Diabetes mellitus - Suikerziekte Heel frequent voorkomend probleem voor de volksgezondheid
DEFINITIE
Enge zin: overmatig verlies van suiker (glucose) in urine
Bredere zin (niet enkel invloed op suikers): eigenlijk een complexe stoornis in het metabolisme van eiwitten, suikers en vetten
Verhoging van glucose in bloed
Veranderingen in metabolisme van eiwitten en vetten
Veroorzaakt door absoluut of relatief tekort aan insuline (wordt gemaakt in pancreas)
Te wijten aan stoornis in werking van Insuline
Insuline geproduceerd in ß-cellen van pancreas
INDELING
Verhoogd risico op diabetes
Normale glucosetolerantie
Behoren tot risicogroep (familiaal)
Zwangerschapsdiabetes
Zwangerschap zorgt voor een belasting van het metabolisme, dit is de druppel die de emmer doet overlopen, er is een latente neiging aanwezig
Treedt op tijdens en verdwijnt na zwangerschap
Een derde tot de helft later diabetes mellitus
Verhoogde morbiditeit en mortaliteit voor fœtus
Verminderde glucosetolerantie (tussenstap)
Gestoorde OGTT (orale glucose tolerantie test) minder tolerant
Evolutie naar diabetes 7,5% per jaar
Diabetische vaatverwikkelingen
ORALE GLUCOSE TOLERANTIE TEST Men geeft u suiker en daarna volgt men de glucoseconcentraat in uw bloed gedurende twee uur. Normaal is die onder 200mg. Nuchter moet je minder dan 126
hebben. De witte lijn, toont werking insuline: zorgt ervoor dat bloedsuiker terug zal dalen. Bij storing kijk naar rode lijn: de glucose in het bloed zal harder doorschieten en langzamer dalen. Na twee uur duidelijk te hoge bloedsuiker. Nog geen diabetes maar neigt ernaar. Ook al enkele problemen van diabetespatiënten.
Diabetes mellitus type 1
Absolute insuline deficiëntie
Insuline-afhankelijk/dependent voor de rest van je leven
Juveniel type: bij jonge mensen, absoluut gebrek aan insuline, geen productie insuline, afhankelijk van inspuiten van insuline
Diabetes mellitus type 2
Produceren veel insuline maar zijn er resistent tegen, de cellen reageren hier niet meer op
Relatieve insuline deficiëntie
Insulineresistentie
Niet-insuline afhankelijk (produceren wel insuline)
Maturity-onset: volwassen
Overgewicht
Secundaire diabetes mellitus
Chronische pancreatitis; haemochromatose; Cushing
DIAGNOSE
Willekeurige glycaemie > 200 mg/dl
Nuchtere glycaemie > 126 mg/dl
Eventueel glucosurie (suiker in de urine)
HgbA1c: geglycosyleerd hemoglobine
Glucose gaat zich binden aan hemoglobine
Percentage hemoglobine bezet met glucose: bij iedere diabeticus moet men dit regelmatig meten (prikker)
Normaal 4-6%
Percentage verhoogt met gemiddelde glycaemie
Parameter voor diabetesregeling : beste parameter om suikerregeling te kennen: hoe hoger, hoe slechter de suiker geregeld is
ONTSTAANSWIJZE
Diabetes mellitus type 1
Erfelijke achtergrond
Auto-immune destructie van ß-cellen in pancreas
Omgevingsfactoren: virale infecties
Plotse metabole decompensatie
Absoluut tekort aan insuline
Zonder insuline dodelijke afloop
Diabetes mellitus type 2
Erfelijke achtergrond
Obesitas
Resistentie aan insuline
Relatief tekort aan insuline
Niet-afhankelijk van insuline
Belangrijke morbiditeit
Belangrijke mortaliteit: sterftecijfers 2-3 x hoger dan bij niet-diabetes controlegroep
10% van onze oudere bevolking heeft d.m. type 2
NORMALE WERKING VAN INSULINE
Recapitulatie (zie leverziekten): Glucose wordt opgenomen in de levercel. De dikke rode pijlen worden gestimuleerd in aanwezigheid van insuline. Je neemt glucose op in de cellen, eerste reden van daling bloedsuiker. Tweede reden aanmaken van reservesuiker, glycogeen. Ten derde onder invloed van insuline gaat in het spierweefsel het evenwicht verschuiven van aminozuur naar eiwitten. Het is het enige anabool hormoon. Het zorgt voor een opbouw. Zowel in de lever, in de spieren en vetten.
EFFECTEN BIJ TEKORT AAN INSULINE
Bij insuline tekort. Dan verschuift het evenwicht in tegenovergestelde richting. Glucose wordt niet meer in de cel opgenomen. De poort blijft dicht. Glycogeen wordt afgebroken en eiwitten (spieren) en vetten worden ook afgebroken. Vanuit aminozuren worden dan in de levercel omzettingen gedaan naar glucose, neoglucose (nieuwe glucose). Vetaanmaak wordt nu niet meer gestimuleerd. Vetzuren gaan naar de lever en worden dan gemetaboliseerd. Er ontstaan ketonzuren. Bij ontregelde suikerzuren, wordt je zuur en ga je hyperventileren om het uit te ademen. Als je een hoge cholesterol hebt, heb je meer kans op cardiovasculair lijden. Dit is een complexe metabole ontregeling.
GEVOLGEN VAN INSULINETEKORT
Hyperglycaemie
Verminderde opname van glucose in cellen, hogere bloedsuiker (geen opname in cellen, afbraak glycogeen en ontstaan neoglucose)
Verhoogde glucoseproductie in lever
Glucosurie
Overschrijden van glucose absorptiecapaciteit in tubuli
Glucose in urine
Osmotische diurese
Polyurie (veel plassen en dorst), nycturie (’s nachts plassen), polydipsie (veel water drinken)
Vermagering door verlies van calorieën
Verhogen van vetconcentraties in bloed
Ketonen > ketoacidose
Cholesterol en triglyceriden > atheromatose
Arteriosclerose: slagaderverharding door afzetting vetstoffen tegen de binnenwand van de slagader
van
plaque
van
VERWIKKELINGEN
Angiopathie: lijden van de bloedvaten
Macroangiopathie: lijden van de grote bloedvaten
Cardiovasculaire verwikkelingen hersenen, onderste ledematen
Arteriosclerose
belangrijkste
doodsoorzaak:
hart,
Microangiopathie
Aantasting kleine bloedvaten, capilairen
Secundair aan de metabole afwijkingen
Belang van zeer strikte diabetesregeling
Vooral ogen en nieren: o Diabetische retinopathie > blindheid bv. aantasting capilairen in de retina kan je blind worden dus jaarlijks naar de oogarts om met laser te behandelen o Diabetische glomerulopathie > nierinsufficientie : eiwitverlies, glomeruli beschadigd, nierfunctie gaat progressief achteruit (kunstnier, niertransplantatie enzovoort). Goede indicatie voor gecombineerde nier en pancreas transplantatie want dan je ineens terug insuline aanmaken
RETINOPATHIE
Rechts is bij diabetes. Bloedingen in retina. Beschadigde capillairen.
Neuropathie
Perifere sensibele polyneuropathie o Vooral onderste ledematen: hevige schietende pijnen in de onderste ledematen, benen o Gevoelstoornissen o Paresthesieën (tintelingen) en pijn
Autonome neuropathie o Gastrointestinaal: diarree, gestoorde maaglediging o Urogenitaal: impotentie, gestoorde blaaslediging o Cardiovasculair: orthostatische hypotensie (bloeddruk daalt plots bij rechtstaan, normaal onmiddellijke vasoconstrictie bij rechtstaan maar bij hen niet dus ze vallen), verlies van pijnsensatie bij hartinfarct
Diabetische voet
Combinatie: gevoelsstoornissen bv. voelen geen wonde (neuropathie), beschadigde kleine (microangiopathie) en grote aders (macroangiopathie)
Circulatie gaat dicht en voeten sterven af
Verhoogde vatbaarheid voor infecties
Hypoglycaemisch coma
Teveel Insuline
Teveel inspanning/ te weinig gegeten bij normale insuline
Geen evenwicht
Plots symptomen/manifestatie
Orthosympatische reacties: zweten, hongergevoel, hartkloppingen, …
Adrenaline wordt gestimuleerd, als je niet oplet in diepe coma
Bewustzijnsverlies
Lage bloedsuiker
Behandeling door toediening van suiker per os of intraveneus: best altijd suiker bij hebben, indien in coma dan via infuus
Zeer gevaarlijk voor de hersenen, als je hier lang in bent dan zeker beschadiging
Hyperglycaemisch ketoacidotisch coma: door ketonlichamen ontstaat er acidose
Insulinetekort
Traag optredend
Cascade van symptomen door insulinetekort
Dehydratatie, shock, coma
Hoge bloedglucose, glucosurie (suiker in water, veel plassen en drinken), acidose, hyperventilatie
Uiteindelijk in shock doordat je water en suiker blijft verliezen en daarna in coma
Intensieve behandeling met vocht en insuline
BEHANDELING BEHANDELING BIJ TYPE 1
Doelstellingen
Correctie van symptomen
Preventie van hypo- en hyperglycaemisch coma
Preventie van complicaties
Maximale aanvaarding, zelfcontrole en integratie in normale maatschappij
Compromis tussen biochemisch wenselijke en psychisch haalbare
Insuline therapie
Kortwerkende: Actrapid, Novorapid
Langwerkende: Insulatard, Lantus
Subcutaan: abdomen, bovenarm, dij
Pensysteem
Basaal-bolus systeem: kortwerkend ‘s morgens voor ontbijt dus laag houden suiker tijdens voormiddag (zelfde voor lunch en diner) o Dosis kortwerkende voor elke maaltijd o Dosis langwerkende voor slapengaan o Normaal vier spuiten per dag
Split insuline therapie o Voor ontbijt en avondmaal o Mengsel van kort- en langwerkende (Mixtard)
Dieet
Maaltijden van constante samenstelling en op constante tijdstippen
Vaste dosis fysische inspanningen
AVVZ dieet ter preventie cardiovasculaire aandoeningen
Beperking snel resorbeerbare koolhydraten
Lichamelijke activiteit
Verbrandt suiker zonder insuline actief sporten is goed, beste preventie voor hart- en bloedvaatziekten
Preventie van atherosclerose
Geen invalidencomplex
Educatie en zelfcontrole
Patiënt zelf staat in voor dagdagelijkse therapie
Regelmatig zelfcontrole op bloedsuiker
Diabetesdagboek
Controle door arts
Controle op verwikkelingen
BEHANDELING BIJ TYPE 2
Doelstelling: vooral voorkomen van atherosclerose
Dieet
Vermagering bij obesitas
AVVZ dieet
Beperking snel resorbeerbare suikers en alcohol
Regelmatig fysische inspanningen
Rookverbod en bloeddrukcontrole
Medicatie
Sulfonylurea’s: Diamicron, Glurenorm, Amarylle,..
Glucophage
Evt. Insuline
Obesitas - Zwaarlijvigheid PREVALENTIE
Toenemende verzwaring van de bevolking
Zowel bij Volwassenen Adolescenten Kinderen
Niet alleen in Westen: uitbreiding naar Oosten
1988-1994; USA: Tabel
DEFINITIES
Body mass index (BMI) : Kg/m2
Normaal: 20-25
Overgewicht : 25.0-29.9
Obesitas : 30-39.9
Morbide/dodelijke obesitas : ≥ 40
Middelomtrek (2e factor na BMI, onafhankelijke risicofactor naar uw gezondheid toe)
Maat voor morbiditeits- en mortaliteitsrisico
~Verdeling van lichaamsvet
Abdominaal vet: Viscerale, androïde, appelvormige obesitas (vetopstapeling op de buik) gevaarlijk!
Hoger gezondheidsrisico dan perifere, (vetopstapeling op dijen en heupen)
gynoïde,
peervormige
obesitas
Sterk verhoogd risico Man ≥ 102 cm Vrouw ≥ 88 cm
Cardiovasculair risico bij bovenstaande gegevens
Nu aangepast: bij vrouw taille van max. 80 en man van max. 94
Probleem met definitie, men houdt geen rekening met leeftijd, maar men kan veronderstellen hoe ouder, hoe hoger de tailleomtrek
Risico van obees: verhoogde sterfte, verhoogd risico op kapotte knieën, meer risico op kanker, enz.
Afvallen en meer beweging
Naar psycholoog voor cognitieve gedragstherapie
Bij mobide maagoperatie
EVALUATIE
BMI Middelomtrek
Verdere risicobepaling ter bepaling intensiteit klinische interventie
Zeer sterk verhoogd risico
• • •
Coronaire hartziekten Andere cardiovasculaire aandoeningen Type 2 diabetes
Andere risicofactoren
• • • • • • • • •
Fysieke inactiviteit Hoge triglyceriden Roken Arteriële hypertensie Gestoorde OGTT Familiale cardiovasculaire antecedenten Lage HDL cholesterol ≤ 40 mg/dl Suboptimale LDL cholesterol ≥ 110 mg/dl Leeftijd ≥ 45 jaar voor mannen en ≥ 55 jaar voor vrouwen
Indicatie voor vermagering
BMI ≥ 30 !
BMI ≥ 25.0 – 29.9
of middelomtrek ≥ 88 cm voor vrouwen of 102 cm voor mannen
plus ≥ 2 risicofactoren
Indicatie voor stabilisatie van gewicht
BMI ≥ 25.0 – 29.9
of middelomtrek ≥ 88 cm voor vrouwen of 102 cm voor mannen
Geen of maximaal 1 risicofactor
BEHANDELING
Overleg arts – patiënt
Betrokkenheid en engagement van patiënt cruciaal voor welslagen
Doel:
vermageren 0.5 tot 1.0 kg per week
10% gewichtsafname na 6-12 maanden behandeling
Componenten van behandeling
Energiebeperking
Toename van fysieke activiteit
Gedragsverandering
Eventueel plus farmacotherapie
Eventueel bariatrische heelkunde (= obesitas chirurgie)
Dieettherapie
Laag calorie dieet : 500-1000 kcal onder de dagelijkse behoefte
Evt. Zeer laag calorie dieet : Uitsluitend gebruik van vervangsmaaltijden, 500-800 kcal per dag
Fysieke activiteit: gunstige invloed op
Gewicht en lichaamsamenstelling
Bloedlipiden, bloeddruk en insulineresistentie
Gemoedstoestand
Cognitieve gedragstherapie
Ontwikkelen van strategieën voor o Controle over keuze van voedsel en eetgedrag o Verhoging van energieverbruik
Veranderen van levensstijl
Elementen o Bevorderen van motivatie (“Motivational interviewing”) o Stimuluscontrole o Veranderen van negatieve gedachten o Aangeleerde zelfcontrole o Stress management o Hervalpreventie