Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling RIZA
Aan Geadresseerde
Contactpersoon
Doorkiesnummer
S.J.A.v.Baalen/F.J.Stoppelenburg
0320-298384
Datum
Bijlage(n)
10 j u n i 1996
1
Ons kenmerk
Uw kenmerk
pgNOV13.016 Onderwerp
Voorlopige r e s u l t a t e n enquete v e r d r o g i n g s b e s t r i j d i n g ,
NOV-13
Geachte heer/mevrouw, Hierbij bieden wij u het RIZA werkdocument 96.078X, "Kennisoverzicht verdrogingsbestrijding resultaten enquete" aan. Dit document bevat de voorlopige resultaten van de enqueue die door ondergetekenden is gehouden onder instanties die betrokken zijn bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding. Onze excuses voor de matige kwaliteit van de kopie§n. Achterop deze brief vindt u figuur 5 nogmaals afgedrukt. Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met Steef van Baalen of Frederik Stoppelenburg (tel. 0320-298384). Met vriendelijke groet. mede namens Ton Garritsen,
Steef van Baalen / Frederik Stoppelenburg Projectmedewerkers NOV-13 RIZA-WSG, Lelystad
Postadres postbus 17, 8200 AA Lelystad Bezoekadres Maerlant 16
Telefoon 0320-298411 Telefax 0320-249218 Telex 40772
Bereikbaar met buslijnen 107, 143 en 100/154 vanaf station ns (halte Noorderwagenplein)
riza
Oppervlaktewaterkwaliteit
Grondwaterkwaliteit
waterl ibi
m
terr.beh. prov. waterbeh
10
30
Oppervlaktewaterkwantiteit
Grondwaterkwantiteit
waterl.
waterl
ibl
Ibl
terr.beh
20
terr.beh.
^
prov.
prov
waterbeh.
waterbeh 10
20
"
10
30
20
30
Hydro-ecologie
Onverzadigde zone
waterl.
1
Ibl
1 1
terr.beh prov. waterbeh.
1
1
1 ' " M B ^1 ^ ^ ^ H 10
Legenda
Landbouwkundige aspecten
D regelmatig isoms I niet
Figuur 5 Resultaten vraag 4a: Welke kennisvelden betrekt u in de planvorming?
14
t
20
30
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rij kswaterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling RIZA doorkiesnummer 0320-298795
Kennisoverzicht instrumentarium verdrogingsbestrijding resultaten enquete
96.092X
Werkdocument
g6> 17SX
auteurs projectleider datum
Steef van Baalen / Frederik Stoppelenburg Ton Garritsen 23 mei 1996
Postadres postbus 17, 8200 AA Lelystad
Telefoon 0320-298411
Bezoekadres Maerlant 16
Telefax 0320-249218 Telex 40772
Bereikbaar met buslijnen 107, 143 en 100/154 vanaf station ns (halte Noorderwagenplein)
Postadres postbus 17, 8200 AA Lelystad
Telefoon 0320-298411
Bezoekadres Maerlant 16
Telefax 0320-249218 Telex 40772
Bereikbaar met buslijnen 107, 143 en 100/154 vanaf station ns (halte Noorderwagenplein)
riza
VOORWOORD Voor u ligt een RIZA-werkdocument waarin verslag wordt gedaan van een enquete naar de toepassing van kennis en modellen bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding. De enquete is uitgevoerd in het kader van thema 13 van het Nationaal Onderzoeksprogramma Verdroging (NOV). Thema 13 van het NOV is gericht op "beschikbaarstelling instrumentarium". De huidige fase van NOV-13 is gericht op het beantwoorden van de volgende vraag: Is het mogelijk en zinvol om een informatiesysteem te ontwikkelen ten behoeve van de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding? In het najaar zal een NOV-rapport verschijnen waarin een antwoord op deze vraag wordt gegeven. De voorlopige titel van dat rapport luidt: "Kennisoverzicht instrumentarium verdrogingsbestrijding. Een verkenning van de toepassing van en behoefte aan modellen en informatiesystemen voor de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding." In het NOV-rapport zullen aan de resultaten van de enquete een interpretatie en conclusies worden verbonden. Daarin zullen ook de later ontvangen enquete-formulieren worden verwerkt. Enkele later ontvangen formulieren zijn al wel "aangevinkt" in bijlage 1 van dit werkdocument, de verzendlijst, maar nog niet verwerkt in de tabellen en figuren. Het onderzoek in het kader van NOV-13 wordt begeleid door een brede begeleidingscommissie en uitgevoerd door een projectgroep met medewerkers van RIZA, Stowa, DLO-Staring Centrum en RIVM. Een complete opgave van de leden van begeleidingscommissie en programmacommissie zal in het NOV-rapport worden opgenomen. De enquete is uitgevoerd door Steef van Baalen en Frederik Stoppelenburg die namens RIZA aan de projectgroep deelnemen. Opmerkingen op of naar aanleiding van dit werkdocument zijn welkom bij Steef van Baalen en Frederik Stoppelenburg, telefoon 0320 - 298384.
Ton Garritsen, Lelystad, 6 juni 1996.
Postadres postbus 17, 8200 AA Lelystad
Telefoon 0320-298411
Bezoekadres Maerlant 16
Telefax 0320-249218 Telex 40772
Bereikbaar met buslijnen 107, 143 en 100/154 vanaf station ns (halte Noorderwagenplein)
riza
INHOUD
VOORWOORD
3
INHOUD
5
1. INLEIDING
7
2. RESULTATEN
9
2.1 BETROKKENHEID BIJ VERDROGINGSBESTRIJDING 2.2 UITVOERING PROJECTEN 2.3 KENNISVELDEN EN GEBRUIK VAN MODELPAKKETTEN
2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9
Grondwaterkwaliteit Oppervlaktewaterkwaliteit Grondwaterkwantiteit Oppervlaktewaterkwantiteit Onverzadigde zone Hydro-ecologie Landbouwkundige aspecten Overige kennisvelden Overzicht
10 11 13
16 16 16 16 17 17 17 17 17
2.4 GEBRUIK VUISTREGELS
18
3. SAMENVATTING
19
BIJLAGE 1 VERZENDLIjST
20
BIJLAGE 2 ENQUETE
25
riza
riza
1.
INLEIDING
In het kader van het Nationaal Onderzoeksprogramma Verdroging, thema 13 'Beschikbaarstelling instrumentarium' voert het RIZA in samenwerking met het RIVM, SC-DLO en STOWA een onderzoek uit waarbij in de eerste fase de volgende vraag centraal staat: "Is het mogelijk en zinvol om een informatiesysteem te ontwikkelen ten behoeve van de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding ?" Om deze vraag naar behoren te kunnen beantwoorden is een goed overzicht nodig van de huidige situatie ten aanzien van planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding. Hiervoor is in april 1996 in de eerste plaats een breed verspreide enquete gehouden onder instanties die bij de verdrogingsbestrijding betrokken zijn. Erzijn in totaal 169 instanties aangeschreven. De benaderde instanties zijn als volgt in te delen: • waterbeheerders - waterschappen - (hoog)heemraadschappen - polderdistricten • provincies (in het algemeen de diensten Yuimte en groen' en 'water en milieu') • terreinbeheerders - provinciale landschappen - Staatsbosbeheer - Natuurmonumenten - overige terreinbeheerders • diensten Landinrichting en Beheer Landbouwgronden (LBL) • waterleidingmaatschappijen * inclusiefde landelijke instanties In bijlage 1 wordt een volledige lijst gegeven van alle benaderde instanties. Het doel van de enquete is in beeld te brengen: 1. in welke mate en bij welke projecten de aangeschreven instanties betrokken zijn bij planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding 2. in welke mate het onderzoek ten behoeve van deze planvorming zelf wordt uitgevoerd danwel wordt uitbesteed 3. welke kennisvelden en eventueel modelpakketten worden gebruikt als het onderzoek zelf wordt uitgevoerd 4. in welke mate er gebruik wordt gemaakt van vuistregels In bijlage 2 is de enquete, zoals verzonden naar de verschillende instanties, opgenomen. Aansluitend op deze enquete zal een beperkt aantal instanties opnieuw benaderd worden voor telefonische interviews, waarbij vooral de nadruk zal liggen op de gegevens die gebruikt worden bij de planvorming. De adviesbureau's welke het meest frequent betrokken zijn bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding zullen benaderd worden voor een persoonlijk interview. Tenslotte zal een aantal experts gevraagd worden om hun visie te geven. Het doel van deze, telefonische danwel persoonlijke, interviews is om de geschiktheid van het huidige instrumentarium (modellen en databestanden) te bepalen.
riza
In dit werkdocument worden de resultaten van de enquete rechtstreeks weergegeven, zonder dat er conclusies aan verbonden worden (hoofdstuk 2). Hoofdstuk 3 geeft een korte samenvatting van de enquete-resultaten. Het rapport met als werktitel 'Kennisoverzicht instrumentarium verdrogingsbestrijding', dat in het najaar van 1996 zal verschijnen, zal een uitgebreidere beschrijving van deze enqueue bevatten.
riza
RESULTATEN
2.
In totaal hebben 109 instanties de enquete ingevuld en geretourneerd. Dit komt neer o p een responsie van 6 4 % . De responsie per type instantie varieert tussen 5 8 % en 7 5 % ; dit betekent dat de resultaten een goed beeld geven van d e huidige situatie o p het gebied van de verdrogingsbestrijding onder alle categorien betrokkenen (zie tabel 1 en de figuren 1 en 2). Tabel 1
Overzicht van de aangeschreven instanties en het aantal readies, per type instantie
Aangeschreven
Reactie
% reactie
Waterbeheerders
78
53
68
Provincies
12
9
.?5
Terreinbeheerders
38
22
58
diensten-LBL
12
7
58
Waterleidingen
29
18
62
80
eo
70
70
80
BO
SO CZ^geenraaclie
I
40
*°
»*
• • w e l reactie 4
30
20
H I
1 Instantie
Figuur 1 Respons op de NOV-13 enquete
10
%reactie
riza
watBrtexlingmii
waterleidingmij 17%
6% diensten-*>l
terrembeh terrertwh 22%
'
20%
provincies 7%
D
49%
Figuur 2 Verdeling van de instanties die aangeschreven zijn (A) en die gerespondeerd hebben (B) Bij het bespreken van de resultaten zal in eerste instantie uitgegaan worden van de vragen die in de enquete gesteld zijn. Deze vragen luiden als volgt: 1) Is uw organisatie de afgelopen vier jaar betrokken geweest bij de planvorming voor gebiedsgerichte projecten inzake verdrogingsbestrijding ? (2.1) 2) Zoja, bij welke (relevante) projecten is uw organisatie betrokken geweest ? (2.1) 3) Is de planvorming van de betreffende projecten door uw organisatie zelf uitgevoerd? (2.2) 4) Wat (welke kennisvelden) betrekt u in de planvorming ? Maakt u hierbij gebruik van modelpakketten ? (2.3) 5) Maakt u ook gebruik van vuistregels gebaseerd op praktijkervaring of op vereenvoudigde wetenschappelijke modellen (rekenregels) ? (2.4) In de paragrafen 2.1 t/m 2.4 worden de antwoorden op deze vragen afzonderlijk besproken. Daarbij is telkens onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen instanties.
2.1
Betrokkenheid bij verdrogingsbestrijding
Uit de resultaten zoals weergegeven in figuur 3 blijkt dat gemiddeld 84% van de instanties een taak voor zichzelf ziet weggelegd bij de gebiedsgerichte aanpak van de verdrogingsbestrijding. De waterleidingmaatschappijen zijn relatief het minst betrokken bij projecten aangaande verdrogingsbestrijding (67%). Provincies en diensten-LBL daarentegen zijn veelvuldig betrokken bij verdrogingsbestrijding (100%). Van de waterbeheerders en terreinbeheerders geeft respectievelijk 20% en 10% aan dat ze zelf niet actief betrokken zijn bij planvorming voor verdrogingsbestrijding.
10
riza
D e waterbeherende instanties geven hiervoor o.a. de volgende redenen: • het beheersgebied omvat uitsluitend de waterloop van een rivier (Linge) • in het beheersgebied k o m e n nauwelijks tot geen verdrogingsverschijnselen voor ( N W Friesland)
w vwlerbeh. provincies terreinben diensten-lbl weterWdingmi]
50
ja 43 9 20 7 12
nee
%
10
81
0 2 0 6
100 91 100 67
40.
rjnee
1 30
•
10
proWKiM
0
Figuur 3 Resultaten vraag 1: Is uw organisatie de afgelopen 4 jaar betrokken geweest bij voor gebiedsgerichte projecten inzake verdrogingsbestrijding?
planvorming
De meeste betrokkenen geven aan dat ze bij meerdere projecten (in)direct betrokken z i j n . RECIWA/GEBEVE-projecten w o r d e n frequent d o o r d e waterschappen g e n o e m d , waarbij aangetekend dat verdroging m.n. in het kader van REGIWA-projecten breed ge'interpreteerd w o r d t : bijvoorbeeld projecten die betrekking hebben o p kwaliteitsaspecten w o r d e n regelmatig genoemd. De provincies en diensten-LBL z i j n regelmatig opdrachtgever en begeleider bij het onderzoek ten behoeve van grootschalige integraal waterbeheersprojecten (bv. provinciale waterhuishoudingsplannen); verdrogingsbestrijding is daar vaak een onderdeel v a n . D e waterschappen en waterleidingmaatschappijen zijn bij dergelijke projecten veelal betrokken als uitvoerder.
2.2
Uitvoering projecten
M e t uitzondering van 9 waterbeheerders (21 %) zijn er w e i n i g instanties d i e alle projecten geheel zelfstandig uitvoeren. De meeste instanties besteden regelmatig projecten uit aan adviesbureau's. In figuur 4 is de uitvoering per type instantie weergegeven. Bij de terreinbeheerders komt het regelmatig voor dat de planvoorbereiding w o r d t overgelaten aan de provincie of het waterschap, d i e o p hun beurt de uitvoering in eigen huis houden of opdracht geven aan een adviesbureau. 11
riza
80 waterbeh provinaes terreinbeh ctiensten-tbl iMterteKtmgmij
50
uit besteed
zelf
beide
14
9
20
1 6 3 e
1 2 2 1
7 10 2 5
nv!
2
40
• n .v.l.
| »
•UttMtMd a beide • zelf
20
10
provincies
terrembeh
watedeidingmij.
Instantie Instantie
Figuur 4 Resultaten vraag 3: Is de planvorming van de betreffende projecten door uw organisatie zelf uitgevoerd, of is de planvorming uitbesteed? Er is tevens gevraagd naar de adviesbureau's die bij uitbesteding worden ingeschakeld. Aangezien deze vraag niet eenduidig en volledig is beantwoord kan slechts een indicatie gegeven worden hoe vaak de verscheidene adviesbureau's opdrachten hebben gekregen. De respondenten hebben de volgende adviesbureau's meer dan 10 maal genoemd: Grontmij Heidemij I WACO Oranjewoud TAUW KIWA Daarnaast worden de volgende bureau's genoemd: TNO-GG LB&P Witteveen & Bos DHV Zoon & van Nierop SC-DLO BKH Haskoning Bureau Nieuwland Bureau Waardenburg Geotechniek en Milieu Navraag naar de motivatie voor de keuze van verschillende adviesbureau's leerde dat de hoogte van de offerte niet altijd de doorslaggevende factor is; ook eerdere (goede) ervaringen met een adviesbureau of regiogebondenheid bepalen de keuze voor een bepaald adviesbureau.
12
riza
2.3
Kennisvelden en gebruik van modelpakketten
Bij deze vraag gaat het uitsluitend om plannen van projecten aangaande verdrogingsbestrijding waarbij de aangeschreven instanties ze/fzijn betrokken. Er is zowel gevraagd naar welke kennisvelden er betrokken worden bij de planvorming voor de gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding, alswel naar het eventuele gebruik van modelpakketten voor elk kennisveld. In de figuren 5 en 6 worden de resultaten van deze vragen per kennisveld en per instantie weergegeven. Tabel 2 geeft een overzicht van de modelpakketten die genoemd werden door de respondenten. De resultaten zullen in de paragrafen 2.3.1 t/m 2.3.8 allereerst aan de hand van tabel 2 en de figuren 5 en 6 per kennisveld worden behandeld. In paragraaf 2.3.9 zal een overzicht gegeven worden, waarbij de figuren 5 en 6 intern en onderling vergeleken zullen worden. Tabel 2 Gebruik modelpakketten
Kennisveld
Meest genoemde modelpakketten
Toepassing
Andere genoemde modelpakketten
Grondwaterkwaliteit
-
-
MT3D
Oppervlaktewaterkwaliteit
DUFLOW >5\
Niet-stationair 1D oppervlaktewaterstromings-model met waterkwaliteitsmodule
DYNAMO, QUAQUA,
Grondwaterkwantiteit
MODFLOW > l Ox MICROFEM > 1 Ox TRIWACO >10x
Niet-stationair 3D grondwatermodel (eindige-differentie methode) Stationair 3D grondwatermodel (eindige-elementen methode) Stationair 3D grondwatermodel (eindige-elementen methode)
FLOWNET, GELDYM, HYDROM, MLAEM, SIMGRO, SWASURF*, MODUFLOW*
Oppervlaktewaterkwantiteit
DUFLOW >10x
Niet-stationair 1D oppervlaktewa-
ABOPOL, DIWA, DELVVAQ, HYDROM, MATLAB, MODFLOW, OPWRIO, HYDRA*, MODUFLOW, OW-WADUS, SWASURF*
Onverzadigde zone
MUST 3x SWATRE >.
Vocht-karakteristieken van de bodem Onverzadigde zone en bovenste deel verzadigde zone
FLUZO
Hydro-ecologie
ICHORS
Empirisch-statistisch voorspellingsmodel voor de responsie van aquatische- en natte terrestische vegetatietypen
ITORS, NICHE
Landbouwkundige aspecten
BODEP
Geautomatiseerde HELP-tabellen
BBPR, LAMOS
terstromingsmodel met waterkwaliteitsmodule
DELVVAQ, A B O P O L , HYDRA*
" modelpakket bestrijkt meerdere kennisvelden
13
riza
Grondwaterkwaliteit
Oppervlaktewaterkwaliteit
waterl ibi
terr.beh prov
^
waterbeh 10
20
30
10
Grondwaterkwantiteit
20
30
Oppervlaktewaterkwantiteit waterl ibl
terr.beh. prov
^
waterbeh
10
20
30
10
Onverzadigde zone
30
20
Hydro-ecologie
waterl
1
1
Ibl terr.beh. prov. waterbeh 10
20
rzi •
i i.'
30
-n^iM 10
L a n d b o u w k u n d i g e aspecten
Legenda
waterl Ibl
Dregelmatig
1
terr.beh prov waterbeh
isoms
• " ^ ^ ^ ^ " 10
Dniet 20
30
Figuur 5 Resultaten vraag 4a: Welke kennisvelden belrekt u in de planvorming?
14
—i 20
30
riza
Grondwaterkwaliteit
Oppervlaktewaterkwaliteit
20
10
30
10
Grondwaterkwantiteit
10
20
30
Oppervlaktewaterkwantiteit
20
10
30
Onverzadigde zone
20
30
20
30
Hydro-ecologie
waterl
waterl.
terr.beh
terr.beh
prov.
prov.
waterbeh
waterbeh. 20
10
30
10
Legenda
Landbouwkundige aspecten
0
5
Figuur 6 Resultaten
10
15
20
25
vraag 4b: Maakt u hierbij
30
gebruik
15
van
modelpakketten?
riza
2.3.1
Grondwaterkwaliteit
Grondwaterkwaliteit wordt door de meeste instanties 'soms' tot 'regelmatig' betrokken in de planvorming (gemiddeld 89%). De waterleidingmaatschappijen betrekken grondwaterkwaliteit altijd bij hun planvorming. Voor alle typen instanties geldt dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van modelpakketten voor de analyse van de grondwaterkwaliteit.
2.3.2
Oppervlaktewaterkwaliteit
Oppervlaktewaterkwaliteit wordt evenals grondwaterkwaliteit door alle instanties 'soms' tot 'regelmatig' betrokken bij de planvorming (gemiddeld 92%). De waterbeheerders betrekken oppervlaktewaterkwaliteit beduidend vaker dan grondwaterkwaliteit bij de planvorming. Het gebruik van modelpakketten is bij oppervlaktewaterkwaliteit iets hoger dan bij grondwaterkwaliteit, maar het blijft erg marginaal. Van de modelpakketten wordt DUFLOW het meeste genoemd (meer dan 5x).
2.3.3
Grondwaterkwantiteit
Grondwaterkwantiteit is een kennisveld dat bij alle typen instanties een belangrijk onderdeel vormt bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding. Een modelmatige aanpak is hierbij duidelijk meer gebruikelijk, getuige het veelvuldige gebruik van modelpakketten. Met name provincies, diensten-LBL en waterleidingmaatschappijen maken veel gebruik van grondwatermodellen (respectievelijk gemiddeld 63, 75 en 100%). De waterschappen en terreinbeheerders betrekken het kennisveld grondwaterkwantiteit weliswaar 'regelmatig' bij de planvorming, maar gebruiken relatief weinig modelpakketten (respectievelijk gemiddeld 38 en 25%). Modelpakketten die meer dan 10x genoemd worden zijn MODFLOW, MICROFEM en TRIWACO.
2.3.4
Oppervlaktewaterkwantiteit
Oppervlaktewaterkwantiteit is het kennisveld dat verreweg het meest betrokken wordt bij de planvorming. Vrijwel alle respondenten geven aan regelmatig aandacht te besteden aan oppervlaktewaterkwantiteitsaspecten. Het modelgebruik in dit kennisveld blijft echter beperkt tot waterleidingmaatschappijen, diensten-LBL en waterbeheerders, waarbij aangetekend dat slechts de helft van de reagerende waterbeheerders gebruik maakt van oppervlaktewaterkwantiteits-modellen. De provincies en terreinbeheerders maken opvallend weinig gebruik van modellen in dit kennisveld (respectievelijk 13 en 25%). DUFLOW is duidelijk het meest gebruikte oppervlaktewaterkwantiteits-model, met name bij de waterbeheerders (meer dan 10x genoemd).
16
riza
2.3.5
Onverzadigde zone
De onverzadigde zone wordt zelden als apart kennisveld meegenomen in de planvorming. Het gebruik van modelpakketten is dan ook eerder uitzondering dan regel (gemiddeld 23%). De modelpakketten die meer dan 1x genoemd worden zijn MUST en SWATRE.
2.3.6
Hydro-ecologie
Hydro-ecologische aspecten worden vaak betrokken bij de planvorming ten behoeve van verdrogingsbestrijding (gemiddeld 94%), maar ook hier is het modelgebruik laag (gemiddeld 19%). Het gebruik van hydro-ecologische modellen blijft voornamelijk beperkt tot de provincies. Het hydro-ecologische model ICHORS wordt meerdere malen genoemd (5x).
2.3.7
Landbouwkundige aspecten
Provincies en de diensten-LBL beschouwen de gevolgen voor de landbouw in de plannen voor verdrogingsbestrijding relatief het meest (respectievelijk 88 en 100%). Waterleidingmaatschappijen en terreinbeheerders doen dat in mindere mate. De waterbeheerders nemen landbouwkundige aspecten 'soms' tot 'regelmatig' mee in de planvorming. Modelpakketten worden slechts met mate gebruikt voor de landbouwkundige aspecten. De HELP-tabellen, en daarvan de geautomatiseerde versie BODEP, worden het meest geraadpleegd (3x).
2.3.8
Overige kennisvelden
Bij de beantwoording van de enquete is er weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid zelf met andere dan de onderscheiden kennisvelden te komen. Blijkbaar dekken de onderscheiden kennisvelden in grote mate de aandachtspunten binnen de projecten aangaande gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding. Als overig kennisveld wordt 'geologie' twee maal genoemd. Daarnaast wordt 'vegetatie' door meerdere terreinbeheerders (4x) als apart kennisveld onderscheiden.
2.3.9
Overzicht
Bij beschouwing van de figuren 5 en 6 kan in gedachten gehouden worden dat grote lichte balken 'gunstig' zijn. In dat geval wordt er veel aandacht besteed aan de onderhavige kennisvelden door de betreffende instanties, waarbij veel modelpakketten worden gebruikt. Als de figuren 5 en 6 op deze manier bekeken worden kan geconcludeerd worden dat kwantiteitsaspecten van zowel het grond- als het oppervlaktewater vaak betrokken worden bij de planvorming. Modelpakketten worden hierbij in ± 50% van de gevallen gebruikt. Voor het overige is het modelgebruik nog vrij beperkt, alhoewel de kennisvelden wel betrokken worden bij de planvorming. Een gebrek aan modellen of een gebrek aan kennis bij de planvoorbereiders zou hiervan de oorzaak kunnen zijn.
17
riza
2.4
Gebruik vuistregels
Vuistregels worden veel gebruikt door de aangeschreven instanties (figuur 7). Er is onderscheid gemaakt in 2 soorten vuistregels: • vuistregels gebaseerd op praktijkervaring • vuistregels gebaseerd op vereenvoudigde wetenschappelijke modellen Verdeeld over alle typen instanties onderscheidt zich een groep die, ter onderbouwing van de planvoorbereiding, zowel gebruik maakt van praktijkervaring als van vereenvoudigde wetenschappelijke modellen. Daarnaast wordt er onder de verscheidene instanties nog een kleinere groep aangetroffen die uitsluitend leunt op praktijkervaring. Dit zijn vaak dezelfde instanties die weinig of geen gebruik maken van modelpakketten.
OP
|a praMiik ia modellen M M oar provinces terreinbeh diensten-lbl waterleidingmij
50
10
2
|a beide 17
7 5 1 1
0 0 0 2
6 6 3 2
nee 0 0 1 0 1
4!
Dnee • i a . modellen
30
Qja, beide • | a . praktijk
waleiteh
diensten-lbl
waterteidingmij
Figuur 7 Resultaten vraag 5: Maakt u ook gebruik van vuistregels gebaseerd op praktijkervaring of op vereenvoudigde wetenschappelijke modellen?
18
riza
3.
SAMENVATTING
In het kader van het Nationaal Onderzoeksprogramma Verdroging, thema 13 "Beschikbaarstelling instrumentarium", is een enquete gehouden onder instanties die bij verdrogingsbestrijding betrokken zijn. Het doel van de enquete is in beeld te brengen: 1. in welke mate en bij welke projecten de aangeschreven instanties betrokken zijn bij planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding 2. in welke mate het onderzoek ten behoeve van deze planvorming zelf wordt uitgevoerd danwel wordt uitbesteed 3. welke kennisvelden en eventueel modelpakketten worden gebruikt als het onderzoek zelf wordt uitgevoerd 4. in welke mate er gebruik wordt gemaakt van vuistregels Van de 169 instanties die aangeschreven zijn hebben er 109 gereageerd, gelijkmatig verdeeld over alle typen instanties (waterbeheerders, provincies, terreinbeheerders, diensten-LBL en waterleidingmaatschappijen). Het merendeel van de instanties (gemiddeld 84%) geeft aan betrokken te zijn bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding (1). Planvorming voor verdrogingsbestrijding vindt veelal plaats in het kader van REGIWA/GEBEVE-regelingen of binnen onderzoek ten behoeve van grootschalige integraal waterbeheersprojecten. Veel projecten worden uitbesteed, aan een relatief klein aantal ingenieursbureau's (2). Slechts een beperkt aantal instanties voert alle projecten geheel zelfstandig uit. Oppervlaktewaterkwantiteit, grondwaterkwantiteit en oppervlaktewaterkwaliteit zijn de kennisvelden die verreweg het meest betrokken worden bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding (3). Modelpakketten worden bij deze planvorming slechts in beperkte mate gebruikt. Het modelgebruik bij ingenieursbureau's zal in een later stadium van dit onderzoek onderzocht worden. Er wordt door alle instanties veel gebruik gemaakt van vuistregels (4). Deze vuistregels zijn voor het overgrote deel gebaseerd op praktijkervaring, en in mindere mate op vereenvoudigde wetenschappelijke modellen. Gezien het hoge responsiepercentage (64%) en de goede verdeling van de respons over de verschillende typen instanties, kan gesteld worden dat deze enquete een goede eerste indruk geeft van de betrokkenheid van de verschillende instanties bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding. Tevens is een goed beeld verkregen van de kennisvelden en de instrumenten die door de verschillende instanties betrokken worden bij de planvorming voor gebiedsgerichte verdrogingsbestrijding.
I9
riza
BIJLAGE 1 Verzendlijst In dit overzicht zijn de namen opgenomen van de aangeschreven instanties, onderverdeeld in: • waterschappen, (hoog)heemraadschappen en polderdistricten • provincies • terreinbeheerders • diensten Landinrichting en Beheer Landbouwgronden (LBL) • waterleidingmaatschappijen Bij het samenstellen van dit overzicht is uitgegaan van de NOV verzendlijst (Hank Vermulst, RIZA). Deze lijst is aangevuld/bijgewerkt m.b.v. de volgende literatuur: •
Staatsalmanak 1995/1996 (regionale afdelingen SBB, provincies, LBL en waterbeheerders)
•
Waterschapsalmanak 1995/1996 (waterschappen (hoog)heemraadschappen en polderdistricten)
•
Handboek Natuurmonumenten, 1991 (Natuurmonumenten, Provinciate landschappen en overige terreinbeheerders)
•
Adreslijst vakberaad grondwater van 22-11-'95 (Ton Garritsen, Provincies)
•
Kennisoverzicht Ecohydrologie, NOV-rapport 7 (terreinbeheerders en waterbeheerders)
•
Jaarboek voor de Waterleiding 1996 (waterleidingmaatschappijen)
•
Readies op de enqueue
De organisaties die gemerkt zijn met een >/ hebben op de enqueue gereageerd. De contactpersoon is in die gevallen vermeld.
WATERBEHEERDERS V Heemraadschap FLEVERWAARD, O.P. Landheer
LELYSTAD
V Hoogheemraadschap v.d. ALBLASSERWAARD en de VIJFHEERENLANDEN, ir. E.S.J, v. Tuinen
GORINCHEM
V Hoogheemraadschap ALM en BIESBOS, dhr. M.W.G. van Oijen V Hoogheemraadschap AMSTEL en VECHT, ir. H.A. de Vos
WOUDRICHEM OUDERKERK AAN DE AMSTEL
Hoogheemraadschap DE STICHTSE RIJNLANDEN
NIEUWEGEIN
V Hoogheemraadschap van DELFLAND, H. Hoogenboom V Hoogheemraadschap v.d. KRIMPENERWAARD, W. Gilijamse
DELFT KRIMPEN AAN DEN IJSSEL
V Hoogheemraadschap SCHIELAND, mw. M. Limbeek
ROTTERDAM
V Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier, T.J.C. Lagerburg
EDAM
Hoogheemraadschap van RIJNLAND
LEIDEN
V Hoogheemraadschap WEST-BRABANT, ir. J.V. Witter V Polderdistrict BETUWE, J.W.Th.M. v. Meegen
BREDA ELST
V Polderdistrict GROOT MAAS en WAAL, dhr. ing. G.G.E.M. Termont V Polderdistrict RIJN EN IJSSEL, J. Polman
DRUTEN ZEVENAAR
V Polderdistrict TIELER- en CULEMBORGERWAARDEN, ing. J.J. de Fockert
20
GELDERMALSEN
riza
DEN HAAG
Unie van Waterschappen, H. Massop
BOLSWARD
V Waterschap 'It Mamelan', W.A. Gerbrandy
COEVORDEN
Waterschap 't Suydevelt
BALK
Waterschap 'Tusken Mar en Klif
METSLAWIER
V Waterschap 'Tusken Waed en le', Th.H. Dirksen
ROUVEEN
Waterschap Benoorden de Dedemsvaart V Waterschap Bezuiden de Vecht, ir. H.J.W. van Duin Waterschap Blija Buitendijks
ZWOLLE SURHUISTERVEEN HEERENVEEN
Waterschap Boarnferd
's-HERTOGENBOSCH
V Waterschap De Aa, P. Promes Waterschap De Brielse Dijkring
BRIELLE
V Waterschap De Dommel, ing. M. v. Betuw
BOXTEL 's-GRAVENMOER
V Waterschap De Dongestroom, F. Heijens V Waterschap De Drie Ambachten, ing. F. v.d. Meer V Waterschap De Gouwelanden, ing. J. v.d. Ree-Doolaard
TERNEUZEN ALPHEN AAN DEN RIJN KLAASWAAL
V Waterschap De Groote Waard, A. van Asperen V Waterschap De Maaskant, dhr. T. Drost
OSS SNEEK
V Waterschap De Middelsekrite, J. Koops
DALFSEN
V Waterschap De Noorder Vechtdijken Waterschap De Oude Rijnstromen
LEIDERDORP
Waterschap De Schipbeek, A. van Zalinge
MARKELO
V Waterschap De Stellingwerven, B. Piekstra
WOLVEGA
V Waterschap De Vechtlanden, B.H.J. Assen
HARDENBERG
\
DAMWOUDE
V Waterschap De Warden, H. Flikkema
MIDDENBEEMSTER
Waterschap De Waterlanden
WEDDE
V Waterschap Dollardzijlvest, mw. E. Alting V Waterschap Eemszijlvest, D. Slagman
APPINGEDAM
V Waterschap Friesland, R. Maasdam
LEEUWARDEN
V Waterschap Gelderse Vallei en Eem, ir. H.J. Nobbe
HOEVELAKEN MIDDELHARNIS
V Waterschap Goeree-Overflakkee, B. de Vries V Waterschap Groot-Geestmerambacht, ing. J.H. Medenblik V Waterschap Groot-Haarlemmermeer, D.C. Boot
WARMENHUIZEN HOOFDDORP BEETSTERZWAAG
V Waterschap Het Koningsdiep, mw. R. Blaak
ALKMAAR
V Waterschap Het Lange Rond, mw. L. v. Oostrum V Waterschap Het Scheldekwartier, P.I. van Kempen V Waterschap Het Vrije Van Sluis, J.G. v. Kruiningen
WOUW OOSTERBURG WIERINGERWERF
V Waterschap Hollands Kroon, ing. J. Steenis
HULST
V Waterschap Hulster Ambacht, B.J. de Kok
ROLDE
V Waterschap Hunze en Aa, F.G. Thurkow
KAMPEN
V Waterschap IJsseldelta, R.S.M. ter Brake Waterschap IJsselland-Baakse Beek
RUURLO BARENDRECHT
V Waterschap IJsselmonde, ing. A A . van Walbeek Waterschap Land van Nassau
ZEVENBERGEN SURHUISTERVEEN
V Waterschap Lits en Lauwers, A. v.d. Sluis V Waterschap Mark en Weerijs, dhr. R. Lambregts
ULVENHOUT
V Waterschap Meer en Woude, H. Folkerts
ZOETERMEER
21
riza
V Waterschap Meppelerdiep, dhr. P. Roozenbeek
HOOGEVEEN
V Waterschap Noardlik Westergoa, G. ter Haar
BERLIKUM
Waterschap Noord-Veluwe
ELBURG
Waterschap Noorderzijlvest
ONDERDENDAM
V Waterschap Noordoostpolder, N.M. Veldkamp
EMMELOORD
V Waterschap Oost-Veluwe, A. Slijkhuis
TWELLO
Waterschap Peel en Maasvallei
VENLO
V Waterschap Regge en Dinkel, T.N.M. Visser
ALMELO
V Waterschap Roer en Overmaas, drs. H. van Buggenum
SITTARD
V Waterschap Salland, ir. C.J.H. Griffioen
RAALTE
V Waterschap Tjonger-Compagnonsvaarten, K. Munting
OOSTERWOLDE
V Waterschap van de Linge, B. Brink
GELDERMALSEN
V Waterschap van de Oude Ijssel, M. Laarakker
TERBORG LOCHEM
V Waterschap van de Berkel, H. Witteveen
HOORN
V Waterschap Westfriesland, F. Bloemhof
STEENWIJK
V Waterschap Wold en Wieden, H. Post V Waterschap Zeeuwse Eilanden, A.W. Fortuin
GOES
PROVINCIES V Prov. Drenthe, Dienst Water en Milieuhygiene, R. v. Veen V Prov. Flevoland, Afd. Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, R. v. Wolfswinkel V Prov. Friesland, Hoofdgroep Maatschappij & Omgeving, D. Swart V Prov. Gelderland, Dienst Milieu en Water, R. Immink Prov. Groningen, Dienst Ruimte en Milieu
ASSEN LELYSTAD LEEUWARDEN ARNHEM GRONINGEN
V Prov. Limburg, Hoofdgroep Verkeer, Waterstaat en Milieu, dhr. W. Hazeu V Prov. Noord-Brabant, Dienst Waterstaat, Milieu en Vervoer, dhr. M . Dewachter
MAASTRICHT DEN BOSCH
V Prov. Noord-Holland, Dienst Milieu en Water, J. v. Brussel
HAARLEM
V Prov. Noord-Holland, Dienst Ruimte en Groen, ir. J. v.d. Goes
HAARLEM
V Prov. Overijssel, Hoofdgroep Milieu en Waterstaat, dhr. H. Tienstra V Prov. Utrecht, Dienst Water en Milieu, G. A. den Hartogh V Prov. Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water, J.P. de Maat
ZWOLLE UTRECHT MIDDELBURG
V Prov. Zuid-Holland, Afd. Waterstaatszaken, Grondwater en Drinkwater, M. Berix
DEN HAAG
V Prov. Zuid-Holland, Dienst Ruimte en Groen, R. ter Horst
DEN HAAG
TERREINBEHEERDERS It Fryske Gea
BEETSTERZWAAG APELDOORN
Koninklijke Houtvesterij Het Loo V RWS-directie Usselmeergebied, H.C. Faber
LELYSTAD
V St. Goois Natuurreservaat, ing. P.J. Ubbink
HILVERSUM ASSEN
V St. Het Drentse Landschap, drs. E.W.G. v.d. Bilt St. Het Flevo Landschap
LELYSTAD
V St. Het Geldersch Landschap, A.J.M. Roozen
ARNHEM
V St. Het Groninger Landschap, J.P. Brandsma
GRONINGEN 22
riza
ARCEN
St. Het Limburgs Landschap V St. Het Nationale Park De Hoge Veluwe, A.J. Snijders
HOENDERLOO OVERVEEN
V St. Het Nationale Park De Kennemerduinen St. Het Noordbrabants Landschap
HAAREN CASTRICUM
V St. Het Noordhollands Landschap, H.C. Witte
DALFSEN
V St. Het Overijsselsch Landschap, M. Kuifje St. Het Utrechts Landschap
DE BILT
V St. Het Zeeuws Landschap, G.J.C. Buth
HEINKENSZAND ROTTERDAM
V St. Het Zuid-Hollands Landschap, ir. J. de Jong St. Nat. en Landschapsbeh. Zuid-Holland
GOUDA Delden
V St. Twickel, H. Ginveld
Driebergen
V Staatsbosbeheer, dhr. ir. W.P.C. Zeeman V Staatsbosbeheer BRABANT-WEST, A.J. IJzerman
TILBURG
V Staatsbosbeheer DELTAGEBIED, drs. A . M . M . van Haperen Staatsbosbeheer DRENTHE-NOORD
MIDDELBURG ASSEN
V Staatsbosbeheer DRENTHE-ZUID, E. Tahman
PESSE LELYSTAD
V Staatsbosbeheer FLEVOLAND, G. Kooijman V Staatsbosbeheer FRIESLAND-ZUID, dhr. N. v.d. Weide
HEERENVEEN
V Staatsbosbeheer FRIESLAND-NOORD, A. Timmerman
LEEUWARDEN
Staatsbosbeheer GRONINGEN
GRONINGEN
V Staatsbosbeheer HOLLAND/UTRECHT, ing. M.J. Firet
NIEUWEGEIN ALKMAAR
V Staatsbosbeheer HOLLANDS NOORDEN, A. Smit
HELLENDOORN
V Staatsbosbeheer OVERIJSSEL, E.J. Meutstege Staatsbosbeheer PEEL EN MAAS
ROERMOND
V Staatsbosbeheer RIVIERENLAND, A.J. v.d. Zee
HEESCH
Staatsbosbeheer TERSCHELLING
WEST-TERSCHELLING
Staatsbosbeheer VELUWE/ACHTERHOEK
BRUMMEN
V Unie van Provinciate Landschappen, H. Massop
's-GRAVELAND
V Ver. Natuurmonumenten
's-GRAVELAND
Vogelbescherming
ZEIST
Diensten-LBL UTRECHT
V Dienst-LBL, ir. H. Prak LBL-Drenthe
ASSEN LEEUWARDEN
V LBL-Friesland, W.J. Ebbers LBL-Gelderland
ARNHEM
LBL-Groningen
GRONINGEN
V LBL-Limburg, ir. D. Koeman
ROERMOND
V LBL-Noord-Brabant, W. v.d. Meer, H. v.d. Meer & G. Schouten LBL-Noord-Holland
TILBURG HAARLEM
LBL-Overijssel
ZWOLLE
V LBL-Utrecht, J.dejong
UTRECHT
V LBL-Zeeland, L.M. de Blaeij
GOES
V LBL-Zuid-Holland, H.R. v. Belle
VOORBURG 23
riza
WATERLEIDINGMAATSCHAPPIJEN Delta Nutsbedrijven
MIDDELBURG
V Duinwaterbedr. Zd.-Holland, drs. H. v.d. Hagen
VOORBURG
Duinwaterleiding van DEN HAAG
DEN HAAG
Energie en Watervoorziening Rijnland
LEIDEN
V Flevolandse Drinkwater Maatschappij, R. Roerdink Gemeensch. Techn. Dienst O-Brabant
LELYSTAD BOXTEL
V GWA, Sector Oecologie, drs. E.F.H.M. Cousin
AMSTERDAM
V Gemeentelijke Waterleiding Groningen, J.W. Kieft
GRONINGEN
N U O N VNB
APELDOORN NIJMEGEN
V NUON Zuid-Gelderland, R.B. Klijn V Nutsbedrijf Regio Eindhoven, ing. W. v.d. Boom
EINDHOVEN
V Nutsbedrijven Maastricht, H. Bastings
MAASTRICHT
PWN
BLOEMENDAAL
V Tilburgsche Waterleidingmij., D. Edelman
TILBURG ROTTERDAM
V Waterbedrijf Europoort, ir. E.R. v.d. Vlis
LEEUWARDEN
V Waterleiding Friesland, ir. F.P. Bonnema V Waterleidingbedrijf Midden-Nederland, Y. Graafsma Waterleidingbedrijf Oost-Twente
UTRECHT ENSCHEDE
V Waterleidingbedrijf Zuid-Kennemerland, drs. H. v.d. Zouwen
VELSERBROEK BREDA
V Waterleidingmij. "Noord-West-Brabant", E. Broers
ZWOLLE
V Waterleidingmij. "Overijssel", J. Bell
ASSEN
V Waterleidingmij. Drenthe, M. Buitenkamp V Waterleidingmij. Gelderland, M.A. v. Vlerken
VELP
V Waterleidingmij. Limburg, M. Juhasz-Hoterman
MAASTRICHT DEN BOSCH
V Waterleidingmij. Oost-Brabant, ing. R. Straatman V Waterleidingmij. Oostelijk-Gelderland, S.E. Meijer V Waterleidingmij. voor de provincie Groningen, ir. J. Zweegman V Watermaatschappij Zuid-Holland Oost, G. Grakist V Waterwinningsbedr. Brabantse Biesbosch, ir. J. Waals
24
DOETINCHEM GRONINGEN GOUDA WERKENDAM
riza
BIJLAGE 2 Enquete
25
a o
3 S
2 -a
&
s
•I
u m
CJ
•u
>
0)
a
4J
£
a
2 *-< s o
(>
a «• •H
o
a
£
a
• | i
•J
cn i-i
ra r3 •ri
a u a a a
"5-
'
0
g
CJ
o
c
c Ol L
a
o o o o
o
o
c
o
o o o o
o
o
G
•
a>
'-o
£
Ol
g
s
& 2I
o
•
* E
k
!
II
c
2
2 4 S > .5
01 a
E c o
1 I
c
o
a *
o o o o
o
Ol
o
c
1
> • o
o o
% 2
o
a —
CJ rW
o
3
a «i at T3
Ol
ci
2
> — 41
-a
—
— a
C 2
*2 ffl
«f
tW
a
cj
«
—
CO
-j
_
o> c
o
fi 3
II c
.2 2.
V ai c
O O O O
o
J
3 P
o
a
> c
a
o
a
o
s -
o o o o
?
a
1
(A ai
o
8 >
Cd
C*
1 2 i
i
2
>
CJ
Ol
S
8
H
>
1
c
>
S.
s
>
**
• n
& 2 S
s
i
I
r* o o
1
£
> v
O T3
i
a
•
— .11 L.
a
£
-o
cCJ
o>
o
IM
I B
I >
—
z a u o
Ol C
Tl r-
^ 2
1•
-d.
(. CJ
3 0)
.c
D
> C* v.
• *^
M
!
o
L.
CJ Ol
o
•D
c I
II
CJ
jj
• B ^
'5
*J
C
CJ B o X
CO
t*- —1 i
-* o — to > <
•
§ > •*. cr
i
r g ry *o PO
(-3 3 < o o •O 5 W u u.
<> fsl — K
B
I c
2
W KI
>- co co O r>
M
i-
J>
_J
>
*Oi
3
«
sO
8 M
E s
Q.
C
o
;_ 01 E i-
i
«-» CJ
Ek
•jfi - o . . 10 O w X o r y t*> to O.C0 W H -