Diversiteit in de horecasector 2011
©2011 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie werd met de grootste zorg samengesteld. Guidea, het Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw stelt zich echter niet aansprakelijk voor de juistheid van de aangeboden informatie. In geen geval is Guidea, het Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca aansprakelijk voor enige directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met de aangeboden informatie uit deze publicatie.
1
Synthese ________________________________________________ 3 Inleiding _________________________________________________ 5 Loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector ____________ 7 Diversiteit in de horecasector ______________________________ 11 1 Etnisch-culturele diversiteit _________________________________ 11 1.1 Werknemers per nationaliteit ____________________________________ 12 1.2 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per nationaliteit _ 14 1.3 IBO per nationaliteit ___________________________________________ 14
2 Diversiteit naar geslacht ____________________________________ 16 2.1 Werknemers per geslacht ______________________________________ 16 2.2 Arbeidsplaatsen ingevuld door extra’s per geslacht __________________ 17 2.3 Effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis per geslacht ____________ 18 2.4 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per geslacht ___ 18 2.5 IBO per geslacht _____________________________________________ 19
3 Diversiteit naar leeftijd _____________________________________ 20 3.1 Werknemers per leeftijdscategorie _______________________________ 21 3.2 Werknemers per leeftijdscategorie per geslacht _____________________ 23 3.2.1 Mannen per leeftijdscategorie _______________________________ 23 3.2.2 Vrouwen per leeftijdscategorie _______________________________ 24 3.3 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per leeftijd _____ 25 3.4 IBO per leeftijd _______________________________________________ 26
4 Diversiteit naar opleidingsniveau ____________________________ 27 4.1 Werknemers per opleidingsniveau _______________________________ 28 4.2 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per opleidingsniveau ________________________________________________________ 29 4.3 IBO per opleidingsniveau_______________________________________ 30
5 Personen met een (arbeids)handicap _________________________ 31 5.1 Loontrekkende werknemers met een handicap ______________________ 33 5.1.1 Hinder in dagelijkse bezigheden _____________________________ 33 5.1.2 Vormen van ondersteuning _________________________________ 34 5.2 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector volgens arbeidshandicap ___________________________________________ 36
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
2
5.3 IBO personen met een handicap _________________________________ 36
6 Diversiteitsplannen ________________________________________ 37
Toelichting van de bronnen ________________________________ 39 1 RSZ _____________________________________________________ 39 2 Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)_______________________ 40 3 Studiedienst VDAB ________________________________________ 40 4 Departement Werk en Sociale Economie ______________________ 40
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
3
Synthese Etnisch-culturele diversiteit Het percentage werknemers dat niet-Belg is, is in de horecasector in 2010 hoger dan het gemiddelde over alle sectoren (12% t.o.v. 5% gemiddeld). Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs iets meer allochtonen naar werk in de horecasector (22% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 20% vierde kwartaal 2010 alle sectoren). In de horecasector is 18% van de deelnemers aan een IBO-opleiding allochtoon. Over alle sectoren heen, zien we dat in de horecasector allochtonen meer vertegenwoordigd zijn dan gemiddeld over alle sectoren (13%).
Diversiteit naar geslacht In vergelijking tot het gemiddelde van alle sectoren, heeft de horeca een groter aandeel vrouwen in dienst (54% t.o.v. 47% gemiddeld). Er is een verschil in effectieve gewone arbeidsduur tussen mannen en vrouwen. Het aandeel mannen dat 30 uren of meer werkt per week ligt beduidend hoger: 72% mannen t.o.v. 47% vrouwen. Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs meer vrouwen naar werk in de horecasector (bv. 49% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 46% vierde kwartaal 2010 alle sectoren). In de horecasector volgden meer vrouwen (50%) een IBO-opleiding dan gemiddeld over alle sectoren heen (28%).
Diversiteit naar leeftijd In vergelijking tot het gemiddelde van alle sectoren, stelt de horeca een groter aandeel jonge werknemers te werk (25% jonger dan 25 t.o.v. 9% gemiddeld). Er werken minder oudere werknemers in de horeca (27% is minstens 45 jaar t.o.v. 38% gemiddeld). We merken dat het aantal 50-jarigen of ouder onder de mannelijke werknemers lager is dan het gemiddelde over alle sectoren heen (13% in de horecasector t.o.v. 25% in alle sectoren). Het aandeel 50-jarigen of ouder bij hun vrouwelijke collega’s is iets hoger en komt quasi overeen met het gemiddelde over alle sectoren (20% in de horecasector t.o.v. 21% in alle sectoren). Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs meer oudere werknemers naar werk in de horecasector (bv. 8% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 6% vierde kwartaal 2010 alle sectoren). In de horecasector vertegenwoordigen de ouderen 2% van de IBO’s, dit is één procentpunt minder dan het aandeel ouderen in de IBO’s in alle sectoren (3%).
Diversiteit naar opleidingsniveau Het aandeel laaggeschoolde horecawerknemers is hoger dan het gemiddelde over alle sectoren (33% t.o.v. 21% gemiddeld). De horeca is dus één van de sectoren met een groot aantal laaggeschoolden. Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs meer laaggeschoolden naar werk in de horecasector (bv. 42% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 37% vierde kwartaal 2010 alle sectoren). In de horecasector vertegenwoordigen de laaggeschoolden 54% van de IBO’s, dit is zeventien procentpunten meer dan het aandeel ouderen in de IBO’s in alle sectoren (37%).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
4
Diversiteit naar (arbeids)handicap Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid minder personen met een arbeidshandicap naar werk in de horecasector (bv. 4% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 6% vierde kwartaal 2010 alle sectoren). In de horecasector maken personen met een handicap 7% van de IBO’s uit. Dit komt overeen met het gemiddelde voor alle sectoren.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
5
Inleiding De sociale partners van de horecasector engageerden zich in het sectorconvenant om de tewerkstelling van kansengroepen te bevorderen. In dit kader geven we in dit rapport een overzicht van de tewerkstelling in de horecasector op het vlak van etnisch-culturele diversiteit, diversiteit naar geslacht, diversiteit naar leeftijd, diversiteit naar opleidingsniveau en personen met een (arbeids)handicap.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
6
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
7
Loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector Voor we ingaan op de diversiteit in de horecasector, bespreken we de loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector. In totaal zijn er in 2010 in België, over alle sectoren heen, 3.451.266 arbeidsplaatsen. Er zijn 122.508 arbeidsplaatsen (3,5%) in de horecasector. In Vlaanderen zijn er 69.449 (57%) arbeidsplaatsen in de horecasector. Na een toename van het aantal arbeidsplaatsen in 2007 en 2008, neemt het aantal arbeidsplaatsen in 2009, op nationaal vlak, af. In 2010 zet de stijgende lijn zich echter opnieuw verder. Tabel: Aantal arbeidsplaatsen in de horecasector -2010Vlaanderen België Totaal aantal 69.449 122.508 Gewesten Vlaanderen -69.449 Wallonië -25.790 Brussel -27.269 Vlaamse provincies West-Vlaanderen 16.656 -Oost-Vlaanderen 11.597 -Antwerpen 23.455 -Vlaams-Brabant 10.424 -Limburg 7.317 -Subsector Hotels 8.449 16.964 Vakantieverblijven 2.783 4.080 Kampeerterreinen 337 501 Overige accommodatie 134 669 Restaurants 40.580 68.817 Catering 7.490 16.319 Drinkgelegenheden 9.676 15.158 Dimensiegrootte 1 tot 4 werknemers 15.781 28.014 5 tot 9 werknemers 15.600 25.244 10 tot 19 werknemers 14.419 22.424 20 tot 49 werknemers 11.725 19.134 50 of meer werknemers 11.924 27.692 Arbeiders/bedienden Arbeiders 63.257 108.360 Bedienden 6.192 14.148 Arbeidsregime Voltijds 22.554 43.038 Deeltijds1 34.842 65.156 Specialen2 12.053 14.314
Vlaanderen % 100%
België % 100%
----
57% 21% 22%
24% 17% 34% 15% 11%
------
12% 4% 0% 0% 58% 11% 14%
14% 3% 0% 1% 56% 13% 12%
23% 22% 21% 17% 17%
23% 21% 18% 16% 23%
91% 9%
88% 12%
33% 50% 17%
35% 53% 12%
Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
1
De deeltijdse prestaties betreffen de prestaties van de werknemer die gemiddeld slechts een gedeelte presteert van de arbeidstijd van de referentie persoon (voltijdse werknemer). 2
De groep ‘specialen’ bevat vooral loontrekkenden die werken via gelimiteerde prestaties (extra’s in de horeca).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
8
•
In 2010 bevindt 57% van de arbeidsplaatsen in de horeca zich in Vlaanderen, 21% in Wallonië en 22% in Brussel.
•
34% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca bevinden zich in Antwerpen, 24% in West-Vlaanderen, 17% in Oost-Vlaanderen, 15% in Vlaams-Brabant en 11% in Limburg.
•
In 2010 zijn 58% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca een ‘restaurant’. 14% is een ‘drinkgelegenheid, 12% een ‘hotel’, 11% ‘catering’ en 4% een ‘vakantieverblijf’. In Vlaanderen ligt, in vergelijking tot het nationaal gemiddelde, het aandeel arbeidsplaatsen in ‘vakantieverblijven’, ‘restaurants’ en ‘drinkgelegenheden’ iets hoger. Het aandeel arbeidsplaatsen in ‘hotels’, ‘overige accommodatie’ en ‘catering’ ligt iets lager.
•
In 2010 bevinden 23% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca zich in een onderneming met één tot vier werknemers. 22% bevindt zich in een horecaonderneming met vijf tot negen werknemers, 21% in een horecaonderneming met tien tot negentien werknemers en 17% in een horecaonderneming met 20 tot 49 werknemers. De overige 17% arbeidsplaatsen vinden we terug in een horecaonderneming met 50 of meer werknemers. De verdeling van de werkgelegenheid per dimensiegrootte is voor Vlaanderen en België nagenoeg gelijk. België telt wel meer arbeidsplaatsen in een onderneming met 50 werknemers of meer (23% t.o.v. 17% voor Vlaanderen). Vlaanderen telt op zijn beurt meer arbeidsplaatsen in een onderneming met tien tot negentien werknemers (21% t.o.v. 18% voor België).
•
In 2010 worden 91% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca ingevuld door arbeiders. Dit percentage ligt iets boven het nationale gemiddelde. De overige 9% worden ingevuld door bedienden.
•
In 2010 zijn 33% van de arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca voltijds. Het aandeel deeltijds arbeidsplaatsen bedraagt 50%. Het aandeel ‘specialen’ bedraagt 17%. Het aandeel voltijdse en deeltijdse arbeidsplaatsen ligt iets lager dan het nationale gemiddelde. Het aandeel ‘specialen’ ligt iets hoger dan het nationale gemiddelde.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
9
Grafiek: Evolutie aantal arbeidsplaatsen in de horecasector in Vlaanderen -2006/201075.000 65.000 55.000 45.000 35.000 25.000 15.000 Vlaanderen
2006
2007
2008
2009
2010
68.748
68.703
69.116
68.511
69.449
Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
De voorbije vijf jaar is het aantal arbeidsplaatsen in de Vlaamse horeca gestegen. In 2009 was er een daling in het aantal arbeidsplaatsen, maar in 2010 zet de stijgende lijn zich opnieuw verder.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
10
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
11
Diversiteit in de horecasector In dit deel bekijken we de etnisch- culturele diversiteit in de horecasector a.d.h.v.: • Het aantal werknemers per nationaliteit, • Het aantal allochtonen dat uitstroomt uit de werkloosheid naar werk in de horeca, • Het aantal werkzoekende allochtonen dat een IBO volgde.
1 Etnisch-culturele diversiteit De Vlaamse Regering definieert ‘allochtoon’ als volgt: “Persoon die tot een van de volgende categorieën behoort: a) personen met een sociaal-culturele herkomst van een ander land die legaal in België verblijven, die al dan niet Belg zijn geworden en die bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen: • zij of hun ouders zijn in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen, • ze hebben de status van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling verkregen, • ze hebben door regularisatie recht op verblijf in België verworven, b) personen die niet de nationaliteit bezitten van een van de Europese lidstaten, of van wie minstens een van de ouders of twee van de grootouders niet de nationaliteit van een van de Europese lidstaten bezitten”. Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009.
Om de etnisch- culturele diversiteit in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, het departement WSE en de VDAB. Meer informatie over deze bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk ‘toelichting van de bronnen’. Op basis van de EAK bevat de groep allochtonen de groep ‘werknemers die niet de Belgische nationaliteit hebben’. Deze cijfergegevens zijn voornamelijk gebaseerd op nationaliteit. Deze definitie is natuurlijk breder te interpreteren dan enkel op basis van nationaliteit. Het Departement WSE hanteert de volgende definitie van allochtoon: “mensen met een huidige of vorige nationaliteit van buiten de EU-27 (dus ook genaturaliseerden)”. De VDAB krijgt via het Rijksregister toegang tot de nationaliteitsgegevens van werkzoekenden. Personen van allochtone origine zijn personen waarvan de (vorige) nationaliteit niet behoort tot de ‘EU-27 + IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland’.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
12
1.1 Werknemers per nationaliteit Tabel: Aandeel loontrekkende werknemers in alle sectoren in Vlaanderen per nationaliteit -2010Sectie Omschrijving A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U Totaal
n
Landbouw, bosbouw en visserij Winning van delfstoffen Industrie Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering Bouwnijverheid Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en motorfietsen Vervoer en opslag Verschaffen van accommodatie en maaltijden Informatie en communicatie Financiële activiteiten en verzekeringen Exploitatie van en handel in onroerend goed Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Kunst, amusement en recreatie Overige diensten Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel Extraterritoriale organisaties en lichamen
Belg
EU27
9.257 82% 519 100% 428.343 95%
10% 0% 3%
nietTotaal EU27 8% 100% 0% 100% 2% 100%
14.351
98%
2%
0%
100%
22.532
94%
2%
4%
100%
139.348
93%
5%
2%
100%
270.910
95%
3%
2%
100%
162.354 94% 45.864 88% 61.145 93% 47.188 98% 6.831 100%
4% 6% 5% 1% 0%
2% 6% 2% 0% 0%
100% 100% 100% 100% 100%
64.881
94%
4%
2%
100%
88.826
91%
5%
3%
100%
164.126
99%
1%
1%
100%
224.872
98%
1%
1%
100%
310.306
98%
1%
1%
100%
26.551 27.452
95% 94%
2% 3%
3% 4%
100% 100%
21.247
86%
9%
5%
100%
272 2.137.175
21% 95%
79% 3%
0% 2%
100% 100%
Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2010 Bewerking door Guidea !Opgelet: de rode percentages moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000.
In 2010 heeft 88% van de loontrekkende werknemers in de horecasector de Belgische nationaliteit. 12% is niet-Belg (som EU-27 en niet-EU-27). 6% heeft de nationaliteit van een land dat tot de Europese Unie behoort. 6% heeft de nationaliteit van een land dat niet tot de Europese Unie behoort. Het percentage werknemers dat niet-Belg is, is in de horecasector in 2010 hoger dan het gemiddelde over alle sectoren (12% t.o.v. 5% gemiddeld).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
13
Grafiek: Evolutie aandeel loontrekkende werknemers zonder Belgische nationaliteit in de horecasector in Vlaanderen -2007/2010100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Vlaanderen
2007
2008
2009
2010
13%
12%
15%
12%
Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2007-2010, NACE_2003=55 of NACE_2008=55 of 56 Bewerking door Guidea
Het aandeel loontrekkende werknemers dat niet de Belgische nationaliteit heeft (som EU en niet-EU) blijft stabiel gedurende de laatste jaren. In 2009 is het aandeel 15%, maar misschien komt dit door de nieuwe ‘niet-EU’-definitie. In die periode zijn er nieuwe landen tot de EU toegetreden. De definities niet-Eu zijn door de jaren heen enkele keren veranderd; 2007: niet-EU, 2008: niet-EU15, 2009: nietEU15 en 2010: niet-EU27. Tabel: Detail aandeel loontrekkende werknemers in de Vlaamse horecasector per nationaliteit -2010Belg Niet-Belg Totaal In België geboren 35.012 456 35.468 In het buitenland geboren 5.294 5.102 10.397 Totaal 40.306 5.558 45.864
In België geboren In het buitenland geboren Totaal
Belg 76% 12% 88%
Niet-Belg 1% 11% 12%
Totaal 77% 23% 100%
Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2007-2010, NACE_2003=55 of NACE_2008=55 of 56 Bewerking door Guidea
In bovenstaande tabel gaan we dieper in op de 40.306 (88%) werknemers in de Vlaamse horeca die de Belgische nationaliteit bezitten. 76% van de Vlaamse horecawerknemers heeft de Belgische nationaliteit en is in België geboren. 12% van de Vlaamse horecawerknemers heeft de Belgische nationaliteit, maar is in het buitenland geboren.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
14
1.2 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per nationaliteit In een sector als de horeca is de kans zeer reëel dat dezelfde persoon in hetzelfde jaar meerdere perioden van werkloosheid en werk doormaakt. Deze persoon kan dus in verschillende maanden worden meegeteld. De uitstroomcijfers uit werkloosheid naar werk in de horecasector interpreteren we daarom beter als aantal aanwervingen, in plaats van als aantal personen. Tabel: Gemiddelde maandelijkse uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen per nationaliteit -2010Horecasector Alle sectoren n % n % Kwartaal 2010-I 855 23.183 Allochtoon 183 21% 4.323 19% Geen allochtoon 672 79% 18.860 81% Kwartaal 2010-II 920 20.537 Allochtoon 202 22% 4.295 21% Geen allochtoon 718 78% 16.242 79% Kwartaal 2010-III 829 24.281 Allochtoon 177 21% 4.348 18% Geen allochtoon 652 79% 19.933 82% Kwartaal 2010-IV 786 22.156 Allochtoon 174 22% 4.375 20% Geen allochtoon 612 78% 17.780 80% Bron: Departement WSE Bewerking door Guidea
In het vierde kwartaal van 2010 stroomden 786 werklozen uit naar werk in de horecasector in Vlaanderen. 22% hiervan is allochtoon. De verhouding allochtoon/geen allochtoon is over de vier kwartalen van 2010 ongeveer gelijk. Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs iets meer allochtonen naar werk in de horecasector (22% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 20% vierde kwartaal 2010 alle sectoren).
1.3 IBO per nationaliteit Het profiel van IBO’ers3 is ook een indicatie van instroom in de horecasector. We bekijken de IBO’s hier voor allochtonen. Tabel: IBO’s in de horecasector in Vlaanderen bij allochtonen -2010Horeca n % Totaal aantal IBO’s 737 100% Kansengroep Allochtonen 132 18%
Alle sectoren n % 11.801 100% 1.528
13%
Bron: VDAB Bewerking door Guidea
3
“De individuele beroepsopleiding in de onderneming (IBO) is een opleidingsvorm waarbij een werkzoekende door een werkgever wordt opgeleid op de werkvloer. De werkgever betaalt geen loon of RSZ, enkel een productiviteitsvergoeding, verplaatsingskosten en een verzekering tegen arbeidsongevallen. De werkzoekende krijgt een premie bovenop zijn uitkering, waardoor het inkomen vergelijkbaar is met een nettoloon. Na deze opleiding van 1 tot 6 maanden is het bedrijf verplicht de werkzoekende een contract van onbepaalde duur te geven.” (Bron: Departement WSE/VDAB)
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
15
In de horecasector is 18% van de deelnemers aan een IBO-opleiding allochtoon. Over alle sectoren heen, zien we dat in de horecasector allochtonen meer vertegenwoordigd zijn dan gemiddeld over alle sectoren (13%).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
16
2 Diversiteit naar geslacht In dit deel bekijken we de diversiteit naar geslacht in de horecasector a.d.h.v.: • De verdeling man/vrouw bij de horecawerknemers en de extra’s, • De effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis, • Het aantal vrouwen dat uitstroomt uit de werkloosheid naar werk in de horeca, • Het aantal werkzoekende vrouwen dat een IBO volgde. Om de diversiteit naar geslacht in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de RSZ, de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, het departement WSE en de VDAB. Meer informatie over deze bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk ‘toelichting van de bronnen’.
2.1 Werknemers per geslacht Tabel: Werknemers in alle sectoren in Vlaanderen per geslacht -2010Sectie Omschrijving n A Landbouw, bosbouw en visserij 10.900 B Winning van delfstoffen 495 C Industrie 348.943 Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en D 10.894 gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en E 9.850 sanering F Bouwnijverheid 131.488 Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en G 306.638 motorfietsen H Vervoer en opslag 141.457 I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 70.698 J Informatie en communicatie 58.855 K Financiële activiteiten en verzekeringen 80.935 L Exploitatie van en handel in onroerend goed 9.954 Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische M 86.935 activiteiten N Administratieve en ondersteunende diensten 194.422 Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale O 117.063 verzekeringen P Onderwijs 228.211 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke Q 265.609 dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie 15.686 S Overige diensten 40.787 T Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel 2.178 U Extraterritoriale organisaties en lichamen 751 Totaal 2.132.749
Mannen Vrouwen 60% 40% 81% 19% 75% 25% 74%
26%
100%
80%
20%
100%
92%
8%
100%
52%
48%
100%
77% 46% 68% 47% 40%
23% 54% 32% 53% 60%
100% 100% 100% 100% 100%
50%
50%
100%
46%
54%
100%
56%
44%
100%
31%
69%
100%
19%
81%
100%
56% 34% 25% 45% 53%
44% 66% 75% 55% 47%
100% 100% 100% 100% 100%
Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
In 2010 is 46% van de horecawerknemers in Vlaanderen een man en 54% een vrouw. In vergelijking tot het gemiddelde van alle sectoren, heeft de horeca een groter aandeel vrouwen in dienst (54% t.o.v. 47% gemiddeld).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
Totaal 100% 100% 100%
17
Grafiek: Evolutie aantal werknemers in de horecasector per geslacht in Vlaanderen -2007/2010100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Mannen Vrouwen
2007 44% 56%
2008 44% 56%
2009 45% 55%
2010 46% 54%
Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
De verhouding man/vrouw in de horecasector in Vlaanderen is tussen 2007 en 2010 naar elkaar toegegroeid. Ze evolueert naar een fifthy-fifthy verdeling.
2.2 Arbeidsplaatsen ingevuld door extra’s4 per geslacht Tabel: Arbeidsplaatsen ingevuld door extra’s per geslacht -2010Vlaanderen België Vlaanderen % Mannen 5.423 6.448 45% Vrouwen 6.522 7.709 55% Totaal 11.945 14.157 100%
België % 46% 54% 100%
Bron: RSZ, gecentraliseerde statistiek, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
In de horecasector in Vlaanderen worden in 2010 meer arbeidsplaatsen ingevuld door vrouwen die als extra werken, dan door mannen die als extra werken (55% t.o.v. 45%). Dit komt overeen met de verdeling voor België.
4
Volgens de RSZ omvat de ‘specialen’ de interims, de extra’s (gelegenheidswerknemers) en de seizoensarbeiders. • Aangezien de uitzendkrachten aangegeven worden door de uitzendbureaus (die dan ook de bijdragen betalen) en zij niet moeten melden bij welke werkgever of in welke sector zij tewerkgesteld zijn is het niet te achterhalen of een uitzendkracht in de horeca werkt. Het is wel degelijk zo dat de uitzendkrachten onder de specialen vallen, maar ze zijn enkel terug te vinden onder de Nace-bel code 78.200 (uitzendbureaus). • De extra’s kunnen apart worden weergegeven omdat deze door de werkgever met een aparte code moeten aangegeven worden in de dmfa-aangifte. Definitie van een gelegenheidswerknemer is dat ze niet langer dan 2 opeenvolgende dagen tewerkgesteld worden. • De seizoensarbeiders in de horeca krijgen geen eigen code, en kunnen dus ook niet apart worden weergegeven. Er zijn wel codes voor seizoensarbeiders in andere sectoren, b. in de fruitteelt, waar deze dus wél apart kunnen weergegeven worden. Conclusie is dus dat voor de horeca de specialen en de extra’s (praktisch volledig) samenvallen. Toch zijn er iets meer specialen dan extra’s. De RSZ verklaart dit als volgt: “Het verschil in aantal kan o.a. te maken hebben met het feit dat de werkgever volgens zijn Nace-bel code (belangrijkste activiteit) onder de horeca valt, maar nog een nevenactiviteit heeft die niets met de horeca te maken heeft en waarvoor seizoensarbeiders nodig zijn. Deze werknemers worden dan onder een andere code aangegeven.”
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
18
2.3 Effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis per geslacht Tabel: Aantal loontrekkenden per geslacht per effectieve gewone arbeidsduur op weekbasis (%) -2010Vlaanderen België Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
28% 72%
53% 47%
42% 58%
27% 73%
54% 46%
41% 59%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
<30 uren 30 uren of meer Totaal
Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2010, NACE_2008=55 of 56, zonder ‘weet niet’. Bewerking door Guidea
Bovenstaande tabel geeft de spreiding van de gewerkte uren op weekbasis weer. • 42% van de horecawerknemers in Vlaanderen werkt minder dan 30 uren per week. • 58% van de horecawerknemers in Vlaanderen werkt 30 uren of meer per week. Er is een verschil tussen mannen en vrouwen. Het aandeel mannen dat 30 uren of meer werkt per week ligt beduidend hoger: 72% mannen t.o.v. 47% vrouwen. De resultaten voor België liggen in dezelfde lijn.
2.4 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per geslacht Tabel: Gemiddelde maandelijkse uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen per geslacht -2010Horecasector Alle sectoren n % n % Kwartaal 2010-I 855 23.183 Man 429 50% 12.982 56% Vrouw 426 50% 10.201 44% Kwartaal 2010-II 920 20.537 Man 491 53% 11.996 58% Vrouw 429 47% 8.541 42% Kwartaal 2010-III 829 24.281 Man 411 50% 12.980 53% Vrouw 418 50% 11.301 47% Kwartaal 2010-IV 786 22.156 Man 399 51% 11.971 54% Vrouw 387 49% 10.185 46% Bron: Departement WSE Bewerking door Guidea
In het vierde kwartaal van 2010 stroomden 786 werklozen uit naar werk in de horecasector in Vlaanderen. 49% hiervan is vrouw. De verhouding man/vrouw is over de vier kwartalen in 2010 ongeveer fifty-fifty. Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs meer vrouwen naar werk in de horecasector (bv. 49% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 46% vierde kwartaal 2010 alle sectoren).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
19
2.5 IBO per geslacht Het profiel van IBO’ers is ook een indicatie van instroom. We bekijken de IBO’s hier per geslacht. Tabel: IBO’s in de horecasector in Vlaanderen per geslacht -2010Horeca n % Totaal aantal IBO’s 737 100% Geslacht Man 365 50% Vrouw 372 50%
Alle sectoren n % 11.801 100% 8.501 3.300
72% 28%
Bron: VDAB Bewerking door Guidea
In de horecasector hebben quasi evenveel mannen (50%) als vrouwen (50%) een IBO-opleiding gevolgd. Gemiddeld genomen, over alle sectoren heen, vinden we het kleinste aantal IBO-opleidingen terug bij vrouwen (28%). In de horecasector volgden meer vrouwen (50%) een IBO-opleiding dan gemiddeld over alle sectoren heen (28%).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
20
3 Diversiteit naar leeftijd In dit deel bekijken we de diversiteit naar leeftijd in de horecasector. Specifiek bekijken we in welke mate oudere werknemers vertegenwoordigd zijn in de horeca a.d.h.v.: • Het aantal werknemers per leeftijdscategorie en per geslacht, • De groep ‘50-jarig en ouder’ die uitstroomt uit de werkloosheid naar werk in de horeca, • Het aantal ’50-jarigen of ouder’ dat een IBO volgde. Om de diversiteit naar leeftijd in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de RSZ, het departement WSE en de VDAB. Meer informatie over deze bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk ‘toelichting van de bronnen’. De Vlaamse Regering definieert ‘oudere werknemers’ als volgt: “Ouder wordende werknemers: werknemers als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, die ouder zijn dan vijftig jaar.” Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009.
Op basis van cijfers van de RSZ en het Departement WSE, gebruiken we de leeftijdscategorie 50 jaar of ouder. Deze leeftijdsgroep stemt niet volledig overeen met de definitie van de Vlaamse Regering. De VDAB beschouwt werkzoekenden die op het moment van de start van de actie 50 jaar of ouder zijn, als 50+’er.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
21
3.1 Werknemers per leeftijdscategorie Tabel: Aandeel loontrekkende werknemers in alle sectoren in Vlaanderen per leeftijdscategorie -2010Sectie Omschrijving n <25 25-44 45-49 A Landbouw, bosbouw en visserij 10.900 14% 52% 13% B Winning van delfstoffen 495 2% 46% 15% C Industrie 348.943 7% 53% 17% Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom D 10.894 7% 56% 13% en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en E 9.850 5% 57% 16% sanering F Bouwnijverheid 131.488 14% 53% 13% Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en G 306.638 12% 55% 14% motorfietsen H Vervoer en opslag 141.457 5% 47% 15% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 70.698 25% 48% 10% J Informatie en communicatie 58.855 6% 64% 11% K Financiële activiteiten en verzekeringen 80.935 4% 52% 16% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 9.954 6% 47% 16% Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische M 86.935 8% 65% 11% activiteiten N Administratieve en ondersteunende diensten 194.422 17% 55% 12% Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale O 117.063 4% 45% 17% verzekeringen P Onderwijs 228.211 5% 52% 14% Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke Q 265.609 8% 51% 16% dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie 15.686 14% 53% 12% S Overige diensten 40.787 14% 49% 13% Huishoudens als werkgever van huishoudelijk T 2.178 6% 40% 16% personeel U Extraterritoriale organisaties en lichamen 751 1% 48% 16% Totaal 2.132.749 9% 53% 15% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
In 2010 is 25% van de Vlaamse horecawerknemers jonger dan 25 jaar. 48% is tussen 25 en 44 jaar oud, 10% is tussen 45 en 49 jaar oud en 17% is 50 jaar of ouder. In vergelijking tot het gemiddelde van alle sectoren, stelt de horeca een groter aandeel jonge werknemers te werk (25% jonger dan 25 t.o.v. 9% gemiddeld). En werken er minder oudere werknemers in de horeca (27% is minstens 45 jaar t.o.v. 38% gemiddeld).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
≥50 Totaal 21% 100% 36% 100% 23% 100% 24%
100%
22%
100%
20%
100%
19%
100%
33% 17% 19% 28% 32%
100% 100% 100% 100% 100%
16%
100%
16%
100%
34%
100%
28%
100%
24%
100%
21% 25%
100% 100%
39%
100%
34% 23%
100% 100%
22
Grafiek: Evolutie aandeel loontrekkende werknemers van 50 jaar of ouder in de horecasector in Vlaanderen -2007/2010100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% ≥ 50 jaar
2007
2008
2009
2010
15%
16%
17%
17%
Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
In 2010 is het aandeel loontrekkende werknemers van 50 jaar of ouder in de horecasector in Vlaanderen met twee procentpunten toegenomen sinds 2007.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
23
3.2 Werknemers per leeftijdscategorie per geslacht 3.2.1 Mannen per leeftijdscategorie Tabel: Aandeel loontrekkende mannen in alle sectoren in Vlaanderen per leeftijdscategorie -2010Sectie Omschrijving n <25 25-44 45-49 A Landbouw, bosbouw en visserij 6.555 16% 52% 12% B Winning van delfstoffen 402 2% 44% 16% C Industrie 262.805 7% 52% 17% Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom D 8.025 6% 52% 14% en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en E 7.853 5% 55% 17% sanering F Bouwnijverheid 120.859 15% 52% 13% Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en G 158.094 11% 54% 14% motorfietsen H Vervoer en opslag 109.383 5% 44% 16% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 32.403 27% 51% 8% J Informatie en communicatie 40.151 6% 63% 11% K Financiële activiteiten en verzekeringen 37.805 3% 46% 17% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 4.029 5% 45% 15% Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische M 43.158 7% 64% 11% activiteiten N Administratieve en ondersteunende diensten 88.515 21% 54% 11% Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale O 65.437 4% 41% 18% verzekeringen P Onderwijs 71.318 4% 47% 13% Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke Q 50.235 7% 48% 16% dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie 8.839 15% 52% 11% S Overige diensten 13.823 8% 46% 14% Huishoudens als werkgever van huishoudelijk T 538 5% 37% 17% personeel U Extraterritoriale organisaties en lichamen 340 0% 51% 13% Totaal 1.130.567 9% 51% 14% Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
≥50 Totaal 20% 100% 37% 100% 24% 100% 28%
100%
23%
100%
21%
100%
21%
100%
36% 13% 20% 34% 35%
100% 100% 100% 100% 100%
18%
100%
15%
100%
37%
100%
35%
100%
29%
100%
22% 32%
100% 100%
41%
100%
36% 25%
100% 100%
24
3.2.2 Vrouwen per leeftijdscategorie Tabel: Aandeel loontrekkende vrouwen in alle sectoren in Vlaanderen per leeftijdscategorie -2010Sectie Omschrijving n <25 25-44 45-49 A Landbouw, bosbouw en visserij 4.345 11% 53% 15% B Winning van delfstoffen 93 1% 56% 12% C Industrie 86.138 7% 57% 16% Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom D 2.869 10% 68% 12% en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en E 1.997 5% 65% 15% sanering F Bouwnijverheid 10.629 7% 63% 13% Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en G 148.544 13% 55% 14% motorfietsen H Vervoer en opslag 32.074 6% 60% 14% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 38.295 23% 45% 12% J Informatie en communicatie 18.704 7% 66% 11% K Financiële activiteiten en verzekeringen 43.130 4% 57% 16% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 5.925 6% 48% 16% Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische M 43.777 8% 66% 11% activiteiten N Administratieve en ondersteunende diensten 105.907 14% 56% 14% Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale O 51.626 4% 50% 15% verzekeringen P Onderwijs 156.893 6% 54% 15% Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke Q 215.374 8% 52% 17% dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie 6.847 12% 55% 12% S Overige diensten 26.964 17% 50% 13% Huishoudens als werkgever van huishoudelijk T 1.640 6% 41% 15% personeel U Extraterritoriale organisaties en lichamen 411 1% 46% 19% Totaal 1.002.182 9% 55% 15%
≥50 Totaal 22% 100% 31% 100% 20% 100% 11%
100%
15%
100%
17%
100%
18%
100%
20% 20% 16% 24% 30%
100% 100% 100% 100% 100%
15%
100%
17%
100%
31%
100%
25%
100%
23%
100%
21% 21%
100% 100%
38%
100%
33% 21%
100% 100%
Bron: RSZ, volgens locatie van de hoofdverblijfplaats van de werknemer, situatie op 30/06 Bewerking door Guidea
We merken dat het aantal 50-jarigen of ouder onder de mannelijke werknemers lager is dan het gemiddelde over alle sectoren heen (13% in de horecasector t.o.v. 25% in alle sectoren). Het aandeel 50-jarigen of ouder bij hun vrouwelijke collega’s is iets hoger en komt quasi overeen met het gemiddelde over alle sectoren (20% in de horecasector t.o.v. 21% in alle sectoren).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
25
3.3 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per leeftijd Tabel: Gemiddelde maandelijkse uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen per leeftijd -2010Horecasector Alle sectoren % % n n Kwartaal 2010-I 855 23.183 <25 jaar 302 35% 7.949 34% 25-49 jaar 476 56% 13.596 59% 50 jaar of ouder 77 9% 1.637 7% Kwartaal 2010-II 920 20.537 <25 jaar 288 31% 6.492 32% 25-49 jaar 544 59% 12.467 61% 50 jaar of ouder 88 10% 1.578 8% Kwartaal 2010-III 829 24.281 <25 jaar 322 39% 9.463 39% 25-49 jaar 438 53% 13.155 54% 50 jaar of ouder 69 8% 1.663 7% Kwartaal 2010-IV 786 22.156 <25 jaar 330 42% 9.002 41% 25-49 jaar 394 50% 11.739 53% 50 jaar of ouder 62 8% 1.415 6% Bron: Departement WSE Bewerking door Guidea
In het vierde kwartaal van 2010 stroomden 786 werklozen uit naar werk in de horecasector in Vlaanderen. 8% hiervan is 50 jaar of ouder. Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs meer oudere werknemers naar werk in de horecasector (bv. 8% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 6% vierde kwartaal 2010 alle sectoren).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
26
3.4 IBO per leeftijd Tabel: IBO’s in de horecasector in Vlaanderen per leeftijd -2010Horeca n Totaal aantal IBO’s 737 Leeftijd <25 jaar 457 25-49 jaar 262 50 jaar en meer 18 Kansengroep Ouderen 18
% 100%
Alle sectoren n % 11.801 100%
62% 36% 2%
6.548 4.899 354
55% 42% 3%
2%
352
3%
Bron: VDAB Bewerking door Guidea
De meeste deelnemers aan een IBO-opleiding in de horecasector zijn jonger dan 25 jaar (62%). 36% is minstens 25 jaar en hoogstens 49 jaar. Over alle sectoren heen zien we iets minder jongeren (55%) en iets meer 25- tot 49-jarigen (42%). In de horecasector vertegenwoordigen de ouderen 2% van de IBO’s, dit is één procentpunt minder dan het aandeel ouderen in de IBO’s in alle sectoren (3%).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
27
4 Diversiteit naar opleidingsniveau In dit deel bekijken we de diversiteit naar opleidingsniveau in de horecasector a.d.h.v.: • Het aantal werknemers per opleidingsniveau, • Het aantal laaggeschoolden dat uitstroomt uit de werkloosheid naar werk in de horeca, • Het aantal laaggeschoolden dat een IBO volgde. Om de diversiteit naar opleidingsniveau in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, het departement WSE en de VDAB. Meer informatie over deze bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk ‘toelichting van de bronnen’. De Vlaamse Regering definieert ‘kortgeschoolden’ zo: “Personen die aan een van de volgende voorwaarden voldoen: a) ze zijn houder van ten hoogste een diploma van het lager secundair onderwijs, b) ze zijn enkel houder van een getuigschrift van een middenstandsopleiding, c) ze zijn houder van een niet-erkend buitenlands diploma”. Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009.
Op basis van de EAK bevat de groep laaggeschoolden, werknemers met volgend opleidingsniveau: • geen diploma, • lager onderwijs, • lager algemeen secundair onderwijs (1ste of 2de graad), • lager technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs (1ste of 2de graad). De categorie laaggeschoolde werknemers van de EAK komt overeen met de eerste voorwaarde van de definitie van de Vlaamse Regering. Volgens het Departement WSE heeft een laaggeschoolde maximaal een diploma van de tweede graad van het secundair onderwijs behaald. De VDAB beschouwt werkzoekenden als kortgeschoold als het hoogst behaalde diploma een van de volgende is: • Getuigschrift van het lager onderwijs, • Getuigschrift van de 2e graad van het algemeen, technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs (ASO/TSO/KSO/BSO), • Getuigschrift (deeltijds) beroepssecundair onderwijs, • Getuigschrift leertijd, • Diploma of getuigschrift aan een buitenlandse instelling dat hier niet erkend is.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
28
4.1 Werknemers per opleidingsniveau Tabel: Aandeel loontrekkende werknemers in alle sectoren in Vlaanderen per opleidingsniveau -2010Sectie Omschrijving n Laag Midden5 Hoog6 A Landbouw, bosbouw en visserij 9.257 42% 52% 6% B Winning van delfstoffen 519 81% 19% 0% C Industrie 428.343 25% 49% 27% Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en D 14.351 12% 38% 49% gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en E 22.532 33% 45% 22% sanering F Bouwnijverheid 139.348 34% 53% 13% Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en G 270.910 23% 56% 21% motorfietsen H Vervoer en opslag 162.354 32% 49% 18% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 45.864 33% 55% 12% J Informatie en communicatie 61.145 5% 24% 70% K Financiële activiteiten en verzekeringen 47.188 4% 27% 69% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 6.831 21% 43% 35% Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische M 64.881 5% 23% 72% activiteiten N Administratieve en ondersteunende diensten 88.826 32% 39% 30% Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale O 164.126 19% 46% 35% verzekeringen P Onderwijs 224.872 5% 12% 82% Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke Q 310.306 16% 41% 43% dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie 26.551 19% 42% 39% S Overige diensten 27.452 19% 47% 34% Huishoudens als werkgever van huishoudelijk T 21.247 46% 50% 4% personeel U Extraterritoriale organisaties en lichamen 272 21% 0% 79% Totaal 2.137.175 21% 42% 37% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2010, NACE_2008=55 of 56 Bewerking door Guidea !Opgelet: de rode percentages moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000.
33% van de Vlaamse horecawerknemers is laaggeschoold. 55% is middelmatig geschoold en 12% hooggeschoold. Het aandeel laaggeschoolde horecawerknemers is hoger dan het gemiddelde over alle sectoren (33% t.o.v. 21% gemiddeld). De horeca is dus één van de sectoren met een groot aantal laaggeschoolden. Het percentage hooggeschoolde horecawerknemers is lager dan het gemiddelde over alle sectoren (12% t.o.v. 37% gemiddeld). 5
Hoger algemeen secundair onderwijs (3de graad), hoger technisch secundair onderwijs (3de graad), Hoger kunstsecundair onderwijs (3de graad), hoger beroepssecundair onderwijs (3de graad, o.a. middenstandsopleiding, Syntra) en postsecundair niet-hoger onderwijs. 6
Hoger niet-universitair onderwijs van het korte type, 1 cyclus of professionele bachelor, academische bachelor (hogeschool), academische bachelor (universiteit), voortgezet onderwijs en aanvullende opleiding na graduaat of na bachelor (specialisatie, bachelor na bachelor), master (hogeschool), hoger niet-universitair onderwijs van het lange type, 2 cycli, master (universiteit), universitair onderwijs: licentiaat, ingenieur, dokter in de geneeskunde, voortgezette en aanvullende opleiding na licentiaat, ingenieur of master (specialisatie, master na master) en doctoraat met proefschrift.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
29
Grafiek: Evolutie aandeel laaggeschoolde loontrekkende werknemers in Vlaanderen -2007/2010100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Laaggeschoold
2007
2008
2009
2010
35%
34%
33%
33%
Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2010, NACE_2008=55 of 56 Bewerking door Guidea
In 2010 is het aandeel laaggeschoolde loontrekkende werknemers in de horecasector in Vlaanderen met twee procentpunten gedaald sinds 2007.
4.2 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector per opleidingsniveau Tabel: Gemiddelde maandelijkse uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen per opleidingsniveau -2010Horecasector Alle sectoren % % n n Kwartaal 2010-I 855 23.183 Laaggeschoold 393 46% 8.874 38% Middengeschoold 351 41% 9.057 39% Hooggeschoold 111 13% 5.252 23% Kwartaal 2010-II 920 20.537 Laaggeschoold 469 51% 8.750 43% Middengeschoold 358 39% 8.115 40% Hooggeschoold 94 10% 3.672 18% Kwartaal 2010-III 829 24.281 Laaggeschoold 359 43% 8.918 37% Middengeschoold 343 41% 9.049 37% Hooggeschoold 127 15% 6.314 26% Kwartaal 2010-IV 786 22.156 Laaggeschoold 334 42% 8.092 37% Middengeschoold 326 41% 8.402 38% Hooggeschoold 127 16% 5.662 26% Bron: Departement WSE Bewerking door Guidea
In het vierde kwartaal van 2010 stroomden 786 werklozen uit naar werk in de horecasector in Vlaanderen. 42% hiervan is laaggeschoold. Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid verhoudingsgewijs meer laaggeschoolden naar werk in de horecasector (bv. 42% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 37% vierde kwartaal 2010 alle sectoren).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
30
4.3 IBO per opleidingsniveau Tabel: IBO’s in de horecasector in Vlaanderen per opleidingsniveau -2010Horeca n % Totaal aantal IBO’s 737 100% Studieniveau Lager onderwijs + 1ste graad secundair 192 26% de 2 graad secundair 204 28% 3de + 4de graad secundair 285 39% Professionele bachelor 28 4% Academische bachelor 8 1% Master 20 3% Kansengroep Laaggeschoolden 398 54%
Alle sectoren n % 11.801 100% 1.9977 2.370 5.761 1.057 78 538
17% 20% 49% 9% 1% 5%
4.346
37%
Bron: VDAB Bewerking door Guidea
Het studieniveau van de personen die een IBO-opleiding in de horecasector volgden, is eerder laag (54%). Over alle sectoren heen volgden 37% laaggeschoolden een IBO. In de horecasector vertegenwoordigen de laaggeschoolden 54% van de IBO’s, dit is zeventien procentpunten meer dan het aandeel ouderen in de IBO’s in alle sectoren (37%).
7
De som van lager onderwijs en 1ste graad secundair onderwijs en 2de graad secundair bv. voor alle sectoren is 4.367. Dit ligt iets lager dan de 4.346 kansengroep laaggeschoolden. Dit verschil ontstaat door kleine verschillen in het tijdstip waarop de kenmerken van de werkzoekende worden bepaald.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
31
5 Personen met een (arbeids)handicap In dit deel bekijken we de cijfers over het aantal personen met een (arbeids)handicap in de horecasector a.d.h.v.: • De hinder in dagelijkse bezigheden, • De vormen van ondersteuning die werknemers krijgen bij het werk dat ze doen, • Het aantal personen met een arbeidshandicap dat uitstroomt uit de werkloosheid naar werk in de horeca, • Het aantal personen met een handicap dat een IBO volgde. Om de diversiteit naar opleidingsniveau in de horeca in kaart te brengen, doen we beroep op cijfers van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie, het departement WSE en de VDAB. Meer informatie over deze bronnen vindt u achteraan in dit rapport, in het hoofdstuk ‘toelichting van de bronnen’. De Vlaamse Regering definieert ‘personen met een handicap’ als volgt: “Mensen met een aantasting van hun mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden, voor wie het uitzicht op het verwerven en behouden van een arbeidsplaats en op vooruitgang op die plaats, langdurig en in belangrijke mate beperkt is of bedreigd wordt. Tot de categorie van personen met een arbeidshandicap behoren ondermeer de hiernavolgende personen: • personen met een handicap, erkend door het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, •
personen die gewezen leerling zijn van het buitengewoon onderwijs en die hoogstens een getuigschrift of diploma behaald hebben in het buitengewoon onderwijs,
•
personen die op basis van hun handicap in aanmerking komen voor een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming, verstrekt aan personen met een handicap op basis van de wet van 27 februari 1987 houdende tegemoetkomingen aan personen met een handicap,
•
personen die in het bezit zijn van een afschrift van een definitief geworden gerechtelijke beslissing of van een attest van een bevoegde federale instelling waaruit een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid blijkt,
•
personen die recht geven op bijkomende kinderbijslag of personen die recht hebben op een verhoogde kinderbijslag voor hun kind of kinderen ten laste als ouder met een handicap,
•
personen die een invaliditeitsuitkering ontvangen op basis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
•
personen met een attest van arbeidshandicap van een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding aangewezen dienst of arts.
Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
32
In de EAK editie 2010 werden twee vragen i.v.m. langdurige gezondheidsproblemen gesteld. 1) Ervaart u in uw dagelijkse bezigheden op het werk of daarbuiten, hinder door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte (al dan niet werkgerelateerd)? • Ja: in erge mate • Ja: in zekere mate • Neen • GA 2) Welke van de volgende vormen van ondersteuning krijgt u bij het werk dat u nu doet? (Meerdere antwoorden mogelijk) • aanpassing van het soort taken • aanpassing van de hoeveelheid werk • hulp bij verplaatsing van en naar het werk • hulp bij verplaatsing op het werk • aangepaste uitrusting • hulp van collega’s • u kunt helemaal geen betaalde arbeid (meer) verrichten Het Departement WSE en de VDAB hanteren onderstaande definitie van werkzoekenden met een arbeidshandicap: Een werkzoekende wordt als arbeidsgehandicapt beschouwd wanneer na een administratief onderzoek , uit attesten of verslagen, blijkt dat hij: • • • • • • •
ingeschreven is in het huidige VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap); een kwalificatie of getuigschrift heeft uit het buitengewoon onderwijs, of ex-BUSO of BLOleerling is zonder dat er kwalificaties of getuigschriften behaald zijn; recht heeft op een inkomensvervangende- of een integratietegemoetkoming; in het bezit is van een afschrift van een definitief geworden gerechtelijke beslissing of van een attest van een bevoegde federale instelling waaruit een blijvende graagd van arbeidsongeschiktheid blijft; recht heeft op bijkomende kinderbijslag of recht heeft op verhoogde kinderbijslag (als ouder met een handicap); recht heeft op een invaliditeitsuitkering in het kader van de ziekteverzekering; een attest heeft van een arbeidshandicap, afgeleverd door een door de VDAB erkende dienst of arts;
Dit is conform de 7 criteria opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering (BVR) van 18 juli 2008.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
33
5.1 Loontrekkende werknemers met een handicap 5.1.1 Hinder in dagelijkse bezigheden Tabel: Aandeel loontrekkende werknemers in alle sectoren in Vlaanderen dat in de dagelijkse bezigheden op het werk of daarbuiten, hinder door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte (al dan niet werkgerelateerd) ervaart -2010n Geen Sectie Omschrijving Ja Nee Totaal antwoord A Landbouw, bosbouw en visserij 8.896 8% 91% 2% 100% B Winning van delfstoffen 519 0% 100% 0% 100% C Industrie 442.385 4% 94% 2% 100% Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom D 17.265 2% 96% 2% 100% en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en E 23.150 8% 90% 2% 100% sanering F Bouwnijverheid 143.304 5% 93% 2% 100% Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en G 279.098 4% 93% 2% 100% motorfietsen H Vervoer en opslag 169.689 4% 93% 2% 100% I Verschaffen van accommodatie en maaltijden 46.138 1% 94% 5% 100% J Informatie en communicatie 76.943 3% 94% 4% 100% K Financiële activiteiten en verzekeringen 78.117 3% 94% 2% 100% L Exploitatie van en handel in onroerend goed 8.323 5% 91% 4% 100% Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische M 76.702 3% 95% 2% 100% activiteiten N Administratieve en ondersteunende diensten 93.599 7% 90% 3% 100% Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale O 213.739 5% 93% 2% 100% verzekeringen P Onderwijs 240.769 5% 94% 2% 100% Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke Q 331.329 9% 88% 3% 100% dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie 30.065 6% 92% 2% 100% S Overige diensten 31.226 9% 89% 2% 100% Huishoudens als werkgever van huishoudelijk T 21.152 15% 84% 1% 100% personeel U Extraterritoriale organisaties en lichamen 9.984 4% 78% 18% 100% Totaal 2.342.391 5% 93% 2% 100% Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2010, NACE_2008=55 of 56 Bewerking door Guidea !Opgelet: de rode percentages moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000.
1% van de Vlaamse werknemers in de horecasector geeft aan dat ze hinder ervaren in hun dagelijkse bezigheden (op het werk of daarbuiten), door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte. Dit cijfer ligt lager dan het gemiddelde over alle sectoren (1% t.o.v. 5% gemiddeld).
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
34
Tabel: Evolutie aandeel loontrekkende werknemers in de horecasector in Vlaanderen dat in de dagelijkse bezigheden op het werk of daarbuiten, hinder door een handicap, een langdurige aandoening of langdurige ziekte (al dan niet werkgerelateerd) ervaart -2002/2010100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Handicap
2002
2007
2009
2010
13%
7%
6%
1%
Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2002-2010, NACE_2003=55 of NACE_2008=55 of 56 Bewerking door Guidea
In 2002 bedroeg het aandeel loontrekkende werknemers in de horecasector in Vlaanderen met een handicap of langdurig gezondheidsprobleem nog 13%. In 2010 is dit slechts 1% meer. Deze evolutie moeten we voorzichtig interpreteren, aangezien de cijfers lager liggen dan 5.000 per subgroep en dus minder betrouwbaar zijn.
5.1.2 Vormen van ondersteuning In de horecasector zijn voor werknemers die aangaven dat ze hinder ervaren in hun dagelijkse bezigheden volgende ondersteunende maatregelen het meest nodig of krijgen ze deze al: • Aanpassing van het soort taken (76% ja, meer dan alle sectoren 54% ja) • Aanpassing van de hoeveelheid werk (27% ja, meer dan alle sectoren 42% ja) • Hulp van collega’s (27% ja, minder dan in alle sectoren 20% ja) Hulp bij verplaatsing naar en van het werk of op het werk en aangepaste uitrusting worden niet genoemd. 24% van de horecawerknemers, die hinder ervaart in zijn dagelijkse bezigheden, kan geen betaalde arbeid (meer) verrichten.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
35
Tabel: Vormen van ondersteuning die werknemers al krijgen bij het werk dat ze nu doen -2010Sectie Omschrijving A C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U Totaal
Landbouw, bosbouw en visserij Industrie Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering Bouwnijverheid Groot- en detailhandel: reparatie van auto’s en motorfietsen Vervoer en opslag Verschaffen van accommodatie en maaltijden Informatie en communicatie Financiële activiteiten en verzekeringen Exploitatie van en handel in onroerend goed Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Kunst, amusement en recreatie Overige diensten Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel Extraterritoriale organisaties en lichamen
Kan geen betaalde arbeid Totaal (meer) verrichten 26% 14% 100% 25% 10% 100%
Hulp bij Aanpassing Hulp bij Aanpassing verplaatsing Aangepaste Hulp van n hoeveelheid verplaatsing soort taken naar en van uitrusting collega’s werk op het werk het werk 673 17.369
73% 58%
41% 22%
0% 1%
0% 1%
0% 14%
407
58%
42%
0%
0%
0%
32%
0%
100%
1.811
56%
33%
0%
0%
11%
7%
7%
100%
7.242
56%
41%
1%
0%
15%
24%
10%
100%
11.409
60%
40%
3%
1%
8%
23%
15%
100%
7.079 406 2.039 2.545 438
55% 76% 52% 9% 65%
39% 27% 38% 33% 15%
0% 0% 6% 4% 0%
0% 0% 0% 0% 0%
15% 0% 20% 16% 20%
11% 27% 20% 11% 0%
12% 24% 4% 31% 0%
100% 100% 100% 100% 100%
2.641
45%
35%
0%
0%
26%
29%
0%
100%
6.569
64%
57%
1%
0%
18%
10%
7%
100%
11.272
46%
43%
2%
4%
15%
19%
12%
100%
11.508
45%
40%
3%
1%
12%
27%
8%
100%
29.859
59%
52%
2%
1%
9%
20%
9%
100%
1.692 2.720
22% 62%
53% 50%
5% 3%
0% 0%
19% 17%
17% 35%
11% 9%
100% 100%
3.196
56%
56%
0%
0%
9%
4%
6%
100%
400 121.275
0% 54%
0% 42%
0% 2%
0% 1%
32% 13%
0% 20%
68% 10%
100% 100%
Bron: FOD Economie - Afdeling Statistiek, Enquête naar de arbeidskrachten 2010, NACE_2008=55 of 56, Basis: ervaren hinder in hun dagelijkse bezigheden op het werk of daarbuiten door een handicap, langdurige aandoening of langdurige ziekte. Bewerking door Guidea !Opgelet: de rode percentages moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. De absolute aantallen liggen hier lager dan 5.000.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
36
5.2 Uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector volgens arbeidshandicap Tabel: Gemiddelde maandelijkse uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector en alle sectoren in Vlaanderen volgens handicap -2010Horecasector Alle sectoren n n Kwartaal 2010-I 855 23.183 Arbeidshandicap 41 5% 1.306 6% Geen arbeidshandicap 814 95% 21.877 94% Kwartaal 2010-II 920 20.537 Arbeidshandicap 47 5% 1.343 7% Geen arbeidshandicap 873 95% 19.194 93% Kwartaal 2010-III 829 24.281 Arbeidshandicap 43 5% 1.419 6% Geen arbeidshandicap 786 95% 22.862 94% Kwartaal 2010-IV 786 22.156 Arbeidshandicap 28 4% 1.242 6% Geen arbeidshandicap 758 96% 20.913 94% Bron: Departement WSE Bewerking door Guidea
In het vierde kwartaal van 2010 stroomden 786 werklozen uit naar werk in de horecasector in Vlaanderen. 4% hiervan heeft een arbeidshandicap. Gemiddeld stromen er uit de werkloosheid minder personen met een arbeidshandicap naar werk in de horecasector (bv. 4% vierde kwartaal 2010 horeca t.o.v. 6% vierde kwartaal 2010 alle sectoren).
5.3 IBO personen met een handicap Tabel: IBO’s in de horecasector en in alle sectoren in Vlaanderen voor personen met een handicap 2010Horeca Alle sectoren n % n % Totaal aantal IBO’s 737 100% 11.801 100% Kansengroep Personen met een handicap 53 7% 799 7% Bron: VDAB Bewerking door Guidea
In de horecasector maken personen met een handicap 7% van de IBO’s uit. Dit komt overeen met het gemiddelde voor alle sectoren.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
37
6 Diversiteitsplannen Diversiteitsplannen stimuleren bedrijven, organisaties en (lokale) overheden om kansengroepen (prioritair mensen van allochtone origine, personen met een arbeidshandicap en 50-plussers) meer kansen te bieden op de arbeidsmarkt. Er zijn diverse varianten diversiteitsplannen: • Instapdiversiteitsplannen: opstap naar divers HR-beleid: een subsidie van maximum ½ van de kosten van het plan, met een plafond van €2.500. • Diversiteitsplannen: een volledige en planmatige aanpak in vier stappen, met o.a. aandacht voor opleidings- en competentiebeleid en kwaliteit van de arbeid. Subsidie bedraagt maximaal 2/3 van de kosten van het plan, met een plafond van €10.000. • Groeidiversiteitsplannen: met het oog op de verankering van het diversiteitsbeleid in het strategisch beleid van de organisatie: maximum 1/2 van de kosten, met een plafond van €2.500. • Clusterdiversiteitsplannen: een gelijklopend diversiteitsplan in cluster van meerdere bedrijven of bedrijfseenheden in een groep, regio of sector: een subsidie van maximum 2/3 van de kosten van het plan, met een plafond van €3.000 per deelnemende organisatie. (Bron: www.werk.be – Diversiteitsplannen 2010)
Tabel: Aantal diversiteitsplannen in Vlaanderen -2010Horecasector8 Alle sectoren Instapplan 7 145 Diversiteitsplan 3 261 Groeiplan 3 136 Clusterplan 1 208 Totaal 14 750
Instapplan Diversiteitsplan Groeiplan Clusterplan Totaal
Horecasector 50% 21% 21% 7% 100%
Alle sectoren 19% 35% 18% 28% 100%
Bron: Departement WSE Bewerking door Guidea
In 2010 dienden 14 Vlaamse horecaondernemingen een diversiteitsplan in. Dit is 1,9% van het totaal aantal diversiteitsplannen in alle sectoren. Als je weet dat er in 2008 in Vlaanderen 33.784 horecaondernemingen waren, hebben slechts enkele horecaondernemingen een diversiteitsplan. De helft van de horecaondernemingen met een diversiteitsplan heeft een instapplan (50%) afgesloten. 21% heeft een klassiek diversiteitsplan opgestart. Nog eens 21% heeft een groeiplan opgestart. Clusterplannen worden minder vaak afgesloten (7%).
8
De horecasector wordt hier gedefinieerd als PC 302 Hotelbedrijf.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
38
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
39
Toelichting van de bronnen 1 RSZ Voor de cijfers over de loontrekkende werkgelegenheid in de horecasector doen we een beroep op de cijfers van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Afhankelijk van de manier waarop de ondernemingskenmerken worden weergegeven, zijn er twee statistiekcircuits binnen de RSZ: • •
gedecentraliseerde statistieken (op niveau van de vestigingen) gecentraliseerde statistieken (op niveau van de onderneming als geheel). Bij de gecentraliseerde statistieken wordt één enkele activiteit (de hoofdactiviteit) en één enkele lokalisatie (de hoofdzetel) in aanmerking genomen. Het bedrijf en dus ook zijn werknemers wordt ingedeeld in de sector van zijn hoofdactiviteit.
We verkiezen de gecentraliseerde statistieken om meerdere redenen. Vooreerst bestaat de horeca hoofdzakelijk uit kleinschalige ondernemingen, dus zijn de afwijkingen tussen de gecentraliseerde en de gedecentraliseerde gegevens eerder beperkt. Bovendien zijn de gecentraliseerde cijfers iets sneller beschikbaar. De cijfers in dit rapport geven het tweede kwartaal weer (toestand op 30 juni). De telling is een momentopname. De RSZ bepaalt het aantal arbeidsplaatsen door per werkgever een telling te maken van het aantal werknemers in dienst. Personen met meerdere jobs bij verschillende werkgevers worden dus meermaals geteld. De cijfers van de RSZ geven normaliter het ‘aantal arbeidsplaatsen’ weer. De hoofdstukken ‘diversiteit naar leeftijd en diversiteit naar geslacht’ vormen hierop een uitzondering. Deze statistieken zijn op basis van de leeftijdscategorieën volgens de hoofdverblijfplaats van de werknemer. In dit geval gaat het niet om arbeidsplaatsen, maar om het aantal in de sociale zekerheid opgenomen werknemers.
Guidea gebruikt de nace-bel nomenclatuur om de horecasector af te bakenen. Bij de RSZ vragen we de cijfers in deze classificatie op. Volgens de nace-bel indeling van 2008 valt de horeca onder sectie I: ‘verschaffen van accommodatie en maaltijden’. Deze sectie bevat de codes 55 (accommodaties) en 56 (eet- en drinkgelegenheden). Nace-bel 2008: 55 Verschaffen van accommodatie 55.1 Hotels en dergelijke accommodatie 55.2 Vakantieverblijven en andere accommodatie voor kort verblijf 55.3 Kampeerterreinen en kampeerauto- en caravanterreinen 55.9 Overige accommodatie 56 Eet- en drinkgelegenheden 56.1 Restaurants en mobiele eetgelegenheden 56.2 Catering en overige eetgelegenheden 56.3 Drinkgelegenheden
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector
40
2 Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) Het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) voert in samenwerking met de nationale instituten voor de statistiek de Belgische Enquête naar de arbeidskrachten bij huishoudens. Dankzij deze enquête beschikken we over statistieken die vergelijkbaar zijn over de verschillende landen heen. In deze enquête komen de omvang, de structuur en de evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid aan bod. Bovendien levert de EAK een aantal cijfers over de werksituatie van werknemers die je bij andere organisaties niet vindt. Voorbeelden zijn gegevens over het opleidingsniveau van werknemers, nationaliteit, scholingsgraad. De EAK steunt op de Resolutie over de statistieken van de actieve bevolking, de werkgelegenheid, de werkloosheid en het tekort van de werkgelegenheid. Deze resolutie werd goedgekeurd door de 13de Internationale Conferentie van Arbeidsstatistici. Bij de cijfers van de EAK wordt een opsplitsing gemaakt naar de niet-loontrekkenden (zelfstandigen) en de loontrekkenden. In dit rapport bespreken we de cijfers voor de loontrekkenden. Nog enkele bemerkingen: • Het gaat hier om een enquête dus zijn enkel de verhoudingen van belang en niet de absolute waarden. • De resultaten geven een totaalbeeld van de horecasector (geen opsplitsing per subsector) in België en Vlaanderen. In dit rapport gebruiken we EAK-cijfers voor het aantal loontrekkende werknemers met een handicap, werknemers per nationaliteit en werknemers per opleidingsniveau (hoogst behaalde diploma).
3 Studiedienst VDAB De studiedienst van de VDAB geeft ons informatie over de individuele beroepsopleiding in de onderneming of IBO. De horeca wordt afgebakend op basis van nace-code. De individuele beroepsopleiding in de onderneming is een opleidingsvorm waarbij een werkzoekende door een werkgever wordt opgeleid op de werkvloer. De werkgever betaalt geen loon of RSZ, enkel een productiviteitsvergoeding, verplaatsingskosten en een verzekering tegen arbeidsongevallen. De werkzoekende krijgt een premie bovenop zijn uitkering waardoor het inkomen vergelijkbaar is met een nettoloon. Na deze opleiding van een tot zes maanden is het bedrijf verplicht de werkzoekende een contract voor onbepaalde duur te geven.
4 Departement Werk en Sociale Economie Het Departement Werk en Sociale Economie bezorgt ons cijfers over diversiteitsplannen en over de uitstroom uit werkloosheid naar werk in de horecasector. De horecasector wordt hier afgebakend op basis van nace-code. Je kan de instroom van werkzoekenden berekenen die bij het begin van de maand als werkzoekende zijn ingeschreven en die op de laatste dag van de maand aan het werk zijn volgens DIMONA. De koppeling met de nace-codes geeft aan in welke sector en welke activiteit de werkzoekende is ingestroomd.
© 2011 Guidea – Diversiteitsanalyse van de horecasector