EADV-standpunt diabeteshulpmiddelen Maart 2014
Diabeteshulpmiddelen – Standpunt EADV Maart 2014
Achtergrond Diverse zorgverzekeraars hebben veranderingen van het inkoopbeleid van diabeteshulpmiddelen aangekondigd. In 2014 zullen alle grote zorgverzekeraars opnieuw het inkoopbeleid voor 2015 beoordelen en mogelijk wijzigen om maximaal doelmatige zorg na te streven. EADV blijft zich sterk maken voor de kwaliteit van diabeteszorg en de keuzevrijheid van de patiënt. EADV is uitgenodigd om mee te denken over de plannen voor 2015 en zij heeft deze uitnodiging van harte aangenomen. Het hierna volgend standpunt brengt EADV in ten behoeve van een constructieve samenwerking in 2014 en volgende jaren.. EADV stelt zich ten doel het bevorderen van de kwaliteit van de diabeteszorg door diabetesverpleegkundigen en praktijkondersteuners en richt zich proactief op de kwaliteitsontwikkeling en -bewaking van de inhoudelijke zorgverlening aan mensen met diabetes. EADV onderschrijft het belang van doelmatig en kostenbewust beleid met betrekking tot de uitgifte en gebruik van diabetesmaterialen. Dit mag echter niet ten koste gaan van kwaliteit van de bloedglucosemeter en de keuzevrijheid van de patiënt. Er bestaat geen standaardmens. Om motivatie, compliance en zelfmanagement te behouden is en blijft keuzevrijheid nodig. Kostenbesparing op de korte termijn moet echter wel de gevolgen op lange termijn rechtvaardigen.
Richtlijn zelfcontrole In 2012 is een EADV/ NDF richtlijn1 verschenen waarin op basis van wetenschappelijk bewijs, gecombineerd met overwegingen van diverse experts uit de diabeteszorg, globale aanbevelingen voor zelfcontrole van bloedglucosewaarden worden gegeven. Deze aanbevelingen dienen in alle zorgvuldigheid, met in acht neming van individuele verschillen in doelstelling en zelfmanagementmogelijkheden, te worden toegepast in de dagelijkse praktijk. Daarbij dient niet alleen aandacht aan hoeveelheden teststroken en tijdstippen van meting gegeven te worden maar evenzeer aan de bijbehorende educatie en waarborgen van betrouwbaarheid om zelfcontrole een succesvolle interventie te maken. In 2013 blijken meerdere ziektekostenverzekeraars de richtlijn te kennen en zij hebben gebruik gemaakt van (een deel) van de inhoud ervan bij het ontwikkelen van nieuw beleid rondom de verstrekking en vergoeding van bloedglucosetestmaterialen in 2014. EADV heeft (gevraagd en ongevraagd) constructief met de ziektekostenverzekeraars meegedacht over de implicaties van de voorgestelde veranderingen in het beleid voor 2014. Hiertoe heeft EADV een document 2 ontwikkeld waarin de belangrijkste aandachtspunten rondom inkoopbeleid van diabetestestmaterialen worden beschreven. Er zijn in 2012/ 2013 ook vragen gesteld over het normverbruik van bloedglucosetestmaterialen. In voornoemd EADV zijn geen normen voor het gebruik genoemd.
1
EADV/ NDF (2012) Een multidisciplinaire richtlijn over zelfcontrole van bloedglucosewaarden door mensen met diabetes. Van indicatiestelling tot uitvoering. www.eadv.nl 2 EADV (2013) Aandachtspunten rondom inkoopbeleid diabetesmaterialen 2014
EADV-standpunt diabeteshulpmiddelen Maart 2014
Waarom zelfcontrole? Zelfcontrole leidt tot betere diabetesregulatie is belangrijk voor een goede follow-up in de behandeling maakt zelfmanagement of zelfredzaamheid mogelijk helpt de patiënt gemotiveerd te zijn om een goede regulatie na te streven. Meer acute- en late complicaties leiden uiteindelijk tot ziekteverzuim, verlies van kwaliteit van leven en mogelijk tot ziekenhuisopnames. Hierbij verwijzen wij naar de NDF Zorgstandaard waarin is aangegeven dat zorggerelateerde preventie een essentieel en integraal onderdeel vormt voor goede zorg voor mensen met een of meerdere gezondheidsproblemen. (citaat:) Het gaat hierbij om vermijden dan wel verminderen, vertragen of terugdringen van de complicaties en ondersteuning bij de zelfredzaamheid. (einde citaat)
Kwaliteit is een belangrijk criterium De voorgeschreven bloedglucosemeter moet betrouwbare uitslagen geven, omdat de patiënt met diabetes en/of zijn behandelend diabetesteam op basis van deze uitslagen de behandeling aanpast. EADV pleit voor een aanbod van bloedglucosemeters die voldoen aan de vernieuwde ISO-norm 15197 (april 2013) en/of de TNO-keurmerk/TÜV-Rheinlandkeurmerk. Eisen aan bloedglucosemeters - Betrouwbaarheid: In Nederland wordt bij de keuze van kwalitatief betrouwbare bloedglucosemeters al jarenlang een maximale afwijking van 15% gehanteerd (TNO-keurmerk/TÜV-Rheinlandkeurmerk). Uit redelijk recent onderzoek 1 is zelfs gebleken dat een afwijking van maximaal 10% gehanteerd zou moeten worden. De NHG geeft concrete aanwijzingen hoe de zelfcontrole vorm te geven. (Citaat). Met een draagbare glucosemeter die gekalibreerd is naar veneuze plasmawaarden. Deze meters kunnen, zelfs indien zij regelmatig geijkt worden, een meetfout hebben van 10–15% (einde citaat). Zie noot 39 van de NHG waarin melding gemaakt wordt dat de betrouwbaarheid van een glucosemeting enerzijds bepaald wordt door de kwaliteit van de meters, anderzijds door de gebruiker. EADV stelt dat de meter betrouwbaar moet zijn. - Waarde-aanduiding: de waarde moet in mmol/l aangeduid zijn en mag niet zelf te veranderen zijn naar mg/dl. - Gebruik voor de patiënt: eenvoudig en gemakkelijk te gebruiken, geen codering, duidelijk leesbaar display, de mogelijkheid voor keuze met verlichting, grote letters - Digitalisering: Digitalisering neemt vooral in de volwassen en kinderdiabeteszorg in de 2 e lijn toe. Het programma van de metingen moeten gemakkelijk en eenvoudig te uploaden en door te sturen zijn. Het moet veilig en betrouwbaar zijn, zodat een juiste evaluatie kan plaatsvinden van de diabetesregulatie. Er moet een keuze zijn uit meters die uitleesbaar zijn via de computer, het liefst voor alle meters één universeel softwareprogramma. Dit kan het voor patiënten makkelijker maken om hun glucosewaarden naar de diabetesbehandelaar te sturen.
EADV-standpunt diabeteshulpmiddelen Maart 2014
Gevarieerd aanbod is noodzakelijk Een breed assortiment aan kwalitatief betrouwbare meters biedt de patiënt met diabetes de mogelijkheid om te kunnen kiezen. Hierdoor kan ingespeeld worden op de behoeften van deelgroepen die baat hebben bij specifieke functionaliteiten. Voorkomen dient te worden dat door het versmallen van het aanbod een grote groep diabetespatiënten zonder overweging van argumenten overgezet moet worden op andere bloedglucosemeters Indien het noodzakelijk is om over te gaan naar een nieuwe meter dan is het voorstel om dit te doen door natuurlijk verloop. Iedereen die een meter heeft ouder dan 3 jaar komt in aanmerking voor een nieuwe meter en wij pleiten ervoor de meter dan ook niet eerder te vervangen. Prikpen De keuzevrijheid met betrekking tot de prikpen is van belang voor iedere diabetespatiënt. Aandachtspunten zijn hierbij: - De prikpen dient op diepte instelbaar te zijn. - Het werken met losse lancetten kan leiden tot prikaccidenten. - Voor baby’s, jonge kinderen, pubers, mensen die door derden geprikt worden keuzevrijheid in prikpen. Voor deze categorie patiënten zou minimaal een prikpen beschikbaar gesteld moeten worden waarbij de prikdiepte op zeer kleine prikdiepte ingesteld kan worden en waarbij geen losse lancetten afval voorkomt.
Educatie is onmisbaar Een onafhankelijk en persoonlijk advies bij de uitgifte van bloedglucose testmaterialen door een (bij voorkeur ‘eigen’) diabeteszorgverlener is essentieel. Dit verhoogt de kwaliteit van zorg, door a. optimale afstemming van materiaal op (on)mogelijkheden van de patiënt met diabetes, b. instructie en educatie ten behoeve van verkrijgen betrouwbare bloedglucose uitslagen, het zelfstandig leren interpreteren van de resultaten en deze toepassen in het zelfmanagement van de diabetes, c. het vaststellen en vastleggen van individuele doelen in een individueel zorgplan ten behoeve van de evaluatie van doelmatige en efficiënt gebruik en d. waarborgen van de continuïteit van zorg Fouten Uit onderzoek (Nijpels 2003) bleek dat bij de zelfcontrole bij 24% van de patiënten fouten voor komen. De belangrijkste problemen waren volgens de onderzoeker het gebruik van verlopen strips, verkeerde glucoseteststrips en problemen met de meters. Vrijwel alle patiënten bleken vragen te hebben over het gebruik van de meters. Daarom is het belangrijk dat de patiënt een goede technische uitleg krijgt over het gebruik van de glucosemeter. Het mag absoluut niet gebeuren dat een patiënt een meter toegestuurd krijgt zonder technische instructie. De rol van de professional EADV is van mening dat de patiënt én de zorgverzekeraar gebaat zijn bij een individueel en onafhankelijk advies van de diabeteszorgverlener rondom de keuze van een hulpmiddel. Een EADVgeregistreerde diabetesverpleegkundige kent de mogelijkheden en onmogelijkheden van de patiënt zoals handfunctie, visus en mogelijk interfererende stoffen in het bloed. Zij kent het aanbod aan bloedglucosemeters en kan samen met de patiënt onderzoeken welke bloedglucosemeter het meest geschikt is.
EADV-standpunt diabeteshulpmiddelen Maart 2014
De EADV-diabetesverpleegkundigen (DVK) en -praktijkondersteuner (POH) spelen een belangrijke rol in de educatie rondom de zelfcontrole. Hierbij wordt er per patiënt gekeken naar de noodzaak van de hoeveelheid metingen. Als geen ander kan zij de patiënt instrueren waarom hij moet meten en hoe vaak. De EADV DVK en POH kunnen samen met de patiënt beoordelen wat de hoeveelheid strips moet zijn die per kwartaal besteld dient te worden. De EADV-DVK en -POH is als professional zeer goed in staat om commercieel onafhankelijk, en volgens richtlijnen van de EADV, advies uit te brengen richting de zorgverzekeraar over welke materialen voor onze patiënten het beste geschikt zouden zijn, zonder het kostenperspectief uit het oog te verliezen. Op indicatie kan indien er sprake is van lichamelijke handicap, slechte handfunctie, oogafwijkingen, geestelijke beperking, anderstaligen en jongeren het soms voor deze categorie nodig zijn om een andere meter te adviseren. Die keuze mede gemaakt door de zorgprofessional moet dan voor vergoeding in aanmerking komen.
Normgebruik diabetestestmateriaal bevordert doelmatigheid Duidelijke afspraken rondom te verwachten benodigd gebruik van diabetestestmateriaal is behulpzaam in de communicatie tussen patiënt, diabeteszorgverlener en ziektekostenverzekeraar en zal doelmatigheid bij alle betrokken partijen bevorderen. Hieronder een uitwerking voor het normgebruik van diabetestestmateriaal mede op basis van aanbevelingen vanuit de EADV/ NDF richtlijn1 over dit onderwerp. Hierbij benadrukt EADV nogmaals het belang van een individueel opgesteld zorgplan, waarin de (soms tijdelijke) doelen van zelfcontrole worden vastgelegd, met een moment van evaluatie en aanpassingen. Voorstel voor normgebruik diabetestestmateriaal mede op basis van aanbevelingen vanuit de EADV/ NDF richtlijn: Indicaties voor zelfcontrole met insulinetherapie
Richtlijn normverbruik per kwartaal
Periode van evaluatie
Verlenging
1 – 2 x daags insulinetherapie (start periode)
200 teststroken (dagelijks nuchter, wekelijks dagcurve pre-prandiaal en op indicatie wekelijks 7-punts dagcurve)
3 maanden
Maximaal 3 maanden
1 – 2 x daags insulinetherapie (na 3-6 maanden)
100 teststroken (wekelijks dagcurve en extra metingen op indicatie)
Doorlopend
≥ 3 x daags insulinetherapie
400 teststroken (dagelijks dagcurve preprandiaal en op indicatie wekelijks 7-punts dagcurve)
Doorlopend
Insulinepomptherapie (start periode)
650 teststroken (dagelijks 7-8punts dagcurve)
6 maanden
Insulinepomptherapie (na 6-12 maanden)
450 teststroken
Doorlopend
Maximaal 6 maanden
EADV-standpunt diabeteshulpmiddelen Maart 2014
(dagelijks 405 metingen en 2x per week 7-punts dagcurve)
Indicaties voor zelfcontrole zonder insulinetherapie
Richtlijn normverbruik per kwartaal
Periode van evaluatie
Verlenging
Voorbereiding Insulinetherapie
50 teststroken (wekelijks 4-punts dagcurve afwisselend pre- en postprandiaal)
3 maanden
Maximaal 3 maanden
Verdenking ontregeling diabetesregulatie
50 teststroken (wekelijks 4-punts dagcurve afwisselend pre- en postprandiaal)
3 maanden
Maximaal 3 maanden
Gebruik bloedglucose beïnvloedende medicatie (start periode)
450 teststroken (dagelijks dagcurve en op indicatie 1 extra dagelijkse meting)
3 maanden
Maximaal 3 maanden
Zwangerschapswens
115 teststroken (1 week 7-punts dagcurve waarna 2 x per week 4-punts dagcurve afwisselend pre- en postprandiaal) 50 teststroken (wekelijks 4-punts dagcurve afwisselend pre- en postprandiaal)
1ste jaar
400 teststroken (1 week 7-punts dagcurve waarna dagelijks 4-punts dagcurve nuchter en postprandiaal)
Duur zwangerschap
Diabetes Gravidarum (zwangerschapsdiabetes)
2de jaar
Afspraken rondom gebruik extra diabetestestmaterialen bevordert doelmatigheid Er kunnen omstandigheden zijn waardoor een patiënt (tijdelijk) het afgesproken normgebruik voor diabetestestmaterialen overschrijdt. Duidelijke afspraken rondom te verwachten meerverbruik van diabetestestmateriaal is behulpzaam in de communicatie tussen patiënt, diabeteszorgverlener en ziektekostenverzekeraar en zal doelmatigheid bij alle betrokken partijen bevorderen. EADV pleit voor een duidelijke procedure voor de aanvraag van extra diabetestestmaterialen en een snelle afhandeling ervan. Hieronder een overzicht van mogelijke indicaties voor meerverbruik van diabetestestmateriaal.
EADV-standpunt diabeteshulpmiddelen Maart 2014
Indicaties voor meerverbruik zelfcontrole bij insulinegebruik Moeilijk instelbaar starter
Periode 6 maanden
Verlenging met nieuwe aanvraag meerverbruik 6 maanden
Moeilijk instelbaar blijvend
6 maanden
Langdurig meerverbruik
Instellen op andere insulinetherapie
6 maanden
6 maanden
Ontregeling door ziekte/ stress
6 maanden
6 maanden
Ontregeling door ziekenhuisopname
6 maanden
6 maanden
Ontregeling door gebruik bloedglucose beïnvloedende medicatie Sport gerelateerde omstandigheden
6 maanden
6 maanden
6 maanden
Langdurig meerverbruik
Arbeid gerelateerde omstandigheden
6 maanden
Langdurig meerverbruik
Zwangerschapswens
12 maanden
12 maanden
Zwangerschap
12 maanden
-
Frequente hypoglycaemiën
6 maanden
Langdurig meerverbruik
Hypounawareness
6 maanden
Langdurig meerverbruik
Hyperinsulinisme
6 maanden
6 maanden
Kinderen
Tot 18 jaar
Chronische longaandoening COPD
Onbepaalde tijd
Cysticfybrosis (taaislijmziekte)
Onbepaalde tijd
(Voorbereiding op) Nierdialyse
Onbepaalde tijd
Privacy van persoonsgegevens EADV verwacht dat de zorgverzekeraar bij de uitvoering van zijn plannen rekening houdt met de Wet bescherming persoonsgegevens. Diabetesprofessionals hebben een geheimhoudingsplicht jegens hun patiënten en zij alleen na toestemming van de patiënt persoonsgegevens en/ of behandelgegevens mogen delen met derden zoals een zorgaanbieder.