derde leerjaar
3 www.lessenpakket.be
Wie zorgt voor het vlees? Tip voor de leerkracht:
Doelen
• start deze les met een aftastend gesprek over wat kinderen al weten over vlees, de oorsprong en de bereiding ervan. Misschien zit er wel een slagerszoon in de klas. • laat de eerste rubriek stil lezen en diep de inhoud uit aan de hand van een kringgesprek, bv. (rubriek ‘De boer’): * welke voeding tijdens de zomer / winter; * onderhoud van de stallen (stro voor vleesdieren, roosters voor melkkoeien); * welke taken de boer nog vervult (melken, hulp bij kalveren, naar de weide en op stal brengen…) • laat dan de tweede rubriek hardop lezen door een leerling. Lees de derde rubriek zelf voor… telkens gevolgd door een interactief gesprek. Verrijk met gerichte vraagstelling.
• beroepen uit de vleessector beschrijven; • inzien dat veel mensen zorgen voor het vlees dat dagelijks in de winkel komt; • de zorg waarmee vlees wordt geproduceerd, verhandeld en bewerkt, waarderen.
De boerderij
Lees aandachtig wat er allemaal gebeurt (en door wie) zodat we elke dag gezond en lekker vlees kunnen eten. Let op, we maken de afspraak: • slachter: is iemand die dieren slacht, bv. in het slachthuis; • slager: winkelier Schrijf bij elke prent enkele zinnen over het beroep van deze mensen.
De boer zorgt voor de juiste voeding van de dieren, zodat ze gezond opgroeien. Hij kweekt ook dieren: dat wil zeggen dat hij mannelijke en vrouwelijke dieren kiest die samen gezonde ‘jongen’ krijgen. Hij zorgt dan weer dat die gezond en wel opgroeien. ................................................................... ...................................................................
........................................................................................................ ........................................................................................................ Het slachthuis In het slachthuis wordt ervoor gezorgd dat de dieren klaar zijn voor het vleesbedrijf. Het slachten moet snel en pijnloos gaan. Het slachthuis moet steeds goed schoongemaakt worden, hygiëne is hier erg belangrijk. De ‘koudeketen’ moet goed bewaakt worden. Dit wil zeggen: er moet worden gezorgd dat de temperatuur steeds laag blijft in alle delen van het slachthuis waar er vlees is. ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................
www.lessenpakket.be
vlees derde leerjaar - pagina 2
3
Wie zorgt voor het vlees? Het vleesbedrijf In het vleesbedrijf wordt het vlees versneden in kleine hoeveelheden. Er worden ook fijne vleeswaren (charcuterie) bereid. Alles kan nu naar het warenhuis. Kippenboutjes krijgen een sausje, er worden hapjes gemaakt die je zo in de oven kunt zetten, worsten… In de zomer is het uitkijken welk weer het wordt. Is het enkele dagen lang goed weer, dan moeten de arbeiders hard werken. De winkels hebben veel vlees voor de barbecue nodig. In het vleesbedrijf wordt hard gewerkt om alles klaar te maken, want de volgende dag moeten de winkels vol liggen met lekkere hapjes. Wil een winkel een aanbieding doen van pitavlees, van ham, van biefstuk,… dan wordt er in het vleesbedrijf keihard gewerkt om die bestelling snel klaar te maken. Dikwijls wordt het vlees hier ook verpakt, zodat het beter bewaart. Veel supermarkten en slagerijen maken hun eigen vleesbereidingen. ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................
rusten. Hun inspectie van het slachthuis is erg streng: zieke dieren worden verwijderd en vernietigd en ze controleren natuurlijk de hygiëne heel goed. In het vleesbedrijf moeten papieren aantonen van welke dieren het vlees komt. In de winkels meten ze de temperatuur van de koelinstallatie. Ze zorgen voor onze gezondheid, je snapt wel dat deze mensen veel werk hebben. ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................ De groothandel De groothandel koopt vlees van verschillende vleesbedrijven. De slagers bestellen bij de groothandel wat ze nodig hebben. Met koelwagens wordt de bestelling bij de slagers geleverd.
........................................................................................................ De controleurs De controleurs zijn elke dag op pad. Ze bezoeken de boer om te kijken of de dieren gezond zijn en goed behandeld worden. Ze kijken na of de dieren wel goed vervoerd worden. Er moet genoeg plaats zijn in de vrachtwagen, de dieren moeten kunnen www.lessenpakket.be
........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................
vlees derde leerjaar - pagina 3
3
Wie zorgt voor het vlees? De slager Elke dag is de slager in zijn winkel bezig. De mensen schuiven aan, iedereen wil wat anders. Achter de winkel is de werkplaats van de slager. Hier maakt hij dingen klaar die de mensen vragen. Vlees op de juiste manier snijden is zijn specialiteit. Een biefstukje kan dun gesneden worden of juist wat dikker, net zoals de klant wil. Hij maakt ook bereidingen. Hebben de mensen graag gehaktballetjes die je nog maar moet opwarmen? De slager zorgt dat in zijn koeltoog een mooie stapel gehaktballetjes klaarligt. ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................
Wie zegt het? Vul de naam van het beroep in achter de uitspraak. Ik moet nog 400 kippen slachten, een heel werk!
Noteer de beroepen in de juiste volgorde. Schrijf het cijfer ‘1’ in het rondje bij wie eerst komt. Trek dan een pijl naar wie volgt en schrijf een ‘2’ in het rondje. Maak zo de hele reeks af. Opgelet! De controleurs kunnen bij ieder ander beroep controleren. Bij ‘controleurs’ hoort geen volgnummer. Je trekt pijlen van ‘controleur’ naar alle andere beroepen.
........................................................................................................ Vandaag maken we een hele lading kalfsburgers voor het grootwarenhuis. ........................................................................................................ Ik controleer de temperatuur in het slachthuis en in de koeltoog van de slager. ........................................................................................................
slager
vleesgroothandel controleur
slachter
........................................................................................................
vleesbedrijf boer
www.lessenpakket.be
Wilt u de biefstuk dun gesneden, mevrouw? Eerst de stal proper maken en dan water aan de dieren geven.
Ik lever de hammen morgen, slager! ........................................................................................................
vlees derde leerjaar - pagina 4
3
We maken hapjes voor een feest Kleine worstenbroodjes.
Doelen
Lees goed lees wat je nodig hebt en hoe je het bereidt… het wordt beslist lekker! Dit heb je nodig: Gehakt: ongeveer 50 g per kind. Plakjes bladerdeeg Ei Paneermeel Kruiden
• met zorg een hapjes klaar maken waarin vlees is opgenomen; • verwoorden en toepassen hoe je hygiënisch omgaat bij vleesbereidingen; • een bereiding maken aan de hand van een recept.
Zo bereiden we het: Zorg dat je handen gewassen zijn. Ga eventueel vooraf naar het toilet en vergeet niet je handen met zeep te wassen. Nu, aan het werk! Plet het gehakt. Meng het met ei en wat paneermeel. Verdeel het gehakt in kleine stapeltjes. Meng het gehakt met de kruiden die je koos: curry, paprikapoeder, look, zout… Rol kleine worstjes van het gehakt. Leg ze voorzichtig even in kokend water. Wanneer ze boven komen drijven, zijn ze gaar. Haal ze er voorzichtig uit, bijvoorbeeld met een schuimspaan. Snij plakjes bladerdeeg. Leg een worstje op een plakje bladerdeeg en vouw het dicht. Kluts een ei. Bestrijk het bladerdeeg met wat ei. Verwarm de oven tot 200 graden. Bak de worstenbroodjes gedurende ongeveer 15 minuten (afhankelijk van de grootte). Als ze klaar zijn haal je ze uit de oven en laat je ze even afkoelen. Dit zijn fijne hapjes voor een feest of een receptie, smakelijk! Knip deze prenten uit en rangschik ze in de juiste volgorde. Schrijf bij elke prent een zin die vertelt wat we moeten doen.
www.lessenpakket.be
vlees derde leerjaar - pagina 5
3
Interview met de slager Tip voor de leerkracht:
Doelen
Lees deze vragen. Ze helpen je een interview af te nemen van de slager. Vraag beleefd of de slager even tijd voor je heeft. Je gaat met z’n tweeën op interview, zodat iemand de vragen kan stellen en de andere het antwoord noteert. Handig is natuurlijk wanneer je een dictafoon hebt. Dat is een kleine cassetterecorder waarmee je een gesprek kunt opnemen. Lees vóór je begint zelf de vragen heel goed door. Wellicht vind je zelf nog een en ander dat je wil vragen. Bedenk zelf vooraf wat de antwoorden op de vragen kunnen zijn. Dag meneer, mogen we enkele vragen stellen over uw slagerswinkel? Hoe word je slager? Bestaat er een school om de slagersstiel te leren? Wat is moeilijk aan het beroep van slager? Wat moet een slager goed kunnen? Waar koop je je vlees in? Wat bereid je zelf? Welk gerecht vraagt het meeste werk?
www.lessenpakket.be
• een elementair interview (vraaggesprek) kunnen afnemen bij een slager; • afspraken maken om de informatie te registreren en achteraf te verslaan; • zich inleven in een toegewezen rol (slager / interviewer).
Door wie wordt het vlees gecontroleerd? Waar bewaar je het vlees opdat het vers zou blijven? Welke zijn uw belangrijkste machines of werktuigen? Hoe laat begint u ’s morgens te werken? Wat vindt u zelf het lekkerste dat u verkoopt? Vindt u het een leuk beroep? Bedankt voor uw tijd, slager! Kun je geen slager interviewen? Kies dan enkele vragen uit, zoek antwoorden op en speel met een klasgenootje een rollenspel: slager en interviewer.
vlees derde leerjaar - pagina 6
3
Verborgen woorden Doelen
De slager heeft een hoop woorden in dit rooster verstopt. Vind de woorden die met het werk van de slager te maken hebben: ze staan horizontaal of verticaal. Je kunt de twaalf woorden op de volgende bladzijde nalezen. Geef elk woord een kleur.
s w o r s t h b o k
c a m e r a y I e o
h a m b u r g e r e
n s o g s o i f s l
Op de volgende bladzijde staan dus de woorden die in het rooster zitten. Schrijf bij elk woord een zinnetje erover. We geven een aantal hulpwoorden die je mag
www.lessenpakket.be
• woordenschat in verband met vlees en slagerij uitbreiden; • begrippen in verband met vlees en slagerij in een zin gebruiken
i r b e s o e s n i
t s u h a m n t ij n
z p I a t o e u d g
e e s k e s m k e a
l k o t e l e t n s
(maar niet moet) gebruiken: pan, lekker, bakken, stokje, bewaren, proper, met frieten, met een korstje, met eieren, bij de boterham, doe ik voorzichtig, eten we soms, lust ik graag…
vlees derde leerjaar - pagina 7
3
Verborgen woorden hygiëne:
ham:
........................................................................................................
........................................................................................................
koeling:
biefstuk:
........................................................................................................
........................................................................................................
snijden:
spek:
........................................................................................................
........................................................................................................
worst:
schnitzel:
........................................................................................................
........................................................................................................
hamburger:
kotelet:
........................................................................................................
........................................................................................................
gehakt:
brochette:
........................................................................................................
........................................................................................................
Bekijk deze tekeningen. Onder elke tekening hoort een woord uit de reeks hierboven.
www.lessenpakket.be
vlees derde leerjaar - pagina 8
3
Wegen met vlees 1 Rangschikken van een aantal gewichten De slager verpakt kip op Chinese wijze. Rangschik de pakjes van licht naar zwaar. 356g 536g 653g 454g 250g 1kg 1/2kg
Doelen • de maateenheden kg en g kennen en hanteren; • diverse bewerking met kg en g oplossen, waarbij dient vergeleken hoe beide maateenheden aan elkaar dienen gerelateerd worden; • eenvoudige breuken begrijpen en toepassen in bewerkingen; • de oplossing en de oplossingsweg vergelijken via een leergesprek.
2 Anouk gaat naar het warenhuis en koopt ongeveer 500g voorverpakt gehakt . Welke twee pakjes benaderen samen het dichtst een halve kg? 225 g 310 g 270 gram 290 gram 3 Welk pakje bevat ongeveer een halve kg stoofvlees? A 350g B 600g D 965g E 485g
C 122g F 580g
Vul in en doorstreep wat fout is: De beste keuze is pakje .. > het weegt ……g.
6 Moeder kocht 600g gehakt. Ze houdt 1/3 apart voor morgen en gebruikt de rest om vandaag vleesbrood te bereiden. Hoeveel g wordt bijgehouden? …….. Hoeveel g gebruikt ze vandaag?............. Duid dit aan op het schema:
Het weegt … gram meer / minder dan een halve kg. 4 Ham kost 16 euro per kg. Senne koopt 1/4 kg. Hoeveel moet hij betalen? ……….. Vul ook nog in: ¼ kg = … g. 5 Konijn kost 20 euro per kg. Mourak koopt 100g.
Schrijf erbij: Het geheel is 600g. Schrijf in elk deel: 1/3. Schrijf bij elk deel hoeveel g het is. Kleur elk van de delen in een andere kleur.
Hoeveel moet hij betalen? 7 Een slager heeft 950g vlees om worst te maken. Om je te helpen: hoeveel pakjes van 100g Hij maakt eerst 360g, dan nog een keer 270g en 190g. zijn samen 1kg? ….. pakjes. Hoeveel g vlees blijft er over? 1kg kost …. euro. 100g kost…. euro www.lessenpakket.be vlees derde leerjaar - pagina 9
3
In de supermarkt We winkelen in de supermarkt. Je mag nemen wat je wil. Trek een lijn van het product naar het juiste mandje: met vlees, zonder vlees of soms met vlees. Zijn er producten bij die je niet kent? Vraag aan je klasgenootjes of aan je leerkracht. Verzin zelf nog enkele producten die bij de karretjes horen. Noteer de naam ervan in passende mand.
www.lessenpakket.be
Doelen • inzien dat vlees een belangrijk aandeel heeft in het aanbod van de supermarkt en in onze voeding; • producten rangschikken naargelang ze al wel / niet / soms vlees bevatten.
vlees derde leerjaar - pagina 10
3