gemeente Eindhoven
Dienst Bestuursondersteuni ng Bureau Raadssecretariaat
Retouradres Postbus 90I50, 56oo RB Eindhoven
Voorzitter en leden van de commissie voor maatschappelijke ontwikkeling
Behandeld door B. Calon Telefoon (04o) 238 2I 55 Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk 3 november I999
Betreft commissie-notitie MO: strategische advisering indicatiestelling.
Geachte commissieleden, Bijgaand zend ik u de commissie-notitie Strategische advisering indicatiestelling. Deze notitie zal worden behandeld in de vergadering van de commissie voor maatschappelijke ontwikkeling van 23 november 1999.
Voor nadere technisch/inhoudelijke informatie kunt u zich wenden tot de heer Erik van Merrienboer, Bestuursstaf tel. 238 2262. Hoogachtend, de secretaris van de commissie MO,
B. Calon
Bijlage(n): 1 bc/EJ072514.99
Beeoekadres Stadhuisplein x Eindhoven Openingstijden
Postadres Postbus 9ox so 56oo RB Eindhoven
ma t/m vr 9.00-I7.00 Ulxr
Telefonisch bereikbaar
gemeente Eindhoven
Dienst Bestuursondersteuning Afdeling Bestuursstaf Behandeld door E. van Merrienboer Inboeknummer 2I oktober rggg
Notitie voor de raadscommissie inzake Strategische advisering i nd i ca ti es tel l ing
1 Inleiding Op 6 oktober 1997 heeft de gemeenteraad van Eindhoven besloten om "een stichting Indicatie-orgaan Eindhoven te doen oprichten en inrichten met als taakstelling de integrale indicatiestelling van de AWBZ-taken verzorging en verpleging en van de gemeentelijke taken Wet voorzieningen gehandicapten, maaltijdverstrekking en alarmering en sociaal medische advisering ten behoeve van mensen met een handicap." Hiermee werd voldaan aan de opdracht van het kabinet aan de gemeenten om zorg te dragen voor de realisering van een onafhankelijk, integraal en objectief indicatie-orgaan nieuwe stijl, voor ten minste de AWBZ-gefinancierde zorgtaken.
De gemeenteraad van Eindhoven heeft indertijd met de inbreng van een aantal gemeentelijke indiceringstaken - WVG, sociaal-medische advisering, alarmering en maaltijdverstrekking - besloten een stap verder te gaan dan waartoe de opdracht van het kabinet strekte, en wel op grond van een drietal motieven: vergroting van klantvriendelijkheid; bevordering van de totstandkoming van een samenhangend hulpaanbod, dat is afgestemd op de feitelijke vraag; efficiencywinst op termijn.
Het besluit van de Eindhovense gemeenteraad is tot op heden ten dele uitgevoerd. Medio vorig jaar is het Regionaal indicatie-orgaan (RIO) opgericht, dat overigens alleen de gemeente Eindhoven als werkgebied heeft. In het bestuur hebben zitting vertegenwoordigers van zorgvragers, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en gemeente (de wethouder en de directeur MCZ). Bij de behandeling in de raad d.d. 21 juni jl. van agendapunt 29 - Voorstel met betrekking tot de huidige en toekomstige uitvoering van de WVG - is vanuit de raad de vraag gesteld waarom de indicatiestelling voor de WVG nog niet in het Regionaal lndicatieorgaan Eindhoven (RIO) is ondergebracht en wanneer dit wel zal gebeuren. In zijn mondelinge beantwoording op 21 juni jl. heeft het college naar voren
W ++
Inboeknummer
gebracht dat effectuering van het door de raad op 6 oktober 1997 formeel genomen besluit inzake deze overdracht, op dit moment niet opportuun wordt geacht. Reden daarvoor is de nadrukkelijke behoefte van het college aan een strategische bezinning op een aantal vragen die de afgelopen tijd rond indicatiestelling zijn gerezen. In deze notitie geeft het college invulling aan het voornemen te komen tot deze strategische bezinning.
2 Probleemstelling Het college ziet een drietal aanleidingen om rond het vraagstuk van indicatiestelling te komen tot een strategische bezinning op de wijze waarop de voor haar ten volle actueel blijvende doelstellingen in de sfeer van indicatiestellingklantvriendelijkheid, vraaggerichte samenhang in het zorgaanbod en efficiencywinst - het best kunnen worden gerealiseerd. In de eerste plaats heeft staatssecretaris Vliegenthart op 25 maart jl. het voornemen van het Rijk herbevestigd om de indicatiestelling door de RIO’s te verbreden met de indicatiestelling voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapten en de indicatiestelling voor de geestelijke gezondsheidszorg. Dit voornemen past in een geheel van ontwikkelingen en beleidsmaatregelen waarin het zwaartepunt in de zorg steeds nadrukkelijker op regionaal niveau komt te liggen. Effectuering van dit voornemen zou een forse verbreding van de taken van de RIO’s kunnen betekenen en impliceert daarmee een verandering van de relevante context waarbinnen de gemeente haar streven naar een geÃŕntegreerde lokale indicatiestelling voor gemeentelijke en AWBZ-voorzieningen wil vormgeven. Een eventueel doortrekken van de beleidsfilosofie die ten grondslag lag aan het raadsbesluit van 1997 - in het bijzonder de vergroting van klantvriendelijkheid en de totstandkoming van meer vraaggerichte samenhang in het zorgaanbod - zou impliceren dat een aantal thans nog gemeentelijke indicatietrajecten dan eveneens in beeld komt om te worden ingebracht in het RIO. Wat betreft de indicatiestelling voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapten kan dan worden gedacht aan het indicatietraject voor de sociale werkvoorziening en mogelijk ook indicering in het kader van de Wet relntegratie arbeidsgehandicapten (REA). Wat betreft de geestelijke gezondheidszorg valt te denken aan de indicering voor daken thuislozen.
De strategische vraag in dezen is hoe het streven van het Rijk naar een verbreding van de regionale indicatiestelling voor AWBZ-zorgvoorzieningen op een doeltreffende en doelmatige wijze kan worden verbonden met het streven van de gemeente Eindhoven naar een geintegreerde loka/e indicering voor gemeentelijke en AWBZ-zorgtaken.
Een tweede aanleiding voor strategische heroverweging ontleent het college aan de bespreking van het concept-Stedelijk Ontwikkelingsprogramma 1999-2003 op 7 september jl. Daarin heeft de raad in zijn volle breedte aangegeven voorstander te
Inboeknummer
zijn van een offensiever beleid ten aanzien van de zorgbehoefte in onze stad. Daarbij gaat het, niet in de laatste plaats, om het via terugkoppeling van beleidsrelevante informatie vanuit de indicatiestelling, inzichtelijker maken van manifeste en latente zorgbehoeften in onze stad, als basis voor gerichte maatschappelijke interventies. Bij beide strategische aanleidingen voegen zich, ten derde, de ’aanloopproblemen’ in het organisatorische en financiele vlak, waarmee het RIO thans kampt. Op het financiele vlak blijft er sprake van een opwaartse druk; overigens wordt op dit moment door VNG en door VWS onderzocht of het door het rijk aan de gemeenten beschikbaar gestelde budget toereikend is voor de realisering en instandhouding van een onafhankelijk indicatieorgaan. In organisatorische zin vragen automatisering, werkwijze/protocollering, personele zaken (B3-status) en huisvesting nog de nodige aandacht. Het zijn deze ’aanloopproblemen’ die er mede de oorzaak van zijn dat de indicatiestelling voor de WVG en de sociaal medische advisering nog niet in dit RIO zijn ondergebracht. De indicatiestelling voor alarmering en maaltijdverstrekking wordt uitgevoerd door de SWOE, zij het onder aansturing van het RIO.
3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Zoals opgemerkt heeft het college nadrukkelijk behoefte aan een strategische bezinning op de vraag hoe de voor haar ten volle actueel blijvende doelstellingen in de sfeer van indicatiestelling - klantvriendelijkheid, vraaggerichte samenhang in het zorgaanbod en efficiencywinst op termijn - het best kunnen worden gerealiseerd. In deze fase van de beleidsontwikkeling ten aanzien van de indicatiestelling geldt als meetpunt voor succes het verkijgen van een strategisch advies met daarin vervat concrete handelingsalternatieven rond de vragen: hoe kan het streven van het Rijk naar een verbreding van de regionale indicatiestelling voor AWBZ-zorgvoorzieningen en het streven van de gemeente Eindhoven naar een geÃŕntegreerde lokale indicering voor gemeentelijke en AWBZ-zorgtaken strategisch met elkaar worden verbonden? hoe kan de gemeente Eindhoven vanuit haar beleidsprioriteiten, waaronder vergroting van het inzicht in de zorgbehoefte en versterking van zorginnovatie op regionaal en lokaal niveau, het beste invulling geven aan haar te onderscheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van beide streefdoelen? Op voorhand is duidelijk dat ÃćâĆňâĂİ in dienst van de doelstellingen van klantvriendelijk-
heid en een vraaggerichte samenhang in het zorgaanbod - strategische keuzen voor de toekomst, alsmede de in het verlengde daarvan aan te reiken duurzame oplossingsrichtingen voor financiele en organisatorische knelpunten van het RIO, moeten kunnen rekenen op een voldoende mate van draagvlak onder de bij de indicatiestelling betrokken partijen: zorgvragers, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de gemeente. Behoud en versterking van draagvlak kan, naar de mening van
Inboeknummer
de gemeente Eindhoven, echter alleen worden gerealiseerd indien: de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van samengebrachte indiceringstaken ook daadwerkelijk als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid wordt ervaren en uitvoeringsproblemen niet wordt afgewenteld op een der deelnemende partijen; bij het oplossen van de gerezen financiele en organisatorische knelpunten van het RIO lijkt die gemeenschappelijke verantwoordelijkheid al te nadrukkelijk te worden verengd tot een vermeende, exclusieve gemeentelijke opdracht. er binnen de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de taken van het RIO, voldoende ruimte bestaat voor elke deelnemende partij om de eigen specifieke verantwoordelijkheden vorm en inhoud te geven. Voor de gemeente gaat het daarbij om haar eigen verantwoordelijkheid gericht op de totstandbrenging van een optimaal geintegreerde loka/e indicering, de in het Stedelijk Ontwikkelingsprogramma 1999-2003 vastgelegde ambitie om te komen tot een vergroting van het inzicht in de zorgbehoefte gevolgd door gerichte maatschappelijke interventies en meer ten algemene de verantwoordelijkheid van de gemeente als hoedster van het algemeen belang en de daarbij passende democratische legitimatie. Voorafgaand aan besluitvorming zoekt de gemeente Eindhoven naar een ondubbelzinnige beantwoording van de vraag op welke wijze, en meer concreet, binnen welke organisatorische setting, aan beide voornoemde voorwaarden duurzaam kan worden voldaan met behoud van ambities ten aanzien van klantvriendelijkheid, vraaggerichte samenhang in het zorgaanbod en efficiencywinst. Van belang daarbij is dat, bij het voorschrijven van de gemeenschappelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid voor onafhankelijke, integrale en objectieve indicatiestelling, het Rijk geen nadere randvoorwaarden heeft gesteld ten aanzien van de uitvoering van die indicatiestelling. Bij de invulling van de beleidsvrijheid die ter zake is gelaten om recht te doen aan specifieke lokale en regionale omstandigheden, hecht de gemeente Eindhoven in ieder geval veel belang aan bestuurlijke aansturing door het RIO-bestuur op hoofdlijnen, aan transparantie in de interactie (aansturing en verantwoording) tussen RIO-bestuur en uitvoering van de indicatiestelling en aan methoden van externe verantwoording die gelijktijdig recht doen aan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid binnen het RIO-bestuur en aan de eigen verantwoordelijkheid van elk van de deelnemende partners. Daarnaast heeft de raad indertijd al vastgesteld dat het indicatie-orgaan relevante beleidsinformatie moest verschaffen over de relatie tussen zorgvraag en zorgaanbod op het terrein van ouderen en gehandicapten in de stad. Een specifiek aandachtspunt vormt de relatie met de stadsdeelkantoren die in het kader van GoGo-operatie opgericht gaan worden. Deze stadsdeelkantoren zijn in die zin van belang dat zij als front-office kunnen dienen voor het indicatie-orgaan. Ook in het
Inboeknummer
raadsbesluit van 1997 is dit al aangegeven; bovendien is in dit raadsbesluit vastgelegd, dat enkelvoudige aanvragen ook in de stadsdeelkantoren geindiceerd moeten kunnen worden.
Voor de gemeente leidt een en ander in de richting van het scherper dan thans nog het geval is onderscheiden van enerzijds de gemeenschappelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid van partners in het RIO en anderzijds de uitvoeringstaken welke onder die verantwoordelijkheid worden uitgevoerd. Het nadrukkelijker via goede outputafspraken sturen op hoofdlijnen en op afstand plaatsen van de uitvoering van taken komt daarbij in beeld, vanzelfsprekend binnen de geldende randvoorwaarden van vergroting van klantvriendelijkheid, versterking van de vraaggerichte samenhang in het zorgaanbod en efficiencywinst op termijn. Het nadenken over versterking van de gemeenschappelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid voor indicatiestelling en het, mede ten behoeve daarvan, op afstand plaatsen van de uitvoering, beperkt zich, wat de gemeente Eindhoven betreft, niet tot de grenzen van het RIO als een orgaan. Op steeds meer terreinen wordt aan- of uitbesteding beproefd om de effectiviteit en doelmatigheid van de uitvoering te vergroten. Ook in de sfeer van indicatiestelling kan langs deze lijnen worden gedacht. Op zoek naar een optimaal geintegreerde lokale en regionale indicatiestelling, naar relevante beleidsinformatie uit de indicatiestelling-praktijk en naar laagdrempelige, klantvriendelijke positionering van enkelvoudige indicatieaanvragen in de stadsdeelkantoren, komt voor de gemeente Eindhoven de GGD in beeld als instelling die onder verantwoordelijkheid van het RIO en van de gemeente indiceringstaken zou kunnen gaan uitvoeren. Deze modaliteit is niet uniek; op een aantal plaatsen is zij reeds praktijk. Dit neemt echter niet weg dat alvorens een dergelijke optie in een gemeenschappelijk en vervolgens gemeentelijk besluitvomingstraject kan worden gebracht, de voor- en nadelen, alsmede het draagvlak voor realisering van een dergelijke optie nadrukkelijke toetsing behoeven.
In aanvulling op voornoemde voordelen van deze optie, gaat het dan met name om het verkrijgen van opheldering over de vraag hoe een keuze voor deze optie zich verhoudt tot het Rijksstreven naar verbreding van de geintegreerde regionale indicatiestelling voor AWBZ-zorgvoorzieningen en de mogelijkheden die daarin eventueel besloten liggen om te komen tot vormen van (ook) door de gemeente gewenste zorginnovaties. Daarnaast is voor alle partijen klaarheid nodig over de wijze waarop de gemeente haar gedeelde bestuurlijke verantwoordelijkheid (RIO) kan laten samenlopen met een eventuele ongedeelde uitvoeringsverantwoordelijkheid (GGD). Beide lijken belangrijk voorwaarden te zijn, naast eventuele andere, voor het kunnen verwerven van een voldoende draagvlak voor deze optie. Uiteindelijk meetpunt voor succes is besluitvorming die als maatschappelijk effect heeft dat mensen die aanspraak willen maken op voorzieningen voor verzorging
Inboeknummer
en/of verpleging op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid wordt geboden over de zorg die hun geboden kan worden en, niet in de laatste plaats, hoe die ook daadwerkelijk geeffectueerd gaat worden.
4 Wijze van aanpak / oplossingsrichting De wijze van aanpak in deze fase van de beleidsontwikkeling betreft het inwinnen van strategisch advies aan de hand van deze commissienotitie. Wij stellen voor prof.dr. Robbert Huijsman, bijzonder hoogleraar Ouderenbeleid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam om advies te vragen, uitgaande van een adviestermijn van drie maanden. De heer Huijsman heeft, onder meer, een onderzoek afgerond naar de organisatie en het beleid van de 84 RIO’s die sinds vorig jaar actief zijn. Consultaties, waaronder bij de VNG, rechtvaardigen de verwachting dat hij, gebruikmakend van zijn deskundigheid en netwerk, binnen de gestelde termijn een dergelijk strategisch advies kan leveren.
5 Financiele gevolgen en risico’ s Toets aan politiek-bestuurlijke kaders De voorstellen onder nr. 9 sporen wel met Program van Samenwerking 1998-2002, onderdeel 7.4 Stadsvisie 2010/Investeringsprogramma 2002, sociale pijler, domein 2 Kwetsbare groepen, onderdeel 5. Zorg en gezondheid Voor het inwinnen van voornoemd strategisch advies wordt een bedrag begroot van 30.000 gulden. Dekking voor dit bedrag zal plaatsvinden binnen de bestaande begrotingen van MCZ, SoZaWe en GGD, ieder voor eenderde deel.
6 Overige gevolgen van de aanpak In het voorgaande is aangegeven dat de ’aanloopproblemen’ van het RIO er mede de oorzaak van zijn dat de indicatiestelling voor de WVG en de sociaal-medische advisering nog niet in het RIO zijn ondergebracht. Op zoek naar een antwoord op voornoemde strategische vragen, ligt het niet voor de hand dit nu geisoleerd te doen. Derhalve wordt voorgesteld om de uitvoering van deze onderdelen van het raadsbesluit van 6 oktober 1997 in te brengen in de voorziene bredere afweging die zal worden gemaakt, direct na ommekomst van het gevraagde externe advies. In aanvulling op de mondelinge informatie met die strekking van het college in de raad van 21 juni jl. en de door de raad in zijn vergadering van 7 september jl. breed gedeelde analyse dat het door hem voorgestane offensieve beleid ten aanzien van de zorgbehoefte in onze stad, conseguentjes kan hebben voor de uitvoering van eerder genomen raadsbesluiten, wordt voorgesteld de raad hierover, nadat het oordeel van uw commissie is verkregen, bij brief te informe-
Inboeknummer
7 Resultaten van overleg / inspraak Uitvoering van de door middel van advisering aan te reiken handelingsalternatieven vergen draagvlak van de partijen betrokken bij het RIO. Deze zullen dan ook getoetst moeten worden in het bestuur van het RIO.
8 Communicatie Het ligt voor de hand het bestuur van het RIO thans te informeren over de gekozen benadering, te weten het extern inwinnen van een strategisch advies, te volgen door een bredere bestuurlijke afweging waarbinnen ook de uitvoering van het raadsbesluit van 6 oktober jl. ten aanzien van de overdracht van indicatiestelling WVG en sociaal-medische advisering een plaats zal krijgen.
9 Voorstel 1. Vaststellen van deze commissienotitie, in het bijzonder de onderdelen 1. Inleiding; 2. Probleemstelling en 3. Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes, als adviesaanvraag voor het inwinnen van een extern strategisch advies.
2. Instemmen met de keuze van de externe adviseur. 3. Kennisnemen van het voor advisering begrote bedrag ad 30.000 gulden en van de wijze van dekking.
4. Instemmen dat de uitvoering van het raadsbesluit van 6 oktober 1997, waar het gaat om de overdracht van de indicatiestelling WVG en de sociaal-medische advisering, wordt ingebracht in een bredere bestuurlijke afweging die zal worden gemaakt direct na ommekomst van het gevraagde externe advies.
5. Instemmen met het schriftelijk informeren van de raad over de voorstellen 1. t/m 4. en het oordeel van uw commissie daarover.
6. Instemmen met het schriftelijk informeren van het bestuur van het Regionaal Indicatieorgaan Eindhoven over de voorstellen 1. t/m 4. en het d el van uw commissie daarover.
n wethouders van Eindhoven,
secretaris. EvM/EC071786.99
l jf/