Aanpak en preventie van huiselijk geweld Een handreiking voor GGD'en
GGD Nederland, januari 2005
Colofon Aanpak en preventie van huiselijk geweld, een handreiking voor GGD'en Tekst: Remy Vink, beleidsmedewerker GGD Kennemerland, projectleider Geweld in het gezin Kennemerland Redactie: Lotje Eikelboom, communicatiemedewerker GGD Kennemerland In opdracht van: GGD Nederland, Utrecht Met dank aan: de begeleidingscommissie van GGD'en, de klankbordgroep en andere meelezers. © GGD Nederland, januari 2005
Voorwoord Voor u ligt de handreiking ‘Aanpak en preventie van huiselijk geweld’. Deze handreiking voor GGD’en is, in opdracht van GGD Nederland, geschreven door de GGD van de Hulpverleningsdienst Kennemerland. De Algemene Ledenvergadering (ALV) van GGD Nederland heeft voorjaar 2003 besloten tot uitvoering van een aantal ‘collectieve plusproducten’, waaronder de handreiking ‘Aanpak en preventie van huiselijk geweld’. Daarnaast was er de wens van de leden om meer producten van GGD Nederland uit te laten voeren door één van de GGD’en. Het bestuur van GGD Nederland meende dat deze handreiking ‘Aanpak en preventie van huiselijk geweld’ zich goed leende voor deze decentrale uitvoering. Vervolgens heeft het bestuur een aantal criteria en randvoorwaarden opgesteld, waaraan een GGD voor uitvoering moest voldoen en heeft geïnventariseerd welke GGD’en belangstelling hadden om deze handreiking te schrijven. Uiteindelijk heeft het bestuur besloten om de handreiking ‘Aanpak en preventie van huiselijk geweld’ te laten schrijven door de GGD van de Hulpverleningsdienst Kennemerland. Het bestuur van GGD Nederland beveelt deze handreiking bijzonder aan bij haar leden – de GGD’en –, maar evenzeer bij de gemeenten en andere landelijke en regionale partners op het terrein van aanpak en preventie van huiselijk geweld. Temeer vanwege de, in de handreiking genoemde, praktische handvatten om als GGD met het thema aan de slag te gaan. Het bestuur van GGD Nederland wenst u veel wijsheid bij de aanpak en preventie van huiselijk geweld in uw regio.
Mevrouw T. Poortenaar-Sikkema Voorzitter bestuur GGD Nederland
Omdat: we in de Universele verklaring rechten van de mens (VN 1948) hebben afgesproken dat eenieder het recht heeft op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon (Artikel 3); dat niemand onderworpen zal worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Artikel 5); dat zonder enige beperking op grond van ras, nationaliteit of godsdienst, mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht hebben om te huwen en een gezin te stichten en gelijke rechten hebben wat het huwelijk betreft, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan; dat een huwelijk slechts kan worden gesloten met de vrije en volledige toestemming van de aanstaande echtgenoten; dat het gezin de natuurlijke en fundamentele groepseenheid is van de maatschappij en recht heeft op bescherming door de maatschappij en de Staat (Artikel 16).
En omdat: we in de Universele verklaring rechten van het kind (VN 1989, in Nederland per 1995 van kracht) hebben afgesproken dat de Staten die partij zijn, zich ertoe verbinden het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, en hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen nemen (Artikel 3); dat de Staten die partij zijn, alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied nemen om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, zolang het kind onder de hoede is van de ouder(s), wettige voogd(en) of iemand anders die de zorg voor het kind heeft (Artikel 19.1).
En omdat: we in het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (VN-Vrouwenverdrag 1979, in Nederland per 1991 van kracht) hebben afgesproken dat alle passende maatregelen genomen zullen worden om discriminatie jegens de vrouw in alle aangelegenheden betreffende huwelijk en familiebetrekkingen uit te bannen, en te verzekeren in het bijzonder, op basis van gelijkheid van de man en de vrouw. (Artikel 16.1).
Inhoudsopgave Pagina Inleiding -------------------------------------------------------------------------------------- 7 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Aard en ernst van huiselijk geweld Historische context ------------------------------------------------------------------ 9 Kenmerken van huiselijk geweld ------------------------------------------------10 Verschijningsvormen van huiselijk geweld ------------------------------------12 Verbanden tussen vormen van geweld ----------------------------------------13 De ernst van huiselijk geweld ----------------------------------------------------14 Integrale benadering ---------------------------------------------------------------15
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Waaróm huiselijk geweld een thema voor de GGD is Regie, wat is dat eigenlijk? -------------------------------------------------------16 Waarom regie noodzakelijk is ----------------------------------------------------17 De rol van de gemeente: politiek-bestuurlijke regie -------------------------18 Drie redenen voor de GGD als coördinerende partij ------------------------19 Een vierde reden: beleidsinhoudelijke aanknopingspunten ---------------19 De relatie met het Integraal Veiligheidsbeleid --------------------------------21 Van politiek-bestuurlijke regie naar uitvoering -------------------------------22
3. 3.1. 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
GGD aan de slag De projectleiding --------------------------------------------------------------------23 Vorm een netwerk huiselijk geweld ---------------------------------------------24 Ontwikkel een visie -----------------------------------------------------------------25 Formuleer gezamenlijke doelen -------------------------------------------------25 Bepaal de doelgroepen ------------------------------------------------------------26 Preventie en aanpak van huiselijk geweld ------------------------------------26
4. 4.1 4.2 4.3
Ketenontwikkeling Ketens: een bijzondere vorm van samenwerking ---------------------------28 Ketenontwikkeling -------------------------------------------------------------------29 Een basisketen ----------------------------------------------------------------------30
5. 5.1 5.2 5.3 5.4
Interventies voor vier vormen van preventie Interventies voor geïndiceerde preventie --------------------------------------32 Interventies voor zorggerichte preventie --------------------------------------33 Universele preventie ---------------------------------------------------------------35 Selectieve preventie ----------------------------------------------------------------36
6. 6.1 6.2 6.3
Andere taken van de GGD Monitoren, onderzoek en registratie --------------------------------------------38 Communicatie en GVO / Gezondheidsbevordering -------------------------40 Signaleren en verwijzen -----------------------------------------------------------41
7. 7.1 7.2 7.3
Organisatie van een project over huiselijk geweld Projectstructuur ----------------------------------------------------------------------43 Financiering --------------------------------------------------------------------------44 Implementatie en verankering ---------------------------------------------------45
Pagina 8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8
Een greep uit een keur van activiteiten Sociale kaart -------------------------------------------------------------------------47 Deskundigheidsbevordering van en voorlichting aan professionals -----47 Advies- en steunpunt huiselijk geweld -----------------------------------------48 Publiekscampagne -----------------------------------------------------------------50 Preventieprogramma's in het onderwijs ---------------------------------------50 Alarmeringssysteem AWARE ----------------------------------------------------51 Juridische vroeghulp ---------------------------------------------------------------52 Programma's voor kinderen die getuige zijn (geweest) van ---------------52 partnergeweld 8.9 Pleger- en daderbehandeling ----------------------------------------------------53 8.10 Eigen-Kracht conferenties --------------------------------------------------------54 9. 9.1 9.2 9.3
Tips De werkvloer is bevlogen ---------------------------------------------------------55 Politiek en bestuur dragen verantwoordelijkheid ----------------------------55 De GGD is de coördinerende partij ---------------------------------------------56
Literatuur ------------------------------------------------------------------------------------57 Afkortingen ---------------------------------------------------------------------------------59 Bijlagen 1. De omvang van huiselijk geweld 2. Circle of violence 3. Profiel projectleider 4. Meldtraject Kindspoor 5. Convenant Advies- en meldpunt Haarlem 6. Convenant justitiële keten 7. Matrix activiteiten, doelgroepen en preventievormen 8. Nog een projectstructuur 9. Nog een keten 10. Onderzoek 11. Financiële en personele middelen 12. Elementen in een training 13. Landelijke organisaties en Internetsites
Inleiding Huiselijk geweld is een omvangrijk probleem in onze samenleving. Het is de meest voorkomende vorm van geweld. De gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van slachtoffers zijn vaak ernstig en langdurig. Er is veel aan gelegen om huiselijk geweld zoveel mogelijk te voorkomen, te stoppen en de schade te beperken. De GGD 1 heeft daarin een belangrijke taak in het kader van het Lokaal Gezondheidsbeleid en de OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) en op grond van haar missie om de gezondheid van de bevolking te bevorderen, te bewaken en te beschermen 2. Voor wie
In de nota Privé geweld – publieke zaak (april 2002) legt de overheid de regie van de aanpak en preventie van huiselijk geweld bij de gemeenten neer. Veel gemeenten vragen hun GGD om advies, om beleid te ontwikkelen en om de coördinatie van een project te voeren. Deze handreiking is geschreven om GGD’en daarbij te helpen en richt zich tot (OGGZ-) beleidsmedewerkers, GVO'ers, epidemiologen en afdelingshoofden. Het thema is omvangrijk en momenteel zeer in beweging; daardoor kan de handreiking niet volledig zijn. Het geeft de grote lijnen weer, wijst de weg, wil motiveren en vooral inspireren om dit ernstige maar boeiende thema ter hand te nemen.
Aanleiding
De handreiking is geschreven door de GGD Kennemerland, als plusproduct in opdracht van GGD Nederland. Op de algemene ledenvergadering van 13 juni 2003 heeft GGD Nederland, onder andere naar aanleiding van de eerder genoemde rijksnota, besloten om aandacht te besteden aan huiselijk geweld. Zij onderschrijft daarmee de noodzaak om huiselijk geweld aan te pakken en dat GGD'en daarin een centrale taak hebben.
Begeleiding
Tijdens het schrijfproces waren er vier bijeenkomsten met een begeleidingsgroep waarin verschillende disciplines van dertien GGD'en waren vertegenwoordigd. Deze GGD'en zijn zowel werkzaam in stedelijke als in plattelands-regio's. Sommige ervan zijn net gestart met beleidsontwikkeling op het gebied van huiselijk geweld; andere zijn al verder gevorderd. Hun ervaringen zijn verwerkt in deze handreiking. Tevens was er een klankbordgroep waarin enkele landelijke organisaties en ministeries waren vertegenwoordigd. Parallel aan de ontwikkeling van deze handreiking liep er een onderzoek naar de bevorderende en belemmerende factoren van het Haarlemse project Geweld in het gezin. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Trimbosinstituut, onder leiding van prof. dr. C. de Ruiter. De resultaten zijn in deze handreiking verwerkt. Het onderzoek is gefinancierd door het OGZ-Fonds en het ministerie van Justitie.
Leeswijzer
In het eerste hoofdstuk worden de aard en omvang van huiselijk geweld in kort bestek uiteengezet. In het tweede hoofdstuk staat het begrip regie centraal en worden vier redenen genoemd waarom huiselijk geweld een thema voor de GGD is. In hoofdstuk drie gaat de GGD aan de slag met de projectleiding, het opbouwen van een netwerk, en de formulering van missie, visie en doelstellingen. Dit hoofdstuk sluit af met de introductie van vier vormen van preventie: de universele, selectieve, geïndiceerde en zorggerichte preventie. De centrale rol van de GGD komt vooral tot uiting bij ketenontwikkeling die nodig is voor een effectieve geïndiceerde en zorggerichte preventie (naar aanleiding van een signaal). Daarom bespreken we deze twee vormen van preventie eerst, in hoofdstuk vier.
1. In de handreiking spreken we van de GGD, maar daaronder verstaan we ook de GG&GD'en van enkele grote steden. 2. Waarbij gezondheid meer is dan alleen de afwezigheid van ziekte (zie de definitie van gezondheid volgens de WHO, World Health Organization)
In hoofdstuk vijf komen vervolgens de universele en selectieve preventie aan bod en worden interventies voor alle vier vormen van preventie nader toegelicht. In hoofdstuk zes komen de overige taken aan bod die de GGD heeft op het gebied van huiselijk geweld. In hoofdstukstuk zeven kijken we naar de projectstructuur en andere praktische zaken zoals financiering. Het achtste hoofdstuk beschrijft een aantal activiteiten en voorzieningen die deel uit kunnen maken van een project over huiselijk geweld en hier en daar in Nederland al worden uitgevoerd. In het laatste hoofdstuk worden tips gegeven die bij kunnen dragen tot een succesvol project over huiselijk geweld. Door de tekst heen zijn in kaders voorbeelden uit het land weergegeven. De bronvermelding verwijst naar de gebruikte literatuur. In de bijlagen, tot slot, zijn andere informatiebronnen zoals Internetsites en landelijke organisaties en landelijk en regionaal cijfermateriaal opgenomen en zijn documenten te vinden die kunnen helpen bij de beleidsontwikkeling op het gebied van huiselijk geweld. GGD Nederland wenst u veel inspiratie bij het ontwikkelen van beleid voor de preventie en aanpak van huiselijk geweld.
8
1. Aard en ernst van huiselijk geweld In deze handreiking hebben we het over huiselijk geweld; een term die nog maar kort bestaat. In 1997 werd het thema voor het eerst onder die noemer onderzocht in opdracht van het ministerie van Justitie. Pas sinds enkele jaren maakt huiselijk geweld als algemeen aanvaarde term in politiek en media opgang. Vroeger werd gesproken van vrouwenmishandeling, kindermishandeling, incest of seksueel geweld - andere vormen van mishandeling achter de voordeur 'bestonden' niet. In dit hoofdstuk zal blijken dat de verandering van terminologie veel heeft teweeggebracht. We geven een beschrijving van de problematiek van huiselijk geweld en beginnen met een weergave van de historische context. Vervolgens komen de definitie, kenmerken, verschijningsvormen en de verbanden daartussen aan bod. Daarna bespreken we in het kort de omvang en gevolgen van huiselijk geweld, en waarom dat - samen met de aard van de problematiek - een integrale benadering noodzakelijk maakt. 1.1. Historische context Beperkte blik Wie zich verdiept in het thema huiselijk geweld, vraagt zich af waarom we in Nederland de
problematiek niet eerder in de volle breedte hebben 'gezien'. Er werd uitsluitend gesproken over vrouwen- en kindermishandeling waaronder incest en misbruik, en de opvang en hupverlening beperkte zich tot de slachtoffers. In andere landen (Angelsaksische en Scandinavische) bestonden de begrippen domestic violence en family violence al langer en was er ook meer aandacht voor de preventie ervan. Privacy
In Nederland heeft men de privacy van gezin en individu altijd hoog in het vaandel gehad.
Daar zijn enkele mogelijke oorzaken voor aan te voeren. De diverse onafhankelijkheidsoorlogen zoals tegen de Fransen en de Spanjaarden en de pioniersgeest van ondernemers en handelaren heeft ons enerzijds de reputatie opgeleverd dat we tolerant zijn; anderzijds zijn we vrijgevochten en eigenzinnig en hechten we aan onze autonomie. We willen het graag allemaal zelf bepalen, we zijn heer en meester over eigen huis en haard. Voeg daar nog de Christelijke norm aan toe dat 'vader hoofd van het gezin' is en alle voorwaarden voor een sterk gevoel voor privacy zijn aanwezig. Lange tijd had niemand iets te maken met het privé-domein van het gezin, en de overheid al helemaal niet. Als het kalf
Maar natuurlijk vielen er toen ook al slachtoffers. Tot aan de twintigste eeuw was men de mening toegedaan dat mishandeling een exclusief probleem van de lagere sociale klassen was. Voor kinderen waren er weeshuizen, kindertehuizen en pleegzorg. Zo kon de maatschappij zich tegen hen – die anders voor galg en rad zouden opgroeien – beschermen. Echter, onder andere door de introductie van de röntgenfotografie kregen artsen (letterlijk) meer zicht op botbreuken. Zij realiseerden zich dat mishandeling niet alleen bij kinderen voorkwam en zich ook niet beperkte tot de lagere sociale klassen. Onder invloed van de feministische golven in twintigste eeuw groeide het beeld van de 'dominante man en willoze slachtoffers': vrouwen en kinderen. Er ontstonden de Blijf van m’n lijf-huizen en vormen van therapie voor individuen en groepen. Hoe belangrijk ook, het waren allemaal vormen van slachtofferhulp, hulp ‘aan de achterdeur’, als het kwaad al was geschied. De plegers bleven over het algemeen buiten schot. Als het erg uit de hand liep, kwam de politie. Meestal werd de kwestie dan gesust, ook omdat het Openbaar Ministerie dergelijke 'privé-zaken' toch niet of nauwelijks vervolgde. Zo was verkrachting binnen het huwelijk lange tijd niet strafbaar in Nederland. Zolang mishandeling werd beschouwd als een privé-aangelegenheid, was de drempel groot om je er mee te bemoeien.
9
Veiligheid
Inmiddels is het besef gegroeid dat huiselijk geweld niet 'huiselijk' is. Het is niet gezellig, het is geweld en het is dus strafbaar. Dit inzicht, de herdefiniëring van mishandeling in een vorm van geweld, heeft de ideeën over het verschijnsel en de aanpak ervan ingrijpend veranderd. Nu is duidelijk dat de problematiek niet alléén thuishoort in de hulpverlening, maar dat er tevens sprake is van een veiligheidsprobleem. Daarmee is de verantwoordelijkheid van de overheid die zich immers moet inspannen om haar burgers te beschermen, nog duidelijker geworden. Ook de plegers en daders moeten aangepakt en behandeld worden, er moet eerder ingegrepen worden en vroegtijdige hulp worden geboden. En ook omstanders moeten zich vaker realiseren dat zij zich wel degelijk, alleen al uit zorg om de medemens, met de veiligheid van anderen mógen bemoeien. De preventie van huiselijk geweld is door de perspectiefwisseling veel beter in beeld gekomen. Men lijkt zelfs bereid enige privacy in te leveren in ruil voor veiligheid.
Bredere kijk
Met de introductie van de term huiselijk geweld 'zien' we nu ook dat niet alleen kinderen en vrouwen worden mishandeld of verkracht. We ontdekken dat er ouderenmishandeling bestaat, dat vrouwen hun echtgenoten slaan, dat vrouwelijke slachtoffers niet altijd zo hulpeloos zijn als we denken maar zelf ook het geweld in stand houden, dat ouders zich bedreigd voelen door de terreur van hun jongvolwassen kind en dat eerwraak een extreme vorm van huiselijk geweld kan zijn. Huiselijk geweld is niet meer een kwestie van goed of kwaad, van slachtoffer of pleger, van onschuldig of schuldig. Een benadering in termen van tegenstellingen voldoet niet langer. Huiselijk geweld voltrekt zich in de complexiteit van het gezin of samenlevingsverband. Dat vergt een bredere blik en een integrale aanpak. Er is een wereld achter de voordeur opengegaan. 1.2. Kenmerken van huiselijk geweld
Definitie
Wat is nu huiselijk geweld? In het kader hieronder staat de definitie die aan de basis ligt van de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Geweld is de aantasting van de persoonlijke integriteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen geestelijk en lichamelijk geweld (waaronder seksueel geweld). De huiselijke kring bestaat uit (ex)partners, gezins- of familieleden en huisvrienden. Huisvrienden zijn personen die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer of met iemand uit de directe omgeving van het slachtoffer, en die het slachtoffer in de huiselijke sfeer ontmoeten. Uit: Huiselijk geweld – aard, omvang en hulpverlening, T. van Dijk, Intomart, i.o.v. Ministerie van Justitie, 1997
Relatie
Een aantal begrippen in deze definitie is belangrijk. Het ‘huiselijke’ van huiselijk geweld wordt niet bepaald door de plek waar het gebeurt, maar door de relatie tussen slachtoffer en pleger. Levenspartners die elkaar in het café of op straat mishandelen, vallen binnen de definitie van huiselijk geweld. Een inbreker die hardhandig wordt aangepakt door de bewoner van het pand, valt daarbuiten. Om het onderscheid te maken met geweld in het publieke domein (op straat en het ‘zinloos’ geweld) wordt in plaats van huiselijk geweld ook wel gesproken van privé-geweld. In deze handreiking spreken we doorgaans van huiselijk geweld.
Plegers
Wie zijn nu die plegers en slachtoffers? Plegers kunnen familieleden zijn: (groot)ouders, kinderen, ooms en tantes, of directe naasten zoals (ex-)partners en huisvrienden. We spreken meestal van 'pleger' in plaats van 'dader' vanwege het strafrechtelijk onderscheid: een dader is een door de rechter veroordeelde pleger. Slachtoffers kunnen mannen en vrouwen, jongens en meisjes zijn.
10
Afhankelijk
Kenmerkend voor huiselijk geweld is dat de één macht uitoefent over de ander. Dit gebeurt zelden van de ene op de andere dag; meestal is er een spanningsopbouw te zien volgens de zogenaamde vicieuze cirkel van macht en controle (zie Circle of violence in de bijlage). Uiteindelijk is het slachtoffer zo afhankelijk van de pleger geworden dat deze maar moeilijk hulp durft te zoeken, te melden of aangifte te doen. Dat geldt vooral bij kindermishandeling; kinderen zijn per definitie afhankelijk van hun ouders voor liefde, veiligheid en verzorging. Maar ook bij de mishandeling van ouderen, chronisch zieken, lichamelijk en geestelijk gehandicapten speelt afhankelijkheid een belangrijke rol. En dit is zelfs het geval bij slachtoffers waarvan je denkt dat ze 'gewoon' bij hun partner weg kunnen. Soms is er een verblijfsvergunning in het geding, of heeft het slachtoffer geen eigen inkomsten, geen andere, veilige plek om te wonen, geen sociaal netwerk om op terug te vallen. Sommige plegers isoleren hun partner doelbewust, juist om macht over hem of haar te krijgen. Iemand die voor de buitenwereld mondig lijkt, kan daardoor murw zijn geworden en maar moeilijk om hulp vragen. Aan de andere kant moeten slachtoffers niet altijd als willoze wezens worden beschouwd. In sommige relaties is het geweld wederzijds en is niet duidelijk wie slachtoffer of pleger is. Vaak blijkt er wel een primaire agressor aan te wijzen – diegene die de situatie doet escaleren en de meeste (lichamelijke) schade toebrengt. Hoe dan ook: huiselijk geweld vindt altijd in interactie plaats. Vaak, maar niet altijd, zijn plegers zelf ook slachtoffer. Soms zijn zij in hun jeugd mishandeld of verwaarloosd. Plegers voelen zich dan vaak onmachtig om op een ‘gewone’ manier uiting te geven aan hun gevoelens, waardoor zij terugvallen op het gebruik van geweld, om de controle over de situatie te behouden.
Uniek
Er valt geen 'standaard' beschrijving van huiselijk geweld te geven. Achter elke voordeur is het anders, elke partij heeft daarin zijn eigen verhaal, zowel over de actuele situatie als over vroeger. Bovendien wordt niet iedereen onder dezelfde omstandigheden in dezelfde mate slachtoffer of pleger. Er zijn beschermende factoren zoals een goed (eigen) sociaal netwerk, eigen inkomsten, een baan. Ook persoonlijkheidskenmerken en eerdere ervaringen kunnen het verschil uitmaken. Voor kinderen geldt bovendien dat andere personen die (wel) warmte bieden enigszins kunnen compenseren voor ontberingen en dat zij zelfs het geweld kunnen laten stoppen. Uit onderzoek (Van Dijk, 1997) blijkt dat verzet tegen de pleger in de helft van de gevallen heeft geholpen om het geweld te doen stoppen. Binnen de dynamiek van huiselijk geweld zijn er enerzijds consistente patronen te herkennen, anderzijds is elke situatie weer uniek. Mythen en smoesjes Ze kan toch gewoon bij hem weg … ? Ach, ze lopen morgen toch weer hand in hand … Mannen die zich door hun vrouw laten slaan zijn watjes. Huiselijk geweld komt vooral voor in lagere sociale milieus en andere culturen, niet hier. Het zal gewoon wel weer zo'n hype zijn. Eenmaal een pleger, altijd een pleger. Wie vroeger mishandeld is, gaat zelf ook mishandelen. Je kunt maar beter niet melden want dan wordt het erger. Huiselijk geweld is een privé-aangelegenheid. Daar hoort de overheid zich niet mee te bemoeien. Ik ken niemand die dat (heeft) mee(ge)maakt. Ik kreeg vroeger regelmatig een lel en daar ben ik toch ook niet slechter van geworden?
11
1.3. Verschijningsvormen van huiselijk geweld Huiselijk geweld kan bestaan uit fysiek geweld en verwaarlozing, seksueel geweld, psychisch geweld en emotionele verwaarlozing en financiële uitbuiting (vooral bij ouderen). Huiselijk geweld kan iedereen treffen: man, vrouw; jong en oud. Vanuit de historie en door de omvang bestaat de neiging om te focussen op vrouwenmishandeling en mishandeling die direct op kinderen is gericht. Maar er zijn ook andere groepen. Kinderen als getuigen
zo
Mannen
Homoseksueel
Ouderen
Sinds enkele jaren worden kinderen die getuige zijn van het geweld tussen hun ouders beschouwd als indirecte slachtoffers van huiselijk geweld. Het kan voor kinderen minstens traumatisch zijn om in die omstandigheden te leven als wanneer zij zelf worden mishandeld of verwaarloosd. Maar kinderen en jongeren kunnen ook plegers zijn. Het kan gaan om geweld dat kinderen – bijvoorbeeld verslaafde jongeren – uitoefenen jegens hun ouders, of om geweld tussen broers en zussen onderling (in het Engels ook wel sibling abuse genoemd). Minder bekend is ook dat mannen (in heterorelaties) slachtoffer kunnen zijn. In Nederland is daar nog geen expliciet onderzoek naar gedaan. De drempel om hulp te zoeken is voor mannelijke slachtoffers nog hoger dan voor vrouwen. Veel mannen zijn bang als ‘watjes’ gezien te worden. Ook over geweld in homoseksuele relaties (zowel mannen als vrouwen) is nog maar weinig bekend. Recentelijk heeft Suzanne Kers (2002, 2004), in samenwerking met de Schorerstichting, hier kwalitatief onderzoek naar gedaan. Duidelijk is in ieder geval dát geweld in homoseksuele relaties een rol speelt en dat enkele vooronderstellingen niet blijken te kloppen, bijvoorbeeld dat afhankelijkheid en macht minder zouden spelen omdat er geen sprake is van traditionele man-vrouw opvattingen. Het geweld blijkt echter in homoseksuele relaties net als in heterorelaties vaak eenzijdig te zijn, waarbij de één sterk afhankelijk van de ander is. Ook de vooronderstelling dat het vaker om incidenteel geweld zou gaan vanwege de korter durende relaties, blijkt niet te kloppen: ook in homorelaties blijkt geweld te kunnen voortduren. De laatste jaren is ouderenmishandeling meer in de belangstelling komen te staan. Slachtoffers zijn voor hun verzorging en voor het (emotionele) contact met de buitenwereld sterk afhankelijk van de pleger – de eigen (klein)kinderen, een familielid of mantelzorger. Omdat de verzorgende een grote mate van intimiteit met de oudere heeft, speelt loyaliteit een belangrijke rol. Slachtoffers zullen daardoor vrijwel nooit zelf hulp zoeken, melden of aangifte doen. Dat gebeurt meestal door een ander familielid of een professional. Een specifieke verschijningsvorm van ouderenmishandeling betreft financiële uitbuiting, soms in combinatie met fysiek geweld en verwaarlozing. Mogelijk neemt ouderenmishandeling de komende jaren toe door de vergrijzing en de bezuinigingen in de zorg, waardoor een groter beroep op de mantelzorg moet worden gedaan. Mishandeling van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en chronisch zieken heeft veelal dezelfde kenmerken als ouderenmishandeling door de grote afhankelijkheid van de slachtoffers.
12
Allochtonen
Een andere groep die momenteel in de belangstelling staat vanwege de excessen die zichtbaar worden via eerwraak en varianten daarop, zijn allochtonen. Landelijk is er in de afgelopen jaren een toename te zien van het aantal vrouwen en meisjes uit etnische minderheden in de vrouwenopvang (in 2004 is volgende de Federatie Opvang bijna 60% van de bewoners van allochtone afkomst) en doen er juist weinig een beroep op een advies- en steunpunt huiselijk geweld 3 (indien aanwezig) of op de hulpverlening. Allochtonen lijken dus pas hulp te zoeken als vluchten naar een geheim adres nog de enige optie is. In allochtone kring rust nog meer dan bij autochtonen een taboe op het spreken over huiselijk geweld. Dat heeft onder meer te maken met de cultuur van eer en schaamte en met traditionele opvattingen over opvoeding en man-vrouw verhoudingen. Het geweld voltrekt zich meer in de anonimiteit en wordt vaak pas zichtbaar na escalatie of excessen. Daarnaast zijn veel vrouwen bang dat, als zij hulp zoeken, zij hun afhankelijke verblijfstatus verliezen of dat zij hun kinderen kwijtraken. Bij huiselijk geweld in allochtone kringen komt naast kindermishandeling en partnergeweld, genitale verminking van meisjes voor en geweld en bedreiging van broers en neven jegens hun zusjes en nichtjes.
Platteland
Ook in sommige (plattelands-)delen van Nederland spelen eer, schaamte en traditionele opvattingen, al dan niet in combinatie met orthodoxe religie een rol. De sterkte van familiebanden en de angst voor gezichtsverlies kunnen daar zwaar wegen. Aan de ene kant zorgen deze factoren voor geheimhouding van geweldsituaties binnen de privé-sfeer. Aan de andere kant kunnen kerk en familie ook helpen als het geweld eenmaal naar buiten is gekomen. Echtscheiding is geen optie; dat levert gezichtsverlies op en breekt de huwelijksgelofte. Alles is er dan op gericht het geweld te stoppen en het gezin in tact te houden – zolang dat voor wat betreft de kinderen verantwoord is. De aanpak van huiselijk geweld bij de verschillende groepen slachtoffers en plegers komt op een aantal punten overeen; op onderdelen is een specifieke benadering nodig. 1.4. Verbanden tussen vormen van geweld
In vorm
Geweld in een gezins- of familiesysteem staat zelden op zichzelf. Er bestaan verbanden tussen de verschijningsvormen van huiselijk geweld. Zo bestaat er – aldus een rapport van Unicef (A league table of child maltreatment deaths in rich nations, 2003) – “een duidelijk verband tussen huiselijk geweld onder volwassenen en kindermishandeling. Veertig tot zeventig procent van de mannen die geweld gebruiken tegen hun partner, mishandelt ook hun kinderen”.
In tijd
Er is ook een tijdaspect aan de verbanden tussen de verschillende vormen van huiselijk geweld: - intra-generationeel, bijvoorbeeld: vader mishandelt moeder; - intergenerationeel, bijvoorbeeld: vader en / of moeder mishandelen hun kinderen; - transgenerationeel, bijvoorbeeld: het mishandelde kind mishandelt later (maar niet per definitie) de eigen partner, ouders of kinderen. De vrouw die haar echtgenoot doodt, kan handelen uit wanhoop na jarenlange mishandeling. De dochter die haar oude zieke moeder mishandelt, kan handelen uit wraak, omdat haar moeder wist van de incest die de vader pleegde. De moeder op haar beurt kan destijds zodanig bedreigd zijn door haar man, dat zij niet durfde handelen. En zo kan het steeds maar doorgaan.
3. In de tijdelijke stimuleringsregeling van VWS over deze voorziening wordt gesproken van Advies- en steunpunten huiselijk geweld. Daarom spreken wij verder in deze handreiking ook van Advies- en steunpunten in plaats van Advies- en meldpunten. De bestaande punten hebben in het land verschillende benamingen zoals: steunpunt, coördinatiepunt, advies- en verwijspunt en advies- en informatiepunt, advies- en meldpunt.
13
In plaats
Er is zeer waarschijnlijk ook een verband tussen huiselijk geweld en geweld op straat. “De kans op gewelddadig gedrag neemt toe naarmate iemand eerder in zijn leven aan risicofactoren wordt blootgesteld en naarmate iemand aan meer risicofactoren wordt blootgesteld. Hierbij is het aannemelijk dat het agressieve gedrag zowel binnen- als buitenshuis tot uiting kan komen.” (Van Barlingen e.a., 2000). Er zijn steeds meer aanwijzingen dat er een relatie bestaat tussen geweld in het privédomein en het publieke domein. Wie zelf in de jeugd mishandeld is, loopt een groter risico later ook buiten het privé-terrein gewelddadig te worden (S.Dijkstra, 2001). Jongens blijken daarbij meer externaliserend problematisch gedrag te vertonen (zoals woedeaanvallen, pesten en agressie); bij meisjes is dat meer internaliserend (zoals depressies, angsten en slaapproblemen). Beke en Bottenberg (2003) vinden in hun onderzoek bij de politie Rotterdam-Rijnmond dat plegers van (doelbewuste) zware mishandeling in huiselijke sfeer vaker een strafblad hebben dan plegers van lichte mishandeling. Om al deze redenen kunnen verschillende vormen van mishandeling niet los van elkaar gezien worden. De scheidslijnen zijn academisch, de werkelijkheid is zeer complex. 1.5. De ernst van huiselijk geweld
Omvang
Gevolgen
Het onderzoek naar huiselijk geweld staat in Nederland nog in de kinderschoenen. Veel is nog nodig. In 1997 is er in opdracht van het ministerie van Justitie voor het eerst in Nederland een onderzoek gedaan onder de algemene bevolking naar de aard en omvang van huiselijk geweld volgens de definitie in paragraaf 1.2. Uit het onderzoek komt naar voren dat 45% van de Nederlandse bevolking zelf ooit slachtoffer is geworden van nietincidenteel huiselijk geweld. In de bijlagen zijn meer landelijke cijfers te vinden over de omvang van huiselijk geweld. De gevolgen van geweld achter de voordeur zijn vaak langdurig, ernstig en divers. Ze zijn onder te verdelen in: - individuele gevolgen, variërend van kortdurende tot levenslange, en van lichamelijke, emotionele, geestelijke tot juridische en economische (bijvoorbeeld: gederfde inkomsten door letsel, ziekte en arbeidsongeschiktheid); - gevolgen op relatie- en gezinsniveau: gevoelens van onveiligheid, verstoorde relaties, isolement en armoede; - gevolgen voor de maatschappij: materiële en immateriële kosten, direct en indirect: behandeling, opvang, hulpverlening en criminaliteit. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat mensen die opgroeien in een onveilige gezinssituatie meer risico lopen op het ontwikkelen van crimineel en / of gewelddadig gedrag. Naast de fysieke gevolgen van mishandeling en verwaarlozing komen symptomen voor zoals depressies, angststoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, dissociatie, eetstoornissen en zelfdestructie. Tevens is er een veelheid aan ‘vage’ psychosomatische klachten zoals hoofdpijn, hyperventilatie en bedplassen. Soms is de schade zo groot dat men spreekt van een Posttraumatische stressstoornis (PTSS, trauma type II). Ook op sociaal vlak werkt het ontwrichtend: slachtoffers voelen zich onzeker in (seksuele) relaties, voelen zich schuldig, schamen zich, raken geïsoleerd. Kinderen kunnen in hun sociaal-emotionele en zelfs lichamelijke ontwikkeling ernstige en permanente schade oplopen. Juist bij kinderen is preventie en het zo snel mogelijk stoppen van geweld belangrijk. De welhaast epidemische omvang van de problematiek en de enorme schade voor de gezondheid en het welzijn van mensen legitimeren een stevige aanpak en preventie van huiselijk geweld.
14
1.6. Integrale benadering Aspecten
Huiselijk geweld is maatschappelijk gezien een groot, complex probleem waarvan de verschijningsvormen veelal onderling samenhangen; tegelijkertijd kennen de individuele situaties telkens een geheel eigen dynamiek. Huiselijk geweld vergt daarom een aanpak die in meerdere opzichten integraal is. Een integrale aanpak: - kijkt naar alle vormen van huiselijk geweld, - in samenhang, - schenkt zowel aandacht aan de preventie, repressie (strafrechtelijk optreden) als aan zorg en hulpverlening, - besteedt aandacht aan slachtoffers én plegers en hanteert daarbij een systeembenadering waarin het cliëntsysteem4 centraal staat, - en steekt in op alle stadia van gedrag waarin een cliënt(systeem) zich ten aanzien van huiselijk geweld kan bevinden. Met de preventie en aanpak van huiselijk geweld kunnen tientallen instellingen (zie paragraaf 3.2) in een regio te maken hebben of krijgen. Belangrijk is dat de hulpverlening, politie en justitie elkaar daarin weten te vinden. Dan blijft de aanpak niet beperkt tot opvang en hulpverlening achteraf (reactief), maar komen ook de preventie en pro-actieve veiligheid in beeld. Plegers en daders worden aangepakt en leren het eigen gedrag te begrijpen en te veranderen, omstanders leren hoe zij kunnen signaleren en steunen en slachtoffers leren het eigen aandeel in een gewelddadige interactie te zien, zich te weren en herhaling te voorkomen.
4
Onder 'cliëntsysteem' verstaan we in dit verband: elke samenlevingsvorm, jong en oud, met of zonder kinderen, pleger(s) en slachtoffer(s) en soms ook omstanders, het gezin en soms ook verdere familie.
15
2. Waaróm huiselijk geweld een thema voor de GGD is In de Rijksnota Privé geweld – publieke zaak wordt de regie van de aanpak en preventie van huiselijk geweld bij de gemeente neergelegd, met de GGD als mogelijke uitvoerder van die taak. Maar waarom eigenlijk, waaróm is huiselijk geweld een thema voor de GGD? We kijken eerst naar het begrip ‘regie’en delen die in vier niveau’s in. Vervolgens wordt duidelijk wat de regierol van de gemeente behelst en hoe die zich verhoudt tot de centrale rol die de GGD daarbij kan vervullen. Er zijn verscheidene redenen aan te wijzen waarom de GGD geschikt is voor die centrale rol: de onpartijdige positie, (meestal) regionaal werkend en het feit dat er al een bestuurlijke infrastructuur klaarligt. Er zijn ook beleidsinhoudelijke redenen. Daarvoor kijken we naar de aanknopingspunten die de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) biedt en leggen we het verband met het beleid voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). En omdat we het tegenwoordig over een vorm van geweld hebben (zie paragraaf 1.1.), leggen we tevens het verband met het gemeentelijk Integraal Veiligheidsbeleid. 2.1. Regie: wat is dat eigenlijk? Gemeenten voeren de regie voor tal van onderwerpen, dat lijkt vanzelfsprekend. Maar wat verstaat men daar nu eigenlijk onder? Definitie VNG De VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) noemt een aantal onderdelen van regie
(2003): - Communicatie en afstemming tussen gemeentelijke partners bewerkstelligen. - Betrokken instellingen bijeenbrengen om samenwerkingsafspraken te maken. - Activiteiten uitvoeren die de samenwerkende instellingen overstijgen. - De voortgang bewaken, controle - Contact onderhouden met bovengemeentelijke instellingen en afstemmen met andere bestuurslagen. - Middelen verstrekken om gemaakte afspraken en activiteiten te financieren. - Informatie verstrekken. Definitie BZK Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt in ‘Ketenregie in het
openbaar bestuur, 2003’ het volgende: “Regie is een bijzondere vorm van sturing en heeft betrekking op situaties waarbij het gemeentebestuur op grond van hogere regelgeving of op basis van een autonome lokaal politieke taakstelling de verantwoordelijkheid heeft voor de totstandkoming van een bepaald beleid, maar voor de totstandkoming van dit beleid afhankelijk is van de medewerking van een of meer andere actoren.” Vier niveau’s
Over ‘regie’ kan op verschillende niveaus gesproken worden. Er zijn vier niveau’s te onderscheiden: het politiek-bestuurlijke niveau, het ambtelijk niveau, het proces- of ketenniveau en het casusniveau. Het is belangrijk om deze niveaus te onderscheiden, zodat de verwachtingen van de verschillende partijen – die immers ook op die niveaus opereren – duidelijk zijn. Op de preventie en aanpak van huiselijk geweld zijn ze alle vier van toepassing.
1. Bestuurlijk De politiek-bestuurlijke regie verwijst vooral naar de verantwoordelijkheid van de
gemeente voor de bewaking, bescherming en bevordering van de collectieve gezondheid en veiligheid van de bevolking – zowel binnen- als buitenshuis – en voor de totstandkoming van het betreffende beleid.
16
Naast de individuele verantwoordelijkheid van iedere burger voor het eigen gedrag heeft de (lokale) overheid als enig bestuursorgaan het legitieme gezag om interventies te plegen, niet in de laatste plaats met gebruik van financiële middelen als sturingsinstrument. De onderdelen van regie die de VNG noemt, horen vooral bij het politiek-bestuurlijke niveau. Op de invulling hiervan gaan we in paragraaf 2.3 nader in. 2. Ambtelijk
Onder de ambtelijke regie valt de dagelijkse uitvoering van de politiek-bestuurlijke regie. Het ambtelijk apparaat – hier de GGD – ondersteunt de gemeente bij haar regierol door de uitvoering van de gemeentelijke regietaken op zich te nemen. De ambtelijke regie verwijst naar sturing en coördinatie en kan concreet vorm krijgen door een verantwoordelijk beleidsmedewerker of projectleider daarvoor aan te stellen. De ambtelijke regie wordt in de volgende hoofdstukken nader uitgewerkt. Om verwarring met de regie van de gemeenten te vermijden spreken we verder doorgaans van ‘coördinatie’ en ‘sturing’.
3. Proces
Bij regie op proces- of ketenniveau 5, gaat het om de ordening van primaire processen, die over diverse instellingen zijn verdeeld, een gemeenschappelijk doel hebben en die cliëntsystemen ten dienste staan. De GGD kan een initiërende, sturende en ondersteunende rol vervullen bij het samenbrengen van de partijen, de ontwikkeling van de ketens, de bevordering van afstemming daarbinnen en de aansluiting van ketens op elkaar. De regie van de justitieketen is meestal in handen van één van de deelnemende partijen zoals politie, Openbaar Ministerie of de Raad voor de Kinderbescherming. Verschillende partijen kunnen de regisseurstaak van een zorgketen oppakken, waaronder de GGD. Ketenontwikkeling wordt in hoofdstuk 4 verder beschreven.
4. Casus
Regie op casusniveau vindt plaats binnen de ketens in de zorg en in het justitiële veld. Slachtoffers en plegers komen op eigen verzoek, of min of meer onvrijwillig terecht in een van de netwerken. Vaak wordt er doorverwezen. Er zijn altijd meerdere personen bij betrokken. Vaak zijn er dan ook verschillende vormen van hulp tegelijkertijd nodig. De kans is groot dat zowel de professioneel betrokkenen als pleger en slachtoffer(s) zelf het overzicht kwijtraken, wat cliënten niet ten goede komt. In die gevallen is regie op cliënt- of casusniveau nodig. Het gaat dan om vormen van zorgcoördinatie en casemanagement. Als dat gebeurt, worden daar per casus afspraken over gemaakt. De GGD kan een rol spelen bij de totstandkoming van zorgcoördinatie en casemanagement en voert in bepaalde gevallen ook zelf de zorgcoördinatie uit (bijvoorbeeld in het kader van de (OGGZ en JGZ) vangnetfunctie). 2.2. Waaróm regie noodzakelijk is
Veel partijen
Rond de aanpak van huiselijk geweld zullen vele (tientallen) instellingen moeten samenwerken. Echter, juist het grote aantal kan een daadkrachtige aanpak belemmeren. Vaak zijn er al diverse initiatieven voor de aanpak en preventie van huiselijk geweld, in de regio genomen. Bijvoorbeeld door de vrouwenopvang, de politie, de Raad voor de Kinderbescherming, het maatschappelijk werk of de provincie. Deze instellingen vervullen dan meestal een aanjagende rol, maar kunnen op de langere termijn niet de algehele regie of coördinatie voeren. Geen van de partijen heeft namelijk de preventie en aanpak van alle vormen van huiselijk geweld als kerntaak. Bovendien kunnen instellingen verschillende belangen hebben en zelfs ‘concurrerend’ zijn. 5
Een keten is, volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2003): "een samenwerkingsverband tussen partijen die zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren, omdat ze sequentiële handelingen uitvoeren, gericht op een afzonderlijk doel. Bij de ordening en afstemming van de activiteiten houden partijen het ‘oog op de bal’: de cliënt die het primaire proces doorloopt, de opeenvolgende stappen in de dienstverlening”.
17
Vaak ook ontbreken tijd en geld en is er onvoldoende ruimte voor instellingoverstijgend beleidswerk; de dagelijkse spreekuren krijgen begrijpelijkerwijs altijd voorrang. Toch zijn alle partijen afzonderlijk het wel eens over de gemeenschappelijke doelstelling. Op dit punt ontstaat er vaak een impasse of ‘het dilemma van de collectieve actie' (Mancur Olson, 1965, 1982). Kenmerkend hieraan is dat het collectieve goed (veiligheid, gezondheid en welzijn) niet vanzelf ontstaat wanneer de afzonderlijke instellingen alleen het eigen belang volgen. Tegelijkertijd kan geen van de afzonderlijke instellingen het collectieve goed alleen produceren, daarvoor hebben zij elkaar nodig. En elke instelling afzonderlijk is er van overtuigd dat het ‘goed’ er moet komen. Dit dilemma kan overwonnen worden door de vrijwillige aanvaarding van leiding, door communicatie en consensus (polderen). Dit legitieme gezag ligt, als het om veiligheid en volksgezondheid gaat, in democratische landen, altijd bij de overheid (landelijk, provinciaal of gemeentelijk). De gemeenten, en in het verlengde daarvan de GGD, verkeren gezamenlijk in een bijzondere positie ten opzichte van andere instellingen in het veld, waardoor zij die centrale rol in staat zijn te vervullen. 2.3. De rol van de gemeente: politiek-bestuurlijke regie De gemeente voert de regie en is verantwoordelijk. Toegespitst op het thema huiselijk geweld betekent dat, dat zij: - bestuurlijk draagvlak biedt; - een bestuurlijke opdracht formuleert en de voornemens in het beleidsprogramma opneemt; - de uitvoering van het voorgenomen beleid mogelijk maakt door financiële middelen beschikbaar te stellen; - de besteding van middelen controleert, toezicht houdt en de beleidsevaluatie uitvoert; - beleidskaders biedt: Integraal Veiligheidsbeleid (IVB), Grote Stedenbeleid (GSB), Lokaal gezondheidsbeleid (LGB), de OGGZ en Integraal (Preventief) Jeugdbeleid; - handhavend en normstellend optreedt naar de burger; - een maatschappelijk debat helpt op gang te brengen; - en fungeren als ‘afzender’ van de boodschap dat geweld niet normaal is - in het algemeen de verantwoordelijkheid neemt voor de bescherming van de veiligheid, gezondheid en welzijn van de bevolking welke zij dient. Ondersteuning Parallel aan de ontwikkeling van deze handreiking loopt er een ondersteuningsVNG programma van de VNG in samenwerking met TransAct. Het is bestemd voor gemeenten
die beleid willen ontwikkelen voor de aanpak en preventie van huiselijk geweld. De VNG heeft voor haar leden een handreiking ontwikkeld en gemeenten kunnen zich opgeven voor zogenaamde kringen waarin zij ondersteund worden bij de invulling van de regierol. Het verdient aanbeveling om, wanneer een GGD met huiselijk geweld aan de slag wil, na te gaan of de gemeente(n) waarvoor de betreffende GGD werkt, gebruikmaakt (of maken) van het ondersteuningsprogramma van de VNG en om daar afstemming mee te zoeken. Provincie
Er zijn ook enkele provincies die de regierol ten aan zien van de bestrijding van huiselijk geweld invullen of –vulden (Zeeland, Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel). De tendens is echter dat gemeenten de regierol oppakken en dat de provincies die decentralisatie ondersteunen.
18
Wat kan de provincie doen: - daar waar dat nog niet gebeurt, gemeenten stimuleren beleid te ontwikkelen en partijen bijeen brengen; - methodiekontwikkeling en deskundigheidsbevordering bieden via de provinciale ondersteuningsinstituten; - instanties ondersteunen en stimuleren om lacunes in te vullen zoals op het gebied van ouderenmishandeling; - de relatie met de Wet op de Jeugdzorg bewaken, daarbij als gesprekspartner fungeren en waar nodig sturing geven aan processen; - (overbruggings)subsidies verstrekken voor de start van een project of deelproject. 2.4. Drie redenen voor de GGD als coördinerende partij 1.Onpartijdig
Omdat GGD'en onder de directe verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, kunnen zij de dagelijkse uitvoering van de gemeentelijke regie op zich nemen. GGD'en fungeren of worden gezien als onpartijdig. Zij dienen het algemeen belang en belangenverstrengeling speelt niet, omdat zij niet de hulpverlening bieden die andere instellingen tot hun kerntaken rekenen. Vandaar dat proces- en projectmanagement, beleidsontwikkeling, advisering, afstemming, stimulering van samenwerking en overeenstemming natuurlijke taken voor GGD’en zijn.
2. Regionaal
Daarnaast werken alle GGD'en, behalve die in de grote steden, voor een aantal gemeenten. Daardoor kunnen zij die coördinerende rol bovendien regionaal vervullen (en gemeenten kunnen de lasten delen). Vaak – maar niet altijd – valt het werkgebied van de GGD bovendien samen met die van andere instellingen waarmee samengewerkt wordt. De regio's en arrondissementen van politie, OM, rechtbank en reclassering zijn meestal groter. De verwachting is dat deze (veiligheids)regio’s steeds meer zullen overeenkomen. Dit zal in het voordeel van de aanpak van huiselijk geweld werken.
3.Infrastructuur
Gunstig is ook dat via GGD’en gebruik gemaakt kan worden van de bestaande bestuursstructuren. De algemene en dagelijkse besturen van GGD'en bestaan uit burgemeesters en wethouders, ondersteund door de beleidsambtenaren volksgezondheid van de gemeenten. Via deze structuur is de relatie met de colleges van B&W, de gemeenteraden en dus de politiek geregeld. Belangrijk is wel dat elke gemeente de integrale benadering van de problematiek van huiselijk geweld ook intern bewaakt. Dat kan bijvoorbeeld door een contactpersoon te benoemen, bijvoorbeeld de ambtenaar volksgezondheid. Deze contactpersoon moet er voor zorgen dat de relevante communicatie tussen de gemeentelijke sectoren Veiligheid, Welzijn, Onderwijs, Gezondheid, Sociale Zaken, Emancipatie, enzovoort goed verloopt en wordt afgestemd. Het risico bestaat anders dat het draagvlak en de kansen voor verankering onvoldoende ‘afdalen’ naar de beleidspraktijk en blijven hangen op het niveau van het bestuur, dat immers elke vier jaar van samenstelling verandert. 2.5. Een vierde reden: beleidsinhoudelijke aanknopingspunten
WCPV
In de Rijksnota Privé geweld – publieke zaak worden zowel de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) als de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) genoemd als kapstokken voor beleid over huiselijk geweld. Immers: huiselijk geweld tast het lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welbevinden, de individuele én de collectieve gezondheid aan. De GGD heeft de taak om de gezondheid van de bevolking te bewaken, te beschermen en te bevorderen en dient alleen al vanuit die missie activiteiten te ontplooien die huiselijk geweld helpen te voorkomen. Huiselijk geweld heeft in de WCPV per 2003 expliciete aandacht gekregen.
19
In de toelichting op dit besluit is opgenomen: “ook kindermishandeling en huiselijk geweld zijn onderwerpen waarin de GGD'en en andere gemeentelijke diensten een taak hebben”. Daarnaast biedt de WCPV nog een aantal aanknopingspunten: - verzameling en analyse van gegevens over de gezondheidssituatie van de bevolking; - bewaking van gezondheidsaspecten bij bestuurlijke beslissingen; - uitvoering van preventieprogramma's gericht op gezondheidsbevordering; - bevordering van de openbare geestelijke gezondheidszorg: directe (vangnet)hulpverlening, preventie en zorg voor kwetsbare groepen; - uitvoering van jeugdgezondheidszorg voor nul- tot negentienjarigen. OGGZ
In het verlengde van de WCPV ligt het terrein van de OGGZ, de Openbare Geestelijke gezondheidszorg. De OGGZ is per 2003 onderdeel van de WCPV (artikel 2.2). Gemeenten hebben een belangrijke taak op dit terrein, niet alleen op grond van de WCPV, maar ook wegens de Welzijnswet en het landelijk OGGZ-convenant van 1999. De OGGZ behelst "alle activiteiten op het terrein van de geestelijke volksgezondheid die worden uitgevoerd niet op geleide van een vrijwillige, individuele hulpvraag” (Nationale raad voor de Volksgezondheid, 1991) … “waaronder in ieder geval wordt verstaan: het signaleren en bestrijden van risicofactoren (preventie) op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare groepen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen (vangnetfunctie) (…) en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijk gezondheidszorg (beleidsontwikkeling)" (WCPV 2003). In de rijksnota Privé geweld – publieke zaak wordt de OGGZ als een van de beleidskaders voor huiselijk geweld genoemd.
Cliëntgroep
De doelgroep van de OGGZ is te omschrijven als: sociaal kwetsbare mensen met zorgmijdend gedrag (Staat van de Volksgezondheid, Trimbosinstituut, 2003). Het gaat dan om mensen die: - meerdere problemen tegelijkertijd ondervinden; - vanuit de optiek van professionele hulpverleners niet de zorg krijgen die zij nodig hebben om zich in de samenleving te handhaven; - geen stabiel contact hebben met geestelijke gezondheidszorg en / of de verslavingszorg; - geen op de reguliere hulpverlening passende hulpvraag hebben – familie, buren en omstanders vragen meestal om hulp – waardoor vaak sprake is van ongevraagde bemoeienis of hulpverlening; - niet of niet voldoende in staat zijn (gesteld) om in de eigen basale bestaansvoorwaarden te voorzien.
Outreaching
De OGGZ richt zich gewoonlijk op dak- en thuislozen, geïsoleerde ouderen, mensen met een psychische en / of een sociale beperking en mensen met een verslaving. Steeds vaker echter vallen hele gezinnen, kinderen en jongeren uit problematische gezinnen en slachtoffers van huiselijk geweld onder de doelgroep. Deze mensen hebben met elkaar gemeen dat zij niet gauw zelf om hulp vragen, terwijl zij dat wel nodig hebben. Meestal heeft de omgeving al signalen opgevangen en hun zorgen of meldingen bij instanties neergelegd. Wil men voor deze groepen preventief kunnen werken dan moet de drempel naar hulp zo laag mogelijk zijn, zowel voor slachtoffers zelf als voor hun omgeving. Waar nodig moet het aanbod outreaching zijn of zelfs uit bemoeizorg 6 bestaan. Dat is in sommige situaties het enige wat (nog) werkt en is kenmerkend voor de OGGZ-praktijk. 6
Outreaching: de hand reikend, actief naar het cliëntsysteem toe. Bemoeizorg is minder vrijblijvend, met meer drang, stelt voorwaarden. Wanneer bijvoorbeeld de ouders niet bereid zijn hulp voor zichzelf te zoeken en tweemaal niet aankomen bij de hulpverlening, dan ziet het Advies- en steunpunt huiselijk geweld zich genoodzaakt een melding te doen bij het AMK.
20
Aan veel GGD'en zijn zogenaamde sociale meldpunten gekoppeld, sociale teams, vangnetten of zorgcoördinatieteams; elke GGD organiseert dat weer anders. Het werkveld van de OGGZ en het terrein van huiselijk geweld (en advies- en steunpunt huiselijk geweld) kunnen elkaar door de overeenkomst in problematiek, doelgroepen, werkwijze, netwerk en sociale kaart versterken. Beleidskaders Om de aandacht voor huiselijk geweld te verankeren en op langere termijn een structurele
plek te geven, is het belangrijk om het thema op te nemen in de verschillende relevante beleidsterreinen. De aanpak van huiselijk geweld past in een regionaal OGGZ-convenant en in de nota's Lokaal Gezondheidsbeleid die iedere gemeente elke vier jaar moet schrijven. De GGD heeft daarin een adviserende taak. De vakgroepen voor beleidsmedewerkers en OGGZ van GGD Nederland onderschrijven dit. 2.6. De relatie met het Integraal Veiligheidsbeleid Vanuit de verantwoordelijkheid voor de bevordering en bescherming van zowel de gezondheid als de veiligheid van de bevolking staan gemeenten voor de keuze of het thema huiselijk geweld primair onderbracht moet worden bij de GGD of, bij een afdeling Veiligheid van de gemeente als onderdeel van het Integraal Veiligheidsbeleid. Kleinere groep Daarbij is het van belang te bedenken dat van alle huiselijk geweld -incidenten slechts het topje van de ijsberg bij de politie terechtkomt: 12% volgens Van Dijk, 1997 (zie ook cijfers in de bijlagen). Daarvan doorloopt een nóg kleiner deel de gehele strafrechtelijke keten. De beleidssector veiligheid dekt daarmee een relatief klein gedeelte van alle huiselijk geweld problematiek. Het grootste deel van de problematiek komt men tegen (of zou dat moeten) in de gezondheidszorg en bij de hulpverlening. Mogelijk klopt ook een andersoortige groep bij de politie aan dan bij de hulpverlening. Bovendien is het streven dat er zo min mogelijk mensen bij politie en justitie terechtkomen: liever geen geweld of eerder gesignaleerd dan alle plegers opgepakt! De preventietaak – die zich met de grote groep slachtoffers van huiselijk geweld bezighoudt – ligt dus meer bij de gezondheidszorg en hulpverlening. De effecten daarvan worden onder andere zichtbaar bij politie en justitie. Kapstok
Om die reden is het Integraal Veiligheidsbeleid wél een belangrijke kapstok voor het gemeentelijk beleid over huiselijk geweld. Juist omdat huiselijk geweld tegenwoordig wordt beschouwd als veiligheidsvraagstuk staan seksueel geweld en vrouwen- en kindermishandeling de afgelopen jaren opnieuw hoog op de politieke agenda.
Ingang
Er is nog een reden waarom het Veiligheidsbeleid een goede ingang is bij de gemeente. Die krijgt immers te maken met de gevallen die daadwerkelijk overlast veroorzaken (soms ook in het publieke domein); ze zijn zichtbaar en bezorgen de politie handenvol werk. Het zijn onder andere de gevallen waar de politie vele malen aan de deur verschijnt zonder dat de situatie verbetert. Gemeenten hebben dus belang bij een oplossing van dit probleem. Tegenwoordig wordt een deel van de plegers van huiselijk geweld beschouwd als 'veelpleger'. Samenwerking met systeemgerichte hulpverlening en vooral pleger- en daderbehandeling kan de politie ontlasten en het werk efficiënter maken. Politie en justitie zijn dan ook onmisbare partners in de aanpak van huiselijk geweld vanwege hun kerntaken handhaving, opsporing en vervolging. Huiselijk geweld moet daarom een terugkerend agendapunt zijn in het driehoeksoverleg tussen burgemeester, Openbaar Ministerie en politie. Daarnaast participeren politie, justitie, reclassering, verslavingszorg, Raad voor de Kinderbescherming in elk arrondissement in een zogenaamd Justitieel Beraad ter bevordering van de afstemming en samenwerking op strategisch gebied in de strafrechtketen; ook daar kan huiselijk geweld onderwerp van gesprek zijn.
21
2.7. Van politiek-bestuurlijke regie naar uitvoering Aan de slag
Wanneer de gemeenten hun GGD de opdracht geven (dat wil zeggen er ligt een bestuursopdracht of er is een positief bestuurlijk besluit genomen over een projectvoorstel inclusief financiële paragraaf) om beleid voor preventie en aanpak van huiselijk geweld te ontwikkelen, is een eerste belangrijke stap gezet. Met andere woorden: de gemeenten vragen hun GGD om de regie voor hen uit te voeren. Daar gaat echter wel het een en ander aan vooraf. De GGD heeft in die fase (ook ongevraagd) een adviserende taak. Zij geeft informatie en legt uit (wat is huiselijk geweld?) en brengt de omvang van de problematiek in beeld. De GGD zal medestanders, goodwill en onderling vertrouwen zien te vinden. Mensen moeten elkaar leren kennen en de wederzijdse verwachtingen op dit nieuwe terrein duidelijk hebben. En tot slot moet er een gemeenschappelijke visie worden ontwikkeld om uiteindelijk tot een plan te komen. Daarvoor kan het nodig zijn om toelichtingen te geven voor gemeenteraden, raadscommissies, driehoeksoverleggen (burgemeester, commissaris van de politie en hoofdofficier van justitie) en – in verkiezingstijd en daarna als het coalitieprogramma geschreven wordt – met politieke fracties.
Of nog niet?
De periode die vooraf gaat aan een formeel besluit van de bestuurscommissie om een aanpak van huiselijk geweld te ontwikkelen, kan enige tijd (soms wel een paar jaar) duren. Daarop zijn twee factoren van invloed: - de mate waarin bij gemeenten en GGD de problematiek reeds een issue is - en de aard van de relatie tussen gemeenten en GGD. Haarlem: 1996 - 2004 In Haarlem ligt de politiek-bestuurlijke regie bij de gemeente. Dat ontstond als volgt. Kort op elkaar voltrokken zich in Haarlem twee incidenten waarbij een vrouw die in de vrouwenopvang verbleef, werd doodgeschoten door haar ex-partner. De directeur van Blijf-van-m’n-lijf trok in 1996, na de tweede gebeurtenis, aan de bel: moest er niet meer aan de preventie van dit soort geweld gedaan worden? Er ontspon zich een debat in een denktank, wat uiteindelijk resulteerde in aanbevelingen voor een project over ‘huiselijk geweld’ – wat toen nog geen jargon was. In die denktank waren van meet af aan naast de politie en hulpverlening ook de GGD en afdeling Veiligheid van de gemeente vertegenwoordigd. Deze afdeling leverde aanvankelijk ook de voorzitter. Vervolgens werd er een projectgroep samengesteld en legde de gemeente de projectleiding bij de GGD neer. Daarmee werd de ambtelijke regie oftewel de uitvoering van de gemeentelijke verantwoordelijkheid gedelegeerd naar de GGD. Er kwam er een plan van aanpak met acht deelprojecten. Met geld uit het Grote Stedenbeleid en van het Ministerie van Justitie was de start van het project inclusief projectleiding per 1998 een feit. Eind 2000 werden de eerste resultaten zichtbaar. Per 2004 begint het project aan een doorstart naar de gehele regio (Midden en Zuid Kennemerland) en ontwikkelt het zich naar een structureel netwerk huiselijk geweld, aangehaakt bij de OGGZ..
22
3. GGD aan de slag Wanneer de GGD de bestuurlijke opdracht heeft gekregen om beleid te ontwikkelen voor de preventie en aanpak van huiselijk geweld, kan men aan de slag. De eerste jaren zal dat meestal in de vorm van een project 7 zijn. Een nieuwe activiteit zal zich immers eerst moeten bewijzen alvorens men daar structurele middelen voor inzet. In dit hoofdstuk bespreken we de eerste stappen: de aanstelling van de projectleiding en de opzet van een netwerk huiselijk geweld, de ontwikkeling van een visie en de formulering van doelstellingen. Tot slot passeren in kort bestek vier vormen van preventie de revue waarmee de doelstellingen behaald kunnen worden. Preventie is de rode draad in de twee volgende hoofdstukken: eerst de geïndiceerde en zorggerichte; daarna de universele en selectieve preventie. 3.1. De projectleiding Wie?
De projectleiding is een onmisbaar instrument voor de dagelijkse uitvoering van de gemeentelijke regie. De projectleiding kan bestaan uit een projectleider, eventueel aangevuld met een projectassistent of -medewerker. Het is ook mogelijk een intern projectteam te vormen van een (OGGZ-)beleidsmedewerker, epidemioloog, medewerker GVO / gezondheidsbevordering, communicatieadviseur, een medewerker van de jeugdgezondheidszorg en eventueel een projectassistent; de projectleider geeft leiding aan het team. In de huidige praktijk is de projectleider meestal een (OGGZ-)beleidsmedewerker, een enkele keer een afdelingshoofd, een GVO-functionaris of iemand van buiten die er specifiek voor is aangetrokken. In de regio van de GGD Midden Holland heeft men een tweehoofdige projectleiding: de ketenregisseur van de justitiële keten en een beleidsmedewerker van de GGD die de ketenontwikkeling in de zorg voor haar rekening neemt.
Waar?
De positionering van de projectleider hangt nauw samen met de organisatiestructuur van de betreffende GGD. De taken van de projectleider liggen op beleidsniveau; in het bijzonder op het terrein van het OGGZ- en lokaal gezondheidsbeleid. Bij sommige GGD'en zijn alle beleidsfuncties ondergebracht bij een 'stafafdeling' of afdeling 'beleid en onderzoek'; bij andere GGD-en zitten de beleidsmedewerkers in de lijn. Het heeft voordelen om een projectleider huiselijk geweld in een 'stafachtige' afdeling te plaatsen. Het OGGZ- en lokaal gezondheidsbeleid zijn dan vlakbij en de koppelingen met algemeen GGD-beleid, bestuur, externe contacten en interne disciplines zoals GVO / gezondheidsbevordering, communicatie en epidemiologie zijn makkelijk te leggen. Bij de GGD Achterhoek heeft men het kind als uitgangspunt voor alle beleid en alle activiteiten op het gebied van huiselijk geweld. De projectleider is gepositioneerd in de afdeling Jeugdgezondheidszorg. Omdat andere verschijningsvormen van huiselijk geweld zoals ouderenmishandeling en mannenmishandeling geen deel uitmaken van de dagelijkse JGZ-praktijk vraagt dat wel om extra inspanning.
7
Daarom gebruiken we in deze handreiking 'project(participanten)', 'keten(partners)' en 'preventie en aanpak' door elkaar, ook al is het proces van ketenontwikkeling (zie hoofdstuk 4) een continu proces en niet een activiteit met een einde.
23
Wat?
De projectleider stimuleert, stuurt, initieert en ondersteunt. Hij of zij brengt de partijen bijeen om gezamenlijk ketens te ontwikkelen, signaleert samen met anderen knelpunten op procesniveau en denkt mee over de oplossingen. De projectleider voert tevens beleidstaken uit die het beleid van de individuele ketenpartners overstijgen en meehelpen de gemeenschappelijke doelstellingen te behalen. Omdat zowel de problematiek als het veld en de processen complex zijn, stelt dat hoge eisen aan een projectleider. In de bijlagen is een voorbeeld van een functiebeschrijving opgenomen. 3.2. Vorm een netwerk huiselijk geweld De relevante instellingen voor de preventie en aanpak huiselijk geweld staan in het kader hieronder. De mate waarin en de wijze waarop zij te maken hebben met huiselijk geweld verschillen, evenals de doelgroepen aan wie zij diensten verlenen. Daarom maken zij niet alle deel uit van een project- of stuurgroep. Belangrijk is onderscheid te maken tussen de functies die instellingen hebben. Er zijn instellingen met een overwegend signalerende functie, zoals de kinderopvang of een ziekenhuis (deze maken meestal geen deel uit van een projectgroep); er zijn hulpverleningsinstellingen en aanverwante instellingen met een advies- en meld-, begeleidings- en opvangfunctie; er zijn instellingen waarmee een subsidierelatie bestaat zoals een zorgkantoor en er zijn instellingen die een beleidstaak hebben op het gebied van huiselijk geweld (of een deelterrein daarvan). In een evenwichtig netwerk zijn de verschillende functies allemaal vertegenwoordigd; accenten en betrokkenheid variëren.
Voorbeeld van een netwerk -
Startconferentie
Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) - Raad voor de Kinderbescherming Advies- en steunpunt huiselijk geweld - Rechtbank Andere relevante meldpunten - Reclassering Blijf van m'n Lijf / Vrouwenopvang - Regionale / DistrictshuisartsenBureau Jeugdzorg (BJZ) vereniging (RHV/DHV) Cliëntvertegenwoordigers - Samenwerkingsverband seksueel FIOM geweld Forensische Polikliniek, plegertherapie - Slachtofferhulp Gemeentelijke sectoren - Steunpunt Minderheden, Migrantenwerk Gezinsvoogdij - Therapeutische centra GGD - Thuiszorgorganisatie Jeugd-GGZ - Verslavingszorg Koepel voor kinderopvang - Volwassenen-GGZ Kraamzorg - Welzijnswerk Leger des Heils - Woningbouwcoöperaties Maatschappelijke Dienstverlening - Ziekenhuis Openbaar ministerie - Zorgkantoor Politie Provincie
Een startconferentie kan een goede manier zijn om elkaar te leren kennen, om informatie over de problematiek op te halen en te delen, en om te inventariseren welke organisaties graag mee willen starten.
24
3.3. Ontwikkel een visie Convenant
Om tot gezamenlijke preventie en aanpak van huiselijk geweld te komen is het belangrijk dat de projectpartners een missie en visie onderschrijven. Zij kunnen bijvoorbeeld een convenant ondertekenen waarin de missie en visie zijn opgenomen. De missie moet aansluiten bij die van de participerende instellingen, inclusief die van de GGD, en de OGGZ in het bijzonder. Een missie beantwoordt in één zin de vraag wat de gemeenschappelijke drijfveer is van alle participanten bij de ontwikkeling van een aanpak. In de visie wordt verwoord wát men daarmee wil bereiken. In het kader staan voorbeelden van een missie en visie voor de gezamenlijke preventie en aanpak van huiselijk geweld. Missie Vanuit de overtuiging dat ieder mens recht heeft op een veilige thuisbasis werken wij als partners samen aan de preventie en aanpak van huiselijk geweld in ons werkgebied. Visie Over .. jaar kan iedereen die in ons werkgebied met huiselijk geweld te maken heeft of krijgt, rekenen op een sluitend programma van preventieve activiteiten, zorg en nazorg, passend bij zijn of haar situatie.
3.4. Formuleer gezamenlijke doelen Uit de gezamenlijke visie vloeien de doelen voort. De doelen van integrale preventie en aanpak van huiselijk geweld kunnen als volgt geformuleerd worden. Hoofddoelen
1. 2. 3. 4. 5.
Huiselijk geweld zoveel mogelijk 8 voorkomen. Huiselijk geweld zo snel mogelijk stoppen en de veiligheid van betrokkenen zien te vergroten. De schade ten gevolge van geweld beperken. Herstellen van of leren leven met de schade ten gevolge van huiselijk geweld. Herhaling van huiselijk geweld zo veel mogelijk voorkomen.
Cyclisch
Het eerste en laatste doel bevatten het woord voorkómen. Daaruit blijkt het cyclisch verband tussen de doelen. Met andere woorden: in een integrale aanpak moet interventie mogelijk zijn in elke fase waarin (potentiële) slachtoffers en plegers zich bevinden: vanaf de situatie dat er nog helemaal géén sprake is van huiselijk geweld tot ver ná de ervaringen ermee.
SMART
De genoemde doelen zijn de hoofddoelen. Zij worden later geoperationaliseerd op het niveau van deelprojecten . Bij de formulering van doelen wordt de zogenaamde SMARTsystematiek vaak gebruikt. SMART staat voor: S pecifiek: wat wordt er precies gedaan, wat is precies het gewenste resultaat. M eetbaar: volgens welke norm kan gesproken worden van succes. A anvaardbaar en actiegericht: wordt het doel door alle betrokkenen gedragen. R ealiseerbaar of realistisch: kán de doelstelling gehaald worden. T ijdsgebonden: wanneer is het resultaat bereikt.
8
De formulering in termen van 'zo veel mogelijk' en 'zo snel mogelijk' houdt verband met het feit dat geweld nooit uitgebannen zal kunnen worden.
25
Voorbeelden
Hieronder worden enkele voorbeelden van SMART-geformuleerde doelstellingen gegeven (zie tevens hoofdstuk 8): - In 2006 is er een advies- en steunpunt huiselijk geweld operationeel, ondergebracht bij instelling X en in samenwerking met de instellingen A tot Z, met in ieder geval een telefonische hulplijn en een vorm van eerste begeleiding van slachtoffers en plegers. - Jaarlijks nemen minstens honderd professionals in de regio deel aan (tien) trainingen van drie á vier dagdelen over de signalering van huiselijk geweld. - Binnen een jaar is het alarmeringssysteem AWARE in gebruik en zijn er tien vrouwen aangesloten. - Door training van alle politieambtenaren, protocollering, registratie, publiekscampagne en andere relevante activiteiten in de regio neemt de aangiftebereidheid bij slachtoffers en omstanders toe, wat tot uiting komt in een toename van het aantal aangiften van huiselijk geweld van (fictief) honderd naar honderdvijftig aan het eind van het project. 3.5. Bepaal de doelgroepen
Uit de brede definitie van huiselijk geweld vloeit voort, dat de aanpak van de problematiek zich in beginsel op alle denkbare groepen richt die ermee te maken hebben of kunnen krijgen. Het kan immers iedereen achter de voordeur treffen en iedereen daarbuiten kan het signaleren. De instellingen in het netwerk huiselijk geweld richten hun aanbod op een of meerdere van deze doelgroepen. De volgende indeling van doelgroepen wordt veel gebruikt: - slachtoffers; Drie groepen plegers en daders; - omstanders / betrokkenen, zowel professionals als niet-professionals (leken). Segmentatie
Daarnaast kan meer specifiek onderscheid gemaakt worden naar geslacht, leeftijd, etnische afkomst, vindplaats of andere relevante gemeenschappelijke kenmerken. Het is belangrijk daarbij niet de context van het cliëntsysteem uit het oog te verliezen. - kinderen (die getuige zijn (geweest) van partnergeweld); - allochtonen (mannen, vrouwen, jongeren); - vrouwen en mannen als slachtoffers (in heteroseksuele relaties); - ouderen, chronisch zieken en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking; - homoseksuele mannen en vrouwen; - jongeren, zowel slachtoffers als plegers. 3.6. Preventie en aanpak van huiselijk geweld Een stevige investering in preventie is essentieel, gezien de omvang van huiselijk geweld en de nadruk die tot voor kort op zorg en opvang werd gelegd. In de afgelopen tientallen jaren zijn er talrijke initiatieven ontplooid die vooral gericht zijn op de zorg en opvang van slachtoffers - kinderen en vrouwen. Deze voorzieningen richten zich dus vooral op de doelen 2, 3, en 4. Nauwelijks waren er interventies ontwikkeld gericht op het 1e en 5e doel (zie paragraaf 3.4.). Preventie is een kerntaak van de GGD, die op diverse manieren kan worden ingedeeld. Een indeling kan helpen bij de ontwikkeling van interventies voor elke fase van huiselijk geweld (zie ook doelstellingen paragraaf 3.4). In deze handreiking gebruiken we de indeling van Bohlmeijer en Cuypers (2001). Zij passen hun indeling toe op de preventie van psych(iatr)ische aandoeningen. Aangezien veel gevolgen van huiselijk geweld op het psychosociale vlak liggen, lijkt deze indeling hier ook geschikt.
26
Zij maken onderscheid in vier ideaaltypen van preventie: 1. Signalen
a)
Geïndiceerde preventie, gericht op individuen of cliëntsystemen waarbij de eerste tekenen van de problematiek zich voordoen. Reactief: naar aanleiding van een signaal. b) Zorggerichte preventie, gericht op diegenen waarbij de problematiek zich in de volle omvang manifesteert; de 'diagnose' is gesteld of dient zo snel mogelijk gesteld te worden en men moet zo snel mogelijk naar de juiste hulp verwezen worden om de schade te beperken. Reactief: naar aanleiding van een signaal. 2. (Nog) geen Universele preventie, gericht op de algemene bevolking of groepen daarbinnen, die signalen echter niet op grond van risico of individuele kenmerken zijn ingedeeld. Daadwerkelijk voorkómen van huiselijk geweld. Pro-actief. a) Selectieve preventie, gericht op doelgroepen die een verhoogd risico hebben maar waarbij er nog geen tekenen van de problematiek zichtbaar zijn. Daadwerkelijk voorkómen van huiselijk geweld bij bepaalde groepen. Pro-actief.
Onderling afhankelijk
Vier van de vijf hoofddoelen (geweld stoppen en veiligheid vergroten, schade beperken, herstellen van schade en herhaling voorkomen, zie paragraaf 3.4.) vragen om een reactie naar aanleiding van een signaal. Zij vragen om aanpak van huiselijk geweld: om geïndiceerde en zorggerichte preventie. Om die gemeenschappelijke doelen te behalen zijn de netwerkinstellingen afhankelijk van elkaar en is samenwerking nodig. Tegelijkertijd heeft iedere instelling afzonderlijk ook een eigen missie, visie, doelstellingen en doelgroepen. Soms zullen doelgroepen van verschillende instellingen elkaar overlappen, soms sluiten ze elkaar uit. De meeste instellingen werken op een deelterrein van huiselijk geweld en hebben daarnaast ook geheel andere beleidsterreinen in hun takenpakket. Kortom: gezien de complexiteit van het veld is coördinatie en sturing nodig.
Ketens
Een speciale vorm van samenwerking is het werken in ketens. Door ketens te ontwikkelen kan een integrale benadering concreet vorm krijgen. Deze manier van werken past vooral goed bij de geïndiceerde en zorggerichte vormen van preventie die afgaan op een signaal. In het volgende hoofdstuk kijken we eerst daarnaar. In hoofdstuk vijf kijken we vervolgens naar de universele en selectieve preventie.
27
4. Ketenontwikkeling Zodra er een signaal van huiselijk geweld is – hoe 'klein' of 'groot' ook - moet de drempel naar steun en hulp zo laag mogelijk zijn. Het cliëntsysteem moet zo snel mogelijk op de juiste plek zijn waar naar een oplossing toegewerkt wordt. Voorkómen moet worden dat zij vele malen hun verhaal moeten doen, dat er jaren overheen gaan en dat vele hulpverleners tegelijkertijd bemoeienis hebben met een cliëntsysteem (en dat niet van elkaar weten). De geïndiceerde en zorggerichte preventie zijn effectief als er ketens worden ontwikkeld vanuit het perspectief van de cliënt. Ketenontwikkeling is een specifieke manier van samenwerking en afstemming. Daarover gaat dit hoofdstuk. Aan bod komen: een definitie van ketens, aandachtspunten voor de ontwikkeling van ketens en de rol van de GGD daarbij. Tot slot wordt een model voor een basisketen gegeven. 4.1. Ketens: een bijzondere vorm van samenwerking Na de introductie van de term 'huiselijk geweld' wordt nu vaak gesproken van het 'werken in ketens' en het belang ervan bij een integrale aanpak van huiselijk geweld. Wat men daaronder verstaat is echter niet altijd even helder. Definiëring
Van der Aa en Konijn (2001) zien ketens 9 als een ordeningssysteem, als "een specifieke vorm van interorganisatorische samenwerking. Ketens verbinden de handelingen van organisaties die samen iets kunnen (of moeten) betekenen voor een cliënt. Doel daarbij is een sluitende aanpak van handelingen die de cliënt nodig heeft of wenst." De schakels van de ketens kunnen(deel)processen zijn, functies, activiteiten of rollen. Bij ketenontwikkeling wordt vorm en sturing gegeven aan één of meerdere ketens. Ketenontwikkeling staat bij GGD'en en hulpverleningsinstellingen veelal nog in de kinderschoenen. Hier en daar wordt deze manier van werken binnen de OGGZ en de Jeugdzorg toegepast. Op het gebied van huiselijk geweld ontstaan in Nederland inmiddels wel justitiële ketens, vaak met het Openbaar ministerie als regisseur. De ontwikkeling van zorgketens gericht op de verschillende groepen cliënt(en)-(systemen) kan als project starten maar is in feite een continu proces van leren, verbeteren, aanpassen en opnieuw evalueren en leren. De ketenpartners moeten daarvoor bereid zijn de eigen werkwijzen te evalueren en zonodig bij te stellen. Haperingen bij de ene instelling kunnen immers gevolgen hebben voor andere schakels in de keten. De kunst is om daar met openheid naar te kijken. Dat vraagt om wederzijds vertrouwen, soms zelfs om een cultuuromslag. Een casuïstiekoverleg kan een goede manier zijn om knelpunten in de ketens op te sporen en aanpassingen in processen te evalueren.
Verschillen
Ketens kunnen op een aantal dimensies verschillen (Beemer en Van Roost, 2003): - de mate waarin zij aanbod- of vraaggestuurd zijn; - de mate waarin ketens dynamisch of stabiel zijn: in hoeverre is er keuze in ketenpartners; - de mate waarin er concurrerende of strijdige afhankelijkheden zijn; - de mate waarin er sprake is van geconcentreerde sturing: in hoeverre de instellingen invloed hebben op het verdere verloop binnen de keten.
9
Om verwarring met andere begrippen te voorkomen: een netwerk is een verband van maatschappelijke partijen, gericht op de gemeenschappelijke formulering van een visie en van besluitvorming. De structuur van netwerken is losser en vrijblijvender dan die van ketens. Ketens brengen ordening aan binnen netwerken. Een traject is een persoonsgebonden keten voor de individuele cliënt, de concretisering van een keten voor het individu (Van der Aa en Konijn, 2001).
28
Het verschil in dimensies kan onder andere verklaren waarom de justitiële ketens eenvoudiger lijken dan die in de zorg. Justitiële ketens zijn aanbod gestuurd (de cliënt heeft niet veel te 'willen'), stabiel, kennen geen of weinig concurrerende afhankelijkheden, en er is concentratie van invloed. In de zorg is er meer sprake van concurrerende belangen, er is meer keuze qua partners, weinig centrale sturing en de processen zijn zowel aanbod als vraag gestuurd. Daarom is er tot nu toe eerder sprake van netwerken dan van ketens in de zorg. 4.2. Ketenontwikkeling Ketenontwikkeling
Hoe kunnen in het complexe netwerk rondom huiselijk geweld de ketens gestalte krijgen? Van der Aa en Konijn noemen drie velden die volledig ontwikkeld moeten zijn om van een volwaardige keten te kunnen spreken. Het veld waarmee men start kan variëren: - het ketendenken moet bij alle ketenpartners ontwikkeld zijn; dit betekent dat zij dezelfde visie, dezelfde doelen en hetzelfde cliëntbeeld voor ogen moeten hebben en gezamenlijk moeten formuleren; - er moeten ketenafspraken gemaakt zijn: dit houdt in dat er procesbeschrijvingen zijn, afspraken over ieders bijdragen en afspraken over de evaluatie van de keten op basis van casuïstiek; - het trajectbeheer moet geregeld zijn: er worden spelregels geformuleerd waarbinnen beslissingen over individuele cliënt(systemen) genomen kunnen worden. Tien aandachtspunten bij ketenontwikkeling (ontleend aan Van der Aa en Konijn, 2001) 1. Werk met partners op basis van vertrouwen en begin met de ketenpartners die graag mee willen doen. 2. Ga na óf en hoe er sprake is van onderlinge afhankelijkheid; anders kan er geen sprake zijn van een keten. 3. Bij ketenontwikkeling kan zowel vanuit de abstractie (visieontwikkeling) gewerkt worden als vanuit de casuïstiek (via knelpuntenanalyse, procesbeschrijving en werkafspraken). 4. Maak een procesbeschrijving van de keten vanuit cliëntperspectief. 5. Maak afspraken over het gebruik van cliëntgegevens. Informatie-uitwisseling is nodig om tot een sluitende aanpak te komen. 6. Vermijd een nieuwe intake bij elke schakel. 7. Ketenregisseurs hebben bewegingsruimte nodig, zijn persoonlijk betrokken en aanstekelijk enthousiast. 8. Er is niet één regisseur over alle ketens; er is geen sprake van leiderschap boven de ketenpartners, maar van sturing van de ketens. 9. Weerstand en een moeizame samenwerking hebben meestal te maken met cultuurverschillen en communicatieproblemen 10. Wanneer een keten is ontwikkeld is het werk niet klaar: ketens zijn systemen die blijven leren in een omgeving die voortdurend verandert.
Taken GGD
Tijdens het proces van ketenontwikkeling kan de GGD en de projectleider in het bijzonder de volgende taken vervullen: - de ketenpartners bij elkaar brengen en het netwerk vormgeven; - een missie en een visie ontwikkelen en doelen formuleren; - het 'ketendenken' bevorderen; - het proces van ketenontwikkeling initiëren, sturen en begeleiden; - de zelfverantwoordelijkheid van de ketenpartners stimuleren; - afstemming binnen de ketens bevorderen; - knelpunten in de keten signaleren en trachten met anderen bij te stellen; - ketenpartner-overstijgende beleidstaken uitvoeren; - kennis delen, overzicht bieden; communiceren; - (deel)projecten initiëren die uit het proces van ketenontwikkeling voortkomen; - beschikbaar zijn als vraagbaak en degene die het overzicht heeft.
29
4.3. Een basisketen
Leren
Hoe ziet een keten in de aanpak van huiselijk geweld er uit? De procesbeschrijvingen, ketenafspraken en regels voor trajectbeheer zullen per regio verschillen, omdat de context overal anders is. Ieder regionaal of stedelijk netwerk huiselijk geweld zal dan ook zijn eigen ordening moeten aanbrengen. Ketens kunnen beschouwd worden als lerende systemen en waarbij telkens opnieuw de context bepaalt hoe ze er uit komen te zien. De eindproducten zullen, onafhankelijk van de regio, wel vergelijkbaar (moeten) zijn. Hieronder is een voorbeeld voor een keten weergegeven vanuit het perspectief van de cliënt (pleger of slachtoffers). In de bijlagen is nog een voorbeeld gegeven. aanleveren signaal aannemen signaal checken
Advies- en steunpunt hg BJZ / AMK Sociaal team OGGZ Vrouwenopvang
partnergeweld? ouderenmishandeling?
zijn er kinderen?
is er crisis?
Vrouwenopvang Verpleeghuis Politie EHBO etc.
opvang opname eerste hulp
eerste nood lenigen
justitiële keten
inschatten / intake
Advies- en steunpunt hg BJZ / AMK Maatschappelijk werk Sociaal team OGGZ JGZ
Volwassenen-GGZ Jeugd-GGZ Traumacentrum Verslavingszorg Vrijwillige cursus agressiebeheersing Vrijgevestigde therapeuten Forensische polikliniek
JGZ Politie
probleem verhelderen
onderzoek (AMK)
plan van aanpak (begeleide) verwijzing zorgcoördinatie
diagnostiek hulpverlening casemanagement
monitoren
De figuur schetst een keten vanuit cliëntperspectief binnen de aanpak van huiselijk geweld, naar aanleiding van een signaal. Het is een zorgbasisketen; de justitiële keten is niet verder uitgewerkt. In de linkermarge staan voorbeelden van instellingen die een rol kunnen spelen bij de genoemde schakel in de keten.
30
Een advies- en steunpunt huiselijk geweld kan bijvoorbeeld de rol op zich nemen van het aannemen van een signaal, het checken, in gang zetten dat de eerste nood gelenigd wordt en het inschatten wat verder moet gebeuren door probleemverheldering, begeleiding, begeleide verwijzing en mogelijk ook vormen van zorgcoördinatie – maar biedt geen opvang, is niet bij machte het geweld te stoppen, doet geen diagnostiek en levert geen hulpverlening. Bij ketenontwikkeling gaat het om het denken in 'horizontale' processen in plaats van in instellingen ('verticaal').
Systeembenadering
De basisketen kan ingevuld worden naar doelgroep, bijvoorbeeld een keten voor slachtoffers of plegers. Of verder gesegmenteerd in kinderen, ouderen etc. Echter, zo’n indeling is ook riskant. We willen immers juist ontkokeren en nemen het cliëntsysteem als uitgangspunt. Voor ketenontwikkeling is dit een lastig dilemma: enerzijds moeten individuele cliënten op maat bediend kunnen worden; aan de andere kant voldoet de beschrijving van één keten voor alle huiselijk geweld problematiek niet. Bij de ontwikkeling van de ketens is het dus belangrijk voortdurend zowel het oog op de individuele cliënt te houden, als op het cliëntsysteem. In een keten die gericht is op een bepaalde groep cliënten kan vervolgens afgesproken worden welke aanbieder(s) welke functies levert / leveren, en worden de schakels en eventuele andere ketens op elkaar aangesloten.
31
5. Interventies voor vier vormen van preventie In dit hoofdstuk gaan we nader in op de vier vormen van preventie, in het bijzonder op de interventies die daarbij passen. Als vervolg op het vorige hoofdstuk over ketenontwikkeling, komen eerst de interventies voor de geïndiceerde en zorggerichte preventie, die reageren op een signaal van huiselijk geweld, aan bod. Daarna volgen de universele en selectieve preventie die een pro-actieve werking hebben. We kijken ook naar de taken die de GGD bij deze vormen van preventie kan hebben. In de bijlage zijn in een matrix voorbeelden van activiteiten weergegeven gericht op de doelgroepen slachtoffers, plegers en omstanders; onderverdeeld naar de vier ideaaltypen van preventie. 5.1. Interventies voor geïndiceerde preventie De geïndiceerde preventie bestaat uit deskundig advies, informatie, steun en begeleiding, en is er op gericht om (dreigend) geweld te voorkomen, te helpen stoppen en de veiligheid te vergroten. De indicatie bestaat uit een signaal als teken van beginnende problematiek en biedt toegang tot een van de ketens die cliënten helpen bij het vinden van oplossingen. Adviseren
De advies- en consultatiefuncties van de AMK’s en advies- en steunpunten huiselijk geweld zijn vergelijkbaar. Zij bieden beide (telefonisch) informatie aan eenieder die iets wil weten over kindermishandeling of huiselijk geweld in het algemeen of advies wil hebben over een situatie in het bijzonder; dit kan desnoods anoniem. Ook professionals kunnen er terecht voor overleg over een casus; dit wordt bij de AMK's consultatie genoemd.
Melden?
Men kan vermoedens van kindermishandeling melden bij het AMK. Meldingen bij de AMK’s hebben een wettelijk kader in de Wet op de Jeugdzorg. Op grond daarvan mag het AMK gedurende een bepaalde periode onderzoek doen naar vermoedens over kindermishandeling en, zonodig zonder toestemming van de ouders, informatie inwinnen. Deze wettelijke basis ontbreekt voor advies- en steunpunten huiselijk geweld. Daarom is in de tijdelijke stimuleringsregeling voor deze punten (zie paragraaf 7.2) gekozen voor de naam advies- en steunpunten in plaats van advies- en meldpunten huiselijk geweld. De punten die zich zo noemen, vullen die functie anders in. Het gaat dan bijvoorbeeld om de (kortdurende) begeleiding waarin met de 'melder' samen naar een oplossing wordt gezocht. Melden kan, bij crisis, ook bij de politie. Dit leidt in veel gevallen tot aanhouding, waarbij de politie een aangifte opneemt als er voldoende grond voor is. Ook kan zij in overleg met het Openbaar Ministerie zogenaamd ‘ambtshalve vervolgen’: aangifte is dan niet nodig. De politie neemt die rol als het ware over als het om ernstige feiten gaat, zonodig zelfs tegen de wil van het slachtoffer in. De zorg voor de directe veiligheid van de slachtoffers staat echter altijd voorop. De adviesfunctie van de politie beperkt zich tot de verstrekking van informatie over bijvoorbeeld hoe men aangifte doet en wat daar de consequenties van zijn. De politie verwijst tevens naar verschillende instanties zoals Slachtofferhulp, gespecialiseerde advocatuur en naar de zorgketen – afhankelijk van de afspraken die daarover worden gemaakt.
Begeleiden
Begeleiding van slachtoffers en plegers kan beperkt of uitgebreid zijn, variërend van een luisterend oor en probleemverheldering tot (praktische) eerste hulp, begeleide verwijzing of zorgcoördinatie. Soms komen slachtoffer en pleger er met begeleiding en zonodig verdere verwijzing (samen) uit; soms is het nodig om samen met het slachtoffer een vluchtplan op te stellen.
32
Professionele begeleiding kan bestaan uit enkele gesprekken maar is géén hulpverlening. Het doel is de cliënt zo snel mogelijk naar de juiste vorm van hulp te leiden. Instellingen die deze functie (kunnen) vervullen zijn: een sociaal meldpunt (OGGZ), de vrouwenopvang, het maatschappelijk werk, een advies- en steunpunt huiselijk geweld of samenwerkingscombinaties daarvan. Module Begeleide Terugkeer, Vrouwenopvang Amsterdam Meer dan de helft van de vrouwen die in de opvang verblijven, gaan binnen een week terug naar hun partner. In veel gevallen gaat het daarna weer mis. Om de kans van slagen bij terugkeer aanzienlijk te vergroten, heeft Vrouwenopvang Amsterdam een methode ontwikkeld om het geweld te doen stoppen. De module Begeleide Terugkeer heeft de veiligheid en de wens van beide partners om de relatie te herstellen en voort te zetten, als uitgangspunt. De methode heeft tot doel de geweldspiraal te doorbreken die zich in het gezin heeft ontwikkeld . Ook kinderen, familieleden of anderen in de directe omgeving van beide partners kunnen bij de begeleiding betrokken worden. Aan het eind van het traject wordt gekeken welke ondersteuning nog gewenst is en wordt eventueel doorverwezen naar vervolghulpverlening.
Steunen
Sommige lichte vormen van (emotionele) steun zoals een luisterend oor, kunnen ook geboden worden door ervaringsdeskundigen of vrijwilligers, bijvoorbeeld van de SOSTelefonische Hulpdienst of Slachtofferhulp. Het is belangrijk afspraken te maken tussen de verschillende aanbieders van steun en begeleiding. 5.2. Interventies voor zorggerichte preventie
Diagnostiek en zorg
De zorggerichte preventie van huiselijk geweld bestaat uit hulpverlening met een preventief effect aan slachtoffers en plegers van huiselijk geweld. Deze vorm van preventie is er op gericht zo vroeg en adequaat mogelijk een 'diagnose' te stellen en cliënt(systemen) zo snel mogelijk naar de juiste hulp of opvang te leiden om verdere schade en herhaling te beperken. Deze vorm van preventie wordt geboden door de Fiom, de vrouwenhulpverlening, Bureau Jeugdzorg, de (Jeugd-)GGZ en vrijgevestigde therapeuten. De hulp kan ambulant zijn of intramuraal; individueel of in groepsverband, of een combinatie daarvan. Ook lopen de methoden van behandeling uiteen. Tijdens het proces van ketenontwikkeling kunnen witte vlekken blijken. Het kan gaan om bepaalde groepen waar geen aanbod voor is (mannelijke slachtoffers), of dat bepaalde vormen van therapie ontbreken (systeemgericht). In het netwerk huiselijk geweld ontmoeten de diverse vormen van hulpverlening elkaar. Zij kunnen met elkaar afspreken wie welke functies invult, hoe het bestaande aanbod verbeterd kan worden en op elkaar kan worden afgestemd.
Bemoeien
Soms is meer nodig dan alleen het aanbieden van zorg en kan meer bereikt worden als de zorg (eerder) en outreaching wordt geboden of dat met bemoeizorg wordt gewerkt en vormen van zorgcoördinatie en casemanagement worden toegepast. Er is hiermee in Nederland nog maar weinig ervaring opgedaan in relatie tot huiselijk geweld. Zelfs als een Bureau Jeugdzorg of de Jeugdgezondheidszorg optreedt als casemanager, varen lang niet altijd de diverse hulpverleners rond een cliëntsysteem dezelfde koers, weten zij van elkaar af of is er echt sprake van een systeembenadering.
33
Casemanagement vereist toestemming van een cliënt voor informatie-uitwisseling en bemiddeling. In situaties van ouderenmishandeling en kindermishandeling ontbreekt die toestemming nogal eens; dan wordt immers vrijwel altijd door anderen dan het slachtoffer gemeld. Het is dan belangrijk meer outreaching te werken, ook al loopt men dan (met name bij ouderenmishandeling) gauw tegen de grenzen van de privacywetgeving aan. Het boekje Spelregels voor samenwerkingsverbanden huiselijk geweld van het NIZW (2003) is een goed hulpmiddel om hier zorgvuldig mee om te gaan. In sommige regio's zijn er zogenaamde ‘consultatienetwerken ouderenmishandeling’ opgezet. Kindspoor (GGD Midden Holland en GGD Zuid-Holland Noord) Kindspoor is een overeenkomst over kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Zodra de politie gebruik maakt van het protocol huiselijk geweld worden de kinderen geregistreerd. Op deze manier kan de Sociale Jeugd en Zedenrechercheur de kinderen melden aan het AMK. Het AMK kan zelf onderzoek doen of doorgeleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming. En in een casuïstiekoverleg met Bureau Jeugdzorg, Raad, De Waag (plegerhulpverlening) en Kwadraad (algemeen maatschappelijk werk) wordt besproken wie van deze partners een ingang voor hulp gaat proberen te vinden bij het gezin. Zie ook de bijlage. Flevoland Tussen de politie in Lelystad en de jeugdgezondheidszorg aldaar bestaan afspraken over meldingen van bezorgdheid over huiselijk geweld als er kinderen onder de vier jaar in een gezin zijn. De jeugdgezondheidszorg zoekt dan contact met het gezin.
Opvang
Als hulp niet voldoende is en de nadruk op veiligheid moet liggen, is er opvang nodig. Het doel van de maatschappelijke opvang in het algemeen en de vrouwenopvang in het bijzonder is om mishandelde en bedreigde vrouwen en hun kinderen een veilig tijdelijk onderkomen te bieden, zonodig op een geheim adres. Vroeger bleef het daar bij: brood, bed en bad. Nu is de tendens steeds meer om vanuit die plek ook de voorwaarden te creëren om zelfstandig, weerbaar, sterker en zonder opvang verder te leven, zodat terugval en de schade – ook voor de kinderen – beperkt blijven. Zie bijvoorbeeld de methode 'Begeleide terugkeer' , Vrouwenopvang Amsterdam. De vrouwenopvang is er in Nederland alleen voor vrouwelijke slachtoffers. Dat zijn o.a. de Fiom-huizen, Blijf van m’n lijf huizen en vergelijkbare initiatieven zoals voor allochtone meiden, of opvang georganiseerd vanuit de kerk. Met uitzondering van Rotterdam en Texel waar particuliere initiatieven zijn ontplooid, zijn er geen geheime of beveiligde adressen voor mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld. Ook voor ouderen is er eigenlijk geen opvang, behalve dan toch een Blijf van m'n Lijf huis of reguliere opname in verpleeg- of ziekenhuis (in acute gevallen soms een oplossing). Momenteel is wetgeving in ontwikkeling die het mogelijk moet maken om de pleger voor tien dagen een huisverbod op te leggen. In Oostenrijk is daar ervaring mee opgedaan. Uit onderzoek naar die ervaringen blijkt dat wetgeving alleen onvoldoende is; er moeten ook trajecten van systeemgerichte begeleiding en hulp aan gekoppeld worden. De pleger gaat er dus niet alleen uit; hij of zij zal ook hulp met drang of dwang (aan)geboden krijgen. Daarnaast moeten slachtoffers en pleger begeleid worden in de wijze waarop ze na een incident eventueel verder willen gaan: samen of niet – en hoe dan – verhuizen - een omgangsregeling?
Daderaanpak In de aanpak van daders is er in Nederland recentelijk veel veranderd. Sinds de
aanwijzing van het college van procureurs-generaal van het Openbaar ministerie van 1 april 2003 kan er niet meer 'gesust' worden. Er moet gehandhaafd worden. Echter, niet elke melding leidt tot aangifte. Volgens Van Dijk (1997) gaat het om de helft van het aantal meldingen: 6% van alle slachtoffers of omstanders doet aangifte.
34
Zelfs met de mogelijkheid tot ambtshalve vervolgen, wordt niet elke pleger uiteindelijk ook veroordeeld. Van de justitiële keten gaat naast repressie dan ook een preventieve werking uit; er wordt een norm gesteld. Plegers zullen zich realiseren dat vervolging tot de mogelijkheden behoort. Soms stopt het geweld of accepteren zij vrijwillig (met enige drang) behandeling. Of er volgt een agressiebeheersingstraining in het besef dat die anders na een volgende keer door de rechter opgelegd zou kunnen worden (dwang). De aanwijzing van de procureurs-generaal geldt nu voor alle arrondissementen in Nederland. Dat wil echter nog niet zeggen dat die overal al even adequaat wordt uitgevoerd. Lang niet alle politieambtenaren, officieren van justitie en rechters zijn bijgeschoold. Nog niet overal bestaan er protocollen binnen de politiekorpsen en zijn er afspraken met het Openbaar ministerie, de (verslavings)reclassering en forensische psychiatrie. In de bijlagen is een convenant voor de justitiële keten te vinden. 5.3. Universele preventie Het doel van universele preventie van huiselijk geweld is: bewustwording en attitudeverandering. Interventies zijn: publiciteit, voorlichting, educatie en vormen van publieksinformatie. Universele preventie richt zich op iedereen, op het algemene publiek of segmenten daarvan (die niet op grond van risico zijn geselecteerd). De kanalen kunnen per segment van het algemene publiek verschillen. Volwassenen zijn te bereiken via de media zoals radio, tv, krant e.d., maar ook op straat: via reclamezuilen (zogenaamde mupi's en abri's). De jeugd is tevens te bereiken via Internet, vormen van vrijetijdsbesteding en lesprogramma's. Allochtonen maken meer gebruik van kanalen in de eigen taal en andere doelgroepen zijn weer het best te benaderen via bepaalde uitgaansgelegenheden. Universele preventie kan ook bestaan uit bijvoorbeeld standaard huisbezoeken en opvoedcursussen voor alle aanstaande ouders (naar Scandinavisch voorbeeld), of lesprogramma's gericht op alle kinderen in een bepaalde leeftijdscategorie in het onderwijs. Informatieverstrekking aan intermediaire groepen – alle huisartsen of alle leerkrachten – is ook een vorm van universele preventie van huiselijk geweld: informatie over signalen, hoe er naar te vragen en wat te doen (sociale kaart). Universeel is de boodschap dat huiselijk geweld niet normaal is; dat het wél normaal is om erover te praten, dat je je zorgen mág maken om een medeburger, dat hulp mogelijk is en dat er informatie is over verwijzing. Niet alle geweld kan voorkomen worden maar door bewustwording en attitudeverandering kunnen risicovolle situaties wel eerder gesignaleerd worden en daardoor wellicht ernstiger voorkomen worden. Hiermee sluit de universele preventie aan bij de selectieve en geïndiceerde preventie. De universele preventie ondersteunt bovendien de andere vormen van preventie omdat die zich richt op iedereen. Taken GGD
De GGD (projectleider, PR-functionaris, GVO-functionaris) kan de verantwoordelijkheid voor de invulling van de universele preventie op zich nemen. Behalve dat GGD'en zich bij uitstek bezig houden met preventie zijn zij een goede 'afzender' van een boodschap vanwege de neutrale positie in het verlengde van de gemeente(n). Bovendien gaat het om een taak die de projectpartners overstijgt. De GGD ontlast hen daarmee en ondersteunt tegelijkertijd de gezamenlijke doelstellingen en afzonderlijke activiteiten. Taken voor de GGD zijn: - activiteiten initiëren; - samenwerken en afstemmen met projectpartners; - publiciteit, voorlichting, educatie en publieksinformatie organiseren; - de integrale benadering en overzicht bewaken.
35
5.4. Selectieve preventie 10 Selectieve preventie richt zich op bepaalde risicogroepen. De interventies houden in dat mogelijke risicogroepen actief worden opgespoord en dat zij outreaching en op maat voorlichting, educatie of opvoedingsondersteuning krijgen aangeboden. Toepassing van selectieve preventie impliceert kennis over risicofactoren en beschermende factoren voor huiselijk geweld. Er zijn op basis van onderzoek geen causale verbanden aan te wijzen tussen omgevingsfactoren of persoonskenmerken en het ontstaan van huiselijk geweld. Geweld kan niet met bepaalde factoren voor 100% zeker voorspeld worden. Wel zijn er (combinaties van) factoren die de kans daarop vergroten. Risicofactoren Zo is partnergeweld een risicofactor voor kindermishandeling en lopen gehandicapte kinderen, kinderen met ADHD, couveusekinderen, kinderen van alleenstaande (jonge) ouders, van verslaafde ouders of kinderen die in armoede leven meer risico dan andere kinderen. Bij partnergeweld bestaat er een verband tussen alcoholisme en huiselijk geweld. De kans op machtsongelijkheid wordt vergroot indien een van de partners geen eigen inkomsten of sociaal netwerk heeft. Bijvoorbeeld: geïsoleerde allochtone vrouwen die geen Nederlands spreken, niet werken en een afhankelijke verblijfstatus hebben, lopen daardoor meer risico. Maar ook ouderen die voor hun verzorging afhankelijk zijn van anderen, verder weinig familie hebben en niet meer naar buiten kunnen, lopen waarschijnlijk meer risico. Wie tijdens de jeugd huiselijk geweld ervaart, loopt meer risico voor zowel huiselijk als straatgeweld. Onderzoek van Widom en Maxfield (2001) laat zien dat bijna tweederde van de onderzochte groep mishandelde en verwaarloosde kinderen een verhoogde kans heeft op een arrestatie in de adolescentie en bijna eenderde een verhoogde kans heeft op arrestatie als volwassene. Jongens maken daar meer kans op dan meisjes. Echter, eerder onderzoek van Kaufman en Zigler (1987) laat zien dat tweederde van de fysiek mishandelde kinderen later géén huiselijk of publiek gewelddadig gedrag vertoont. Hoe dan ook, er zijn indicaties dat kinderen die opgroeien in onveilige situaties een verhoogd risico lopen voor later problematisch gedrag. Bescherming Niet iedereen die in dezelfde risicovolle omstandigheden leeft, ondervindt daar evenveel
problemen van. Er zijn ook beschermende factoren. Die kunnen in het individu zelf zitten (aanleg, IQ, persoonlijkheid, vaardigheden), maar ook in een sociaal netwerk . Kinderen kunnen van anderen, binnen of buiten het gezin, enige compensatie voor gemiste zorg en warmte ondervinden. Dit blijkt ook bescherming op de langere termijn te bieden, net als positieve ervaringen op andere terreinen, zoals op school en in de sport. En tot slot: ook verzet tegen geweld blijkt te helpen. Taken GGD
De taken van de GGD (projectleider, GVO-functionaris, JGZ-teams) ten aanzien van de selectieve preventie kunnen zijn: - met andere projectpartners signaleren van mogelijke risicogroepen; - partners bij elkaar brengen, afspraken maken over opsporen van risicogroepen; - initiëren en mede organiseren van activiteiten voor selectieve preventie; - actief opsporen en benaderen van risicogroepen in het kader van de OGGZ en de Jeugdgezondheidszorg (bijvoorbeeld in het speciaal basisonderwijs); - bewaken van een systeembenadering.
10
De risico- en beschermende factoren voor huiselijk geweld en kindermishandeling in het bijzonder worden hier kort aangestipt. Nadere bronnen zijn bijvoorbeeld Kooiman en Wolzak (2003) Verkennende Studie Preventie Kindermishandeling en Dijkstra (2001) Kinderen die getuige zijn van het geweld tussen hun ouders, basisverkenning van korte en lange termijn effecten. Daarvan is voor het schrijven van deze paragraaf ook gebruik gemaakt.
36
Preventieve huisbezoeken, Hulpverleningsdienst Flevoland Een preventief huisbezoek is het ongevraagd aan de bel trekken (letterlijk en figuurlijk) in een situatie met vermoedens van huiselijk geweld. De doelstellingen zijn om binnen te komen, het geweld boven tafel te krijgen en op basis daarvan in gezamenlijkheid vervolgstappen vast te stellen. De preventieve huisbezoeken worden uitgevoerd door de jeugdgezondheidszorg en het algemeen maatschappelijk werk. De jeugdgezondheidszorg komt alleen in actie als er kinderen onder de vier jaar bij betrokken zijn. Hierdoor kan het instrument snel worden ingezet, voor alle gevallen waarbij zorg bestaat over een situatie achter een voordeur en niet alleen n.a.v. signalen. Indien een van de twee organisaties geen preventief huisbezoek kan doen , kan de Vrouwenopvang Flevoland die rol overnemen. Verwijzer is in eerste instantie (in de proeffase) de politie. In de politiereg In de politieregio Rotterdam-Rijnmond hebben Beke en Bottenberg (2003) op basis van dossieronderzoek een poging gedaan om drie type plegers van huiselijk geweld met daaraan gekoppeld drie geweldsscenario's en interventies te beschrijven.
37
6. Andere taken van de GGD De GGD kan ook andere taken dan de coördinatie vervullen in een project ter preventie en aanpak van huiselijk geweld. Denk daarbij aan onderzoek en registratie, publiciteit en gezondheidsbevordering – taken die ondersteunen. Disciplines die daar mee te maken hebben, zijn: (andere) beleidsmedewerkers (OGGZ), de epidemioloog, de PR- / communicatieadviseur en de GVO-functionaris / Gezondheidsbevordering. Echter ook in de signalering, zorgcoördinatie en verwijzing heeft de GGD een taak. Verscheidene disciplines hebben daarmee in de praktijk te maken – of zullen dat krijgen. In de signalering en doorverwijzing kunnen GGD-artsen een rol hebben, verpleegkundigen, doktersassistenten en logopedisten (indien bij de GGD werkzaam). In dit hoofdstuk gaan we op de diverse taken in. 6.1. Monitoren, onderzoek en registratie Waarom
De monitorfunctie biedt zicht op wat er gebeurt, hoe dat gebeurt en wat de effecten zijn. Monitoring geeft antwoord op de volgende vragen: - Wat leveren de investeringen op en worden de doelstellingen behaald? Dit is interessant voor opdrachtgevers, financiers en politiek, maar ook voor ketenpartners en projectleiding. - Zijn cliënten tevreden en gebaat bij de inspanningen die ketenpartners leveren? - Zit het project op de goede weg; ontwikkelen processen zich in de gewenste richting of moet er bijgestuurd worden? De mate waarin de doelstellingen van een project behaald worden, hangt vooral af van de wijze waarop ze geformuleerd zijn. Ideaal gesproken begint men met een nulmeting. Die kan inzicht geven in de omvang van de problematiek en een deel van eventueel ongeloof of weerstand wegnemen.
1. Landelijke Voor een nulmeting kan men uitgaan van de landelijke cijfers (zie bijlagen) als er geen cijfers redenen zijn om aan te nemen dat de lokale gegevens over de omvang van huiselijk
geweld, daar (veel) van afwijken. Tot nu toe leren de theorie en de praktijk dat huiselijk geweld overal voorkomt: in de stad en op het platteland, aan de 'goudkusten' en in achterstandswijken, en onder alle bevolkingsgroepen. Tegelijkertijd is er nog niet veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar mogelijke verbanden tussen vormen van huiselijk geweld en andere factoren zoals armoede, sociaal economische status en dergelijke. De VVI
Het Verweij-Jonkerinstituut en TransAct ontwikkelen in opdracht van het ministerie van SZW en in samenwerking met enkele gemeenten een landelijke Vrouwenveiligheidsindex (VVI), die onder andere de landelijke omvang van huiselijk geweld moet gaan monitoren. In de praktijk zal die over huiselijk geweld in bredere zin gaan, niet alleen over geweld tegen vrouwen. De VVI richt zich er in eerste instantie op om aan te sluiten bij de bestaande surveys zoals gemeentelijke bevolkingsenquêtes, veiligheidsmonitoren en gezondheidsenquêtes.
2. Lokale cijfers
Het genereren van lokale cijfers over de omvang van huiselijk geweld is lastig maar niet onmogelijk. Terminologie De eerste reden daarvoor is de recente introductie (1997) en ingebruikname van de term huiselijk geweld (zie ook hoofdstuk 1). In de registratiesystemen en dossiers van instellingen die te maken hebben met huiselijk geweld treft men dan ook geen of allerlei verschillende termen aan (vrouwenmishandeling, kindermishandeling of seksueel geweld). De mogelijkheid om een hokje ‘huiselijk geweld’ aan te kruisen is er nog maar zelden. Systemen Een tweede belangrijke reden betreft de verschillen tussen de registratiesystemen zelf. Ze sluiten niet op elkaar aan, wat een vergelijking zeer lastig maakt, laat staan een analyse.
38
Wie een beeld wil krijgen van de lokale omvang van huiselijk geweld uit de registraties bij instellingen zal dus verschillende gegevens moeten verzamelen. Bijvoorbeeld het aantal meldingen en aangiften bij de politie (sinds 1 januari 2004 mogelijk), het aantal meldingen bij het AMK, een percentage cases huiselijk geweld op een bepaald moment bij instellingen zoals maatschappelijk werk, de GGZ, EHBOafdelingen van ziekenhuizen, enz. IJsberg
Er is een derde reden die het moeilijk maakt om iets te zeggen over de werkelijke omvang van huiselijk geweld. Het aantal meldingen bij de politie en in de hulpverlening is het topje van de ijsberg. Uit het onderzoek van Intomart in 1997 blijkt dat slechts 12% van de voorvallen bij de politie wordt gemeld en officieel geregistreerd en dat 13% van de slachtoffers met een arts of andere professional praat. Uit ander onderzoek (Van Burik, 1997) is gebleken dat slechts 30% van de mensen uit de omgeving van een kind met een vermoeden van kindermishandeling dit ook daadwerkelijk meldt. (Bij beroepsbeoefenaren in onderwijs en gezondheidszorg ligt dit percentage op 75%.) Onder dat topje van de ijsberg (de stippellijn in de figuur 11) zit een deel dat net zo ernstig is, maar niet gemeld wordt bij politie en / of hulpverlening, om wat voor reden dan ook . En daaronder zit het grootste stuk dat (nog) niet ernstig genoeg is om ‘meldenswaard’ te zijn, maar wel om schade te berokkenen. Een deel daarvan komt bij de hulpverlening, een ander deel niet, om wat voor reden dan ook.
meldingen bij politie
zeer ernstig ernstig
schadelijk eerste signalen
Proefproject Vinger aan de pols, Haarlem In het kader van dit deelproject is een formulier ontwikkeld waar acht instellingen gedurende een half jaar mee gewerkt hebben. Van cliënten werden onder andere enkele noodzakelijke persoonsgegevens opgenomen. Die zijn vervolgens versleuteld tot nietherleidbare data. Deze zijn door de epidemioloog en met medewerking van het Trimbosinstituut geanalyseerd volgens de 'capture-recapture' methode. Daarmee kan aan de hand van de mate van overlap van personen die bij meerdere instellingen bekend zijn, een betrouwbare schatting gemaakt worden van de groep die zich met dezelfde problematiek nergens meldt (zogenaamde dark number). Bij elkaar geeft dit inzicht in de totale omvang van cliënten en potentiële cliënten van hulpverlening en politie (resultaten op het moment van schrijven nog niet bekend). Surveys
Naast het gebruik van registratiesystemen bij politie of hulpverlening kan men overwegen om surveys en kwalitatief onderzoek onder het algemeen publiek te doen of onder groepen daaruit. Tevredenheidsonderzoek onder cliënten en andere doelgroepen van projecten behoort ook tot de mogelijkheden.
11. De plaats van de (stippel)lijnen in de figuur zijn min of meer arbitrair.
39
Veel grote gemeenten doen (twee)jaarlijks onderzoek onder hun bevolking naar allerhande zaken (zie bijlage voor voorbeeld). Vragen over huiselijk geweld kunnen daarin opgenomen worden. Daarnaast gebruiken gemeenten Veiligheids- Leefbaarheid- en Jeugdmonitoren waar huiselijk geweld een onderwerp in kan zijn. Ook kan onderzoek gedaan worden via de jeugdgezondheidszorg (GGD of consultatiebureaus) of zelfs gewoon op straat; veel is daarin mogelijk. Ook het epidemiologisch onderzoek dat de GGD uitvoert in het kader van het lokaal gezondheidsbeleid (gezondheidsmonitor / gezondheidsenquêtes of –profiel) leent zich voor onderzoek naar huiselijk geweld (zie bijlage voor voorbeeld). De vakgroep epidemiologie van GGD Nederland heeft een module hiervoor ontwikkeld. Bij de interpretatie van de data spelen de response en betrouwbaarheid een belangrijke rol vanwege de gevoeligheid van het onderwerp in kwestie. Dit moet niet worden onderschat. Daarom is het aan te bevelen onderzoeksmethoden zoveel mogelijk te combineren. Keten Monitoring
Een waardevol instrument voor het monitoren van ketens is, tot slot, een casuïstiekoverleg. Niet alleen om knelpunten in de ketens te signaleren, maar ook om vervolgens, nadat de knelpunten zijn aangepakt, te beoordelen of er iets aan de werkwijze of het aanbod verbeterd is. Het casuïstiekoverleg is een goede 'monitor' van de praktijk en de cliënt. Dit levert echt geen cijfermatige gegevens op. Bij de GGD Hulpverlening Gelderland Midden (Arnhem) zijn twee casemanagers aangesteld met een hulpverleningsachtergrond, gefinancierd door de politie en de gemeente Arnhem. De casemanagers hebben zowel een werkplek binnen HGM als binnen het Arnhemse Veiligheidshuis (vergelijkbaar met 'Justitie in de Buurt', maar aangevuld met hulpverleningspartners). De casemanagers hebben, alhoewel hun functienaam anders doet denken, géén directe bemoeienis met cliëntsystemen. Zij hebben de taak om de zorg- en justitiële ketens in kaart te brengen en daar waar nodig bruggen te slaan tussen deze werkvelden. Daarbij signaleren zij hiaten in de aanpak van huiselijk geweld en proberen zij oplossingen hiervoor te initiëren. Omdat de casemanagers uitgaan van de meldingen van huiselijk geweld die bij de politie binnenkomen, is er een nauwe samenwerking met de Arnhemse politie. De politie zet kinderen op het spoor van de jeugdzorg, vrouwen worden verwezen naar de vrouwenhulpverlening en de plegers gaan standaard naar de forensische polikliniek. Door de mogelijkheid om het registratiesysteem van de politie (BPS) te raadplegen, houden de casemanagers zicht op de aard en de omvang van de meldingen. In nauw overleg met de jeugdcoördinator van de politie wordt huiselijk geweld voortdurend onder de aandacht van agenten gebracht. De casemanagers ontwikkelen mede een advies- en steunpunt huiselijk geweld.
6.2. Communicatie en GVO / Gezondheidsbevordering Publiciteit
De communicatieadviseur / PR-functionaris en GVO-functionaris zullen in een project over huiselijk geweld regelmatig samenwerken, vooral bij de universele en selectieve preventie (zie vorig hoofdstuk). Zij treffen elkaar bijvoorbeeld in een werkgroep Publiciteit / Publiekscampagne of andere deelprojecten. Beide hebben daarin – ieder vanuit de eigen deskundigheid – een adviserende en organiserende taak. Zij adviseren de projectleider en de projectgroep over een plan voor publiciteit, wat daarna kan worden uitgevoerd, eventueel met behulp van een extern bureau. De communicatieadviseur draagt in het algemeen zorg voor de publiciteit rondom het project en het thema, samen met de projectleider.
40
Met JGZ, VETC, MOA en SOA Trainingen
De GVO-functionaris kan ook een coördinerende rol vervullen in deelprojecten in het onderwijs, en samenwerken met de JGZ en andere instellingen op dit terrein. Ook is samenwerking mogelijk met de MOA-verpleegkundigen en VETC-voorlichters (Voorlichting in eigen taal en cultuur). Denk aan de ontwikkeling, coördinatie en medeuitvoering van activiteiten die gericht zijn op allochtone doelgroepen of asielzoekers. De GVO-functionaris kan bijvoorbeeld ook de ontwikkeling en coördinatie van de deskundigheidsbevordering van beroepsgroepen voor zijn of haar rekening nemen. 6.3. Signalering en verwijzing De GGD heeft ook een taak in de signalering van gevallen van huiselijk geweld en in verwijzing. De onpartijdige positie van de GGD komt hiermee niet in de knel. Het gaat namelijk niet om hulpverlening zoals andere instellingen die bieden, maar om activiteiten in het kader van collectieve preventie en de vangnetfunctie. Voor daadwerkelijke hulpverlening zal de GGD altijd doorverwijzen. GGD-functionarissen die signalen van huiselijk geweld kunnen opvangen zijn: - de inspecteur woonhygiëne; - de zorgcoördinator of sociaal-psychiatrisch verpleegkundige OGGZ (niet bij alle GGD'en); - de teams van jeugdarts, verpleegkundige, doktersassistent en bij sommige GGD'en ook de logopedisten van de jeugdgezondheidszorg (bij een enkele GGD hoort het AMK ook bij de JGZ); - de soa-verpleegkundigen; - sociaal-medische advisering (kwetsbare groepen zoals ouderen, chronisch zieken, gehandicapten); - de ambulancehulpverlening; - de Medische Opvang Asielzoekers (MOA); - de forensische arts.
OGGZteams en meldpunt
De inspecteurs woonhygiëne en de zorgcoördinatoren of sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen OGGZ krijgen in toenemende mate met de problematiek van huiselijk geweld te maken. Zo blijkt de laatste jaren dat steeds meer gezinnen een beroep doen op de opvang en hulp; het zijn niet meer alleen ontspoorde individuen, verslaafden en psychiatrische patiënten. Steeds meer kinderen raken in de knel door de situatie waarin hun ouders terecht zijn gekomen. Vandaar dat outreaching werken, bemoeizorg en zorgcoördinatie welke zo kenmerkend zijn voor de OGGZ (zie hoofdstuk 2) ook noodzakelijk zijn bij veel gevallen van huiselijk geweld. De praktijk van de OGGZ is tevens een goed voorbeeld waarmee duidelijk wordt dat de GGD niet alleen in de gezondheidszorg als spin in het web kan fungeren. Er wordt ook nauw samengewerkt met de sociale dienst, woningbouwverenigingen, politie en dergelijke. Om die redenen kan een advies- en steunpunt huiselijk geweld aangehaakt worden bij een OGGZ- sociaal meldpunt.
JGZ-teams
De teams van de Jeugdgezondheidszorg signaleren kindermishandeling en huiselijk geweld in het algemeen en verwijzen naar Bureau Jeugdzorg en (jeugd)GGZ, of melden zonodig bij het AMK. Om de gevoeligheid voor de problematiek te verhogen is het zinvol de teams (met gemengde disciplines) te trainen. De jeugdarts en verpleegkundige zijn belangrijke overlegpartners voor leerkrachten wanneer zij vermoeden dat er sprake is van mishandeling of verwaarlozing van kinderen. De jeugdarts volgt een kind totdat de zorg of een melding geregeld is. De meeste GGD'en bewaren de dossiers tien jaar of tot een bepaalde leeftijd van het kind (24 jaar). Vanwege de relatie met de verjaringstermijn van incest, seksueel geweld en mishandeling zal deze termijn in de toekomst mogelijk verruimd worden. Bij grote zedenzaken participeert de jeugdarts ook in een zedenteam.
41
Hij of zij heeft de rol van onafhankelijk arts voor de slachtoffer(s), doet zelf onderzoek, maar brengt ook zo snel mogelijk gespecialiseerd (medisch, gynaecologisch) onderzoek op gang en geeft voorlichting aan omstanders en school. SOA
De soa-verpleegkundigen kunnen huiselijk geweld signaleren in hun contacten met prostituees, met anderen die bij de soa-spreekuren komen, bijvoorbeeld met klachten ten gevolge van ongewenste seksuele contacten. Tevens komen de soa-verpleegkundigen in aanraking met verwante thema's zoals loverboys, vrouwenhandel en kinderporno.
MOA
De medewerkers van de MOA verkeren in een bijzondere positie. De bewoners van een asielzoekerscentrum verblijven daar per definitie tijdelijk. De verpleegkundigen signaleren veel huiselijk geweld. De achtergronden zijn vaak complex. Niet alleen zijn er verschillen in taal, cultuur en opvattingen over man-vrouw verhoudingen en opvoeding. Asielzoekers hebben bovendien in veel gevallen reeds een oorlogsverleden met veel geweld, inclusief verkrachting. Daarnaast zijn zij vaak bang voor de politie door de ervaringen in het land van herkomst en bang dat hun verzoek om een verblijfsvergunning in gevaar komt.
Forensisch arts De forensisch geneeskundige, tot slot, fungeert als onafhankelijk arts. Dit speelt
bijvoorbeeld wanneer er een letselbrief wordt afgegeven, foto’s worden gemaakt van lichamelijk letsel, medisch of gynaecologisch onderzoek in gang wordt gezet (deze vorm van forensisch en diagnostisch onderzoek staat in Nederland nog in de kinderschoenen), er een onnatuurlijke dood wordt geconstateerd en wanneer er kinderen overlijden waarbij er twijfel is over de doodsoorzaak. De forensisch arts werkt in opdracht van de politie, en werkt ook nauw samen met de mensen van de ambulancehulpverlening die regelmatig slachtoffers van huiselijk geweld naar de EHBO brengen. Forensisch artsen van de GG&GD in Amsterdam hebben een cursus digitaal fotograferen gehad om letsel van slachtoffers van huiselijk geweld vast te leggen. Daardoor kunnen artsen makkelijker hun foto's verzenden naar onder andere politie en justitie om de ernst van een delict zichtbaar in beeld te brengen. Met de foto in de hand kan een letselverklaring voor het slachtoffer worden opgemaakt en aangifte worden gedaan van het misdrijf.
Politie en ambulance zijn vaak als eerste bij ernstige gevallen van geweld en zien als enige de omstandigheden – of plaats delict. Het is belangrijk dat vermoedens en signalen doorkomen naar EHBO, kinderarts, forensisch arts en zonodig AMK. Desnoods wordt direct de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld, bijvoorbeeld bij levensbedreigende omstandigheden. Het Twenteborg Ziekenhuis te Almelo heeft in het kader van het project huiselijk geweld een protocol kindermishandeling ontwikkeld. Hierin is een beslisboom opgenomen die gehanteerd kan worden bij een vermoeden van kindermishandeling. Tevens wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde Sputovamo-formulier dat op de spoedeisende eerste hulp direct voorhanden is. Daarmee wordt bij ieder kind dat op de spoedeisende hulp binnenkomt overwogen of de verwonding een oorzaak zou kunnen zijn van kindermishandeling. De overige Twentse zieken-huizen hebben het protocol inmiddels overgenomen.
42
7. Organisatie van een project over huiselijk geweld Om tot één geheel te komen van preventie en aanpak, is meer nodig dan samenwerking, coördinatie en sturing. Een goed project heeft ook een passende structuur en voldoende financiële middelen nodig om de projectleider en de deelprojecten te financieren. Direct bij de start van een project moet ook al nagedacht worden over een structureel vervolg, over de inbedding. Dit loopt parallel aan de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten in de projectfase. In dit hoofdstuk bespreken we deze onderwerpen van meer praktische aard. 7.1. Projectstructuur Ontkokeren
Resultaatgericht
Het ligt voor de hand om een project over huiselijk geweld op te delen in deelprojecten gericht op doelgroepen of verschijningsvormen van huiselijk geweld: ouderenmishandeling, kindermishandeling, vrouwenmishandeling etc. Deze indeling heeft een paar nadelen. Sommige groepen slachtoffers en plegers kunnen er gemakkelijker door 'vergeten' worden, zoals mannelijke slachtoffers of jonge plegers. Een tweede nadeel is dat de indeling in doelgroepprojecten verkokering van het beleidsterrein in de hand kan werken en dat de systeem- en integrale benadering van huiselijk geweld verloren gaan. En tot slot: een deelproject ‘vrouwen- en kindermishandeling’ loopt het risico dat de bijbehorende werkgroepen een platformfunctie krijgen in plaats van een werkfunctie. Er zal immers altijd aandacht voor deze problematiek nodig blijven en zo'n 'werk'groep kan dus nooit afronden. Een en ander neemt niet weg dat de diverse verschijningsvormen van huiselijk geweld om eigen benaderingen vragen en dat het aanbod genuanceerd moet zijn. Echter, het opdelen van huiselijk geweld in de verschillende deelgebieden is in het begin van een project niet aan te raden. Een indeling naar gewenst resultaat is wel heel goed mogelijk, bv. een deelproject Aware, of de opzet van een advies- en steunpunt. Houd daarbij altijd rekening met de lokale situatie. Een projectindeling kan bijvoorbeeld zijn: - deelproject Monitoring door registratie en onderzoek - deelproject Deskundigheidsbevordering en voorlichting beroepsgroepen - deelproject Opzet advies- en steunpunt huiselijk geweld - deelproject Publiciteit (o.a. campagne) en communicatie - deelproject Universele Preventie via het onderwijs - deelproject Hulpaanbod (indirecte) slachtoffers, ketenontwikkeling, sociale kaart - deelproject Behandeling plegers en daders, ketenontwikkeling, sociale kaart - deelproject Justitiële keten, protocollering en convenant - deelproject Bespreekbaar maken in allochtone kring
Timing
Organisatiestructuur
De deelprojecten kunnen tegelijkertijd aan de slag met voorbereidende werkzaamheden, maar de uitvoering van activiteiten en het zichtbaar worden van daadwerkelijke producten moeten goed getimed worden. Zo is het voor de deskundigheidsbevordering van beroepsgroepen nodig dat zij kunnen beschikken over een (concept) sociale kaart. Een publiekscampagne kan pas starten als het advies- en steunpunt huiselijk geweld adequaat kan reageren en de 'backoffice' ervan dus opgetuigd is. De werkgroepen die de deelprojecten uitvoeren, bestaan uit vertegenwoordigers van relevante instellingen. De werkgroepleden komen samen in een projectgroep huiselijk geweld, of in een samenwerkingsverband, netwerk, begeleidingscommissie of beleidsgroep. In de projectgroep zitten vertegenwoordigers van alle instellingen die in het project participeren. Deze zorgen voor terugkoppeling naar de eigen organisatie, hebben intern de positie om het beleid te beïnvloeden en hebben een zeker mandaat, ze kunnen besluiten nemen. De voorzitter van de projectgroep is de projectleider of een onafhankelijk voorzitter.
43
Het is aan te raden om boven de projectgroep een stuurgroep te installeren, met name in grotere werkgebieden. In de stuurgroep zit het management van de belangrijkste projectparticipanten, een van de wethouders (Volksgezondheid / Welzijn) kan voorzitter zijn. Daarmee ontstaat en beklijft het draagvlak binnen instellingen en wordt de samenwerking in ketens bevorderd. In sommige regio's bestaat er naast een OGGZ-platform ook een OGGZ-stuurgroep. Daarin zit het management is van vrijwel alle ketenpartners uit een stuurgroep huiselijk geweld . Daarmee kan een verbinding gelegd worden. Het contact met de gemeentebestuurders en de politiek vindt plaats – bij een gemeenschappelijke regeling – in de bestuurscommissie (wethouders) van de GGD en in het voorbereidend overleg van de beleidsambtenaren volksgezondheid. De bestuurscommissie is tevens de opdrachtgever. Daar waar de GGD binnen een gemeentelijke sector valt, kan via het structureel overleg direct teruggekoppeld worden naar de verantwoordelijke wethouder(s). Soms krijgt een centrumgemeente in een regio deze rol van de kleinere gemeenten aangereikt. Naast structureel overleg met bestuurders blijft het belangrijk regelmatig de gemeenteraden en raadscommissies te informeren. En al eerder noemden we de waarde van een casuïstiekoverleg. Een projectstructuur kan er dan als volgt uitzien, maar hangt natuurlijk ook sterk af van de lokale situatie (zie ook de bijlage). Opdrachtgevers: bestuurscommissie GGD of wethouder gemeente X
Stuurgroep (OGGZ)
Projectleiding
Projectgroep huiselijk geweld
Werkgroep
Werkgroep
Werkgroep
Werkgroep
Arrondissementeel justitieel beraad
Casuïstiekoverleg
Werkgroep
Werkgroep
7.2. Financiering Voldoende budget is essentieel. Geld om alleen de projectleider te financieren is niet voldoende. Er is ook budget nodig voor activiteiten in de deelprojecten. En na een projectfase is structurele financiering minstens nodig voor publiciteit, drukwerk, voor voorlichting en training van beroepsgroepen en voor de instandhouding van een adviesen steunpunt huiselijk geweld. In de bijlage is een voorbeeldbegroting opgenomen. Het verdient aanbeveling de gelden voor de preventie en aanpak van huiselijk geweld zo veel mogelijk te bundelen. Niet alleen is dat overzichtelijker, zo wordt het ook mogelijk om het geld in te zetten als stimulerings- en sturingsinstrument voor projectparticipanten. Deze mogelijkheid wordt nogal eens onbenut gelaten. Bij het zoeken naar financieringsmogelijkheden moet rekening gehouden worden met de begrotingscycli en tranches voor subsidieaanvragen. Voor gemeenten geldt dat de begroting al anderhalf jaar voorafgaand aan het betreffende jaar in grote lijnen wordt opgesteld. Ook daarom is lange-termijn-denken noodzakelijk. In de bijlagen staan mogelijke financieringsbronnen vermeld.
44
VWS
Het ministerie van VWS stelt oplopend tot 3 miljoen in 2007 en in totaal 7,8 miljoen euro beschikbaar aan de 35 centrumgemeenten vrouwenopvang om een landelijk dekkend netwerk van advies- en steunpunten huiselijk geweld te realiseren met daarachter een stelsel van samenwerkingsverbanden die een sluitende aanpak bieden. Na 2007 zullen de gelden ondergebracht worden bij de specifieke uitkering vrouwenopvang of het Grotestedenbeleid. Deze tijdelijke stimuleringsregeling staat vermeld in de Staatscourant van 20 juli 2004.
GSB
In de derde tranche van het Grotestedenbeleid (2005 t/m 2009) heeft het Rijk binnen de sociale pijler onder de noemer ‘veiligheid’ doelstellingen opgenomen voor de preventie en aanpak van huiselijk geweld. In 2008 moet er in elke grote stad (regio) een advies- en steunpunt huiselijk geweld gerealiseerd zijn én een convenant tussen de samenwerkende instellingen zijn. Het aantal meldingen en aangiften bij de politie wordt als outputindicator genoemd.
EU
Buiten Nederland bestaat de mogelijkheid samen met minimaal twee andere lidstaten bij de EU een projectaanvraag in te dienen in het kader van het Daphne-II programma. Dit is een programma gericht op de preventie en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en op de bescherming van risicogroepen. Het programma bestrijkt de periode 2005-2008 en heeft de beschikking over een budget van in totaal 50 mln.
In Zuid-Holland Noord (22 gemeenten waaronder Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk) is, aangestuurd door de GGD, in 2002 het project‘Geweld in Huis, een integrale aanpak’ gestart. De financiering komt uit drie bronnen: 1. De gemeente Leiden financierde reeds structureel een preventiefunctionaris OGGZ met seksueel geweld als aandachtsgebied voor 28 uur per week; die uren worden nu voor het project ingezet. 2. Het Zorgkantoor financiert gedurende twee jaar de kosten van de regionalisering van het project (projectmedewerker, 24 uur per week) uit zorgvernieuwingsgelden, jaarlijks aan te vragen. 3. De producten en activiteiten die tijdens het project vorm krijgen worden gefinancierd uit het Grote-StedenBeleid van de gemeente Leiden. Er wordt momenteel naar nieuwe wegen gezocht om het project na 2004 op regionale schaal te kunnen continueren.
7.3. Implementatie en verankering Veel onderwerpen hebben de neiging als 'hype' te beginnen om vervolgens na enkele projectjaren langzamerhand weer te verdwijnen. Dit zou ook met de aandacht voor het thema huiselijk geweld kunnen gebeuren. Daarom is het belangrijk al bij de aanvang van een project na te denken over implementatie van de resultaten en de verankering van de aandacht voor huiselijk geweld binnen de reguliere voorzieningen. Tips daarvoor zijn de volgende. 1. Denk over de lange termijn: ontwikkel een visie voor een paar jaar. Al in het eerste projectjaar en bij het aanvragen van subsidies moet men zich oriënteren op implementatie. Waar moet de voorziening na de projectfase regulier ondergebracht worden en hoe kan die dan gefinancierd worden? Mogelijk kan een deel van het aanbod opgenomen worden in een prestatieplan. Dergelijke processen kosten tijd. Zorg dus ook voor lange-termijn financiering: voor minstens vier jaar. Dit is tevens de ambtstermijn van bestuurders, de termijn van het Grotestedenbeleid en van veel lokale beleidsnota's.
45
2. Noem huiselijk geweld in diverse beleidsnotities en veranker het in de bestaande beleidskaders: in de Nota's Lokaal Gezondheidsbeleid, Integraal Veiligheidsbeleid, OGGZ-convenant, Diversiteitbeleid, Welzijnsbeleid en Jeugdbeleid. 3. Creëer een breed draagvlak: een project dat door veel mensen gedragen wordt, heeft meer overlevingskans. Laat succes niet teveel van enkelingen afhangen. Laat daarom ook de projectleiding bestaan uit een projectleider én een projectassistent, zodat bij uitval de continuïteit enigszins gewaarborgd is. Zoek medestanders en pleitbezorgers op elk niveau: bij de politiek, de bestuurders, het management, de hulpverleners en bij onderzoekers. Vanaf het begin moet er dus een uitgebreid netwerk opgezet worden, dat daarna ook goed wordt onderhouden. De projectleiding of GGD trekt het project niet alleen: die moet niet alles zelf willen doen. Voorkom dus dat men vol verwachting 'achterover gaat leunen'; schakel anderen actief in. 4. Laat cijfers zien. Hoe lastig lokale gegevens ook te generen zijn, het blijft belangrijk om aan te kunnen tonen dat interventies effect hebben en de financiering waard zijn. 5. Beschouw de preventie en aanpak van huiselijk geweld als een cyclisch proces. In de eerste vier jaar van een project worden de infrastructuur en activiteiten opgezet. Maar dan is het niet 'af'; daarna begint het onderhoud en innovatie. Daarom is het bijvoorbeeld belangrijk om jaarlijks het convenant en de protocollen te herzien. Een casuïstiekoverleg kan voordurend de vinger aan de pols houden en aanleiding zijn tot bijstellingen. Alle betrokkenen dienen kritisch te blijven kijken naar het functioneren van de ketens, verbeteringen en innovaties aan te brengen. 6. Zoek voorbeelden van good practice: ga niet zelf het wiel uitvinden. Interventies die elders beproefd zijn, hebben in andere regio's meer kans van slagen en dus meer kans op implementatie. 7. Blijf voortdurend aandacht besteden aan communicatie en publiciteit: een onderwerp waar over gesproken blijft worden, is geen hype. Organiseer om die reden met enige regelmaat inhoudelijke bijeenkomsten (symposia, studiemiddagen, netwerklunches). Blijf inspireren en inspiratie opdoen.
46
8. Een greep uit een keur van activiteiten De preventie en aanpak van huiselijk geweld betekent enerzijds processen stroomlijnen, ketens organiseren en partijen samenbrengen; anderzijds is er ook een veelheid aan concrete, gezamenlijke activiteiten te ontplooien, gericht op de algemene bevolking of groepen daaruit. Dit hoofdstuk beschrijft een aantal van dergelijke activiteiten maar is daarin niet uitputtend. 8.1. Sociale kaart Goede basis
In een schriftelijke of digitale sociale kaart over huiselijk geweld, bedoeld voor professionals om hun cliënten te kunnen verwijzen, staat het totale aanbod op het gebied van hulp voor slachtoffers en plegers, opvang en nazorg systematisch weergegeven. Vermijd daarbij zo veel mogelijk de cliché indeling in 'mannen (als plegers) en vrouwen (als slachtoffers)'; zie ook hoofdstuk 3.5. over doelgroepen. De ontwikkeling van een sociale kaart is een goede basis voor een eerste concrete activiteit. Zo leren partners het veld kennen, wordt een netwerk opgebouwd en komt bij de instellingen het thema op de agenda. En: een sociale kaart laat de witte vlekken in het aanbod van hulpverlening, steun en opvang zien; het is een goed begin voor het ontwikkelen van een (zorg)keten. Een sociale kaart is, tot slot, ook onmisbaar in trainingen voor professionals. 8.2. Deskundigheidsbevordering van en voorlichting aan professionals
Timing
Groepen
Trainingen en voorlichtingsactiviteiten die gericht zijn op uiteenlopende beroepsgroepen en – waar mogelijk – ook vrijwilligers, zijn onmisbaar in een project over huiselijk geweld. Zodra er een conceptversie van een sociale kaart beschikbaar is, kan men met trainingen beginnen. Met de werving daarvoor kan al eerder begonnen worden: in het primair onderwijs worden bijvoorbeeld al in het voorjaar alle studiedagen voor het personeel voor het daaropvolgende cursusjaar ingeroosterd. En ook huisartsen plannen hun nascholing jaarlijks. Groepen die voor training of voorlichting in aanmerking komen zijn: huisartsen, tandartsen, advocaten, alle vormen van onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen, verloskundigen, GGZ-medewerkers, thuiszorgmedewerkers, ouderenadviseurs, maatschappelijk werkenden, vrijgevestigden zoals psychologen en logopedisten,, politiemannen en -vrouwen, officieren van justitie en rechters. Ook de GGD hoort daarbij: artsen sociaal-medische advisering, forensische artsen en de teams Jeugdgezondheidszorg (jeugdarts, sociaal verpleegkundigen, doktersassistenten en soms ook logopedisten).
Type training Soms zijn in-company trainingen zinvol; in het onderwijs is dat ook heel praktisch; een
schoolteam zit dan meteen op één lijn en kan met elkaar werken aan een intern protocol. Andere disciplines zoals huisartsen en advocaten kunnen beter als homogene groep getraind worden. Daarnaast zijn er ook hele goede ervaringen met zogenaamde crosstrainingen van verschillende professionals (maar die in de praktijk wel met elkaar te maken (kunnen) hebben) in een groep; het kan een systeemgerichte aanpak en samenwerking tussen medewerkers van verschillende instellingen juist bevorderen. Voor sommige beroepsgroepen (zoals artsen, advocaten, logopedisten en fysiotherapeuten) is het mogelijk accreditatiepunten aan te vragen. Elementen
Onmisbare elementen in trainingen over huiselijk geweld zijn: cijfers, signalen, gespreksmethodieken, rollenspellen (met of zonder acteur), casuïstiek, samenwerking en de regionale sociale kaart (zie bijlage). TransAct biedt cursussen ‘Train-de-trainer’ aan voor regionale trainerspools.
Landelijke module
47
Inmiddels zijn er ook wat modules over huiselijk geweld landelijk ontwikkeld waar instellingen en disciplines op eigen initiatief gebruik van (kunnen) maken, zoals van de Stichting Slachtofferhulp, de Politieacademie en de SSR. Er zijn ook enkele beroepsopleidingen die het thema huiselijk geweld inmiddels in hun reguliere curriculum hebben opgenomen. Module seksueel en huiselijk geweld In het kader van het Integrale Project Huiselijk geweld is een module 'Hulpverlening na seksueel en huiselijk geweld' ontwikkeld voor de Saxion Hogeschool in Twente; hieronder vallen de opleidingen voor maatschappelijk werk en SPW. Aan het eind van de onderwijsmodule kunnen studenten enkele theoretische benaderingen van conflicthantering, crisisinterventie en huiselijk geweld beschrijven. Ook kunnen zij belangrijke aspecten aangeven met betrekking tot bemoeizorg, de benadering van plegers en de eerste opvang, begeleiding en behandeling van slachtoffers. Na deze module volgt invoering van vergelijkbare modules bij de HBO-V en Opleiding Integrale Veiligheid. Voorlichting
Intensieve trainingen van drie á vier dagdelen voor beroepsgroepen zijn effectief. Daarnaast blijkt ook het ambassadeurswerk via teambesprekingen en afdelingsoverleggen van instellingen zinvol te zijn – soms ook ter voorbereiding op een training. Soms is er in de wervingsfase van een project niet méér haalbaar en is een voorlichting over het project voor het team in eerste instantie het maximale. Allochtone groepen vragen speciale aandacht. Groepsvoorlichting lijkt in allochtone kring vooralsnog de meest effectieve en uitvoerbare methode te zijn om de problematiek van huiselijk geweld aan de orde te stellen. Begin 2004 is er een video uitgekomen in Turks, Arabisch en Berber (‘Als ik haar was’). Tevens bestaan er enkele theaterproducties over huiselijk geweld. In het algemeen lijken methodieken die gebruikmaken van visuele componenten, het netwerk en aanhaken bij (bestaande) groepen in het migrantenwerk het meest effectief te zijn –voor zover in dit stadium al van effect gesproken kan worden. Forum (instituut voor multiculturele ontwikkeling) heeft de methodiek Taboes bespreken ontwikkeld voor groepen mannen, vrouwen en jongeren van (in eerste instantie) Marokkaanse en Turkse komaf. In drie bijeenkomsten komt aan de orde hoe belangrijk het is om taboes te bespreken, hoe deelnemers om kunnen gaan met waarden als eer en schaamte en wordt er geoefend met het praten over beladen onderwerpen. Deze methode zal na de pilotfase waarschijnlijk verder in het land geïmplementeerd worden. 8.3. Advies- en steunpunt huiselijk geweld
12 13
In de preventie en aanpak van huiselijk geweld heeft een advies- en steunpunt huiselijk geweld een spilfunctie. Daar kan iedereen terecht met vragen over (situaties van) huiselijk geweld: slachtoffers, plegers, omstanders (leken en professionals). Functies
In 2004 is op initiatief van het ministerie van VWS een quickscan uitgevoerd naar de zeven advies- en steunpunten huiselijk geweld (in verschillende benamingen) die er op dat moment in het land operationeel waren. De werkwijzen van deze punten zijn niet uniform en nog lang niet uitgekristalliseerd. Ze hebben wel gemeenschappelijk dat er een vorm van telefonische dienstverlening is met een advies- en consultatiefunctie en dat (al of niet geautomatiseerd) geregistreerd wordt. In de 'backoffice' zijn, meestal via een convenant, samenwerkingsafspraken gemaakt over de eerste hulp, verwijzing en opvang van cliënten. 12
zie ook paragraaf 5.1. en 7.2 In het verlengde van de Tijdelijke stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld ontwikkelt TransAct een handreiking voor de centrumgemeenten die dergelijke steunpunten zullen gaan oprichten. De handreiking zal begin 2005 gereed zijn.
13
48
Er zijn in ieder geval afspraken met de politie, maatschappelijke dienstverlening, bureau Jeugdzorg (waaronder het AMK), de vrouwenopvang en de pleger / daderbehandeling. Hier en daar geeft het advies- en steunpunt tevens een vorm van kortdurende begeleiding, die tot doel heeft het geweld te laten stoppen, de problemen te verhelderen en vervolgstappen te zetten. De concepten van outreaching werken, eventueel bemoeizorg, zorgcoördinatie en casemanagement zijn overal nog in ontwikkeling. De bestaande steunpunten verschillen in bereikbaarheid, variërend van 24 uur tot telefonische spreekuren gecombineerd met een antwoordapparaat. Het regelen van de bereikbaarheid is een lastig aspect en hangt onder andere af van de positionering van het steunpunt, de financiering en de gewenste deskundigheid van diegenen die de telefoon opnemen. De publiciteit rondom een advies- en steunpunt huiselijk geweld is van groot belang om het algemeen publiek en professionals bewust te maken van de problematiek maar ook om de drempel te verlagen en te wijzen op het bestaan van een steunpunt. Bij de start van een steunpunt is het belangrijk dat een aantal zaken geregeld is: dat er voldoende deskundigheid is, dat er afspraken zijn gemaakt met andere instellingen (de 'backoffice') en dat er een uitgebreide sociale kaart is. Positie
Ook is de positionering van de bestaande advies- en steunpunten huiselijk geweld uiteenlopend. Deze varieert van onderbrenging bij de SOS-Telefonische Hulpdienst, de maatschappelijke dienstverlening, GGD of de vrouwenopvang. Veel gemeenten en GGD'en overwegen om een advies- en steunpunt huiselijk geweld te koppelen aan een (OGGZ-) sociaal meldpunt of de 'backoffices' van beide te koppelen. Wanneer het eigen gezicht van een advies- en steunpunt huiselijk geweld naar het publiek behouden blijft, kan dit voordelen bieden. Door vergelijkbare initiatieven te bundelen, kunnen die elkaar immers versterken. Vooral omdat de outreach werkwijze van de OGGZ bruikbaar is bij die van een advies- en steunpunt huiselijk geweld en er meestal al structuren aanwezig zijn. Wanneer een steunpunt daadwerkelijk bij de GGD ondergebracht wordt, kan deze bovendien directer vanuit een project over huiselijk geweld aangestuurd worden. (Zie voor beleidskaders ook paragraaf 2.5.) Wanneer alleen de 'backoffice' gekoppeld worden met die van een (OGGZ) sociaal meldpunt kan een steunpunt ondergebracht worden bij bijvoorbeeld de maatschappelijke dienstverlening. De maatschappelijke dienstverlening heeft als voordeel een breed georiënteerde laagdrempelige eerstelijns voorziening te zijn, gericht op alle groepen in de samenleving. Aanhaking bij de SOS-Telefonische Hulpdienst heeft als voordeel de 24 uur bereikbaarheid; nadeel is dat vrijwilligers, hoewel zij gericht geschoold kunnen worden, geen professionele specialisten op het gebied van huiselijk geweld zijn en dat het werk dat van hen gevraagd wordt, verder gaat dan het bieden van een luisterend oor. Hoewel de vrouwenopvang vaak initiatiefnemer is voor het oprichten van een advies- en steunpunt of überhaupt een project over huiselijk geweld, heeft dit als nadeel dat zij een deel van de doelgroep bedient en zich in beginsel niet richt op ouderen, mannen en plegers. Tevens zijn er in het land enkele steunpunten seksueel geweld en meldpunten of consultatienetwerken ouderenmishandeling. Het ligt voor de hand om deze functies onder te brengen bij een advies- en steunpunt huiselijk geweld.
Financiering
De bestaande advies- en steunpunten worden zeer divers gefinancierd: uit de gemeentebegroting (al dan niet in samenspraak met de maatschappelijke dienstverlening), uit OGGZ stimuleringsgelden, het Grote Stedenbeleid, de brede doeluitkering maatschappelijke opvang, fondsen en projectgelden van een ministerie. Sinds 1 oktober 2004 en tot en met 2007 geldt de Tijdelijke stimuleringsregeling adviesen steunpunten huiselijk geweld onder verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS. Na 2007 blijven de middelen structureel beschikbaar via de specifieke uitkering vrouwenopvang of het Grotestedenbeleid. De 35 centrumgemeenten voor de
49
vrouwenopvang konden voor 1 oktober 2004 eenmalig een meerjarige uitkering bij het ministerie aanvragen tot een bepaald maximum met ondermeer als voorwaarde een eigen bijdrage van 40% van de totale kosten. Alle 35 centrumgemeenten hebben een aanvraag ingediend. Het moet gaan om de oprichting of uitbreiding van een of meerdere advies- en steunpunten huiselijk geweld vóór 2006 en de activiteiten die een steunpunt nadien verricht. Een advies- en steunpunt moet, volgens de regeling: - open staan voor iedereen die in aanraking komt met huiselijk geweld; - fungeren als loket dat telefonisch bereikbaar is voor deskundige adviezen, eerste gesprekken en verwijzing. - gericht zijn op de gehele regio waartoe de centrumgemeente behoort; - samenwerkings- en doorverwijsafspraken op schrift hebben vastgesteld (ingeval van kindermishandeling moet doorwezen worden naar het Bureau Jeugdzorg – het AMK); - een systeem van registreren hebben. Advies- en meldpunt huiselijk geweld Haarlem / Kennemerland Eind 2000 werd een convenant getekend en startte in Haarlem het Advies- en meldpunt huiselijk geweld als een van de resultaten van het project Geweld in het gezin. Het meldpunt werd toen als aparte stichting en met een eigen coördinator aangehaakt bij de SOS-Telefonische Hulpdienst. Uit de aard van de vragen bleek al spoedig dat er behoefte was aan professionals aan de telefoon. Tevens bleek uit de registratie dat de 24-uurs bereikbaarheid geen vereiste was: cliënten belden vrijwel nooit 'savonds of ’snachts. Dan is het óf crisis (en belt men direct de politie) óf de pleger is thuis is en is er geen gelegenheid om te bellen. Nu is het Haarlemse Adviesen meldpunt huiselijk geweld ondergebracht bij de maatschappelijke dienstverlening en wordt tegelijkertijd steeds meer samenwerking gezocht met de zorgcoördinatoren (OGGZ) van de GGD.
8.4. Publiekscampagne Een publiekscampagne die verwijst naar een advies- en steunpunt huiselijk geweld kan natuurlijk pas zichtbaar worden wanneer het advies- en steunpunt feitelijk start. Niet alleen moet er een telefoonnummer bekend zijn, ook moet de backoffice al voldoende opgetuigd zijn om hulp- en adviesvragen adequaat te kunnen beantwoorden. Dat neemt niet weg dat de voorbereiding van een campagne al in een vroeg stadium kan beginnen. Dat is niet alleen omdat het veel tijd kost, maar ook omdat de uitkomsten van de noodzakelijke discussies over doelen, stijl, boodschap, doelgroepen, afzender en dergelijke de rode draad moeten zijn door het integrale project. Omvang De o en inhoud
Een toolkit
Ontwikkeling van een volledige campagne duurt ongeveer een jaar. Hij staat niet op zichzelf en kan effectief zijn als die goed getimed wordt en geïntegreerd wordt ingezet. Een publiekscampagne bestaat uit een mix van materialen: grote posters in het straatbeeld, zogenaamde mupi’s (reclamezuilen) en abri’s (bushokjes), posters in A4formaat (verstuurt makkelijker dan A3 en heeft een grotere kans om daadwerkelijk opgehangen te worden), diverse folders, kaartjes, ballonnen, advertenties etc. En natuurlijk alle free publicity die mogelijk is. Het ministerie van Justitie heeft in 2004, in samenwerking met de Rijksvoorlichtingsdienst, een zogenaamde toolkit ontwikkeld die als basis kan dienen voor iedere gemeente of regio die een publiekscampagne over huiselijk geweld wil ontwikkelen.
50
8.5. Preventieprogramma's in het onderwijs Marietje Kessels
Op diverse plaatsen in Nederland wordt het Marietje Kessels project uitgevoerd. Het project bestaat uit een reeks van twaalf lessen over weerbaarheid, voor kinderen van groep zeven en acht van de basisschool (van 10 tot 13 jaar), waarbij jongens en meisjes gescheiden les krijgen. Een externe preventiewerker geeft de lessen op school in aanwezigheid van de groepsleerkracht. De kinderen leren zien waar machtsmisbruik plaatsvindt, bespreken met elkaar hoe je ongewenste situaties kunt voorkomen, hoe je voor je eigen veiligheid kunt zorgen en hulp kunt vragen. De nadruk ligt op versterking van de mentale en fysieke weerbaarheid door middel van lessen zelfverdediging, waarin verschillende technieken worden geoefend. Het project richt zich niet alleen op leerlingen; ook leerkrachten worden gevoeliger voor signalen en krijgen (meer) aandacht voor veiligheid op school. In de cursus zit ook een ouderavond. Er zijn ook andere sociale weerbaarheidsprojecten in het (basis)onderwijs in omloop.
S.E.S., alcohol & drugs
Op het moment van schrijven werken TransAct, het Trimbosinstituut, de GGZ Zwolle en Parnassia samen aan een pilotproject dat zich richt op de preventie van relatiegeweld onder jonge mannen en vrouwen van 16 - 25 jaar. Er is een eerste inventarisatie van risico- en beschermingsfactoren gemaakt. Daaruit blijkt dat vooral jongeren met een lage sociaal economische status en jongeren die alcohol en drugs gebruiken meer risico lopen om pleger of slachtoffer te worden van partnergeweld. In de loop van 2006 zal er een preventieaanbod landelijk beschikbaar komen. Deze zal bestaan uit minimaal vier sessies: er is ruimte om te oefenen, er worden voorbeelden geboden (bijvoorbeeld met video’s of theater) en er worden relevante volwassenen, zoals de ouders, bij betrokken. Deelproject Dating Violence, GGD Nieuwe Waterweg Noord Uit een kleinschalig exploratieonderzoek van de GGD blijkt dat driekwart van de ondervraagde vrouwelijke slachtoffers tiener was (tussen de 14 en 20 jaar) bij de start van de gewelddadige relatie waarvoor zij inmiddels hulp hebben gezocht. Het onderzoek toont aan dat er in de begintijd bij beide partners voortekenen zijn geweest die op een gewelddadig verloop van de relatie kunnen wijzen. In een project 'Dating violence' leren jongeren deze voortekenen herkennen en krijgen zij inzicht in de eigen emotionele vaardigheden, lichaamstaal, de invloed van opvoeding, cultuur en omgeving en man-vrouw beelden in onze maatschappij. Het project bestaat uit voorbereidende lessen en een workshopsessie, waarvan video-opnamen worden gemaakt. Deze opnamen worden verwerkt in een voorlichtingsfilm, die tijdens een ouderavond over dit onderwerp vertoond wordt. Voorafgaande aan het project krijgen docenten een training, waarin achtergrondinformatie over dating violence wordt gegeven en aandacht wordt geschonken aan de opvang van risicoleerlingen en slachtoffers. De GGD NWN werkt in dit project samen met Bureau Jeugdzorg en Riagg Rijnmond Noord West. Het Riagg gaat een vervolgaanbod ontwikkelen voor leerlingen die extra risico lopen op een gewelddadige relatie of daar al bij betrokken zijn . Na de pilotfase wordt een universeel preventieaanbod voor leerlingen van de tweede of derde klas van het VMBO ontwikkeld.
8.6. Alarmeringssysteem AWARE Met één druk op de knop
AWARE staat voor 'Abused Women's Active Response Emergency'. Vrouwen die bedreigd worden door hun ex-partner en aan bepaalde criteria voldoen, komen in aanmerking voor dit elektronisch alarmeringssysteem, wat zowel binnenshuis als buiten gebruikt kan worden. Het systeem bestaat uit een kastje en een armband of ketting met een knop.
51
Die kan ingedrukt worden als de ex-partner de vrouw weer bedreigt of in de buurt komt. Het signaal gaat naar de meldkamer van het beveiligingsbedrijf, die de melding met prioriteit-1 (hoogste urgentie) doorgeeft aan de politie. Deze stuurt een surveillancewagen naar het adres en schakelt tegelijk hulpverlening voor de vrouw in. Zo mogelijk wordt de dader direct vervolgd. Voor bescherming buitenshuis is een constructie met een mobiele telefoon mogelijk. Criteria
Criteria voor deelname verschillen enigszins in het land. Algemeen is wel dat: er aantoonbaar sprake van huiselijk geweld is, dat vrouw en ex-partner niet meer bij elkaar wonen, dat er geen omgangsregeling met de kinderen is en dat er een telefoonaansluiting en WA-verzekering moeten zijn. Soms wordt een aangifte of zelfs een straatverbod als voorwaarde gesteld, al verhoogt dit de drempel om van AWARE gebruik te maken. Wel moet de vrouw de bereidheid hebben aangifte te doen als de situatie daarom vraagt.
Effecten
Vrouwen die gebruik maken van het alarmeringssysteem blijken zich veel veiliger te voelen en beter in staat te zijn een nieuw leven op te bouwen dan vóór het gebruik van het systeem (evaluatie AWARE Kennemerland, 2004). Op de ex-partner heeft het project ook effect; die zal minder gauw moeite doen om contact te zoeken. Deelname aan AWARE kan gekoppeld worden aan vormen van begeleiding of lotgenotensteun. Het is ook denkbaar dat AWARE toegankelijk wordt voor andere groepen, zoals jonge allochtone vrouwen die een hoog risico lopen om door de familie ontvoerd te worden. AWARE wordt inmiddels, met enige onderlinge verschillen met name in de toelatingscriteria, toegepast in Rotterdam-Rijnmond, Kennemerland, Utrecht, De Zaanstreek-Waterland, Alkmaar en Zwolle. De VNG heeft een draaiboek uitgebracht voor de opzet en uitvoering van een AWAREproject. 8.7. Juridische vroeghulp Slachtoffers en plegers kunnen veel baat hebben bij gespecialiseerde juridische hulp, die kan bestaan uit advies en informatie en feitelijke juridische bijstand. Juridische hulp kan de drempel verlagen om bij een gewelddadige partner weg te gaan, bijvoorbeeld omdat het mogelijk is de huur van een woning ook op naam van het slachtoffer te zetten, of vrouwen met een afhankelijke verblijfsstatus te informeren over de mogelijkheden van een eigen verblijfsvergunning. Soms gaat het ook om genoegdoening voor opgelopen letsel en schade. Een gespecialiseerde advocaat kan het slachtoffer bijstaan tijdens het proces tegen de dader. In een deelproject Juridische Vroeghulp werkt een groep advocaten op vrijwillige basis in een piket samen. Vooraf volgen zij gerichte training en daarna worden zij regelmatig bijgeschoold. De groep komt structureel enkele malen per jaar bij elkaar voor intervisie, casuïstiekbesprekingen, om informatie uit te wisselen, afspraken te maken en verwijzingen te bespreken. Meestal is er een coördinator. Het eerste gesprek van een cliënt met een advocaat is kosteloos en wanneer daarna een zaak in behandeling komt, kan (afhankelijk van het inkomen van de cliënt) een toevoeging gevraagd worden bij de Raad voor Rechtsbijstand. In Kennemerland is een groep advocaten op deze wijze actief. Daarnaast zijn er in Rotterdam en Alkmaar al enige jaren zogenaamde JOS-projecten (Juridische Ondersteuning bij seksueel geweld).
52
8.8. Programma's voor kinderen die getuige zijn (geweest) van partner- geweld Let op de kleintjes is een psycho-educatief programma voor kinderen van 6 tot 11 jaar die getuige zijn geweest van geweld tussen hun ouders. Het programma bestaat uit negen wekelijkse bijeenkomsten van anderhalf uur voor de kinderen en acht parallelle bijeenkomsten voor de ouder(s). De thema's voor de kinderen zijn: praten over gevoelens, ruzie en geweld, geheim en steun, de thuissituatie en de toekomst. Voor de ouders: de rol van het 'ouder-zijn', gevoelens van kinderen, grenzen stellen, belonen en aandacht geven, sociaal netwerk en de gevolgen van partnergeweld voor het kind. In beide groepen wordt ook met schriftelijk materiaal gewerkt (TransAct) en er is een video voor moeders: Vergeten kinderen deel 1 en voor beroepskrachten Vergeten kinderen deel 2 (NIZW). ‘Let op de kleintjes’ wordt ook in de vrouwenopvang toegepast. De Horizonmethode is een directief therapeutisch programma, waarbij vanaf de eerste keer het geweld en / of misbruik benoemd wordt. Er wordt met een vast draaiboek gewerkt; er wordt niet alleen gepraat. Zingen, tekenen en vooral bewegen zijn belangrijke onderdelen van de behandelmethode. Het programma is ontwikkeld voor kinderen van 4 tot 12 jaar die seksueel misbruikt zijn (door een verwante of vreemde) of die getuige zijn geweest van huiselijk geweld. De groepen worden ingedeeld naar leeftijd of ontwikkelingsniveau. Er zijn ook parallelle groepen voor de niet-mishandelende ouder(s). De bijeenkomsten voor de kinderen en de ouders zijn wekelijks, duren anderhalf uur, gaan 12 tot 15 weken lang door en worden door twee therapeuten begeleid. In, Groningen, Kennemerland en Utrecht bestaan centra die gespecialiseerd zijn in de diagnostiek en behandeling van kinderen die door huiselijk en / of seksueel geweld getraumatiseerd zijn. Deze centra gaan er vanuit dat specialistische kennis voor deze slachtoffers noodzakelijk is en dat hulp snel moet plaatsvinden om eventuele achterstand in de ontwikkeling zo veel mogelijk te voorkomen. Het aanbod is groepsgewijs, naar (ontwikkelings-)leeftijd en er is ook altijd een parallel aanbod voor de niet-mishandelende ouder(s).
8.9. Pleger- en daderbehandeling De training en behandeling van plegers en daders wordt hoofdzakelijk door drie (typen) instellingen aangeboden: reclassering Nederland, de forensische poliklinieken en de reguliere en vrijgevestigde GGZ. De hulpverlening aan plegers en daders is in Nederland nog in ontwikkeling; er is nog geen landelijk dekkend aanbod. En het aanbod dat er is, is nog relatief traditioneel gericht op mannen, niet op vrouwelijke plegers of daders, ook niet op plegers en daders van kindermishandeling, en onvoldoende toegesneden op bijvoorbeeld allochtone plegers en daders. De huidige training- en behandelvormen zijn gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie, psycho-educatie en de 'Terugvalpreventie'methode, naar voorbeeld van het Duluth Domestic Abuse Intervention Project (in de jaren tachtig ontwikkeld in Duluth (VS), waarin de analyse van het delictgedrag centraal staat). Het onderscheid tussen het aanbod van de drie type instellingen kan globaal als volgt worden weergegeven: - cliënten van de reclassering komen alleen via politie of justitie binnen. Afhankelijk van de regionale afspraken kan er direct na aanhouding een gesprek met een reclasseringswerker plaatsvinden. De reclassering biedt trainingen agressiebeheersing aan. Voor zedendelinquenten bestaan er aparte trainingen.
53
-
-
De deelnemers krijgen inzicht in hun agressieve gedrag, zij leren de signalen bij zichzelf te herkennen en daar verantwoordelijk voor te zijn; en zij leren alternatieve reacties te ontwikkelen op moeilijke of risicovolle situaties. De training kan door de rechter worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een strafrechtelijke beslissing. Het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, op justitieel gebied) is begonnen met een onderzoek naar de resultaten van de trainingen bij de reclassering. De forensische poliklinieken bieden behandelingen aan die meestal langduriger zijn dan een training. Na de intake volgt een bepaalde therapie. Behandeling kan geheel vrijwillig op eigen verzoek plaatsvinden, een vervolg zijn op training bij de reclassering, of door de rechter zijn opgelegd. Sommige GGZ-instellingen hebben een aanbod van groepstraining voor agressiebeheersing en / of groepen voor specifieke doelgroepen, zoals jonge plegers (16 tot 23 jaar). Het aanbod van de GGZ-instellingen is in beginsel op vrijwillige basis, maar kan ook op voorstel van de reclassering als bijzondere voorwaarde bij een strafrechtelijke beslissing door de rechter worden opgelegd. Meestal controleert de reclassering de naleving van deze bijzondere voorwaarde. In veel regio's verwijst de reclassering ook naar / werkt samen met de GGZ. De vrijgevestigde psychologen, psychiaters e.d. bieden ook verschillende vormen van (relatie)therapie aan.
8.10. Eigen-Kracht conferenties De Eigen-Krachtconferentie is gebaseerd op de principes van 'Family Group Conference (FGC)', een model uit Nieuw Zeeland. Een Eigen-Krachtconferentie is een bijeenkomst van familieleden in de ruimste zin van het woord. De inhoud van het begrip ‘Eigen kracht’ hangt samen met het uitgangspunt om de autonomie van ouders of familie en de zorg voor hun kinderen en voor elkaar te versterken. Het benadrukt de verantwoordelijkheid van betrokkenen om hun problemen op te lossen en de eigen mogelijkheden daartoe. Bij een Eigen-krachtconferentie schakelt de hulpverlener of casemanager een onafhankelijk coördinator in (niet uit dezelfde organisatie en bij voorkeur van buiten de regio), die alle bronnen in en rond dit systeem bij elkaar brengt en een Eigen-krachtconferentie organiseert. De aanwezigen bespreken in beslotenheid, zonder verwijzer, hulpverleners of coördinator, met elkaar wat er aan de hand is en welk plan het beste past, met gebruikmaking van hun eigen bronnen. Op basis van dat plan kan de hulpverlener de gevraagde diensten leveren. Interessant daarbij is dat er in 20% van de plannen geen hulpverleners voorkomen, maar dat de familie met eigen bronnen toekon (Lupton and Stevens, 1998). Het hangt dus niet af van de vraaggerichte capaciteiten van de casemanager en hulpverlener om de familie de verantwoordelijkheid voor hun eigen problemen en oplossingen te laten houden of terug te geven. Eigen-Krachtconferenties worden steeds meer in Nederland toegepast, en regelmatig worden er trainingen voor coördinatoren georganiseerd. Zie www.eigen-kracht.nl.
54
9. Tips Bij een aantal GGD'en zijn inmiddels projecten voor de preventie en aanpak van huiselijk geweld gestart. Veel ervaringen zijn verwerkt in de voorgaande paragrafen. Parallel aan de totstandkoming van deze handreiking heeft het Trimbosinstituut evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de succes- en faalfactoren van het Haarlemse project Geweld in het gezin. Ook daarvan zijn resultaten verwerkt in dit stuk. Hierna geven we in de vorm van tips de krenten in de pap weer, afkomstig van diverse 'ervaren' en 'minder ervaren' GGD'en: wat werkt? 9.1. De werkvloer is bevlogen (Com)passie.. Werken op het terrein van huiselijk geweld vraagt bevlogenheid, passie voor het thema en
compassie met de medemens. Dat kan niet anders, het raakt. Dit geldt zeker voor hulpverleners die met de dagelijkse werkelijkheid geconfronteerd worden. Maar ook de projectleiding en –participanten hebben een zekere mate van bevlogenheid nodig om binnen en buiten de eigen organisatie weerstanden te overbruggen, om te overtuigen, te motiveren, om de ketens te doen werken. De drijfveer komt tot uiting in de gezamenlijke missie van de projectpartners. ..en de realiteit Tegelijkertijd kan bevlogenheid een valkuil zijn. Te veel passie en te weinig realiteitszin
kan er toe leiden dat men te hoge ambities heeft en bijvoorbeeld met onvoldoende bestuurlijk en instellingsdraagvlak, met te weinig budget en menskracht ‘toch maar’ begint. En het risico loopt om voortijdig te stranden. Een andere valkuil van bevlogenheid is bijvoorbeeld te snel in ‘projecten’ te denken. Uit enthousiasme beginnen zonder na te denken of implementatie na de projectfase ook opportuun is. Ook hulpverleners moeten zichzelf (door de instelling laten) beschermen zonder daarbij de compassie te verliezen. Door de zwaarte van de problematiek lopen zij het risico ‘secundair’ getraumatiseerd te raken, zij raken als het ware besmet met de trauma’s van hun cliënt. Hulpverleningsinstellingen doen er goed aan beleid hierop te ontwikkelen voor hun medewerkers. Men moet er altijd op bedacht zijn dat er onder stuur- en projectgroepleden, maar ook bij bijvoorbeeld cursisten van trainingen, een percentage onder de aanwezigen is dat slachtoffer is (geweest) van een vorm van huiselijk geweld – of pleger is. 9.2. Politiek en bestuur dragen verantwoordelijkheid Neem de tijd
Vóórdat er van een project over huiselijk geweld sprake kan zijn, is het belangrijk voldoende draagvlak te hebben voor het feit dát huiselijk geweld aangepakt moet worden en dat de gemeenten daarin verantwoordelijkheid dragen. Dat kost tijd, en altijd meer dan men van tevoren inschat. Néém daar dus ook de tijd voor.
Persoonlik contact
Naast de formele lijnen tussen GGD en gemeenten via een ambtelijk overleg en GGDbestuur zijn ook de individuele contacten belangrijk. In een werkgebied met twintig kleine gemeenten betekent het dat er veel informerende en adviserende gesprekken gevoerd moeten worden met ambtenaren volksgezondheid en welzijn, jeugdbeleid en veiligheid. Ook politieke fracties, raadscommissies en de (vaak gezamenlijke) driehoek van burgemeester, politie en justitie vragen om informatie. Houd hen op de hoogte.
Betrek de politiek erbij Veiligheidsprobleem Relatie met straatgeweld Efficiëntie
Het is daarbij belangrijk om de problematiek van huiselijk geweld te benaderen als veiligheidsprobleem én volksgezondheid- én welzijnsprobleem. Zowel repressie als de preventie zijn belangrijk, zowel door politie als door zorginstellingen. Laat daarbij ook de relatie tussen huiselijk geweld en straatgeweld zien. Straatgeweld is zichtbare overlast; de koppeling kan herkenning oproepen. En: verhoging van de efficiency door samenwerking spreekt aan.
55
Incidenten
Hoe wrang ook, soms is er een ernstig incident voor nodig om een bal aan het rollen te krijgen. Het is verstandig om dan mee te liften met de 'stakeholders' en hen ook (in redelijkheid) te laten 'scoren'. Is er eenmaal politiek en bestuurlijk draagvlak voor een aanpak, dan is de kans groter dat daar middelen voor worden vrijgemaakt.
Neutraal
Vanuit de gemeente moet de boodschap naar het publiek duidelijk zijn: de gemeente zet zich, als neutrale maar ook gezaghebbende partij, in voor de veiligheid van haar burgers, niet alleen op straat maar ook binnenshuis, want iedereen heeft recht op een veilige thuisbasis. 9.3. De GGD is de coördinerende partij
De GGD coördineert en stuurt
De GGD is bij uitstek geschikt om de spin in het web te zijn bij de preventie en aanpak van huiselijk geweld. Dit behoort tot haar deskundigheid, kerntaken en opdracht in het kader van de WCPV en OGGZ. Onder de directe verantwoordelijkheid van de gemeente(n) is zij een neutrale partij in het veld en daardoor in staat zonder belangenverstrengeling samenwerking tot stand te brengen. Praktisch voordeel daarbij is dat een GGD regionaal kan werken en dat er een organisatiestructuur klaarligt. Maar dat is niet genoeg.
Respecteer
Vaak hebben de politie of de vrouwenopvang al het initiatief genomen voor de aanpak van huiselijk geweld voordat de gemeente(n) de GGD vraagt om hiervoor beleid te ontwikkelen. Het is dan raadzaam van meet af aan gezamenlijk op te trekken. Maak duidelijk wat het gemeenschappelijk doel is, wat de voordelen van een ‘paraplu’ zijn, en welke instellingsoverstijgende (beleids)taken de GGD op zich kan nemen. Maar formuleer ook wat van projectpartners wordt verwacht.
Projectleiding Een goede projectleiding die alle initiatieven en relevante instellingen onder één paraplu
Budget
weet te brengen, gericht op gemeenschappelijke doelen, is onontbeerlijk. Een projectleider is de concretisering van centrale coördinatie en sturing. De projectleider moet kunnen beschikken over een redelijk budget, voor een langere periode – bijvoorbeeld vier jaar.
Ontkokeren
In de opbouw van een projectstructuur moet het integrale aspect tot uiting komen, onder andere in de keuze van deelprojecten en werkgroepen. Daardoor kan direct een begin gemaakt worden met ontkokering. Deel een project (vooral in het begin) niet in naar groepen (kinderen, ouderen, vrouwen), maar naar gewenst resultaat: de opzet van een advies- en steunpunt, de ontwikkeling van een justitiële keten enz.
Ketens
Als vanzelfsprekend wordt tegenwoordig gesproken van 'ketens' in de zorg en strafrechtelijk circuit. Zo vanzelfsprekend zijn die echter niet. Ketens zijn structureel lerende systemen, die uitgaan van de cliënt en wat die nodig heeft – of (in geval van daders) nodig zou moeten hebben. Voor ketenontwikkeling is een vorm van casuïstiekoverleg zinvol. Deze informatie uit de praktijk voedt de ketens en kan gezien worden als een vorm van monitoring en evaluatie. Dit vereist echter wel vertrouwen in elkaar en de bereidheid om te reflecteren op de werkwijze binnen de instelling.
Casuïstiek Reflectie
Feestjes ..
En, tot slot: vergeet niet successen te vieren en mijlpalen te slaan. Niet alleen omdat die gezamenlijk geboekt worden, maar ook omdat conferenties, symposia, studiebijeenkomsten en dergelijke de betrokkenen inspireren en scherp houden. De preventie en aanpak van huiselijk geweld is immers een kwestie van lange adem. Ga door.
56
Literatuur Aa, van der A. en T. Konijn Ketens, ketenregisseurs en ketenontwikkeling. Het ontwikkelen van transparante en flexibele samenwerkingsverbanden in netwerken. Utrecht, Uitgeverij Lemma, 2001 Alexander, Stichting Zonder drempels, Quickscan Advies- en steunpunten huiselijk geweld 2004. Amsterdam, Stichting Alexander i.o.v. ministerie van VWS, 2004 Assen, N. en E. Kingma Aanpak Huiselijk geweld Den Haag, VNG-SGBO, 2003 Baeten P. Model-handelingsprotocol en randvoorwaarden zorgprogramma's Utrecht, NIZW, 2002 Baeten P. en E. Geurts In de schaduw van het geweld. Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders Utrecht, NIZW, 2002 Baeten, P. en L. Janssen, Spelregels voor samenwerkingsverbanden huiselijk geweld Utrecht, NIZW, 2003 Beemer, F.A. e.a. Ruimte voor regie, handreiking voor ketenregie in het openbaar bestuur Den Haag, Ministerie van BiZa, 2003 Beke B.M.W.A. en M. Bottenberg De vele gezichten van huiselijk geweld, aard, omvang en achtergronden Amsterdam, uitgeverij SWP i.o.v. Gemeente Rotterdam, 2003 Berlo, W. van, Seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijke handicap. Delft, Eburon, 1995 Blokland, G. e.a. De jeugd heeft de toekomst. Preventie van psychosociale problematiek bij jeugdigen, maatwerk van de GGD. Utrecht, Uitgeverij NIZW i.s.m. GGD Nederland, 2003 Bohlmeijer E. en P. Cuypers Tweede gids preventie psychische stoornissen en verslavingen Utrecht, Trimbosinstituut, 2001 Bos, C. en N. van Zanden Huiselijk geweld in Drenthe. Assen, GGD Drenthe, 2004 Comijs, H. Promotieonderzoek Ouderenmishandeling Amsterdam, Vrije Universiteit, 1999 Dijkstra, S. Kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld tussen hun ouders, een basisverkenning van korte en lange termijn effecten. Bilthoven, 2001 Dijkstra, S. e.a. Kinderen voor het voetlicht Utrecht, NIZW, 2004 Dijk, van, T. e.a. Aard, omvang en hulpverlening van huiselijk geweld Rijswijk, Intomart i.o.v. Ministerie van Justitie, 1997 Dijk, van, T. e.a. Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen en Marokkanen en Turken in Nederland: aard, omvang en hulpverlening. Rijswijk, Intomart i.o.v. Ministerie van Justitie, 2002
57
Draijer, N. Seksueel misbruik van meisjes door verwanten: een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gezinsachtergronden, de emotionele betekenis en de psychische en psychosomatische gevolgen. Den Haag, Ministerie van SZW, 1988 Gaalen, van J. Kernbeleid veiligheid, handreiking voor gemeenten Den Haag, VNG, 2003 Groen, M. en J. van Lawick Intieme Oorlog, Amsterdam, Van Gennip, 2003 Gurp, van, L. De Veilige gemeente, handreiking voor gemeenten die beleid willen gaan maken over seksueel en huiselijk geweld Utrecht, TransAct, 2000 Hakkert A. Huiselijk geweld en straatgeweld Den Haag, Ministerie van Justitie, 2002 Kers, S. Partnergeweld in lesbische relaties, Utrecht, scriptie, 2002 Kers, S. e.a. Broken Rainbow, geweld in mannenrelaties Amsterdam, Schorerstichting, 2004 Keus, R. en M.S. Kruijff Draaiboek Aware, instrument tegen belaging. Een handreiking voor gemeenten, Den Haag , Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), 2003 Korf, D. e.a. Economische kosten van thuisgeweld tegen vrouwen Utrecht / Amsterdam, Criminologisch instituut Bonger / St. Economisch Onderzoek Amsterdam, 1997 Korteweide, C. AWARE werkt, evaluatie AWARE Kennemerland. Blijf van m'n Lijf Haarlem, Haarlem, 2004 Kooijman, K. en A. Wolzak Verkennende studie preventie kindermishandeling Utrecht / Den Haag, NIZW i.o.v. Ministerie van Justitie, 2003 Lamers-Winkelman, F. en Bicanic, I. Therapeutenhandleiding bij een werkboek voor kinderen die seksueel misbruik hebben meegemaakt. Serie Horizon. Amsterdam, Uitgeverij SWP, 2000 Ministerie van Justitie, Privé Geweld – Publieke Zaak. Een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld, Den Haag, april 2002 Ministerie van Justitie, Privé Geweld – Publieke Zaak. Voortgangsbericht over de aanpak van huiselijk geweld, Den Haag, oktober 2003 Nuy, M. Zorgcoördinatie, casemanagement en bemoeizorg. Tussen chaos en orde. Amsterdam, uitgeverij SWP, 2000 Ramkema, H. Signaal op rood, ouderenmishandeling bij de mensen thuis. Utrecht, NIZW, 1996 Römkens, R.G. Gewoon geweld? Omvang, aard, gevolgen en achtergronden van geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Amsterdam, Swets en Zeitlinger, 1992 Ruiter, de, A. Regionaal beleid bestrijding seksueel geweld. Handleiding voor GGD'en. Utrecht, Stichting Medusa, 1994 Vink, R. Huiselijk geweld, een nieuw beleidsterrein voor GGD'en? GGD Nieuws juni 2002
58
Afkortingen ADHD AGZ AJB AMK AWARE AWBZ DHV GGD GG&GD GGZ GSB GVO IVB JGZ LGB LVG MOA NIGZ NIZW OGGZ OTS PTSS SMART VETC VNG VVI WDH WODC WCPV
Attention Deficit Hyperactivity Disorder Algemene Gezondheidszorg (afdeling GGD) Arrondissementaal Justieel Beraad Advies- en meldpunt Kindermishandeling Abused Women's Active Response Emergency Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten District Huisartsenvereniging Gemeenschappelijke GezondheidsDienst Gemeentelijke Geneeskundige GezondheidsDienst Geestelijke Gezondheidszorg Grote Steden Beleid Gezondheidsvoorlichting en –opvoeding (gezondheidsbevordering) Integraal Veiligheidsbeleid Jeugdgezondheidszorg Lokaal Gezondheidsbeleid Licht Verstandelijk Gehandicapt Medische opvang Asielzoekers Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Ondertoezichtstelling Posttraumatisch Stresssyndroom Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realiseerbaar, Tijdsgebonden Voorlichting in Eigen Taal en Cultuur Vereniging Nederlands Gemeenten VrouwenVeiligheidsIndex Werkgroep Deskundigheidsbevordering Huisartsen Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
59
BIJLAGEN
60
1. De omvang van huiselijk geweld Landelijke omvang Het onderzoek naar de aard en omvang van huiselijk geweld, in opdracht van het ministerie van Justitie in 1997 (Van Dijk, Intomart) geeft ondermeer het volgende beeld. -
-
45% van de Nederlandse bevolking is zelf ooit slachtoffer geworden van nietincidenteel huiselijk geweld. 27% van de Nederlanders is slachtoffer van huiselijk geweld waarbij de voorvallen wekelijks of dagelijks voorkwamen. Tweederde van de Nederlanders kent iemand of denkt iemand te kennen die slachtoffer is (geweest) van huiselijk geweld. In totaal worden jongens en mannen in gelijke mate slachtoffer van huiselijk geweld als vrouwen en meisjes. Meer specifiek: mannen, vooral die tussen 10 en 20 jaar, worden vaker slachtoffer van lichamelijk huiselijk geweld dan vrouwen van dezelfde leeftijd. Vrouwen worden vooral slachtoffer van seksuele vormen van huiselijk geweld. Geestelijk huiselijk geweld komt onder mannelijke slachtoffers ongeveer evenveel voor als onder vrouwelijke slachtoffers. Vrouwen worden vaker dan mannen slachtoffer van huiselijk geweld met een zeer hoge intensiteit. De meeste slachtoffers worden in hun jeugd (tussen 10 en 25 jaar) slachtoffer van lichamelijk en geestelijk huiselijk geweld. Seksueel huiselijk geweld komt onder jongeren in ongeveer gelijke mate voor als onder volwassenen. Evengoed is 45% van de slachtoffers van seksueel huiselijk geweld jonger dan 18 jaar als de voorvallen voor het eerst plaatsvinden.
In 1989 (tevens publicatie 1992) is door Römkens onderzoek gedaan naar geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Daaruit blijkt dat: -
-
dat 1 op de 5 vrouwen (van 20 tot 60 jaar) slachtoffer is van eenzijdig geweld door de mannelijke partner; het bij 11% van hen gaat om herhaald en matig tot zeer ernstig geweld, veelal in combinatie met verkrachting en andere vormen van ongewenste seksuele handelingen; bij 1 op de 6 vrouwen die hun partner verlaat, het geweld gewoon doorgaat en dat de partner hinderlijk blijft volgen (stalking / belaging).
In Nederland is nooit grootschalig onderzoek verricht naar de omvang van kindermishandeling. In 2004 start in opdracht van het ministerie van VWS een dergelijk onderzoek. Om toch een schatting te kunnen doen, is gebruik gemaakt van resultaten van Amerikaans onderzoek onder beroepskrachten; de resultaten zijn een ondergrens. Het NIZW (Nederlands Instituut voor zorg en welzijn) schat in, op basis van extrapolatie, dat: -
in Nederland minstens 50.000 kinderen per jaar slachtoffer zijn van kindermishandeling, en dat minstens 40 kinderen jaarlijks in Nederland overlijden aan (de gevolgen van) kindermishandeling.
61
Onderzoek naar seksueel misbruik van meisjes (N. Draijer, 1988) laat zien dat: -
15,6 % van alle ondervraagde vrouwen (van 20 tot 40 jaar) een of meerdere keren door verwanten seksueel was misbruikt vóór hun zestiende jaar. Vergelijkbaar onderzoek naar jongens is in Nederland niet uitgevoerd.
Eerste voorzichtige schattingen, want ook hier is nog nauwelijks onderzoek naar verricht, geven tevens aan dat: -
jaarlijks minstens 100.000 kinderen getuige zijn van geweld tussen hun ouders en dat 40.000 van deze kinderen een verhoogd risico lopen op (gedrags)problemen (S.Dijkstra, 2001).
Voor wat betreft ouderenmishandeling laat onderzoek van Comijs (1999) zien dat: -
5,5% van de zelfstandig wonende ouderen van 65 jaar en ouder, op een of andere manier slachtoffer van mishandeling is.
Onderzoek naar seksueel misbruik onder mensen met een verstandelijke handicap (Berlo, 1995) toont aan dat: -
de pleger van het misbruik in eenderde van de gevallen iemand uit de thuissituatie betreft.
Over de omvang van huiselijk geweld in allochtone kring (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen) zegt Intomart in opdracht van het ministerie van Justitie (2002), het volgende. -
Van de respondenten blijkt 24% ooit in het leven slachtoffer te zijn (geweest) van niet-incidenteel huiselijk geweld. Vanwege de lagere respons dan bij het autochtone onderzoek in 1997, de methode van ondervraging en de geringe bespreekbaarheid van het onderwerp, wordt aangenomen wordt dat er sprake is van onderrapportage.
Op 5 november 2003 (een 'gewone' doordeweekse dag) zijn bij wijze van steekproef alle meldingen van huiselijk geweld bij alle politiekorpsen in Nederland geteld. Het waren er 336. Geëxtrapoleerd komt dat landelijk neer op ruim 120.000 meldingen per jaar. Van Dijk (1997) vindt in zijn landelijk onderzoek naar huiselijk geweld dat 12% van alle gevallen wordt gemeld bij de politie. Hiervan uitgaande komt een extrapolatie op 1 miljoen incidenten van huiselijk geweld per jaar. Aangezien het om een steekproef gaat is dit niet representatief, maar een schatting. In het onderzoek van Van Dijk e.a. worden ook cijfers genoemd die betrekking hebben op de gevolgen van huiselijk geweld. -
-
11% van de Nederlanders is slachtoffer van huiselijk geweld dat lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. 30% van de bevolking is slachtoffer van huiselijk geweld dat noemenswaardige gevolgen heeft gehad zoals een scheiding, angstgevoelens, neerslachtigheid, eetproblemen of problemen met relaties en / of intimiteit. Slachtoffers van huiselijk geweld hebben vaker gezondheidsklachten, meer last van gevoelens van minderwaardigheid en hebben minder sociale contacten dan niet-slachtoffers. Deze gevolgen zijn niet alleen merkbaar ten tijde van het geweld, maar ook daarna.
62
Regionale cijfers Rotterdam-Rijnmond (ruim 1,2 miljoen inwoners in 2000, CBS) Van de 4000 aangiften van geweld in één jaar (2000) in de politieregio RotterdamRijnmond, betreft 23,5% huiselijk geweld. En van de 700 zedenzaken blijkt 28% te herleiden tot de noemer huiselijk geweld. Dit betekent dat ongeveer één op de vijf aangiften van geweld betrekking heeft op huiselijk geweld inclusief zedenzaken. Daarnaast is nog eens bijna 3000 maal melding gedaan van huiselijk geweld (Beke en Bottenberg, 2003). Haarlem (147.000 inwoners) In Haarlem is, bij gebrek aan andere methoden, van 2000 t/m 2003 het aantal meldingen en aangiften bij de politie min of meer handmatig bijgehouden en in een Excel-bestand ingevoerd. Het aantal meldingen en aangiften is in die periode toegenomen van 800 meldingen van huiselijk geweld in 2000 naar 1150 in 2003. Het aantal aangiften van huiselijk geweld is gestegen van 50 in 2000 naar 175 in 2003 (dit alles exclusief zedenzaken). Van alle meldingen in 2001 betreft iets meer dan de helft eenmalige acties; in de rest van de gevallen is herhaaldelijk (2 tot 7 maal) gemeld. Het percentage van frequente acties op één adres in verhouding tot eenmalige acties blijkt in de loop van de jaren af te nemen. Tevens zijn in 1998, 2001, 2002 en 2004 vragen over huiselijk geweld in de gemeentelijke Omnibusenquête meegenomen. Rond de 6000 personen van 15 jaar en ouder worden hiervoor benaderd en de response op deze enquête ligt gemiddeld rond de 35%. Uit de enquête (2004) blijkt dat bijna 15% (tegenover 18% in 2002) van de respondenten wel eens met huiselijk geweld is geconfronteerd (zowel als slachtoffer, pleger als omstander); 48% (35% in 2002) van deze respondenten heeft, n.a.v. de laatste keer dat het plaatsvond, dit ook gemeld bij een instantie. Tweederde van de melders is in 2004 (49% in 2002) tevreden over de reactie van die instantie op de melding; eenderde niet. 73% (45% in 2002) van de respondenten heeft wel eens van het Advies- en meldpunt huiselijk geweld gehoord. Uit de registratie bij het Advies- en meldpunt huiselijk geweld blijkt dat er jaarlijks rond de 200 vragen om advies binnen komen. Drenthe De GGD Drenthe heeft in 2003 in een gezondheidsenquête onder de bevolking (van 20 – 65 jaar) een aantal vragen over huiselijk geweld meegenomen (zie bijlage). De enquête is uitgezet onder 6200 inwoners, de respons was 63% (10% lager in de grotere steden). Het onderzoek laat zien dat 16% van de vrouwen in Drenthe ooit te maken heeft gehad met huiselijk geweld; tegen ruim 10% van de mannen. In eenderde van de gevallen is de ex-partner de pleger; bij ruim een kwart van de gevallen is dat een van de (stief)ouders. Bijna tweederde van de personen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld heeft dat niet gemeld of aangegeven bij een instantie. Personen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld blijken significant meer te roken, (soft)drugs en alcohol te gebruiken dan diegenen die geen geweldservaringen hebben. De psychische gezondheid en het eigen oordeel over de gezondheid is bij personen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld significant slechter dan bij personen die nooit met huiselijk geweld te maken hebben gehad. Van de personen die daar ooit mee te maken heeft gehad, heeft 53% psychische problematiek tegen 24 % van de personen die deze ervaringen niet hebben. 13% van de personen die te maken heeft gehad met huiselijk geweld heeft de afgelopen drie maanden contact gehad met de GGZ (tegen 2%
63
die geen geweldservaringen hebben) en 1 op 6 gebruikt slaap- en / of kalmeringsmiddelen (tegen 1 op de 14 die geen geweldservaringen hebben).
Walcheren In januari 2004 is onder 3000 inwoners van Walcheren een schriftelijke Gezondheidsenquête gehouden, onder andere over huiselijk geweld, uitgevoerd door de GGD Zeeland. Er was een respons van 72%. - 8% van de ondervraagden is in de afgelopen twee jaar wel eens geconfronteerd geweest met huiselijk geweld. (3,1% was zelf slachtoffer, bij 0,7% betrof het een huisgenoot en bij 4,7% betrof het iemand buiten het huishouden maar in de directe omgeving). - In 37% van de gevallen waarbij de respondent zelf slachtoffer was, was de dader de partner, bij 23% de ex-partner. - 61% van de mensen die geconfronteerd zijn met huiselijk geweld heeft dit niet gemeld. Van degenen die dit wel gemeld hebben, heeft 62% dit bij de politie gedaan, 30% bij de huisarts, 22% bij Emergis, 7% bij slachtofferhulp, 5% bij een vertrouwensarts en 23% bij een andere instantie. (Omdat er meerdere antwoorden mogelijk waren is het totaal meer dan 100%). - Gevraagd naar de behoefte aan hulp geeft 38% aan geen behoefte aan hulp te hebben, 31% heeft behoefte aan iemand om zijn /haar verhaal kwijt te kunnen, 24% wil hulp voor de dader, 16% wil hulp om een einde te maken aan het geweld, 6% heeft behoefte aan tijdelijke opvang, 5% wil graag contact met andere slachtoffers en 9% geeft aan 'andere hulp' (ook hier waren meerdere antwoorden mogelijk). Amsterdam / ROA + Flevoland De vrouwenopvang Amsterdam heeft tevens de functie van een telefonisch meldpunt: er worden gemiddeld 750 gesprekken per maand gevoerd waarvan ongeveer de helft met slachtoffers is en de ander helft gesprekken met betrokkenen en professionals zijn. In 2003 zijn in de politieregio Amsterdam (ongeveer 1 miljoen inwoners) rond de 4800 meldingen van huiselijk geweld gedaan waarvan eenderde tot aangifte kwam. Hollands Midden, Kindspoor In het eerste half jaar van 2004 zijn in (politie)regio Hollands Midden (Leiden, Alphen, Gouda, Bollenstreek en Midden-Holland gemeentes met in totaal een inwoneraantal van 756.471) 93 zaken vanuit politiebemoeienis vanwege huiselijk geweld met behulp van het protocol kindspoor gemeld aan het AMK. Bij deze 93 zaken waren 197 kinderen betrokken. De gemiddelde leeftijd van deze kinderen bedroeg 6,7 jaar.
64
2. Circle of violence
Developed by:
Domestic Violence Intervention Project 202 East Superior Street Duluth, MN 55802 218.722.4134
65
3. Profiel projectleider Vacature voor een projectleider / coördinator De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) Zaanstreek-Waterland werkt aan een gezonde regio. Voor de circa 300.000 inwoners van het gebied is er een uitgebreid pakket van preventieve gezondheidszorg. De GGD geeft publieksvoorlichting en adviseert de gemeenten uit het werkgebied over het te voeren beleid inzake volksgezondheid. Bij de GGD Zaanstreek-Waterland werken circa 90 mensen. De organisatie kent korte lijnen; de werksfeer is informeel. Er zijn drie afdelingen: Algemene Gezondheidszorg, Jeugdgezondheidszorg en Beleid & Ondersteuning. De hoofdvestiging is gelokaliseerd in Zaandam; de nevenvestiging in Purmerend. Netwerk huiselijk geweld Zaanstreek-Waterland Onder leiding van de Raad voor de Kinderbescherming hebben 23 instellingen in de regio Zaanstreek-Waterland vanaf 2001 deelgenomen aan een project huiselijk geweld. Doelstelling van dit project is het terugbrengen van huiselijk geweld in de r regio en de gevolgen van huiselijk geweld te beperken. Behalve de projectgroep functioneerden er vier werkgroepen om deze doelstelling uit te werken. De resultaten van het project zijn o.a. de oprichting van een steunpunt huiselijk geweld, een verbeterde afstemming van de hulpverlening, nieuw aanbod van hulpverlening en bekendheid bij een breed publiek. Het project krijgt in 2004 een reguliere status. Er is een nieuwe structuur ontwikkeld en er wordt een stuurgroep geformeerd onder regie van de gemeenten. De coördinator van het netwerk huiselijk geweld wordt aangesteld bij de GGD Zaanstreek-Waterland. Voor de coördinatie van het netwerk huiselijk geweld zoeken wij een
COÖRDINATOR (m/v) voor 28 uur per week. U bent in dienst van de GGD Zaanstreek-Waterland en legt verantwoording af aan de stuurgroep huiselijk geweld en het hoofd AGZ van de GGD. U bent de ntermediair tussen de stuurgroep, de werkgroepen, het platform en het aanspreekpunt naar buiten. U organiseert de vergaderingen van de stuurgroep, zit de vergaderingen van de diverse werkgroepen en het platform voor, en volgt relevante landelijke en regionale ontwikkelingen. U formuleert beleidsvoorstellen en beheert de financiën. Daarnaast draagt u zorg voor een goede voorlichting en PR, o.a. door het organiseren van publiciteitscampagnes. Tevens organiseert u deskundigheids-bevordering en symposia. Functie-eisen: • HBO-/academisch denk- en werkniveau; • bindende, inspirerende leiderschapsstijl; • uitstekende communicatieve en verbale vaardigheden; • ervaring met projectmatig werken; • ervaring met werken in samenwerkingsverbanden/netwerken; • kennis van en/of ervaring met werken in de gezondheids-/welzijnssector/ strafrechtketen; • affiniteit met het onderwerp huiselijk geweld; • vermogen tot organiseren en netwerken; • leidinggevende kwaliteiten; • vermogen tot het formuleren van beleidsvoorstellen; • schriftelijke vaardigheden. Naast een veelzijdige functie en een prettige werkomgeving bieden wij u een salaris conform schaal 10 (maximaal € 3.518,- bruto per maand op basis van een 36-urige werkweek), afhankelijk van opleiding, kennis en ervaring. Aanstelling geschiedt in tijdelijke dienst voor een jaar, met uitzicht op een vaste aanstelling.
66
Voor inlichtingen over de inhoud van de functie kunt u contact opnemen met de huidige projectleider, de heer B. Vissers, telefoon (023) 888 25 00, en voor inlichtingen over de arbeidsvoorwaarden met mevrouw P.E. Degenaar, hoofd van de afdeling AGZ GGD Zaanstreek-Waterland, telefoon (075) 651 92 92. Uw schriftelijke sollicitatie kunt u tot uiterlijk 20 maart 2004 richten aan het bestuur van de GGD Zaanstreek-Waterland, t.a.v. de personeelsfunctionaris, Postbus 188, 1440 AD Purmerend. De GGD Zaanstreek-Waterland biedt plezierige en afwisselende werkzaamheden en kent een aantrekkelijk pakket van voorzieningen om zorg en werk goed te combineren, zoals ouderschapsverlof en een kinderopvangregeling. ADV is vrij opneembaar en er zijn goede studiefaciliteiten.
67
Functiebenaming:
Projectleider Geweld in het gezin
Hoofdtaken en deeltaken Projectmanagement - Afstemming en coördinatie van processen en activiteiten: tot stand brengen van ketenwerken binnen netwerk van deelnemende instellingen. - Bewaken van integrale aanpak en continuïteit: doelen op hoofdlijnen, afstemming tiental deelprojecten. - Aansturen voorzitters deelprojecten en projectmedewerkers. - Secretaris van de projectgroep (vertegenwoordiging op directie en middenkader niveau van ruim twintig instellingen). - Advisering en fungeren als aanspreekpunt. - Subsidies aanvragen, fondsenwerving en beoordeling subsidieverzoeken van projectparticipanten. - Budgethouder en –beheer. Beleidsontwikkeling - Signaleren van lacunes en beleidsinitiatieven nemen - Ontwikkelen nieuw beleid - Implementatie van resultaten - Beleidsevaluatie en onderzoek
Verrichten van diverse werkzaamheden - Vertegenwoordiging in landelijke overleggen, contact onderhouden met landelijke instellingen en Rijksoverheid - (Doen) organiseren van activiteiten zoals conferenties. - Communicatieactiviteiten
Producten -
Beleidsnotities en andere beleidsbijdragen Plannen van aanpak Adviezen aan management, bestuur, raadscommissies Rapportage aan management, subsidiënten, bestuur Expertise Netwerk Conferenties Publicaties
Contacten Extern: - Samenwerken met ruim twintig instellingen zowel hulpverleningsinstellingen als daarbuiten (politie, justitie, advocatuur). Contact opbouwen en onderhouden binnen uitgebreid regionaal en landelijk netwerk. - Overleg en advisering op directie- en middenkader –niveau van ruim twintig participerende instellingen. - Lokaal en regionaal met driehoeksoverleggen, wethouders en raadscommissies. - Andere collega’s en deskundigen in den lande en binnen de projectgroep. Intern: - Bestuur GGD - Management en afdelingshoofden - Collega’s andere afdelingen
68
4. Meldtraject Kindspoor Midden Holland en Zuid Holland Noord Eenvoudige schematische weergave Uitgangspunt: Huiselijk geweld schaadt de ontwikkeling van het kind. Politie :
Handelt conform protocol huiselijk geweld en voert kinderen in in BPS.
SJZP :
Checkt kinderen en meldt bij het AMK en geeft opvoeders de boodschap: Huiselijk geweld is slecht voor kinderen.
AMK:
Huiselijk geweld is slecht voor kinderen. = vermoeden van kindermishandeling. • Afspraken met aanwezige hulpverlening. • Eigen onderzoek. • Verwijzen naar BJZ (voldoende veiligheid). • Doorgeleiding Raad voor de Kinderbescherming.
BJZ:
Huiselijk geweld is slecht voor kinderen. Hulp nodig! • Basishulp (gesprekken m.b.t. schade huiselijk geweld). • Vrij toegankelijke hulpverlening. • Crisisinterventie. • Indiceren voor diagnostiek RIAGG. • Casemanagement. • Indiceren voor traumahulpverlening RIAGG jeugd.
Raad:
Huiselijk geweld is slecht voor kinderen. Dwang en drang. • Met drang motiveren voor hulp in vrijwillig kader. • Zo nodig met dwang (OTS, via de Rechtbank).
69
Het belang van het kind als getuige van huiselijk geweld (al of niet daarbij aanwezig) staat in dit kindspoor centraal. Het risico op ontwikkelingsproblemen, op korte of langere termijn, is bij deze kinderen dermate groot dat vroegtijdig effectief ingrijpen noodzakelijk is. - De politie hanteert bij meldingen van huiselijk geweld hun protocol met als doel het geweld te stoppen en te verwijzen naar hulpverlening (met of zonder strafrechtelijk traject). - De Sociale Jeugd en Zedenpolitie (SJZP) maakt deze kinderen, vanuit de dag- en nachtrapporten zichtbaar en verzamelt relevante informatie uit het politiesysteem (BPS) en meldt bij het AMK. - Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) neemt een dergelijke melding op als “een vermoeden van kindermishandeling” in behandeling. - Bureau Jeugdzorg biedt deze gezinnen begeleiding aan bij het verkrijgen van inzicht in de pedagogische betekenis van het gezinsgeweld en doet het kind (en de opvoeders), op basis van verkregen informatie over de situatie van het kind, een hulpverleningsaanbod. - De Raad voor de Kinderbescherming verricht onderzoek bij het niet accepteren van vrijwillige hulpverlening, waarbij vanuit de drang en dwang functie van de Raad benodigde hulp alsnog op gang moet worden gebracht (met of zonder juridische maatregel) met voldoende garanties ten aanzien van de veiligheid van het kind. Het doel van alle kindspoorpartners bij de afgesproken aanpak is het in beeld brengen van kinderen die een reëel risico lopen op een verstoorde ontwikkeling. De interventies vanuit deelnemende instellingen zijn gericht op: - Het creëren van een veilige situatie. - Het terugdringen van risico's op een verstoorde ontwikkeling. - Het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsproblematiek. - Het bevorderen dat opvoeders hun verantwoordelijkheid nemen. - Een adequaat hulpaanbod aan het kind en de opvoeders. Voor een effectieve aanpak is het van belang dat iedere kindspoorpartner tegen de opvoeders, die geweld tegen elkaar gebruiken, het volgende duidelijk maakt: Huiselijk geweld is schadelijk voor kinderen! … omdat geweld onacceptabel is en schadelijke gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het kind. Het onderstreept aan betrokkenen het belang van hulpverlening en biedt een logische verklaring (aan betrokkenen) voor de toenemende drang en dwang ten aanzien van het accepteren van hulpverlening. Uitgebreide beschrijving verkrijgbaar bij GGD'en Midden Holland en Zuid Holland Noord
70
5. Convenant Advies- en meldpunt Haarlem
Ondergetekenden, • • • • • • • •
W. Vleeming, plaatsvervangend districtschef Haarlem, namens het Regiokorps Kennemerland M. van Slooten, hoofd algemene zaken van het circuit curatie volwassenen Zuid Kennemerland, namens De Geestgronden A.J. Lohmann, directeur, namens de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening ZuidKennemerland E. Lemstra, directeur, namens Stichting Jeugdzorg Kennemerland B. Nieuwenhuis, directeur, namens het Advies- en meldpunt kindermishandeling M.A.E. Hagen, productiemanager, namens de Kennemer Thuiszorg E. Buitenweg, voorzitter van het bestuur, namens de SOS-Telefonische Hulpdienst E. Uenk, voorzitter van het bestuur, namens de Stichting Advies- en meldpunt huiselijk geweld
verklaren zich akkoord met het convenant en de toelichting daarop waarin de samenwerking tussen de organisaties in de Advies- en beleidsgroep van het Advies- en meldpunt huiselijk geweld geregeld is. Het Advies en meldpunt huiselijk geweld is opgericht in het kader van het Haarlemse project Geweld in het gezin. Aldus getekend op 17 november 2000 te Haarlem.
W. Vleeming
M. Slooten
A.J. Lohmann
E. Lemstra
B. Nieuwenhuis
M.A.E. Hagen
E. Buitenweg
E. Uenk
71
Dit convenant regelt de samenwerking tussen de onderstaande organisaties die, door afvaardiging van een aandachtsfunctionaris de Advies- en beleidsgroep vormen van het Advies- en meldpunt huiselijk geweld (AMHG). De coördinator van het AMHG treedt op als voorzitter van de Advies- en beleidsgroep. In de Advies- en beleidsgroep zijn vertegenwoordigd: - Het Regiokorps Kennemerland, district Haarlem - Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Zuid Kennemerland (SMD-ZK) - Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) - De Geestgronden - Bureau Jeugdzorg Kennemerland - Kennemer Thuiszorg - SOS-Telefonische Hulpdienst Haarlem e.o. (THD) - Stichting Advies- en meldpunt huiselijk geweld Haarlem (AMHG) De Stichting Blijf van m'n lijf Haarlem treedt op als adviserend toegevoegd lid. De Brijderstichting onderschrijft in beginsel dit convenant heeft de intentie uitgesproken in een later stadium te participeren. De samenwerking rond het AMHG, via de Advies- en beleidsgroep, heeft als doel: een snelle en adequate verwijzing van cliënten van het AMHG naar de participerende organisaties tot stand te brengen en de beleidsintegratie van een samenhangend aanbod van zorg, hulp en preventie op het gebied van huiselijk geweld te realiseren. Eenmaal per jaar worden de in dit convenant gemaakte afspraken in de Advies- en beleidsgroep van het AMHG geëvalueerd en desgewenst, bij gezamenlijk besluit, bijgesteld. Een wijziging of aanvulling van dit convenant is van kracht als het convenant opnieuw is ondertekend door het bestuur of de directie van de participerende instellingen.
Door ondertekening van dit convenant komen de genoemde instellingen overeen: - samen te werken op het gebied van huiselijk geweld en met betrekking tot het AMHG, via de Advies- en beleidgsroep, - een aandachtsfunctionaris vanuit elke instelling aan te wijzen en af te vaardigen naar de Advies- en beleidsgroep, bij langdurige ziekte of opzegging van de aandachtsfunctionaris zorg te dragen voor vervanging, per instelling vast te leggen hoeveel tijd de aandachtsfunctionarissen aan hun taak kunnen besteden, - binnen één werkweek na verwijzing door het AMHG (de SMD-er) naar een samenwerkende instelling, het eerste contact te leggen met de verwezen cliënt, - een protocol voor de eigen organisatie met betrekking tot huiselijk geweld te ontwikkelen.
72
Toelichting op het convenant voor de samenwerking rond het Advies- en meldpunt huiselijk geweld Taken van de Advies- en beleidsgroep - evalueren van de verwijzing van cliënten van het AMHG naar de participerende organisaties, - signaleren van knelpunten in de verwijzing en in de hulpverlening, - voorstellen doen voor verbetering van de verwijzing, - afstemming en verder ontwikkelen van de hulpverlening aan slachtoffers en daders van huiselijk geweld, op basis van signalen, - bewaken van de continuïteit en kwaliteit van (bestaande) activiteiten op het gebied van huiselijk geweld, - bewaken en bevorderen van de samenwerking tussen de participerende instellingen, - verslaglegging en terugrapportage naar de directies en / of besturen van de participerende instellingen. Taken van de aandachtsfunctionarissen - vertegenwoordiging van de eigen organisatie in de Advies- en beleidsgroep van het AMHG, de Advies- en beleidsgroep komt tweemaal (of in de beginfase vaker?) per jaar bij elkaar, - fungeren als aanspreekpunt voor de andere deelnemende instellingen en de coördinator van het AMHG met betrekking tot huiselijk geweld, - signaleren en inventariseren van knelpunten in de verwijzing en lacunes in de hulpverlening van de eigen organisatie, - rapporteren naar de directie en / of bestuur van de eigen organisatie, - evalueren en bewaken van het gebruik van het protocol van de eigen organisatie waarin afspraken met betrekking tot de verwijzing, zorg en hulpverlening aan slachtoffers en daders van huiselijk geweld is vastgelegd, - bespreken van het onderwerp huiselijk geweld binnen de eigen organisatie, uitdragen van het belang van snelle en adequate zorg en hulp aan slachtoffers en daders, - stimuleren van deskundigheidsbevordering op het gebied van huiselijk geweld binnen de eigen instelling, - voorstellen (laten) doen voor uitbreiding of aanpassing van het aanbod van activiteiten op het gebied van huiselijk geweld wanneer dat nodig is, - voorstellen doen voor verbeteringen in de verwijzingen tussen instellingen en creëren van voorwaarden voor betere verwijzing van cliënten van het AMHG naar de instellingen, - mede actualiseren van de sociale kaart huiselijk geweld, doorgeven van mutaties bij de eigen instelling aan de coördinator van het AMHG, - stimuleren van voorlichtings- en preventieactiviteiten op het gebied van huiselijk geweld binnen de eigen instelling. De eerste verwijzing van cliënten van het AMHG naar participerende instellingen Een efficiënte (= snelle en adequate) verwijzing is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de deelnemende instellingen in de Advies- en beleidsgroep. De participerende instellingen verplichten zich binnen één werkweek na verwijzing van het AMHG (door de maatschappelijk werkende van het SMD-ZK) naar de betreffende instelling, een eerste contact met de verwezen cliënt te leggen. Voor de zorg en hulp in acute situaties (binnen 24 uur) wordt gebruik gemaakt van de 24-uurs bereikbaarheids-dienst van De Geestgronden / SMD-ZK.
73
Evaluatie van de verwijzing Evaluatie van de verwijzing naar deelnemende instellingen is een vast aandachtspunt op de agenda van de Advies- en beleidsgroep. In de Advies- en beleidsgroep worden, indien nodig, voorstellen voor verbetering van de verwijzing geformuleerd. Dit wordt schriftelijk vastgelegd en teruggerapporteerd aan de directies en / of besturen van de deelnemende instellingen en aan het bestuur van het AMHG zodat binnen de instellingen en het AMHG uitvoering kan worden gegeven aan nieuwe afspraken met betrekking tot de verwijzing. Het kan in de praktijk noodzakelijk zijn om buiten een bijeenkomst van de Advies- en beleidsgroep om (nieuwe) afspraken met betrekking tot de verwijzing te maken, dan wordt dit later alsnog gemeld in de Advies- en beleidsgroep. Voorlichting, preventie en publiciteit De samenwerkende instellingen informeren hun cliënten over de mogelijkheden en beperkingen ten aanzien van de hulpverlening. Schriftelijk voorlichtingsmateriaal over huiselijk geweld van de samenwerkende instellingen wordt in het bezit gesteld van de coördinator van het AMHG. Eenmaal per jaar wordt voorlichting en preventie van huiselijk geweld geagendeerd in de Advies- en beleidsgroep van het AMHG. Participerende instellingen werken op inhoudelijk niveau mee aan de ontwikkeling en uitvoering van voorlichtings- en preventieactiviteiten wanneer in de Advies- en beleidsgroep voorstellen daartoe zijn gedaan. Waar nodig worden dan ook andere organisaties buiten de Advies- en beleidsgroep bij afstemming, ontwikkeling en uitvoering betrokken. Beleid Bij de participerende instellingen wordt het aandachtsgebied huiselijk geweld als afzonderlijk onderwerp opgenomen in een beleidsplan en in het jaarverslag. Tenminste een maal per jaar wordt huiselijk geweld geagendeerd in het management en / of bestuur van de samenwerkende instellingen.
74
6. Convenant justitiële keten arrondissement Haarlem CONCEPT 14 BRIJDER VERSLAVINGSZORG FORENSISCHE POLIKLINIEK DE WAAG OPENBAAR MINISTERIE HAARLEM RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING
POLITIE ZAANSTREEK - WATERLAND POLITIE KENNEMERLAND RECLASSERING NEDERLAND
overwegen: • • • • •
dat geweld in huiselijke kring een groot maatschappelijk probleem is en de nodige zorg behoeft; dat de problematiek van geweld in huiselijke kring een goede aanpak kan vinden door hulp in een zo vroeg mogelijk stadium aan daders en zorg voor slachtoffers; dat daderhulpverlening effectief is indien op korte termijn de geweldstoepassing stopt en indien op lange termijn geweld wordt voorkomen in de huidige en / of toekomstige relaties van de desbetreffende vrouwen, mannen en kinderen; dat een samenwerkingsverband tussen partijen een geschikte aanpak biedt voor de bestrijding van geweld in huiselijke kring; dat uitvoering dient te worden gegeven aan de Aanwijzing huiselijk geweld van het College van procureurs-generaal van 1 april 2003.
Partijen komen daarom overeen: •
•
• • • • • •
14
dat zij, ieder vanuit de eigen deskundigheid, in het samenwerkingsverband participeren: De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie van de Dr. Henri van der Hoeven Stichting, op het gebied van gespecialiseerde daderhulpverlening; Openbaar Ministerie op het gebied van opsporing, vervolging en het initiëren van (justitiële) hulpverlening; Politie Kennemerland en politie Zaanstreek – Waterland op het gebied van opsporing, signalering en verwijzing van gevallen van geweld in huiselijke kring; Raad voor de Kinderbescherming op het gebied van onderzoek, rapportage en verwijzing; Reclassering Nederland en Brijder Verslavingszorg op het gebied van onderzoek en rapportage, verwijzing en training; dat zij zullen samenwerken met andere organisaties in het arrondissement die zich hebben verbonden in de netwerken Geweld in het Gezin (regio Kennemerland) en Huiselijk Geweld (regio Zaanstreek – Waterland) en daarin een specifiek aanbod doen aan slachtoffers en daders van geweld in huiselijke kring; dat zij ten minste eenmaal per jaar Huiselijk Geweld zullen agenderen in het managementoverleg; dat zij Huiselijk Geweld als afzonderlijk onderwerp zullen opnemen in het beleidsplan en jaarverslag; dat zij jaarlijks de gezamenlijke doelstellingen bepalen en ter vaststelling voorleggen aan het AJB; dat zij jaarlijks verslag over de behaalde resultaten uitbrengen aan het AJB; dat zij aan het begin van elk kalenderjaar de in dit convenant gemaakte afspraken zullen evalueren en desgewenst, bij gezamenlijk besluit, bijstellen; dat zij zich zullen inzetten om de aanpak van geweld in huiselijke kring te laten verlopen overeenkomstig de uitgangspunten, die in bijgaande protocollen per organisatie nader zijn uitgewerkt.
Definitieve versie en achterliggende protocollen vanaf december 2004 bij de betreffende ketenpartners op te vragen.
75
Haarlem, 2 december 2004, Brijder Verslavingszorg, G.J. Vos
De Waag, J. Mulder
Reclassering Nederland, I. Verwey
Politie Kennemerland B.R. Visser
Politie Zaanstreek – Waterland, G.H.P.K. Huijser van Reenen
Raad voor de Kinderbescherming, S. van de Poel
Openbaar Ministerie Haarlem, J.H. Schüssel
Aanleiding voor de totstandkoming van de convenanten 2000 / 2002 In 1998 ging in Haarlem het project Geweld in het gezin van start, waarin meer dan twintig instellingen participeren. Belangrijke uitgangspunten van het project zijn: de brede definitie van huiselijk geweld, een integrale aanpak, preventie, de benadering vanuit veiligheidsperspectief en de aandacht voor zowel slachtoffer als dader. De doelstelling van het project is om geweld in huiselijke kring te bestrijden. Geweld in het gezin bestaat uit diverse deelprojecten waarin activiteiten worden ontwikkeld in het gehele spectrum van preventie, vroegsignalering tot hulpverlening en nazorg. In het kader van een van de deelprojecten is op 30 maart 2000 een convenant, met bijgehorend protocollen, tot stand gekomen om de strafrechtelijke aanpak door de Politie, het Openbaar Ministerie en de Reclassering af te stemmen. Daarmee is een belangrijke bijdrage geleverd aan de bestrijding van huiselijk geweld in Haarlem. Na verloop van tijd bleek dat de mogelijkheden om aanmeldingen / verwijzingen te krijgen voor daderhulpverlening zeer beperkt zijn wanneer geen strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld. Om deze mogelijkheden te vergroten is per 1 maart 2002 een samenwerking aangegaan met De Waag. De afspraken met De Waag zijn eveneens vastgelegd in een protocol. Inmiddels is het project niet meer beperkt tot de gemeente Haarlem, maar wordt in 2004 en 2005 uitgebreid tot de gehele regio Kennemerland. In Zaanstreek – Waterland hebben onder leiding van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Haarlem, 23 instellingen vanaf 2001 deelgenomen aan een project huiselijk geweld. Doel van het project is het terugbrengen van huiselijk geweld in de regio en de gevolgen van huiselijk geweld te beperken. Deelprojecten als afstemming tussen bestaande meldpunten, bundeling hulpverlening en brede publiekscampagnes hebben geleid tot o.a. de oprichting van een steunpunt huiselijk geweld, een verbeterde afstemming van de hulpverlening, nieuw aanbod van hulpverlening en bekendheid bij een breed publiek. In het kader van een van de deelprojecten zijn tussen OM, politie en reclassering werkafspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in protocollen. Deze zijn ondertekend op 4 april 2002. Het project heeft in 2004 een reguliere status gekregen. De coördinatie van het netwerk huiselijk geweld ligt bij de GGD Zaanstreek – Waterland. Eén convenant voor het arrondissement Haarlem De regionalisering van het Haarlemse project noopte tot aanpassing van het convenant. Ook moesten de protocollen in beide regio’s in overeenstemming worden gebracht met de Aanwijzing 15 huiselijk geweld van het College van procureurs-generaal, die op 1 april 2003 in werking trad. 15
Het doel van deze aanwijzing is het bewerkstelligen van een effectiever optreden van politie en Openbaar Ministerie in reactie op huiselijk geweld, teneinde bij te dragen aan:
76
Deze gelegenheid is aangegrepen om de strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld in Kennemerland en de Zaanstreek– Waterland zoveel te uniformeren en de kring van deelnemers uit te breiden met de Brijder Verslavingszorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Dit heeft geleid tot het onderhavige convenant, dat voor het gehele arrondissement geldt. De (aangepaste) protocollen van de Raad voor de Kinderbescherming, (verslavings)reclassering, OM en De Waag gelden eveneens voor het gehele arrondissement. De (aangepaste) protocollen van de politie beperken zich uiteraard tot de eigen politieregio en verschillen van elkaar, omdat de korpsen niet op dezelfde wijze zijn georganiseerd.
• het acuut stoppen van huiselijk geweld; • het voorkomen van recidive door middel van gerichte interventies; • het herstellen van geschonden norm en • het vergroten van de aangiftebereidheid van slachtoffers. Het optreden van politie en OM dient mede ter behartiging van de belangen van het slachtoffer en de eventuele kinderen die getuige zijn van het geweld.
77
7. Matrix activiteiten, doelgroepen en preventievormen Zie tevens hoofdstuk 8 waarin de concrete activiteiten worden toegelicht. De matrix pretendeert niet volledig te zijn.
Universeel
plegers / daders
slachtoffers
omstanders leken
publiekscampagne en algemene voorlichting en informatie
publiekscampagne en algemene voorlichting en informatie
publiekscampagne en algemene voorlichting en informatie
opvoedcursus voor aanstaande ouders
Marietje Kessels e.a. onderwijsprogrammas
Omstanders professionals publiekscampagne en algemene voorlichting en informatie scholing reguliere beroepsopleiding
standaard huisbezoek alle aanstaande ouders
Selectief
Hoezo terug in je mand? groep voor seksueel agressieve kinderen
Hoezo terug in je mand? protocollering speciaal onderwijs, instellingen voor LVG
Hoezo terug in je mand? voorlichting mantelzorgers, vrijwilligers
Hoezo terug in je mand? Verdiepingsmodules voor hulpverleners
opvoedingondersteunin opsporing via g voor bepaalde groepen ouders, KVO, jeugdgezondheidszor g ADHD Opstap(je) Moeders informeren moeders (MIM) en Homestart, OKé Geïndiceerd Advies- en steunpunt huiselijk geweld, AMK drang na eerste melding psychoeducatiebijeenkomst allochtone mannen
Zorggericht
groep voor kinderen van verslaafde ouders groepen weerbaarheid Advies- en steunpunt Advies- en huiselijk geweld, AMK steunpunt huiselijk geweld, AMK AWARE Omgangshuis
Advies- en steunpunt huiselijk geweld, AMK training signaleren
Steungroep allochtone vrouwen
Protocollering, toepassen meldcode kindermishandeling voor medici
Weerbaarheidstrainin g bepaalde groepen
consultatienetwerk ouderenmishandeling
Advies- en steunpunt huiselijk geweld: verwijzing AMK
Advies- en steunpunt huiselijk geweld: verwijzing AMK
handhaving: dwang
diagnostisch centrum
agressiebeheersingsprogramma's
zorgcoördinatie, casemanagement, bemoeizorg
Advies- en steunpunt huiselijk geweld: verwijzing AMK
registratie Advies- en steunpunt huiselijk geweld: verwijzing AMK aandacht voor secundaire traumatisering registratie
bemoeizorg De Aanpak
Families First Let op de Kleintjes / Horizonmethode
78
8. Nog een projectstructuur
79
8. Nog een keten (Stroomschema huiselijk geweld Flevoland) Toetsen vermoeden Mobiliseren netwerk informeren over mogelijkheden
Scannen ingangen via beroepsbeoefenaar
Slachtoffer zoekt contact
Slachtoffer thuis, dader uit huis
e
1 contact slachtoffer (vertrouwen wekken) Slachtoffer uit huis, dader thuis
Analyse & diagnose en Plan van Aanpak - dader - slachtoffer - systeem Juridisch Praktisch Psychisch
HULPVERLENING
Kinderen via AMK Zonder kinderen via politie / huisarts
- veiligheidsrisico - psychische draagkracht - mate in staat voor zichzelf (en anderen) te zorgen
Systeem match
Slachtoffer al uit huis met tas op straat
Escalatie
1e contact dader (niet sussen) evt. vervolggesprek - morele druk op dader - evt. aangifte - 3 dagen in verzekeringstelling - dader uitnodigen voor bezoek op kantoor
Streven: hercontact Adempauze van 10 dagen
Casemanagement / regie
- rust / bezinning - diagnose - PvA
Acceptatie en diagnose door alle instellingen
Wachtlijsten managen
Niet sussen
REGISTRATIE
Uitgebreide mutatie
MONITORING GEZINSSYSTEEM
Signaal/ melding via derde
Beide blijven thuis
Inschatten
Diagnose rapport
Resultaat 80
© Van Vieren en Ketenpartners
10. Onderzoek Vragen Omnibusenquête 2004, gemeente Haarlem
Huiselijk geweld komt overal voor, ook in Haarlem. Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd. Onder huiselijke kring verstaan we: gezin, familie, (ex) partners en huisvrienden. Het gaat om lichamelijk, seksueel of geestelijk geweld. Slachtoffers en plegers van geweld kunnen mannen, vrouwen, kinderen of ouderen zijn. 67) Heeft u wel eens van het Advies- en meldpunt huiselijk geweld gehoord? 1. ٱja 2. ٱ nee 68) Bent u wel eens geconfronteerd met huiselijk geweld? Zo ja betrof het: u zelf, iemand anders in uw gezin of iemand in uw directe omgeving? (U mag meer dan één antwoord geven) 1. 2. 3. 4.
ٱ ٱ ٱ ٱ
5.
ٱ
ja, zelf als slachtoffer ja, zelf als pleger / dader ja, iemand bij mij thuis ja, iemand buiten mijn huishouden, maar in mijn directe omgeving (familie, buren, kennissen of als beroepskracht) nee >GA DOOR NAAR VRAAG 76
Wilt u de vragen 69 tot en met 75 beantwoorden voor de laatste keer dat u met huiselijk geweld te maken had? 69) Vond dit huiselijk geweld minder of meer dan 12 maanden geleden plaats? ٱ ٱ ٱ
1. 2. 3.
minder dan 12 maanden geleden meer dan 12 maanden geleden weet ik niet (meer)
70) Heeft u dit huiselijk geweld gemeld of er advies over gevraagd bij één of meerdere instanties (bijvoorbeeld bij politie, huisarts, Riagg, vertrouwensarts, Advies- en meldpunt huiselijk geweld Haarlem of een andere organisatie)? ٱja, bij ……………………………………………✍ ٱnee, nooit >GA DOOR NAAR VRAAG 75
1. 2.
71) Wanneer vond die melding plaats? 1. ٱminder dan 12 maanden geleden 2. ٱmeer dan 12 maanden geleden 3. ٱweet niet (meer) 72) Voldeed de reactie van deze instantie of persoon aan uw verwachtingen? 1. ٱja 2. ٱnee > GA DOOR NAAR VRAAG 74 73) Is het geweld verminderd of gestopt nadat u het heeft gemeld of om advies vroeg? 1. 2. 3. 4. 5.
ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ
gestopt duidelijk verminderd enigszins verminderd niet verminderd weet niet
74) Waarom voldeed de reactie niet aan uw verwachtingen? (Wilt u hoogstens drie van onderstaande uitspraken aankruisen die op uw melding van toepassing zijn?) 1. ٱ ik had het gevoel dat ik niet serieus genomen werd 2. ٱ ik kreeg niet het gevoel dat ik er vertrouwen in kon hebben 3. ٱ ik heb er later niets meer van gehoord 4. ٱ er werd niet direct ingegrepen
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ ٱ
het probleem werd niet opgelost/ het geweld ging door het slachtoffer / ik kon niet meteen elders opgevangen worden er werd geen mogelijkheid tot behandeling van mijn agressieprobleem geboden de pleger / dader kon gewoon thuis blijven wonen de kinderen werden niet meteen in veiligheid gebracht het duurde te lang voor er hulp voor de kinderen was ik werd van het kastje naar de muur gestuurd anders, namelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . »» U MAG VERDER NAAR VRAAG 76
75) Waaróm heeft u deze voorvallen niet gemeld? (maximaal 3 antwoorden) 1. ٱ het was (is) niet ernstig genoeg 2. ٱ iemand anders had het al gemeld 3. ٱ ik vind dat ik me er niet mee mag bemoeien 4. ٱ ik wil me er niet mee bemoeien 5. ٱ ben van plan het te gaan melden 6. ٱ weet niet waar ik het moet melden 7. ٱ ik ben bang dat de dader(s) er achter komen dat ik het heb gemeld 8. ٱ ik ken het slachtoffer niet goed genoeg 9. ٱ ik ging (ga) er vanuit dat iemand anders het wel zal melden 10. ٱ het is moeilijk te bewijzen of aan te tonen 11. ٱ ik heb geen goede ervaring met de vorige keer dat ik meldde 12. ٱ het zal wel weer ophouden 13. ٱ ik durfde niet 14. ٱ anders, namelijk:…………………………………………………………✍
82
Vragen uit Gezondheidsenquête Drenthe Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd (gezin, familie, (ex)partners, huisvrienden). Het gaat om lichamelijk, seksueel of geestelijk geweld uitgeoefend op uzelf of iemand uit uw gezin. 1
Heeft ooit een partner, een familielid, een huisgenoot of een huisvriend één van de volgende voorvallen gepleegd ten opzichte van een gezinslid (inclusief u zelf), waarbij dat gezinslid ja nee a de eigen post niet mocht bekijken b geen eigen bankrekening mocht hebben c geen inzicht had in de eigen financiële positie d niet zomaar met iemand mocht telefoneren e niet mocht uitgaan op een leeftijd waarop dat wel gebruikelijk is f niet zelf een afspraak met iemand mocht maken g voortdurend gecontroleerd werd op zijn / haar handel en wandel h voortdurend in de gaten werd gehouden i op feestjes niet met anderen mocht praten j geregeld gekleineerd of bespot werd k geregeld getreiterd werd l wel eens bedreigd werd met lichamelijk geweld m geïntimideerd werd door iemand die dreigde een naaste kwaad te doen n wel eens geslagen of geschopt werd of van de trap gegooid o wel eens op een andere manier lichamelijk mishandeld werd p wel eens bedreigd werd met ongewenste seksuele toenaderingen q geconfronteerd werd met iemand die, tegen de zin van hem / haar in, een geslachtsdeel ontblootte r te maken had met ongewenste seksuele aanrakingen s gedwongen werd te kijken naar seksuele handelingen t ooit gedwongen werd tot het doen van seksuele handelingen u ooit gedwongen werd tot geslachtsgemeenschap Indien u bij vraag 1 minstens éénmaal ‘ja’ heeft aangekruist, ga verder met vraag 11 Indien u bij vraag 1 geen enkele keer ‘ja’ heeft aangekruist, ga verder met vraag 11 2
Hoe lang is het geleden dat het voorval of de korter dan een jaar geleden voorvallen die u bij vraag 1 heeft aangekruist tussen 1 en 5 jaar geleden voor het laatst is / zijn voorgekomen? langer dan 5 jaar geleden
3
Hoe vaak is het voorval of zijn de voorvallen die u bij vraag 1 heeft aangekruist voorgekomen? (meerdere antwoorden mogelijk)
4
Indien u bij vraag 1 minstens éénmaal ‘ja’ heeft aangekruist, wie betrof het dan? (meerdere antwoorden mogelijk)
5
het is één keer voorgekomen het kwam bijna elke dag voor het kwam bijna elke week voor het kwam 2-3 keer per maand voor het kwam ongeveer 1 keer per maand voor het kwam minder vaak voor
het betrof mijzelf als kind (t/m/ 18 jr) het betrof mijzelf als volwassene het betrof mijzelf als pleger/dader het betrof mijn broer(tje) en/of mijn zus(je) het betrof (één van) mijn (stief)ouders het betrof (één van) mijn kinderen het betrof mijn partner ¤ het betrof iemand anders in het gezin
Heeft u het voorval of de voorvallen ook nee verteld aan vrienden, kennissen of andere ja familieleden?
83
één van mijn ouders of stiefouders een broer of zus (ex-)partner één van mijn (stief)kinderen een ander familielid een vriend van mij of mijn ouders ikzelf
6
Kunt u aangeven wat de relatie is tussen de persoon die het voorval heeft gepleegd en diegene die het is overkomen, m.a.w. de pleger is een: (meerdere antwoorden mogelijk)
7
Heeft u het voorval of de voorvallen aangegeven of gemeld bij een instantie? Zo ja, bij welke? (meerdere antwoorden mogelijk)
8
Indien u het voorval of de voorvallen niet aangeven gemeld of aangegeven, kunt u aangeven waarom niet? (meerdere antwoorden mogelijk)
9
Bent u zelf wel eens bang voor uw nee (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of ja een huisvriend?
10
Hoe vaak bent u bang voor deze persoon of ik ben één keer bang geweest personen? ik ben af en toe bang ik ben vaak bang ik ben heel vaak bang
ja, bij politie ja, bij mijn huisarts ja, bij een vertrouwensarts ja, bij slachtofferhulp ja, bij Meldpunt Kindermishandeling ja, bij een andere instantie nee ik wist niet waar ik het moest heeft melden of ik durfde niet ik schaamde me ervoor er wordt toch niets mee gedaan ga verder met vraag 11
84
11. Financiële en personele middelen De benodigde middelen voor een project over huiselijk geweld laten zich niet normeren: dat is helemaal afhankelijk van de lokale situatie en keuzes die er met betrekking tot de activiteiten worden gemaakt. Het onderstaand overzicht geeft een indicatie van de kosten en personele uren, uitgaande van een GGD met een werkgebied van 10 gemeenten, ongeveer 350.000 inwoners, niet uitgesproken stedelijk noch plattelands, met één centrumgemeente, tevens Grote Stad waar ook alle grootstedelijke problematiek zich voordoet. De tijd die andere projectparticipanten in een project over huiselijk geweld steken is niet in dit overzicht meegenomen omdat aangenomen wordt dat die tot de reguliere taken en uren behoren. Wel kan het soms een stimulering zijn als instellingen tijdelijk gefinancierd worden om bijvoorbeeld een methodiek te ontwikkelen of draaiboek te schrijven.
Personele inzet: projectleiding: 28 uur per week (eerste 4 jaar, daarna 24 uur) secretariële ondersteuning: 6 uur per week (eerste 4 jaar, daarna 4 uur) PR-functionaris: 4 uur per week epidemiologie: 4 uur per week GVO: 4 uur per week
Andere kosten: Publiekscampagne 16 (totaal) Є 80.000 Є 1.700 Training beroepsgroepen 17 (per keer) Advies- en steunpunt huiselijk geweld (per jaar) Є 150.000 AWARE startkosten 18 Є 10.000 AWARE structureel 19 Є 25.000 Bevolkingsonderzoek gemeente (per keer) Є 5.000 Losse activiteiten, PR etc. Є 10.000
16
Betreft zowel ontwikkel- als productiekosten en uitingen zoals posters voor in de reclamezuilen (zogenaamde mupi's), kleinere posters, flyers, kaartjes, website, huisstijl, drukwerk op allerhande materialen. Met een campagne kan men zeker twee jaar doen. 17 Maximaal haalbaar per jaar is ongeveer 10 trainingen. Voor een training kan een eigen bijdrage per deelnemer worden gevraagd. 18 Meer indien gekozen wordt voor het kopen van apparatuur ipv huren. 19 Voor ongeveer 35 cliënten, 10 intakes die uiteindelijk toch geen doorgang vinden, 15 informatiegesprekken.
85
12. Elementen in een training
Dagdeel 1 Informatie over de omvang, vormen, signalen, achtergrond en gevolgen van huiselijk geweld. (Eigen) waarden en normen rond huiselijk geweld. Dagdeel 2 Interpreteren van de signalen. Welke rol kan en wil je als professional vervullen? Dilemma's en overwegingen. Theorie en oefening in gespreksvaardigheden. Dagdeel 3 Oefenen van gespreksvaardigheden met acteurs, bijvoorbeeld van een gesprek met een ouder of een kind. Dagdeel 4 Melden, hulp en advies: hoe, wat, waar, wanneer? Sociale kaart. Samenwerking en eigen beleid.
De training wordt gegeven door professionals die zowel trainerservaring als inhoudelijke deskundigheid hebben. Ook andere deskundigen met een bepaalde expertise kunnen worden uitgenodigd.
86
13. Landelijke organisaties en Internetsites TransAct Landelijk expertisecentrum voor seksespecifieke zorg en aanpak huiselijk en seksueel geweld Vinkenburgstraat 2a 3512 AB Utrecht
Postbus 1413 3500 BK Utrecht
Algemeen: 030-2326500 Bureau Training en Advies: 030-2340933 Informatielijn: 030-2300666 Fax: 030-2326555 www.transact.nl mailto:
[email protected] Bureau Training en advies:
[email protected] Kenniscentrum:
[email protected] Verkoop publicaties:
[email protected]
NIZW Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Expertisecentrum kindermishandeling Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht
Postbus 19 152 3501 DD Utrecht
telefoon: 030 - 230 63 11 /
[email protected] fax: 030 - 231 96 41 Infolijn: 030 - 230 66 03 www.nizw.nl
Trimbos-instituut Landelijk kennisinstituut voor geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke zorg Da Costakade 45 Utrecht
Postbus 725 3500 AS Utrecht
Tel: 030-2971100 Fax: 030-2971111
Forum Instituut voor multiculturele ontwikkeling Kanaalweg 86 Utrecht
Postbus 201 3500 AE Utrecht
telefoon: 030 - 297 43 21 /
[email protected] fax: 030 - 296 00 50 www.forum.nl
NIGZ Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie De Bleek 13 Woerden
Postbus 500 3440 AM Woerden
telefoon 0348 - 43 76 00 /
[email protected] fax 0348 - 43 76 66 www.nigz.nl
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag Telefoon: 070 – 070 - 3738393 /
[email protected] Fax: 070 - 3635682 www.vng.nl
Schorerstichting Kenniscenrum voor lesbisch- en homospecifieke gezondheidszorg P.C. Hooftstraat 5 1071 BL Amsterdam telefoon 020 – 573 94 44 fax 020 – 664 60 69
Postbus 15830 1001 NH Amsterdam
Federatie Opvang Regentesselaan 31 Johan van Oldenbarneveltlaan 34-36 Amersfoort 3818 HB Amersfoort telefoon 033 – 4615029 /
[email protected] fax 033 – 4618064 www.opvang.nl
Helpdesk Privacy (Ministerie van Justitie) De helpdesk is bereikbaar via
[email protected] Daarnaast is er een telefonisch spreekuur op maandag-, woensdag- en vrijdagochtend van 10.00 - 12.00 uur op telefoonnummer 070 - 370 45 69.
Internetsites www.huiselijkgeweld.nl www.kindermishandeling.nl en www.kindermishandeling.info www.amk-nederland.nl / 0900 - 123 123 0 (€ 0,05 per minuut) www.aanpakhuiselijkgeweld.nl www.seksueelgeweld.nl
88
11. Informatie over subsidies Ministerie van Justitie, Telefoon: 070 - 370 79 11 Fax: 070 - 370 72 50 Internet: www.justitie.nl Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Telefoon: 070 - 426 64 26 Fax: 070 - 363 91 53 Internet: www.minbzk.nl Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Telefoon: 070 - 333 4444 Fax: 070 - 333 4033 Internet: www.minszw.nl Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Telefoon: 070- 340 79 11 Fax: 070- 340 78 34 Internet: www.minvws.nl
ZonMw Postbus 93 245 2509 AE Den Haag Telefoon: 070 - 349 51 11 Fax: 070 - 349 51 00 Internet: www.zonmw.nl
Daphne, EU Het Daphne-programma van de Europese Commissie verstrekt subsidies voor de aanpak van geweld tegen kinderen, vrouwen en jongeren en richt zich op risicogroepen. Het Europarlement en de Europese Raad hebben het Daphne II-programma 2005 – 2008 aanvaard. Het Daphne II-comité heeft zijn werkplan 2004 en oproep voor het indienen van voorstellen gepubliceerd. In The Daphne II Programme (2004-2008) to Prevent and Combat Violence Against Children, Young People and Women and to Protect Victims and roups at Risk - Annual Plan of Work and Calls for Proposals 2004 is informatie te lezen die belangrijk is voor het indienen van een voorstel. Voorstellen kunnen worden ingediend door particuliere organisaties en lagere overheden. De subsidie kan worden aangevraagd bij de Europese Commissie. Europese Commissie, DG Justitie en Binnenlandse Zaken Postbus LX 46 5/126 B-1049 Brussel België Informatiepunt Europa decentraal Voor vragen over subsidiegelden: informatiepunt Europa decentraal Telefoon : 070 - 338 10 90 Fax: 070 - 338 10 99 Internet: www.europadecentraal.nl Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eveneens veel kennis op het gebied van Europese gelden aanwezig. Veel van de regelingen van de EU lopen via dit ministerie.
89
Het Fondsenboek Alle fondsen die in Nederland bekend zijn, staan vermeld in het fondsenboek met daarbij een beschrijving van het doel, het soort projecten waaraan de fondsbeheerder (meestal een stichting) middelen verstrekt en de hoogte van de verstrekte bedragen. Het Fondsenboek kunt u in boekvorm of als Fondsendisk bestellen bij: FIN - Vereniging van Fondsen in Nederland Telefoon : 070 -3262753 Fax : 070 -326 22 29 Internet : www.verenigingvanfondsen.nl
90