Chatten over God De gedaanteverandering van de christelijke jeugdcultuur Dit is hoofdstuk 97 uit Gelderland 1900-2000, verschenen onder redactie van Dolly Verhoeven, Jac Bosmans e.a., Zwolle (Waanders) 2006, p. 538-542
Op 20 juni 1998 verzamelen meer dan dertigduizend jongeren zich in het Gelredome in Arnhem voor de jaarlijkse EO-jongerendag. Zij krijgen een programma voorgeschoteld van gebed, muziek, theater en meditatie. Het is de 24e keer dat de jongerendag wordt gehouden en de eerste in het pas geopende Gelredome. Eerdere edities vonden plaats in stadion Galgewaard in Utrecht en in de Amsterdam Arena. Er is dus sprake van een landelijk, niet een provinciaal Gelders evenement. Maar onder de aanwezigen zijn veel jongeren uit Gelderland en dan vooral uit de Betuwe, de Gelderse vallei en het NoordWestelijk deel van de Veluwe. Deze streek maakt deel uit van de zogenaamde ‘Bible Belt’, die zich uitstrekt van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden via de Alblasserwaard naar de Betuwe en dan dwars door de provincie Gelderland naar de kop van Overijssel. Plaatsen, waar het orthodox-gereformeerde geloof tegen alle verdrukking van secularisering en ontzuiling in stand heeft weten te houden, ook onder de jeugd. De kerken zitten er vol, het kerkelijk verenigingsleven bloeit en de christelijke partijen hebben er nog altijd een bijna vanzelfsprekende meerderheid bij lokale en landelijke verkiezingen. (zie ook bijdrage Bosmans in dit boek) Deze streek vormt daarmee een groot contrast met de rest van de provincie. Vanouds was die religieus gesegregeerd: het zuidelijk deel van de provincie (Nijmegen en omgeving; het Land van Maas en Waal) was overwegend katholiek en de omgeving van Arnhem, de Achterhoek en de Liemers waren kerkelijk gemengd. Het protestantisme had hier bovendien een wat minder zwaar karakter. De ontzuiling en secularisering van Nederland, die in de jaren vijftig en zestig inzette, zien we in die gebieden dan ook terug: kerken liepen leeg, het percentage stemmen op de christelijke partijen bij verkiezingen daalde en traditionele opvattingen over huwelijk en seksualiteit verloren aan kracht. Die ontwikkeling ging aan de meerderheid van de orthodox-protestanten, onder meer verenigd in de Gereformeerde Bond en de Christelijk Gereformeerde Kerken voorbij. De kerksheid bleef daar hoog, evenals de trouw aan de met de kerk verbonden verenigingen en politieke partijen. Terwijl in heel Nederland in 1999, zo blijkt uit gegevens van het CBS, minder dan 10% van de bevolking één of meer keer per week naar de kerk ging, was dat op de Veluwe 22% en in Zuidwest-Gelderland 16% (1). Andere ijkpunten van een traditionele houding laten eenzelfde beeld zien: de gemiddelde gezinsomvang was in die twee regio’s groter dan in de rest van de provincie en het aantal echtscheidingen lag er aanzienlijk lager.(2) Natuurlijk kun je de kerkelijke gezindte niet als enige verklaring van deze gegevens aanvoeren, maar zij zeggen wel iets over de leefwereld en de opvattingen van de bewoners. Dat geldt ook voor de jeugd. Terwijl in de rest van de provincie de jongeren zich losmaakten van de traditionele normen en waarden en voorgingen in de vormgeving van een geïndividualiseerde en geseculariseerde samenleving, lijken de kinderen van de orthodox-christelijken zich naadloos te voegen in het ‘geloof der vad’ren’ en de bijbehorende levensstijl. Zij blijven trouwe kerkbezoekers, onderschrijven de aloude geloofswaarheden, wijzen seks voor het huwelijk, echtscheiding en homoseksualiteit af en houden zich ook zelf aan deze geboden. Terwijl het kerkelijk jeugdwerk bij de katholieken en meer vrijzinnige protestanten ineenstortte, handhaafde zich in de orthodox-christelijke kernen een eigen christelijke jeugdcultuur. Daarin voltrekt zich echter een interessante ontwikkeling. Enerzijds kan het traditionele kerkelijke jeugd- en jongerenwerk, geconcentreerd rond zondagsschool en jeugdvereniging, zich handhaven; anderzijds zijn vanaf de jaren zeventig meer evangelisch georiënteerde bewegingen sterk
in opkomst, die een orthodoxe geloofsopvatting paren aan moderne stijlvormen die vaak ontleend zijn aan de moderne jeugdcultuur. Het aantal bezoekers dat de EOjongerendagen bezoekt (zo’n 25 tot 30 duizend) is maar een fractie van de twee miljoen jongeren die Nederland telt, maar zij vallen op doordat zij zich zo massaal verzamelen en bijna luidruchtig tonen, ondersteund door televisie- en radiouitzendingen en het internet. Zij trekken daarmee de aandacht van buitenstaanders, die nieuwsgierig zijn naar het gedachtegoed en de cultuur van deze in veler ogen anachronistisch aandoende beweging. Vanouds was de jeugdcultuur van de orthodoxie sterk verbonden met het kerkelijk leven, zoals kinderdiensten, zondagsschool, jongelings- en meisjesverenigingen met excursies en kampen die van dit kerkelijk jeugdwerk uitgingen. De oudste van deze verenigingen, het Christelijk Jongerenverbond, dateert al van 1853. Tot in de jaren zestig zagen we dit jeugdverenigingsleven ook bij de katholieken en hervormden (en overigens ook bij andere levensbeschouwelijke groepen zoals de sociaal-democraten en communisten). Kinderen en jongeren konden voor hun vrijetijdsbesteding terecht bij een keur aan verzuilde organisaties, zoals scouting (tot 1972 in een katholieke en een algemeenprotestantse tak onderverdeeld), Jong Nederland, de Jongelings- en Meisjesverenigingen op Gereformeerde Grondslag, de NCSV en VCJC en de standsgewijze organisaties voor arbeiders- en plattelandsjongeren. Middelbare scholieren en studenten organiseerden zich in schoolclubs en sociëteiten, als voorloper van het studentencorps. Het ging bij deze verenigingen niet alleen om vrijetijdsbesteding, maar zij hadden ook een belangrijk aandeel in de morele en religieuze vorming van de leden en in de vorming van het toekomstige kader. In de christelijke jeugdverenigingen stond bijbelstudie centraal. Het was gebruikelijk dat de leden zelf een inleiding hielden over een bijbelse tekst of een ander religieus of maatschappelijk onderwerp en vervolgens hun stellingen tegen de bezwaren van anderen verdedigden. Zo werden volwassenen gevormd die niet alleen de bijbel van kaft tot kenden, maar ook geoefend waren in het debat en het weerleggen van tegenargumenten. In de jaren zestig stortte dit verzuilde bouwwerk in. De aanhang slonk en veel van de genoemde organisaties hielden op te bestaan. Met de toename van de onkerkelijkheid werd de band van jongeren met de kerkelijke gemeente of parochie allengs verbroken. Maar ook de functie die deze verenigingen hadden in de vrijetijdsbesteding van kinderen en jongeren veranderde. Gezinnen gingen zelf met vakantie; daar had je de jeugdvereniging niet meer voor nodig. Bovendien had het traditionele verenigingsleven te lijden onder de concurrentie van sportclubs en het uitgebreidere aanbod van commerciële vrijetijdsbesteding, zoals dancing en disco. De moderne jeugd wilde niet langer gebonden zijn. Open jongerencentra werden opgericht met de bedoeling de jongeren een plek te geven waar zij eigen ideeën konden ontwikkelen en vrijblijvend aan activiteiten konden deelnemen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit Ter Bogts studie over jongeren in Groenlo in de jaren tachtig. Professioneel opgeleide jongerenwerkers namen de plaats in van vrijwilligers. In korte tijd bleef zo van het in het interbellum opgebouwde verzuilde jeugdwerk weinig over. Alleen scouting vormde hierop een uitzondering. Weliswaar fuseerden in 1972 de protestantants-christelijk georiënteerde Nederlandse Padvindersvereniging en de van oorsprong katholieke Katholieke Verkenners tot Scouting Nederland, maar na een daling van het ledental in de jaren zeventig en tachtig, bloeide de beweging aan het einde van de eeuw weer op, dankzij een modernisering van de stijlvormen en een modernere aanpak van de activiteiten. Wel lag het merendeel van het ledental nu onder de 12 jaar. In orthodox-christelijke kring kon het kerkelijk jeugdwerk beter standhouden. In 1999 waren bij de koepelorganisatie Nederlandse Jeugdgroep (de opvolger van de in 1947 opgerichte Nederlandse Jeugdgemeenschap) 12 van de 23 aangesloten organisaties van christelijke signatuur. Maar daarbinnen zie je een interessante tweedeling. Een aantal aangesloten organisaties, zoals de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond en de Christelijk-Gereformeerde Jongerenorganisatie, zijn voortzettingen van de vroegere protestants-christelijke jeugdverenigingen. In veel Gelderse plaatsen bestaan
onderafdelingen hiervan met mooie namen als JV Una Animo in Ermelo, Het Kompas in Putten, HDDWEVL (‘Hebt dan de Waarheid en de Vrede Lief’), eveneens in Putten, of JV Menorah in Barneveld. Het programma van deze organisaties laat traditionele activiteiten zien: wekelijks zijn er bijeenkomsten met spel, zang, muziek, en vooral bijbelstudie. Met enige regelmaat worden uitstapjes gemaakt of bijzondere activiteiten georganiseerd en ’s zomers is er meestal een kamp. Deze jeugdverenigingen zijn meestal nauw verbonden met één kerkelijke gemeente, al heeft het Samen-op-Weg-proces hier soms ook tot fusies geleid. Het gebed en de bestudering van Gods woord nemen in deze organisaties een belangrijke plaats in. Op de websites, zowel die van de koepelorganisatie als van plaatselijke afdelingen, worden suggesties gedaan voor de wekelijkse bijeenkomsten en voorbeelduitwerkingen van schriftexegese gegeven. Bij alle gezelligheid hebben zij een serieus en studieus karakter. Op de vraag hoe deze orthodoxe cultuur zich ook onder de jeugd kon handhaven, wordt in de kring van sociologen meestal gewezen op de cultuur van wereldmijding in dit deel van de protestants-christelijke wereld. Men is er vooral op zoek naar het eigen heil. De buitenwereld wordt als zondig gezien en men sluit zich er daarom van af. Het dagelijks leven speelt zich bijna geheel af in de eigen kring: een homogene christelijke wereld met eigen reformatorische scholen, verenigingen, kranten, welzijnsorganisaties en zelfs vakantiecentra. Kerk en samenleving gaan er hand in hand. De sociale controle is groot en het is moeilijk je te onttrekken aan deze wereld, vooropgesteld dat je dat zou willen. Want veel jongeren blijven de kerk en de kerkelijke omgeving trouw. Zij trouwen met iemand uit eigen kring, vaak op een wat jongere leeftijd dan andere jongeren in Nederland, want samenwonen voor het huwelijk is er niet bij. Deze gemeenschappen vormen een kleine, maar harde kern, die grotendeels onzichtbaar is, behalve wanneer de gelovigen op zondag ter kerke gaan: te voet of met de fiets, de jongens en mannen in het pak en de meisjes en vrouwen met rok en hoed. Een heel andere christelijke jeugdcultuur zien we bij organisaties als Youth for Christ, de YMCA, de Navigators en de Pinksterjeugdbeweging. We zien in deze organisaties, die deels van Amerikaanse oorsprong zijn, een meer evangelische, uitbundiger en naar buiten gerichte vorm van geloofsbeleving. De preek en de exegese van bijbelteksten staan er minder centraal en er is meer ruimte voor persoonlijke getuigenis en muziek. Men zingt er niet de psalmen uit het liedboek van de kerken, maar gospels en zogenaamde praise-muziek: popmuziek op religieuze teksten. Zelfs rock en hip-hop gaat men niet uit de weg. Een vroege vorm van deze relipop vormt het lied ‘Mijn Gebed’ dat de Arnhemse zanger D.C. Lewis (artiestennaam van Ruud Eggenhuizen) in 1970 naar de top van de hitlijst zong. Jongeren in deze organisaties combineren een religieuze levensovertuiging met een modernere levensstijl. Uit onderzoek blijkt dat zij in God-als-persoon geloven en tot hem bidden, het bijbelse scheppingsverhaal voor waar aannemen, zich van seks onthouden voor het huwelijk en tegen het gebruik van drugs zijn. Maar zij kijken wel televisie, gaan uit, houden van mooie kleren en internetten er lustig op los. De traditionele ingetogen wereldmijding van de zware orthodoxie maakt hier plaats voor een getuigende houding naar de wereld toe. Jongeren belijden hun geloof openlijk en doen dat graag op massabijeenkomsten, zoals de EO-jongerendagen en het door Youth for Christ georganiseerde festival Flevo Totaal, dat ooit begon op de voormalige Flevohof bij Dronten, maar inmiddels ook al op andere lokaties wordt gehouden, zoals in het Brabantse Liempde. Jongeren die naar deze festivals toekomen, noemen die veel sfeervoller dan een gewone kerkdienst. ‘God houdt van feesten’, zei het hoofd Jeugd van de EO, Jan Willem Bosman, toen hem gevraagd werd naar het geheim van het succes van deze dag, daarmee aangevend hoever men inmiddels afstaat van de soberheid van de zwarte kousenkerk. Deze organisaties en hun religieuze stijl zijn in de jaren zestig en zeventig uit de Verenigde Staten komen overwaaien. Met hun gospelmuziek en religieuze festivals sloten
ze deels aan op de moderne jeugdcultuur van die tijd. Maar in tegenstelling tot de ‘beatmis’ bij de katholieken, waren het hier niet alleen de moderne liturgische vormen die aantrekkingskracht uitoefenden. Ook de – bijbelgetrouwe – boodschap deed dat. De evangelische beweging kon zich nestelen in de niche die ontstond toen een groot deel van de hervormden en gereformeerden onder leiding van haar voormannen in progressief-liberale richting opschoof terwijl de zware orthodoxie geen alternatief bood. Of om het simpeler te zeggen: de NCRV werd te progressief, maar helemaal geen televisie kijken was evenmin een optie. Daarom richtte men de EO op, die op haar beurt met haar programma’s en haar nevenactiviteiten een van de belangrijkste steunpilaren voor de verspreiding van deze nieuwe beweging werd. Maar de nieuwe bewegingen trokken ook jongeren uit reformatorische kring die de volledige afkering van alles wat modern was, niet konden volgen. Juist de combinatie van een bijbelgetrouwe geloofsopvatting met een moderne stijl (‘de vrolijke orthodoxie’, in de woorden van de Amsterdamse socioloog Hijme Stoffels) bleek bij hen aan te slaan. Bovendien waren deze organisaties niet aan één kerkgenootschap gebonden, hadden daardoor een lagere drempel en konden zich makkelijker aanpassen aan nieuwe vormen van geloofsbeleving. Ook van deze organisaties bestaan onderafdelingen in de provincie Gelderland. Zij dragen geen bijbelse namen, maar gebruiken een modern aandoend – en naar men aanneemt wervend – jargon. Zo heten de tiener- en jongerenactiviteiten van Youth for Christ bijvoorbeeld Rock Solid, Solid Friends en Youth Alpha. Typerend is ook dat ze hun aanhang niet binden via het traditionele middel van de ‘JV’ (zoals de kerkelijke jeugdvereniging vaak wordt aangeduid) met een vrij vaste structuur, maar meer de vorm hebben van een activiteitencentrum. Ook Ronduit, de jongerenafdeling van de Evangelische Omroep, kan tot deze stroming gerekend worden. Moderne massamedia als televisie en internet spelen daarin een belangrijke rol. Zowel de websites van de EORonduit-club als die van het Flevofestival bevatten chat-pagina’s waarop jongeren berichten kunnen plaatsen en op elkaars berichten kunnen reageren. Er wordt druk gebruik van gemaakt. Omdat een vaste verenigingsstructuur ontbreekt, is het moeilijk om betrouwbare cijfers te krijgen over de aanhang van deze nieuwe christelijke jeugdcultuur. Schattingen lopen uiteen tussen de 50000 en 75000 jongeren. Onderzoekers zijn het er echter over eens dat hier sprake is van een groeiende aanhang, die voor het grootste deel afkomstig is uit de traditionele orthodox-protestantse kring. Van de lezers van Str@k, het blad van Youth for Christ, heeft meer dan de helft een gereformeerde of hervormde achtergrond. Slechts 7% is niet-kerkelijk opgevoed.(3) Ook de aanwezigen op de EO-jongerendagen zijn merendeels uit die kringen afkomstig, al lopen er ook enkele van oorsprong katholieke jongeren rond. De scheidslijnen tussen de wereldmijdende en getuigende subculturen zijn dus niet scherp te trekken. Dat zien we ook aan de opkomst van een nieuw fenomeen: ‘jeugdkerk’. Dat zijn, aldus informatie op de website van de jeugdkerk in Nunspeet, meestal maandelijkse bijeenkomsten van jongeren uit allerlei geloofsgemeenschappen en dus niet een jeugddienst binnen een kerkgemeenschap. Zowel in jeugddiensten als in jeugdkerken wordt minder gepreekt en meer gezongen. Deze jeugdkerk doet denken aan experimenten met de ‘beatmis’ in katholieke kring in de jaren zestig en zeventig, een experiment dat na enkele jaren niet het beoogde effect bleek te hebben. Jongeren bleven evenzo goed weg uit de kerk. In zijn boek over Jongeren in Groenlo schetst Ter Bogt de wederwaardigheden van een groep leerlingen van het Marianum College aldaar die vanaf 1973 samen met een aantal docenten godsdienstige vieringen organiseerde met meditatie, zang en teksten die door de jongeren zelf waren aangedragen. Deze initiatieven hadden merendeels een progressieve, maatschappijkritische inslag. In de loop der tijd zijn zij vrijwel alle doodgebloed, in tegenstelling tot de protestants-christelijke revival van de jaren tachtig en negentig, die onmiskenbaar orthodox gekleurd is. Dat roept de vraag op waar deze religieuze revival vandaan komt. De godsdienstso-
cioloog Jacques Janssen meent dat bewegingen als Youth for Christ en de EOjongerendagen voorzien in een emotioneel getinte religieuze behoefte onder de jeugd. In die zin passen zij wel in deze moderne, geïndividualiseerde, tijd. Religieuze jongeren zoeken dan niet de autoriteit van de vader of de dominee, maar een eigen individuele geloofsbeleving met degenen en op de manier die zij zelf uitkiezen. Zij staan meer open naar de wereld toe en laten zich bij het aanvaarden van geloofsopvattingen en gedragingen niet zozeer leiden door traditionele collectieve interpretaties (‘omdat het zo is’), maar door eigen individuele interpretaties (‘omdat ik het zo ervaar’). Waarom zo’n revival zich dan wel in protestantse en niet in katholieke kring voordoet, blijft dan nog een open vraag.
Noten 1 CBS-Statline: Kerkelijke gezindte per Corop-gebied 1999 2 CBS-Statline: Aantal gescheidenen per 1000 inwoners per gemeente; Sociale Atlas, provincie Gelderland 2001, kaart 13 3 Ontleend aan Van Eijk, 241 Literatuur Bogt, Tom ter, Opgroeien in Groenlo. Amersfoort 1988 Breedveld, Koen e.a., Trends in de tijd.Een schets van recente ontwikkelingen in tijdsbesteding en tijdsordening. Den Haag (SCP) 2001 Eijk, Eric van, Verheug u, o jongeling. in: Tom ter Bogt en Belinda Hibbel, Wilde Jaren, Een eeuw jeugdcultuur. Utrecht 200, p. 229-246 Janssen, Jacques, De uitstelgeneratie. In: De Uitstelgeneratie: Jongeren in ‘Never-land’. (PON-Jaarboek), Den Bosch 2000 Luhoff, Johannes en Peter Selten, Orthodoxie voorbeginners. Orthodox-christelijke jongeren in de moderne samenleving. in: Pedagogiek 2(2001), p. 134-146 Stoffels, Hijme, Als een briesende leeuw. Orthodox-protestanten in de slag met de tijdgeest. Kampen 1995 Bronnen De moderne orthodox-christelijke jeugdcultuur maakt veel gebruik van moderne communicatiemiddelen, zoals televisie, video en internet. Er is dus veel informatie op het internet te vinden, zowel in de sites van de organisaties die genoemd zijn en die van afdelingen, als in diverse nieuwsgroepen. Voor deze bijdrage is daarvan dankbaar gebruik gemaakt. Hieronder de sites van de landelijke organisaties. Via deze sites komt men meestal wel terecht op de sites van de lokale afdelingen. Deze zijn ook goed te vinden door middel van zoekprogramma’s als Altavista, Yahoo en Google. Landelijke organisaties YMCA: www.ymca.nl Youth for Christ: www.yfc.nl Nederlandse Baptisten Jeugd Beweging: www.nbjb.nl Hervormd Gereformeerde jeugdbond: www.hgjb.nl Christelijk Gereformeerde Jongeren Organisatie: www.cgko.nl Jeugdbond Gereformeerde gemeenten: www.jbgg.nl Jeugdwerk van de Protestantse Kerk in Nederland (Samen op Weg): www.jeugdwerk.pkn.nl