HET MAKEN VAN EEN PWS De vorm en de opbouw van een schriftelijk verslag. 1. DE OPBOUW Deze bestaat uit: (in deze volgorde) Titelblad - inhoudsopgave - voorwoord - inleiding met probleemstelling en hoofdstukindeling e.d. - hoofdstukken - conclusie – (samenvatting)- notenlijst bronnenoverzicht. 2 DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN OP EEN RIJTJE: 2.1 Het voorwoord Het voorwoord is een stukje waarin je de aanleiding tot de scriptie meedeelt en waarin je eventueel mensen die je geholpen hebben kunt bedanken. Niet meer dan een half tot één A4-tje. 2.2 De inleiding Deze bevat een korte aanloop tot je onderzoek. Je deelt er in mee wat de lezer te wachten staat. Je onderwerp wordt in een breder kader geplaatst. Je geeft de lezer een blik vooraf in je werkstuk. Zeer belangrijk: de probleemstelling staat aan het eind van de inleiding, gevolgd door de verdeling van de deelvragen over de verschillende hoofdstukken. Kort gezegd, in een inleiding staan: - de introductie van het onderwerp - waarom de keuze van het onderwerp en het belang er van (dus niet: nou ik vond het gewoon leuk dus eigenlijk weet je wel….), maar een gefundeerde toelichting, die niet in de ik-vorm is geschreven. - Moeilijkheden die zich tijdens het onderzoek hebben voorgedaan - Toelichting op de bronnen: wat voor bronnen zijn er gebruikt - Inkadering van het onderwerp: plaatsen in tijd en context. Dit wordt nader uitgewerkt in de hoofdstukken. Het indelen in hoofdstukken kan bijvoorbeeld heel goed naar aanleiding van je probleemstelling. Maak de hoofdstukken min of meer van gelijke lengte. Gebruik zo nodig paragrafen, maar maak de verdere indeling niet te ingewikkeld. Je kunt ook met kopjes in de hoofdstukken werken. Elk hoofdstuk of deel van een hoofdstuk beantwoordt de betreffende deelvraag. Het is niet fraai om de titel van een hoofdstuk als vraag de formuleren. De deelvraag van het hoofdstuk staat er als ondertitel onder. Bijvoorbeeld: Hoofdstuk 2 ACHTERGRONDEN VAN ICT-GEBRUIK OP SCHOOL Wat zijn de didactische doelstellingen van het ICT gebruik in de lessen?
2.3 De conclusie De conclusie geeft het antwoord op de hoofdvraag en dus op de gehele probleemstelling. Dit is het eigenlijke resultaat van je onderzoek. In die conclusie moeten resultaten van je deelvragen zichtbaar zijn. Een conclusie is gebaseerd op argumenten die je tijdens je onderzoek hebt verzameld.
2.4 De samenvatting Dit kan een kort stukje worden (1 à 2 bladzijden) waarin je het gehele onderzoek kort verwoordt. Zet de samenvatting op een apart gekleurd blad. Pas op dat je samenvatting geen conclusie wordt of andersom. Het is een technische samenvatting zoals je die bij Nederlands voor je examen ook maakt. Het doel van de samenvatting is een lezer een idee te geven van je onderzoek. 2.5 Het bronnenoverzicht In het bronnenoverzicht staan de literatuur die je hebt gebruikt, de internetbronnen en allerlei andere informatieverschaffers. De vermelding van je bronnen is gebonden aan strikte regels (zie 3). NB: Een slechte of ontbrekende bronnenlijst wordt je zwaar aangerekend. Ontbreekt een goede bronnenlijst, kan dit aanleiding zijn om je werkstuk niet te accepteren. Het is dus belangrijk om een goed overzicht te hebben van de bronnen die je hebt gebruikt. Dat lukt het best als je steeds de bronnen nauwkeurig hebt bijgehouden. Doe dit dus niet aan het eind van je onderzoek, maar zorg van het begin af voor goede registratie. In de bronnenlijst komen boeken en artikelen en internetbronnen in alfabetische volgorde op achternaam van de eerste auteur. Ook mag je een rubricering maken: op soort artikel of op thema, maar binnen zo’n rubriek echter weer alfabetiseren op de eerste auteur. Hoe je dat precies moet doen staat in het volgende deel van deze handleiding
3 JUISTE BRONVERMELDINGEN EN DE BRONNEN- / LITERATUURLIJST Het meest gehanteerde en internationaal geaccepteerde systeem is dat van de Modern Language Association (MLA). Deze paragraaf omvat een overzicht van de belangrijkste regels. Tegenwoordig wordt het MLA citation-format op alle universiteiten gebruikt en is in de wetenschappelijke wereld standaard. Voor dit overzicht is gebruik gemaakt van de digitale MLA style sheet door Bernard J. Quinn, Opleiding Cultural Studies aan de University of Central Lancashire, (http://www.uclan.ac.uk/facs/class/cultstud/american/amerhome/mla1.html.) en de handleiding MLA stijlconventie van dr. Madeleine J.A. Kasten, Universiteit Leiden, opleiding Literatuurwetenschap. In het gedeelte over literatuurvermelding en citaten zijn stukken uit de vermelde bronnen rechtstreeks overgenomen of met kleine veranderingen. (http://media.leidenuniv.nl/legacy/2010-april-pdf-handleidingmla-stijlconventie.doc.pdf) 3.1 DE MLA-LITERATUURLIJST Namen en boektitels Rangschik de titels op alfabetische volgorde van de achternamen der auteurs. Vermeld eerst - de achternaam, gevolgd door een komma; daarna de voornaam en/of voorletters, - daarachter eventuele voorvoegsels. (N.B.: In de Engelse literatuurlijsten zul je ontdekken dat de voorvoegsels, in tegenstelling tot wat in Nederland gebruikelijk is, geheel vooraan worden geplaatst. Deze voorvoegsels zijn in het Engels tevens bepalend voor de alfabetische volgorde. Een auteur als Paul de Man vind je dan bijvoorbeeld terug onder de D, waar hij
vermeld staat als ‘De Man, Paul’.) Wij houden ons aan de Nederlandse gewoonte van voorvoegsels achter de naam en voorletters. - Na de naam/namen volgt de titel. Deze is cursief gedrukt. Let op de volgende zaken: - Sla na iedere vermelding een regel over, behalve: a. bij meerdere titels van één auteur (zie hieronder bij 3.1.1-e). b. wanneer je de dubbele regelafstand hanteert. - Plaats de eerste regel van iedere vermelding tegen de linker kantlijn en spring bij iedere volgende regel vijf spaties ofwel één tabstop in. - Staan er bij een uitgever meerdere plaatsnamen vermeld, noem dan alleen de eerste. Afkortingen - Ontbreekt het jaartal of de plaats van publicatie, vermeld dan ‘zonder datum’ resp. ‘zonder plaats’. Het Engels gebruikt hier de afkortingen ‘n.d.’ (‘no date’) en ‘n.p.’(‘no place’). - De aanduiding ‘University Press’ mag worden afgekort als ‘UP’. - Bij een publicatie door meer dan twee auteurs of redacteuren noteer je alleen de eerste naam, die je laat volgen door de afkorting ‘et al.’ (van Latijn ‘et alii’, ofwel ‘en anderen’). - Gebruik de afkorting ‘red.’ voor ‘redactie’. 3.1.1. Voorbeelden van boekvermelding a. Een boek met één auteur Achternaam, voornaam. Titel. Plaats van verschijnen: naam uitgever, jaartal. Voorbeeld: Lucas, Henry S. Dutch Immigrant memoirs and related writings, revised edition, Grand Rapids, Michigan: William B. Erdmans Publishing Company,1997. b. Een boek met twee auteurs Achternaam, voornaam en voornaam achternaam. Boektitel. Plaats van verschijnen: naam uitgever, jaartal. Voorbeeld: Panofsky, Erwin en Fritz Saxl. Dürer’s ‘Melencolia I’, Eine quellen- und typengeschichtliche Untersuchung. Leipzig: Teubner (Studien der Bibliothek Warburg), 1923. c. Een boek met meer dan twee auteurs: Achternaam, voornaam, et al. Boektitel. Plaats van verschijnen: naam uitgever, jaartal. Voorbeeld: Klibansky, Raymond, et al. Saturn and Melancholy. 1964. Nendeln, Liechtenstein: Kraus Reprint, 1979. d. Een boek samengesteld door een redacteur Achternaam, voornaam, red. Boektitel. Plaats van verschijnen: naam uitgever, jaartal. Voorbeeld: Greenblatt, Stephen J., ed. Allegory and Representation: Selected Papers from the English Institute of Johns Hopkins University 1979-1980. Baltimore: Johns Hopkins UP, 1981.
e. Bij meer dan één titel door dezelfde auteur Noem de boeken in alfabetische volgorde ZONDER na elke titel een regel over te slaan. Let op: lidwoorden aan het begin van de titel tellen voor de volgorde niet mee. Bij de tweede en volgende vermeldingen vervang je de auteursnaam door horizontale streepjes: ---. Boektitel. Plaats van verschijnen: naam uitgever, jaartal. Voorbeeld: Said, Edward. Culture and Imperialism. London: Vintage, 1994. ---. Orientalism: Western Conceptions of the Orient. 1978. Rpt. with a new Afterword. London: Penguin, 1995. N.B.: Volg bij meerdere redacteuren de procedure, beschreven onder b en c. 3.1.2 Vermelden van tijdschriftartikelen Achternaam, voornaam, “titel.” Titel tijdschrift jaargang: nummer (jaartal): nummers eerste en laatste pagina. Voorbeeld: Witte, J.C. "Mussert in Indië". Spiegel Historiael, 11: 12, (1976): 674-684 Ontbreekt het nummer van de jaargang, vermeld dan alleen het nummer van de aflevering. Vermeld bij kranten de datum, eventuele rubriek en paginanummers. Voorbeelden Freriks, Kester, “Een pond christenvlees voor drieduizend dukaten.” NRC Handelsblad (2 oktober 1992): 18. Poort, Arlen. "Internet, zoeken naar de naald in de hooiberg". NRC-Handelsblad, 11 maart 1999: 25 3.1.3. Filmvermeldingen en geluidsopnamen a: Film De vermelding begint meestal met de titel en bevat in elk geval de namen van de regisseur (Engels ‘director’, afgekort ‘dir.’), de distributeur en het jaar van verschijnen. Tussen de namen van de regisseur en distributeur kun je nog meer relevante informatie toevoegen, zoals de naam van de scriptschrijver (Eng. ‘Script by […]’) en de namen van de hoofdrolspelers (Eng. ‘performers’, afgekort ‘perf.’). Voorbeeld: It’s a Wonderful Life. Dir. Frank Capra. Perf. James Stewart, Donna Reed, Lionel Barrymore, and Thomas Mitchell. RKO, 1946. b: Geluidsopname Begin met het noemen van componist, dirigent (Eng. ‘conductor’, afgekort ‘cond.’) en uitvoerend artiest. (De volgorde bepaal je zelf, afhankelijk van waar je de nadruk wilt leggen.) Noem vervolgens de titel en het jaar van opname (Eng. ‘recorded’, afgekort ‘rec.’). Vermeld tenslotte het medium – tenzij je een cd gebruikt – plus de naam van de producent en het jaar van verschijnen. N.B.: is de productie verschenen in het jaar van opname, dan hoef je dit laatste gegeven niet apart te noemen. Voorbeelden: Ellington, Duke, cond. Duke Ellington Orchestra. First Carnegie Hall Concert. Rec. 23 Jan. 1943, LP. Prestige, 1977.
Simon, Paul. The Rhythm of the Saints. Warner Bros., 1990. 3.1.4. Interview Noem eerst de geïnterviewde. Maakt het interview deel uit van een meer omvattende publicatie, plaats de titel dan tussen dubbele aanhalingstekens. Cursiveer of onderstreep de titel indien het een zelfstandige publicatie betreft. Is er geen titel voorhanden, dan kun je volstaan met de vermelding ‘Interview’. Als je het interview zelf hebt gehouden moet je de naam van de geïnterviewde vermelden, het soort interview (zoals ‘persoonlijk interview’ of ‘telefonisch interview’) en de datum. Voorbeelden: Ruitenbeek, J.H. Persoonlijk Interview. 23 Jun1 2011. Fellini, Federico. “The Long Interview.” Juliet of the Spirits. Ed. Tullio Kezich. New York: Ballantine, 1966. 17-64. Nader, Ralph. Interview with Ray Svarez. Talk of the Nation. National Public Radio. WBUR, Boston. 16 Apr. 1998. - Bij een internetsite Uitgangspunt is dat behalve de correcte vermelding, het artikel ook moet zijn terug te vinden. Een elektronische bronvermelding dient dan ook minimaal de volgende informatie te bevatten: Achternaam auteur, voornaam. Titel document. Datum van publicatie op internet óf – indien van toepassing - datum van de meest recente update. Datum waarop je de site hebt bezocht
. Voorbeelden: Bij een particuliere website Pellegrino, Joseph. Home page. 16 Dec. 1998. 1 Oct. 1999 . Bij een professionele site Petersen, J, Historiografie op het net. Historische problemen bij beoordeling van politieke problemen,juli 1998. 3 april 2009 < www.histogafica.org/petersen/hist.html> Mortimer, Gail. The William Faulkner Society Home Page. 16 Sept. 1999. William Faulkner Soc. 1 Oct. 1999 . Of als auteur niet bekend is Worldfactbook (UN), Statistiek Marokko,22 maart 1998. 12 december 2012 Artikel in een elektronisch tijdschrift (ezine) Adler, Jerry. “Ghost of Everest.” Newsweek 17 May 1999. 19 May 1999 . Alleen de vermelding van de URL is zinloos en wordt dus fout gerekend.
4 TAALGEBRUIK , CITATEN EN ANNOTATIES Let op het gebruik van eigen woorden en formuleringen. Je werkstuk is het resultaat van eigen onderzoek en conclusies. Soms is het onvermijdelijk om onderzoeksresultaten van anderen te gebruiken. Als je dat doet, moet je dat vermelden, anders is sprake van plagiaat. Het MLA-systeem is er voor bedoeld om de leesbaarheid van een tekst te bevorderen door onderbrekingen tot een minimum te beperken. Verwerk literatuurverwijzingen daarom in je hoofdtekst volgens de MLA-regels. Uiteraard zijn alle gebruikte bronnen terug te vinden in je literatuur- en bronnenlijst achteraan je werkstuk. Deze literatuurlijst dient alle informatie te bevatten die nodig is om je verwijzingen te kunnen terugvinden. Bij het MLA-systeem is het voldoende om dan in de hoofdtekst de auteursnaam en de pagina`s te noemen. Een literatuurverwijzing in je tekst is vereist waar je een bron parafraseert of direct citeert. Dat geldt ook voor het gebruik van statistische gevens, tabellen etc. Plaats de verwijzing direct NA het citaat of de parafrasering, maar VÓÓR de punt die het einde van de zin aangeeft. Citaten die langer zijn dan 4 regels worden weergegeven door links in te springen. Het citaat wordt van de hoofdtekst gescheiden door een witregel zowel aan het begin en het einde. Gebruik bij inspringen geen aanhalingstekens en cursief. Voorbeelden: In one postmodern text, the sense of construction is apparent when the main character Offred says, “This is a reconstruction. All of it is a reconstruction” (Atwood 144). Een verwijzing naar een online publicatie werkt op dezelfde manier. Bevat de elektronische bron geen pagina-aanduidingen, dan kun je in de tekst volstaan met het noemen van de auteursnaam In response to Victor Brombert’s 1990 MLA presidential address on the “politics of critical language,” one correspondent suggests that “some literary scholars envy the scientists their wonderful jargon with its certainty and precision and thus wish to emulate it by creating formidably technical-sounding words of their own” (Mitchell). Voorbeeld Binnen het onderzoek bleek dat hoeden voor het feminisme meer betekenis hadden dan vaak wordt gedacht. Het dragen van hoeden in de 19e eeuw was een uiting van een toenemend feminien modebewustzijn, wat zich afspeelde binnen de nauwe grenzen van de sociale omgeving, waarbij een duidelijke ontwikkeling en opmars van een feministisch aspect niet valt te ontkennen, afhankelijk van de sociale laag waarin zich dit verschijnsel voordeed (Zwetskop 1534). Dit boek staat in je literatuurlijst natuurlijk volledig vermeld: Zwetskop, P. Sociale dakgootzweverij en wollensokkentechnieken, Sexbierum, Langeliller UP, 1988. Let op: gebruik geen komma na de auteursnaam en geen ‘p.’ voorafgaand aan het paginanummer.
Is de heer Zwetskop met meerdere titels vertegenwoordigd in je literatuurlijst, dan geef je met één of twee woorden kort de titel van het geciteerde werk weer: Voorbeeld: (Zwetskop, sociale dakgootzweverij 1534) NB: Citaten zonder annotatie en bronvermelding worden beschouwd als plagiaat
5 VORMGEVING/LAYOUT De tekst dient getypt te worden in lettertype Arial-12. Regelafstand 1,0, marges boven / onder/ li/ re: 2,5. (Op veel universiteiten wordt een regelafstand van 1,5 aangehouden). Zorg voor een rustige bladspiegel; uitvullen doe je nadat je de tekst volledig hebt getypt, anders maken tekstverwerkers (en vooral MS-Word) er een troep van. Als er grote gaten vallen in een uitgevulde regel, kun je door hier en daar handig een klein woordje erbij te typen, het beeld sterk verbeteren. Het gebruik van illustraties, foto’s, tekeningen, diagrammen, schema’s en kaartmateriaal is zeer gewenst. Het spreekt vanzelf dat één en ander functioneel in de tekst wordt opgenomen. We gaan niet alleen versieren! Zorg voor voldoende ruimte rond je afbeeldingen en zorg dat die zo groot zijn dat de lezer er wat aan heeft. Als in de tekst verwezen wordt naar een bepaalde afbeelding, vermeld in de tekst dan ook het nummer van de afbeelding. Elke afbeelding / kaart is voorzien van een korte toelichting en een doorlopende nummering (noem alles gewoon: “afbeelding” met een nummer erbij). Illustraties zonder verklarende tekst zijn waardeloos. Bij illustraties hoort een bronvermelding. Dat doe je zoals je een citaat vermeldt. 5.1 Paginanummers en inhoudsopgave Bij het gtebruik van een inhoudsopgave horen uiteraard paginanummers. Iedere tekstverwerker heeft de mogelijkheid om een inhoudsopgave aan te maken. Als je de inhoudsopgave correct aanmaakt, houdt de tekstverwerker ook de verandering in pagina`s bij. Kijk hiervoor in de handleiding/help van je tekstverwerker. 5.2 Het nawoord is niet verplicht. Je gebruikt een nawoord, als je bij het afsluiten van je werk de beschikking krijgt over actuele informatie betreffende het onderwerp. Dat kun je dan in het nawoord vermelden. Is er niets actueels, laat het dan weg.
6 GEBRUIK VAN BRONNEN Uit de bronnen haal je gegevens, theorieën en ideeën. Die zijn de basis van je onderzoeksresultaat. De praktische opdracht dient gebaseerd te zijn op eigen onderzoek en bestaat dus niet uit een aantal aan elkaar geplakte citaten en stukken uit internet. Dat wordt beschouwd als plagiaat. Plagiaat is fraude en in dit geval dus eindexamenfraude omdat een PO en een PWS onderdelen zijn van het examen. Je verzamelt dus gegevens, onderzoeksresultaten en theorieën en verwerkt die tot een eigen verhaal. Wees kritisch in het gebruik van bronnen. Controleer bruikbaarheid en betrouwbaarheid en geef bij elkaar tegensprekende bronnen aan dat dit het geval is en waarom je kiest voor één van beide.