nota bene als argument om iedere voortijdige afstempeling tegen te gaan! Afstempeling komt overigens alleen maar voor bij pensioenfondsen. Niet bij verzekeraars, omdat zij absolute (100%) zekerheid moeten bieden aan de tegenpartij. Zij verzekeren de uitkering in (nagenoeg) elke economische realiteit. Pensioenfondsen daarentegen laten de uitkeringszekerheid in de praktijk mee-ademen met de economische conjunctuur door het meer dan theoretische risico van afstempelen. En mogen onder het nieuwe Pensioenakkoord hun verplichtingen zelfs waarderen tegen de reële beleggingsrendementen in het fonds. In de RJK 14B is opgenomen dat de pensioenverplichting gewaardeerd dient te worden op basis van een reëel te verwachten beleggingsrendement. Afstempelen wordt, volgens het wetsvoorstel, immers ook pas toegestaan op pensioendatum als
het herstellende vermogen van de onderneming is verdwenen. En dan notabene gerelateerd aan een quasi-fiscale verplichting, niet aan een commerciële verplichting. Hoezo, twee maten. Het RJK 14B criterium sluit meer aan bij de bedrijfseconomische realiteit van de vennootschap. Vervolg voorbeeld De DGA uit ons vorige voorbeeld, maar dan met een commerciële voorziening die is vastgesteld aan de hand van een relatief zekerheidscriterium. Dit relatieve zekerheidscriterium sluit meer aan bij het karakter van eigen beheer. Los van het ondernemingsrisico komt het marktrenterisico, beleggingsrisico en langlevenrisico voor rekening en risico van de vennootschap. Dat werkt twee kanten op overigens. Beleggingen kunnen immers ook beter uitpakken en de marktrente kan ook stijgen. De trend van het langleven zal echter niet snel gekeerd worden. Als we dan rekening houden met de fictie van een risicoloos rendement op het pensioenvermogen van 4% en een langjarige marktrente van eveneens 4% dienen we uitsluitend rekening te houden met het langlevenrisico. Op basis van een relatieve zekerheid waarbij er voldoende vermogen in de vennootschap is om de pensioenen in 90% van de gevallen levenslang uit te keren bedraagt de commerciële verplichting € 244.000,–. Daarin is eveneens het indexatiestreven, gericht op het na ingang blijvend indexeren van het pensioen met 2% meegenomen. Gaat men uit van een aantoonbaar hoger te verwachten rendement op het in de vennootschap gehouden bedrag dan daalt dit bedrag. Ligt de risicovrije rentevoet lager, dan zal de verplichting stijgen. Ook afkoop bij de uitholling van de buffer voor het nabestaandenpensioen De pseudo-wetgever gaat nog een stap verder. Indien het risico van vooroverlijden deel uit maakt van de pensioentoezegging dient er na de dividenduitkering ook voldoende buffer in de BV achter te blijven ter dekking van het nabestaandenpensioen. Wanneer dit overlijdensrisico niet is verzekerd dan is het schier onmogelijk om dividend uit te keren. Als er dan dividend wordt uitgekeerd, heeft de dividenduitkering kennelijk plaatsgevonden om reguliere belastingheffing over het nabestaandenpensioen te ontlopen (sic!). De kans dat een man voor zijn 65-ste komt te overlijden is circa 4%. Vervolg voorbeeld De in de casus geschetste nabestaandenpensioenen komen overeen met een risico van ruim € 1.000.000,–. Daar gaat de dividendruimte voor een lange reeks van jaren! Conclusie Met deze V&A die zoals elke V&A een informatief karakter heeft maar de facto de maat is die door iedere inspecteur wordt gehanteerd, zet de pseudowetgever een rem op de dividenduitkeringen van 150.000 DGA’s met pensioen in eigen beheer. De dividenduitkeringen zullen stil komen te liggen.
OKTOBER 2012, JANUARI/FEBRUARI 2002, NR. 1 NR. 5
PENSIOEN - UP -TO -DATE Dit past zeker niet in een overheidsbeleid om de binnenlandse bestedingen te stimuleren. Met de stelling dat ter bepaling van de dividendruimte de commerciële waarde van een pensioen in eigen beheer tenminste de risicovrije koopsom is die betaald zou moeten worden aan een verzekeraar verliest de belastingdienst zijn geloofwaardigheid. Zeker daar waar twee dagen eerder het criterium voor onbelast afzien van pensioen nog vastgesteld is op 75% van een quasi-fiscale verplichting. Met de eis van het aanhouden van een buffer bij een niet volledig herverzekerd risiconabestaandenpensioen gaat de belastingdienst wel heel
ver weg van een redelijke wetstoepassing. En dan is het wel zuur dat de DGA, om zeker te zijn van een fiscaal toelaatbare pensioenovereenkomst en hiertoe uitgenodigd door de belastingdienst, gebruik maakt van de modelpensioenovereenkomst die door de belastingdienst is opgesteld en eenvoudig te downloaden is van de website van de belastingdienst. Met alle elementen in zich om door diezelfde belastingdienst direct gesanctioneerd te worden zodra er een dividenduitkering plaatsvindt. De modelovereenkomst heeft zich als een Trojaans paard genesteld in het fiscale pensioendossier van de DGA.
Flex-BV en pensioen in eigen beheer, let op aandelen met stemrecht Met de flexibilisering van het BV-recht met ingang van 1 oktober 2012 wordt ook de definitie van directeur-grootaandeelhouder in artikel 1 van de Pensioenwet gewijzigd. Aan de bepaling dat kort gezegd - een DGA in de zin van de Pensioenwet, persoonlijk houder (direct, indirect of via een stichting administratiekantoor) van tenminste 10% van het geplaatste aandelenkapitaal van de werkgever dient te zijn, wordt toegevoegd “ ..en waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden”.
vergadering van aandeelhouders heeft of blijft houden. De 10%-aandeelhouder zonder stemrecht kwalificeert zich niet voor de pensioenopbouw in eigen beheer. En dat kan desastreuze gevolgen hebben. Niet alleen fiscaal maar ook een bestuurlijke boete op grond van artikel 23 Pensioenwet. Het pensioen is dan immers ondergebracht bij een niet toegelaten uitvoerder. De gehele pensioenaanspraak - berekend tegen een commerciële waarde - is hiermee belast.
Bij het oprichten van een flex-BV of bij omzetting van een bestaande BV naar een flex-BV is het dus van essentieel belang dat de aandeelhouder/werknemer die pensioen in eigen beheer opbouwt ook tenminste 10% van het stemrecht in de algemene
Ons advies: Is er sprake van meerdere aandeelhouders en/of zijn de aandelen gehouden via een stichting administratiekantoor let dan goed op, bij uitgifte van aandelen zonder stemrecht. Bron: Vraag en Antwoord 2012-007.
Pseudo-eindheffing over loon boven € 150.000,– en eigen bijdrage in pensioenregeling In het Lente-akkoord is afgesproken dat ook de ‘veelverdieners’ een extra steentje bij moeten dragen aan het oplossen van het begrotingstekort. Dit bijdragen vindt in 2013 eenmalig plaats door de introductie van een pseudo-eindheffing van 16% over het loon boven de € 150.000,–. De wettelijke bepaling is opgenomen in het voorgestelde artikel 32 bd Wet Loonbelasting. De pseudo-eindheffing vindt plaats over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Dit betekent dat loon uit vroegere dienstbetrekking zoals pensioenof een stamrechtuitkering van deze maatregel uitgezonderd is. De vaststelling van het loon waarover in 2013 de pseudoeindheffing van 16% wordt geheven is het loon waarover in 2012 loonbelasting is geheven. Dit is het loon nadat dit verlaagd is met een eventuele eigen bijdrage in de pensioenregeling. Ter besparing van de 16% pseudo-eindheffing is het dus bijzonder effectief om het loon nog in 2012 te verlagen middels inhouding van een zakelijk maximale eigen bijdrage in pensioenregeling. Deze eigen bijdrage kan grof gezegd bij intern eigen beheer niet meer bedragen dan de helft van de totale pensioenkoopsom
voor de pensioenaangroei berekend op commerciële grondslagen waarbij ook rekening kan worden gehouden met een toegekende (open) indexatie. Gelet op de huidige lage marktrente is deze pensioenlast al snel het dubbele van de fiscale koopsom. Lees voor een volledige informatie hieromtrent ook paragraaf 5.2. van het Besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M. Voorbeeld Een 50 jarige DGA met een 3 jaar jongere partner heeft een 2%-eindloonregeling met na-indexatie bij een pensioenleeftijd van 65 jaar, het pensioengevend salaris is € 175.000,–. Er is nog geen sprake van een eigen bijdrage. De bedrijfs economische kosten als gevolg van de aangroei van pensioenaanspraken in 2012 van de pensioenaanspraken bedragen bij een marktrente van 2%, € 63.000,–. De maximale eigen bijdrage bedraagt 50% van dit bedrag, € 31.500,–. Inhouding van dit bedrag op het salaris in 2012 betekent dat het loon waarover in 2012 loonbelasting wordt geheven daalt naar € 143.500,–. In 2013 kan er geen pseudo-eindheffing geheven worden.
OKTOBER 2012, NR. 5
PENSIOEN - UP -TO -DATE Breaking news Laatste aanpassingen in eerste pijler pensioen: de AOW? In de afgelopen drie jaar zijn vier wetsvoorstellen door de Minister aangeboden aan de Kamer. Vier wetsvoorstellen die allen hetzelfde doel hadden. Het verschuiven van de AOW-leeftijd en pensioenleeftijd naar minimaal 67 jaar. Het lenteakkoord is uiteindelijk vlak voor het zomerreces grotendeels omgezet in wetgeving. Met het lenteakkoord heeft een meerderheid van de Tweede Kamer na de val van het kabinet Rutte 1 het initiatief genomen snel begrotingsafspraken te maken om voor 2013 te voldoen aan de Europese 3%-tekort norm. Een belangrijke pijler van dat lenteakkoord is de versnelde verschuiving van de AOWleeftijd en pensioenleeftijd. Tijdens de informatie-besprekingen hebben Rutte en Samsom een deelakkoord – het Herfstakkoord – bereikt waarin enkele wijzigingen zijn overeengekomen ten opzichte van het eerder in wetgeving omgezette Lenteakkoord. Volgt u het nog? Hieronder de wijzigingen ten opzichte van elkaar. Het tijdpad voor de verhoging van de AOW-leeftijd in maanden.
De versnelde verhoging van de AOW-leeftijd kan nadelig uitpakken voor bepaalde groepen. Daarom wordt er een doorwerkbonus gecreëerd voor werkenden tussen 61 en 65 jaar waarmee het mogelijk wordt om vanaf 65,5 jaar te stoppen met werken, zonder er financieel op achteruit te gaan volgens de letterlijke tekst van het Herfstakkoord. Hoe, dat is nog de vraag. Een doorwerkbonus om eerder te stoppen. Daar zit toch een tegenstrijdigheid in... Voor alle duidelijkheid! De recentelijk in de wet opgenomen verschuiving van de pensioenleeftijd naar 67 jaar in 2014 is onveranderd evenals de versobering van het ambitieniveau. De eindloonnorm van 2% per dienstjaar op 65 jaar gaat terug naar 1,9% op 67 jaar, de middelloonnorm gaat van 2,25% op 65 jaar naar 2,15% op 67 jaar en voor beschikbare premieregelingen zijn er vooruitlopend op parlementaire goedkeuring op 17 juni 2012 al premiestaffels bij een pensioenleeftijd van 67 jaar gepubliceerd. Werk aan de winkel in 2013 om alles tijdig, volledig en begrijpelijk met uw klanten te bespreken.
2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 Lenteakkoord 1 2 3 5 7 9 12 15 18 Herfstakkoord 1 2 3 6 9 12 16 20 24
Uitnodiging najaarsseminar ‘van eigen naar beheer’ Als vervolg op het zeer succesvolle, drukbezochte, voorjaarsseminar, organiseren wij, in samenwerking met Kluwer, het najaarsseminar. Met als titel: van ‘eigen’ naar ‘beheer’. Dit is de kapstok voor een reeks van actuele onderwerpen die de revue passeren en die de noodzaak van een pro-actieve(-re) beheersrol van de adviseur vragen. Pensioen in eigen beheer is allang geen vrijblijvende aftrekpost meer maar een verplichting met verrassend echte rechtsgevolgen. We gaan in op de actualiteit van de afstempeltoets en dividendruimtetoets en we bespreken veel voorkomende valkuilen van het pensioen in eigen beheer door onzorgvuldige advisering. Uit de praktijk! Een rode draad daarin zal het zeer actueel geworden onderscheid tussen de fiscale verplichting en de commerciële verplichtingen die links en rechts gevraagd worden.
Datum: 7 november 2012 Locatie: KNVB hotel te Zeist Aanvang: 16.30 uur Einde: 20.15 uur Voor meer informatie en inschrijven, zie www.pensioenuptodate.nl of bel 033-712.2.712 en vraag naar Kees Beishuizen. Voor dit seminar worden 3 PE-punten verstrekt ten behoeve van FFP, NIVRA en RB. Volg @Putd1 op Twitter voor meer actuele informatie.
OKTOBER 2012, NR. 5
PENSIOEN - UP -TO -DATE Eénmalige afstempelmogelijkheid voor pensioen in eigen beheer De belastingdienst heeft zich jarenlang opgesteld als pseudowetgever en met oneigenlijke argumenten verzet tegen de gedeeltelijke afstempelmogelijkheid van het pensioen in eigen beheer. Dit verzet is nu overruled door een tegemoetkoming opgenomen in het belastingplan 2013. Aanloop Al in januari 2009 vroegen wij in een publicatie aandacht voor enkele schrijnende gevallen in onze adviespraktijk. Gepensioneerde DGA’s hadden door de wereldwijde bankencrisis een enorm beleggingsverlies geleden op het in de pensioen BV aangehouden vermogen. Op een notabene als veilige belegging (AA+) gekwalificeerde portefeuille bedrijfsobligaties. Met een beroep op een redelijke wetstoepassing van artikel 19b lid 2 wet LB, gesteund door de wetshistorie en jurisprudentie, verzochten wij tot een partiële afstempeling van het pensioen. Helaas, de belastingdienst bleek doof voor de bedrijfseconomische realiteit. En stelde prompt in een vraag en antwoord in een besluit dat beleggingsverliezen niet tot een verlaging van het pensioen in eigen beheer kunnen leiden. Belastingplan 2013 De komst van deze maatregel was al aangekondigd op 10 september jl. bij de beantwoording van Kamervragen van de leden Neppérus/Lodders aan staatssecretaris Weekers. Opvallend is dat eerdere Kamervragen van 22 februari 2010 met dezelfde strekking van de leden Blok/Remkes aan destijds staatssecretaris De Jager nog pertinent werden afgewezen. Met het adagium, eigen schuld/ dikke bult. De DGA had maar beter moeten beleggen en tijdig, zijn risicodragende beleggingen om moeten zetten in risicomijdende beleggingen. Intussen is bij de beleidsmakers kennelijk het besef doorgedrongen dat ook bij risicomijdende beleggingen een discrepantie kan ontstaan tussen het benodigde rendement om de pensioenen uit te kunnen keren en behaalde rendement. Met het voorgestelde artikel 19b lid 9 wet LB wordt het in bepaalde gevallen mogelijk om in verband met de vermogenspositie van de pensioenuitvoerder op ingangsdatum van het pensioen, éénmalig de pensioenaanspraken te verminderen zonder fiscale sanctie. Deze voorgestelde maatregel is van kracht vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 en geldt
ook voor reeds ingegane pensioenen waarbij er sprake van een dekkingstekort. Het voorgestelde wetsartikel geeft de Minister de vrije hand in het stellen van voorwaarden waaraan voldaan moet zijn. In de MvT wordt wel alvast een voorzet gegeven en een tip van de sluier opgelicht. Cruciaal zal zijn de beantwoording van de volgende vragen: hoe is het dekkingstekort ontstaan en bij welke dekkingsgraad is het gedeeltelijk afstempelen mogelijk? 1. hoe is het dekkingstekort ontstaan Bij de beantwoording van de Kamervragen en in de MvT is opgemerkt dat de onderdekking ontstaan moet zijn door reële beleggings- en ondernemingsverliezen. Hierbij wordt betekenis toegekend aan het dividendverleden en aan schuldvorderingen van de pensioenuitvoerder op de pensioengerechtigde. Een tekort ontstaan door dividenduitkeringen kan dus niet leiden tot het onbelast afstempelen. Sterker, in zo’n geval kan de belastingdienst stellen dat het uitkeren van dividend een uithollingactie is die wordt getroffen door de afkoop-sanctie: een ongewenst boemerangeffect. Ook een dekkingstekort ontstaan door het afboeken van een niet gedekte rekening courant vordering van de BV op de DGA kan niet leiden tot het onbelast afstempelen. 2. het afstempelcriterium, 75% van de bruto fiscale dekkingsgraad In de MvT staat dat het moet gaan om substantiële onderdekking, dit wordt gekwantificeerd in een dekkingsgraad van 75% of minder. Onder dekkingsgraad wordt verstaan de mate waarin de waarde van de pensioenverplichtingen op de balans gedekt wordt door de activa van de verzekeraar. De waarde van de pensioenverplichtingen wordt hierbij berekend op basis van artikel 3.29 wet IB. De rekenrente dient volgens dit artikel tenminste 4% te bedragen. A contrario redenerend, lijkt het er echter wel op dat voor de afstempeltoets mag worden gerekend met leeftijdsterugstellingen. Deze uitsluiting is immers opgenomen in artikel 8 lid 6 wet VpB en niet in 3.29 wet IB. Pas wanneer de activa als gevolg van reële beleggings- en ondernemingsverliezen zich onder deze grens bevinden is het afstempelen mogelijk. Tijdens de parlementaire behandeling zal moeten blijken of afstempelen mogelijk is tot aan een dekkingsgraad van 75% of tot aan een dekkingsgraad van 100%.
OKTOBER 2012, NR. 5
PENSIOEN - UP -TO -DATE (Vervolg)
Eénmalige afstempelmogelijkheid voor pensioen in eigen beheer Voorbeeld In het voorbeeld gaan we uit van afstempelen tot aan een dekkingsgraad van 75%. Een 70-jarige DGA met een 67-jarige partner heeft een ouderdomspensioen van € 60.000,– met 70% overgang. De fiscale pensioenverplichting (4%, GBM/GBV 2004-2009 zonder leeftijdsterugstellingen) bedraagt € 752.000,–. De pensioenverplichting berekend op basis van artikel 3.29 wet IB (4%, GBM/GBV 2004-2009 met leeftijdsterugstellingen) bedraagt € 875.000,–. Een dekkingsgraad van 75% wordt bereikt bij een bedrag van € 656.000,–. De activa bedragen € 500.000,–. Er is dus sprake van substantiële onderdekking. Het is mogelijk om de pensioenen zonder fiscale sanctie gedeeltelijk af te stempelen tot de dekkingsgraad op 75% uitkomt. De pensioenen kunnen verlaagd worden met de breuk 500/656 * € 60.000,– = € 45.700,– met 70% overgang op de partner. In dit voorbeeld kan het ouderdomspensioen door de verlaging circa 2,5 jaar langer uitgekeerd worden,waardoor zoals is te lezen in MvT er een meer op draagkracht gerichte heffing over de pensioenuitkeringen wordt gerealiseerd. Let op bij een verdampt fiscaal verlies In de MvT is tevens opgenomen dat de vrijvalwinst tot de normale winst van de pensioenuitvoerder dient te worden gerekend. In
dat geval is het voor de liquiditeit en ook de dekking van de pensioenuitvoerder wel van belang dat de vrijvalwinst nog volledig gecompenseerd kan worden met de voorgaande beleggings- en ondernemingsverliezen. Zijn de termijnen voor verliesverrekening inmiddels verstreken, dan kan de DGA door gebruik te maken van deze maatregel van de regen in de drup raken. Voorbeeld De fiscale pensioenverplichting vóór het afstempelen bedroeg € 752.000,–. Na de afstempeling bedraagt de fiscale pensioenverplichting bij een pensioen van € 45.700,–, € 573.000,–. Er is sprake van een vrijval van € 179.000,–, indien deze vrijvalwinst niet meer kan worden gecompenseerd met voorgaande verliezen betekent dit een VpB-heffing van € 35.800,–. Dit slaat direct een extra gat in de dekking van 7%. Bovendien gaat hierdoor het fiscale voordeel als gevolg van de lagere belastingheffing over de uitkeringen, gemiddeld 30% over de uitkeringen in plaats van 52% over de laatste € 15.000,– grotendeels verloren. Conclusie Deze afstempelfaciliteit is een kleine stap in de goede richting. Bovendien schuilt in het ondoordacht toepassen van deze faciliteit het risico dat de toetsing van het dividendverleden en de onzakelijke rekeningcourant-verhouding ongunstig uitpakt waardoor er een boemerang-effect optreedt. Tenslotte kan na afstempeling het dekkingstekort vergroot worden door het VpB-effect bij reeds verdampte verliezen.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.