Raad van State afdeling Bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500 EA Den Haag
Gouda, 28 mei 2014 Betreft: Aanvulling beroep tegen de volgende in samenhang genomen besluiten: 1. Bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk - 201311618/1/R4 2. Bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Hollandsche IJssel - 201311782/1/R4 3. Hogere waarden Wet geluidhinder - Geluidzone industrieterrein Hollandsche IJssel - 201311786/2/R4
Geachte heer/mevrouw, Hierbij vullen wij als vereniging van 'Omwonenden Schielands Hoge Zeedijk' onze beroepsgronden aan naar aanleiding van het verweerschrift van de gemeente Gouda en het verweerschrift van de ODMH.
1 Ontvankelijkheid 1.1
Ontvankelijkheid besluit hogere waarden
De Afdeling heeft ons kennelijk niet-ontvankelijk verklaard voor het besluit Hogere waarden 201311786/2/R4 wegens het ontbreken van een zienswijze. Wij zullen hiertegen in verzet komen middels een apart verzetschrift, daar wij van mening zijn dat onze zienswijze voor het bestemmingsplan SHZ, de geluidszone en het planMER door verweerder tevens aangemerkt had moeten worden als een zienswijze tegen het besluit hogere waarden. De akoestische onderzoeken en de planMER die wij in onze zienswijze in twijfel hebben getrokken dienen zowel als grondslag voor de geluidszone als voor het besluit Hogere waarden. Wij hebben in onze zienswijze bovendien wel degelijk geageerd tegen de hogere waarden al hebben wij de term 'hogere waarden' niet gebruikt. "Dit heeft tot gevolg dat huizen op papier tot 9 dB meer industrielawaai te verduren krijgen." "Bij het berekenen en het vaststellen van de zone is overigens alles zoveel mogelijk naar boven afgerond om maar zoveel mogelijk milieuruimte te creëren voor de industrie" Het verweer op deze laatste stelling, uit zowel de zienswijze als het beroepschrift, is door de ODMH gedaan in het verweerschrift 'Gouda Vaststelling hogere waarden Geluidszone Industrieterrein Hollandsche IJssel'. Net zoals de ODMH zal verwachten dat hun verweerschrift ook als verweer op het bestemmingsplan Geluidszone Industrieterrein Hollandsche IJssel zal worden aangemerkt, zo verwachten wij ook dat onze grieven op beide besluiten van toepassing worden beschouwd. Wij zullen hier dus reageren op beide verweerschriften.
1/20
1.2
Ontvankelijkheid bestemmingsplannen
Verweerder (hier gemeente Gouda) stelt primair dat onze vereniging niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat niet duidelijk zou zijn hoe ver de kring van belanghebbenden reikt. In bijlage 1 hebben wij van alle 285 omwonenden die onze vereniging telt, de straatnamen vermeld, zodat inzichtelijk wordt dat deze zich in de directe omgeving van het plangebied wonen en daarmee rechtstreeks belanghebbend zijn. De ledenlijst is in verband met de privacy van de leden niet openbaar gemaakt. De ledenlijst zal desgewenst op de zitting overlegd worden aan de rechters. Uit onze statuten blijkt weliswaar dat wij het lidmaatschap open hielden voor personen van buiten de onmiddellijke omgeving van het plangebied, maar in deze statuten staat ook duidelijk dat we alléén opkomen voor de belangen van de omwonenden van Schielands Hoge Zeedijk. De bundeling van belangen die ontstaat door onze vereniging zou dus alleen die van de 'omwonenden' betreffen en niet van de eventuele overige leden. De mededeling dat het lidmaatschap open staat voor mensen die verder weg wonen is overigens inmiddels van de site verwijderd. Hiermee lijkt ons voldoende helder dat er sprake is van bundeling van belangen van een groot aantal natuurlijke personen die rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. In de door de vereniging tot stand gebrachte bundeling van deze individuele belangen, kunnen de in artikel 1:2, derde lid Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht1. Overige werkzaamheden van de vereniging behelzen nog het bijhouden van de website www.schielandshogezeedijk.nl en het versturen van nieuwsbrieven aan de leden over de ontwikkelingen rond het industrieterrein. Tevens was het bestuur van de vereniging gesprekspartner met de gemeente Gouda, met Croda en met verschillende politieke partijen. Ook heeft de vereniging met enige regelmaat de pers te woord gestaan of zelf persberichten verstuurd. We hebben verschillende omwonenden van advies voorzien bij milieuklachten veroorzaakt door Compaxo en weer andere omwonenden van advies voorzien bij een procedure tegen de milieuvergunning van Compaxo. Een bestuurslid heeft zelfs een film gemaakt over het vertrek van Sita. Kortom er lijkt ons geen aanleiding te twijfelen aan ons rechtstreeks belang en onze ontvankelijkheid voor deze procedures.
2 Milieukundig advies In de oplegnotitie en de bijlagen van het milieukundig advies wordt ingegaan op de gezondheidseffecten van de verschillende milieuaspecten. In ons beroepschrift hebben we reeds ruime aandacht besteed aan de forse milieueffecten van de industrie. Wanneer de gezondheidseffecten van deze milieueffecten beschouwd worden treedt een nog indringender beeld naar voren. We zullen daarna nog de 'aanvulling op Milieukundig advies d.d. 16 mei 2013 Schielands Hoge Zeedijk' d.d. 9 september 2013, behorend bij de oplegnotitie, bespreken.
1
RvS 200807294/1/H2 Vereniging is bundeling van belangen
2/20
2.1
Gezondheidseffecten
Gezondheidseffecten geur Het leefklimaat vanwege geur volgens de GES score wordt voor een extra aantal woningen 'vrij matig' en voor nog een aantal woningen 'matig'. Er is niet in een MER variant voorzien waar het leefklimaat wat geur betreft gelijk blijft of verbetert. Er valt dus alleen te kiezen voor een verslechtering van het leefklimaat. Gezondheidseffecten luchtkwaliteit De GES score is hier 'matig'. Over de luchtkwaliteit wordt gesteld dat er een verbetering zal optreden. Niet duidelijk is waar deze verbetering vandaan zou komen. De enige ons bekende verbetering van de luchtkwaliteit is door de daling in het verkeersaanbod maar deze daling is ten eerste reeds geschied en ten tweede wordt deze daling niet door deze plannen veroorzaakt. Dat de vergunning van Croda betreffende stikstofemissie nu veel te ruim is, is onvoldoende reden deze nu in het bestemmingsplan op te nemen. Men geeft hierdoor het bedrijf het recht 3 maal zoveel uit te stoten terwijl het naar eigen zeggen deze ambitie niet eens heeft. Een maatbestemming rechtdoend aan de huidige behoefte is hier meer op zijn plaats. Aan een vergunning die niet volledig wordt benut kan men in het kader van de ruimtelijke ordening geen blijvende rechten ontlenen, net zo min als kennelijk de bewoners rechten kunnen ontlenen aan de huidige hoeveelheid milieuhinder die zij ondervinden. Gezondheidseffecten gevaar De GES scores zijn hier 'vrij matig' tot 'matig' voor een fors aantal extra woningen. Dit is niet vergeleken met een alternatief waarbij Croda niet uitgebreid wordt, waardoor hier in het geheel niet te kiezen valt tussen alternatieven. Gezondheidseffecten geluid Het leefklimaat vanwege geur, luchtkwaliteit en gevaar is voor alle drie de aspecten matig maar geluid laat een wel bijzonder slecht beeld zien. GES scores lopen tot 'ruim onvoldoende' (GES-score 7). Er komt een groot aantal woningen bij met scores tot 'onvoldoende' (GES-score 6) met elk der alternatieven. Ook hieruit blijkt weer dat er geen goede (gezonde) alternatieven in het planMER zijn meegenomen. De ODMH blijkt niet te begrijpen waar de toename van GES-score 6 vandaan komt en besluit dan maar dat de toename wel aan de autonome groei van het wegverkeer te wijten zal zijn. De ODMH kan zich kennelijk niet voorstellen dat bij het vaststellen van een lagere waarde dan 60 dB voor het industrielawaai er een cumulatieve geluidbelasting optreedt van 63 dB of meer. Door echter in het 'Handboek voor een gezonde inrichting van de leefomgeving' van de GGD op pagina 135 te kijken, had de ODMH eenvoudig kunnen vaststellen dat een GES-score van 6 (met een cumulatieve waarde van 63 dB) bereikt kan worden met waarden voor het industrielawaai onder de 60dB. Bijvoorbeeld door een groei van het industrielawaai van 54 naar 55 dB bij een gelijkblijvend wegverkeerslawaai van 61 dB of door een groei van het industrielawaai van 58 naar 59 dB bij een gelijkblijvend wegverkeerslawaai van 53 dB. Het wekt enige verbazing dat de milieudienst kennelijk niet in staat is tot dit inzicht te komen. Bij een dusdanig gebrek aan inzicht is de ODMH is het onverantwoord over zo'n belangrijk onderwerp op basis van ongefundeerde vermoedens conclusies te trekken. We kunnen stellen dat de conclusies die de ODMH verbindt aan de gezondheidsscore van het geluid onzorgvuldig zijn
3/20
en niet kunnen dienen als basis voor een objectieve afweging door het bevoegd gezag. In het 'Handboek voor een gezonde inrichting van de leefomgeving' lezen we verder dat bij een GES score van 6 of meer hart- en vaatziekten kunnen optreden. De scores voor geluid liggen (ruim) boven het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR). Dit wordt door de GGD gekwalificeerd als 'onvoldoende milieugezondheidskwaliteit'. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de ODMH tot de conclusie komt dat: "...het toestaan van meer industriële activiteiten een beperkt effect heeft op de gezondheid." De bestaande situatie heeft reeds een aanzienlijk aantal woningen met ruim onvoldoende milieugezondheidskwaliteit en een groot aantal woningen met onvoldoende milieugezondheidskwaliteit. Elk der door het planMER beschouwde varianten voegt hier een aanzienlijk aantal woningen toe met onvoldoende milieugezondheidskwaliteit. Hiermee lijkt ons geen sprake van een 'goede ruimtelijke ordening' voor zowel de bestaande situatie als de beoogde nieuwe situatie.
2.2
Aanvulling milieukundig advies
In de behandeling van het hoofdstuk geluid uit de aanvulling van het milieukundig advies hanteren we de indeling zoals in het advies in hoofdstuk 2 wordt gebruikt. Ad 1 Verkeersgegevens In de verkeersgegevens zitten, in de referentiesituatie, ten onrechte nog de gegevens van Sita. Ad 2 Nachtelijk geluid De geluidsberekeningen worden steeds moeilijker inzichtelijk met extra tabellen waarbij niet meer duidelijk is welke cijfers nu actueel en/of relevant zijn. Onduidelijk is waarom het industrielawaai L night voor SHZ 21-22 de waarde 23 dB(A) in de referentiesituatie heeft, terwijl de watertoren SHZ 20 voor deze situatie 37 dB(A) heeft. Dit terwijl er in de referentiesituatie geen industrie op korte afstand te vinden is. De woningen SHZ 2122 krijgen dus met elk der alternatieven 21 dB meer nachtelijk lawaai. Overigens is tot op heden bij geen van de omwonenden bekend dat er een onderzoek loopt naar het binnenniveau van hun woningen. Ad 3 Geluidsniveau woningen De verkeersintensiteit voor de referentie situatie van 288 voertuigen is te hoog voor een doodlopende weg met 22 woningen. Ook is het geluidniveau van Compaxo voor slechts 2 woningen beschouwd. Ad 4a Haalbaarheid 2dB extra reductie op BBT+ Niet aangegeven is wat de het uitvoeringsniveau is bij BBT, niet aangegeven is wat de mitigerende maatregelen waren bij BBT, niet aangegeven is wat de maatregelen zouden zijn bij BBT+. De enkele vermelding van voor de hand liggende algemene maatregelen als geluidswerende kasten, schermen en selectie van installatieonderdelen kunnen onmogelijk als motivatie voor een extra reductie op BBT+ dienen. Ad 4b Contour geluidszone De commissie m.e.r. bedoelde hier dat een andere contour gekozen lijkt dan uit het variantenonderzoek is gekomen.
4/20
Ad 5 Geluid neemt toe in tegenstelling tot verweerder beweerd heeft De boodschap van de commissie m.e.r. is hier niet zozeer dat het geluid toeneemt, dat was ieder wel duidelijk, maar dat in het planMER werd volgehouden dat de gecumuleerde belasting voor de meeste huizen afnam om zo te suggereren dat het allemaal wel meeviel. Het planMER is hiermee misleidend.
3 Het plangebied en de omgeving Hieronder zullen wij puntsgewijs reageren op het verweer zoals gevoerd door de gemeente Gouda en onafhankelijk daarvan het verweerschrift van de ODMH. Inleiding niet geheel correct De opsomming in 5.1 van het verweerschrift geeft een iets te eenvoudige voorstelling van zaken en is bovendien niet geheel correct. Bedrijventerrein 1 (BT-1) is opgedeeld in vele kleinere delen met 5 verschillende categorieën. BT-2 kent 4 verschillende bestemmingen. Bovendien bevindt zich nog een stukje BT-2 rond de woonhuizen ten westen van de watertoren en nog een stukje BT-2 ten noordoosten van de woning in de watertoren. Omgevingstype is niet 'drukke woonwijk' Verweerder meent in 5.2 dat de kwalificatie van de verschillende woonwijken niet steunt op onze zienswijze. Onze vereniging heeft echter zowel bij de inspraak als de zienswijzefase gemotiveerd betoogd dat de wijken als 'rustige woonwijk' getypeerd dienen te worden. In ons beroepschrift is deze stelling slechts nader onderbouwd met teksten voornamelijk afkomstig uit bestemmingsplannen van de gemeente Gouda en Ouderkerk en met stellingnames van de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) en de provincie ZuidHolland in vergunningstrajecten. Verweerder stelt dat de Afdeling2 reeds in 2002 had vastgesteld dat het hier om 'drukke woonwijken' zou gaan. Het omgevingstype is echter in die procedure niet in het geschil geweest. De Afdeling heeft slechts de gevolgen overwogen van de, destijds onweersproken, stelling van de gemeente Gouda dat het om 'drukke woonwijken' zou gaan. Bovendien stamt de typering 'drukke woonwijk' uit de VNG-brochure van 1999. In 2007 is de VNG-brochure ingrijpend herzien en met name de definities van omgevingstypen zijn gewijzigd. Het omgevingstype 'drukke woonwijk' is komen te vervallen. In het huidige geschil hebben wij gemotiveerd betoogd dat het hier om woonwijken zonder functiemenging gaat. De gemeente Gouda zelf, de ODMH en de provincie Zuid-Holland hebben in recente bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen ook de stelling ingenomen dat het hier om 'rustige woonwijken' gaat. Daar komt nog bij dat de verkeersdruk op de Korte Akkeren, de binnenstad West en de Gouderakse dijk/Veerstalblok met de komst van de Zuidwestelijke Randweg aanzienlijk is afgenomen. Er kan om deze redenen niet meer uitgegaan worden van een nietgeschil-beslechtende passage uit een 12 jaar oude uitspraak. VNG-brochure is wel degelijk van toepassing Verweerder stelt dat het een bestaand bedrijventerrein betreft en dat daarom de VNG-brochure niet van toepassing zou zijn. Verweerder vergeet allereerst dat een groot deel van de bestemmingen wel degelijk 2
Rvs 200001707/1 vernietiging bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk 1999
5/20
nieuw zijn. Dit geldt zowel voor de generieke bestemmingen 3 als voor het uit te breiden deel van de oleochemische fabriek. Maar ook voor de bestaande bedrijvigheid is de VNG-brochure een indicatie voor wat uit milieu-oogpunt aanvaardbaar is en geeft de brochure een te volgen 'stappenplan voor de aanpak van bestaande situaties'4. Dit hebben wij in ons beroep betoogd en is ook destijds overwogen door de Afdeling in 20025. Verder zijn wij van mening dat de maatbestemming 'oleochemisch bedrijf' inclusief de bijbehorende beschrijving nog te generiek is. Deze manier van bestemmen staat niet in de weg dat de bedrijfsvoering en de bebouwing van het oleochemisch bedrijf (ingrijpend) veranderd kan worden met aanzienlijke milieugevolgen. Zolang niet een maatbestemming is gemaakt die specifiek de bestaande bebouwing en installaties vastlegt, is er volgens jurisprudentie6 toch sprake van een generieke bestemming waarop de VNG-richtafstanden van toepassing zijn. Ook in een geluidszone bestaat het omgevingstype 'rustige woonwijk' In 5.3 stelt verweerder dat door de hogere grenswaarden voor geluid de woonwijken niet te beschouwen zijn als 'rustige woonwijk'. Hierbij miskent verweerder dat hogere waarden juist door de bewuste industrie wordt veroorzaakt. Er is ruime jurisprudentie bij de Afdeling dat het feit, dat woningen in een geluidszone liggen of dat er andere milieudruk bestaat zoals bij een geurverordening, niet bepalend is voor het omgevingstype als bedoeld in de VNG-brochure. In de zaken 200508009, 200608956, 200708171, 200905366, 201203092 gaat het om rustige woonwijken hoewel de woonwijken in kwestie binnen de werking van een geluidszone vallen (de laatstgenoemde woonwijk ligt zelfs in de geluidszones van de Botlek). In 201203374 wordt helder uiteengezet dat het feit dat een gebied geuroverlast ondervindt geen reden is om het gebied als 'gemengd gebied' te kwalificeren. De enige reden om een gebied als 'gemengd' te kwalificeren wordt gegeven in de VNG-brochure. Dit is wanneer er sprake is van matige tot sterke functiemenging binnen de woonwijk. In 5.4 t/m 5.6 worden slechts de stellingnames in het bestemmingsplan herhaald dus kunnen wij volstaan met een verwijzing naar ons beroepschrift. Opvallende zaken zijn hier nog dat hier nog steeds wordt uitgegaan van de niet meer bestaande machinefabriek en het niet meer bestaande afvalstoffenbedrijf. Ook opmerkelijk is de passage 'nagenoeg overal voldaan'. Uit jurisprudentie7 maken wij op dat 'nagenoeg' niet volstaat. De passage dient dus gelezen te worden als 'niet overal voldaan'. Noodzakelijkheid bedrijfswoningen niet aangetoond In 5.7 stelt verweerder dat het niet aan haar is om de aanwezigheid van bedrijfswoningen in twijfel te trekken. In de planregels van het BP Schielands Hoge Zeedijk van de gemeente Gouda staat in 1.9 als definitie van een bedrijfswoning: "Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één of meerdere personen van wie de huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein daar noodzakelijk is." Het is dus wel degelijk aan de gemeente die deze planregel heeft opgesteld om te beoordelen of woningen 3 4 5 6 7
RvS 201304796/1/Ra Generieke dubbelbestemming in nieuwe bestemming in de zin van de VNG-brochure VNG-brochure p15 RvS 200001707/1 vernietiging bestemmingsplan Schielands Hoge Zeedijk 1999 RvS 201108372/1/T1/R4 Nieuwe silo's voor de Suikerunie geen maatbestemming RvS 200302895/1 Afstanden niet kleiner dan de VNG afstanden
6/20
de kwalificatie bedrijfswoning verdienen. De door ons aangehaalde uitspraken 200708648/1, 200903254/1 maar ook 201203799/1 gaan vooral om de rechtsvraag wanneer noodzakelijkheid van bedrijfswoningen zou zijn aangetoond. Bedrijfswoningen verdienen ook bescherming Overigens volgt uit jurisprudentie8 dat zelfs wanneer er sprake zou zijn van bedrijfswoningen deze woningen als 'gemengd gebied' moeten worden gekwalificeerd en daarmee dus meer bescherming zouden moeten krijgen dan in de onderhavige plannen het geval is. Zo zouden ze dus uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in de geluidszone geplaatst dienen te worden. Ook het lagere beschermingsniveau van de woningen in het watertorengebied vindt geen steun in de VNG-brochure. Er is geen bestaande bedrijvigheid In 5.8 spreekt verweerder over het actualiseren van een planologisch kader, met behoud van thans aanwezige bedrijven tot categorie 4.1 op bedrijventerrein 1. Er bevindt zich echter (op het schildersbedrijf Prevoo met categorie 3.1 na) geen enkel bedrijf tot categorie 4.1. Er is dus geen sprake van een bestaande situatie. De terreinen liggen grotendeels braak en er is nimmer een onherroepelijk bestemmingsplan geweest voor zowel de braakliggende terreinen als de bestaande chemische fabriek.
4 Geluid 4.1
Verweerschrift gemeente Gouda
Verweerder stelt in 6.2.2 dat de cumulatie van Compaxo wel is meegenomen. Dit is echter slechts ten dele waar. De enige waarden die voor Compaxo zijn meegenomen zijn voor Dotterplantsoen 14 t/m 36 (55 dB), Schielands Hoge Zeedijk 21,22 (53 dB) en Veerstalblok 21-23 (51 dB). Voor de overige, zelfs de naburige, woningen is een waarde van 0 dB gehanteerd. Dit komt op geen enkele wijze overeen met de werkelijkheid. De ODMH heeft in een handhavingstraject omtrent Compaxo aan de C. Busken Huetstraat 23 in de nacht 46 dB(A) gemeten hetgeen een Letmaal van 56dB(A) betekent. Hier komt nog een straffactor van 5 dB bovenop vanwege het (ook door de ODMH waargenomen) tonale karakter van het waargenomen geluid. Dit is dus op ruime afstand van de bovengenoemde woningen, wat illustreert dat de invloed van Compaxo groter is dan de OMDH hier lijkt aan te nemen. Verkavelingsbronnen niet correct toegepast In 6.2.3 vindt verweerder de verkavelingsbronnen onvergelijkbaar met die uit een ander bestemmingsplan. Verweerder verklaart echter niet waarom er zo'n grote discrepantie zit tussen de te reserveren geluidsruimte voor een 4.1 bedrijf en de werkelijke uitstraling van een bestaand geluidsoverlast gevend 4.2 bedrijf. Ook zijn wij nog steeds van mening dat dit een oneigenlijk gebruik van verkavelingsbronnen is. Verkavelingsbronnen zijn bedoeld om bij inpasbare industrie (volgens VNG richtafstanden) geluidsruimte te verdelen op de kavels voor de verschillende bedrijven. Verkavelingsbronnen zijn niet bedoeld om de gevolgen van een wens om hoog te zoneren voor niet-concrete plannen in hogere waarden te vertalen. Door zo hoog mogelijke 8
201113393/1/R2 bedrijfswoning is gewoon 'gemengd gebied'
7/20
verkavelingsbronnen op te voeren en afschermende objecten (gebouwen of geluidsmuren) uit het rekenmodel te halen creëert men overschattingen voor de normstelling welke nadelig voor de bewoners uitpakken. Niet duidelijk is waarom in verschillende scenario's van verschillende modelleringen wordt uitgegaan. Maatbestemming voor vertrokken bedrijf is onzinnig In 6.2.4 vindt verweerder de maatbestemming van Sita passend ondanks het feit dat het bedrijf definitief is vertrokken, dat de installaties en bouwwerken zijn verwijderd en dat de milieuvergunning door de Afdeling is vernietigd. Er is evident geen sprake van een maatbestemming en de akoestische onderzoeken zijn behalve afgekeurd niet meer van toepassing daar de geluidsbronnen verwijderd zijn en nooit meer in deze vorm zullen terugkeren. De invloed van deze geluidsbronnen werkt wel degelijk door in de cumulatieve berekeningen. Met name de geluidsbelasting op de woningen aan de Schielands Hoge Zeedijk en de Veerstalblok hebben, ondanks dat het hier om overdag waarden gaat, een groot aandeel in de etmaalwaarden voor deze woningen. In ieder geval is niet onderzocht of dit anders zou zijn. Ook heeft verweerder geen aandacht geschonken aan het feit dat door Sita's vertrek de verkeersintensiteit op de dijk aanzienlijk is afgenomen daar de vrachtwagens van deze inrichting verantwoordelijk waren voor het grootste deel van de verkeersbewegingen en het grootste aandeel in het verkeerslawaai aangezien het voornamelijk zwaar vrachtverkeer betrof. Onderlinge hinder tussen afvalstoffenbedrijf en voedingsmiddelenbedrijf niet beschouwd Door Sita (een afvalstoffen overslagbedrijf) te behouden als maatbestemming direct naast Compaxo (voedingsmiddelenbedrijf) zou verweerder ook aandacht hebben moeten schenken aan de onderlinge hinder tussen bedrijven. De VNG-brochure geeft op pagina 27 immers als voorbeeld van onderlinge hinder: "... een voedingsmiddelenbedrijf dat stofhinder ondervindt van een naburig overslagbedrijf. Situering van dergelijke bedrijven op korte afstand van elkaar is daarom niet wenselijk." Verweerder is hier ongemotiveerd aan voorbij gegaan. Legale woning verdient bescherming De woning genoemd in 6.2.5 heeft wellicht geen woonbestemming gekregen maar wordt feitelijk en legaal (onder overgangsrecht) bewoond. Deze woning verdient volgens de wet Wro en de Wm wel degelijk een volledige beschouwing voor alle milieugevolgen, net als dit geldt voor alle niet beschouwde bedrijfswoningen.
4.2
Verweerschrift ODMH
Ad 1 Afronding hogere waarden is willekeurig In het verweerschrift van de ODMH wordt gesteld dat NEN1047 niet geldig zou zijn voor het formuleren van een norm. Het komt ons voor dat op deze wijze vaststellen van een norm, verweerder er van uit gaat volledig de vrije hand te hebben, waarbij het berekenen van de onderliggende waarden van ondergeschikt belang zou zijn. Wij zijn van mening dat een goede motivering vrij van willekeur zou moeten zijn en op navolgbare wijze uit de berekeningen zou moeten volgen.
8/20
Ad 2 Discrepanties omtrent woningen watertorengebied Betreffende de woningen Schielands Hoge Zeedijk 20-22 verklaart verweerder niet de discrepantie tussen de figuur en de getallen. De lagere getalsmatige waarden voor SHZ 21 en 22 zouden worden verklaard door afscherming door een 'gebouw van een bedrijf', terwijl dit in de figuur kennelijk niet het geval is. Maar tevens lezen wij in het verweerschrift van de gemeente onder 6.2.3 dat de loods op Schielands Hoge Zeedijk 20c uit het rekenmodel is gehaald. Dit betreft hetzelfde gebouw 9 en zou dus niet dienen als afscherming voor de woningen SHZ 21 en 22. Verweerder stelt vervolgens dat geen rekening gehouden zal worden met de geluidsmuur omdat deze ooit weer zou kunnen komen te vervallen, waarna het zonemodel niet meer zou kloppen. Deze redenering zou echter op gaan voor elk object in het zonemodel. Wijzigingen zijn altijd denkbaar, maar hieruit volgt niet dat alle objecten die aan verandering onderhevig zouden kunnen zijn dan ook maar buiten beschouwing gelaten moeten worden. Nu de ODMH correct opmerkt dat Sita vertrokken is en zo het weglaten van de geluidsmuur achteraf gerechtvaardigd lijkt, had de ODMH ook de consequentie moeten trekken dat de gehele modellering van Sita verwijderd had moeten worden. Nu wordt er selectief ten nadele van de omwonenden uit de feiten geselecteerd. Woningen met binding met Croda toch geen bedrijfswoning De opmerking dat SHZ 21 in eigendom is van Croda en door iemand wordt bewoond met een binding met het bedrijf lijkt geen doel te dienen nu de woning gewoon als burgerwoning is bestemd in het bestemmingsplan. Het geeft wel aan dat hier sprake is van willekeur. De woningen op SHZ 11 t/m 17 zijn ook in eigendom van Croda. In twee van deze woningen wonen mensen met een binding met Croda. In de overige 5 woningen wonen mensen zonder binding met het bedrijf. Toch zijn deze 7 woningen in tegenstelling tot SHZ 21 bestemd als bedrijfswoning. Ad 3 Geluidsbelasting woning SHZ 20 onevenredig verhoogd Verweerder geeft hier ons standpunt niet correct weer. Kortheidshalve verwijzen wij naar ons correcte standpunt op pagina 22/23. Bovendien vragen wij ons af, op welk uitdrukkelijk verzoek verweerder hier doelt en waarom dit een rechtvaardiging is om twee maal cumulatief van het gemeentebeleid af te wijken. Ook zijn wij van mening dat de wettelijke regels zich verzetten tegen een verhoging tot 60dB(A) voor een woning die na de zonevaststelling erbij is gekomen. Ad 4 Legaal bewoonde woning Prins Hendrikstraat 1 verdient bescherming Is reeds behandeld in onze reactie op het verweerschrift van de gemeente Gouda Ad 5 Hogere waarden van meer dan 60 dB moeten dalen Verweerder stelt geen bevoegdheid te hebben waarden boven 60 dB vast te stellen. Dit was niet wat wij bedoelden. Uit ons voorbeeld blijkt dat een HW van 62 dB naar 57 dB verlaagd had kunnen worden. Dit is niet gebeurd terwijl een waarde van 60 dB wel naar 58 dB verlaagd wordt. Zelfs als hiervoor de bevoegdheid zou ontbreken had verweerder een daartoe geëigende procedure kunnen opstarten. Op deze wijze blijven huizen met HW boven 60 dB voor altijd deze waarde behouden wat er ook gebeurt met het industrieterrein.
9
object nr 257: '701' uit het zonemodel
9/20
Ad 6 Schrijffouten en andere onzorgvuldigheden Verweerder erkent een verschrijving gemaakt te hebben in de rekengegevens, maar laat na te benoemen waar dit is en wat de correcte waarde zou moeten zijn. De stelling, dat in de rest van de berekeningen geen tekortkomingen meer te vinden zouden zijn, hebben wij getoetst. Door nu de gegevens nog wat nader te bekijken hebben we nog meer onzorgvuldigheden gevonden. Zo is er de hierboven genoemde onzorgvuldigheid betreffende de cumulatieve waarden van Compaxo en de bovengenoemde tegenstrijdigheid rond de afscherming van het geluid bij de woningen in het watertorengebied (SHZ 20-22). We hadden in de beroepstermijn het volledige geluidsmodel opgevraagd en deze pas na enig aandringen vlak voor het einde van de beroepstermijn ontvangen. Wij hebben nu de gelegenheid gehad dit iets nader te beschouwen en hebben verschillende inconsistenties geconstateerd. We zullen deze omwille van de leesbaarheid in Bijlage 2 toevoegen. Sommige van de inconsistenties kunnen wellicht slechts kleine gevolgen hebben, van andere is dat minder zeker. Wij kunnen alleen fouten constateren bij gebouwen die wij kennen. Gebouwen en installaties van Croda zijn voor ons oncontroleerbaar. Het beeld dat bij ons naar voren komt is dat het model tamelijk onzorgvuldig is samengesteld en wij vrezen dan ook dat soortgelijke fouten ook bij de bronnen zijn gemaakt met wellicht grotere gevolgen. Wij begrijpen dat het een moeilijke opgave is een zo groot geluidsmodel foutloos te krijgen, maar het geluidsmodel is wel bepalend voor het leefklimaat en het welzijn van een grote groep omwonenden. Wij vinden dan ook dat de kwaliteit en de nauwkeurigheid van het geluidsmodel niet ter discussie zou mogen staan, zeker nu de herziening van de geluidzone een deel van zijn motivering ontleent aan het herstellen van rekenfouten uit het verleden.
5 Geluidszone In 7.1 wordt opnieuw gesteld dat dit industrieterrein optimaal moet worden benut. Optimaal zou in deze situatie moeten betekenen: rekening houdend met een goede ruimtelijke ordening en daarmee met de omwonenden. Dus niet zo maximaal mogelijk als de wet geluidhinder toelaat. Interne zonegrens gewijzigd De interne zonegrens is wel degelijk gewijzigd rondom de watertoren. De stukjes bedrijventerrein met bestemming t/m categorie 2 maken nu deel uit van het gezoneerde industrieterrein. Niet duidelijk is welke 'grote lawaaimakers' zich hier zouden kunnen vestigen. Ook is onduidelijk waarom de bestemming water deel is van het gezoneerde industrieterrein. Niet op te lossen knelpunten Verweerder stelt ook dat de zone vergroot moet worden vanwege niet op te lossen knelpunten. In de oplegnotitie bij het planMER in hoofdstuk 2.3 lezen we echter: "... zullen BBT+ maatregelen aan bestaande installaties onderzocht worden, zodat binnen de geluidszone gebleven zal worden." Kennelijk zijn verbeteringen aan bestaande installaties nog niet onderzocht en verwacht men daar toch middel BBT+ maatregelen verbetering te kunnen behalen. Hiermee vervalt de motivering voor het vergroten van een deel van de geluidszone.
10/20
6 Gevaar Betreffende gevaar hebben wij wat scenario's en vragen gepostuleerd zonder te pretenderen uitputtend te zijn. Het ging ons er om dat totaal niet inzichtelijk is welke faalscenario's wel of niet zijn beschouwd en waarom wel of niet. Het hier voor de hand liggende scenario met een te hoge vrachtwagen is niet beschouwd. Nergens is gemotiveerd dat dit slechts beperkte gevolgen zou hebben. Ook de enkele opmerking dat vetzuren ongevaarlijke stoffen zouden zijn, is onvoldoende motivering om een scenario af te doen waarbij een opslagtank zou scheuren op nog geen twaalf meter van een slaapkamer. Park is (beperkt) kwetsbaar object Waar wij juist een uitgebreide analyse van de Bevi en de 'Nota van toelichting' van de Bevi hebben gemaakt en tot de conclusie zijn gekomen dat het park een (beperkt) kwetsbaar object is, heeft verweerder niet eens de moeite genomen om tot een motivering trachten te komen waarom dit anders zou zijn.
7 Geur Verweerder stelt dat het voornemen in nog een tweede identieke waterzuiveringsinstallatie voorziet (niet gemotiveerd is wat het nut hiervan zou kunnen zijn daar er nu twee waterzuiveringsinstallaties liggen waarvan er één al jaren buiten gebruik is). Toch is er geen toename in de 98 percentiel contour. Onduidelijk is nu waarom in afbeelding 9 van het planMER de bestaande waterzuivering wel een 98 percentiel contour heeft en de nieuwe niet. Bij het 99,99 percentiel is duidelijk te zien in afbeelding 12 uit de MER dat er zich twee kleine rode cirkelvormige contouren binnen de grotere emissiecontour bevinden. Dit duidt op een lokaal lage geurwaarde. Dit kan alleen bereikt worden door een soort afschermende werking van hoge gebouwen. Dit is ter plaatse van de sproeitoren voorstelbaar. Echter op het zuidwestelijke deel is nog zo'n contour zichtbaar en in het voornemen staan op deze locatie ook hoge opslaggebouwen. Deze zijn door de beperking van de bouwhoogten echter niet meer toegestaan en de geurberekeningen zouden dan ook overgedaan moeten worden. In elk geval is zonder de geuronderzoeken niet controleerbaar waar de contouren vandaan komen en of ze correct zijn.
8 Stof Verweerder denkt in algemene zin dat stof goed tegen te gaan is voor de hier beschouwde bedrijven. Dit roept de vraag op waarom er dan richtafstanden van 200m respectievelijk 30 m in de VNG-brochure betreffende stof voor deze bedrijfstypen zijn geformuleerd.
11/20
9 Natuur De gegevens rond stikstof en fijnstof zijn niet inzichtelijk en daarom zijn de (tegenstrijdige) beweringen oncontroleerbaar. Croda stuurt een memo en plots is alles anders. Dit komt op ons weinig zorgvuldig over.
Bron Goudse Post - 16 januari 2013
Bron Goudse Post - 16 januari 2013 EHS zal geluid- en lichthinder ondervinden Rond de EHS stelt verweerder opnieuw dat het om een bestaande situatie gaat. Juist de terreinen grenzend aan de EHS liggen braak en zijn zelfs nimmer gebruikt door industrie. De gevolgen van hier direct aangrenzend te bouwen, zullen voor de EHS aanzienlijk zijn. 's Nachts zijn Croda's installaties sterk verlicht. Dit wordt bevestigd door het flora en fauna onderzoek uitgevoerd door Grontmij uit bijlage 5 pagina 70 van de 'Aanvulling op milieukundig advies mei 2013 Schielands Hoge Zeedijk' "Op het [Croda] terrein staan vooral installaties en er is veel licht en geluid" Opmerkelijk is dat DHV in het PlanMER en het bestemmingsplan de lichtsituatie geheel anders had gekwalificeerd: "Gezien de beperkte terreinverlichting bij de huidige vestiging van Croda worden geen overschrijdingen verwacht bij uitbreiding van de activiteiten" Het flora en fauna onderzoek is naar aanleiding van een negatieve beoordeling op natuur door de commissie m.e.r. opgestart. Hierbij is in een relatief laat stadium Grontmij ingeschakeld. De medewerkers van Grontmij hebben kennelijk geheel onbevangen en objectief de situatie gekwalificeerd zoals zij deze waarnamen. De opstellers van de bestemmingsplannen zijn kennelijk niet meer in staat tot objectieve waarnemingen. Dit geeft blijk van vooringenomenheid.
12/20
Leefgebied Rugstreeppad wel in plangebied In het flora en faunaonderzoek betreffende de Rugstreeppad wordt aangenomen dat het voor deze pad geschikte leefgebied, niet binnen de grenzen van het bestemmingsplan valt. Dit is echter onjuist. De poel en de kale vlakte horen niet bij de watertoren maar bevinden zich in het stukje BT-2 ten noordoosten van de watertoren en zijn daarmee onterecht niet beoordeeld.
10 PlanMER Sita was al vertrokken Het verdwijnen van Sita was niet zozeer een zekere ontwikkeling. Dit was al een feit en de milieuvergunning is vernietigd. Het gemodelleerde geluid van Sita is wel degelijk van invloed op de normstelling voor de nabijgelegen woningen. In elk geval is nagelaten dit te onderzoeken en/of te onderbouwen waarom dit niet zo zou zijn. Koudasfalt is gestopt De invloed van Koudasfalt op de geluidszone is bijzonder groot. Er ligt nu een grote geluidszone ten behoeve van een niet meer functionerend bedrijf. Niet onderzocht is of de correctie van de geluidszone nog wel noodzakelijk was. De overschrijdingen waren immers aan de kant bij Koudasfalt. Niet duidelijk is of de geluidruimte nu ingevuld mag worden door Croda en of dit wel een gewenste ontwikkeling zou zijn. We merken op dat de planMER geldt voor het gehele bestemmingsplan en niet slechts voor het braak liggende terrein zoals verweerder lijkt te suggereren. 2 x beter dan de Best Beschikbare Technieken is erg onwaarschijnlijk Croda mag wel hebben aangegeven BBT+ te willen en kunnen betalen. Daarna heeft Croda zelfs aangegeven 2 dB beter dan BBT+ te kunnen gaan. Volgens de definitie zijn deze maatregelen daarmee BBT. Nergens is duidelijk gemaakt welke maatregelen BBT+ of (BBT+ -2dB) zouden inhouden en welke extra investeringen daarmee gemoeid zouden zijn. Verweerder laat na te motiveren waarom een invulling van het industrieterrein passend bij de omgeving geen reëel alternatief zou zijn. Locatiekeuze binnen het plangebied niet beschouwd Met de locatiekeuze binnen het plangebied wordt niet een generieke geluidsbeperking bedoeld, evenmin een bufferzone. Er zijn in het uitbreidingsscenario verscheidene installaties neergezet. Niet gemotiveerd is waarom juist daar en of deze installaties niet beter geclusterd of meer centraal geplaatst hadden kunnen worden. Duidelijk blijft, nu in het definitieve plan de hoogtes beperkt zijn, dat het uitbreidingsscenario niet eens meer mogelijk is. Als de daadwerkelijke inrichting pas in een later planMER bepaald wordt, doet dit de vraag rijzen waarom niet beter dan pas de betreffende terreinen specifiek bestemd kunnen worden. Uit jurisprudentie10 blijkt dat inrichtingsschetsen of planMER alternatieven, niet verankerd in de planregels, niet bindend zijn en niet representatief voor de maximale planologische mogelijkheden.
10 RvS 201208408/1/R3 inrichtingsschets niet bindend RvS 201102668/1/R2 bestemmingsplan mag niet meer mogelijk maken dan planMER
13/20
Locatiekeuze buiten plangebied niet beschouwd Verweerder toont dat StAB twaalf jaar geleden heeft gezegd niet te verwachten dat de chemische fabriek binnen de planperiode zou worden verplaatst. StAB sloot echter ook niet uit dat verplaatsing financieel haalbaar zou zijn. De vraag of verplaatsing haalbaar is, is een vraag die bij uitstek bij een planMER aan bod zou moeten komen. Destijds was er geen planMER opgesteld, maar nu wel. Het is een legitieme vraag of een bedrijf van categorie 5.1 midden in woonwijken niet beter verplaatst kan worden in plaats van zelfs nog uit te breiden en zo de problemen voor de volgende generatie nog groter te maken.
11 Bouwhoogten Verweerder blijft bij de motivering dat het Croda-complex als wijk moet worden gezien met een hoogbouw handschrift. Dit vindt geen steun in de Nota Hoogbouw. In de Nota Hoogbouw wordt in bijlage 2 duidelijk gemaakt wat verstaan wordt onder een wijk. Hier worden de 9 wijken van Gouda opgesomd: Binnenstad, Korte Akkeren, Bloemendaal, Plaswijck, Noord, Kort Haarlem, Goverwelle, Stolwijkersluis en Oostpolder. Ook het CBS hanteert deze wijkindeling.
14/20
Ook de kaart met het 'Goudse handschrift' geeft geen steun aan de stelling dat hoogbouw toe te staan zou zijn op het industrieterrein.
Installaties slank en incidenteel De stelling dat de installaties slank en incidenteel zouden zijn is niet terug te vinden in de planregels en biedt daarmee geen enkele garantie dat deze daadwerkelijk zo uitgevoerd zullen worden. Deze stelling kan dan ook niet dienen als motivatie dat het silhouet niet gedomineerd zou worden door de industrie.
15/20
Zicht op monumentale watertoren verdwijnt wel degelijk Ook volhardt verweerder in de stelling dat de watertoren zichtbaar zal blijven vanaf het watertraject als geheel. Dit is onjuist. In de zienswijze van Paulzen is duidelijk aangetoond dat bij maximale planologische invulling de watertoren onzichtbaar is wanneer men haaks op het waterweg naar de toren kijkt. Wanneer men het watertraject voortzet in willekeurige richting zal de afstandsverhouding tussen bebouwing en hoogte van de watertoren nog ongunstiger uitpakken. Aangezien de bouwhoogten over het gehele traject gelijk blijven of hoger zijn en de planregels een vrijwel aaneengesloten bebouwing langs het water niet in de weg staan, zal de watertoren dus wel volledig aan het zicht onttrokken kunnen worden. Commissie Cultuurhistorie niet volledig geïnformeerd Verweerder stelt dat de Commissie Cultuurhistorie in het ontwikkelen van het bestemmingsplan is gekend. Deze bewering is op zichzelf juist, echter de commissie is betreffende de monumentale watertoren slechts medegedeeld dat voor het gebied rond de watertoren een afzonderlijk plan wordt gemaakt 11. Dit afzonderlijke plan is overigens nimmer besproken in de commissie. De commissie is ook niet duidelijk gemaakt dat, hoewel de watertoren niet in het plangebied ligt, het bestemmingsplan wel degelijk de ruimtelijke kwaliteit van het rijksmonument aantast. Ook in de planMER is geen aandacht besteed aan de invloed op de ruimtelijke kwaliteit van het rijksmonument en van de rest van de omgeving van het bestemmingsplan. Bezonningstudie niet representatief Onze kritiek bevatte twee elementen. Ten eerste was slechts een klein niet representatief en laag bouwvlak uitgekozen voor de bezonningstudie. Aan deze kritiek heeft verweerder geen aandacht besteed. Ten tweede stelt verweerder dat de door ons genoemde woningen verder af liggen dan de van Baerlestraat. Dit is onjuist. De woningen aan de Schielands Hoge Zeedijk bevinden zich op 0 tot 6 meter afstand van de bebouwing, het Ranonkelplantsoen op 40 meter en de Bosweg op 12 meter, terwijl de van Baerlestraat zich op 59 meter afstand bevindt. Uit jurisprudentie12 maken wij op dat de aanvaardbaarheid van de vermindering van lichtinval deugdelijk dient te worden gemotiveerd.
11 Openbare vergadering van de commissie Cultuurhistorie 25 februari 2013 12 RvS 200805786/1/R1 aanvaardbaarheid verminderde lichtinval
16/20
12 Schijn van belangenverstrengeling 12.1 Oordelen commissie m.e.r. Verweerder geeft de chronologie van de interactie tussen de planMER en de commissie m.e.r. niet correct weer. Het eerste planMER dateert van september 2012 en is voor de eerste keer getoetst door de commissie m.e.r. op 19 februari 2013 met essentiële tekortkomingen op alle milieuaspecten. Het aangevulde planMER (tweede versie) dateert van 28 mei 2013 en is voor de tweede en laatste maal getoetst op 26 juni 2013 met wederom essentiële tekortkomingen op het gebied van geluid en natuur. Na 9 september 2013 is nog een oplegnotitie verschenen welke nimmer meer getoetst is, waardoor niet duidelijk is of de essentiële tekortkomingen volgens de commissie m.e.r. zijn weggenomen. Aan de niet essentiële tekortkomingen heeft verweerder in het geheel geen aandacht meer geschonken. Door in dit late stadium pas de definitieve berekeningen te presenteren hebben de alternatieven geen volwaardige afweging kunnen krijgen. Ons is in ieder geval niet gebleken wanneer en met welke afweging er tussen de scenario's is gekozen.
12.2 PlanMER niet objectief en oncontroleerbaar De uitspraken van de commissie m.e.r. ondersteunen onze zienswijze dat het planMER niet objectief en zorgvuldig tot stand is gekomen. Royal Haskoning DHV is een ervaren en goed in deze materie ingevoerd bedrijf. Het moge zijn dat verscheidene onderzoeken van de ODMH als basis hebben gediend voor de plannen, andere onderzoeken zijn wel degelijk door DHV zelf in opdracht van Croda opgesteld. Sommige van deze onderzoeken zijn door niemand controleerbaar, hetzij omdat de expertise ontbreekt, hetzij omdat deze onderzoeken niet openbaar gemaakt zijn. De kwalificaties in de planMER bagatelliseren veelvuldig de overlast. Een voorbeeld hiervan toonden wij hierboven met het verschil in kwalificatie van de lichthinder door DHV en Grontmij. Grontmij is een bedrijf dat in deze bestemmingsplanprocedure geen verstrengelde belangen lijkt te hebben en komt zo tot een geheel andere conclusie dan DHV. Bij DHV was altijd duidelijk het streven een zo groot mogelijke milieuruimte voor Croda te bereiken en daarmee en zo groot mogelijke milieubelasting voor de omwonenden. Ook de foutjes bleken steeds ten voordele van Croda. Dit alles is alleen verklaarbaar met de wetenschap dat de opsteller van het planMER tevens 'zij aan zij' werkzaam was voor Croda. Naar onze mening zijn hiermee de belangen van de gemeente Gouda, DHV en Croda verstrengeld. In ieder geval is naar ons, de omwonenden, de schijn gewekt.
17/20
13 Resumerend Het verweer van de gemeente Gouda en de ODMH overtuigt niet en is op plaatsen innerlijk tegenstrijdig. Betreffende het belangrijke onderwerp als de gezondheidseffecten blijkt de ODMH onoordeelkundig. We hebben, voor zover we meenden iets toe te kunnen voegen aan ons originele standpunt, inhoudelijk gereageerd op de verweerschriften, maar om te voorkomen dat we ons teveel zouden herhalen hebben we niet op alles gereageerd. Wij handhaven daar onze standpunten zoals verwoord in zienswijze en beroepschrift. Wij hebben opnieuw een behoorlijk aantal nieuwe onzorgvuldigheden geconstateerd in de onderzoeken. Verweerder lijkt te suggereren dat wij tegenonderzoeken hadden moeten laten uitvoeren. Het lijkt ons evident dat, bij een bestemmingsplan van deze omvang en complexiteit waarbij de relevante bedrijfsprocestechnische gegevens voor ons niet beschikbaar zijn, dit is voor ons onmogelijk is, nog daargelaten of wij als particulieren over de financiële middelen zouden beschikken. Een tegenonderzoek kan niet in redelijkheid van omwonenden verlangd worden. Wij vinden echter wel dat de onderzoeken en de motivering van de gemeente foutloos, zorgvuldig en neutraal moeten zijn. Helaas zijn de onderzoeken aantoonbaar geen van drieën. Voor bestemmingsplannen met zo grote aantastingen van het leefklimaat van een grote groep omwonenden vinden wij dit onaanvaardbaar en staan wij nog steeds op het standpunt dat de bestemmingsplannen en het bijbehorende besluit hogere waarden vernietigd dient te worden
Hoogachtend, het bestuur van de vereniging 'Omwonenden Schielands Hoge Zeedijk'
Niek van Oostenbrugge bestuurslid
Jeroen Louwerse voorzitter
p/a van Baerlestraat 28 2802 GK Gouda www.schielandshogezeedijk.nl
18/20
Marian Dessing secretaris
Bijlage 1 Omwonenden uitgesplitst naar straatnaam Korte Akkeren / Weidebloemkwartier Aernout Drostkade Bakhuizen v.d. brinkstraat Bosboom Toussaintkade Bosweg Burgemeester Gaarlandsingel Busken Huetstraat Constantijn Huygensstraat Da Costakade De Genestetstraat Dotterplantsoen Gentiaanstraat Goudkade Herenstraat Jacob van Lennepkade Jan Philipsweg Kievitstraat Klimopstraat Koekoekstraat Koningin Wilhelminaweg Letmaetstraat Lisplantsoen Lijsterbesstraat Nijverheidstraat Onder de Boompjes PC Hooftstraat 2e Potgieterstraat Prins Hendrikstraat Ranonkelplantsoen Roerdompstraat Schaepmanstraat Schielands Hoge Zeedijk 2e Schoolstraat Singelstraat St. Jobstraat Staringstraat Teunisbloemstraat Tollensstraat Turfsingel Uiverplein Van Baerlestraat v.d. Palmstraat Vondelstraat Vossiusstraat Wederikplantsoen Woudstraat
247 3 4 1 1 1 4 4 1 12 9 1 2 2 2 1 2 1 1 6 1 1 1 1 3 1 2 2 1 1 1 2 2 2 2 18 2 2 3 1 59 29 2 48 1 1
Veerstalblok / Gouderaksedijk
27
Binnenstad Achter de vismarkt Groeneweg Houtenstraat Kuiperstraat Lange Dwarsstraat Oosthaven Peperstraat Regentesseplantsoen Vlamingstraat Westhaven
11 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1
omwonenden
285
19/20
Bijlage 2 Onzorgvuldigheden zonemodel Zonemodel zoals definitief gemaakt op 8-11-2013 en waarmee het bestemmingsplan is vastgesteld. Algemene gegevens • Onduidelijk is waarom een standaard bodemfactor van 0,5 is gebruikt, daar er een uitgebreide kaart is van de verschillende bodemgebieden maar waarvoor bodemfactoren van 0 zijn ingevoerd. Zonemodel - gebouwen • Refl. 31 waarde is 0 voor objecten 1,3, 376-382,931,932. Het betreft hier gebouwen aan de Schielands Hoge Zeedijk. Andere (vergelijkbare) gebouwen hebben deze (fysisch onmogelijke) eigenschap niet. •
Item 1 "645" bijgebouw SHZ 20 en item 3 watertoren SHZ 20 Maaiveldhoogte is bijgesteld in geluidsrapport t.b.v. milieuvergunning Sita. Hier gebruikt 3,38m voor SHZ 20 en 2,44m voor het Sita terrein. In het geluidsrapport t.b.v. Sita respectievelijk 5,50m en 4,20m. Zowel absolute waarden als de relatieve waarden kloppen niet. Watertoren is niet 25m hoog maar 33m (goothoogte 28,3m).
•
Maaiveldhoogte 4,13m van gebouw 205 "woningen" (SHZ 21,22) komt niet overeen met maaiveldhoogte 3,66m van rekenpunt 8888 "SHZ 21,22".
•
Item 207 loods SHZ 19 reeds afgebroken voor vaststelling bestemmingsplan
•
Item 256 Romney loods BFI (Sita) reeds afgebroken voor vaststelling bestemmingsplan
•
Item 257 Bedrijfsgebouw SHZ 20c zou volgens opgave verweerder niet in het geluidsmodel zitten maar vinden we desondanks toch terug. Gebouw is overigens uit 2010 en niet in eigendom van Croda dus er is geen reden aan te nemen dat dit gebouw op korte termijn zal verdwijnen.
•
Item 8854 t/m 8857 Romney loods BFI (Sita) een verbeterde modellering van item 207 maar de oude is kennelijk ook blijven staan. Deze verbeterde versie is uiteraard ook afgebroken,
•
Item 8859 t/m 8861 Fictieve schermen van een verouderde modellering van de sorteerkuil bij Sita. Deze hadden uit het model geschrapt moeten worden naar aanleiding van de procedure rond Sita.
•
Item 8862 Overkapping Sita ook inmiddels verwijderd.
Zonemodel - puntbronnen en verkavelingsbronnen • Alle Sita-bronnen dienden verwijderd te worden. •
Alle Koudasfalt-bronnen dienden verwijderd te worden
•
Alle verkavelingsbronnen zijn op 5 meter geplaatst terwijl de bouwhoogte 10 meter is
De verkavelingsbronnen zijn bij het voormalige Sita gesitueerd en dus bijzonder relevant voor de te reserveren geluidruimte. Complete gebouwen en muren zijn ten onrechte wel of niet gemodelleerd.
20/20