De uitbereiding van het Groenendalcollege te Merksem is het afstudeerproject van Johan Berteloot in het Academisch jaar 20072008. Vanuit de Vlaamse Bouwmeester werd er een haalbaarheidsonderzoek gestart naar de verdere uitbereiding van het St.-Jan Berchmanscollege. Onder het toezicht van Geert Driesen, ‘studio bouwen’ werd er getracht het huidige kasteel te renoveren en verder uit te bereiden met oog op duurzaamheid en de historische context.
Dit onderzoek gebeurde in twee fasen. Fase 1: De huidige enclave wordt gereorganiseerd en de bestaande entiteiten binnen de terreinen worden verenigd in een morfologisch onderzoek. Fase 2: een aspect van dit onderzoek: de uitbereiding van het kasteel word tot op het detail uitgewerkt.
Vanuit het morfologisch onderzoek werd al snel duidelijk dat de nieuwbouw de footprint van het authentieke gebouw moet vervolledigen tot een vierkant / rechthoek. Deze aanbouw moet alle entiteiten van de enclave omarmen en bereikbaar maken. Dit geeft vooral moeilijkheden omtrent mindervalide, door het bestaande niveauverschil tussen inkom en voetbalveld en de ‘belle etage’ van het kasteel zelf en heeft geleid tot het invoeren van twee liften.
Na verschillende gesprekken met de opdrachtgevers werd het programma voor de school samengesteld. Het werd een combinatie van grote gemeenschappelijke ruimten en kleinere individuele klassen. Er werd gevraagd om het kasteel in zijn oude glorie te herstellen en niet te belasten met veel klassen. Om aan deze vraag te voldoen was het vanzelfsprekend dat de kleinere ruimten ondergebracht zouden worden in het Kasteel en de grote in het nieuwbouwgedeelte.
Een andere vraag was om het bestaande gebouw terug gezond te maken met oog op duurzaam bouwen en de omliggende natuur te betrekken in het gebouw. Om aan beide vragen te voldoen werd er een klimaathal gecreëerd dat passief opwarmt door het gebruik van zonne-energie. Deze glazen ‘box’ is onafhankelijk geconstrueerd met oog op mogelijke veranderingen in de toekomst.
Op deze manier wordt er een tussenklimaat gecreëerd die de verschillende volumen voorziet van voorverwarmde ventilatielucht. De eigenlijke volumen zijn op zichzelf geïsoleerd en onafhankelijk van de bestaande structuur. Gelijkaardige projecten in buurtlanden hebben aangetoond dat er bijna het ganse jaar een temperatuur van 10° kan worden gehaald binnen in zulke klimaathallen.
Om het project meer kans op slagen te geven heb ik het voorzien van een doordacht ventilatiesysteem. In dit systeem wordt de ventilatielucht door een schacht, gevuld met zeolietblokken, gezogen. Deze blokken hebben de natuurlijke eigenschap om van hete droge lucht, koelere vochtigere lucht te maken en omgekeerd. Hierdoor is het niet enkel mogelijk de temperatuur van het binnenklimaat regelen maar ook de luchtvochtigheid, die minstens even belangrijk is!
Het systeem word vervolledigd door de ventilatielucht initieel op te warmen in de aanvoerbuizen, deze opwarming gebeurd eveneens door zonne-energie. Zo heb je een dubbel systeem en kan de warmtewisselaar kiezen uit koele vochtige of droge voorgewarmde lucht. Zo krijgen we de temperatuur nagenoeg constant. Het volume is ook zo opgebouwd dat thermische warmteopslag mogelijk is en bijgevolg ‘s nachts kan worden afgevoerd door de ventilatie.
De glazen structuur is niet enkel ontworpen om passieve energie op te wekken, het is ook een visie op hoe je aan een historisch gebouw aanbouwt. Over het aanbouwen aan historische gebouwen bestaan verschillende denkpisten. Een van die denkwijzen is het gebruik van veel glas en lichte structuren dat in contrast staat met het zware oude gebouw. Ik ben van mening dat elke architect moet bouwen in zijn eigen tijd en de confrontatie moet aangaan. Hierbij denk ik aan een citaat van Saarinen: ‘Elk tijdperk moet met de beschikbare technologie zijn eigen architectuur creëren- een die de geest van die tijd tot uitdrukking brengt’.
Glas zorgt overigens voor transparantie en maakt zo steeds de visuele link tussen oud en nieuw of je je nu buiten of binnen in het gebouw begeeft. Zo beleef je vanuit alle hoeken beide gebouwen. Gevoelsmatig merk je als bezoeker dat het kasteel nog steeds het gezicht is van de enclave. Om de overgang tussen oud en nieuw niet abrupt te laten gebeuren heb ik er voor gekozen om het grote nieuwe volume evenwijdig met het kasteel te plaatsen, enkel verbonden door circulatie. Zo creëer je een lichtstraat die alle ruimten voorziet van voldoende licht en lucht en maakt het project meer leefbaar.
Een andere methode om de overgang te sluieren tussen oud en nieuw gebeurt door de lamellen een stuk te laten doorlopen. Deze worden aan beide kanten geplaatst en zorgen ervoor dat het gebouw een gevoel van horizontaliteit opwekt. Ze moeten de zon binnentrekken of net buiten houden, dit naar gelang de densiteit van de zon en het seizoen.
Er is een groot aantal m² gewijd aan circulatie, dit is een bewuste beslissing. Ik ben van mening dat via circulatie het gebouw beleefd wordt en dat net de onbenoemde ruimten het belangrijkste zijn in een school. Het is een ruimte waar de interactie onderling en de dialoog met het gebouw tot stand komt. De circulatie doorheen het kasteel is zo geplaatst dat er een traject ontstaat die de beleving van het kasteel versterkt.
De grootste ruimten zijn gesitueerd op de kelderverdieping. Dit is misschien een slechte benaming want door het talud valt de kelderpas samen met die van het sportveld. Hierdoor heb ik gekozen om een overdekte speelplaats te maken die uitloop langs twee kanten. Deze vloerpas krijgt genoeg licht door de combinatie van de vorm van het volume en de lamellen aan de buitenzijde, die licht brengen tot beneden.
Rond deze overdekte speelplaats zijn de refter en de bibliotheek gesitueerd. Deze worden opengesteld tijdens de speeltijd voor maximale benutting. Omdat de refter een hoge bezettingsgraad heeft is deze geplaatst op grondniveau, gelinkt aan het park voor snelle evacuatie. Hierboven is de inkom van het gebouw gelegen. Deze verdieping staat in verbinding met de ‘belle etage’ en is zodanig ontwikkeld dat het langs alle kanten bereikbaar is.
Deze verdieping is voornamelijk gereserveerd voor leerkrachten en de conciërge en zou in de toekomst ook omgebouwd kunnen worden tot een secretariaat. Deze verdieping wordt enkel gebruikt door leerkrachten omdat het een duidelijk overzicht biedt over het complex., wat de controle bevordert. Vanaf dit niveau zijn alle trappen zichtbaar en zo kan de controle geoptimaliseerd worden. Deze twee trappen zijn noodzakelijk om conform te zijn met de brandveiligheid, twee buitentrappen vervangen immers één ingekokerde trap.