Die Rasse und der Rassestandard
Het ras en de standaard
Offiziell ist der Leonberger eine ziemlich junge Rasse, d. h., sie wurde erst am 17. Fe bruar 1955 vom EC.I. anerkannt. Das bedeutet aber nicht, dass sie unbekannt war, denn Anfang 1900 hatte die Delegierten Commission den damaligen Standard geneh migt. Es gab eine kurze Blütezeit bis in den ersten Weltkrieg. An seinem Ende wurde klar, wie schwer die Rasse geschädigt war. Es dauerte bis 1922, bis einige Liebhaber wieder ein paar überlebende Leonberger aufgetrieben hatten um die Rasse erneut aufzubauen. Nach manchen Änderungen ist der Standard vom 04.01.1996 gültig.
Officieel is de Leonberger een betrekkelijk
jong ras d.w.z. het is pas in 1955 door de
EC.I. erkend en wel op 17 februari.
Dit wil niet zeggen dat het niet eerder be
kend was want in begin 1900 was het ras al
aarzelend door de D.C. (Delegierten Com
mission) erkend.
Na deze erkenning volgde een korte bloeipe
riode tot aan Wereldoorlog I. Aan het einde
hiervan werd duidelijk hoe zwaar het ras was
gehavend. Het zou tot 1922 duren voordat een
paar enthousiastelingen de schaarse Leon
bergers in heel Duitsland wisten te traceren
om het ras weer op te bouwen.
Na diverse aanpassingen dateert de thans
geldende standaard van 04-01-1996.
FCI-Standard Nr. 145 /20-09-2002/0. Ursprung: Deutschland.
Datum der Publikation des gültigen Origi
nalstandards: 04.01.1996.
Verwendung: Wach-,Begleit- und Familienhund.
Klassifikation F.c.I.
Gruppe 2 Pinscher und Schnauzer, Molosseide.
Schweiz er Sennenhunde und andere Rassen.
Sektion 2,2: \lolossolde Rassen, Berghunde.
Ohne .-'\rbeltspruiung,
FCI-Standaard Nr. 145/20.09.2002 Oorsprang: Duitsland,
Datum publicatie officiele standaard:
04-01-1996.
Doel: Waak- gezelschaps en familiehond.
Klassificatie EC.I.
Graep 2 Pinscher en Schnauzer, Molosser,
Zwitserse Sennenhonden en andere rassen.
Sectie 2.2: Molosser rassen, Berghonden.
Zonder werkproef.
Kurzer geschichtlicher Abriss:
Ende der dreifeiger. Anfang der vierziger
Jahre des 19. Jahrhunderts kreuzte Heuinch
Essig, Stadtrat in Leonberg bei Sruttgart.
eine schwarzweiße Neufundlande rhundin
mit einem sog. "Barry-Rüden" aus dem Klos
terhospiz Großer St. Bernhard. Sparer kam
ein Pyrenäen-Berghund dazu, Das Ergebnis
waren sehr große Hunde mit vorwiegend
langem, weißem Haar. Essigs Ziel war einlö
wenähnlicher Hund. Der Löwe Ist das \\'ap
pentierderStadtLeonberg.
Die ersten wirklich "Leonberger" genannten
Hunde wurden 1846 geboren. Sie vereinig
ten in sich die hervorragenden Eigenschaf
ten der Ausgangsrassen.
Bereits kurze Zeit später wurden viele die
ser Hunde von Leonberg aus als Statussym
bol in die ganze Welt verkauft.
Kort historisch overzicht Eind dertiger, begin veertiger jaren van de 1ge eellW, kruiste Heinrich Essig, wethouder van de stad Leonberg bij Stuttgart, een zwart witte Newfoundlander teef met een z.g. " Barry » reu van het hospitium van de Grote St. Bernhard. Later werd een Pyreneese Berg hond ingekruist. Het resultaat was grate hon den met een langharige vacht, gratendeeIs wit van kleur. Essigs doel was een hond die zou lijken op een leeuw. De leeuw staat in het wapen van de stad Leonberg. De eerste honden die de naam Leonberger kregen zijn in 1846 geboren. Zij verenigden in zieh alle kwaliteiten van de rassen waaruit zij voortkwamen. Een korte tijd later werden veel van deze hon den als status symbool over de geh eIe wereid verkocht.
18
Ende des 19. Jahrhunderts wurde der Leon berger in Baden-Württemberg vorzugsweise als Bauernhund gehalten. Seine Wach- und Zugeigenschaften wurden viel gerühmt. Heute ist der Leonberger ein vorzüglicher Familienhund, der allen Ansprüchen, die un sere moderne Welt an einen vierbeinigen Begleiter stellt, gerecht wird.
Aan het einde van de 1ge eeuw was de Leon berger in Baden Württemberg voornamelijk als boerderijhond gehouden. Zijn eigen schappen als waak- en trekhond werden haag ingeschat. Gedurende de 2 Wereldoor logen en de moeilijke naoorlogse tijden liep het aantal fokhonden drastisch terug. Nu is de Leonberger een uitstekende familiehand die alle eisen van het moderne leven aankan.
Allgemeines Erscheinungsbild: Dem ursprünglichen Verwendungszweck entsprechend ist der Leonberger ein sehr großer, kräftiger, muskulöser und doch ele ganter Hund. Ihn zeichnen harmonischer Körperbau und selbstbewusste Ruhe bei durchaus lebhaftem Temperament aus. Be sonders der Rüde ist mächtig und kraftvoll.
Algemene verschijning Oe Leonberger is een zeer grote, krachtig ge bouwde, gespierde, maar toch elegante hond, Aan zijn bouw is zijn oorspronkelijke gebruiksdoel af te lezen. Zijn harmonische lichaamsbouw en zelfverzekerdheid sprin gen samen met een levendig temperament daarbij in het oog. Vooral de reu is imposant en straalt kracht uit.
Wichtige Proportionen: Widerristhöhe zu Rumpflänge 9 : 10.
Die Brusttiefe beträgt annähernd 50 % der
Widerristhöhe.
Verhoudingen Oe schouderhoogte verhoudt zieh tot de li
chaamslengte als 9:10. Oe borstdiepte be
draagt ongeveer 50~.'Ü van de schouderhoogte.
Verhalten / Charakter (Wesen): Als Familienhund ist der Leonberger unter
den heutigen Wohn- und Lebensbedingungen
ein angenehmer Partner, der ohne Schwie
rigkeiten überall mitgenommen werden kann
und der sich durch ausgesprochene Kinder
freundlichkeit auszeichnet. Er ist weder
scheu noch aggressiv. Als Begleithund ist er
ein angenehmer, folgsamer und furchtloser
Begleiter in allen Lebenssituationen.
Zur geforderten Wesensfestigkeit gehören
insbesondere:
Gedrag, karakter
Als gezinshond is de Leonberger onder de
huidige woon- en leefomstandigheden een
aangename partner, die zander problemen
overal naartoe kan worden meegenomen en
die uitblinkt door uitgesproken kindvriende
lijkheid. Hij is niet schuw of agressief. Als ge
zelschapshond is hij een prettige, volgzame
en onbevreesde kameraad onder alle orn
standigheden. Tot de gewenste karaktervast
heid behoren vooral:
Selbstsicherheit und souveräne Gelassenheit.
Mittleres Temperament (u.a. auch Spieltrieb).
Unterordnungsbereitschaft.
Gute Lern- und Merkfähigkeit.
Lärmunempfindlichkeit.
Zelfverzekerdheid en voorname kalmte.
Een gematigd temperament (waartoe ook
speelsheid behaart).
Het kunnen bijbrengen van gehoorzaamheid.
Het leergierig en opmerkzaam zijn.
Het niet bang zijn voor geluiden en lawaai.
Kopf: Er ist im ganzen tiefer als breit und eher langgestreckt als gedrungen; Verhältnis Fang zu Oberkopf etwa 1 : 1. Die Haut liegt überall an, keine Stirnfalten.
Hoofd Over het geheel dieper dan breed en eerder gestrekt dan gedrongen. Voorsnuit en sehe deI ongeveer even lang. Oe huid ligt overal strak aan, geen plooien.
20
Oberkopf:
Schädel: lrn Pro ni unci von vorn gesehen
wemg gewölbt, dem Rumpf und den Glied
maßen entsprechend kräftig, aber nicht
schwer. Der hintere Teil ist nicht wesentlich
breiter als bei den Augen.
Stop: Klar erkennbar, aber mäßig ausgeprägt.
Sche delgebie d
SchedeI Z.. .'. ~
zien vveinig geve.:c ~:~_c:~,~,;: =.'.ooe:,j li
chaarn en botwerk. rn a ar ;,0011 zwaar, Het
achterste deel is nauwelijks breder dan dat
bij de ogen.
Stop: Duidelijk zichtbaar, echter matig diep.
Gesichtsschädel:
Nasenschwamm: Schwarz.
Fang: Eher lang, nicht spitz zulaufend; Na
Gezicht
Neus: Altijd zwart.
Voorsnuit: Vrij lang, nooit spits toelopend.
senrücken gleichmäßig breit, nie eingesenkt,
eher leicht gewölbt (ramsnasig).
Lefzen: Anliegend, schwarz, Lefzenwinkel
geschlossen.
Kiefer/Zähne: Kräftige Kiefer mit einem
perfekten; regelmäßigen und vollständigen
Scherengebiss, wobei die obere Zahnreihe
ohne Zwischenraum über die untere greift
und die Zähne senkrecht im Kiefer stehen,
mit 42 gesunden Zähnen gemäß der Zahn
formel (das Fehlen der M3 wird toleriert);
Zangengebiss ist zulässig; im Unterkiefer
keine Einschnürung bei den Eckzähnen.
Backen: Nur wenig entwickelt.
Augen: Hellbraun bis möglichst dunkelbraun,
mittelgroß, oval, weder tiefliegend noch her
vortretend, weder zu eng noch zu weit aus
einander stehend; Augenlider anliegend,
keine Bindehaut zeigend; das Weiße des Auge
(sichtbarer Teil der Lederhaut) nicht gerötet.
Ohren: Hoch und nicht weit hinten angesetzt,
hängend, mittelgroß, anliegend, fleischig.
Neusrug ave ra I even breed, nooit hol, eerder
Iichtgewelfd (ramsneus).
Lippen: Aangesloten, zwart met gesloten
mondhoek.
Kaken: Krachtig met een perfect, regelma
tig compleet schaargebit, waarvan de bo
venste rij tanden zander tussenruimte over
de onderste valt. De tanden (42 conform de
gebitsformule, waarbij het ontbreken van de
M3 wordt getolereerd) staan loadrecht in de
kaak. Een tanggebit is toegestaan. De onder
kaak mag geen insnoering vertonen bij de
hoektanden.
Wangen: Slechts weinig ontwikkeld.
Ogen: Licht- tot za donker mogelijk bruin,
middelgroot, ovaal, niet diepliggend noch
uitpuilend, noch te dicht noch te ver uit el
kaar staand. De oogleden sluiten goed, zodat
geen bindvlies te zien is. Het wit van de ogen
(het ziehtbare deel van de lederhuid) mag
niet rood zijn.
Oren: Hoog, niet te ver naar achte ren aan
gezet. Hangend, middelgroot, vlezig, tegen
het hoofd gedragen.
Hals: In leichtem Bogen ohne Absatz in den Wi
derrist übergehend; eher etwas lang als ge
drungen; ohne lose Kehlhaut oder Wamme.
Hals Gaat licht gebogen zander knik in de schaft over. Liever wat lang dan gedrongen. Geen lasse keelhuid ofwammen.
Körper:
Widerrist: Ausgeprägt, besonders beim Rüden.
Rücken: Stramm, gerade, breit.
Lenden: Breit, kräftig, gut bemuskelt.
Kruppe: Breit, relativ lang, sanft abgerun
Lichaam
Schoft: Duidelijk afgetekend, in het bijzan
der bij de reu.
Rug: Krachtig, recht en breed.
Lendenen: Breed, krachtig, goed bespierd.
Croupe: Breed, tamelijk lang, licht gerond,
det, !ließend in den Rutenansatz überge
hend, keinesfalls überbaut
Brust: Breit, tief, mindestens bis auf Ellen
bogenhöhe reichend, nicht zu tonnenförmig,
eher oval.
vloeiend overgaand in de staartaanzet. Over
bouwd is verwerpelijk.
22
Untere Profillinie und Bauch: Nur leicht aufgezogen.
Borst: Breed, diep, minstens tot de elle bo gen reikend. Niet te tonvormig, eerder ovaal.
Rute: Sehr reich behaart, im Stand gerade hän gend, auch in der Bewegung nur leicht auf gebogen und möglichst nicht über die Ver längerung der Rückenlinie hinausgehend ge tragen.
Onderbelijning: Slechts licht oplopend. Staart Zeer rijk behaard. In stand recht omlaag hangend, ook in de beweging slechts weinig opgebogen en bij voorkeur niet boven het verlengde van de ruglijn uitkomend.
Gliedrnassen: Sehr kräftig, insbesondere beim Rüden.
Ledematen Zeer krachtig, speciaal bij de reu.
Vorderhand: Vorderläufe gerade, parallel
und nicht eng gestellt.
SchulterjOberarm: Lang, schräg gelagert,
miteinander einen nicht zu stumpfen Win
kel bildend, gut bemuskelt.
Ellenbogen: Anliegend.
Vordermittelfuß: Kräftig, fest, von vorne
gesehen gerade; von der Seite betrachtet na
hezu senkrecht stehend.
Vorderpfoten: Gerade gestellt (weder ein
noch auswärts gedreht), rundlich, geschlos
sen; Zehen gut gewölbt; schwarze Ballen.
Voorhand
Benen: Recht, evenwijdig. Niet nauw.
Schoudersjbovenarm: Lang, schuin ge
plaatst, een niet te stompe hoek met elkaar
vormend.
Voormiddenvoet: Krachtig, niet slap. Van
voren gezien recht, vanaf de zijkant gezien
bijna load recht.
Voeten: In stand recht. Niet naar binnen,
noch naar buiten gedraaid. Redelijk rond,
gesloten, tenen goed gewelfd. Voetkussens
zwart.
Hinterhand: Stellung der Hinterläufe von
hinten gesehen nicht zu eng, parallel;
Sprunggelenke und Pfoten weder ein- noch
auswärts gerichtet.
Becken: Schräg liegend.
Oberschenkel: Ziemlich lang, schräg gela
gert, stark bemuskelt. Ober- und Unter
schenkel bilden einen deutlichen Winkel.
Sprunggelenk: Kräftig, deutlicher Winkel
zwischen Unterschenkel und Hintermittel
fuß.
Hinterpfoten: Gerade stehend, nur wenig
länglich; Zehen gewölbt; Ballen schwarz.
Achterhand
Benen: Van achteren gezien niet te nauw
staand, evenwijdig. Spronggewrichten niet
naar binnen noch naar buiten wijzend.
Bekken: Schuin geplaatst.
Dijbenen: Tamelijk lang, schuin gelegen,
sterk bespierd. Dijbeen en sprang moeten
een duidelijke hoek vormen.
Spronggewrichten: Krachtig, duidelijke
hoek tussen sprang en achtermiddenvoet.
Voeten: In stand recht na ar voren wijzend.
Niet te lang. Tenen gewelfd. Voetkussens
zwart.
Gangwerk: Gangwerk Ruim uitgrijpend. Regelmatig bewegings verloop in alle gangen. Voor veel grand ne mend, achter goed stuwend. In stap en draf van voren en van achteren gezien blijven de benen steeds recht.
Raumgreifender, gleichmäßiger Bewe gungsablaufin allen Gangarten; ausgreifen der Vortritt und guter Schub in Schritt und Trab, von vorn und hinten betrachtet ge radlinige Gliedmaßenführung.
24
Haarkleid:
Haar: Mittelweich bis derb, reichlich lang,
anliegend, nie gescheitelt; überall trotz guter
Unterwolle noch die Formen des Gebäudes
erkennen lassend; schlicht, leicht gewellt
noch gestattet; an Hals und Brust, beson
ders beim Rüden, eine Mähne bildend; deut
liche Befederung der Vorderläufe,
ausgeprägte Hosen an den Hinterläufen.
Farbe: Löwengelb, rot, rotbraun, auch noch
sandfarben (fahlgelb, cremefarbig) und alle
Kombinationen zwischen ihnen, jeweils mit
schwarzer Maske; schwarze Haarspitzen
sind zulässig, Schwarz darf Jedoch nicht die
Grundfarbe des Hundes bestimmen, Aufhel
lungen der Grundfarbe an der Unterseite der
Rute, an der Halskrause, an der Befederung
der Vorder- und den Hosen der Hinterläufe
dürfen nicht so ausgeprägt sein, dass sie die
Harmonie mit der Hauptfarbe stören. Ein
kleiner weißer Brustf1eck oder schmaler
Bruststrich und weiße Haare an den Zehen
werden toleriert.
Yacht Structuur: Middelzacht tot stug. Rijkelijk lang, vlakliggend, nooit in een scheiding. De beharing laat overal ondanks de vele ortder vacht de Iichaamsbouw zien. Sluik, beetje golvend nog toegestaan. Aan hals en borst een manenkraag, vooral bij reuen. Duidelijke bevedering aan de voorbenen, uitgesproken broek aan de achterbenen. Kleur: Geel, rood, roodbruin, ook zandkleu rig (vaalgeei, crernekleurig] en alle cornbi naties daarvan. altijd met zwart masker. Zwarte haarpunten zijn toegestaan, zwart mag echter niet de grondkleur van de ho nd bepalen. Lichtere aftekeningen in de grcnd kleur aan de onderkant van de staart, de mauen, de bevedering van de voorhand en de broek aan de achterbenen mo gen niet zo sterk zijn dat ze de harmonie met de grond kleur verstoren. Een kleine witte borstvlek of srnalle streep op de borst zijn toegestaan, net als witte haren aan de tenen.
Schouderhoogte Reuen 72-80 cm.
Aanbevolen gemiddelde 76 crn
Teven 65-75 crn,
Aanbevolen gemiddelde 70 crn.
Größe: Widerristhöhe:
Rüden 72-80 cm.
Empfohlenes Mittelmaß 76 crn.
Hündinnen 65-75 crn.
Empfohlenes Mittelmaß 70 cm.
Fouten leder kleine afwijking van de hiervoor ge noemde punten moet als tekortkoming, ie dere grotere afwijking als fout worden aangemerkt. Oe kwalificatie dient in ver houding te staan tot de ernst van de afwij king en aan te geven in welke mate daarmee rekening is gehouden.
Fehler: Jede Abweichung von den vorgenannten Punkten muss als Fehler angesehen werden, dessen Bewertung in genauem Verhältnis zum Grad der Abweichung stehen sollte. Ausschließende Fehler: Scheue und aggressive Hunde.
Starke anatomische Fehler (z.B. ausgeprägte
Kuhhessigkeit, ausgeprägter Karpfenrücken,
starker Senkrücken, extremes Ausdrehen der
Vorderpfoten, absolut ungenügende Winkel
arn Schulter-, Ellenbogen-, Knie- oder
Sprunggelenk).Brauner Nasenschwamm.
Sehr starker Pigmentverlust an den Lefzen.
Zahnunterzahl (ausgenommen M3), Vorbiss
und Rückbiss, sonstige Gebissfehler.
Augen ohne Braunanteil.
Entropium, Ektropium.
Diskwalificerende fouten: Schuwe en agressieve dieren.
Sterke anatomische fouten (bijv. duidelijke
koehakkigheid, uitgesproken karperrug, za
delrug, sterke uitdraaiing van de voorvoeten,
volstrekt onvoldoende hoeking van scheu
der-, elleboog-, knie- of spronggewricht).
Ontbreken van gebitselementen (met uit
zondering van de M3), boven- of ondervoor
bijter, andere gebitsfouten.
26
Te kleine honden.
Sterk gekrulde of te hoog gedragen krul
staart.
Ongewenste kleuren (bruin met bruine neus
en bruine voetzalen, black and tan, zwart,
zilvergrijs, wildkleur).
Geheel ontbrekend masker.
Bruine neusspiegel, bruine voetkussens.
Sterk pigmentverlies in de lippen.
Ogen zander bruin.
Te veel wit (reikend van tenen tot midden
voet, meer dan handgrote borstvlek, wit op
andere plaatsen).
Entropion, ectropion.
Starke Ringelrute oder zu hoch geringelte
Rute.
Braune Fußballen.
Rollhaar oder stark gelockt.
Fehlfarben (Braun mit brauner Nase und
braunen Ballen, Black & Tan, Schwarz, Silber,
Wildfarbe).
Vollständiges Fehlen der Maske.
Zuviel Weiß (von den Zehen bis in den Mit
telfuß reichend, über handgroßer Brust
fleck, Weiß an anderen Stellen).
Hunde, die deutlich physische Abnormalitä
ten oder Verhaltensstärungen aufweisen,
müssen disqualifiziert werden.
N.B.: Rüden müssen zwei offensichtlich nor
mal entwickelte Hoden aufweisen, die sich
vollständig im Hodensack befinden.
N.B. Reuen dienen onmiskenbaar twee nor maal ontwikkelde en volledig ingedaalde testikels te heb ben.
28
Kapitel 2 Name und Ursprung
Hoofdstuk 2 Oe naamgeving en oorsprong
Wie bereits erwähnt verdankt der Leonber
ger seinen Namen der Stadt Leonberg bei
Stuttgart. Zwar hat Leonberg Stadtrechte; ist
jedoch eine .Ackerburgerstadt', d. h., dass fast
jeder (auch) in der Landwirtschaft tätig war.
Hier wurde am 09.01.1808 Heinrich Essig
als fünftes Kind von johann Conrad Essig
und johanna Frederike Bauer geboren. jo
hann Essig ist Wirt des Gasthauses "Lamm"
in der Grabenstrasse 4.
Heinrich Essig heiratet 1829 die Witwe
Maria Katharina Benzinger, die Wirtin des
Gasthauses "Krone", das am Marktplatz
steht. Er kauft 1834 eine Sägemühle an der
Glems, verkauft 1835 das Gasthaus Krone.
Baut 1837 ein Haus mit Scheune und Stall
in der Silberbergstrasse 5 und verkauft es
1852 wieder. Baut 1847 ein Haus in der Dit
zingerstrasse 19 und verkauft dieses eben
falls im jahr 1862. Im gleichen jahr baut er
nebenan auf Nr. 23 das Schweizerhaus, wo
er bis zu seinem Tod verbleibt. Das Schwei
zerhaus ist ein Fachwerkhaus im Alpenstil.
Man nennt es scherzend auch "Klein Hagen
beck" weil Essig eine Vielfalt von Tieren und
Vögeln hält.
In 1960 wurde es abgebrochen.
Die Charakterisierung der Schwaben,
"schaffe. schaffe, Häusle baue", trifft also
ohne weiteres auf Heinrich Essig zu.
De Leonberger dankt zijn naam aan het stadje Leonberg in Zwaben, onder de rook van Stuttgart. Al had Leonberg stadsrechten, het was een "Ackerbürgerstadt", d.w.z. dat praktisch iedereen betrokken was bij het boerenbedrijf. Hier wordt op 9-01-1808 Heinrich Essig ge boren als 5e kind van johann Conrad Essig, de waard van Gasthaus Lamm, Graben strasse 4 en johanna Frederike Bauer. Hij trouwt in 1829 de weduwe Marie Katha rina Benzinger, de waardin van Gasthaus Krone op de Marktplatz. Hij koopt in 1834 een zaagmolen aan de Glems, verkoopt in 1835 het Gasthuis Krone. Bouwt in 1837 een huis met schuur en stal aan de Silberberg strasse 5, bouwt in 1847 nog een huis aan de Ditzingerstrasse 19, verkoopt het in 1862 en bouwt in hetzelfde jaar, op nr. 23, het Schweizerhaus, waar hij tot zijn dood woont. Het is een vakwerkhuis in Alpenstijl. Het wordt ook wel gekscherend "Klein Hagen beck" genoemd omdat Essig er een bonte menagerie aan dieren houdt (Een zinspeling op het in 1866 opgerichte dierenpark Ha genbeck). In 1960 is het afgebroken. Het gezegde over de Zwaben "werken, wer ken, huisje bouwen" gaat dus ook voor hem op. Er is in de eerste helft van de 1ge eeuw veel vraag naar grote, langharige honden. Essig speelt daar op in en start in 1835 een hcn denfokkerij. Zoals de standaard zegt paarde hij een zwart-witte Newfoundlander teef met een St. Bernhard reu en kruiste naderhand in met Pyreneese Berghonden. Hij slaagde erin mooie honden te verkrijgen. Daarentegen schrijft Heinrich Zimmermann in zijn boek Lexikon der Hundefreunde: "Vol gens Essigs aantekeningen is hij begonnen met het kruisen van een wirte, zwart gevlekte Newfoundlander (Landseer) en een geelge vlekte teef (St. Bernhard). Uit deze cornbina tie werden wit-zwarte dieren geboren.
In der ersten Hälfte des 19. [ahrhunderts
sind große, langhaarige Hunde sehr gefragt.
Essig steigt auf diesen Trend ein und beginnt
1835 eine Hundezüchterei.
Wie man im Standard lesen kann, paarte er
eine schwarz-weiße Neufundländer Hündin
mit einem Bernhardiner Rüden und kreuzte
später den Pyrenäenhund ein. Es gelingt
ihm, schöne langhaarige Hunde zu züchten.
Dagegen schreibt Heinrich Zimmermann in
seinem Buch "Lexikon der Hundefreunde":
"Nach den Aufzeichnungen Essigs hat er
einen weißen, schwarzgefleckten Neufund
länder (Landseer) mit einer gelbgefleckten
Hündin (Bernhardiner) gekreuzt.
30
-L__ . Crabenstrass e 4 (Stadtarchiv Leonberg)
Schweizerhaus (Stadtarchiv Leonb erg)
32
·"
;;lx . ,.
I ....
.:_.
..:.. ;-.:
Heinri ch Essig (Stadtarchiv Leonb erg)
33
.:~. 'l..
Na het toevoegen van de Pyreneese Berg hond, die in verschiliende kleuren voor kwam maar meestal wit was, ontstonden in de volgende generaties de goudgele en rood bruine kleuren" Over de eerste jaren van zijn fokkerij is niet veel bekend. Hij begint zijn fokkerij annex hondenhandel omstreeks 1835. Uit latere verklaringen valt terug te rekenen dat het geboortejaar van de Leonberger rand 1846 ligt. En waarschijnlijk werden ze za ge noemd omdat ze uit Leonberg afkomstig waren en niet omdat ze een ras vormden. Essig was een actief man. Hij was van 1837 tot 1844 en van 1848 tot 1855 wethouder van Leonberg. Het zal niet al te veel werk op geleverd hebben, want Leonberg telde in die tijd zo'n 2200 inwoners. Het heeft hem na tuurlijk wel geholpen bij zijn fokkerij. Mooie grote langharige honden waren een prima relatiegeschenk. Na aanvankelijk veel succes, werd de Leon berger door de officiele kynologie, die ove rigens ook nog maar in de kinderschoenen stond, in de ban gedaan.
Die aus dieser Kreuzung hervorgegangenen Tiere waren weiß und schwarz. Dieses Zuchtergebnis kreuzte Essig mit Pyrenäi schen Wolfshunden, die von der Größe des Bernhardiners waren und sich in mehreren Farben präsentierten, doch sollen sie haupt sächlich weiß gewesen sein. Allmählich ent standen in den folgenden Generationen Goldgelb, Löwengelb und Rotbraun". Aus den ersten Jahren seiner Züchterei ist nicht viel bekannt. Aus späteren Aussagen kann man schließen, dass ihr Entstehungs jahr um 1846 liegt. Und höchstwahrschein lich nannte man die Hunde Leonberger, weil sie aus Leonberg stammten. Der Umstand, dass er von 1837-1844 und von 1848 bis 1855 Stadtrat war, hatte na türlich einen positive Einfluss auf seine Züchterei. Und ein Leonberg mit ungefähr 2000 Einwohnern ließ einem Stadtrat si cher genügend Muße für eine Liebhaberei. Schöne, große, langhaarige Hunde waren sehr geeignet als Geschenk. Nach anfänglichen ersten Erfolgen wurde der Leonberger von der offiziellen Kynolo gie, die sich übrigens selbst noch im Ent wicklungsstadiurn befand, vehement ab geleimt.
Men erkende het ras niet omdat men geen ras fokt zander een redelijk doel. Het doel was hier kennelijk een geldelijk gewin omdat de prijzen van St. Bernhards en Newfoundlanders hoog waren er de vraag het aanbod verre overschreed. Tevens ver erfde de Leonberger nog niet constant. Er was geen goede rasbeschrijving/raspunten, zodat men niet kon determineren of een hond wel of niet een Leonberger was.
Man wollte die Rasse nicht anerkennen, weil ihre Zucht kein angemessenes Ziel hatte. In diesem Fall war das Ziel offenbar ein rein finanzielles, da die Preise für Bernhardiner und Neufundländer sehr hoch waren und die Nachfrage das Angebot weit überstieg. Außerdem war der Leonberger genetisch nicht gefestigt und es gab nicht einmal einen Standard oder eine anerkannte Be schreibung, so dass man nicht feststellen konnte, ob der Hund ein Leonberger war oder nicht.
Essig weert zieh, gaat door met zijn fokkerij en blijft za succesvol dat in 1865 Carl Bur ger ook een fokkerij start. Twee jaar na de dood van zijn vrouw Marie Katharine, verkoopt Heinrich Essig in 1874 het Schweizerhaus aan zijn neef Christian Essig (25-12-1850 - 1-9-1889) die ge trauwd is met Marie, een kleindochter van Katharina uit haar eerste huwelijk. Marie woonde al vanaf haar jeugd bij haar groot ouders.
Essig verteidigt "seine" Hunde, bleibt züch terisch aktiv und hat anscheinend so viel Er folg, dass im Jahr 1865 auch Carl Burger aus Leonberg ebenfalls anfängt, ähnliche Hunde zu züchten.
34
Hij blijft er echter wel wonen, tezamen met
Christian en Marie die er, naast de honden
fokkerij, hun "Restauration zum Schweizer
haus" exploiteren.
In 1885 viert Essig het 50 jarig bestaan van
zijn hondenfokkerij.
1874, zwei Jahre nach dem Tod seiner Ehe
frau Maria Katharina, verkauft Heinrich Essig
das Schweizerhaus an seinen Neffen Chri
stian Essig (25.12.1850 - 01.09.1889), der
verheiratet ist mit Marie, einer Enkelin von
Katharina aus ihrer ersten Ehe. Seit ihrer
Kindheit wohnt Marie bei ihren Großeltern.
Heinrich bleibt dort wohnen, zusammen mit
Christian und Marie, die neben ihrer Hun
dezucht auch noch den Lokalbetrieb des
Schweizerhauses weiterführen.
1885 feiert Heinrich Essig sein 50-jähriges
Jubiläum als Hundezüchter.
Op 11-10-1887 overlijdt Heinrich Essig.
Twee jaar Iater gevolgd door Christiaan (1
9-1889). Marie blijft in het Schweitzerhaus
wonen en zet de zaken voort.
Uit tentoonstellingscatalogi bliikt dat er
Duitse Doggen, geboren in 1902 met als fok
ker C. Essig. ingeschreven waren. In 1906
verkoopt ze het huis aan Theodor Gentner.
Het doek valt voor de "oudste kennel" van
Duitsland.
Am 11.10.1887 stirbt er. Zwei Jahre später
stirbt auch Christiart (1-9-1889). Marie führt
die Geschäfte weiter bis 1906. Dann verkauft
sie das Haus an Theo Gentner. In den ersten
Jahren des 20. Jahrhunderts tauchen noch
Hunde auf (und zwar Deutsche Dogge), als
deren Züchter "C, Essig" angegeben ist. Nach
dem Tod Christians scheint Marie die Zucht
sporadisch weiter betrieben zu haben.
Bevor ich die Essigsehe Hundezucht näher
betrachte, möchte ich zuerst kurz die Rassen
vorstellen, die zur Entstehung des Leoriber
gers beigetragen haben sollen.
.:
AIvorens de fokkerij van Heinrich Essig
onder de loep te nemen, eerst een kort over
zieht van de rassen die geacht worden aan
de wieg van de Leonberger te hebben ge
staan.
_~. ;_·""~~.~'!l'>ti ,-~~~~!,
. "~~\··~.·~._,-l··')/<'~
; .
W:~
.-:;,'--*
.:.~ ..~...
36
