Dit portret van Ann kwam tot stand in samenwerking met Ann en Linda De Craemer, in opdracht en onder begeleiding van het SIHO.
Om de lange weg die Ann heeft afgelegd voor te stellen hebben we ervoor gekozen om letterlijk en figuurlijk een weg te nemen. Deze weg begint met de persoonlijke geschiedenis van Ann, die haar heeft gemaakt tot wie ze vandaag is. Bij haar geboorte werd er een diagnose vastgesteld van spastische tetraplegie. Dat houdt onder andere in dat Ann moeite heeft met stappen, 200 meter ver is een maximum voor haar. Haar rechterhand kan ze moeilijk gebruiken. Als ze hem gebruikt, is het om iets tegen te houden. Haar linkerhand functioneert wel goed. Als kleuter begon Ann in de eerste kleuterklas in het gewoon onderwijs in Lint. Daar bleek dat het moeilijk was om haar te ondersteunen en te begeleiden in de klas, dus is ze overgeschakeld naar het buitengewoon onderwijs. Daar kreeg ze alle begeleiding die ze nodig had, zoals kinesitherapie en logopedie. Toen ze op het einde van de lagere school kwam, wilde Ann graag haar middelbaar weer volgen in het gewoon onderwijs. De andere optie was om op internaat te gaan. Ze wilde liever naar het gewoon onderwijs dan op internaat te gaan. Toen zijn ze begonnen met haar voor te bereiden op een examen bij de Middenjury om zo haar diploma lager onderwijs te kunnen halen. Dit lukte, dus begon ze met haar middelbaar in het gewoon onderwijs in de richting moderne. Ann ging bijna ieder jaar mee op een kamp van de Christelijke Mutualiteit. Daar ontmoette ze een meisje dat door een leerkracht werd mishandeld en daardoor worstelde met nachtmerries. Ann vond dat dit echt niet kon en dat daar iets aan gedaan moest worden. Daarom koos ze ervoor om rechten te gaan studeren in Leuven. In Leuven zat ze op kot op Romero, een studentenhome waar er voor
studenten met een beperking omkadering aanwezig was door studenten zonder beperking en professionelen. Toen ze bijna afstudeerde solliciteerde ze bij OVAM, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. Direct na haar studies mocht ze er beginnen als interim. Er was een mogelijkheid om daarna te kunnen blijven maar dat was uiteindelijk toch niet het geval. Ze was twee maanden werkloos en daarna kon ze beginnen werken bij het Vlaams Verbond voor Katholieke Hogescholen (VVKHO), waar ze nu nog altijd werkt als juriste. Dit was in een notendop de geschiedenis van Ann tot vandaag. Nu komen we aan een verkeerslicht dat bestaat uit een rood, een oranje en een groen licht. Als we het groene licht volgen, komen we op de weg die Ann als positief ervaarde. Wanneer we het rode licht volgen, komen we op drempels en negatieve ervaringen van Ann. Als laatste is er nog het oranje licht, dit staat voor de middenweg of de manieren die Ann ziet die ervoor zouden kunnen zorgen dat studenten in de toekomst de negatieve ervaringen van de rode weg minder moeten tegenkomen. Wanneer we al deze wegen volgen, komen we verkeersborden tegen die elk een ander onderdeel van het leven van Ann symboliseren. Wij (Ann en mezelf) willen met dit portret proberen om een beeld te geven van wie Ann is, met haar positieve en negatieve kanten en wat haar ervaringen zijn geweest op verschillende vlakken. Met dat beeld willen we graag proberen om ervoor te zorgen dat opleidingen, studenten en werkgevers weten waar de pijnpunten en sterke punten liggen vandaag en hoe daar verbetering in kan komen. Dit verhaal is geen negatief verhaal, en dat is ook bewust zo. Op dit moment, wanneer het portret is afgewerkt woont Ann zelfstandig op haar nieuwe appartement in Mechelen. Ze heeft er nog steeds regelmatig contact met haar familie en stelt het daar goed.
We willen graag beginnen met de positieve weg in te staan. Onderweg komen we een aantal thema’s tegen. Die worden voorgesteld als verkeersborden.
Het eerste verkeersbord dat we tegenkomen langs de weg is het volgende:
Dit bord staat voor de schoolomgeving. Ann is na een poging in het eerste kleuter in het gewoon onderwijs overgeschakeld naar het buitengewoon onderwijs. Daar is ze negen jaar gebleven. In die periode kreeg ze op school de kinesitherapie en logopedie die ze nodig had. Toen ze besliste om haar middelbaar te volgen in een gewone school is daar niets anders dan positieve reactie op gekomen. Haar ouders begonnen meteen alle regelingen te treffen en vanuit het buitengewoon onderwijs werd er gestart aan de voorbereiding en remediëring die nodig was om het examen voor de Middenjury af te leggen. Er kwam dus veel steun van de leerkrachten buitengewoon onderwijs die haar motiveerden om door te doen. Doordat het tempo wat lager ligt en om die voorbereiding voldoende te kunnen uitvoeren deed Ann wel een jaartje langer over het lager onderwijs, maar na dit examen kreeg ze haar diploma lager onderwijs.
In het middelbaar onderwijs is Ann begonnen met de richting moderne. Het middelbaar is niet altijd even vlot verlopen. Het was een nieuwe start, maar ze wilde dat heel graag doen en bereiken. Soms was er een tweetal uur per week GON-begeleiding van het buitengewoon onderwijs. Die begeleiding kon dan een beetje coördineren en de leerkrachten en directie een beetje gerust stellen, omdat die er in het begin wat sceptisch tegenover stonden. Ze hadden er ook geen ervaring mee, want ze was de eerste en enige studente met een beperking die daar op school kwam. De GON-begeleiding kon gezien worden als een soort brug tussen het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs die het mogelijk maakte dat Ann kon slagen in het middelbaar. Zonder de ondersteuning van haar goede begeleidster Inge zou het middelbaar niet gelukt zijn, denkt Ann. In het tweede en derde jaar was er geen GON-begeleiding, maar in het vierde jaar wel. Het viel wel op tijdens het middelbaar onderwijs dat jonge leerkrachten achter haar stonden en er iets van wilden maken. Bijvoorbeeld wanneer de GON-begeleidster er eens niet kon zijn, vroegen zij wat de begeleidster meestal deed met haar en dan namen zij die taak over. Ze moesten dat niet doen, maar toch deden ze dat, en dat was een fijn gevoel. Wanneer ze het idee had om naar de universiteit te gaan waren er verdeelde meningen tussen de leerkrachten in het middelbaar. Ze stelden zich vooral de vraag of Ann het tempo wel zou aankunnen. Haar klastitularis van het vierde middelbaar, waar ze toen heel veel steun aan heeft gehad, heeft haar dan gemotiveerd om het echt te doen. Dan heeft ze beslist om naar de universiteit te gaan. Om te studeren in Leuven zat ze op kot op Romero. Daar zijn kamers aanwezig die aangepast zijn voor een mindervalide. Ook gewone studenten zitten daar op kot om de mindervalide studenten voor een stuk te helpen met wassen en aankleden. Als er moeilijkere zaken
waren, dan was er ook nog verpleging. Dat was een heel toffe tijd, wel afhankelijk van de groep waarmee je op kot zat natuurlijk. Op kot zitten heeft haar ook veel zelfstandiger gemaakt. Eens alleen om een broodje gaan, zelf beslissen wat je gaat doen ’s avonds. Daar werd ze ook een stuk losser van thuis. Ze had ook naar Antwerpen kunnen gaan, maar toen zou ze misschien meer de neiging hebben gehad om iedere dag naar huis te komen. Dat kon niet in Leuven en dat was heel goed, omdat ze anders al die leuke momenten op kot had moeten missen. Die ervaring was ook positief om dan ook zelfstandig te gaan wonen met ADL assistentie. Er waren ook een paar jongens en meisjes die Ann iedere keer kwamen halen om naar de les en terug naar het kot te gaan. Die zijn dan ook haar vrienden geworden. Tijdens het studeren werd na de eerste proefexamens duidelijk dat er spreiding van de examens nodig zou zijn. Die is er gekomen en dat was een grote hulp. Het was wel zwaar, maar Ann deed het graag. Het werd ook duidelijk dat de omkadering voor het hoger onderwijs beter was volgens Ann. Ze kon ook met de professoren afspreken om examens mondeling te doen. Als dat niet mogelijk was werd er extra tijd voorzien om een schriftelijk examen te doen. Toch is er een jaar geweest dat het wat minder ging op kot en door allerlei omstandigheden heeft Ann een jaar moeten bissen. Dan is Ann, door wat aanmoediging van haar ouders, aan de slag gegaan met repetitoren. Dat zijn een soort monitoren die bijles geven. Het jaar daarop slaagde ze wel. In de twee laatste jaren was er de mogelijkheid om van veel vakken te kiezen wanneer je ze wilde doen, gespreid over de jaren. Ann heeft ze dan zo goed mogelijk proberen te verdelen en na veel hard werk lukte het om voor de eerste keer in tweede licentie in eerste zit te slagen.
Dat gaf enorm veel voldoening! Het laatste jaar slaagde ze daar opnieuw in. Tijdens die periode is er ook veel steun geweest van de ouders van Ann, als ze bijvoorbeeld een lange tekst moest typen, dan was dat vaak moeilijk voor haar. Dan kon zij zeggen wat ze op papier wilde en haar ouders hielpen haar dan met uittikken. Ze hielpen haar ook met onder andere verbeteren en cursussen organiseren. Naast de ondersteuning van haar ouders zat er in haar eerste jaar ook een jongen, Pieter, bij haar op kot. Aan hem heeft Ann heel veel gehad. Voor haar was het vaak moeilijk om de balans tussen studeren en ontspanning te vinden. Hij kon haar dan eens overtuigen om mee te kijken naar een voetbalmatch, en dat was goed. Hij was er altijd om iets aan te vragen, als vriend, om eens over serieuze dingen te praten zoals handicap. Er was ook veel steun en medeleven van de kotgenoten. Wanneer Ann voor haar eerste examen filosofie slaagde en terug op kot kwam en als alle andere kotgenoten dan oprecht blij waren voor haar, dan deed dat enorm veel deugd. Ann hoopt dat het haar gelukt is om ook zo’n figuur te zijn voor anderen op kot. Beneden in Romero zat de Werkgroep Studenten met een Handicap. Dat was heel handig dat ze zo dicht zaten, want als Ann een vraag of een probleem had kon ze er altijd direct terecht en hoefde ze zich er niet ver voor te verplaatsen. Ze kon daar terecht voor vragen rond de spreiding van examens, de regeling van wie haar kwam halen op kot om naar de les te gaan. Tijdens haar studies was het ook een grote hulp dat ze via het Ministerie van Onderwijs de kosten terugbetaald kreeg voor kopies van nota’s van medestudenten. In de praktijk had de werkgroep Studenten met een handicap zelfs een overeenkomst gesloten met het kopiecenter om de facturen rechtstreeks naar het Ministerie door te sturen
Het volgende verkeersbord dat we passeren langs deze weg, is het bord van werken.
Op het einde van haar laatste jaar in Leuven kreeg Ann een e-mail van de coördinatrice van het Steunpunt Studenten met een Handicap in verband met een vacature bij OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij) die iedereen, ook mensen met een beperking, aanspoorde om te solliciteren op een job rond afvalbeheer. Ann moest er even over nadenken want eigenlijk wilde ze ook nog graag een extra jaar bij studeren. Na overleg met haar ouders besloot ze om te solliciteren omdat dit misschien een kans was die ze niet mochten missen. De job waarvoor ze solliciteerde heeft ze niet gekregen, maar ze hebben haar dan in de plaats gevraagd om een interim te doen voor een vrouw die in zwangerschapsverlof was. Ann is er dan direct nadat ze afstudeerde begonnen. Het was een grote aanpassing. Tijdens haar studies kon ze, wanneer het niet meer ging, even tv kijken of iets anders doen. Maar nu moest ze de uren dat ze moest werken ook echt werken. Voor Ann was er dan wat begeleiding nodig, ook omdat ze nogal onzeker was. Er durfden af en toe eens taalfouten in haar documenten sluipen, dus wilde ze daarvoor een beetje begeleiding. Alles verliep goed in die job en ze hadden haar op een bepaald moment ook laten weten dat de mogelijkheid bestond om er te kunnen blijven werken. Achteraf is ze er dan toch niet kunnen blijven, omdat bleek dat ze te veel begeleiding nodig had en omdat er een aantal mensen weggingen en ze de begeleiding er niet konden bij nemen. Ze
was wel ontgoocheld, omdat ze haar hadden laten verstaan dat ze tevreden waren over haar en dat ze misschien had kunnen blijven. Na de ervaring bij OVAM is Ann twee maanden werkloos geweest. Dan heeft ze een halftijdse job gevonden bij het VVKHO. Toen bleek dat het voor haar veel beter was om halftijds te werken in plaats van voltijds, omdat het minder zwaar was. Ze kon dan bijvoorbeeld zelfstandig naar de kinesitherapie gaan. De voltijdse job was soms toch te stresserend. Ann werkt er nu al vijf jaar. Na vijf jaar is haar taakinvulling toch al veranderd. Ze doet nu vooral administratief werk, naar vergaderingen moet ze minder gaan, een overzicht maken van alle regelgeving en wetten die relevant zijn voor het hoger onderwijs, informatieve stukken schrijven voor hogescholen met kritische bedenkingen daarbij, enzovoort. Haar werk vindt vooral plaats achter de computer. Dat vindt ze zelf een goede regeling, want ze is niet zo mobiel. Ze werkt meer op de achtergrond. Dat wil zeggen dat Ann niet te veel in de spotlights wil staan en daar is ze blij mee. Ze heeft niet té veel verantwoordelijkheid en zonder veel deadlines, zodat de job niet te stresserend wordt. Die oplossingen zijn er gekomen in samenspraak met de collega’s wanneer bleek dat er wel aanpassingen nodig waren. Dat is een goede zaak. Voor Ann is het belangrijk dat ze op haar werk het gevoel kan hebben dat ze het goed doet. Het werk dat ze doet bij het VVKHO doet ze ook graag, de onderwerpen waarmee ze bezig is zijn boeiend en interesseren haar. Ze vindt het boeiend om rond het thema functiebeperking te werken. Over haar documenten is ze soms nog eens onzeker en zij laat ze eens nalezen door iemand anders. Om op dit punt te geraken in deze job heeft het wel een eindje geduurd. Pas na drie jaar kreeg ze het gevoel dat ze zich er thuis voelde. Je kunt dat negatief bekijken en dit een lange periode vinden, maar zij is blij dat ze doorgezet en volgehouden heeft, ook wanneer het eens minder vlot
ging op het werk. Je moet niet alles te snel willen, met geduld geraak je er ook.
Wanneer we even verder gaan langs onze weg komen we ons volgend verkeersbord tegen, dat van het sociaal leven en hobby’s.
Wanneer het in het middelbaar minder vlot ging op sociaal vlak heeft Ann wel veel gehad aan de vrienden van haar broer. Ann ging iedere week mee kijken naar de basketbalwedstrijden die haar broer deed en zo heeft ze ook met hen een band opgebouwd. Het was ook leuk om eens tegen mensen te praten die niet met hun neus op je situatie zitten. Als het eens minder ging en ze wilde haar moeder zich geen zorgen over haar laten maken, kon ze gerust eens praten met een van de vrienden van haar broer. Ann vindt het heel belangrijk om hobby’s te hebben. Zo heb je ook meer sociaal contact. Al heel haar leven is Ann lid geweest van vzw De Tofkes, een organisatie die activiteiten organiseert voor mensen met een beperking in Berlaar en omgeving. Zo organiseren ze bijvoorbeeld een sportdag, sinterklaasfeesten of fuiven. Toen ze in haar eerste kandidatuur in Leuven zat, hebben ze haar gevraagd of ze zin had om in het bestuur te komen. Dat heeft ze dan gedaan, omdat er een tekort aan begeleiding was. Ann heeft heel veel gehad aan De Tofkes en ze zou het heel erg hebben gevonden als ze niet meer zouden bestaan.
Dus sinds dan zit Ann in het bestuur. Zij is vertegenwoordigster van de mindervaliden binnen het bestuur. Ann vindt het enorm leuk om zo bezig te zijn met kinderen en met sport. Sport is ook een van de dingen waar ze helemaal zot van is. Alles wat met sport te maken heeft en waar je naar kan kijken ziet ze graag. Ze gaat ook heel graag zwemmen en doet dat nu twee keer per maand. Sociaal contact is voor Ann ook een uitlaatklep. Op het werk gaat het ook beter als je bezig bent op sociaal vlak, bijvoorbeeld er eens over praten als het wat minder gaat. Ze vindt het gezellig om samen met vriendinnen iets te gaan drinken op café, hoewel dat niet altijd mogelijk is om er te geraken bijvoorbeeld. Als de kans zich voordoet zal Ann ze altijd grijpen om op een feest zich volledig te laten gaan op de dansvloer.
“Mijn moeder zegt altijd om te lachen dat het lijkt alsof ik beter kan dansen dan stappen” Ann ging een tijdje geleden ook naar de psychologe om beter te leren omgaan met onzekerheid, en om beter te leren relativeren. Daar heeft ze ook geleerd om haar beperking beter te aanvaarden.
Het volgende verkeersbord dat we tegenkomen langs onze weg is dat van de beperking. Dat Ann een beperking heeft is doorheen onze tocht al duidelijk geworden. Maar door ouder te worden en door te praten met anderen heeft Ann ook de voordelen van het hebben van een beperking kunnen
ontdekken. Eerst en vooral is het voor Ann makkelijker geworden om stil te staan bij de moeilijkheden van andere mensen. Ze kan zich, omdat ze zelf heel wat meegemaakt heeft, goed inleven in de problemen van anderen. Ze apprecieert dingen meer, die anderen dan als vanzelfsprekend beschouwen. Toen haar broer trouwde bijvoorbeeld heeft ze daar een hele week verlof voor genomen. Anderen vroegen zich af van “Allee Ann, dat is nu toch niet nodig?” Maar voor haar was dat wel nodig, zo kon ze zich rustig voorbereiden, want ze wist dat dit voor haar niet evident zou zijn. “Even was het voor mij een trouw.” Ze werd onlangs ook meter van het zoontje van haar broer, Jef. Iemand anders zou daar ook heel blij mee zijn, maar voor haar was dat toch nog iets extra. Voor haar is het ook belangrijk om het op te nemen voor anderen. Bijvoorbeeld allochtonen, homo’s of andere minderheidsgroepen.
“Al iemand iets zegt over allochtonen of negatief doet, dan ben ik de eerste die op de kar zal springen, je moet niet iedereen over dezelfde kam scheren.” Voor haar is het makkelijker om iets anders te zien of een andere draai te geven aan wat andere mensen vanzelfsprekend vinden. Ook naar de psychologe gaan heeft Ann veel geholpen. Ze heeft bijvoorbeeld beter leren relativeren, dat zij niet de enige is die het vaak moeilijk heeft. Je kan daar wel met vriendinnen over praten, maar dat lost niets op. Maar door naar de psychologe te gaan en meer na de denken en zelf oplossingen te zoeken is ze veel vooruit gegaan. Ann heeft hier ook haar handicap verder leren aanvaarden, vroeger duwde ze zichzelf vaak in de slachtofferrol. Nu is ze soms nog onzeker, maar het is al veel beter geworden. Als ze het voelt opkomen, kan ze dat nu beter herkennen en van zich afzetten.
Vroeger dacht Ann dat ze door haar handicap, over bepaalde thema’s geen mening zou mogen hebben. Nu blijkt echter dat net doordat ze een handicap heeft, haar mening zeker gehoord moet worden! Haar handicap heeft haar ook helpen maken tot de vrouw die ze nu is, en ze zou er niets aan willen veranderen. Als ze gaat solliciteren bijvoorbeeld zegt zij er altijd direct bij dat ze een handicap heeft, maar dat daardoor haar doorzettingsvermogen heel veel is gegroeid. Vaak blijkt ook voor Ann dat het niet haar handicap is die belemmeringen met zich meebrengen, maar dat haar onzekerheid nog een grotere beperking is.
Het laatste verkeersbord langs deze weg is het bord wanneer we de toekomst tegenkomen.
Waar Ann zich op dit moment wil op focussen is haar project zelfstandig wonen. Binnenkort, waarschijnlijk al voor dit portret af zal zijn, zal Ann in Mechelen op een appartement zelfstandig wonen. Op dit moment is het allemaal nog heel spannend. Ze weet nog niet goed wat er allemaal zal komen en dat kan soms wat beangstigend zijn. Daarom is Ann opnieuw gestart met bezoekjes aan haar psychologe, om de overgang soepeler te laten verlopen. Ann is nogal een emotioneel en gevoelig persoon, dus helpen die gesprekken met de psychologe haar wel vooruit op vlak van onzekerheid en twijfels.
Het eerste dat ze dus wil bereiken in de toekomst is op haar plooi geraken in haar appartement in Mechelen. Ze wil graag zo zelfstandig worden als het maar kan. Als dat vlot verloopt, kan ze beginnen denken aan wat ze wil doen op werkvlak. Op werkvlak wil Ann zorgen dat ze zich goed voelt op haar werk en zorgen dat het werk dat ze doet goed is. Ann zegt zelf dat ze nooit een carrièremaker zal worden, maar dat ze gewoon wil doen wat ze graag doet. Op dit moment is ze blij met het werk dat ze doet bij het VVKHO en wil ze daar niet weg. Zelfstandigheid is voor Ann heel belangrijk en dat wil ze ook op haar werk. Ze wil daar ook graag zo zelfstandig mogelijk zijn. Dat houdt in dat ze minder teksten en documenten doorstuurt naar anderen om na te lezen en eenmaal dit verbeterd is, kan ze beginnen kijken naar wat de volgende stap zou kunnen zijn. Ann vindt het belangrijk dat alles stap voor stap gebeurt, niets overhaast.
“ Ik denk nu aan Romelu Lukaku die naar Chelsea wou, en nu moet hij gewoon op de bank zitten. En dan denk ik van waarom wou je per se direct daar naartoe gaan? Het is toch gewoon leuker om te kunnen blijven spelen en als je echt goed bent vragen ze je volgend jaar wel terug en weet je dat je er klaar voor bent.” Ze zegt ook van zichzelf dat ze nu eenmaal een trager tempo heeft. De evolutie zal wel komen. Net zoals bij iemand anders, maar het zal alleen iets trager gaan en minder snel te zien zijn. Daarom is het ook belangrijk voor Ann om door te zetten en niet op te geven wanneer ze bezig is met iets. Dat is ook vaak nodig, omdat je jezelf vaak meer moet bewijzen om iets te bereiken. Maar met geduld geraak je vaak verder dan mensen soms denken.
Wanneer we de rode weg inslaan is het opnieuw het bord van de schoolomgeving dat we tegenkomen. Hier willen we schetsen wat de drempels en negatieve ervaringen van Ann waren tijdens haar schoolcarrière. Het verloop van de schoolcarrière tot het middelbaar van Ann hebben we reeds vermeld langs de groene weg. Dus hier pikken we verder op in. Toen Ann besliste om haar middelbaar in het gewoon onderwijs te volgen werd dit door sommige mensen in de omgeving ook niet echt gesteund. Een voorbeeld hiervan is dat haar moeder iemand aan de telefoon had en die persoon zei: “Waarom stuur je haar niet op internaat? Dan moet je al die moeilijke dingen niet doen.” Haar moeder was hier heel kwaad voor, dat is niet motiverend. Er was niet veel geloof in de capaciteiten van Ann. Ze had het gevoel dat ze zich steeds opnieuw moest bewijzen. Ze moest bijvoorbeeld op school haar mogelijkheden tot trappen lopen komen repeteren, om te bewijzen dat ze zoiets echt wel kon. Ze moest zich meer bewijzen dan andere leerlingen om hetzelfde effect te bereiken. We spraken er reeds over dat Ann GON-begeleiding kreeg in het middelbaar, maar ze had slechts recht op twee jaar begeleiding van de zes. In het eerste jaar had ze begeleiding, dan in het tweede en derde jaar niet meer en dan opnieuw in het vierde jaar. In het eerste jaar was
het zeker goed om die begeleiding te hebben. De begeleider kon alles een beetje coördineren en regelen. Wanneer de begeleiding dan wegviel in het tweede en derde middelbaar kwamen de meeste problemen voor Ann. Het was jammer dat de begeleiding die nodig was er niet kon zijn op die momenten. De voornaamste problemen tijdens het middelbaar deden zich voor op sociaal vlak. Om Ann te helpen op school met bepaalde zaken zoals haar jas helpen aandoen was er een beurtrolsysteem. Dat was op zich wel een goed idee, maar vaak hadden andere leerlingen daar helemaal geen zin in om haar te helpen. Dat kwetste Ann. De leerlingen die haar wel hielpen, werden dan ook soms gepest. Ann nam het dan wel op voor die leerlingen, en dat werd erg geapprecieerd. Er was veel sprake van pesterijen. Leerlingen vonden dat Ann bevoordeeld werd ten opzichte van de rest. Ook ouders hadden het er moeilijk mee dat er ‘een kind met een handicap’ in de klas van hun kind zat. Ze dachten dat hierdoor het niveau voor hun kind achteruit ging, maar dat was niet het geval. Het was ook moeilijk om mee te doen aan activiteiten. De directie vond bijvoorbeeld dat het niet zou lukken om Ann mee te nemen op de trein op bezinningsactiviteit naar de Ardennen. Ze kon alleen mee als haar ouders haar kwamen brengen en terug ophalen. Hetzelfde gebeurde met een schoolreis naar Parijs. Ann was toen al ingeschreven en heel blij dat ze mee kon gaan, maar dan zeiden ze dat het toch niet kon. Het kon wel als de moeder van Ann de ondersteuning op zich zou nemen. Maar dan zou het voor Ann geen schoolreis meer geweest zijn. Het is duidelijk dat het middelbaar voor Ann geen leuke tijd was. Sociaal contact was zeer moeilijk. Dat was er alleen wanneer Ann meeging naar de basketbalwedstrijden van haar broer. Na het middelbaar ging Ann rechten studeren aan de KU Leuven. Ze zat toen op kot op Romero. Dat was een heel goede ervaring, op één
jaar na. Dat was een minder jaar, zowel op kot als op school. Het systeem van de omkaderingsgroepen is op zich een goed systeem, maar dat jaar werd er over alles door sommigen een beetje moeilijk gedaan. Dat ging van iemand op het toilet zetten tot klagen omdat je een vuilnisbak moet buitenzetten. Hierdoor was de sfeer niet zo goed. Er hing een soort spanning of stress. Volgens Ann zouden ze studenten, voor ze toegelaten worden op Romero, eens moeten waarschuwen voor wat het allemaal inhoudt. Daarnaast moeten ze ook gemotiveerd worden, maar gewoon zodat studenten weten wat ze mogen verwachten van Romero. Zo wordt het beter voor iedereen. Het hele project staat of valt met de mensen die er zijn. Er mogen nog heel veel regels zijn, maar als de mensen niet mee willen zal dat niet lukken. Op de ene verdieping zat er iemand met een zwaardere handicap dan op een ander verdiep. Op die ene verdieping moesten de studenten niet veel doen om te helpen, dus wilden de studenten die meer moesten helpen met de studente met de zwaardere handicap ook minder doen. Ze vonden het niet eerlijk. Maar als je weet waar je aan begint, hoef je er nadien niet over te klagen. Ann kreeg toen ook spreiding om vlotter door de examens te kunnen komen. Maar soms stapelden zich dan ook taken op, die allemaal af moesten geraken. Sommige taken waren in groep, andere individueel. Op een bepaald moment werd het even allemaal te veel en belde een vriendin haar op om ’s avonds af te spreken. Ann zei dat ze absoluut niet kon, omdat ze nog verschillende taken moest afwerken. Toen heeft die vriendin gebeld naar het secretariaat van het decanaat om te vragen of ze ook spreiding kon krijgen voor taken. Ze heeft die dan gekregen, maar voor Ann was de drempel te hoog om dat zelf te durven vragen. Het is een ding om spreiding aan te vragen voor examens. Die moet je in het begin van het jaar aanvragen, maar het is iets anders om spreiding
aan te vragen voor taken waar je al aan bezig bent. Ze was wel blij achteraf dat die vriendin het voor haar heeft gedaan.
Het tweede verkeersbord dat we langs de weg tegenkomen is het bord van werken.
Ann heeft naast de positieve ervaring bij het werken bij OVAM ook enkele drempels moeten overwinnen. Het was eerst en vooral moeilijk om haar aan te passen aan de werkomgeving, maar daar komen we straks ook nog op terug. Tijdens haar werk bij OVAM kreeg ze na een periode de vraag van de personeelsdienst of zij samen met nog een andere werknemer met een beperking zin had om mee te werken aan een interview voor Jobkanaal om zo het bedrijf wat te promoten. Ann heeft daarin toegestemd. Er werd haar dan ook gezegd dat ze misschien kon blijven in het bedrijf omdat ze wel tevreden waren van haar. Een eindje na dat interview kreeg Ann het nieuws dat ze toch niet kon blijven in het bedrijf omdat ze te veel begeleiding nodig had en doordat er een aantal andere werknemers het bedrijf verlieten konden ze die begeleiding niet verder opnemen. Hierdoor was Ann toch wel op haar tenen getrapt. Eerst pakten ze met haar uit zo van kijk, wij hebben hier iemand werken met een beperking, en achteraf moet je om dezelfde reden terug gaan. De manier waarop dit allemaal gebeurde vond Ann echt niet eerlijk. Die vijf maanden waren misschien ook wat te weinig geweest om Ann ten volle te laten groeien in haar job. Het tempo waarop ze dit kan doen ligt een beetje lager dan voor andere werknemers, maar ze deed
er wel haar best voor. Bij het VVKHO, waar ze nu nog steeds werkt, was dat in het begin ook zo. Er wordt ineens verwacht dat je alles moet kunnen terwijl je niet echt begeleid wordt. Op zo’n moment wordt er iets te veel van je verwacht. Toen Ann bij het VVKHO werkte, was het ook moeilijk om haar draai te vinden op de werkvloer. Omdat ze dat gevoel had, is ze achteraf naar de VDAB gegaan om begeleiding van bijvoorbeeld een jobcoach te kunnen krijgen. Bij de VDAB kreeg ze als antwoord dat ze op haar job toch al goed begeleid werd en dat jobcoaching niet meer mogelijk was, omdat ze al meer dan zes maanden op haar werk bezig was. Dat was wel een teleurstelling, want Ann was van mening dat ze door het eerst alleen te proberen pas zou weten of ze die jobcoaching uiteindelijk zou nodig hebben of niet. Maar toen ze had beslist dat jobcoaching wel nuttig zou zijn, bleek dat het niet meer kon. Ze hebben haar dan toch doorgestuurd om misschien nog aan jobcoaching te geraken. Ze stuurden haar dan weer naar ergens anders enzovoort, maar uiteindelijk kreeg ze toch geen echte hulp. Dat vindt Ann wel jammer. De coördinatie tussen al die verschillende diensten loopt mank.
“ Je wordt van kastje naar de muur gestuurd. Eerst kom je bij de VDAB en dan word je naar de werkwinkel gestuurd en moet je een intakegesprek doen,…” Nu weet ze dat er de professionele integratie voor personen met een arbeidshandicap is. Via haar werk is ze ook bezig hierover documenten op te stellen en rond te sturen naar hogescholen om hier toch een verandering in proberen te brengen. Ann is een schoolvoorbeeld van een persoon met een beperking die een diploma hoger onderwijs heeft behaald en zij is, naast vele anderen, een competent persoon met veel kwaliteiten. Maar werkgevers zijn bang voor rendementsverlies en imagoverlies, Ann heeft dat imagoverlies niet zelf ervaren, maar dat komt steeds terug tijdens onderzoek en studiedagen die ze bijwoont, wanneer bedrijven
iemand zoals Ann met een beperking of een allochtoon moeten aannemen, terwijl Ann eerder zou verwachten in de huidige maatschappij dat iemand op de werkvloer hebben met een andere etnische origine of een handicap een teken zou kunnen zijn van diversiteit. Zo ver zijn we echter blijkbaar nog niet. Ook hier komt het gevoel terug zoals tijdens haar schoolcarrière dat ze zichzelf veel meer moet bewijzen om te kunnen tonen dat ze evenveel kan als iemand anders. “Dat is misschien, dat heb ik teveel gehad. Het gevoel dat ik mij moet
bewijzen, en nog heb je dat soms terwijl het helemaal niet zo is. En toch niet meer dan andere mensen”
Langs deze oranje weg willen we proberen om oplossingen te vinden voor de drempels en moeilijkheden die Ann is tegengekomen langs haar weg. Volgens Ann zou het een goede oplossing zijn om studenten tijdens hun studies al een workshop te laten volgen over de moeilijkheden en de mogelijkheden die er zijn om barrières en drempels te vermijden of op te lossen. Zo zouden ze al beter voorbereid zijn op wat er komt. Je kan ze natuurlijk niet op alles voorbereiden, omdat je ook niet alles kan voorspellen. Maar je kan het wel proberen in de mate van het mogelijke. Zo zouden studenten geïnformeerd kunnen worden over de VOP, dat je een arbeidsplaatsaanpassing kan krijgen, dat je er met collega’s als team over kan praten, enzovoort. Als voorbeeld hierbij heeft Ann via haar werk bij het VVKHO een document gemaakt rond professionele integratie van personen met een arbeidshandicap. Ze heeft dit doorgestuurd naar hogescholen in de hoop dat ze hier rond zouden kunnen werken en dit zou een eerste stap in de goede richting zijn.
Ook aan werkgevers moet er meer informatie gegeven worden. Nu heerst er immers nog altijd het idee dat iemand met een beperking in dienst nemen leidt tot rendementsverlies en imagoverlies, dat blijkt uit onderzoek. Dat zou niet het geval mogen zijn, maar ook hieraan kunnen we werken door bijvoorbeeld werkgevers te informeren over VOP, hoe je kan omgaan met een lager tempo van werknemers, enzovoort. Zo zullen werkgevers in de toekomst misschien minder geneigd zijn om sollicitatiebrieven die ze krijgen van personen met een beperking direct de vuilbak in te gooien. Hierbij aansluitend kan de VDAB ook zijn taak verder uitbreiden door bijvoorbeeld gespecialiseerde trajectbegeleiding te organiseren, ook voor personen met een beperking die hoger onderwijs hebben gestudeerd. Want op dit moment is die trajectbegeleiding er wel voor mensen die niet in het hoger onderwijs hebben gestudeerd, maar de groep die dat wel gedaan heeft mag ook niet verwaarloosd worden. Het is niet omdat het lijkt alsof het voor die personen makkelijker gaat, dat het ook effectief zo is, want meestal is dat niet het geval. Op sollicitatietrainingen kan ook gewerkt worden rond effectief informeren over de specifieke problemen van personen met een functiebeperking. Bijvoorbeeld discussies organiseren over wanneer het juiste moment is om het te vertellen dat je een handicap hebt, want dat is een moeilijk gegeven. Die sollicitatietrainingen moeten er kunnen zijn voor iedereen, zodat iedereen ook weet krijgt van hoe moeilijk het is om als persoon met een beperking aan werk te raken. Misschien zitten tussen de mensen die de trainingen volgen wel toekomstige werkgevers, dus dan heb je die groep ook mee. Naar aanleiding van het mindere jaar op kot op Romero in Leuven wil Ann dat er in de toekomst goed nagedacht wordt over de verdeling van beperkingen in alle soorten en maten op een gelijkmatige manier over de verschillende verdiepingen. Zo kan voorkomen worden dat er oneerlijke situaties ontstaan waarbij de studenten op de ene verdieping zich constant moeten inzetten voor de personen met een beperking,
terwijl de taken op een andere verdieping miniem zijn. Dit zal natuurlijk niet alles oplossen en daarom moeten de studenten zonder beperking die deel willen uitmaken van de omkaderingsgroepen goed geïnformeerd en toch ook gewaarschuwd worden van wat er van hen zal verwacht worden. Natuurlijk moet het niet alleen gaan om de assistentie en de taken, want dat kunnen professionelen ook, maar ze moeten ook gemotiveerd zijn, zodat er een toffe sfeer kan zijn op kot. Om mee die sfeer te maken en weg te halen van enkel assistentie moeten we er meer voor zorgen dat er gemeenschappelijke ruimtes zijn op kot waar je met alle kotgenoten kan samen zitten, een ruimte om bijvoorbeeld samen naar een voetbalmatch te kijken of om gewoon plezier te maken. Wanneer Ann het moeilijk had om rond te komen om alle taken op tijd af te krijgen en hier eigenlijk graag spreiding voor wilde was de drempel te groot om naar assistenten te bellen of mailen om dat te vragen, terwijl je eigenlijk al bezig bent met eraan te werken. Als er op dat moment een ombudsman was geweest om dat voorstel aan te doen, was de drempel al veel kleiner geweest. Hij kan dan contact opnemen met de personen in kwestie om te kijken of dat mogelijk is. Maar het nadeel was dat die persoon er enkel tijdens en na de examens was. Ann had graag gewild dat die ombudsman het hele jaar ter beschikking zou zijn, maar nu blijkt dat dit op de meeste hogescholen en universiteiten al gebeurt. We hebben al gezegd dat het voor Ann zeker een positief gegeven was dat beneden in haar kot het Steunpunt Studenten met een Handicap zat. Daar heeft zij tijdens haar studentenperiode heel veel aan gehad. Daarom zou zij het een goed idee vinden om misschien ook zo’n steunpunt te organiseren op de werkvloer waar je, als je een vraag of met iets anders zit, naartoe kan gaan en dat samen bekijken. Nu is er eigenlijk alleen maar de vertrouwenspersoon Pesten op het Werk, maar daar kan je niet met al je vragen en problemen terecht. Het zou een
soort centraal punt kunnen zijn waar je terecht kan om efficiënter en productiever te kunnen werken Naar de toekomst toe zijn er discussies aan de gang rond het gewoon onderwijs en de rol die het buitengewoon onderwijs daarin zal blijven spelen. Ann vindt dat ze allebei moeten kunnen blijven bestaan. Mensen die in het gewoon onderwijs willen, moeten dat zoveel mogelijk kunnen. Mensen die naar het buitengewoon onderwijs willen gaan of waarvan beter is dat ze in zo’n omgeving blijven, moeten dat ook kunnen. Iedereen moet daar zijn eigen keuzes in kunnen maken. Elke ouder moet erover kunnen nadenken. Het enige, en dat mag niet als excuus gebruikt worden, is dat als inclusief onderwijs georganiseerd wordt, de kwaliteit van het onderwijs voor de andere leerlingen dan niet achteruit gaat. Iedereen moet de aandacht krijgen die hij of zij verdient. Ann zelf is blij dat ze haar lager onderwijs in een school voor buitengewoon onderwijs heeft gevolgd, want daar hebben ze er mee helpen voor zorgen dat Ann de vrouw geworden is die ze vandaag is. Zonder de goede zorgen van het buitengewoon onderwijs zou Ann misschien geen rechten gestudeerd hebben. Ann is heel blij met de ondersteuning die zij gekregen heeft en ze vindt dat ze geluk heeft gehad dat er zoveel bekwame mensen waren die in haar geloofden. Er zijn op dit moment al talrijke sensibiliseringscampagnes zoals tvreclames, uithangborden en dergelijke, maar eigenlijk maken die niet veel verschil. Ann zegt ook dat ze zelf op haar eentje de maatschappij en de manier van denken rond handicap niet kan veranderen, maar je kan het wel proberen. Dat is de bedoeling van dit portret voor Ann. Als je er een speldenprikje mensen mee hebt bereikt, dan is dat tenminste al een begin.