Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid
Huiselijk geweld
Ministerie van Justitie Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Draaiboek voor de aanpak
Huiselijk geweld
Huiselijk geweld
Draaiboek voor de aanpak R. Keus M.S. Kruijff (Tekstbureau Alfa, Enkhuizen) november 2000
Ontwerp: Tappan Den Haag
Inhoud
1
Achtergronden en definities
7
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Definitie van huiselijk geweld Probleemschets De feiten op een rij Beleidsmatige uitgangspunten Onderzoeksgegevens huiselijk geweld
7 7 8 8 9 10
2
Het opzetten van een project ‘Aanpak huiselijk geweld’
13
2.1
Inleiding
13
2.2 Fase 1: de voorbereidingsfase 2.2.1 Het verkrijgen van draagvlak en financiële middelen a Subsidie-verstrekkende instanties 2.2.2 Een communicatieplan opstellen a Beleidsdoel en beleidsinstrumenten b Communicatiedoelen c Doelgroepen d Realisatie communicatiedoelstellingen e Communicatiemiddelen f Organisatie van de communicatie 2.2.3 Overtuigen van de politiek a Geef informatie over de problematiek b Wijs op de noodzaak van een integrale aanpak c Breng de aanpak van huiselijk geweld onder bij veiligheidszorg 2.2.4 De denktank a Deelnemende organisaties b Activiteiten 2.2.5 Het opzetten van een projectorganisatie huiselijk geweld a De projectcoördinator b De projectsecretaris c De projectgroep 2.2.6 Het ontwikkelen van een plan van aanpak 2.2.7 De formele vaststelling van het plan van aanpak
14 14 14 14 14 15 15 15 15 16 16 16 17 17 17 17 18 18 18 19 20 22 23
2.3 Fase 2: de beleidsfase 2.3.1 Het schrijven van een beleidsplan ‘Aanpak huiselijk geweld’
23 23
2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
24 24 25 25
Fase 3: de uitvoeringsfase Het vaststellen van maatregelen en middelen De werkgroep Voorbeelden van werkgroepen (deelprojecten)
2.5 Fase 4: de evaluatiefase 2.5.1 Voordelen van evalueren 2.5.2 Een voorbeeld
27 27 28
3
Het werkboek
31
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Financiële middelen Voorbeeld van een convenant Voorbeeld van een plan van aanpak Voorbeeld van protocollen huiselijk geweld Voortgangsrapportage 2000
31 37 39 46 56
4
Literatuurlijst huiselijk geweld
63
1
Achtergronden en definities
1.1
Inleiding
Huiselijk geweld komt in alle lagen van de bevolking voor. Vraag Nederlanders of zij iemand denken te kennen die ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, dan zal een groot deel van hen hierop een bevestigend antwoord geven. Een beschermde, veilige en geborgen thuishaven blijkt in ons land lang niet vanzelfsprekend. Jaarlijks worden vele kinderen, mannen, vrouwen en ouderen het slachtoffer van huiselijk geweld. De problematiek van huiselijk geweld is niet nieuw. Wel is het een probleem waar de overheid lange tijd zeer terughoudend mee omgesprongen is. Met het oog op de privacy houdt ingrijpen vaak op bij de voordeur. Maar deze reden volstaat niet meer. Zeker niet gezien het hoge aantal slachtoffers dat huiselijk geweld met zich mee brengt. De problematiek kan beslist niet worden afgedaan als “echtelijk gekissebis waar buitenstaanders niets mee te maken hebben”. Het is een maatschappelijk veiligheidsprobleem dat uiterst serieus moet worden genomen. Agressie en geweld binnenshuis komen veel vaker voor dan bijvoorbeeld geweld op straat. Toch hebben de politiek, de media en het publiek zich de laatste tijd vooral gericht op geweld in de openbare ruimte. Huiselijk geweld staat echter sinds kort ook op de politieke agenda ondanks de bijzondere complicatie van de problematiek: het speelt zich achter de voordeur af. Dat betekent dat het zich voor een heel groot deel aan het gezichtsveld onttrekt. Bovendien zijn de voordeuren in Nederland bijzonder goed beschermd door allerlei privacyregels, die niet zelden als alibi worden gebruikt om niet handelend te hoeven optreden. 1.2
Definitie van huiselijk geweld
Huiselijk geweld, geweld achter de voordeur of geweld binnen het gezin. Welke naam er ook aan de problematiek gegeven wordt, de overeenkomst valt meteen op. Er gaat een dreiging uit van de plek die eigenlijk een veilige bakermat zou moeten zijn. Huiselijk geweld betekent niet dat de daders zich beperken tot het gezin. Van huiselijk geweld is ook sprake wanneer de dader een (ex-)partner is, een oom of tante, een goede kennis of een buurman. Het rapport huiselijk geweld van het ministerie van Justitie (Van Dijk 1997) omschrijft het begrip als volgt: Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer gepleegd is. Geweld is de aantasting van de persoonlijke integriteit. Hierbij onderscheiden we geestelijk en lichamelijk geweld (waaronder seksueel geweld). Huiselijke kring (of gezin) is de kring die bestaat uit (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Huisvrienden zijn personen die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer of met iemand uit de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer die het slachtoffer in huiselijke sfeer ontmoet.
7
8
1.3
Probleemschets
De onderzoekcijfers over huiselijk geweld in Nederland schetsen een zeer somber beeld. Het gaat weliswaar om landelijke cijfers, maar er is geen aanleiding om er vanuit te gaan dat de cijfers voor afzonderlijke gemeenten of provincies totaal anders zullen zijn. Houdt er rekening mee dat – door gebrekkige registratie – lokale of regionale cijfers over huiselijk geweld vaak slechts het topje van de ijsberg aangeven. Wat bovendien een probleem vormt bij de aanpak van huiselijk geweld, is dat met name in Nederland privacy als een groot goed wordt gezien. De politie kan daardoor vaak niets beginnen. Er bestaat in Nederland verregaande, maatschappelijke terughoudendheid om zich te bemoeien met zaken die in de privésfeer spelen. De vraag is dan ook in hoeverre de overheid zich mag bemoeien met het privéleven van burgers. Huiselijk geweld neemt echter zodanige vormen aan dat bemoeienis noodzakelijk is. Het is een strafbaar feit dat zowel de gezondheid als de veiligheid van betrokkene bedreigt. Langzamerhand zien we in de samenleving en bij de overheid de verschuiving optreden dat de verantwoordelijkheden van de overheid niet op houden bij de voordeur. 1.4
De feiten op een rij
1 45% van de Nederlandse bevolking is ooit slachtoffer geworden van huiselijk geweld. 2 27% van de Nederlandse bevolking is slachtoffer van huiselijk geweld (geweest) waarbij de voorvallen wekelijks of dagelijks voorkwamen. 3 Slechts in 6% van alle gevallen leidt huiselijk geweld tot een aangifte. 4 Huiselijk geweld treft niet alleen vrouwen en kinderen. Ook mannen en ouderen kunnen het slachtoffer worden. 1 Huiselijk geweld komt vaker voor dan we denken, in alle lagen van de bevolking. Maar het is minder zichtbaar dan bijvoorbeeld geweld op straat. Huiselijk geweld kent verschillende vormen: fysiek, geestelijk en seksueel. Uit onderzoek blijkt dat 35% van de Nederlanders ‘ooit’ het slachtoffer is geweest van fysiek geweld, 28% van geestelijk geweld en 21% van seksueel geweld. Bij 11% van de Nederlanders heeft het huiselijk geweld geleid tot lichamelijk letsel. Geestelijke, lichamelijke en seksuele vormen van huiselijk geweld komen vaak samen voor in één complex van huiselijk geweld. Het is van belang om andere soorten van geweld niet los te zien van huiselijk geweld. De diepere oorzaken van meer openlijke geweldpleging moeten in het privé-domein worden gezocht. Kinderen die van jongs af aan (als slachtoffer of als getuige) met geweldpleging worden geconfronteerd, lopen een verhoogd risico om later in hun leven zelf als dader betrokken te raken bij verschillende vormen van criminaliteit (De Bie en De Haan, 1999 in Proces) 2 21% van de Nederlanders is slachtoffer van huiselijk geweld dat langer dan vijf jaar duurde. 27% van de Nederlanders is slachtoffer van huiselijk geweld waarbij de voorvallen wekelijks of dagelijks voorkwamen.
Xxxxxxxxxxxxxxxx Achtergronden en definities
In het algemeen geldt: hoe hechter de relatie tussen dader en slachtoffer, des te intenser het huiselijk geweld. Als huiselijk geweld wordt gepleegd door een ‘huisvriend’ van het slachtoffer gaat het in veel gevallen om incidenteel geweld. Als huiselijk geweld wordt gepleegd door een (ex-)partner van het slachtoffer gaat het in veel gevallen juist om geweld met een (zeer) hoge intensiteit (hoge frequentie, duur, lichamelijk letsel en andere gevolgen). 3 De mate waarin melding of aangifte wordt gedaan bij de politie, is relatief beperkt. Ongeveer 12% van de slachtoffers van huiselijk geweld meldt dit bij de politie en 6% doet daadwerkelijk aangifte (Van Dijk, 1977). Bij geweld in het algemeen zijn de cijfers respectievelijk 30% en 16 % (Van Dijk e. a., 1997, Politiemonitor Bevolking 1999). In vergelijking met geweld op straat, is huiselijk geweld extra bedreigend, omdat het zich afspeelt in de huiselijke sfeer van het slachtoffer. Hij of zij kan zich thuis niet meer veilig voelen. 4 Huiselijk geweld treft niet alleen vrouwen en kinderen. Ook mannen en ouderen kunnen het slachtoffer worden. Wel worden vrouwen vaker het slachtoffer van huiselijk geweld met een hoge intensiteit. Daarnaast neemt huiselijk geweld bij hen vaker seksuele vormen aan dan bij mannen. Bovendien hebben vrouwen vaker te maken met geweld door (ex-)partners. De daders of plegers van huiselijk geweld zijn, bij zowel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers, meestal mannen (80%). Bij mannelijke slachtoffers is in gemiddeld een kwart van de gevallen sprake van een vrouwelijke dader. Bij geestelijk geweld ligt dit percentage iets hoger. (Van Dijk, 1997) 1.5
Beleidsmatige uitgangspunten
De aanpak van huiselijk geweld is vooral een regievraagstuk. Dat blijkt uit conferenties die met instanties uit het veld zijn gehouden. Veel instanties houden zich al op diverse terreinen direct of indirect bezig met het bestrijden ervan. Helaas, veelal buiten elkaar om. Zelfs in dezelfde gemeente weten instanties vaak niet van elkaar wat zij op dit gebied ondernemen. Het is de bedoeling om de aanpak van huiselijk geweld ook deel uit te laten maken van het grote stedenbeleid en de beleidsplannen van de politie en het openbaar ministerie. Op een aantal plaatsen in Nederland zijn momenteel al projecten in voorbereiding of in gang gezet. Het is van belang om zo vroeg mogelijk in te grijpen bij huiselijk geweld. Uit onderzoek blijkt dat: • verzet door het slachtoffer kan leiden tot het verminderen van het geweld of zelfs het stoppen ervan, in het bijzonder in die gevallen waarin de intensiteit van het geweld nog niet zo hoog is; • slachtoffers een grote kans lopen om opnieuw het slachtoffer van huiselijk geweld te worden. Dit geldt met name voor jeugdige slachtoffers;
9
10
• voor iemand die op jonge leeftijd slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, de drempel lager ligt om later zelf geweld te plegen. Huiselijk geweld wordt in Nederland, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland, eerder gezien als een hulpverleningsvraagstuk dan een veiligheidsprobleem. Dat betekent dat de meeste energie wordt gestoken in de opvang en nazorg en niet in preventie en signalering. Door huiselijk geweld als een veiligheidsprobleem te zien is een effectievere aanpak mogelijk. Zo kunnen op die manier bijvoorbeeld ook daders worden aangepakt. 1.6
Onderzoeksgegevens huiselijk geweld
In dit draaiboek wordt regelmatig verwezen naar het rapport Huiselijk geweld van het ministerie van Justitie (Van Dijk, 1997). Een belangrijk doel van dit onderzoek was het genereren van algemene informatie over huiselijk geweld. Het onderzoek moest informatie opleveren over huiselijk geweld onder mannen, vrouwen, ouderen en jongeren. Ook verschaft het rapport inzicht in alle mogelijke aspecten van huiselijk geweld. De opzet van het onderzoek In totaal zijn 516 mannen en 489 vrouwen in de leeftijd tussen 18 en 70 jaar ondervraagd over hun ervaringen met huiselijk geweld. De respondenten zijn willekeurig geselecteerd. De interviews vonden plaats in de periode van half mei tot half juli 1997. Hoewel de respondenten willekeurig zijn geselecteerd, kan dit onderzoek toch het beste als een ‘wit’ onderzoek worden beschouwd. Aangezien de vragenlijst in het Nederlands gesteld was, zijn alleen respondenten ondervraagd die de Nederlandse taal machtig waren. Om inzicht te krijgen in de omvang van huiselijk geweld onder allochtone bevolkingsgroepen wordt aanvullend onderzoek gedaan. Overig onderzoek Andere onderzoeken die in Nederland op het gebied van huiselijk geweld zijn gedaan, baseren zich voornamelijk op kleine steekproeven. Er zijn weliswaar ook grootschalige kwantitatieve onderzoeken verricht, maar deze hadden betrekking op een specifiek onderdeel van huiselijk geweld. Of zij waren gericht op een bepaalde bevolkings- of slachtoffergroep.
2
Het opzetten van een project ‘Aanpak huiselijk geweld’
2.1
Inleiding
Het is een intensief proces om te komen tot een project ‘Aanpak huiselijk geweld’. Waar te beginnen en hoe? De keuze voor een projectmatige aanpak levert een goede basis om stap voor stap de maatregelen in zowel de provinciale als regionale organisaties te integreren. Deze aanpak valt op te delen in vier fases: de voorbereidende fase, de beleidsfase, de uitvoeringsfase en evaluatiefase. In dit draaiboek wordt uitgegaan van een project waarbij de regierol bij de gemeente of provincie ligt. Uiteraard is de informatie uit het draaiboek ook van toepassing voor projecten waarbij het initiatief afkomt van een andere instantie. De voorbereidende fase In de eerste fase worden stappen ondernomen die leiden tot: 1 het benodigde draagvlak om te komen tot een project ‘Aanpak huiselijk geweld’ 2 een analyse van de knelpunten op het gebied van huiselijk geweld 3 het opzetten van een projectorganisatie huiselijk geweld, met in ieder geval een projectgroep 4 het maken van een plan van aanpak 5 de formele vaststelling van het plan van aanpak Een project is eindig. Daarom is het van groot belang om in de voorbereidende fase al na te denken over de uiteindelijke implementatie van de maatregelen die door de projectorganisatie worden genomen. Dit voorkomt dat, na het opheffen van de projectorganisatie, getroffen maatregelen geen vervolg krijgen. De beleidsfase In de tweede fase worden de actiepunten/voorstellen verwerkt en het plan van aanpak geschreven: 1 het omzetten van het plan van aanpak in een beleidsplan 2 de formele vaststelling van het beleidsplan De uitvoeringsfase In de derde fase worden de aanbevelingen van het plan van aanpak uitgevoerd. Er wordt gekeken in welke volgorde de maatregelen genomen moeten worden. Per maatregel wordt een werkgroep gecreëerd. Deze werkgroepen verzorgen de daadwerkelijke uitvoering van de maatregel. De evaluatiefase Vanaf de uitvoeringsfase evalueert de projectgroep alle maatregelen en werkgroepen. Geleidelijk wordt de aanpak van huiselijk geweld een geïntegreerd onderdeel van de bedrijfsvoering en organisatiecultuur. Huiselijk geweld is een continu punt van aandacht binnen de betrokken organisaties geworden en het is een vast onderdeel geworden van het lokale of provinciale beleid. De doelstellingen, met betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld, worden in een vast patroon geëvalueerd. Waar nodig worden uitgangspunten en doelstellingen bijgesteld. Hoewel deze fase aan het einde van de cyclus staat, moet met de voorbereiding (zoals een eventuele nulmeting) al vanaf het eerste begin van het project worden begonnen.
13
14
2.2 2.2.1
Fase 1: de voorbereidingsfase Het verkrijgen van draagvlak en financiële middelen
Een project ‘Aanpak huiselijk geweld’ heeft alleen kans van slagen als daarvoor voldoende draagvlak bestaat. Draagvlak ontstaat wanneer alle betrokken organisaties voldoende besef hebben van de problematiek van huiselijk geweld en bovendien het nut en de noodzaak van een aanpak daarvan inzien. Draagvlak ontstaat niet van de ene op de andere dag. Het motiveren van mensen is een kwestie van de lange adem. Tijdens het project zal aan dit aspect voortdurend aandacht besteed moeten worden. Het geven van informatie is daarbij het belangrijkste hulpmiddel. In de beginfase dient met name politiek draagvlak ontwikkeld te worden. Uiteindelijk zal ook de politiek middelen voor het project moeten toekennen. a Subsidie-verstrekkende instanties Het is van belang om eigen budget te creëren voor uw project. Een groot deel van dit budget zal voor rekening komen van de betrokken organisaties (provincie, gemeente etc.) Voor externe financiering kan een aanvraag worden ingediend bij subsidie-verstrekkende instanties. Een aantal hiervan is opgenomen in deel III van dit boek. De meeste instanties bieden slechts aanvullende financiering. Van de aanvrager verwachten zij een begroting waaruit ook de eigen (financiële) inspanning blijkt. 2.2.2
Een communicatieplan opstellen
Communicatie vormt een belangrijk onderdeel van een project ‘Aanpak huiselijk geweld’. Hiermee kan de algemene doelstelling van het project worden ondersteund. Goede communicatie helpt draagvlak te creëren, mensen van het bestaan van het project op de hoogte te brengen en de verschillende doelgroepen te informeren. Een communicatieplan is een hulpmiddel om een compleet beeld te krijgen van de manier waarop het project naar buiten toe kan worden overgebracht. Omdat communicatie tijdens het hele project van belang is, is het wenselijk om het communicatieplan in een zo vroeg mogelijk stadium op te stellen. In het communicatieplan kunnen de volgende zaken worden opgenomen: • • • • • •
Beleidsdoel en beleidsinstrumenten (als korte inleiding van het communicatieplan) Communicatiedoelen Doelgroepen Realisatie communicatiedoelstellingen Communicatiemiddelen Organisatie van de communicatie
a Beleidsdoel en beleidsinstrumenten In deze paragraaf van het communicatieplan komen de hoofdlijnen van het plan van aanpak aan bod. Er wordt aangegeven wat de speerpunten van het plan van aanpak zijn, hoe deze worden verankerd bij de betrokken organisaties, welke middelenverdeling wordt voorgesteld en welke instrumenten inzetbaar zijn om de beleidsdoelstelling(en) te realiseren.
Het opzetten van een project Aanpak huiselijk geweld
b Communicatiedoelen In deze paragraaf worden de specifieke doelstellingen van de communicatie beschreven. Daarbij kan gedacht worden aan: • Het stimuleren van een permanente uitwisseling van kennis en ervaring op het terrein van huiselijk geweld, zodat alle actoren hier optimaal gebruik van kunnen maken. • Het breed toegankelijk maken van kennis en ervaring met betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld door betrokken organisaties. • Het uitdragen van het plan van aanpak huiselijk geweld. • Het genereren van maatschappelijke en politieke aandacht voor de aanpak van huiselijk geweld. c Doelgroepen Hier wordt beschreven aan wie de communicatie gericht is. Daarbij kan gedacht worden aan: • • • •
Slachtoffers en daders van huiselijk geweld Betrokken organisaties (bijvoorbeeld scholen, hulpverlening, politie en justitie) Politiek Pers
d Realisatie communicatiedoelstellingen In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de communicatiedoelstellingen gerealiseerd worden. Bij een onderdeel als ‘kennisuitwisseling’ zou bijvoorbeeld gebruik gemaakt kunnen worden van gedrukte en/of digitale middelen. Ook kan er een regionale (start)bijeenkomst over de aanpak van huiselijk geweld ondersteund of georganiseerd worden. Voor het verkrijgen van maatschappelijke en politieke aandacht kan relevant onderzoek een aanknopingspunt van publiciteit zijn. Bovendien is het een optie om het onderwerp in speeches of interviews van politici te laten komen. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van publicaties in de bladen en nieuwsbrieven van de eigen organisatie. Verder behoren publicaties in de vakpers, huis-aan-huisbladen en uitgaven van intermediairs tot de mogelijkheden. e Communicatiemiddelen In deze paragraaf wordt beschreven welke communicatiemiddelen worden gebruikt. Bij communicatiemiddelen kan, naast bovengenoemde, ook nog gedacht worden aan: Brochures Er kan gekozen worden voor de vervaardiging van brochures. Met dit foldermateriaal kunnen belangstellenden geïnformeerd worden over het project ‘Aanpak huiselijk geweld’, of een onderdeel daarvan.
15
16
Bijeenkomsten Bijeenkomsten zijn zeer geschikt om de samenwerkingsverbanden tussen intermediairs in de regio te versterken en kennisuitwisseling te bevorderen. Bijkomsten kunnen het belang van een gezamenlijke inspanning benadrukken en bieden de gelegenheid om tot nieuwe inzichten en ideeën te komen. Internetsite Een internetsite kan een goed middel zijn om een permanente uitwisseling van kennis en ervaring op het terrein van de aanpak van huiselijk geweld mogelijk te maken. Bedenk wel dat een site deels afhankelijk is van de bekendheid, actualiteit, toegankelijkheid en de bruikbaarheid van de geboden informatie. Digitale communicatie Internet gaat uit van ‘haalinformatie’. Kennisuitwisseling is bij het project ‘Aanpak huiselijk geweld’ van groot belang. Via digitale communicatie kunnen alle betrokkenen snel van informatie worden voorzien. Met behulp van e-mail kunnen intermediairs bijvoorbeeld direct geïnformeerd worden over beleidswijzigingen, onderzoeken etc. f Organisatie van de communicatie Deze paragraaf vermeldt wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het communicatieplan. Een projectorganisatie ‘Aanpak huiselijk geweld’ kan de coördinatie van de voorlichtingsmiddelen en het generen van free publicity zelf voor haar rekening nemen. Er kan ook menskracht voor ingehuurd worden. In deze paragraaf wordt tevens beschreven welk budget er per voorlichtingsmiddel beschikbaar is. Daarbij dient rekening gehouden te worden met toekomstige kosten, bijvoorbeeld voor het actualiseren van de informatie en het eventueel bij laten drukken van foldermateriaal. Ten slotte wordt in deze paragraaf een planning gepresenteerd. Deze planning geeft aan wanneer het communicatieplan in werking treedt en welke opeenvolgende stappen genomen zullen worden. 2.2.3 a – – – – – –
Overtuigen van de politiek
Geef informatie over de problematiek Geef inzicht in de (geschatte) omvang en de (emotionele) gevolgen voor slachtoffers Laat zien welke persoonlijke gevolgen huiselijk geweld heeft Geef aan welk (lichamelijk) letsel huiselijk geweld tot gevolg kan hebben Wijs op de indirecte gevolgen van huiselijk geweld Vestig de aandacht op de koppeling tussen directe en indirecte gevolgen Nodig raadsleden/statenleden of fracties uit voor een werkbezoek aan de projectorganisatie
Indien er geen cijfermateriaal voorhanden is over de aard en omvang van huiselijk geweld in uw gemeente/provincie, maak dan gebruik van de landelijke cijfers (zie ‘De feiten op een rij’, paragraaf 1.4).
Het opzetten van een project Aanpak huiselijk geweld
b Wijs op de noodzaak van een integrale aanpak Geef aan dat huiselijk geweld grondig aangepakt dient te worden en dat uit ervaring blijkt dat een integrale aanpak daartoe de beste weg is. Het is van groot belang dat alle betrokken organisaties van het begin af aan bij het project betrokken worden. Huiselijk geweld is bij uitstek een problematiek die alleen door gezamenlijke inspanning daadkrachtig kan worden aangepakt. Het is van groot belang dat alle betrokken organisaties op de hoogte zijn van elkaars werkzaamheden. Een kijkje nemen in de keuken van de ander kan in dit opzicht zeer verhelderend werken. Huiselijk geweld is niet alleen een probleem waar de hulpverlening mee te maken heeft, het is ook een veiligheidskwestie. Leg uit wat de opzet van een integraal plan Aanpak huiselijk geweld inhoudt en laat de voordelen ervan zien. Wijs op het gevaar van ad hoc oplossingen: lapmiddelen met veelal een beperkt rendement. Leg tevens uit dat een projectmatige aanpak van de problematiek gewenst is. Met een projectmatige aanpak wordt binnen een bepaalde periode met beperkte middelen naar een concreet omschreven doel toegewerkt, waarbij meerdere disciplines en onderdelen van betrokken organisaties worden ingezet. c Breng de aanpak van huiselijk geweld onder bij veiligheidszorg In Nederland zien we huiselijk geweld, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland, Canada en Nieuw-Zeeland, veelal als een hulpverleningsvraagstuk en niet als een veiligheidsprobleem. Dat betekent dat de meeste energie uitgaat naar de opvang en nazorg en niet naar preventie en signalering. Door huiselijk geweld als een veiligheidsprobleem te zien, is een effectievere aanpak mogelijk. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld ook de daders worden aangepakt. Bij deze vorm van geweld is een afgewogen en doelgerichte aanpak op het gebied van gezondheidsbeleid én veiligheidsbeleid noodzakelijk. Deze visie wordt in Nederland in toenemende mate onderschreven. Het geniet dan ook de voorkeur om de aanpak van huiselijk geweld in een zo vroeg mogelijke fase onder de noemer veiligheidszorg onder te brengen. Hierdoor kan het project breder worden getrokken dan bij gezondheidszorg of welzijn het geval zou zijn. 2.2.4
De denktank
Een goede manier om te beginnen met de aanpak van huiselijk geweld is het formeren van een denktank. De initiator moet in een zo’n vroeg mogelijk stadium de meest betrokken partijen zien te verenigen. Dit is voor het verkrijgen van politiek draagvlak absoluut een pré. Een denktank heeft in eerste instantie het doel om de aanzet te geven tot een discussie over huiselijk geweld. Vervolgens kan men – indien nodig – komen tot speerpunten voor een betere aanpak van de problematiek. a Deelnemende organisaties In de denktank horen thuis in ieder geval de belangrijkste organisaties die met de problematiek te maken hebben: de politie, justitie, hulpverlening, gemeente/provincie. Deelname van
17
18
deze partijen opent de deuren voor politiek draagvlak. Het is belangrijk om een stevige, invloedrijke denktank te hebben. Breng mensen samen die binnen hun organisatie een invloedrijke positie innemen. Wanneer zij met elkaar tot overeenstemming komen om de problematiek van huiselijk geweld aan te pakken, zal de politiek eerder geneigd zijn om middelen vrij te maken. Een denktank van gewicht, biedt tevens de garantie op een solide vervolgtraject. De organisaties zijn op deze manier op managementniveau betrokken. Zij kunnen in de projectgroep niet achterblijven, omdat ze hun medewerking in de voorbereidingsgroep hebben toegezegd. b Activiteiten De denktank brengt in kaart welke knelpunten er in de gemeente/provincie zijn bij de aanpak van huiselijk geweld. De denktank kijkt welke initiatieven er al worden genomen en waar zich eventuele hiaten bevinden. Deze analyse resulteert in een hoofdlijnenvoorstel, een notitie waarin een aantal speerpunten staat beschreven om de aanpak van huiselijk geweld te verbeteren. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: een verbeterde registratie, betere signalering/voorlichting, maatregelen op het vlak van de hulpverlening en een verbetering op het gebied van strafrechterlijk optreden. Per categorie worden tevens opties gegeven voor te treffen maatregelen. Het hoofdlijnenvoorstel vormt de uiteindelijke startnotitie waarin naast de knelpunten, aanbevelingen worden gedaan hoe deze op te lossen. Dit voorstel wordt voorgelegd aan de politiek. Die besluit vervolgens om wel of geen subsidie te verlenen aan een projectgroep die de voorstellen uit gaat werken en in beleid omzet. 2.2.5
Het opzetten van een projectorganisatie huiselijk geweld
a De projectcoördinator Als eerste moet een projectcoördinator worden aangesteld. De projectcoördinator vormt een belangrijke spil in het project. Hij is de ambassadeur van het project en het centrale coördinatie- en aanspreekpunt. Het is raadzaam om de projectcoördinator onder te brengen bij een gemeentelijke of provinciale organisatie. Deze neutrale organisatie zonder bepaald belang heeft bij de uitvoering van het project een regiefunctie. Voor de meeste instellingen vormt de aanpak van huiselijk geweld een te klein onderdeel van het werkaanbod om zo’n initiërende en coördinerende rol op zich te (kunnen) nemen. De functie van de projectcoördinator is essentieel voor de voortgang van het proces. Door voor deze functie een aantal uren vrij te maken, krijgt het project een goedlopende ‘motor’. Met andere woorden: de aanstelling van een projectcoördinator is een randvoorwaarde voor een goede aanpak van huiselijk geweld. Voorbeelden van taken van een projectcoördinator: – leiding geven aan het project – zorgdragen voor de afstemming en bewaking van de uit te voeren activiteiten
Het opzetten van een project Aanpak huiselijk geweld
– rapporteren, overleggen en zorgdragen voor afstemming met het dagelijks bestuur van betrokken gemeenten of provincies – implementeren van het project – pr- en voorlichting – verantwoordelijk voor het projectbudget – optreden als contactpersoon Een aantal voorwaarden voor het functioneren van de projectcoördinator: – duidelijkheid over taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden – het beschikken over een gegarandeerd minimum aan tijd, ten behoeve van de projectcoördinatie – moet deze functie minimaal een aantal jaren kunnen vervullen – moet een goed overzicht hebben over het gehele werkveld – het hebben van toegang tot en mogelijkheden voor het verzamelen, vastleggen, bewaren, verwerken, vermenigvuldigen, distribueren en presenteren van gegevens die van belang zijn voor het project en andere zaken – de beschikking hebben over een eigen projectbudget – ondersteuning krijgen van een projectsecretaris De kans is groot dat de projectgroep na verloop van tijd aanloopt tegen project-overstijgende problemen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan leemtes in de wet. Indien deze situatie zich voordoet, zoekt de projectcoördinator contact met landelijke instanties (bijvoorbeeld ministeries). Het aangeven van eventuele tekortkomingen die landelijk opgelost kunnen worden, heeft een signaalfunctie. Zeker wanneer deze geluiden door verscheidene gemeenten/provincies naar voren worden gebracht. b De projectsecretaris De projectsecretaris ondersteunt de projectcoördinator bij diens taken. Als enthousiaste aanjager vormt de projectsecretaris een onmiskenbare schakel in de continuïteit van het project. Hij ziet er op toe dat de vergaderingen plaatsvinden, dat er notulen gemaakt worden en dat de planning bewaakt wordt. Bovendien draagt de projectsecretaris er zorg voor dat de projectgroep niet voor de tweede keer het wiel hoeft uit te vinden, door informatieuitwisseling met andere initiatieven in het land. De projectsecretaris vormt de ‘ogen en oren’ van de projectgroep. Hij werkt stukken uit en ziet erop toe dat deze ook bij de leden van de projectgroep terecht komen. Daar waar zich problemen voordoen, bekijkt de projectsecretaris of er een oplossing voor kan worden aangedragen. Na het instellen van de verschillende deelprojecten, is de projectsecretaris de schakel tussen de werkgroepen en de projectgroep. De projectsecretaris heeft een goed zicht op de samenhang omdat bij hem al de lijntjes bij elkaar komen. Het is niet raadzaam om als projectsecretaris zelf actief aan een werkgroep deel te nemen. De hoofdtaken vergen een dusdanige arbeidsinvestering dat deelname aan een werkgroep hier afbreuk aan zou doen.
19
20
Om de voortgang en de snelheid in het project te houden, is een projectsecretaris onontbeerlijk. Hij springt in waar nodig. Voorbeelden van taken van een projectsecretaris: – secretariële ondersteuning van het projectbureau – bewaakt de planning – onderhoudt regelmatig contact met de projectcoördinator – moet een goed overzicht hebben over het gehele werkveld – voert werkgroepoverstijgende werkzaamheden uit – geeft ondersteuning bij de verwerking en rapportage onderzoeksresultaten – houdt contact met de leden van de projectgroep – houdt contact met andere initiatieven in het land Een aantal voorwaarden voor het functioneren van de projectsecretaris: – moet deze functie minimaal een aantal jaren kunnen vervullen – is zeer gedreven en betrokken – heeft overzicht over de stand van zaken c De projectgroep De uitvoering van de voorstellen van de denktank komt in handen te liggen van een brede projectgroep, waarin vertegenwoordigers van hulpverlenings-, dienstverlenings- en overheidsinstellingen participeren. Zij moeten allen op de een of andere manier met huiselijk geweld te maken hebben of in de nabije toekomst met dit onderwerp te maken krijgen. De projectgroep is de paraplu waaronder alle betrokken organisaties bijeenkomen. Het is van belang om een goede balans te vinden tussen de kwantiteit en de kwaliteit van de projectgroep. Zorg dat alle betrokken organisaties in de projectgroep vertegenwoordigd zijn, maar waak ervoor dat er niet teveel participanten zijn, zodat er een werkbare situatie blijft bestaan. De vertegenwoordigers kunnen het beste een functie in het middenmanagement van hun organisatie bekleden. Dit zorgt voor een directe lijn naar zowel de directie als de werkvloer van de organisatie. De gemeenschappelijke aanpak van huiselijk geweld blijkt in de praktijk een motiverende factor met zich mee te brengen. Een organisatie kan moeilijk als enige afhaken. Want daarmee kan de schijn gewekt worden dat deze geen, of onvoldoende waarde hecht aan de problematiek rond huiselijk geweld. Organisaties die in de projectgroep zitting kunnen nemen: Provincie Gemeenten Politie Openbaar Ministerie Slachtofferhulp Vrouwenopvang (Blijf van m’n Lijf) Algemeen Maatschappelijk Werk Zorgkantoor (ziektekostenverzekeraars)
Het opzetten van een project Aanpak huiselijk geweld
Ambulante hulpverlening Reclassering Daderhulpverlening Verslavingszorg GGD Vertegenwoordiging van huisartsen Riagg Telefonische hulpdienst Bureau Rechtshulp Raad voor de Kinderbescherming Advies en Meldpunt Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Thuiszorgorganisatie Patiënten en Consumenten organisatie(s) Migrantenorganisaties Subsidiegevers Samenwerkingsconvenant Bekrachtig de samenwerking met een overeenkomst die op directieniveau door alle belanghebbende partijen wordt ondertekend. In een samenwerkingsovereenkomst of samenwerkingsconvenant (zie hoofdstuk III van dit boek voor een voorbeeld) wordt een aantal zaken en verplichtingen nog eens duidelijk vastgelegd. Daarmee wordt bevestigd dat alle betrokken organisaties op één lijn zitten bij de bestrijding van huiselijk geweld. Het zijn de organisaties die de afgesproken verplichtingen aangaan, en niet individuele medewerkers. Zo wordt voorkomen dat het verloop van het project persoonsafhankelijk is. Het afsluiten van deze overeenkomst heeft nog een andere, belangrijke functie. Het betekent een duidelijke markering van de officiële start van het project. Door het officiële startschot door de directies te laten afvuren, leggen de organisaties zichzelf min of meer vast en voelen zich verbonden om het project samen tot een goed einde te brengen. Wat doet de projectgroep? Allereerst is het voor de projectgroep van belang te weten welk aanbod schuilgaat achter de verschillende organisaties. De doelmatigheid van de inspanningen kan worden vergroot, wanneer goed in beeld wordt gebracht wie wat voor aanbod levert op het gebied van de aanpak van huiselijk geweld. Dat gaat overlappingen tegen en biedt ruimte voor afstemming en/of samenwerking binnen en tussen de organisaties. Voorkom misverstanden door van tevoren duidelijke afspraken te maken over de te hanteren begrippen. Leer elkaars taal spreken! Daarna kan de projectgroep beginnen om de aanbeveling van de denktank om te zetten in een plan van aanpak (zie hoofdstuk III van dit boek). In dit plan worden de te treffen maatregelen uitgebreid beschreven.
21
22
De taken van de projectgroep op een rij: Taken van een projectgroep zijn: – de centrale regievoering van de aanpak van huiselijk geweld – het gezamenlijk ontwikkelen van instrumenten, bijvoorbeeld: a) voorlichtingsmateriaal b) enquêteformulieren c) aangifte- en incidentenformulieren d) protocollen (zie hoofdstuk III van dit boek voor voorbeelden) – het gezamenlijk opzetten en uitvoeren van activiteiten ter bevordering van de aanpak van huiselijk geweld zoals bijvoorbeeld het geven van voorlichting – het bieden van een kader voor overleg en uitwisseling van ervaringen tussen interne projectcoördinatoren – platform voor kwaliteitsbewaking en deskundigheidsbevordering – het levend houden van het onderwerp bij de participerende organisaties, bijvoorbeeld door het verstrekken van voortgangsrapportages (zie hoofdstuk 3 voor voorbeeld) – het evalueren en bijsturen van de verschillende deelprojecten – het beoordelen van plannen en het geven van advies over mogelijk te ondernemen stappen Na beëindiging van het project kan de projectgroep een vast organisatorisch onderdeel van de gemeente of provincie worden. Zo’n onderdeel kan diverse vormen hebben: – een periodiek overleg – een samenwerkingsverband waar gezamenlijk afspraken gemaakt worden – een vorm waarin uitwisseling van de aanwezige deskundigheid kan plaatsvinden 2.2.6
Het ontwikkelen van een plan van aanpak
Het is zaak te zorgen voor een helder plan van aanpak waar alle betrokken organisaties en de politiek mee in kunnen stemmen (zie hoofdstuk 3 van dit boek voor voorbeeld). Dit plan van aanpak moet de volgende punten bevatten: – de motieven voor het project (de samenvattende informatie over de problemen en achtergronden ) – schets van de huidige situatie (een nulmeting) – de doelstelling van het project – de begin- en einddatum van het project – beslismomenten en beslisser (wie is verantwoordelijk en wie is bevoegd) – de te ondernemen stappen en acties – de wijze waarop, wanneer en na welke stappen de organisatie geïnformeerd wordt over de voortgang van het project – met welk doel en door wie gegevens ten behoeve van het project worden verzameld en beheerd – de condities, randvoorwaarden – definities van het eindproduct – implementatietraject – financiële paragraaf
Het opzetten van een project Aanpak huiselijk geweld
Kenmerkend voor een projectmatige aanpak is dat in een vooraf bepaalde tijd, met specifiek voor dat doel beschikbaar gestelde middelen, duidelijk omschreven doelstellingen gerealiseerd worden. Er wordt gewerkt met een duidelijke fasering van activiteiten. Dit wil zeggen dat alleen de projectactiviteiten die noodzakelijk zijn om het gewenste resultaat te bereiken, in logische stappen worden gerangschikt. Dit alles wordt in het plan van aanpak opgenomen. Behalve de te treffen maatregelen, wordt per maatregel ook een beschrijving gegeven van het doel, de doelgroep en de participanten. Verder maakt het plan van aanpak onder meer melding van de verrichtingen, de tijdsplanning en de financiën. Het plan van aanpak heeft een ondersteunende functie ten behoeve van de activiteiten die gericht zijn op de fasering en beheersing van het project. Daarnaast geeft het plan de beslismomenten aan en de wijze waarop de diverse belanghebbende organisaties over de voortgang worden geïnformeerd. 2.2.7
De formele vaststelling van het plan van aanpak
De formele vaststelling van het plan van aanpak door de politiek is de laatste stap in de voorbereidende fase. Na vaststelling van het plan kan ook het personeel van de betrokken organisaties geïnformeerd worden. Dit kan via een voorlichtingsbijeenkomst of een artikel in het personeelsblad of in een circulaire. Met het oog op het ontwikkelen van draagvlak binnen de organisatie is het noodzaak om de organisatie van begin af aan en op vaste momenten te informeren over zaken zoals de cijfermatige informatie over huiselijk geweld, welke maatregelen getroffen worden, welke voortgang en resultaten geboekt worden. In de verdere beschrijving van het projectverloop zullen wij dit aspect steeds benadrukken. Nu het plan formeel is goedgekeurd, kan het omgezet worden in een beleidsplan. Hiermee gaat het project de tweede fase in: de beleidsfase. 2.3 2.3.1
Fase 2: de beleidsfase Het schrijven van een beleidsplan ‘Aanpak huiselijk geweld’
Na goedkeuring van het plan van aanpak, kan het beleidsplan worden opgesteld. In dit plan wordt de visie op huiselijk geweld van de gemeente/provincie, alsmede de uiteindelijk toe te passen maatregelen en middelen, vastgelegd. Het beleidsplan vormt het sluitstuk van de analyse van de problematiek rond huiselijk geweld. 1 De aanleiding In deze paragraaf worden de aanleiding, de motieven en de aanpak van het project beschreven. 2 De resultaten van het onderzoek naar huiselijk geweld Deze paragraaf beschrijft de resultaten van de gebruikte onderzoeksinstrumenten. Het geeft tevens de belangrijkste conclusies die daaruit moeten worden getrokken, aan. De gegevens van het onderzoek naar huiselijk geweld in de gemeente/provincie dienen als nulmeting. De effecten van de genomen maatregelen kunnen later afgemeten worden aan het verschil tussen de nul- en nameting.
23
24
3 Bepaal de uitgangspunten van de gemeente/provincie Deze paragraaf zet het nut en de noodzaak voor de aanpak van huiselijk geweld uiteen. 4 De te realiseren beleidsopgaven In deze paragraaf wordt aangegeven welke langere termijn doelen de projectgroep gaat stellen, voor het verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld, alsmede de prioriteiten daarin. Dit gebeurt op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar huiselijk geweld in de gemeente/provincie (of op basis van de landelijke cijfers). 5 De te realiseren maatregelen Deze paragraaf bevat een beschrijving van concrete maatregelen en middelen die nodig zijn, wil de gemeente/provincie de doelen van het beleidsplan realiseren. 6 Wie is verantwoordelijk voor de uitvoering en coördinatie? Deze paragraaf beschrijft de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de betrokkenen bij de uitvoering en de coördinatie van het beleidsplan ‘Aanpak huiselijk geweld’. 7 Welke middelen zijn beschikbaar? Deze paragraaf geeft aan welke financiële middelen en mensuren beschikbaar moeten zijn om de vastgestelde maatregelen voor de aanpak van huiselijk geweld te kunnen uitvoeren. Het is over het algemeen niet zo moeilijk om een financiële paragraaf te schrijven, het daadwerkelijk verkrijgen van de financiële middelen is een stuk lastiger. In hoofdstuk 3 van dit boek is een aantal instanties opgenomen die subsidies voor projecten huiselijk geweld zouden kunnen verstrekken. 8 Wanneer moeten de maatregelen zijn uitgevoerd? Deze paragraaf geeft de periode aan waarin de maatregelen dienen te zijn uitgevoerd. In de tijdsplanning moeten ook acties, beslismomenten, tussentijdse rapportages en evaluaties meegenomen worden. 9 De wijze van evaluatie De paragraaf geeft aan op welke wijze, op welke termijn en door wie de evaluatie uitgevoerd wordt. 2.4
Fase 3: de uitvoeringsfase
Na de goedkeuring van het beleidsplan door de politiek, kunnen de werkgroepen tot de uitvoering van de maatregelen overgaan. De uitvoeringsfase is ongetwijfeld de lastigste fase. Dan komt het aan op echt managen: ‘getting things done, through people’. 2.4.1
Het vaststellen van maatregelen en middelen
De uitkomsten van het onderzoek van de denktank hebben de knelpunten zichtbaar gemaakt. De projectgroep heeft voor deze knelpunten concrete maatregelen uitgedacht. De maatregelen kunnen doorgaans nooit allemaal direct uitgevoerd worden. Er zullen prioritei-
Het opzetten van een project Aanpak huiselijk geweld
ten moeten worden gesteld, wat betreft de te nemen maatregelen en de in te zetten middelen. Het stellen van prioriteiten wordt onder andere bepaald door: – de urgentie van het oplossen van bepaalde knelpunten – de mogelijkheden (middelen) die de projectgroep heeft om de knelpunten op te lossen – de ervaring die men heeft met de aanpak van een problematiek op projectbasis 2.4.2
De werkgroep
Wanneer besloten wordt om een van de knelpunten aan te pakken, formeert de projectgroep daarvoor een aparte werkgroep. De werkgroep neemt de daadwerkelijke uitvoering van de maatregel voor haar rekening. In de werkgroep worden alle direct betrokken organisaties samengebracht. Voor een zo compleet mogelijke aanpak moeten de werkgroepen elk een afzonderlijke samenstelling van participerende instellingen hebben. Zo zal bijvoorbeeld de protocollering van behandeling van huiselijk geweld door de politie voornamelijk op het bordje van de politieorganisatie terechtkomen. Terwijl hulpverleningsinstanties weer een trekkersrol zullen vervullen bij het opzetten van een advies- en meldpunt huiselijk geweld. Nederland is een multiculturele samenleving. Vermijd de fout om andere culturen bij de opzet van projecten onderbelicht te laten. Zet een project zo op dat ook deze groepen bereikt worden. Om inzicht te krijgen in de vragen en problemen die bij de andere culturen op het gebied van huiselijk geweld spelen, dienen zij in ieder geval vooraf geconsulteerd te worden over hun mogelijke inbreng. 2.4.3
Voorbeelden van werkgroepen (deelprojecten)
Inventarisatie cijfers Over de aard en omvang per provincie of gemeente is over het algemeen weinig bekend. De gegevens die beschikbaar zijn, vormen hierbij stukjes van een puzzel, die niet goed op elkaar aansluiten. Een van de redenen hiervoor is dat de verschillende instanties een registratiewijze hebben gebaseerd op hun eigen doelstellingen. Door een eenduidig registratiesyteem voor huiselijk geweld te realiseren, kan de aard en omvang van de problematiek in kaart worden gebracht. Daarnaast kunnen, door jaarlijks de cijfers van betrokken instanties te inventariseren, analyseren en vergelijken, de ontwikkelingen en effecten van het beleid worden getoetst. Publiekscampagne Huiselijk geweld wordt in eerste instantie opgemerkt door niet-professionals, zoals buren en familie. Maar zij weten vaak niet hoe ze hiermee om moeten gaan. Enkele veel voorkomende vragen zijn: Zal ik er wat van zeggen? Mag of wil ik wel ingrijpen? Kan ik het ergens melden? Bekend is dat, wanneer signalen van huiselijk geweld in een vroeg stadium worden opgemerkt, herhaling vaak kan worden voorkomen. Gekozen kan worden voor een algemene voorlichtingscampagne, gericht op de bevolking. Hiermee wordt de discussie over huiselijk geweld aangezwengeld, zodat signalen van huiselijk geweld in een vroeg stadium worden opgemerkt en gemeld. De publiekscampagne moet
25
26
de bewustwording verhogen, de bereidheid om huiselijk geweld te melden vergroten en tot slot een houdingsverandering onder de bevolking bewerkstelligen. Zorg ervoor dat de publiekscampagne pas start op het moment dat een aantal andere actiepunten al in werk is gesteld. Een publiekscampagne kan heel wat losmaken. Daar moet adequaat op gereageerd kunnen worden. Zo moeten bijvoorbeeld de beroepsgroepen die met de gevolgen van huiselijk geweld te maken krijgen inmiddels getraind zijn en moet het eventuele meldpunt huiselijk geweld bemand zijn. Voorlichting en training beroepsbeoefenaars/deskundigheidsbevordering Hoe herken je fysiek en emotioneel geweld, verwaarlozing en mishandeling in huiselijke kring van vrouwen, kinderen en ouderen? En wat kun je eraan doen? Deze vragen kunnen de basis vormen voor een gerichte training aan beroepsgroepen. Dit zijn de zogenaamde intermediairs, zoals huisartsen, jeugdartsen, onderwijzend personeel, politieagenten, medewerkers thuiszorg, kinderopvang, welzijnswerk, ziekenhuizen, RIAGG-medewerkers, advocaten, rechtelijke macht en medewerkers algemeen maatschappelijk werk. De beroepsbeoefenaars zullen als resultaat van een dergelijke training eerder en beter in staat zijn huiselijk geweld te signaleren, de signalen goed te interpreteren en in staat zijn te beoordelen welke stappen zij vervolgens moeten nemen. Advies- en meldpunt huiselijk geweld Tussen de verschillende vormen van huiselijk geweld bestaat een duidelijke samenhang. Bijvoorbeeld: vrouwenmishandeling is een indicatie dat tevens kindermishandeling zich voordoet. Een advies- en meldpunt voor de verschillende vormen van huiselijk geweld biedt een goede mogelijkheid tot de integrale aanpak ervan. Er kan besloten worden tot een samenwerking van het integrale advies- en meldpunt en de reeds bestaande meldpunten voor seksueel geweld, ouderenmishandeling en kindermishandeling (indien deze aanwezig zijn). Door de krachtenbundeling van de verschillende partijen ontstaat een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het meldpunt en is onderlinge afstemming over vraagstukken inzake huiselijk geweld beter mogelijk. Cursussen voor daders Denk, behalve aan de slachtoffers van huiselijk geweld, ook aan de daders. Zo kan bijvoorbeeld een vrijwillige cursus ‘omgaan met agressie’ worden opgezet voor mannen die hun partner slaan en er niet in slagen (binnen hun partnerrelatie) op een andere manier om te gaan met conflicten en frustraties. Daarnaast kan in samenwerking met de Reclassering een verplichte cursus voor daders worden opgezet, die door de rechter kan worden opgelegd. Bedoeling van de training moet zijn dat de dader zijn/haar probleem erkent en herkent en zo leert om te gaan met eigen (en andermans) agressie. Zelfhulpgroepen Slachtoffers van huiselijk geweld en ook ex-slachtoffers hebben behoefte aan opvang en begeleiding door mensen die hun ervaringen delen. Mensen die een luisterend oor bieden, ondersteuning geven bij het oplossen van problemen en helpen bij het verwerken van de ervaringen. In samenwerking met bijvoorbeeld het Blijf van m’n Lijfhuis, Slachtofferhulp of algemeen maatschappelijk werk kan een zelfhulpgroep worden opgezet.
Het opzetten van een project Aanpak huiselijk geweld
Protocollering behandeling huiselijk geweld Huiselijk geweld kent vele verschillende uitingsvormen en is daardoor vaak moeilijk te signaleren. En indien er sprake is van huiselijk geweld: hoe handel je dan als politieagent? Hoe waarborg je de veiligheid van het slachtoffer? Doel is om een procesbeschrijving voor de behandeling van huiselijk geweld door de basisteams van de politie en een protocol voor de verder strafrechterlijke aanpak op te zetten. Een aantal politiekorpsen in Nederland werkt al met een protocol. Dit protocol heeft als uitgangspunt dat incidenten, signalen of meldingen van huiselijk geweld serieus moeten worden genomen en volgens vaste afspraken worden behandeld. Namelijk: Ask: Believe: Call: Document: Ensure safety: Follow:
stel vragen, oordeel niet; neem het verhaal serieus; bel voor ondersteuning van het slachtoffer (familie, vrienden en/of medische hulp) en spreek de dader aan op zijn gedrag; leg het verhaal vast; bespreek en waarborg zoveel mogelijk de veiligheid van het slachtoffer; verwijs door (intern of extern) als de situatie daartoe aanleiding geeft.
Justitie en Reclassering hebben hun protocollen op het politieprotocol aangepast. Juridische hulp Slachtoffers van huiselijk geweld hebben behoefte aan adequate ondersteuning bij het doen van aangifte en bij de eventuele verdere rechtsgang. Deze ondersteuning kan gerealiseerd worden door een rechtsbijstandsteam huiselijk geweld op te zetten, waarin participeren de sociale advocatuur, hulpverleningsinstanties, justitie en politie. Slachtoffers krijgen hierdoor inzicht in de juridische consequenties van melding en aangifte. De werkgroepen rapporteren naar de projectgroep. 2.5 2.5.1
Fase 4: de evaluatiefase Voordelen van evalueren
Evaluatie van de maatregelen is nodig om, waar mogelijk, bij te sturen en te leren van gemaakte fouten. Vaak denkt men pas helemaal aan het eind van het traject, als de maatregelen al uitgevoerd zijn, aan evaluatie. Het verdient ten zeerste aanbeveling om de evaluatie in te bedden in de planning van het project, en wel in een zo vroeg mogelijk stadium. Tijdens het onderzoek naar huiselijk geweld in de regio wordt informatie verzameld die dienst kan doen als zogenaamde nul- of voormeting. Deze gegevens kunnen later afgezet worden tegen de gegevens die in de loop van het project zijn verzameld. Ten behoeve van de evaluatiefase worden vooraf concrete doelen voor de aanpak van huiselijk geweld geformuleerd. Dit gebeurt op basis van de gehouden onderzoeken. De doelen dienen vertaald te worden in concrete, meetbare begrippen. Doelen waarvan niet gemeten kan worden of en in hoeverre zij gehaald zijn, kunnen immers niet geëvalueerd worden. Voor
27
28
de effectevaluatie is de zogeheten doel-middelenketen van belang, omdat het effect van het project uiteindelijk afgemeten dient te worden aan de mate waarin het hoofddoel is bereikt. 2.5.2
Een voorbeeld
Als hoofddoelstelling kan geformuleerd worden: het ontwikkelen van een integrale aanpak van huiselijk geweld. Subdoelen moeten echter concreet omschreven worden: Verbeteringen op de terreinen: – registratie, – voorlichting/signalering, – hulpverlening en – strafrechtelijk optreden. Naast een omschrijving van de doelen moeten worden aangegeven welk (getalsmatig) resultaat wordt nagestreefd, in welke periode en voor welke doelgroep. De uiteindelijk evaluatie kan door de werkgroep worden gedaan, maar ook door een onderzoeksafdeling van de betrokken organisaties of een extern bureau. Als middelen kunnen geformuleerd worden: – Voorlichtingsbijeenkomsten voor de medewerkers van betrokken organisaties over huiselijk geweld – Serie artikelen in het personeelsblad over incidenten, ervaringen en te volgen procedures – Een regelmatige rapportage van de geregistreerde resultaten De resultaten kunnen als volgt gemeten worden: – ontwikkeling in de registratiecijfers – jaarenquête bij a-selecte groep medewerkers van betrokken organisaties over bekendheid en ervaringen met de procedures rond huiselijk geweld. Op grond van de evaluatie wordt, indien noodzakelijk, de beleidsopgave bijgesteld, een nieuwe beleidsopgave geformuleerd en een beleidsplan voor het volgende jaar opgesteld. Het is belangrijk om in een vroeg stadium de evaluatievorm vast te stellen. Voor een procesevaluatie zijn vaak andere methoden vereist dan voor een effectevaluatie.
3
Het werkboek
3.1
Financiële middelen
Het is van belang om eigen budget te creëren voor uw project. Een groot deel van dit budget zal voor rekening komen van de betrokken organisaties (provincie, gemeente etc.) Voor externe financiering kan een aanvraag worden ingediend bij subsidie-verstrekkende instanties. Deze instanties bieden over het algemeen slechts aanvullende financiering. Van de aanvrager verwachten zij een begroting waaruit ook de eigen financiële inspanning blijkt. Veiligheidsbeleid komt vaak tot stand door samenwerking tussen verschillende partners. Deze partners kunnen ook financieel participeren door budget of mankracht beschikbaar te stellen. Daarnaast dient de creativiteit te worden aangewend. Er zijn meer subsidies beschikbaar dan velen op voorhand zullen denken. Het is mogelijk om diverse gelden tegelijkertijd bij meerdere instanties aan te vragen. Het is aan te raden om de potentiële subsidieverstrekkers daar duidelijkheid over te verschaffen. Dit kan bijvoorbeeld door een ‘concept-begroting’ bij te voegen met daarop onder andere de overige bijdragen die zijn aangevraagd, aan te geven. Hieronder volgt een lijst van subsidiegevers Het ILV en de Subsidiewijzer voor Veiligheid Het Informatiepunt Lokale Veiligheid (ILV) is een samenwerkingsverband van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie. Doel van het ILV is het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van lokaal veiligheidsbeleid. Het ILV: – verzamelt, ontsluit en stelt informatie ter beschikking op het gebied van lokaal veiligheidsbeleid; – signaleert ontwikkelingen in de praktijk; – coördineert en initiëert het totstandkomen van publicaties en conferenties. Het informatiepunt staat open voor vragen van gemeenten, politie en openbaar ministerie. Ook andere instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de lokale veiligheid kunnen van het ILV gebruik maken. Wie op zoek is naar externe financiering voor projecten op het gebied van veiligheid, kan ILV’s Subsidiewijzer voor Veiligheid raadplegen. De subsidiewijzer geeft inzicht waar projecten terecht kunnen voor gelden - of informatie daarover - voor het voeren van veiligheidsbeleid. Het ILV is te bereiken bij: Telefoon: 070 - 373 83 38 (maandag tot en met vrijdag 9.00-12.30 en 13.30-17.00) Fax: 070 - 363 56 82 Postadres: Informatiepunt Lokale Veiligheid, Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Internet: www.ilv.nl
31
32
Subsidieregelingen Over het algemeen lopen subsidiegelden via de ministeries. Voor het veiligheidsbeleid zijn dit in eerste instantie de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (www.minbzk.nl) en van Justitie (www.minjust.nl). Dit is echter geen regel en zeker voor deelaspecten van projecten ter vergroting van de veiligheid kan bij andere ministeries een aanvraag ingediend worden. Meer informatie over de aanvragen van subsidie van het ministerie van Justitie is te verkrijgen bij: Ministerie van Justitie, Sector criminaliteitspreventie en slachtofferzorg. Telefoon: 070 - 370 69 89 Fax: 070 - 370 72 50 Meer informatie over de aanvragen van subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is te verkrijgen bij: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Telefoon 070 - 426 64 26 Fax 070 - 363 91 53 Internet: http://www.minbzk.nl/ E-mail:
[email protected] Provinciale bijdragen Diverse provincies bieden ondersteuning bij de ontwikkeling en uitvoering van lokaal veiligheidsbeleid. Daartoe zijn in een aantal provincies ook financiële regelingen opgesteld. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die de provincies bieden, dient contact opgenomen te worden met de betrokken provincie. Europese subsidies Het Informatiepunt Europa en Internationale Samenwerking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten kan antwoord geven op vragen over subsidiegelden van de Europese Unie. Telefoon : 070 - 373 88 48 Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eveneens veel kennis op het gebied van Europese gelden aanwezig. Veel van de regelingen van de EU lopen via dit ministerie. Telefoon 070 - 426 64 26
Het werkboek
Fondsen Stichting Jeugd Fonds (Jantje Beton) Jantje Beton heeft als doel het verstrekken van financiële steun in de vorm van eenmalige bijdragen voor bestaand jeugdwerk, stimuleringsprojecten en nieuwe initiatieven op het gebied van de leef- en speelruimte van het jonge kind. Jantje Beton ondersteunt projecten die kinderen uitzicht op een goede toekomst bieden. Dat kunnen preventieprojecten zijn, die er voor zorgen dat kinderen niet ontsporen. Maar ook participatieprojecten, waarbij kinderen zelf meebeslissen over een project. Voor het indienen van een steunaanvraag of nadere informatie kan contact worden opgenomen met: Stichting Jeugd Fonds (Jantje Beton) Tel: 030 - 244 70 00 Fax: 030 - 244 48 57 Postadres: Postbus 85233, 3508 AE Utrecht Bezoekadres: Cartesiusweg 23, 3534 BA Utrecht Internet: www.jantje-beton.nl Juliana Welzijn Fonds Organisaties kunnen een beroep doen op het Juliana Welzijn Fonds voor financiële ondersteuning van projecten op het gebied van maatschappelijk welzijn. Het Juliana Welzijn Fonds vindt het belangrijk dat mensen zelfstandig zijn en blijven, dat zij zich kunnen redden in de samenleving en dat ze erbij horen. Het Juliana Welzijn Fonds steunt graag nieuwe methoden en vernieuwende activiteiten met een (start)bijdrage. U kunt een verzoek voor financiële ondersteuning indienen voor alle tijdelijke steun die uw organisatie nodig heeft om goed of beter te functioneren. Dat kan gaan om tijdelijk (extra) personeel, de start van nieuwe activiteiten, deskundigheidsbevordering, de aankoop van een pand of de inrichting van een ruimte. Voor een project kunnen verscheidene aanvragen worden ingediend. Waar nodig en mogelijk helpt het Fonds organisaties om te komen tot een goede aanvraag. Voor informatie over aanvragen: Het Juliana Welzijn Fonds is op alle werkdagen bereikbaar van 9.00 tot 17.00 uur. Telefoon: 030 - 656 45 24 Fax: 030 - 656 22 04 Postadres: Postbus 90, 3980 CB Bunnik Bezoekadres: J.F. Kennedylaan 101, 3981 GB Bunnik Internet: www.jwf.nl De Stichting Kinderpostzegels Nederland De Stichting Kinderpostzegels Nederland financiert ieder jaar meer dan 1.000 projecten voor groepen kwetsbare kinderen in Nederland en in het buitenland. Kinderen die afhankelijk zijn
33
34
van jeugdhulpverlening of de kinderbescherming omdat ze slachtoffer zijn van geweld, uitbuiting of discriminatie. Het betreft voornamelijk initiatieven van lokale organisaties die in de dagelijkse praktijk te maken hebben met deze problemen van kinderen. Belangrijke overwegingen om een project voor kinderen te financieren zijn o.a. • De mogelijkheid tot integratie: kinderen in een achterstandspositie moeten de kans hebben om samen met andere kinderen te spelen, te leren en op te groeien • Korte en krachtige hulpverlening: de periode van hulpverlening is zo kort mogelijk; projecten moeten er op gericht zijn om kinderen, zodra het kan ook weer los te laten, om zo hun zelfstandigheid en zelfredzaamheid te stimuleren • Beginnen bij het begin: des te eerder er hulp wordt gegeven aan kinderen in een achterstandsituatie, des te groter de kans op succes • Dicht bij huis: de projecten zijn er bij voorkeur op gericht om de problemen van kinderen in hun eigen leefomgeving op te lossen, bijvoorbeeld thuis, op school of in de buurt van het kind • Financieel beleid: het project moet na verloop van tijd op eigen benen kunnen staan Aanvragen voor een donatie kunnen gericht worden aan: Stichting Kinderpostzegels Nederland Afdeling Verdeling Schipholweg 73/75 2316 ZL Leiden Stichting VSB Fonds Het VSB Fonds richt zich bij voorkeur op projecten en activiteiten die voor een brede laag van de samenleving van belang zijn. Het fonds kiest voor projecten met brede maatschappelijke doelstellingen en hecht grote waarde aan aspecten die een evenwichtige samenleving bevorderen. Een samenleving waaraan zoveel mogelijk mensen een actieve bijdrage leveren en die mogelijkheden tot ontwikkeling en ontplooiing biedt. Het fonds staat ook open voor projecten die verscheidene jaren financiële ondersteuning nodig hebben. Er is geen maximum gesteld aan het bedrag dat kan worden aangevraagd. Maar het VSB Fonds financiert zelden een project in zijn geheel. Aanvragen voor een donatie moeten schriftelijk worden ingediend door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier. Voor meer informatie: De afdeling Voorlichting en Communicatie Telefoon: 030 - 257 68 54 / 77 Aanvragen voor een donatie kunnen worden ingediend bij: Stichting VSB Fonds Projectadministratie Postbus 16 3500 AA Utrecht
Het werkboek
Het Fondsenboek Bovengenoemde fondsen zijn slechts een greep uit het totale aanbod. Alle fondsen die in Nederland bekend zijn, staan vermeld in het fondsenboek met daarbij een beschrijving van het doel, het soort projecten waaraan de fondsbeheerder (meestal een stichting) middelen verstrekt en de hoogte van de verstrekte bedragen. Het Fondsenboek is in boekvorm of als Fondsendisk te bestellen bij: FIN - Vereniging van Fondsen in Nederland Jan van Nassaustraat 102 2596 BW ’s Gravenhage Telefoon : 070 - 326 27 53 Fax : 070 - 326 22 29 E-mail :
[email protected] Prijzen Naast de externe financiering via subsidies en fondsen, kan ook geld worden ‘verdiend’ door uw project aan te melden voor een prijs. In het algemeen gaat het dan om prijzen voor lopende projecten (en dus niet om de laatste financiering rond te krijgen). Het inzenden van uw project voor een veiligheidsprijs kan een stimulans voor velen zijn. In de eerste plaats voor de mensen en organisaties die aan het project deelnemen. Daarnaast is het nuttig voor mensen die als ‘gebruiker’ in aanraking komen met het beleid: de burgers. Mocht het project daadwerkelijk in de prijzen vallen, dan geldt het vorige nog eens extra sterk. Met het geldbedrag dat meestal aan prijzen verbonden is, kan een extra investering worden gedaan. Het winnen van een prijs kan ook enthousiasme voor uw project opleveren. Een stimulans voor andere partijen, privaat of publiek, om ook extra in het project te investeren. Voorbeelden van prijzen zijn: Hein Roethofprijs Sinds 1987 wordt jaarlijks door het ministerie van Justitie de Hein Roethofprijs uitgereikt aan het beste preventieproject. Uit de inzendingen van succesvolle Nederlandse projecten ter preventie van criminaliteit selecteert een jury veelal vijf genomineerden, uit wier midden de uiteindelijke winnaar wordt gekozen. De uiteindelijke winnaar ontvangt f 40.000,-, de overige genomineerden gaan met f 10.000,- naar huis. Daarbij komt dat twee van de vijf genomineerden worden aangemeld voor de European Crime Prevention Award. Een project moet aan zes criteria voldoen om in aanmerking te komen voor een prijs: – het project moet zich richten op het voorkomen van criminaliteit; – de oplossing voor het probleem moet in ‘eigen kring’ - dat wil zeggen binnen bijvoorbeeld de eigen organisatie, wijk of vereniging - worden gezocht; – met het project moeten in de praktijk concrete resultaten zijn geboekt; – het project moet elders toepasbaar zijn; – de leefbaarheid van de (woon)omgeving mag door de genomen maatregelen niet zijn aangetast; – het project moet voldoende originele elementen bevatten.
35
36
Een uitgebreid overzicht van de spelregels is verkrijgbaar bij: Redactie van SEC Telefoon: 070 - 370 65 42 Inschrijvingen: Postadres: Secretariaat Hein Roethofprijs, kamer H 1512, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Nachtwacht - Onderscheiding De Nachtwacht-Onderscheiding is een initiatief van Arthur Andersen Business Consulting dat wordt ondersteund door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In 1999 is de onderscheiding voor het eerst uitgereikt. De Nachtwacht-Onderscheiding wordt jaarlijks uitgereikt aan het samenwerkingsverband dat op het gebied van veiligheid een meesterwerk mag worden genoemd. De doelen van de instelling van de Nachtwacht-Onderscheiding zijn: a meer aandacht besteden aan samenwerking en b voorbeelden van effectieve samenwerking aan veiligheid voor het voetlicht brengen. De voorwaarden voor deelname aan de Nachtwacht-Onderscheiding luiden: – de deelnemende Nederlandse publieke organisatie dient samen te werken met één of meer andere binnenlandse of buitenlandse publieke en/of private organisatie(s); – het samenwerkingsverband moet zich richten op het verbeteren van de veiligheid; – de deelnemende organisaties dienen toestemming te verlenen om de schriftelijk gerapporteerde werkwijze en de resultaten te laten toetsen en deze te mogen publiceren. Voor meer informatie: Arthur Andersen - Business Consulting Telefoon: 010 - 880 14 00 Fax: 010 – 880 16 01 Postadres: Postbus 4506, 3006 AM Rotterdam
Het werkboek
3.2
Voorbeeld van een convenant
37
Convenant inzake Provinciaal beleidskader van de Provincie Zeeland ‘De Vrijblijvendheid voorbij’ 1999-2003
1] Gelet op het door het College van Procureurs Generaal in samenwerking met het ministerie van Justitie te ontwikkelen en landelijk in te voeren ‘protocol huiselijk geweld’ zal het openbaar ministerie in het arrondissement Middelburg lokaal invulling gaan geven aan dit onderwerp. Het ligt in de rede dat in dat kader aansluiting wordt gezocht bij het convenant ‘de vrijblijvendheid voorbij’. eerdergenoemd protocol is op het moment van het schrijven van deze voetnoot – 31 augustus 2000 – nog niet beschikbaar.
Partijen 1
Vertegenwoordigd door
Stichting het Klaverblad Zeeland
.............................
Politieregio Zeeland
.............................
Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland
.............................
Districts Huisartsen Vereniging
.............................
Stichting Slachtofferhulp Zeeland en Stichting Centrum voor Telefonische Hulpverlening
.............................
Emergis, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg
.............................
Stichting Artemis, buro voor vrouwenhulpverlening
.............................
Stichting Blijf van m’n Lijf Zeeland
.............................
Stichting Ambulante Fiom Regionaal Buro Zeeland
.............................
De Raden van Bestuur van de Zeeuwse Ziekenhuizen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Algemeen Maatschappelijk Werk ZeeuwschVlaanderen, Walcheren en Oosterschelderegio
.............................
Reclassering Nederland Arrondissement Middelburg
.............................
Zorgkantoor Zeeland
.............................
Gemeenten Oosterschelderegio
.............................
Gemeenten regio Zeeuwsch-Vlaanderen
.............................
Gemeenten regio Walcheren
.............................
Provincie Zeeland
.............................
38
Handelend ter uitvoering van het besluit van Provinciale Staten van Zeeland d.d. 12 maart 1999 Overwegende Dat zij op basis van gemeenschappelijke geformuleerde uitgangspunten, afspraken willen maken over inspanningen van en samenwerking tussen partijen en/of sectoren om seksueel en/of relationeel geweld te voorkomen en/of gevolgen ervan aan te pakken; Dat zij in gezamenlijk overleg zijn gekomen tot de opstelling van het provinciaal beleidskader ‘De Vrijblijvendheid voorbij’, zoals gehecht aan dit convenant; Dat zij zich als direct betrokkenen bij het provinciaal beleidskader ‘De vrijblijvendheid voorbij’ willen committeren aan de uitvoering van de afspraken en actiepunten uit dit beleidskader; Dat dit commitment niet beoogt rechtsgevolgen in het leven te roepen, waarover bij geschillen het oordeel van de burgerlijke rechter kan worden ingeroepen; Verbinden zich jegens elkaar tot het volgende: 1 Partners zullen hun bevoegdheden uitoefenen in overeenstemming met de uitgangspunten, doelstellingen en actiepunten van het beleidskader ‘De Vrijblijvendheid voorbij’ 1999-2003. 2 Van het gestelde onder 1. zullen partijen niet afwijken dan om dringende redenen en na overleg met de overige partijen betrokken bij het beleidskader ‘De Vrijblijvendheid voorbij’, waarbij het principe voorop blijft staan, dat de met het beleidskader ‘De Vrijblijvendheid voorbij’ beoogde afstemming ook bij die afwijking leidraad blijft. 3 In het geval bedoeld onder 2. zullen partijen met elkaar in ieder geval overleggen welke gevolgen de afwijking heeft voor (elementen van) het beleidskader ‘De Vrijblijvendheid voorbij’ en bezien of er aanleiding is tot tussentijdse bijstelling daarvan en in het bevestigend geval die bijstelling formuleren. 4 Partijen laten zich bijstaan door twee adviseurs en een waarnemer respectievelijk een stafmedewerker zorg van Stichting Scoop, een inspecteur voor de gezondheidszorg voor Noord-Brabant en Zeeland en de secretaris van het Provinciaal Samenwerkingsverband Jeugdhulpverlening Zeeland. 5 Ter effectuering van de uitvoering van het beleidskader en het hierboven vermelde wordt in stand gehouden de stuurgroep ‘De Vrijblijvendheid voorbij’, waarin zijn vertegenwoordigd de patiënten- en consumentenorganisatie, de gemeenten, het zorgkantoor, politie Zeeland, reclassering, de zorgaanbieders en de provincie. Deze stuurgroep heeft mede tot taak de evaluatie van de uitvoering en werking van dit convenant, welke evaluatie jaarlijks schriftelijk en voor het eerst uiterlijk 1 februari 2000 zal plaatsvinden. 6 Partijen zullen zich ook inspannen om partijen buiten de stuurgroep, die direct of indirect te maken hebben met de gevolgen van dit beleidskader, te conformeren aan de afspraken gemaakt in dit beleidskader.
Het werkboek
7 Dit convenant wordt gesloten voor een bepaalde tijd, welke overeenkomt met de looptijd van het beleidskader ‘De Vrijblijvendheid voorbij’ 1999-2003. Het convenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle partijen. Aldus overeengekomen,
3.3
Voorbeeld van een plan van aanpak
Project een VeiligHuis Aanleiding Op initiatief van Vrouwenopvang Utrecht en de politie Utrecht is in januari 1998, met de aanstelling van een projectleider, het project een VeiligHuis van start gegaan. In 1 2 3 4
het Utrechtse preventieproject worden vier fasen onderscheiden: De voorbereidingsfase De uitvoeringsfase De evaluatiefase De implementatiefase
De voorbereidingsfase heeft plaatsgevonden in de periode januari-juli 1998. In deze periode vond een brede oriëntatie plaats. Er zijn in Utrecht gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van wijkwelzijnsorganisaties, stedelijke en landelijke (hulpverlenings)instellingen en met de politie Utrecht. Ook is informatie uitgewisseld met en materiaal verzameld van (preventie) projecten in Leiden, Amsterdam, Rotterdam, Assen, Apeldoorn en Zwolle. Een aantal van deze projecten bevindt zich in de pilotfase, waarin methodieken worden ontwikkeld en door middel van verslaglegging de effecten worden beschreven. Om niet opnieuw het wiel uit te vinden, zal het preventieproject in Utrecht aansluiting zoeken bij de verschillende ontwikkelingen elders. Ook zal gebruik gemaakt worden van de opgedane ervaringen in den lande. Inleiding Eén op de vijf vrouwen is ooit in een relatie met een mannelijke partner geconfronteerd met eenzijdig geweld. Van deze vrouwen heeft bijna de helft licht geweld meegemaakt, ruim de helft heeft herhaald en ernstige vormen van geweld meegemaakt (R.G. Römkens, 1989). Een relatief klein deel van deze vrouwen doet, wanneer het geweld herhaaldelijk heeft plaatsgevonden en veelal nadat het is geëscaleerd, een beroep op de vrouwenopvang. Geconstateerd kan worden dat goede opvang alleen niet voldoende is in de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Niet in de laatste plaats omdat het vaak jaren kan duren voordat vrouwen besluiten het geweld, soms tijdelijk, te doorbreken door naar een opvangvoorziening te vluchten. Om tot een integrale aanpak te komen zal er naast opvang ook aandacht besteed moeten worden aan het voorkomen van het ontstaan van geweld en het voorkomen van herhaling van geweld.
39
40
Een van de problemen bij het bestrijden van vrouwenmishandeling is dat dit geweld zich in de privésfeer afspeelt. Dit maakt dat hulpverleners en politie als ook de directe omgeving zich in de regel terughoudend opstellen. De hulpvraag waarmee mishandelde vrouwen zich aandienen bij de ambulante hulpverlening of bij de politie is in eerste instantie gericht op het beëindigen van het geweld. Zij willen de relatie vaak niet beëindigen. Doelstelling De achterliggende gedachte achter dit projectvoorstel is dat de bestrijding van vrouwenmishandeling een maatschappelijke verantwoordelijkheid is die breed gedragen moet worden. Evenals bij seksueel geweld en incest heeft naast - het individu en haar directe omgeving - ook de samenleving tot taak deze vorm van geweldstoepassing tegen te gaan. Project een VeiligHuis heeft tot doel een integraal, doelgericht multicultureel preventie- en zorgbeleid rond geweld tegen vrouwen op te zetten voor de stad Utrecht. In dit project zijn vroegtijdige signalering, stoppen van mishandeling en voorkomen van herhaling van het geweld, normstellend handelen naar daders, gedegen eerste opvang en gerichte verwijzing aan slachtoffers, alsmede het vergroten van de weerbaarheid van vrouwen sleutelbegrippen. Niet alleen vrouwen, maar ook kinderen raken beschadigd door ervaringen met vrouwenmishandeling. Beschadigingen die van invloed zijn op het verdere leven van deze kinderen, daarom zal in het project ook aandacht uitgaan naar de doelgroep kinderen. Opbouw van het projectvoorstel Om de hoofddoelstelling van het project te realiseren worden vijf deelprojecten ontwikkeld. In deze projecten worden doel en doelgroepen nader omschreven en worden de deelnemende organisaties genoemd. Ook worden het beoogde resultaat, de project financiering en de project organisatie van project een VeiligHuis beschreven. Voor elk project geldt, dat waar dit relevant en haalbaar is, aangesloten zal worden op initiatieven elders. De projecten – Een integraal sluitend zorgaanbod – Veiligheid – Daderhulpverlening huiselijk geweld – Hulpverleningsaanbod op wijk- en buurtniveau – Hulpverleningsaanbod aan kinderen 1 Project ‘Een integraal sluitend zorgaanbod’ Inleiding De afgelopen jaren zijn in Utrecht op een aantal plaatsen initiatieven ontplooid om de hulpverlening aan slachtoffers van geweld in het gezin te verbeteren. Belangrijke knelpunten daarbij waren en zijn het gebrek aan samenhang in het aanbod. Dit uit zich bijvoorbeeld in
Het werkboek
het bestaan van lacunes in het aanbod zelf of in het ontbreken van verwijs- en samenwerkingsafspraken. Hierdoor komt de continuïteit van de hulpverlening aan slachtoffers die (meerdere vormen van) hulp nodig hebben in gevaar. Ook komt het voor dat slachtoffers door gebrek aan informatie niet goed worden doorverwezen, dit komt de doelmatigheid en de effectiviteit van de hulp aan slachtoffers van geweld in relaties niet ten goede. In het project ‘Een integraal sluitend aanbod’ zal een zorgprogramma ontwikkeld worden voor de stad Utrecht, dat gericht is op het creëren van een samenhangend aanbod van voorzieningen voor de hulpverlening aan vrouwen die slachtoffer zijn van geweld in relaties, de kinderen als getuigen en de mannen die plegers zijn. Doelgroep en doel van het zorgprogramma De doelgroep van het zorgprogramma zijn alle vrouwen die te maken hebben (gehad) met geweld in relaties. Het zorgprogramma zal eveneens toepasbaar zijn op kinderen, als getuigen van het geweld. Ook zal de hulpverlening aan mannen als plegers van het geweld opgenomen worden. Doel van het project is het creëren van een samenhangend aanbod van activiteiten en voorzieningen waarbij zorg op maat en continuïteit van de zorg voor de doelgroep centraal staat. Teneinde inzicht te verkrijgen in het aanbod dat op dit moment geboden wordt zal een inventarisatie plaatsvinden. Bij het ontwikkelen van het zorgprogramma zal met lacunes rekening gehouden worden. De opbouw van het zorgprogramma Bij het ontwikkelen van het zorgprogramma wordt uitgegaan van een aanbod dat gericht is op: – het voorkomen van geweld – het stoppen van geweld en het voorkomen van nieuwe ervaringen – het beperken van de gevolgen van (een) geweldservaring(en) – het herstellen van de gevolgen van (een) geweldservaring(en) Op basis hiervan zijn de volgende onderdelen van een zorgprogramma te onderscheiden: – Voorlichting/deskundigheidsbevordering – Signalering/melding – Veiligheid – Ondersteuning/hulpverlening – Behandeling Deelnemende organisaties GG&GD, Stichting Welzijn Overvecht, Politie regio Utrecht, district Marco Polo en district Tolsteeg, Vrouwenopvang Utrecht, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Fiom Stade, Altrecht Geestelijke Volksgezondheid, Buro Slachtofferhulp, Centrum Maliebaan. Beoogd resultaat – een schriftelijk vastgelegd sluitend zorgaanbod, inclusief kwaliteitscriteria – de mogelijkheden voor interventie bij (actueel) geweld zijn vergroot door onderlinge samenwerking, afstemming en kennisuitwisseling – het protocolleren van samenwerkingsafspraken en handelingsmogelijkheden
41
42
– specifiek activiteitenaanbod gericht op slachtoffers en daders – het opstellen van een sociale kaart en een structuur waarin deze gewaarborgd is 2 Project ‘Veiligheid’ Dit project bestaat uit een drietal onderdelen: 1 Protocol Relationeel Geweld 2 Gestandaardiseerde checklist 3 Protocol persoonsgebonden bescherming a Protocol Relationeel Geweld Doel van dit protocol is het stoppen van geweld door een voortvarende en op elkaar aansluitende politie en justitie. Een aanpak waarbij in een zo vroeg mogelijk stadium daderhulpverlening wordt geïnitieerd waarbij de mate van medewerking van de man wordt bevorderd doordat dit wordt verdisconteerd in de strafafdoening van de zaak, alsmede een verhoging van de aangiftebereidheid. b Gestandaardiseerde chekclist Doel van de gestandaardiseerde checklist bij de eerste opvang van een vrouw is tweeledig. Enerzijds kan vroegtijdig signaleren en interveniëren bij deze problematiek escalatie en een vlucht naar de opvang in veel gevallen voorkomen. Anderzijds is het de bedoeling dat hulpverleners volgens de standaardmethode cliënten informeren, zodat in Utrecht sprake is van een eenduidige benadering bij het ondersteunen en hulpverlenen aan slachtoffers van geweld in de relatie. c Protocol persoonlijke bescherming Doel van persoonlijke beveiliging is het daadwerkelijk bescherming bieden in en om het huis aan vrouwen (en hun kinderen) die in extreme mate slachtoffer zijn van geweld en terreur door hun (ex-)partner. Deelnemende organisaties Openbaar ministerie, politieregio Utrecht, Reclassering, De Waag, Vrouwenopvang Utrecht Stichting Welzijn Overvecht 3 Pilotproject ‘Daderhulpverlening huiselijk geweld’ Aanleiding In 1997 meldden zich 700 vrouwen bij de politie Utrecht die door hun partner waren mishandeld. Opvang en begeleiding van mishandelde vrouwen (en hun kinderen) gelden als belangrijke middelen in de bestrijding van geweld in de huiselijke sfeer. Uit onderzoek is gebleken dat méér nodig is om het geweld daadwerkelijk terug te dringen. Niet zelden keert de vrouw op een gegeven moment terug naar haar partner en wordt zij opnieuw mishandeld. Daarnaast komt ook geweld tegen ex-partners veelvuldig voor. Ten slotte blijkt dat de expartners vaak opnieuw tot gewelddadigheden komen zodra zij een nieuwe relatie met een andere partner aangaan. Dit leidt tot de conclusie dat het vanuit preventief oogpunt nood-
Het werkboek
zakelijk is, parallel aan een hulpverleningstraject voor het slachtoffer, daderhulpverlening aan te bieden ter bestrijding van geweld in relaties. Aanpak De politie Utrecht werkt in het kader van daderhulpverlening nauw samen met Polikliniek De Waag (dr. Henri van der Hoeven Stichting). Met toestemming van de mishandelde vrouw wordt de man uitgenodigd voor een gesprek op het politiebureau. Bij dit gesprek is een medewerker van De Waag aanwezig. Doel van het gesprek is de man actief een hulpaanbod via De Waag te doen. Het is de bedoeling dat de medewerker van De Waag de daders motiveert tot hulpverlening in De Waag. Er vinden vijf individuele gesprekken plaats met als doel het opstellen van een behandelplan. Het behandelplan is gericht op het stoppen van geweld, het nemen van verantwoordelijkheid voor het gewelddadig gedrag, het vergroten van zelfbeheersing, het vergroten van zelfrespect en respect voor anderen en het aanleren van gedragsalternatieven. Het project zal ondersteund worden door wetenschappelijk onderzoek. Het project wordt geëvalueerd door middel van analyseverschillen tussen voor- en nameting en melding van gewelddadigheden via de partner. Relatie project een VeiligHuis en pilotproject ‘Daderhulpverlening’ Met De Waag en de politie is afgesproken dat wanneer er inhoudelijke informatie bekend is, er nader overleg zal plaatsvinden over verbreding van dit project. Het is de bedoeling in de vervolgfase meerdere doorverwijzers/signaleerders te betrekken bij het project. Ook zal gekeken worden op welke wijze samen met ambulante hulpverleningsinstellingen vorm gegeven kan worden aan de verbreding van het aanbod door de overige betrokken instellingen. Hierbij wordt ook de hulpverlening aan slachtoffers van vrouwenmishandeling en hun kinderen betrokken. 4 Project ‘Aanbod op wijkniveau’ Inleiding In de Utrechtse wijken signaleren hulpverleners en politie thuisgeweld tegen vrouwen. De wijken Zuidwest en Overvecht zullen als proeftuin gaan dienen voor het pilotproject. Voor deze wijken is gekozen, daar zowel door de hulpverlening als de politie wordt geconstateerd dat de problematiek van geweld in de thuissituatie zich hier voordoet en dat een aanpak dringend gewenst is. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van het pilotproject is alle doelgroepen te bereiken. In beide wijken is sprake van een gedifferentieerde bevolkingsopbouw dit heeft mede de keuze voor genoemde wijken bepaald. Met de constatering dat geweld bij alle bevolkingsgroepen voorkomt, zal dit pilotproject zich specifiek richten op zwarte en migrantenvrouwen. De reden hiervan is dat voorkomen moet worden, dat expertise ontwikkeld wordt die later weer moet worden toegespitst op de specifieke situatie van zwarte en migrantenvrouwen. De ervaring leert dat deze vertaalslag vervolgens niet meer gemaakt wordt. Vandaar dat ervoor gekozen wordt zwarte en migrantenvrouwen als uitgangspunt te nemen om zo te kunnen komen tot een multicultureel zorgaanbod.
43
44
Doel – het verbeteren van de kwaliteit van de hulpverlening op grond van adviezen die verstrekt worden door ervaringsdeskundigen, de vrouwen zelf – het tot stand brengen van een integraal zorgaanbod voor vrouwen op wijk- en buurtniveau Doelgroep Zwarte en migrantenvrouwen die slachtoffer zijn van geweld in relaties. Beoogd resultaat – inzicht verkrijgen in de zorgbehoefte bij zwarte en migrantenvrouwen – beschikken over een overdraagbare methodiekbeschrijving Deelnemende organisaties Vrouwenopvang Utrecht, politieregio Utrecht, Stade Migrantenhulpverlening, Stichting Welzijn Overvecht. 5 Hulpverleningsaanbod aan kinderen Getuige zijn van geweld tegen een van de ouders vormt een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van psychische en gedragsproblemen, zowel als kind als in het volwassen leven. De uitgangspunten en theoretische onderbouwing van dit aanbod staan beschreven in de programmahandleiding ‘Let op Kleintjes’ (Transact, 1999). Doel Het voorkomen of reduceren van ernstige psychische en gedragsmatige gevolgen van het geweld bij kinderen. Doelgroep Kinderen tussen zeven en twaalf jaar, die getuige zijn (geweest) van geweld tussen de ouders. Deelnemende organisaties Altrecht Geestelijke Gezondheidszorg, Vrouwenopvang Utrecht Projectorganisatie project een VeiligHuis In de stuurgroep van het project is het management van de volgende organisaties vertegenwoordigd: Welzijn en zorg Vrouwenopvang Utrecht Altrecht Geestelijke Volksgezondheid GG&GD Buro Slachtofferhulp Stichting Welzijn Overvecht De Waag Stade Fiom
Het werkboek
Veiligheid Politieregio Utrecht Openbaar ministerie Gemeente Utrecht Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Dienst Algemene Zaken De stuurgroep neemt op inhoud besluiten; stelt de projectplannen vast en beoordeelt de resultaten. De stuurgroep komt circa drie maal per jaar bij elkaar. Voor de duur van het project januari 1998 – december 2001 is een projectmanager aangetrokken. De projectmanager coördineert de werkzaamheden van de projectgroepen en draagt zorg voor de onderlinge afstemming van de deelprojecten. Werkgever en subsidieverantwoordelijke is Vrouwenopvang Utrecht. Per deelproject wordt een projectgroep ingesteld. De projectgroep stelt een projectplan op. In de projectgroep hebben vertegenwoordigers van de deelnemende organisaties zitting voor de duur van het deelproject. Beoogd resultaat In 2001 moeten alle activiteiten uitmonden in een Integraal Sluitend Zorgaanbod. Dit zorgprogramma zal gelden voor een periode van drie à vier jaar en bevat de (op managementniveau) toegezegde inspanningsverplichtingen van alle deelnemende organisaties in een convenant en een structuur waarin dit is ingebed. De projectfinanciering Financiële middelen voor het project zijn beschikbaar gesteld door de Gemeente Utrecht, het Fonds Sociale Integratie van de Gemeente Utrecht, de Provincie Utrecht en het Juliana Welzijn Fonds.
45
46
3.4
Voorbeeld van protocollen huiselijk geweld
Definities: Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer gepleegd is. Geweld is de aantasting van de persoonlijke integriteit. Hierbij onderscheiden we geestelijk en lichamelijk geweld (waaronder seksueel geweld). Huiselijke kring (of gezin) is de kring die bestaat uit (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Huisvrienden zijn personen die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer of met iemand uit de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer die het slachtoffer in huiselijke sfeer ontmoet. Bron: Rapport ‘Huiselijk geweld’ van het ministerie van Justitie Protocol Politie In het kader van de aanpak van die vorm van geweld, die wordt gekarakteriseerd als ‘huiselijk geweld’ verklaren alle betrokken medewerkers van het district …… van het politiekorps …….. zich tot de volgende activiteiten te verplichten. 1 Het doel van de aanpak en de behandeling door politieambtenaren, van incidenten, signalen of meldingen in het kader van ‘huiselijk geweld’ is er op gericht het geweld, zowel op de korte als op de lange termijn, te doen stoppen. 2 Ieder signaal c.q. iedere melding betreffende een mogelijke vorm van huiselijk geweld wordt serieus genomen en volgens onderstaande standaard afspraken (het ABCDEF van geweld in relaties) behandeld. A: Ask B: Believe C: Call D: Document E: Ensure safety F: Follow-up
Stel vragen, oordeel niet. Neem het verhaal serieus Bel voor ondersteuning van het slachtoffer familie, vrienden en/of medische hulp. Leg het verhaal vast. Bespreek en waarborg zoveel mogelijk de veiligheid van het slachtoffer. Verwijs door indien de situatie daartoe aanleiding geeft.
3 Alle geweldsincidenten, die kunnen worden aangemerkt als een vorm van ‘huiselijk geweld’ worden eenduidig vastgelegd in het BedrijfsProcessenSysteem (BPS) onder incidentencode 343 (vrouwenmishandeling) of 346 (kindermishandeling).
Het werkboek
4 De behandeling en bejegening van slachtoffers van ‘huiselijk geweld’ gebeurt op basis van de daarvoor bestaande richtlijnen en het bepaalde in de Wet op de Slachtofferhulp (Wet Terwee) Hierbij moet worden gedacht aan: – correcte bejegening van het slachtoffer – informatie verstrekken aan het slachtoffer – schadebemiddeling 5 Indien bij de behandeling van een melding of signaal als hierboven bedoeld, blijkt dat er vermoedelijk sprake is van een misdrijf, wordt zo veel mogelijk bevorderd dat het slachtoffer in deze aangifte doet terzake van dit misdrijf. Bij het opnemen van een aangifte dienen de volgende elementen aan de orde te komen: – een algemene beschrijving van de relatie – een beschrijving van de verandering in de relatie – een beschrijving van het eerste geweldsdelict – een beschrijving van een typisch/markant geweldsincident – een beschrijving van het ergste geweldsincident – een beschrijving van het laatste geweldsincident – de ideeën van het slachtoffer over de toekomst Aangezien het opnemen van een dergelijke aangifte complex kan zijn, is het zinvol in voorkomende gevallen te werken met vervolgafspraken en de aangifte niet in één keer op schrift te stellen. 6 Indien eenmaal aangifte is gedaan, dan kan deze aangifte niet meer worden ingetrokken dan na overleg met de verbalisant in persoon en met redenen omkleed. 7 Als een feit terzake gepleegd ‘huiselijk geweld’ ter kennis komt van de politie en er wordt geen aangifte gedaan, dan wordt bekeken of het een strafbaar feit betreft dat ambtshalve kan worden onderzocht. Indien dit zo is dan wordt inderdaad een politieonderzoek ingesteld. 8 Als de situatie er aanleiding toe geeft, en dat kan snel het geval zijn, vindt doorverwijzing plaats vanwege de eerste politieopvang. Deze doorverwijzing kan intern, naar een gespecialiseerde afdeling, hetzij extern, naar een (rechts)hulpverlenende instantie m.b.t. een slachtoffer of naar de Reclassering m.b.t. een verdachte. Vanuit de eerste wordt hiervoor actief opgetreden. Denk ook aan aandacht voor eventueel in een relatie aanwezige kinderen en de doorverwijsmogelijkheid naar de Raad voor de Kinderbescherming. 9 Indien maatregelen noodzakelijk zijn ter beveiliging van een aangeefster en/of slachtoffer van ‘huiselijk geweld’ dan worden de mogelijk te nemen maatregelen met de betrokkenen besproken. De politie is actief bij de uitvoering van deze maatregelen voorzover dit in haar vermogen ligt. Hierbij kan gedacht worden aan: – een noodopvang – het verkrijgen van persoonlijke bescheiden
47
48
– advisering terzake beveiliging van een woning – aandachtsvestiging in het bedrijfsprocessensysteem – mogelijkheden in de privé-omgeving van de betrokkene (zelfhulp) Plaats, datum Functie (bijvoorbeeld: de districtschef)
Handtekening Naam van de ondertekende
Bron: Protocol Aanpak Huiselijk Geweld Haarlem
Protocol OM De projectgroep heeft zich ten doel gesteld verbeteringen tot stand te brengen op het terrein van registratie, voorlichting/signalering, hulpverlening en strafrechterlijk optreden. Gestreefd wordt naar een integrale aanpak van huiselijk geweld gericht op slachtoffers en daders, hetgeen gestalte krijgt door verbetering van de samenwerking tussen de deelnemers aan de projectgroep. In verband met de bovengenoemde doelstelling heeft het openbaar ministerie een protocol opgesteld, dat, eveneens als het protocol van de politie Haarlem, op 1 januari 2000 in werking treedt. Beide protocollen dienen in onderling verband te worden bezien. Het OM-protocol luidt als volgt: 1 In geval van twijfel omtrent de vraag of bij melding van geweld in gezinsverband wel of geen proces-verbaal moet worden opgemaakt pleegt de politie overleg met de officier van justitie 2 Het proces-verbaal wordt zo spoedig mogelijk naar het parket opgestuurd (in elk geval binnen en maand), voorzien van een begeleidend schrijven dat verwijst naar dit project. 3 Een spoedige strafrechterlijke reactie volgt. Vervolging via maatwerk is hierbij uitgangspunt. In alle gevallen wordt een reclasseringsrapport aangevraagd. Er wordt slechts om technische redenen geseponeerd. In geval van een voorwaardelijk sepot vindt altijd een onderhoud ten parkette met de dader plaats. Indien de verdachte wel inverzekering wordt gesteld, maar niet zijn bewaring wordt gevorderd, wordt hij toch indien mogelijk voor de officier van justitie geleid met het oog op een persoonlijk onderhoud. 4 In alle gevallen waarin inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden zal de behandelend officier van justitie een gesprek met het slachtoffer aanbieden. 5 Het parket zendt in alle zaken betreffende ‘geweld in het gezin’ een afloopbericht aan de politie.
Het werkboek
Naam Functie (bijvoorbeeld officier van justitie) Handtekening
Bron: Protocol Aanpak Huiselijk Geweld Haarlem
Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Zuid-Kennemerland Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld 28 juni 2000
Huiselijk Geweld Handelingsprotocol maatschappelijk werker 1 Definitie geweld in het gezin Geweld in het gezin is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Geweld is de aantasting van de persoonlijke integriteit, hierbij onderscheiden we lichamelijk en geestelijk geweld. Huiselijke kring is de kring die bestaat uit (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Huisvrienden zijn personen die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer of met iemand uit de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer en die het slachtoffer in de huiselijke sfeer ontmoet. Het begrip ‘geweld’ dient ruim geïnterpreteerd te worden. Hieronder valt: 1 Lichamelijke mishandeling Bijvoorbeeld: lichamelijk letsel als gevolg van slaan, schoppen, hardhandig duwen, steken, vastbinden aan stoel of bed en het doven van sigaretten op het lichaam. 2 Psychische mishandeling Bijvoorbeeld beledigingen, schelden, treiteren, negeren, dreigen en vals beschuldigen. 3 Verwaarlozing Bijvoorbeeld: lichamelijke of psychische verwaarlozing als gevolg van het onthouden van voeding, lichamelijke en medische zorg, het geven van teveel of te weinig medicijnen, het negeren van behoeften aan geestelijke ondersteuning en hulp. 4 Seksueel misbruik Bijvoorbeeld ongewenste seksuele handelingen met of in het bijzijn van personen, die door het slachtoffer niet worden gewenst, zoals betasting van het lichaam, verkrachting en exhibitionisme.
49
50
5 Schending van rechten Bijvoorbeeld inbreuk plegen op iemands vrijheid, privacy of zelfbeschikking door post achter te houden, bezoekers weg te sturen en iemand te verhinderen het huis te verlaten. 6 Financiële uitbuiting Bijvoorbeeld het verkopen van eigendommen zonder toestemming of medeweten van de betrokkene, iemand financieel kort houden, diefstal van persoonlijke goederen. 2 Vooraf • Dit protocol sluit uit behandeling van meldingen van mishandeling van personen die in een inrichting verblijven. In deze gevallen wordt verwezen naar beroepsorganisaties van beroepsbeoefenaren, klachtencommissies van de betreffende inrichting en de inspecteur Volksgezondheid. • Mocht in het contact van de medewerker meldpunt blijken dat er kinderen in het gezin van het slachtoffer zijn die ook mishandeld worden of als daarover een vermoeden bestaat, wordt de consultvrager of het slachtoffer onmiddellijk verwezen naar het AMK. 3 De rol van de maatschappelijk werker • Het eerste contact met het AMHG zal altijd zijn met een medewerker van de THD. Deze kan de beller voorstellen de maatschappelijk werker in te schakelen. Dit zal in een aantal gevallen gebeuren: – Als het gaat om vragen van een professionele hulpverlener die niet door een medewerker van de THD beantwoord kunnen worden – Als de beller een gecompliceerde vraag heeft – Als de beller, al dan niet zelf slachtoffer, een melding wil doen • De maatschappelijk werker gaat geen langdurige hulpverleningsrelatie met het slachtoffer aan, hiervoor zijn andere instellingen waarnaar verwezen kan worden. Het is de bedoeling dat de hulpverlening opgestart wordt, dat er advies en consult wordt gegeven en dat die acties worden ondernomen die het actuele geweld kunnen stoppen. 4 Begrippen In dit protocol wordt een aantal begrippen gebruikt die wij omschrijven: • Advies: het gaat hier om een eenmalig adviesgesprek. Adviesvragers kunnen slachtoffer zijn, mensen uit de omgeving van het slachtoffer of professionele hulpverleners en beroepsbeoefenaren. • Consult: het kan hier gaan om meerdere contacten met de consultvrager die veelal begeleidend en coachend van aard zullen zijn en minder puur informatief. Na het geven van consult (dat overigens meerdere gesprekken kan vereisen) kan de maatschappelijk werker aanbieden om de consultvrager na een afgesproken tijd terug te bellen om te checken of het consult effectief is geweest en welke stappen er verder gezet worden. Consultvragers kunnen slachtoffer zijn, mensen uit de omgeving van het slachtoffer of professionele hulpverleners en beroepsbeoefenaren. • Verwijzen en overdragen: de consultvrager wordt verwezen en overgedragen naar een andere instelling b.v. de politie, het algemeen maatschappelijk werk of de 2e lijn GGZ, alwaar verder onderzoek, diagnostiek, ondersteuning en hulp wordt verleend.
Het werkboek
•
Melding: het gaat om melding van een concreet geval van mishandeling. Anonieme melding is niet mogelijk (noch door het slachtoffer, noch door een verwante, betrokkene of hulpverlener), daar een melding gevolgd wordt door handelen (b.v. inschakelen van de politie).
5 Wie kunnen contact zoeken met het Meldpunt Huiselijk Geweld en hoe en wat betreft anonimiteit? Er zijn enkele groepen te onderscheiden: • Slachtoffers: Zij kunnen anoniem blijven zolang het niet om een melding gaat. • Professionele hulpverleners en beroepsbeoefenaren die door hun beroep bij het slachtoffer betrokken zijn; dit zijn b.v. huisartsen, wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werkers en therapeuten en gezinsverzorgers. Zij kunnen alleen anoniem blijven als het om een adviesvraag gaat en in een enkel geval kunnen zij ook ten opzichte van het slachtoffer anoniem blijven. Zij zullen in hoge mate verantwoordelijk blijven voor de verdere hulpverlening als het gaat om consultatie en melding. • Mensen uit de (informele) omgeving van het slachtoffer zoals familie en buren. Zij kunnen anoniem blijven als het gaat om advies of consult. Een melding kan echter niet anoniem gedaan worden. 6 Handelingsprotocol • De THD medewerker beslist of de maatschappelijk werker ingeschakeld moet worden. • De THD belt de maatschappelijk werker en geeft het telefoonnummer van de beller door. De maatschappelijk werker belt het slachtoffer. De maatschappelijk werker is hiervoor op een aantal vastgestelde dagen en tijden bereikbaar. Op tijden dat de maatschappelijk werker niet direct bereikbaar is, spreekt de telefonist de voicemail van de maatschappelijk werker in. • Spoedvragen verlopen via de 24uursdienst van de Geestgronden. • Bij inschakeling van de maatschappelijk werker kan het gaan om een aantal vormen van hulp: 6.1 Advies en consultatie De medewerker informeert naar: – de vermoedelijke mishandelingsituatie. – de mogelijkheden van de adviesvrager om onderzoek en diagnostiek te doen en zelf hulp te bieden. – de mogelijkheden van de adviesvrager om anderen in te schakelen. De medewerker kan ondersteuning geven en kennis overdragen op de volgende terreinen: – overdragen van kennis over het verschijnsel geweld in het gezin – hoe mishandelingsituaties nader te onderzoeken – medische aspecten van mishandeling – juridische aspecten van mishandeling – het beroepsgeheim – inzicht in de gezinsdynamiek – psychotherapie – inzicht in hulpverleningsprocessen en –mogelijkheden – vaardigheden in gespreksvoering – strategie bij de aanpak
51
52
6.2 Consultatie Consultatie kan de volgende adviezen inhouden: – geen verdere actie ondernemen – de consultvrager aansporen zelf verder onderzoek in te stellen of – ondersteuning aan te bieden aan het slachtoffer of – hulp in gang te zetten of – reeds lopende hulp uit te breiden of – consultgever en –vrager maken samen een plan van aanpak voor uitvoering van één of meer van de adviezen. 6.3 Registratie bij advies of consult – Bij een advies wordt alleen geregistreerd wat de vraag was en de NAW gegevens van de vrager kunnen worden geregistreerd, dit is echter niet verplicht – Bij een consult worden de vraag, het advies van de medewerker, de vervolgafspraken en de NAW gegevens van de consultvrager geregistreerd – Is de advies- of consultvrager zelf slachtoffer dan worden vraag, advies en eventuele vervolgafspraken geregistreerd. Het slachtoffer kan er voor kiezen anoniem te blijven. 6.4 Verwijzen en overdragen De medewerker verwijst voor verdere hulpverlening aan het slachtoffer naar andere instellingen. Daartoe: – motiveert hij het slachtoffer elders hulp te accepteren – draagt hij de gegevens over naar de instelling die de hulpverlening overneemt op een wijze die medewerker en instelling zijn overeengekomen – legt hij de verwijsprocedure uit aan het slachtoffer – met een aantal reguliere instellingen in Zuid Kennemerland is een convenant opgesteld waardoor het verwijzen snel en soepel kan verlopen – als het slachtoffer niet verwezen wil worden naar een reguliere hulpverleningsinstelling maar wel wil praten met een lotgenoot wordt hij/zij in contact gebracht met de werkgroep Estel. 6.5 Melding De maatschappelijk werker verzamelt informatie, rekening houdend met wat reeds bij de THD is gemeld, checkt onderstaande punten en maakt afspraken. – waarom wordt er juist nu gemeld, wat is de directe aanleiding, is de situatie levensbedreigend en acuut of gaat het om een langer bestaande situatie – wat is de exacte relatie van de beller tot het slachtoffer en welke feiten en aanwijzingen zijn er wat betreft de mishandeling; dit mede om valsmeldingen te voorkomen – is het slachtoffer wilsbekwaam of wilsonbekwaam door b.v. een neurologisch lijden of een geestelijke handicap. Is er sprake van een juridisch geregelde onder curatele stelling, onderbewindstelling of mentorschap - verstrekt informatie over de functie, werkwijze mogelijkheden en onmogelijkheden van het AMHG. Hierbij is het belangrijk te noemen dat de melder bij voorkeur het slachtoffer op de hoogte moet brengen van de melding, tevens moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt over het vervolg tussen melder en maatschappelijk werker. Is de melder het slachtoffer en de maatschappelijk werker meent dat er sprake is van een levensbedrei-
Het werkboek
gende situatie, dan zal hij er bij het slachtoffer op aandringen de politie in te schakelen of - in overleg met het slachtoffer - zelf de politie inschakelen. De maatschappelijk werker kan bij een melding contact opnemen met de politie of met de huisarts, Geestgronden of andere, reeds betrokken instellingen. Dit altijd na overleg en na mondelinge toestemming van het slachtoffer. Het doel daarvan is dat de reeds betrokken instelling of hulpverlener actie onderneemt om het geweld te stoppen. Protocol Reclassering In dit protocol is vastgelegd welke activiteiten de reclassering zal ondernemen in geval van melding inzake ‘huiselijk geweld’ Dit protocol is een aanvulling op de standaard taken, werkwijze en procedures van Reclassering Nederland en sluit daar zoveel mogelijk op aan. Ter informatie is een schema toegevoegd waarin de normale procedures rondom het strafproces is uitgewerkt en de bijzondere afspraken in het kader van dit protocol zijn aangegeven. Het protocol is bedoeld om binnen de strafrechtsketen gerichter aandacht te besteden aan ‘huiselijk geweld’ en de activiteiten van de reclassering beter aan te laten sluiten op de aanpak van meldingen en aangiftes van de politie en het Openbaar Ministerie. Het uiteindelijke doel van de gezamenlijke aanpak is gericht op het (doen) stoppen van ‘huiselijk geweld’ en het voorkomen van herhaling. Een goede strafrechtelijke afhandeling moet aan dit doel bijdragen. De activiteiten van de reclassering zijn als volgt te onderscheiden: 1 Het verrichten van onderzoek naar aanleiding van de aanmeldingen van de politie. 2 Het verstrekken van informatie aan justitie ten behoeve van de strafrechtelijke afhandeling. 3 Het initiëren en organiseren van begeleiding en hulpverlening teneinde herhaling te voorkomen. Procedure: Aanmeldingen door de politie 1 Verdachten van ‘huiselijk geweld’, die door de politie in verzekering worden gesteld, worden automatisch gemeld aan de reclassering via de reguliere piketdienst. De politie vermeldt daarbij of het gaat om ‘huiselijk geweld’; 2 Ingeval van aanhouding zonder inverzekeringstelling, zogenaamde zesuurs zaken, wordt met instemming van de verdachte door de verbalisant melding gedaan aan de reclassering. De politie vermeldt daarbij dat het gaat om ‘huiselijk geweld’; 3 In zaken waarbij niet tot aanhouding wordt overgegaan, maar er wel sprake is van een ernstige situatie dan wel kans op herhaling, wordt eveneens mits met toestemming van de betrokkene(n) de reclassering op de hoogte gebracht. Aanmeldingen en verzoek om rapportage door openbaar ministerie 4 In alle gevallen betreffende ‘huiselijk geweld’ schakelt het openbaar ministerie de reclassering in middels een verzoek om rapportage.
53
54
Onderzoek door de reclassering 5 Na ontvangst van de aanmelding nodigt de reclassering betrokkene binnen één week uit of – ingeval betrokkene vastzit – bezoekt hem binnen één week. Dit gesprek is bedoeld om een inventarisatie te maken van de achtergronden, problemen en de mogelijkheden tot begeleiding binnen of buiten de instelling. 6 Indien de melding afkomstig is van de politie, wordt in alle gevallen aan de betrokken verbalisant teruggerapporteerd of het contact daadwerkelijk tot stand gekomen is en worden eventueel vervolgafspraken gemaakt. Rapportage aan openbaar ministerie 7 Indien tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan, zal de reclassering binnen acht weken (na de datum van de aanvraag van het OM) rapporteren aan het openbaar ministerie. Indien er geen aanvraag om rapportage van het OM is, kan slechts met instemming van betrokkene worden gerapporteerd. In de rapportage zal geadviseerd worden over mogelijkheden van begeleiding en hulpverlening. Initiëren en organiseren van begeleiding 8 Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek naar de persoonlijke situatie van betrokkene(n) zal de reclassering de wenselijk geachte begeleiding initiëren en organiseren. De vorm waarin dit plaatsvindt, zal mede afhankelijk zijn van de ernst van het ‘huiselijk geweld’ en de strafrechterlijke afdoening. Dit kan betekenen: – Aanmelding en verwijzing naar hulpverleningsinstellingen in de regio op basis van vrijwilligheid – Begeleiding op vrijwillige basis door de reclassering – Begeleiding en/of behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde De varianten 1 en 2 zijn alleen mogelijk met de volledige instemming en medewerking van de betrokkene(n); er zijn geen sanctiemogelijkheden indien betrokkenen geen medewerking verlenen of de begeleiding verbreken. De derde variant kan zijn opgelegd in het kader van een voorwaardelijk sepot; een schorsing onder voorwaarden of bij een voorwaardelijke veroordeling. Deze juridische kaders bieden een sanctiemogelijkheid. In die gevallen zal bij afbreken van het begeleidingstraject door betrokkene het 0penbaar ministerie worden geinformeerd door de reclassering. Plaats, datum
Handtekening
Naam, functie (bijvoorbeeld unitmanager Reclassering Nederland)
Bron: Protocol Aanpak Huiselijk Geweld Haarlem
Het werkboek
Aanmeldingen bij reclassering Processtappen
Protocol Huiselijk Geweld
Activiteiten Reclassering
Meldingen
Melding mits toestemming
Terugrapportage aan politie
Aangifte
Melding mits toestemming
Terugrapportage aan politie
Aanhouding verdachte
Melding mits toestemming
Terugrapportage aan politie
Melding door politie van ivs, vroeghulpbezoek door reclassering
Vermelding ‘Huiselijk Geweld’
Start onderzoek
Aanvraag rapportage door OM
In alle zaken ‘Huiselijk Geweld’
Rapportage aan OM
Inverzekeringstelling
Standaardprocedure
55
Procesverbaal naar OM Beslissing OM inz. Vervolging Dagvaarding Rechtzitting Uitspraak
Kennisgeving voorwaardelijke veroordeling
Bron: Protocol Aanpak Huiselijk Geweld Haarlem
Start verplichte begeleiding
56
3.5
Voortgangsrapportage 2000
‘De vrijblijvendheid voorbij’ provinciaal beleidskader preventie en hulpverlening slachtoffers van seksueel en/of relationeel geweld in Zeeland Inleiding Op 12 maart 1999 hebben Provinciale Staten van Zeeland ‘De vrijblijvendheid voorbij’, het provinciaal beleidskader preventie en hulpverlening slachtoffers van seksueel en/of relationeel geweld in Zeeland, vastgesteld. In dit beleidskader staan kortweg twee onderwerpen centraal: 1 De verbetering van preventie en hulpverlening aan slachtoffers van seksueel en/of relationeel geweld in Zeeland. Ook wel genoemd ‘Geweld achter de voordeur’, ‘huiselijk geweld’ of ‘geweld in huiselijke kring’. 2 De integratie van dit beleidskader in de op te stellen regiovisie zorg (i.c. de deelnota’s) en de regiovisie jeugdzorg, teneinde de integratie van seksespecifieke hulpverlening in de reguliere regionale zorg- en hulpverlening in Zeeland in te bedden. Knelpunten en lacunes in het beleid en aanbod zijn destijds omgevormd tot concrete actiepunten. Aan de hand van de actiepunten voor 1999 uit ‘De vrijblijvendheid voorbij’ wordt informatie gegeven over de vorderingen c.q. resultaten die tot op heden zijn geboekt. De praktijk heeft geleerd dat hier en daar actiepunten moesten worden bijgesteld en/of toegevoegd. Ook zijn ‘spontaan’ actiepunten uitgevoerd. Deze zijn de moeite waard om te benoemen en staan onder het kopje ‘resultaten plus’ vermeld. Stuurgroep en inhoudelijke werkgroep ‘De vrijblijvendheid voorbij’ De inhoudelijke werkgroep kwam in 1999 één maal bijeen. Onder voorzitterschap van gedeputeerde L. Coppoolse, vergaderde de stuurgroep in 1999 vier maal. De ondertekening van het convenant behorend bij het provinciaal beleidskader vond plaats op 24 september 1999 in aanwezigheid van mevrouw drs. M.A.C. Galesloot, mba, directeur-generaal Preventie, Jeugd en Sancties van het ministerie van Justitie.
Het werkboek
Voortgang c.q. resultaten actiepunten 1999: Nr. Knelpunt 1
Oplossing
Actiepunten
Betrokken partijen Voortgang c.q. resultaten
Afstemming van het
Instellingen maken
a. Onderzoeksopdracht
a. provincie, stuurgroep
Ad.a.
aanbod op de vraag
duidelijk hoe zij de vraag
aan Scoop om het be-
en Scoop
Het onderzoek van Scoop vindt plaats onder
van cliënten verhelderen
staande aanbod in beeld
b. Scoop en Klaverblad
de titel ‘Netwerk van veiligheid en zorg’. Een
en deze betrekken in het
te brengen;
c. zorgaanbieders
begeleidingscommissie adviseert de onder-
eigen aanbod.
zoeker van Scoop. De eindrapportage is mei b. In 1999 starten onder-
2000 gereed.
zoeken naar de vraagzijde Ad.b. c. Organisaties ontwik-
Onder de titel ‘De stem van de cliënt’, wordt
kelen een werkwijze om
door Scoop vorm gegeven aan een oriënte-
de inbreng van cliënten
rend onderzoek met betrekking tot de vraag-
te waarborgen vanaf de
zijde. Afronding zal naar verwachting plaats-
intake tot en met nazorg
vinden eind 2000.
om werkelijk zicht te krijgen op de vraag (bij-
Ad.c.
voorbeeld via het houden
Zowel het onderzoek naar het aanbod als
van tevredenheids-
vraagzijde kan suggesties opleveren ten
onderzoeken onder hun
dienste van dit actiepunt.
cliënten).
Verschillende instellingen zijn op dit moment aan de slag met het versterken van de inbreng van cliënten: • PAAZ’en Walcheren en Terneuzen, Emergis en Fiom overleggen om het eigen aanbod beter op elkaar te laten aansluiten. Voor de regio Walcheren zal een externe vakgroep in het leven worden geroepen • In het meerjaren beleidsplan van het Algemeen Maatschappelijk Werk is dit onderwerp opgenomen.
2
Ambulant aanbod voor
Nagaan of deze hulp in
daders na strafrechtelijke
Zeeland wenselijk en haal- Middelburg, openbaar
veroordeling ontbreekt
baar is voor deze groep.
nagenoeg in Zeeland
Emergis, Reclassering Unit Emergis en de Reclassering zullen een samenwerkingsconvenant in algemene zin
ministerie en Rechterlijke
ondertekenen.
Macht.
Een psychotherapeut van Emergis loopt op dit moment stage bij het instituut van R. Bullens in Leiden (dit instituut is gespecialiseerd in diagnostiek en behandeling van zedendelinquenten)
57
58
Nr. Knelpunt 3
Oplossing
Actiepunten
Betrokken partijen Voortgang c.q. resultaten
Behandeling daders en
Het Klaverblad zal nader
Klaverblad, Emergis en
Bij brief van 30 november 1999 heeft Emergis
slachtoffer in dezelfde
onderzoeken in welke
PAAZ’en ziekenhuizen
aan het Klaverblad laten weten dat het
groep
mate dit een knelpunt is.
binnen Emergis beleid is dat slachtoffers niet
Daarna zal het Klaverblad
ongevraagd en ongewild worden geconfron-
in overleg treden met
teerd met daders. De cliëntenraad van
Emergis en de PAAZ’en
Emergis houdt dit beleid in de gaten.
van ziekenhuizen. 4
Seksespecifieke hulp-
Fasegewijze invoering
verlening
Instellingen geven dit
Zorgaanbieders, zorgkan- Het zorgkantoor heeft seksespecifieke hulp-
concreet aan.
toor (CZ-groep), Inspectie verlening opgenomen in de regioverken-
Het zorgkantoor neemt
voor de gezondheidszorg,
ningen GZZ, behorend bij de beleidsvisie van
het op in het beleidsplan.
ieder vanuit de eigen
het zorgkantoor;
Inspectie voor de gezond- verantwoordelijkheid
De Inspectie voor de gezondheidszorg ziet er
heidszorg zal erop toezien
op toe dat AWBZ- en ZFW-gefinancierde
dat instellingen dit als
zorginstellingen seksespecifieke hulpver-
kwaliteitseis opnemen in
lening als kwaliteitseis hebben opgenomen
het instellingsbeleid
in het instellingsbeleid; In de regiovisie zorg i.c. de deelnota’s zal seksespecifieke hulpverlening geïntegreerd moeten worden. Dit vereist overigens ook dat het Klaverblad systematisch gegevens gaat verzamelen over de – seksespecifieke – zorgbehoefte.
5
Helder overzicht van
Samenhangend en plan-
Inventariseren in binnen-
preventieactiviteiten in
matig preventieaanbod
en buitenland naar pri-
het onderwijs ontbreekt
GGD, FIOM e.a.
Dit onderwerp zal in 2000 ter hand worden genomen. De aanpak zal zich niet beperken
maire preventieactiviteiten
tot het onderwijs. Preventie vraagt om een
en wettelijke regelingen
omvangrijke diepte-investering. Het beïnvloeden en veranderen van mentaliteit van de hele bevolking, waarin respect voor elkaar het uitgangspunt is, is hier aan de orde. Onderzocht zal worden of een campagne gestart kan worden onder de Zeeuwse bevolking. De ervaringen met het steunpunt seksueel en relationeel geweld, sinds april 1999 operationeel, van de SOS THD en St. Slachtofferhulp kunnen hierbij betrokken worden evenals de ervaringen met de telefoonlijn van Blijf van m’n Lijf sinds het voorjaar van 2000 operationeel. Ook kan, voor zover beschikbaar, de evaluatie van de aanpak van de gemeente Haarlem hierbij als voorbeeld dienen.
Het werkboek
Nr. Knelpunt 6
Oplossing
Actiepunten
Betrokken partijen Voortgang c.q. resultaten
Bij politie ontbreekt
Eenduidige aanpassing
Landelijk aankaarten
Politie Zeeland
centrale eenduidige
registratiemodel (landelijk)
In het beleidsplan Korps politie Zeeland 2000 is ‘Geweld in huiselijke kring’ voor het eerst
registratie
opgenomen als één van de landelijke beleidsthema’s. De doelstelling voor 2000 behelst het centraal eenduidig registreren van meldingen over geweld in huiselijke kring, met daarbij een onderscheid in vrouwenmishandeling en kindermishandeling in huiselijke kring.
7
Beroepsgeheim en be-
DHV oppert het idee om
DHV-Zeeland en politie
Huisartsen (KNMG),
roeps- en gedragscodes
een aantal huisartsen
zullen in overleg nader
politie, justitie en AMK
vormen vaak een belem-
deskundig te maken.
onderzoeken waar con-
mering of ‘legitimatie’ om
Deze deskundige huis-
creet ruimte zit voor actie.
niets te doen
artsen kunnen geconsul-
Politie, justitie en DHV-Zeeland zijn hierover in gesprek met elkaar. In de regiovisie GGZ zal dit onderwerp ook opgenomen worden. Het blijkt dat justitie terughoudend reageert. De DHV-Zeeland wil prioriteit geven aan des-
teerd worden door collega
kundigheidsbevordering van huisartsen.
huisartsen.
N.B. Staatssecretaris Vliegenthart vindt dat artsen een uitzondering op hun beroepsgeheim moeten kunnen maken als zij vermoeden dat een kind wordt mishandeld. De informatie kunnen zij dan doorspelen aan een Adviesen Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
8
Wettelijke onmogelijk-
Wettelijke mogelijkheden
a. politie en justitie gaan
heden om bij ‘eenvoudige
benutten en wettelijke
in overleg om de mogelijk- openbaar ministerie en
mishandeling’ snel en
belemmeringen in kaart
heden van de wet beter te
doeltreffend op te treden
brengen
benutten
zijn een enorm probleem
Politie, reclassering, Rechterlijke Macht
Per brief van 2 februari 1999 heeft Reclassering Nederland unit Middelburg de politie Zeeland en het openbaar ministerie te Middelburg uitgenodigd om te overleggen
b. nagaan hoe slachtoffers
over dit knelpunt. Het bestaande instrumen-
te informeren over de
tarium van politie en OM lijkt voldoende, ech-
mogelijkheden te melden
ter de toepassing ervan moet anders ofwel
bij politie; dit actiepunt
het instrumentarium moet beter benut worden.
dient er op gericht te zijn
Politie en openbaar ministerie gaan hierover
de drempel om aangifte te
nader in gesprek. Het verdient aanbeveling
doen te verlagen
dat er bij het OM een aanspreekpunt komt voor huiselijk geweld. Emergis en het korps politie Zeeland brengen in 2000 een oriënterend bezoek aan het korps politie Utrecht. Het gaat om een pilotproject daderhulpverlening waarbij wordt samengewerkt tussen het maatschappelijk werk, Politie Utrecht en Polikliniek de Waag (dr. Henri van der Hoeven Stichting). Dit project beoogt een soepeler doorverwijzing naar hulpverlening; een pro-actieve aanpak waarbij zonder strafrecht gespecialiseerde hulp wordt ingeschakeld.
59
60
Nr. Knelpunt
Oplossing
Actiepunten
9
Transparant overzicht van
Concreet aanbod van in-
Onderzoek SCOOP
Provincie, SCOOP,
Dit punt wordt meegenomen in het
het beleid en aanbod in
stellingen in beeld brengen
hulpverlening, politie en
onderzoek van SCOOP
zodat ieder op de hoogte
justitie
Zeeland
Betrokken partijen Voortgang c.q. resultaten
is van het aanbod van elkaar 10
Gemeenten hebben
a. gemeenten nemen
Aankaarten bij regionaal
College van B&W in Zee-
gemeente Terneuzen, Zierikzee, Sas van Gent,
seksueel en/of relationeel seksueel en/of relationeel en lokaal driehoeksoverleg land, Openbaar Ministerie Vlissingen en Middelburg nemen het op in geweld niet opgenomen
geweld op in het lokaal
(lokaal en regionaal drie-
in het lokale veiligheids-
veiligheidsbeleid
hoeksoverleg)
beleid en in het beleids-
b. seksueel en/of relatio-
het lokaal veiligheidsbeleid. De gemeente Vlissingen zal trachten dit onderwerp op de agenda te krijgen bij het
plan van de politie is dit
neel geweld wordt een
collegeoverleg Walcheren.
ook niet opgenomen
onderwerp op de agenda
Het thema ‘geweld in huiselijke kring’ is
van het regionale en
opgenomen als een van de prioriteiten in
lokale driehoeksoverleg.
beleidsplan 2000 korps politie Zeeland; dit betekent dat het onderwerp van gesprek is/wordt van alle driehoeksoverleggen in Zeeland.
11
Toetsbaarheid van beleid
In het onderzoek van
Onderzoeken in hoeverre
Hulpverlening, politie en
Dit knelpunt wordt meegenomen in het
en samenwerkingsaf-
SCOOP zal nadrukkelijk
instellingen samenwer-
justitie en verwante sec-
onderzoek van SCOOP (zie punt 1)
spraken ontbreken veelal
geïnventariseerd worden
kingsafspraken hebben
toren
tussen instelling en indivi- welke samenwerkings-
gemaakt en deze afspra-
duele beroepsuitoefenaren afspraken er zijn gemaakt ken onderdeel zijn van het rondom seksueel en/of
tussen instellingen en/of
kwaliteitsbeleid van instel-
relationeel geweld
deze vastliggen in het
lingen
kwaliteitsbeleid van instellingen (zie knelpunt 1 en 9) 12
13
Politie, Openbaar Mini-
In mei 200 start een 4-daagse training
een gebrek aan deskun-
Bij politie en justitie wordt Deskundigheidsbevor-
dering onder medewerkers justitie dit onderwerp
Bevorderen dat politie en
sterie en Rechterlijke
‘Omgaan met huiselijk geweld’. In deze trai-
digheid en daarmee
van politie, justitie en
opnemen in het eigen
Macht, hulpverlening
samenhangend de attitu-
hulpverlening
scholingsbeleid; stimu-
ning wordt praktisch uitvoering gegeven aan de visie en uitgangspunten van ‘de
de van (politie en) justitie
leren van gezamenlijke
Vrijblijvendheid voorbij’: Samen werken we
t.a.v. seksueel en/of rela-
scholing van medewerkers
aan nieuwe inzichten voor bestrijding en
tioneel geweld als een
uit de geledingen van
preventie van huiselijk geweld. De training is
probleem ervaren
politie, justitie en hulpver-
bestemd voor medewerkers van politie, Open-
lening
baar Ministerie en professionele hulpverleners.
De betaalbaarheid en
Stuurgroep zet discussie
daarmee de toegankelijk-
over de functie van regu-
vergadering van 1 maart 2000. Tijdens deze
heid voor minder draag-
liere en niet-reguliere
vergadering is besloten dat een werkgroep in
krachtige cliënten die
hulp voort.
niet-reguliere hulp wensen
Stuurgroepleden
Dit onderwerp is besproken in de stuurgroep
2000 met aanbevelingen komt voor deze lastige materie.
Het werkboek
Resultaten plus: • De gemeenten op Walcheren hebben voor het eerst ‘huiselijk geweld’ als thema opgenomen in een enquête over ‘lokaal gezondheidsbeleid’ voor burgers op Walcheren. Deze enquête is inmiddels uitgezet op Walcheren. • Vanuit het PSJ is vastgesteld dat de uitgangspunten en de actiepunten uit ‘de Vrijblijvendheid voorbij’ voor een belangrijk deel ook voor hulp bij (seksueel) geweld tegen minderjarigen van toepassing zijn. Wel vraagt e.e.a. een specifieke vertaling. In haar vergadering van 24 juni 1999 heeft het PSJ besloten een werkgroep in te stellen die als opdracht krijgt het PSJ te adviseren hoe het beleidskader te vertalen naar minderjarigen/jeugdzorg en tot welke concrete stappen/actiepunten in de jeugdzorg dat zou moeten leiden. Deze werkgroep is in februari 2000 gestart. • De instellingen voor jeugdzorg zullen gezamenlijk een programma voor deskundigheidsbevordering gaan volgen onder leiding van mevr. F. Lamers, orthopedagoog en verbonden aan de universiteit van Amsterdam, op het gebied van groepsgewijze therapie voor misbruikte kinderen en parallel daaraan een groepstraining voor hun niet-misbruikende ouders. • In het Integraal Veiligheidsprogramma dat de provincie gaat opstellen zal het onderwerp ‘huiselijk geweld’ apart aandacht krijgen. • Bij de GGD zijn inmiddels twee vrouwelijke forensisch artsen aangesteld.
61
4
Literatuurlijst huiselijk geweld
Huiselijk Geweld - Literatuur Nederland – Bie, E. de, en Haan, W.J.M. de, ‘Interdisciplinariteit en integraliteit’ in: Proces 7/8, 1999. – Dijk, T. van, e.a, Huiselijk geweld, Aard, omvang en hulpverlening. Ministerie van Justitie, Dienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering, oktober 1997. – Grup, van, L., Slachtoffers van seksueel geweld: de opvang door de politie. Transact Utrecht 1999. – Rutjes, L. en P. Singerling, Op elke school een Marietje Kesselsproject!, landelijke stimulansen voor lokale weerbaarheidsprojecten, 1999. – SEC, Tijdschrift over samenleving en criminaliteitspreventie, Themanummer Huiselijk geweld, 11e jaargang, nummer 5, november 1997. – Sector Criminaliteitspreventie en Slachtofferzorg, CS gerelateerd plan van aanpak huiselijk geweld, aangepaste versie, januari 2000. – Ministerie van Justitie, Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid, Jaarboek 1999, December 1999. Huiselijk Geweld - Projectinformatie – Provincie Zeeland, Provinciaal Beleidskader “De Vrijblijvendheid voorbij” (maart 1999) en Convenant inzake provinciaal beleidskader “De Vrijblijvendheid voorbij” 1999-2003 (Middelburg, 24 september 1999). Voortgangsrapportage 2000 (mei 2000). – Gemeente Haarlem, Sector Welzijn, Sociale Zaken en Gezondheid, Projectgroep Geweld in het gezin, Niets aan de hand? (maart 1997), Plan van aanpak (juli 1998 en januari 1999), Conferentieverslag Huiselijk Geweld (4 november 1999), Infobrochure Huiselijk Geweld. Op weg naar een integraal veiligheidsbeleid (1999). – Redmond, R., Door VRAGEN en door LEREN, een verkennend onderzoek naar de zorgbehoefte en hulpverlening aan zwarte- en migrantenvrouwen met geweldservaringen binnen relaties in Utrecht, Project een VeiligHuis, Vrouwenopvang Utrecht, 1999. – Samenwerkingsproject: Maatschappelijk Werk Politie Utrecht en Polikliniek De Waag, onderdeel van de Dr. Henri van der Hoeven Stichting, Pilotproject: Daderhulpverlening Huiselijk Geweld, Procesevaluatie, Utrecht, oktober 1999. – Vrouwenopvang Utrecht, Projectplan Een VeiligHuis, Preventie en zorg bij geweld binnen relaties Utrecht, 1997
63
64
– Witteveen, A., Geweld binnen relaties. Een inventarisatie van het hulpaanbod bij geweld in relaties in Utrecht, samenwerking tussen (hulpverlenende) instanties in Utrecht. Scriptie SPH 2000. Daarnaast is bij de beschrijving van de projecten gebruik gemaakt van jaarverslagen, interne notities, lesmateriaal, plannen van aanpak van de betrokken instanties en werk- en stuurgroepen.
Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid
Huiselijk geweld
Ministerie van Justitie Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Draaiboek voor de aanpak
Huiselijk geweld