Dit is een bijlage bij dagblad de Telegraaf. De inhoud van deze bijlage valt niet onder de hoofdredactionele verantwoordelijkheid.
Business in the
bush
Nederlandse ondernemers in ontwikkelingslanden De kansen liggen voor het oprapen in ontwikkelingslanden, zeggen kenners. Afrika is bijvoorbeeld geen ‘verloren’ continent, maar een groeimarkt. En ook in landen als Bangladesh of Afghanistan kun je prima ondernemen. Maar hoe pak je dat aan? In deze bijlage inspirerende voorbeelden, praktische tips en een overzicht van belangrijke loketten en websites voor ondernemers die hun grenzen durven te verleggen.
2 Bouwbedrijf in de lift > 3 Samenwerken met ontwikkelingsorganisaties? > 4 Ondernemende migranten 5 Mars, Solidaridad en de laatste cacaoboon > 6 Ondernemen in een voormalige warzone > 7 Financiering > 8 En verder nog...
2
Ondernemen in ontwikkelingslanden - 15 juni 2013
Vliegende start in Afrika De kansen liggen voor het oprapen. Bedrijven die ondernemen in ontwikkelingslanden zijn enthousiast.. Zoals het Eindhovense bouwbedrijf Remco Ruimtebouw: ‘Wij hebben meer werk in Afrika dan in Nederland.’ Het advies: lef hebben, een goed product bieden en vooral relaxed blijven.
door Marusja Aangeenbrug
Remco Ruimtebouw heeft 150 lokale werknemers in dienst. Het bedrijf let streng op hun veiligheid. Foto: Remco Ruimtebouw
L
iever dan ontwikkelingslanden noemen ze het ‘opkomende markten’. Want de Nederlandse bedrijven die actief zijn in deze opkomende markten, zien vooral de kansen. Het gaat hierbij niet alleen over de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China), die vaak als eerste worden genoemd, maar ook over landen als Indonesië, Egypte en Bangladesh. Ook in Afrika, in de ogen van sceptici het ‘verloren continent’, groeit de economie, en dus ook een koopkrachtige middenklasse.
Als een speer Bouwbedrijf Remco Ruimtebouw uit Eindhoven waagde de sprong in 2010 en heeft daar nog geen moment spijt van gehad. Een groot industrieel project in Gabon was het begin: een bedrijfshal van ruim 21 duizend vierkante meter. Inmiddels is het bedrijf bezig met de achtste opdracht in Gabon. Maar ook in Ethiopië, de Democratische Republiek Congo en Nigeria gaat het bedrijf als een speer: veertien bouwprojecten van in totaal ruim 80 duizend vierkante meter bedrijfsruimte. Algemeen directeur Jan van Vulpen: ‘Wij hebben het enorm druk in Afrika. Voor de bouwsector in Nederland ziet het er mistroostig uit, maar in veel Afrikaanse lan-
den staat de economie in de kinderschoenen. Daar proef je een enorme drang om vooruitgang te boeken.’ Remco Ruimtebouw bouwt bedrijfshallen en biedt daarvoor een totaalpakket. Ontwerp, productie, verscheping, bouw: alles wat nodig is, regelt het bedrijf voor de klant. Het bouwen zelf gebeurt via een constructiesysteem van voorgefabriceerde onderdelen, ‘een soort meccano voor volwassenen’. Dat bouwsysteem slaat aan en hiermee onderscheidt het bedrijf zich ook, want ‘zo bieden wij kwaliteit en snelheid van bouwen.’
Dagtaak
meteen een goed gevoel bij. Ik weet welke small talk ik moet doen, ik ken de cultuur, ik weet wat er speelt in Afrika en ik begrijp mensen tussen de regels door. Tegelijkertijd ben ik ook heel Nederlands: als ik bijvoorbeeld om drie uur een afspraak heb, bén ik er ook op dat tijdstip. Die combinatie waarderen ze.’ Remco Ruimtebouw neemt ook bewust Afrikaanse bouwvakkers aan. ‘Op dit moment werken er zo’n 150 Afrikanen op onze bouwplaatsen. Die ontwikkelen zich tot gespecialiseerde monteurs en krijgen een goed salaris.’ Hun veiligheid houdt Remco Ruimtebouw streng in de gaten, zegt Van Vulpen. ‘Hesjes aan, helmen op, werken met een hoogwerker in plaats van langs de palen omhoog klimmen. “Dat is toch niet nodig?” zegt men dan. Maar wij willen geen ongelukken op de bouwplaats.’
In Afrika proef je een enorme drang om vooruitgang te boeken
Om overal in Afrika voet aan de grond te krijgen, pakt Remco Ruimtebouw het grondig aan: land voor land benadert het bedrijf mogelijke klanten. Angélique Mbundu, verantwoordelijk voor marketing en business development Africa bij Remco Ruimtebouw en zelf afkomstig uit Congo, heeft er een dagtaak aan. Belangrijkste troefkaart daarbij is zij zelf: ‘Omdat ik zelf van Afrikaanse afkomst ben, hebben Afrikaanse bedrijven er
Op de bouwplaatsen van Remco Ruimtebouw werken ongeveer 150 Afrikanen. Foto: Remco Ruimtebouw
In de lach Makkelijk is het niet altijd, geeft Van Vulpen toe. ‘In Afrika heeft alles zijn eigen tempo en ritme. Daar komen heel veel dingen pas aan de orde als men er tegenaan loopt.’ Een voorbeeld: ‘Toen de bouw van een luchtvrachtterminal op de luchthaven van Lagos in Nigeria al voor 70 procent klaar was, kregen we ineens een telefoontje: het gebouw was te klein. Alles moest anders en uiteindelijk werd het gebouw 18.000 m2 in plaats van 10.500 m2. Om gek van te worden! Bij zoiets kijken Angélique en ik elkaar moedeloos aan, vervolgens schieten we in de lach.’ Ook moet je goed rekening houden met de gebrekkige infrastructuur. Wil je bijvoorbeeld goederen van de ene naar de andere kant van Afrika brengen, dan kun je die niet altijd over de weg vervoeren, simpelweg omdat die vaak onverhard is. Daarnaast kost het ontginnen van een nieuwe markt ook veel geld. Van Vulpen: ‘Denk bijvoorbeeld aan vliegreizen, glossy
brochures en het benaderen van potentiële klanten. Het loont zich absoluut, maar zorg dat je voldoende financiële reserves hebt.’ En tot slot, zegt Van Vulpen, heb je lef nodig. Maar niet alleen dat. Je moet ook wat te bieden hebben wat daar nog niet is. ‘Voor een bedrijf als het onze is er nog onwaarschijnlijk veel te doen in Afrika. Ik denk dat wij de komende jaren structureel 50 tot 75 duizend vierkante meter per jaar gaan bouwen in Afrika. The best has yet to come.’
Hoe boek je succes?
De meeste kans op succes in opkomende markten maken Nederlandse bedrijven volgens Marjolein Lem, senior consultant bij adviesbureau Berenschot en mede-auteur van het boek Doing business in Africa, als ze ‘zowel hier als daar kunnen laten zien waarom het goed is dat ze er zijn’. Succesvolle bedrijven gaan niet voor de snelle winst. ‘Ze nemen maatschappelijke verantwoordelijkheid en richten zich op de lange termijn.’
Een paar tips: Maak gebruik van lokale kennis, werk bijvoorbeeld samen met lokale bedrijven Neem lokale werknemers in dienst ook op hoge posities - en investeer in de ontwikkeling van talent Zoek samen met andere partijen naar slimme oplossingen voor armoede en onveiligheid Maak gebruik van de kennis en netwerken van ontwikkelingsorganisaties, kennisinstellingen en diplomatieke diensten Zet je beste mensen in, werken in opkomende markten is niet voor hobbyisten Laat je niet afschrikken door tegenslag en vertraging
Ondernemen in ontwikkelingslanden - 15 juni 2013
3
Het beste uit twee werelden Steeds meer ondernemers werken samen met ontwikkelingsorganisaties. Tot tevredenheid van minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Waarom doen bedrijven dat? En, belangrijker: wat hebben ze er eigenlijk aan? We vroegen diverse bedrijven die betrokken zijn bij de organisaties Woord en Daad en The Hunger Project hierover te vertellen. ‘Een relatief kleine investering kan een grote rol spelen.’ door Annemarie Klok
Samen sta je sterker Samen bereik je meer, maken ondernemers duidelijk. Voor je eigen bedrijf, maar ook voor de mensen in ontwikkelingslanden. Of je nu een eigen bedrijf vestigt in een ontwikkelingsland of met kennis en geld bijdraagt, zin heeft samenwerken altijd.
Leren van elkaar Samenwerken met een non-profitorganisatie kan een slimme zet zijn voor ondernemers. Bovendien leerzaam voor beide partijen. Wat zijn de voordelen?
S teeds meer bedrijven zoeken ontwik-
W anneer bedrijven en ontwikkelings-
kelingsorganisaties op. Zo’n zestig bedrijven steunen bijvoorbeeld The Hunger Project (THP). Een voorbeeld hiervan is investeringsbedrijf Neerlands Glorie, dat oude Nederlandse merken nieuw leven wil inblazen. Carel van Bemmelen, directeur van Neerlands Glorie, kwam in 2008 tijdens een bezoek aan Benin (West-Afrika) in aanraking met THP. Hij raakte onder de indruk. ‘The Hunger Project gebruikt dezelfde managementtechnieken die ik zelf ook in mijn bedrijven hanteer: ze houden missie-en-visie sessies: wat willen mensen in de dorpen met elkaar bereiken? Maar dan met wel duizenden mensen tegelijk.’ Die aanpak trok hem over de streep. ‘The Hunger Project geeft geen eten, maar wakkert de ambitie van hele dorpen aan. Bovendien zorgen ze een paar jaar lang voor begeleiding, zodat die mensen zélf een einde aan de honger kunnen maken.’
organisaties elkaar opzoeken, houdt je elkaar een spiegel voor, merkt Jan Lock, directeur van ontwikkelingsorganisatie Woord en Daad. ‘Wij hebben veel geleerd van de efficiëntie en resultaatgerichtheid van ondernemers.’ Bij de non-profitorganisatie The Hunger Project (THP) zorgde samenwerking met bedrijven voor een flinke groeispurt, vertelt Carel van Bemmelen, directeur van investeringsbedrijf Neerlands Glorie en bestuursvoorzitter van THP. ‘Wat ik heb kunnen bijdragen’, zegt hij trots, ‘is een grotere ambitie. Want in 2008 was de aanpak wel erg kleinschalig.’ Wil je dat de honger verdwijnt, pak het dan liever groot aan, was zijn pleidooi. ‘Maar de samenwerking is ook relevant voor mijn bedrijven. Tegenwoordig willen werknemers dat jouw bedrijf goede dingen doet. Alleen, voor kleinere bedrijven is het moeilijk om grote vraagstukken aan te pakken. Dus hebben we in 2008 vijftig, zestig familiebedrijven bij elkaar gezet. Zij betalen allemaal een stukje mee aan de
Tractor huren Het bedrijvenplatform van de christelijke organisatie Woord en Daad telt ongeveer negentig leden. Sommigen geven alleen geld, anderen zijn zelf een bedrijf gestart in een ontwikkelingsland. Zoals Wim van Welzen: hij heeft met een paar collega’s al tweeënhalf jaar een loonbedrijf in het noorden van Oeganda. ‘Lokale boeren kunnen bij ons een tractor huren met chauffeur voor het ploegen en bewerken van hun land.’ Dat vroeg doorzettingsvermogen, want Noord-Oeganda heeft een grote economische en sociale achterstand door een decennialange oorlog. Van Welzen: ‘Je moet een lange adem hebben als je hier begint. Er is weinig kennis. Daarnaast merken we dat mensen gewend zijn aan gratis hulp. Dat we boeren laten betalen voor het huren van onze tractor, was een omslag in mentaliteit.’ De ondernemers hebben ook een boerderij in het oosten van het land, waar ze experimenteren met het verbouwen van verschillende gewassen.
Winstgevend Niet alleen de ondernemers zelf, ook de Oegandezen profiteren er van: de bedrijven zorgen voor werkgelegenheid. En Van Welzen wil meer: ‘We willen onderwijs gaan geven over landbouw. Ook willen we bereiken dat boeren betere toegang krij-
Lokale boeren kunnen een tractor huren bij het loonbedrijf van Wim van Welzen. Foto: Woord en Daad
gen tot lokale markten.’ Zo’n effect ziet Woord en Daad graag. En dat is ook precies de reden om met ondernemers in zee te gaan. ‘Bedrijfsinvesteringen moeten winstgevend zijn, maar hebben ook sociale effecten’, zegt Jan Lock, directeur van Woord en Daad. Zijn organisatie heeft diverse sociale programma’s, zoals op het terrein van arbeid en inkomen en onderwijs. Speciaal voor deze wisselwerking met ondernemers heeft Woord en Daad een zelfstandige investeringsmaatschappij opgezet, Incluvest. Dit fonds stimuleert lokale bedrijvigheid, bijvoorbeeld in de vorm van leningen. Als Nederlandse ondernemers instappen in Incluvest, investeert Woord en Daad tegelijkertijd. Lock: ‘Ons doel is dat onze ondernemers met hun activiteiten bijdragen aan een betere toegang van arme boeren tot de wereldmarkt.’
projecten in Benin. Zo hebben we samen de impact van een heel groot bedrijf, en kunnen we een heel land bevrijden van de honger. Dat is toch geweldig?’
Botsen Omgekeerd kunnen bedrijven veel profijt hebben van de vaak jarenlange ervaring van ontwikkelingsorganisaties. Zij zijn bekend bij de lokale bevolking, weten wat er speelt in de landelijke politiek en in de dorpen en weten precies bij wie je moet zijn om iets voor elkaar te krijgen. Heel nuttig, is de ervaring van Wim van Welzen, ondernemer in Oeganda en lid van het bedrijvenplatform van Woord en Daad. ‘Zij weten beter hoe de cultuur in elkaar zit en wat dus wel en niet werkt in onze communicatie met de boeren.’ Lock pleit ervoor dat beide partijen vooral doen waar ze goed in zijn. ‘Wíj moeten niet gaan ondernemen, en bedrijven moeten geen sociale programma’s gaan opzetten. Wel kun je het beste uit twee werelden samenbrengen.’
Wil je echt dat de honger uit Benin verdwijnt, pak het dan groot aan
Bril En soms vinden ondernemers het belangrijk dat de markt in ontwikkelingslanden verbetert zonder dat ze daar zelf aan de slag gaan. Meiny Prins bijvoorbeeld, directeur van Priva en in 2009 Zakenvrouw van het Jaar, is met haar familiebedrijf sinds drie jaar doelbewust lid van het ondernemersnetwerk van THP. Priva is marktleider in technologie voor de tuinbouw en automatisering van gebouwen. Prins bekijkt haar steun aan THP ook door die bril: ‘Onze producten en diensten dragen bij aan efficiëntere voedselproductie, dus met minder gebruik van schaarse hulpmiddelen als energie en water.’ Maar niet elk land is toe aan dit soort producten. Daarom wil Prins ‘ook oog hebben voor die landen. Alleen kunnen we dat niet zelf. Door met The Hunger Project samen te werken, kunnen we in die landen met een relatief kleine investering toch een grote rol spelen.’
Kleine boeren in Benin maken zelf een einde aan de honger, met steun van bedrijven en The Hunger Project. Foto: Johannes Odé
4
Ondernemen in ontwikkelingslanden - 15 juni 2013
Dubbel-interv
iew
Op de bres voor de cacaoboon Ligt onze populaire lekkernij binnenkort niet meer in de winkelschappen? Cacao dreigt schaars te worden. Chocoladefabrikant Mars wil dat voorkomen en doet dat samen met ontwikkelingsorganisatie Solidaridad.
door Han van de Wiel, foto’s Eljee Bergwerff
V oor de een biedt chocola troost in een verdrietige bui. Een ander gaat het om het kortstondige gelukzalige gevoel, of is ‘gewoon’ verslaafd. Maar wie realiseert zich dat de grondstof van chocola, cacao, schaars dreigt te worden? Wereldwijd groeit de vraag naar cacao jaarlijks met ongeveer 3 procent, terwijl de productie van cacaobonen stagneert. De miljoenen kleine cacaoboeren in West-Afrika, waar het leeuwendeel van de cacao vandaan komt, putten de bodem uit. Chocoladefabrikant Mars en ontwikkelingsorganisatie Solidaridad werken samen aan een duurzame cacaosector. Directeuren Jack Tabbers van Mars en Nico Roozen van Solidaridad leggen uit hoe ze dat aanpakken. Was het liefde op het eerste gezicht tussen jullie organisaties? Roozen: ‘Tien jaar geleden was dit ondenkbaar geweest.’ Tabbers, lachend: ‘Toen zagen maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven elkaar nog een beetje als de vijand.’ Roozen: ‘Daar hadden wij toen al niet zo’n last meer van, hoor. Tabbers: ‘Organisaties als Solidaridad zagen we als overheidsinstellingen, die iets probeerden te realiseren wat ver van ons bed was.’ Roozen: ‘Ik kan me het moment nog goed herinneren, een jaar of zes geleden. Een directeur van Mars sprak op een grote conferentie over de toekomst van de cacaosector. Als we niks doen, zei hij, en de vraag van de koopkrachtige wereldbevolking blijft groeien, ontstaan er structureel grote tekorten aan cacao. Mars wilde de productie op bestaande landbouwgrond verhogen. Drie tot vijf keer meer opbrengst per hectare moest mogelijk zijn. Om dat te bereiken wilde Mars investeren in ondernemende kleine boeren. Dat was precies onze ambitie: boeren naar een hoger niveau tillen, op een sociale manier, rekening houdend met het milieu.’
Van cacao tot Katja
1 Boeren die veel fruit van hoge kwaliteit oogsten zien hun inkomen fors stijgen.
Hoe kwam Mars tot dat inzicht? Tabbers: ‘We willen dat dit familiebedrijf blijft voortbestaan én iets terugdoet voor iedereen in de keten. Wederkerigheid is een van de principes bij onze manier van zakendoen. Uit wetenschappelijke studies die we in 2000 hebben laten verrichten, bleek dat er tekorten aan cacao ontstaan en dat de kwaliteit ervan achteruit gaat. Het lag dus voor de hand samen te gaan werken met regio’s waar cacao wordt verbouwd.’ Mars had ook kunnen kiezen voor grootschalige plantageteelt. En de kleine boeren in Afrika aan hun lot overlaten. Tabbers: ‘Had gekund, maar 70 procent van de productie komt uit Afrika en wordt verbouwd door 2,6 miljoen kleine boeren. Met het verduurzamen van hun productie doen we iets voor de hele sector.’
Snoeien Samen investeren Solidaridad en Mars in een aantal jaren zo’n honderd miljoen euro in de sector. Boeren die meedoen, krijgen informatie over plantmateriaal, de wijze van beplanting, bodemverbetering, training in het snoeien van cacaobomen, enzovoort. Solidaridad en Mars richten schooltjes in die open staan voor alle cacaoboeren. Daar leren ze dat ze met een paar eenvoudige trucjes, zoals beter snoeien, de productiviteit aanzienlijk kunnen verhogen. Ze worden geen ‘Marsboeren’, maar blijven onafhankelijk en kunnen zelf beslissen aan wie ze de cacao verkopen. Vorig jaar leidde deze aanpak tot een
productieverhoging van gemiddeld 36 procent bij de 114 duizend boeren in het cacaoprogramma van Solidaridad.. Dat is een aanzienlijke verbetering. Roozen: ‘Cacaoboeren, met gemiddeld 2,5 hectare land, verdienen 300 tot 800 dollar per jaar. Dan praat je over extreme armoede. Met onze aanpak kan dat 2400 tot 3200 dollar worden. Een aanzienlijke verbetering, maar nog steeds minder dan de grens van tien dollar per dag die ik aanhoud. Daarom moeten we toe naar schaalvergroting, de volgende stap. Zodat boeren tien tot vijftien hectare grond kunnen verbouwen. Boeren die dat niet kunnen of willen, kunnen hun grond verkopen of verhuren aan anderen.’ Ligt het programma op schema? Tabbers: ‘In 2020 moet alle cacao die we bij Mars afnemen duurzaam zijn. In 2011 zijn we de grens van 10 procent gepasseerd, vorig jaar was het 20 procent. Ieder jaar moeten we dus 10 procent van de totale behoefte verduurzamen. In het begin konden we grote stappen zetten, want toen bereikten we de boeren die graag willen en zich hebben georganiseerd. Dat is nu voorbij. Het is dus best ambitieus.’
Boeren worden getraind in betere landbouwtechnieken door Solidaridad en Mars.
Wat verwachten jullie van Afrikaanse overheden? Roozen: ‘Dat ze bijvoorbeeld ruilverkaveling mogelijk maken, zodat er grotere stukken landbouwgrond ontstaan. Ze zouden het erfrecht kunnen aanpassen, om te voorkomen dat kleine stukjes land nog kleiner worden door de verdeling tussen alle kinderen. Als dat niet verandert, blijft het vechten tegen de bierkaai.’ Zijn er dingen die schuren tussen jullie? Roozen. ‘Jazeker. Bijvoorbeeld als het om communicatie gaat. Mars is begrijpelijkerwijs terughoudend met communicatie over duurzaamheid, want ze hebben nog maar 20 procent duurzame chocola. Solidaridad vindt het juist belangrijk het publiek mee te nemen, mensen te informeren door alvast te zeggen waar je naar toe wil. Maar we begrijpen elkaars standpunt.’
Hoe reageert de concurrentie? Tabbers: ‘Chocola is goed voor ‘maar’ een derde deel van onze omzet, maar zit in de genen van het bedrijf. Als ik nog één euro te besteden heb, dan gaat-ie op aan cacao. Onder de chocoladeproducenten zitten een paar grote multinationals, die in veel sectoren actief zijn. Ze moeten kiezen tussen grondstoffen met de grootste priori-
4
3
2
teit. Dat is niet altijd cacao. Chocola is bovendien een versplinterde markt, met veel kleine fabrikanten. Daardoor is het niet gemakkelijk samen aan een onderwerp te werken. Gelukkig zijn er veel initiatieven in die richting.’
Als boeren hun cacao verkopen aan een handelaar zijn ze op de hoogte van de prijs en andere handelsvoorwaarden.
Chocolade fabrikanten zoals Mars kopen steeds meer duurzaam gecertificeerde cacao voor de productie van hun repen.
5 Katja Schuurman vraagt aandacht voor cacaoschaarste. For the love of chocolate is een campagne van Mars en Solidaridad.
5
Ondernemen in ontwikkelingslanden - 15 juni 2013
De beste stuurlui Mikhe
d ze il Archua
‘Mijn autopoets is de beste van Georgië!’ ‘Ik ben nu 28 jaar en ik heb vijf oorlogen meegemaakt. Dat was teveel. Ik vertrok naar Nederland, omdat ik droomde van een nieuwe toekomst in een rustig land. Maar het pakte anders uit. In 2012 werd mijn verblijfsvergunning definitief afgewezen. IOM ondersteunde me toen ik terugging naar Georgië, en hielp me mijn eigen autopoetsbedrijf op te zetten in Tbilisi. Zakendoen is hier niet makkelijk. De werkloosheid is enorm. Maar omdat Georgië de grootste automarkt van de Kaukasus heeft, moest daar geld aan te verdienen zijn. Ik heb hier een topkwaliteit Europees autopoetsmiddel geïntroduceerd, veel beter dan de gangbare Chinese en Turkse poetsvloeistof. Een gat in de markt, want al die auto’s moeten glimmen! IOM heeft mij geholpen met de aanschaf van een luchtcompressor en een waterstofzuiger. Zonder die hulp had ik mijn bedrijf niet kunnen beginnen.’
Steeds meer migranten beginnen een onderneming in hun land van herkomst. Hun grote voordeel: ze kennen de cultuur, spreken de taal en weten wat er nodig is. Migranten die in hun land van herkomst een bedrijf beginnen, kunnen hierbij begeleiding krijgen van verschillende organisaties in Nederland. IntEnt begeleidt migranten bijvoorbeeld in de opstartfase, Seva Network Foundation stelt leningen en technische assistentie beschikbaar. IOM, de Internationale Organisatie voor Migratie, begeleidt migranten onder andere wanneer ze vrijwillig terugkeren en een nieuw bestaan opbouwen. Bovendien regelt IOM korte uitzendingen voor opgeleide migranten die zich sterk willen maken voor de ontwikkeling van hun land. Het Marokkofonds tenslotte is er voor ondernemende professionals met een bijzondere band met Marokko die hun kennis over willen dragen in Marokko. door Marjon van Dalen
Maria Lu
cas
‘Zakendoen in Kaapverdië is echt anders’ 'Mijn bedrijf voor thuiszorg heet Care4you. Ik begon met zeventien cliënten. Inmiddels zijn dat er 61 in en rond Rotterdam. Ik ben altijd bereikbaar, ook midden in de nacht. Pas nog was er een doodzieke vrouw die mij ’s nachts na twaalven opbelde. Ze was bang om alleen te zijn en vroeg of ik kon komen. Dat doe ik dan graag. Verplegen, schoonmaken, de administratie of een goed gesprek, ik doe alles. Soms staan klanten bij mij aan de deur met een flesje wijn of een doos chocola omdat ze dankbaar zijn. Dat ontroert me.’ ‘Mijn roots liggen in Kaapverdië, en veel van mijn oudere klanten in Rotterdam komen er oorspronkelijk vandaan. In de winter gaan ze naar Kaapverdië om de kou hier te omzeilen. Als ze dan terug komen is hun medicatie dikwijls helemaal ontregeld. Dan hebben ze bijvoorbeeld drie maanden geen insuline gespoten. Zo ben ik op het idee gekomen om ook in Kaapverdië een particuliere thuisorganisatie op te zetten. Dat voorziet echt in een behoefte en particuliere thuiszorg is daar een nieuw concept. Zaken doen in Kaapverdië is echt anders dan in Nederland. Je moet vertrouwen winnen. Ik spreek de taal en dan gaan deuren makkelijker open. IntEnt heeft me begeleid met marktonderzoek en het opstellen van een goed bedrijfsplan. Echt een aanrader! Want bij internationaal zaken doen komt meer kijken dan je denkt.’
Foto: Witold de Man
Shree Pa
ndey
‘Reputatie is het belangrijkste in zaken doen’ ‘Die kledingfabriek in Bangladesh die onlangs in het nieuws was, verschrikkelijk. Zo zou ik nooit een bedrijf willen runnen. Door kinderen voor je te laten werken en dan ook nog in zulke slechte arbeidsomstandigheden. Reputatie, dat is het allerbelangrijkste in zaken doen. Ik heb een goede naam opgebouwd, en ik ben goed voor mijn mensen. Als ik maar één keer iets doe dat niet goed is, kan dat mijn hele business in de afgrond trekken. Daarom wil ik rustig aan doen en niet te snel groeien. Tweeënhalf jaar geleden heb ik met een lening van SEVA een wolfabriek opgezet in Nepal. SEVA is een betrouwbare organisatie met een CBF-keurmerk. In mijn fabriek werken nu 25 mensen. We maken hoeden, vesten, jassen, jurken. Voor deze producten is een goede markt in Europa. Ik woon in Amsterdam en hier pik ik de Westerse designs op. In Nederland heb ik nu meer dan vijfhonderd verkooppunten voor PURE, zo heet mijn bedrijf. Ik denk dat ik binnen vijf jaar twee keer zoveel personeel in mijn fabriek aan werk kan helpen.’
Foto: Witold de Man
r Ban Abubaka
gura Foto: Witold de Man
‘Ik wil iets doen voor mijn land’ ‘Als Afrikanen iets willen, dan moet het ook direct. In Nederland heb ik geduld en doorzettingsvermogen geleerd. Vijftien jaar geleden moest ik vluchten uit Sierra Leone. Nu woon ik in Tilburg en heb ik mijn eigen business opgezet, MD consultancy. Met steun van IOM heb ik de brug naar mijn moederland geslagen. Ik heb een cursus praktisch ondernemerschap opgezet aan de universiteit daar. Die voorzag echt in een behoefte.’ ‘Veel hoogopgeleide jongeren in Sierra Leone vinden het aantrekkelijk om eigen baas te zijn en zelfstandig zaken te doen. Ik heb hen geadviseerd hoe ze een commercieel bedrijf kunnen opzetten. Ik appelleer aan de potentie van mensen. Ik heb plannen voor een businessplatform voor mensen hier en mensen daar. Ondernemen over grenzen heen, ideeën en talent matchen. Op die manier wil ik graag iets betekenen voor mijn land.’
Tom Willems: ‘Deel je kennis in Marokko’
‘Ondernemende professionals die iets willen betekenen voor Marokko, kunnen daar tijdelijk aan de slag via ons project Youshare Youcare. Wij zoeken naar mensen met een duidelijke binding met Marokko en met talent en ervaring in de gezondheidszorg. Dat is noodzakelijk, want het algemene peil van de gezondheidszorg ligt in Marokko stukken lager dan in Nederland. In Marokko is er één arts op 2725 inwoners. Een ziekenhuis in Nador heeft bijvoorbeeld behoefte aan verpleegkundigen met ervaring. Ook vanuit de gehandicaptenzorg is er belangstelling.’ ‘Een uitwisseling duurt vijf tot twaalf maanden. Dit heet brain gain: kennis opgedaan in Nederland delen in Marokko. Maar niet alleen Marokko kan hier veel aan hebben. De deelnemers doen zelf ervaring op die ze weer kunnen gebruiken in hun reguliere functie in Nederland. Een prachtige kans!’ Meer informatie: www.youshareyoucare.nl.
6
Ondernemen in ontwikkelingslanden - 15 juni 2013
Prille vrede, unieke kansen Regio’s waar net een oorlog hee gewoed. Niet meteen het eerste waar je aan denkt bij ondernemen in het buitenland. Toch liggen juist hier grote kansen voor ondernemers.
Alles moet opnieuw worden opgebouwd in landen waar net een oorlog heeft gewoed. Wegen, voorzieningen, voorraden. Dit biedt kansen voor bedrijven. Maar vergis je niet: vaak is er geen duidelijke wetgeving waar je op kunt terugvallen en ben je aangewezen op een goed net-
werk en ‘warme’ contacten. Ook het gebrek aan infrastructuur kan een belemmering zijn. Maar wil je dan toch gebruik maken van de enorme kansen die er liggen, hoe pak je dat als bedrijf dan aan? En vooral: hoe zorg je voor langdurig succes?
door Janneke Juffermans
Vruchtbare grond
Loket voor Nederlandse bedrijven ‘M
Een boerenondernemer grijpt zijn kans in Kabul, Afghanistan. Foto: Frederique van Drumpt
J uist in landen die een oorlog achter de rug hebben, liggen veel kansen op het gebied van landbouw. Zoals in Congo, waar grote stukken vruchtbaar land braak liggen. Nederland is goed in landbouw en veeteelt, daarom vormen deze sectoren een speerpunt van de Nederlandse overheid. Maar grote multinationals zijn er vaak razendsnel bij: zij kopen braakliggende stukken land op, bijvoorbeeld voor het winnen van palmolie voor de exportmarkt of voor de productie van biobrandstof. Dan profiteert de lokale bevolking er niet van en dat zet fragiele verhoudingen na een conflict opnieuw onder druk. Beter is het om rekening te houden met alle belanghebbenden, zo vinden Edith Boekraad, Ron Delnoije en Karlijn van Arkel van ontwikkelingsorganisatie Cordaid. Zij werken aan de ontwikkeling van landbouw voor de voedselzekerheid in voormalige oorlogsgebieden, zoals ZuidSoedan, Congo en Afghanistan.
et onze aanpak hebben we nog geen oorlogen voorkomen.’ Michel Richter, codirecteur van SPARK is aan het woord. Er volgt een aanstekelijke lach van hemzelf en zijn collega’s Annelies van den Berg (countrymanager Burundi) en Richard van Hoolwerff (countrymanager Liberia). Het voorkomen van oorlogen mag dan geen directe doelstelling zijn van SPARK, het bijdragen aan stabiliteit en economische en sociale ontwikkeling in gebieden waar een conflict heeft gewoed, is dat wel. SPARK doet dit bijvoorbeeld door jonge talentvolle ondernemers op te leiden en een duurzaam ondernemersklimaat te bevorderen. De organisatie richt zich daarbij op groeibedrijven, klein en groot, lokaal en internationaal. SPARK is sinds 1993 actief en heeft inmiddels vestigingen in post-conflictgebieden in Afrika, het Midden Oosten en de Balkan.
Goudmijntje Maar, reageert Van den Berg: ook kleine ondernemers doen het goed. ‘In Burundi runt een Nederlands echtpaar een succesvolle bed & breakfast. Het echtpaar organiseert trips naar een goudmijntje en een meertje met bijzondere vogels. Weer eens wat anders dan een camping in Frankrijk.’ Richter, teruggrijpend op de ‘grote jongens’: ‘Je ziet dat een groot bedrijf de lokale economie kan stimuleren, puur vanuit zakelijke motieven. Chevron, de grote oliemaatschappij, werkt bijvoorbeeld in Liberia met ons samen omdat wij een netwerk van leveranciers en geschoolde arbeid voor ze organiseren. Goed voor Chevron, maar ook voor de lokale economie. Juist het zakelijke belang van bedrijven kan daaraan bijdragen.’
rijst en kan bovendien steeds een vaste hoeveelheid rijst afnemen. Zo kun je als bedrijf zaken doen én bijdragen aan de belangen van de bewoners.’ Zo’n instelling loont, zo blijkt ook uit het boek Doing businesss in Africa van het Partnership Resource Centre en Berenschot. Hierin wordt duidelijk dat juist bedrijven die zich inzetten voor sociale doelen, zoals scholing, gezondheid van hun werknemers en een verbeterde infrastructuur, langdurig succesvol zijn in Afrika.
In Burundi ondersteunde SPARK deze fruitsap- en jamfabriek. Foto: SPARK
Succes
Scheepswerf
Bevrijde slaven
Welke kansen liggen er dan voor bedrijven in voormalige oorlogsgebieden? De medewerkers van Cordaid zien ze zeker in de voedselproductie. Delnoije: ‘Tussen de prijs voor de boer en de prijs voor de consument zit een marge van 90 procent. In die marge liggen mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven.’ Van Arkel: ‘Denk aan verwerking, kwaliteitsverbetering, logistiek en vervoer.’ Cordaid ziet bedrijven graag komen en werkt graag met hen samen. Boekraad: ‘In Zuid-Soedan ligt veel vis te stinken in de zon. We zoeken naar een vervoerbaar koelsysteem om de vis te verplaatsen. Een bedrijf dat hiervoor een goed product heeft, kan dat prima afzetten daar.’ Van Arkel: ‘Wij kunnen hen de betrouwbare contacten bieden, en hebben veel cruciale kennis over de lokale verhoudingen. Bedrijven kunnen daarvan profiteren, zeker in een fragiele context. Het vergroot hun kans op duurzaam succes.’
Een belangrijke manier om bij te dragen aan stabiele economische ontwikkeling vormen SPARK’s ter plaatse gevestigde Business Start-up Centers (BSC’s). Lokale ondernemers, maar ook steeds meer Nederlandse bedrijven, kloppen hier aan. De BSC’s hebben een netwerk van betrouwbare partners, weten wat er in het land speelt en koppelen de juiste mensen aan elkaar. SPARK biedt jonge lokale ondernemers bovendien training, financiering en coaching. Dat kan mooie resultaten opleveren, vindt Hoolwerff: ‘In West-Afrika komt de scheepvaart weer op gang. We hebben een talentvolle Liberiaanse botenbouwer in contact gebracht met een Nederlandse schepenbouwer. Ze hebben nu plannen voor een gezamenlijke scheepswerf in Liberia, met export naar de regio. De Nederlander, directeur van een groot bedrijf met vestigingen wereldwijd, dacht: West-Afrika is een nieuwe groeimarkt voor ons.’
Maar dan is het wel van belang dat iedereen bij die bedrijvigheid betrokken wordt, vinden Richter, Van Hoolwerff en Van den Berg. Van Hoolwerff: ‘Liberia is in 1847 gesticht door bevrijde slaven uit Amerika. Daaruit ontstond een sterke elite. Deze groep en de inheemse bevolking leven samen in een kwetsbaar evenwicht. Zeker sinds de vrij recente burgeroorlog.’ ‘Eerlijke groei is cruciaal. Alle bevolkingsgroepen, inclusief vrouwen, jongeren en de allerarmsten, moeten meeprofiteren van een groeiende economie. In zo’n samenleving in wederopbouw heeft dat een stabiliserend effect. En dat is ook van belang voor internationale bedrijven. SPARK wijst ondernemers daarop en biedt hen kennis en lokale contacten aan – met oog voor de verschillende bevolkingsgroepen.’
‘Een goed koelsysteem kun je prima afzetten in Zuid-Soedan’
Spanningen Delnoije: ‘Neem de rijstproductie in Congo. Heineken, de grootste bierbrouwer daar, koopt momenteel 75 procent op van de rijstoogst in Zuid-Kivu. Het overige is bestemd voor de lokale markt. Voorheen kocht Heineken de hele oogst op. De marktprijs van rijst steeg daardoor snel en dat gaf spanningen. Daarom zorgden we samen met de boeren voor opslag.’ ‘Een kwart van de rijst is nu bestemd voor de markt. De boeren krijgen een betere prijs en Heineken krijgt kwalitatief betere
Ondernemen in ontwikkelingslanden - 15 juni 2013
7
Bank én sparring partner Heb je een goed businessplan? En waar haal je het geld vandaan? Wie zijn bedrijf in een ontwikkelingsland wil vestigen, moet goed nadenken over dit soort praktische vragen. ‘Stel jezelf de vraag: waarom zou ik daar succesvol zijn?’
door Hans Valkenburg en Sarah Kuypers
‘S
teeds meer Nederlandse ondernemers kiezen voor lagere productiekosten en een beter klimaat en komen zo bijvoorbeeld terecht in Afrika’, constateert Peter Niekus van de Flying Afrika Desk. Bij deze desk kunnen Rabobankklanten terecht voor advies en begeleiding bij investeringen in Afrika. De gebroeders Kneppers hebben bijvoorbeeld niet alleen een vestiging in Nederland, maar verbouwen al twaalf jaar rozen in Naivasha, Kenia. Ze kozen hiervoor vanwege de ideale teeltomstandigheden, maar
Het klimaat trok de gebroeders Kneppers naar Kenia. Ze verbouwen er al twaalf jaar rozen. Foto: Rabobank
houden daarbij vast aan Hollandse degelijkheid als het gaat om kwaliteit. ‘Het beste uit twee werelden dus’, concludeert Jack Kneppers vanuit Kenia.
Diepe zakken
‘Na een jaar al winst maken? Zet dat maar uit je hoofd’
Het mag aantrekkelijk zijn, ondernemen in Afrika, eenvoudig is het niet. Het begint met vragen stellen aan jezelf, weet Kneppers: ‘Je wilt ondernemen in Afrika? Ga er eerst maar eens een tijdje wonen! Ligt het klimaat je? Kun je wat met de mensen en hun omgangsvormen?’
Dan volgt de prangende vraag: hoe ga je daar geld verdienen? Niekus benadrukt dat je hier als ondernemer een duidelijk beeld van moet hebben. ‘Stel jezelf de vraag: waarom zou ik daar succesvol zijn?’ Bovendien stapt de Rabobank alleen in bedrijven die hun bedrijf in Nederland aanhouden. Als je heldere antwoorden hebt op bovenstaande vragen en je wilt zakendoen in Oost-Afrika, ben je van harte welkom bij de Flying Afrika Desk, zegt Niekus. ‘Als je voorbereiding goed is, is de zak met geld een logische volgende vraag. Dus gaan wij samen naar je businessplan kijken. Acht pagina’s is voldoende, laat er daarvan maar zes over financiën gaan.’ Wees conservatief in je schattingen, adviseert hij: ‘Na een jaar
al winst maken? Zet dat maar uit je hoofd. Het kost je minstens drie, vier, vijf jaar om florerend te zijn. Je hebt dus diepe zakken nodig.’
Ondersteuning Is het businessplan akkoord, dan gaat de Flying Afrika Desk kijken hoe ze je aan een financiering kan helpen. Dat kan via de Rabobank, maar ook via andere financiers of een partnerbank die iets in je business ziet. De Rabobank is er voor klanten uit alle sectoren, zegt Niekus, inclusief land- en tuinbouw en veehouderij. ‘We hebben hier veel kennis over in huis. Dat maakt ons een partner voor mensen die in nieuwe markten willen ondernemen.’
Financieringsmogelijkheden
Steun aan boeren en banken ‘Samen bereik je meer dan alleen’, is het motto van Rabobank. Dus werkt de bank ook in opkomende markten samen met klanten, partnerbanken en ondernemers.
door Hans Valkenburg en Sarah Kuypers
D
e afdeling Rabo Development van de Rabobank richt zich op nieuwe markten met agrarische groeipotentie waar mogelijkheden liggen voor Nederlandse ondernemers. Denk hierbij aan landen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. Bruce Dick, algemeen directeur Rabo Development, licht toe: ‘Wij hebben financiële expertise en middelen in huis. Daarmee geven we mensen in ontwikkelingslanden en opkomende markten toegang tot betaalbare financiële diensten.’
Veel kennis ‘In ontwikkelingslanden is vaak geen financiële infrastructuur op het platteland’, vertelt Dick. ‘Veel lokale ondernemers hebben geen bankrekening, ze betalen alles cash.’ Daarom maakt Rabo Development zich sterk om hen toegang te geven tot financiële dienstverlening. Daarvoor werkt de bank samen met lokale financiële instellingen. Die zijn vaak wel
Experts van Rabo Development denken mee met lokale banken in Afrika. Foto: Rabobank
kansrijk en ambitieus, maar hebben onvoldoende geld en kennis. Rabo Development zet experts in om deze banken een stapje verder te helpen. Dick: ‘Wij worden gedreven vanuit ons hart, niet om onze winst zo snel mogelijk te verdubbelen.’ Bovendien, dankzij deze samenwerking heeft Rabo Development veel kennis en ervaring opgedaan over de markt in ontwikkelingslanden. Essentieel voor Nederlandse bedrijven, want hierdoor kan de Flying Afrika Desk hen weer praktische en relevante adviezen geven over hun investeringen.
Hulp aan boeren Maar de betrokkenheid van de Rabobank bij Afrika gaat nog verder: naast Rabo Development is er de Rabobank Foundation. Dit fonds helpt kansarme boeren onder andere bij het opzetten van coöperaties. Gezamenlijk staan boeren sterker, is het idee. Als boeren en hun gezinnen toe-
gang krijgen tot financiële diensten, kennis en nieuwe markten, kunnen ze zichzelf beter redden, legt Pierre van Hedel uit, directeur Rabobank Foundation. ‘Primair focussen we daarom op de economische ontwikkeling van kleine boeren.’ De financiële middelen hiervoor krijgt de Foundation van de bank zelf of van klanten die een deel van hun vermogen beschikbaar stellen. Het fonds werkt nauw samen met klanten en hun lokale banken in Nederland aan de projecten. Van Hedel: ‘Een mooi voorbeeld hiervan is een trainingscentrum voor tuinbouwers in Kenia, opgezet door Rabobank Westland en zaadveredelaar Rijk Zwaan.’ Zodra binnen een gemeenschap een coöperatie is opgezet, neemt Rabo Development het stokje over door financieel advies en financiële diensten te bieden. Via Rabobank International kunnen Nederlandse ondernemers weer gebruik maken van deze kennis en infrastructuur.
Wie op zoek is naar financiering voor een nieuw op te zetten bedrijf in een lage-inkomensland, kan op meerdere plekken terecht. De overheid heeft via Agentschap NL diverse programma's en regelingen om ondernemen in opkomende markten te stimuleren. Ook het Dutch Good Growth Fund – de ‘Pot van Ploumen’, waar de minister nog druk mee bezig is – zal via dit loket beschikbaar zijn. FMO, de ontwikkelingsbank voor ondernemers en tevens samenwerkingspartner van de Rabobank, heeft veel ervaring met (het financieren van) ondernemen in ontwikkelingslanden. Voor start-ups en kleinere ondernemers is het soms lastiger om een lening van de bank te krijgen. Zij kunnen meedoen aan diverse competities en enkele subsidieregelingen, waar verschillende private investeerders aan verbonden zijn. Zie pagina 8 voor meer informatie hierover.
8
Ondernemen in ontwikkelingslanden - 15 juni 2013
Meer weten?
Kansen genoeg voor wie wil gaan ondernemen in een ontwikkelingsland. Bovendien zijn er genoeg organisaties, subsidies, wedstrijden, netwerken en platforms die hierbij kunnen helpen. Een selectie.
Lezen over Afrika Het Afrika Studie Centrum (ASC), doet onderzoek naar Afrika en heeft een uitgebreide, openbare bibliotheek. Kijk op www.ascleiden.nl. Doing Business in Africa, A strategic guide for entrepreneurs is een praktisch en inzichtelijk boek over kansen en uitdagingen voor ondernemen in Afrika. Uitgegeven door adviesbureau Berenschot, het Partnerships Resource Centre van Rotterdam School of Management (RSM) en het Netherlands-African Business Council (NABC). Emerging Africa is een online magazine, www.emergingafrica.nl.
Netwerken en platforms De website www.ondernemeninontwikkelingslanden.nl is een platform voor... de naam zegt het al. De portal wijst op kansen, mogelijkheden en risico’s van ondernemen in lage-inkomenslanden. Het Partnership Resource Centre is een kenniscentrum op het gebied van publiek-private partnerschappen: www.partnershipresourcecenter.org. De Netherlands African Business Council (NABC), www.nabc.nl, biedt informatie, organiseert handelsmissies en netwerkbijeenkomsten en gaat samenwerkingen aan met bedrijven. MVO Nederland is een kennis- en netwerkorganisatie voor bedrijven die in Nederland maatschappelijk verantwoord willen ondernemen en voor bedrijven die actief zijn in een ontwikkelingsland. Zie www.mvonederland.nl. Het Financieel Dagblad heeft een netwerk Wereldveroveraars, zie fd.nl/entrepreneur/wereldveroveraars. Het programma Leaders for Nature van IUCN NL is een bedrijvennetwerk van twintig multinationals en grote Nederlandse bedrijven die onder andere in ontwikkelingslanden actief zijn. Zie www.iucn.nl.
Overheidsloket: subsidies en informatie Hét overheidsloket voor bedrijvigheid over de grens is Agentschap NL, van het ministerie van Economische Zaken, www.agentschapnl.nl. Bedrijven kunnen hier terecht voor diverse subsidieregelingen, zoals het Private Sector Investeringsprogramma (PSI) voor Nederlandse investeerders in ontwikkelingslanden. De subsidie 2xplore is gericht op haalbaarheidsstudies voor exportprojecten in ontwikkelingslanden. De regeling ORIO is bedoeld voor lokale projecten op het gebied van water, milieu en infrastructuur. Verder zijn er bijvoorbeeld fondsen voor ondernemen in diverse Aziatische landen en in zogenaamde fragiele staten.
Wedstrijden Het Dutch Good Growth Fund, het revolverend fonds, zal beschikbaar komen via Agentschap NL. Dit fonds gaat zowel Nederlandse export naar ontwikkelingslanden steunen als investeringen in ontwikkelingslanden. Via de afdeling Internationaal ondernemen hebben bedrijven toegang tot ambassades, consulaten en andere ondersteunende diensten , zoals Netherlands Business Support Offices. Ze kunnen hier ook terecht voor informatie en financiering. De Matchmaking Faciliteit Ontwikkelingssamenwerking brengt bedrijven in ontwikkelingslanden in contact met Nederlandse bedrijven. De Dutch Trade Board (DTB) is een samenwerking tussen onder andere de overheid en bedrijven, www.internationaalondernemen.nl. Ook onder het ministerie valt het CBI, Centrum ter Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden, www.cbi.eu. Het CBI richt zich op de import vanuit ontwikkelingslanden naar landen in de Europese Unie.
Handel
BiD Network helpt Nederlandse ondernemers die in opkomende markten willen ondernemen verder op weg met informatie en het vinden van financiering. BiD Network heeft verschillende competities, zie www.bidnetwork.org. In samenwerking met NCDO organiseert Bid Network de businessplancompetitie Ondernemen zonder Grenzen, www.ondernemenzondergrenzen.nl, voor ondernemers met ambities voor ondernemen in ontwikkelingslanden. Ondernemen zonder Grenzen organiseert ook de Summerschool voor startende ondernemers, ‘Van wereldidee naar businessplan’, die al deze maand van start gaat. Tijdens de Partnership Verkiezing ontwikkelen young professionals samen met een ontwikkelingsorganisatie een businesscase voor een investering in een ontwikkelingsland. Meer info: www.departnershipverkiezing.nl. En zo zijn er nog diverse competities. Zoals What to do with poo? Een wedstrijd voor bedrijven die ideeën hebben over toiletten, latrines en poep in ontwikkelingslanden, www.whattodowithpoo.com.
Colofon Deze bijlage is een productie van ZINNIG text&talk, www.zinnigtextandtalk.nl.
ZINNIG maakt publicaties over actuele maatschappelijke onderwerpen voor kranten, tijdschriften en organisaties. ZINNIG staat voor diepgang en nuance en zoekt altijd naar de juiste toon. Hoofd- en eindredactie: Marusja Aangeenbrug en Janneke Juffermans Vormgeving: Bas Krijn, www.krijnontwerp.nl Aan deze bijlage werkten mee: Eljee Bergwerff, Marjon van Dalen, Annemarie Klok, Sarah Kuypers, Witold de Man, Johannes Odé, Hans Valkenburg, Han van der Wiel Fotografie cover: Remco Ruimtebouw en www.istockphoto.com Deze bijlage is mede mogelijk gemaakt door:
www.remcoruimtebouw.nl
www.woordendaadbedrijven.nl en www.incluvest.nl
Het Initiatief Duurzame Handel (IDH) is een platform voor bedrijven, ngo’s, overheden en andere partners die internationale handelsketens willen verduurzamen. Kijk op www.idhsustainabletrade.com. Sustainable Match slaat een brug tussen het MKB in ontwikkelingslanden en in Nederland. Voor september staat een duurzame handelsmissie naar Oeganda gepland. Zie www.sustainablematch.com.
De allerarmsten Ook onder de 4 miljard allerarmsten ter wereld, ook wel bottom of the pyramid (BoP) genoemd, kun je prima zakendoen. Het BoP Innovation Center (BoP Inc) ontwikkelt samen met bedrijven producten voor de allerarmsten. Zie www.bopinc.org. De organisatie onderzoekt ook in welke markten kansen liggen voor bedrijven. De Borrel of the Pyramid is een netwerk jonge mensen dat borrelt, brainstormt en blogt over de BoP. ‘Geen geitenwollensokkendragers, noch traditionele zakenlui, maar mensen met een pragmatische insteek’, volgens www.borrelofthepyramid.nl.
Samenwerken? www.thehungerproject.nl
Samenwerken met een ontwikkelingsorganisatie? Neem eens contact op met de organisaties die in deze bijlage staan. Zie het colofon voor de websites. www.solidaridad.nl
En verder... Naast alle banken die een bedrijf kan benaderen voor financiering, is FMO in het bijzonder het vermelden waard. Deze ontwikkelingsbank voor ondernemers ondersteunt de private sector in opkomende markten. Kijk op www.fmo.nl. Enviu, www.enviu.org, introduceert businessconcepten in ontwikkelingslanden, samen met bedrijven, investeerders en overheden. Deze moeten gericht zijn op duurzaamheid en lokale ontwikkeling. Het Programma Uitzending Managers (PUM) zendt senior managers en experts uit naar ontwikkelingslanden voor advies aan ondernemingen en instellingen die behoefte hebben aan specialistische kennis en ervaring. Kijk op www.pum.nl.
www.mars.nl
www.cordaid.nl
www.spark-online.org
www.intent.eu
www.marokkofonds.nl
www.iom-nederland.nl
www.seva-group.org
www.rabobank.com/nl/rabo_development