DIDACTISCHE PRINCIPES 1 de opbouw van het programma heeft een duidelijke structuur 1 2 3 4 5 6 7
2 de opbouw van het programma is duidelijk wat betreft niveau en aard van de werkinstructies 1 2 3 4
NVT
1
3
5
NVT
1
3
5
NVT
1
3
5
NVT
1
3
5
NVT
1
3
5
Het programma geeft in zijn opbouw duidelijk aan waar je je bevindt op een bepaald moment. Men kan op elk moment het programma of onderdelen van het programma verlaten. Men kan zelf het startniveau bepalen. De geregistreerde gegevens van een vorige sessie kunnen als startniveau gelden voor een volgende sessie. Men kan zelf bepalen wanneer er naar een volgende/vorige oefening overgeschakeld wordt. Er is een duidelijke einde aan een reeks oefeningen. Men kan altijd in voldoende mate stappen terugzetten (of verder gaan).
De werkinstructies binnen het programma zijn duidelijk. De werkinstructies zijn op het niveau van de eindgebruiker aangebracht. De werkinstructies zijn op een éénduidige manier te activeren. De werkinstructies zijn steeds raadpleegbaar.
3 het programma is opgebouwd vanuit een goede Didactiek en gebruikt duidelijke methodieken. 1 De moeilijkheidsgraad van de oefeningen wordt op voorhand ingesteld door een automatisch verlopende instelling. 2 De moeilijkheidsgraad van de oefeningen kan op ieder moment ingesteld worden door een manuele instelling van variabele parameters. 3 De moeilijkheidsgraad van de oefeningen kan op ieder moment ingesteld worden door een automatisch verlopende instelling. 4 Het programma biedt voldoende oefeningen aan per niveau of onderdeel. 5 Het programma voorziet de mogelijkheid dat de gebruiker (begeleider) zelf oefenreeksen toevoegt en/of wijzigt. 6 Het tempo van aanbieden van oefeningen kan ingesteld worden. 7 Er is voldoende variatie in de aangeboden oefeningen. 8 Het programma biedt ad random oefeningen aan. 9 Vóór het programma oefeningen, vragen of opdrachten geeft kan eerst een bijkomende voorbereidingsronde met inbegrip van een eventuele bedieningsintroductie doorlopen worden. 10 De oefening kan in voldoende mate in deelstappen opgesplitst worden. (deelstappen isoleren, identificeren, apart inoefenen). 11 De moeilijkheidsgraad van de oefeningen kan op ieder moment ingesteld worden door een manuele instelling van variabele parameters.
REGISTRATIE VAN DE ANTWOORDEN 4 de geregistreerde gegevens bieden veel informatie. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
De registratie geeft informatie over het type (aard) van de oefeningen De registratie geeft informatie over het aantal opgaven. De registratie geeft informatie over het aantal goede, respectievelijk foute antwoorden. De registratie geeft informatie over het aantal goede, respectievelijk foute acties per tijdseenheid. De registratie geeft informatie over het (momentaan) oefenniveau. De registratie geeft informatie over de tijd besteed per oefening. De registratie geeft informatie over de totale sessietijd. De registratie geeft informatie over het aantal hulpvragen. De registratie geeft informatie over het aantal opgaven die goed zijn gemaakt, mits hulp. De registratie geeft informatie over de aard van de geboden hulp.
5 het programma geeft het resultaat weer onder vorm van een score die gemakkelijk opvraagbaar en bestudeerbaar is. 1 De resultaatoverzichten kunnen op het scherm getoond worden in een grafiek. 2 De resultaatoverzichten kunnen uitgeprint worden in tekstvorm. 3 Er kan een registratiegebied afgezonderd worden waar alleen de begeleider toegang toe heeft.
Foutenanalyse en feedback 6 er wordt aangegeven wat de reactie van het programma is op goede, respectievelijk of foute antwoorden en/of instelmogelijkheden daaromtrent.
6 er wordt aangegeven wat de reactie van het programma is op goede, respectievelijk of foute antwoorden en/of instelmogelijkheden daaromtrent. NVT
1
3
5
NVT
1
3
5
1
N 3
5
3
5
1 Bij een goed antwoord geeft het programma een positieve feedback 2 Bij een fout antwoord geeft het programma een negatieve feedback 3 Wanneer er verschillende goede antwoorden na elkaar gegeven worden gaat het programma automatisch naar een hoger niveau. 4 Wanneer er verschillende foute antwoorden na elkaar gegeven worden of wanneer herhaaldelijk de tijdslimiet wordt overschreden gaat het programma automatisch naar een lager niveau. 5 Bij een foutief antwoord geeft het programma aanvullende hulp die systematisch naar het juiste antwoord leidt.
6 7 8 9 10 11
Bij een foutief antwoord geeft het programma de gebruiker de kans een nieuw antwoord te geven. De feedback op antwoorden is éénduidig. De feedback volgt onmiddellijk op de actie (antwoord). De feedback op antwoorden wordt op een attractieve manier aangeboden. De feedback wordt steeds op dezelfde manier geschreven. (consistent) De feedback is inhoudelijk correct.
HANDLEIDING Het programma is voorzien van een handleiding 7 de handleiding heeft een duidelijke vorm en structuur
J nvt 1 De handleiding is in een vlotte leesbare taal geschreven 2 3 4 5 6
De lay-out van de handleiding is overzichtelijk en duidelijk De handleiding is als boek(je) bij het programma geleverd De handleiding wordt in een digitale vorm uitgegeven (internet, CDROM, binnen het programma zelf, enz) De handleiding laat toe vlot en gericht te zoeken via een duidelijke, gerichte trefwoordenlijst en/of inhoudsopgave De handleiding voorziet en begeleidt een eventuele kennismakingsronde
8 de inhoud van de handleiding is duidelijk
nvt
1
1 De handleiding beschrijft de systeemvereisten 2 De handleiding vermeldt de eventueel benodigde technische (voor)kennis voor het installeren en/of bedienen van het programma 3 De handleiding beschrijft de doelstellingen en de inhoud van het programma 4 De handleiding beschrijft de rol van de begeleider 5 De handleiding beschrijft de rol van de eindgebruiker 6 De handleiding beschrijft hoe het programma geïnstalleerd, respectievelijk bediend moet worden 7 De handleiding vermeldt of en hoe de begeleider/eindgebruiker (ge)eigen(d) oefenmateriaal kan invoeren 8 De handleiding vermeldt of foutenregistratie mogelijk is en hoe deze werkt 9 De handleiding beschrijft het structuurschema van het programma 10 De handleiding beschrijft mogelijke problemen die zich bij het gebruik van het programma kunnen voordoen 11 De handleiding beschrijft mogelijk oplossingen bij opduikende problemen 12 De handleiding vermeldt voor welke leeftijd of niveau het programma geschikt is nvt
1
3
5
13 De handleiding beschrijft de inhoud van het programma 14 De handleiding vermeldt de mogelijke (speciale) doelgroepen
VORMGEVING, geluidsinterface 9 het gebruik van geluid is noodzakelijk en/of wenselijk voor één of meerdere onderdelen van het programma. De geluidstoepassing is altijd duidelijk en functioneel. 1 2 3 4
Nvt
1
3
5
Nvt
1
3
5
Gebruik van geluid stoort geenszins de werking of de voortgang van het programma. Gebruik van geluid (eventueel gesproken taal) is aangepast aan de doelgroep van gebruikers. Het gebruikte geluid is attractief, melodieus en motiverend. Eventuele spraak is duidelijk te verstaan en acceptabel wat betreft accent.
10 er zijn voldoende instelmogelijkheden van de geluidsinterface. 1 Het soort geluid wordt automatisch door het programma ingesteld. 2 Het soort geluid kan door de eindgebruiker ingesteld worden. 3 Het gebruik van geluid kan uitgezet worden.
VORMGEVING, schermopbouw 11 de schermopbouw is overzichtelijk. Het programma maakt goed duidelijk wat men op een scherm kan doen. 1 2 3 4 5 6 7 8
Nvt
1
3
5
nvt
1
3
5
nvt
1
3
5
nvt
1
3
5
nvt
1
N 3
5
nvt
1
3
5
nvt
1
3
5
Er is een vaste plaats voor de verschillende soorten informatie op het scherm. (consistentie naar plaats) Bij de presentatie worden de verschillende soorten informatie functioneel van elkaar gescheiden. Belangrijke informatie wordt extra geaccentueerd. Presentatie van informatie is aangepast aan het niveau en de doelgroep van de eindgebruiker. De inhoud van scherm- en foutmeldingen is consistent. Symbolen/pictogrammen zijn correct en consequent gebruikt. De aanklikbare objecten zijn duidelijk herkenbaar. Grenzen van het klikgebied zijn duidelijk afgelijnd. Het aanklikken van het objecten verloopt vlot.
VORMGEVING, GRAFISCHE INTERFACE, tekeningen, vormen, animaties, figuren 12 het gebruik van specifieke grafische elementen is noodzakelijk voor één of meerdere onderdelen van het programma. 1 Het gebruik van specifieke grafische elementen dient maximaal de leerdoelstelling van het programma . 2 De specifieke grafische elementen kunnen, wat betreft aard en aantal, op elk moment ingesteld, gewijzigd of verfijnd worden. 3 De weergave van tekeningen, figuren, vormen of animaties is eenvoudig. 4 Tekeningen, figuren, vormen of animaties zijn voldoende gedetailleerd weergegeven. 5 Tekeningen, figuren, vormen of animaties zijn voldoende realistisch weergegeven.
BEDIENINGSMODALITEITEN 13 de bediening van het programma is gebruiksvriendelijk. 1 2 3 4
Voor de bediening kan men kiezen tussen verschillende invoerrandapparaten. De werking van het programma en de bedieningswijze is snel te leren. (transparantie) De wijze van bedienen is consistent. Het programma vergt in zijn voortgang een zo beperkt mogelijk (alleen strikt noodzakelijk) aantal bedieningshandelingen of expliciete typvaardigheid van de eindgebruiker. 5 Het programma laat wat betreft de invoerrandapparaten vlot linkshandige bediening toe. 6 Voor de bediening kan men kiezen tussen verschillende invoerrandapparaten. HELPFUNCTIE Er is een duidelijke hulpfunctie aanwezig 14 de helpfunctie is heel accuraat.
J 1 De helpfunctie is relevant. 2 De helpfunctie is gemakkelijk op te vragen. 3 De gebruiker kan zelf helpfunctie-niveaus inschakelen.
FUNCTIEGERICHTE ASPECTEN 15 het programma stimuleert een goede technomotorische vaardigheid. 1 2 3 4 5 6
Bewegingsnauwkeurigheid Tweehandige samenwerking Stabiele uitgangshouding Vingerdissociatie Oog-handcoördinatie en dissociatie Eenhandigheid
FUNCTIEGERICHTE ASPECTEN 16 het programma stimuleert de cognitieve vaardigheden. 1 Visuele perceptie: figuurachtergrond, visuele discriminatie, visuele analyse en synthese… Ruimtelijk inzicht Simultaan visueel geheugen Successief visueel geheugen Analyseervermogen Structureervermogen
2 3 4 5 6 7 8 9
Logisch denken Leesvaardigheid Rekenvaardigheid Begripsvorming Parate kennis Opdrachtrijpheid Auditieve perceptie Metacognitieve vaardigheden Aandacht en concentratie Doorzettingsvermogen Aanpassingsvermogen Initiatiefname Tempo
REKENPROGRAMMA-EIGEN ASPECTEN 17 het programma is goed instelbaar voor volgende aspecten. nvt
1
3
5
nvt
1
3
5
1 2 3 4 5 6
Hoeveelheden Getalwaarden Soort bewerking of reeksen bewerkingen Het aantal oefeningen De werkrichting Het rekenniveau groep of leerjaar
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Getallen kunnen lezen L Symbolen kunnen lezen S Procedurele vaardigheden P Getallenkennis K Taalvaardigheden T Voorstellingsvermogen V Contextinformatie kunnen verwerken C Kunnen omgaan met irrelevante informatie R Number sense (schattend rekenen) N
1
Soort rekenprogramma Algemeen
J
N
Specifiek
J
N
J J
N N
Tellen
J
N
Rekentaal actief
J
N
Rekentaal passief
J
N
Seriatie
J
N
Classifiacatie
J J
N
J
N
REKENPROGRAMMA-EIGEN ASPECTEN 18 het programma doet maximaal beroep op rekenkundige vaardigheden.
REKENPROGRAMMA-EIGEN ASPECTEN 19 Beschrijvende aspecten
2 Methode van het programma Afhankelijk Onafhankelijk 3 Leerdomeinen binnen de wiskunde die binnen het programma aan bod komen
Voorbereidend rekenen
N
Rekentaalbegrippen … meer dan…
… minder dan… het dubbel van … de helft van … Evalueren visueel-ruimtelijk
J J J J
N
J
N
J
N
Prenumerische vaardigheden
J
N
Getallenkennis
J
N
Temporekenen
J
N
Bewerkingen hoofdrekenen
J
N
J
N N
Getalbeelden Metend rekenen - Meetkunde
J J J J J
Getallenkennis (formeel/verbaal)
J
N
Temporekenen
J
N
J J J J J
N N N N
N N N
Conservatie Toepassingen
Aanvankelijk rekenen Splitsen Tafels Maaltafels Deeltafels
N N N N
Gevorderd rekenen Hoofdrekenen Tellen tot 10 Tellen tot 20 zonder brug Tellen tot 20 met brug Tellen tot 100 zonder brug Tellen tot 100 met brug Tellen tot 1000 zonder brug Tellen tot 1000 met brug
J J
N N
Cijferen
J J
N N N
Vraagstukken
J
N
Puntoefeningen
J
N
Metend rekenen
J
N
Meetkunde
J
N
J
N
Meten
J
N
Uurtabellen/kloklezen
J
Geld
Maatschappelijk rekenen
N
Andere:
3 Getalbeelden die binnen het programma gebruikt worden Getallenlijn (lineair beeld) Lege getallenlijn (lineair beeld) Honderdlijn (lineair beeld) Rekenrek (semi-lineair beeld) MAB-materiaal (semi-lineair beeld) Kwadraatbeeld Dominobeeld Vingerbeeld(en) Honderdveld
J J J J J J J J J
N N N N N N N N N
4 Leeftijdsgroepen 2de kleuterklas 3de kleuterklas 1ste leerjaar 2de leerjaar 3de leerjaar 4de leerjaar 5de leerjaar 6de leerjaar
Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 Secundair onderwijs
J J J J J J J J J
N N N N N N N N N
PROGRAMMA VOOR LEZEN EN SPELLEN 20 Soort programma Algemeen Specifiek
J J
N N
Afhankelijk Onafhankelijk
J J
N N
Rijmen Auditieve discriminatie en identificatie Auditieve analyse Auditieve synthese
J J
N N
J J
N N
Visuele discriminatie
J
N
Visuele identificatie Visuele analyse
J J
N N
Rijmen Auditieve discriminatie en identificatie Auditieve analyse Auditieve synthese
J J
N N
J J
N N
21 Methode van het programma
22 Specifiek voor lezen 1 Specifieke leesvoorwaarden Auditieve oefeningen
Visuele oefeningen
2 Deeltaken van het lezen en spellen. Auditieve oefeningen
Visuele oefeningen Visuele discriminatie
J
N
Visuele identificatie Visuele analyse Visuele synthese
J J J
N N N
Nauwkeurigheid Accuratesse
J J
N N
Letterkennis Woord Zinnen Tekst
J J J J
N N N N
Woord Zin Tekst Leesmotivatie
J J J J
N N N N
J J J J J J J J J
N N N N N N N N N
J J J J J
N N N N N
J J J J
N N N N
J
N
J
N
J
N
3 Technische lezen Modaliteiten
Leerstofniveaus
4 Begrijpend lezen
5 Avi-niveaus Avi-niveau 1 Avi-niveau 2 Avi-niveau 3 Avi-niveau 4 Avi-niveau 5 Avi-niveau 6 Avi-niveau 7 Avi-niveau 8 Avi-niveau 9 6 Leesstrategieën Spellend lezen Gedeeltelijk herkennend lezen Herkennend lezen Expressief vloeiend lezen Anticiperend lezen
22 Specifiek voor spellen 1 Letterkennis 2 Woordniveau 3 Klankzuivere woorden 3-letterwoorden (bvb kat) 4-letterwoorden met een tweeledige medeklinkerverbindi ng vooraan of achteraan (bvb stok of poets) 5-letterwoorden met tweeledige medeklinkerverbindi ng vooraan en achteraan (bvb zwart) 5-letterwoorden met een drieledige medeklinkerverbindi ng vooraan of achteraan (bvb struik)
Samengestelde woorden (bvb kapstok) Tweelettergrepige woorden (bvb paarden, verloop) Onthoudwoorden (bvb lakei, rouw, complex, taxi, moeilijk) Woorden waarbij de toepassing spellingregel nodig is: Spellingregel t/d finaal (bvb hond, handdoek, zwaardvis,…) Regel van de vocaalverenkeling (bvb open) Regel van de consonantverdubbeli ng (bvb takken) Werkwoordspelling (bvb hij antwoordt, heeft geantwoord, antwoordde…)
4 Zinsniveau 5 Schriftelijke communicatie 6 Spontaan schrijven
23 ALGEMEEN (EVALUERENDE) ASPECTEN De meerwaarde t.o.v. andere leermiddelen situeert zich op het vlak van motivatie. De meerwaarde t.o.v. andere leermiddelen situeert zich op het vlak van remediëringsmogelijkheden. De meerwaarde t.o.v. andere leermiddelen situeert zich op het vlak van interactiemogelijkheden. De meerwaarde t.o.v. andere leermiddelen situeert zich op het vlak van tijdswinst. De meerwaarde t.o.v. andere leermiddelen situeert zich op het vlak van prijs/kwaliteit verhouding. De meerwaarde t.o.v. andere leermiddelen situeert zich op het vlak van gebruiksvriendelijkheid. Het programma is in zijn totaalconcept (programmaopbouw, schermopbouw, gebruik van geluid, kleur, enz.) optimaal om de doelstellingen te bereiken. Het programma is in zijn totaalconcept (programmaopbouw, schermopbouw, gebruik van geluid, kleur, enz.) maximaal aangepast aan de leeftijd (aanspreekbaarheid) van de gebruiker.
nvt
1
J
N
J J J J
N N N N
J
N
J
N
J J J J
N N N N
3
5