BSO Derde graad Derde leerjaar Thuis- en bejaardenzorg Vakken TV Huishoudkunde: 2 uur/week TV Verzorging: 2 uur/week Praktijk Huishoudkunde: 2 uur/week Praktijk Verzorging: 2 uur/week Stage Huishoudkunde: 4 uur/week Stage Verzorging: 8 uur/week
BSO – derde graad – derde leerjaar Thuis- en bejaardenzorg VR99025
Voorlopige richtlijnen bij het leerplan voor het fundamenteel gedeelte Thuis- en bejaardenzorg (nr. 99025) 1
Wijziging lessentabel Per 1 september 2004 wordt een wijziging aangebracht in de lessentabel voor het 3e leerjaar van de 3e graad BSO Thuis- en bejaardenzorg. Waar tot op heden het fundamenteel gedeelte binnen de lessentabel bestond uit 24 lestijden, zal dat op 1 september 2004 op 20 lestijden worden gebracht zodat ook 4 lestijden complementair gedeelte worden gecreëerd waarbinnen de school eigen accenten kan leggen. In onderstaande tabel werden de wijzigingen inzake lestijden cursief aangegeven.
PV Praktijk huishoudkunde PV Praktijk opvoedkunde PV Praktijk verzorging PV/TV Stage huishoudkunde PV/TV Stage verzorging TV Huishoudkunde TV Opvoedkunde TV Verzorging
tot 31.08.2004 2 2 2 4 8 2 2 2
vanaf 01.09.2004 1 1 1 4 8 1 2 2
Wijzigingen aan een lessentabel worden doorgaans gekoppeld aan nieuwe leerplannen. In het licht van de op til staande wijziging van het KB ’78, dat zal leiden tot het bekomen van het ‘label’ Zorgkundige’, maar dat tot op heden nog niet gepubliceerd werd, zullen nieuwe leerplannen echter pas tegen 1 maart 2007 ter advisering worden voorgelegd.
2
Voorstel voor het schooljaar 2006-2007 De scholen van het Gemeenschapsonderwijs gebruiken het bestaande leerplan Thuis- en Bejaardenzorg (99025). Hierbij wordt wel rekening gehouden met de vermindering van het aantal lestijden per week door een aantal leerinhouden als uitbreiding te beschouwen. Scholen die opteren voor 36 lestijden per week, volgen het leerplan integraal. Uitbreiding binnen PV Praktijk huishoudkunde Onderhoud van textiel • handwas • machinewas: afwerken, drogen, strijken, opbergen, • eenvoudig verstelwerk: manueel, machinaal, Onderhoud van de woning • dagelijks onderhoud van de diverse woon- en slaapruimtes • grondig onderhoud van keuken en sanitair • inventaris opmaken
Rago - Pedagogische begeleidingsdienst
1 van 3
BSO – derde graad – derde leerjaar Thuis- en bejaardenzorg VR99025
• defecten melden • herstellingen laten uitvoeren • eenvoudig herstelwerk uitvoeren Verfraaiing van de woning • bloemen schikken • kamerplanten stekken, verpotten • sfeer brengen volgens het jaargetijde of de feestgelegenheid … Uitbreiding binnen PV Praktijk opvoedkunde • Omgaan met bijkomende problemen • Mensen met afwijkingen tengevolge van beroerte • Slechthorenden • Tracheotomiepatiënten • Depressieve mensen • Mensen met afwijkingen als gevolg van amputatie Uitbreiding binnen PV Praktijk verzorging • Basistechnieken in verband met kindzorg (herhaling): bad, verluieren, toedienen van voeding, • omgeving aanpassen aan de behoefte van de kraamvrouw • huidverzorging • borstverzorging • hulp bij opstaan • hulp bij borstvoeding Uitbreiding binnen TV Huishoudkunde Het textiel: onderhoud • was- en strijkfactoren: vocht, beweging, temperatuur, tijd • was- en strijkproducten • apparatuur en diverse programma’s • afwerken en opbergen • wassen buitenshuis: wasserij, wassalon, kostprijs berekenen en vergelijken De woning: onderhoud • onderhoudsproducten • apparatuur: gebruik, onderhoud, veiligheid, herstellingen • werkschema’s: voorbereiding, eigenlijk werken, afwerking • ergonomie • hygiëne: schimmelbestrijding
Rago - Pedagogische begeleidingsdienst
2 van 3
BSO – derde graad – derde leerjaar Thuis- en bejaardenzorg VR99025
De woning: verfraaiing • bloemen en planten • decoraties Uitbreiding binnen TV Verzorging Moederzorg • Algemene aandachtspunten: pols en temperatuur, rust en mobilisatie, de voeding, mictie en defaecatie, bloedcirculatie, lochia Uitbreiding binnen TV Opvoedkunde • Ondersteuning van de sociale contacten in de kraamhulp: ontvangen van bezoek zonder de kraamvrouw te erg te belasten; omgaan met een jaloerse peuter/kleuter
Rago - Pedagogische begeleidingsdienst
3 van 3
Inhoudstafel 1.
Lessentabel
2
2.
Beginsituatie
3
3.
Profielschets
4
4.
Algemene doelstellingen
5
5.
Algemene pedagogisch-didactische wenken en middelen
6
6.
Leerinhouden, leerplandoelstellingen en pedagogisch-didactische wenken
9
6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
TV en PV (praktijk) Huishoudkunde PV (stage) Huishoudkunde TV en PV (praktijk) Verzorging PV (stage) Verzorging
9 13 16 26
7.
Organisatie van de stages
29
8.
Evaluatie
31
9.
Minimale materiële vereisten
32
9.1. Praktijklokaal Verzorging 9.2. Praktijklokaal Huishoudkunde 9.3. Algemene didactische middelen
32 34 34
10. Bibliografie 10.1. Boeken 10.2. Tijdschriften 10.3. Audiovisuele middelen
35 35 38 39
1
1. Lessentabel Basisvorming
12 u
Godsdienst/ N.-C. Zedenleer Frans Lichamelijke Opvoeding 2 Project Algemene Vakken Nederlands – Geschiedenis Wisk. – Wet. – Aardr.
3 3
Optioneel gedeelte
24 u
Huishoudkunde Opvoedkunde Verzorging Praktijk Huishoudkunde Praktijk Opvoedkunde Praktijk Verzorging Stage Huishoudkunde Stage Verzorging
2 2 2 6
Godsdienst/ N.-C. Zedenleer Nederlands Lichamelijke Opvoeding
2 2
Project Algemene Vakken Frans – Geschiedenis Wisk. – Wet. – Aardr.
6
2 2 2 2 2 2 4 8
3 3
TV TV TV PV PV PV PV PV
2
2. Beginsituatie Kunnen als regelmatige leerling tot het specialisatiejaar “Thuis- en bejaardenzorg” worden toegelaten: • de houders van het diploma van het secundair onderwijs, uitgereikt in een studierichting van het algemeen, het technisch of kunstsecundair onderwijs die overeenstemmend is met de studierichting waarvoor geopteerd wordt in het derde leerjaar “Thuis- en bejaardenzorg”; • de houders van het getuigschrift tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, uitgereikt door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap; • de houders van het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, uitgereikt in een studierichting van het beroepssecundair onderwijs die overeenstemmend is met de studierichting “Thuis- en bejaardenzorg”. Overeenstemmende studierichtingen zijn: - bijzondere jeugdzorg; - gezins- en sanitaire hulp; - kinderverzorging; - verpleegaspiranten; - verzorging. De voorkennis kan bijgevolg heel verschillend zijn en variëren van een beperkte tot ruimschootse kennis, vooral dan op het vlak van praktijk. De eventuele tekorten inzake kennis en inzicht t.a.v. bepaalde leerstofitems dienen gedurende het schooljaar o.m. via inhaallessen en extra oefeningen te worden bijgewerkt. Het derde leerjaar van de derde graad “Thuis- en bejaardenzorg” bereidt voor op het werken in de thuissector, de kraamzorg en de bejaardensector. Hiertoe zullen basiskennis, vaardigheden en attitudes, verworven in de derde graad BSO "Verzorging", uitgediept worden en gericht worden op de specifieke doelgroep, op specifieke situaties en op het zelfstandiger optreden. Zelfstandig optreden naast werken in teamverband zijn specifiek voor dit leerjaar.
3
3. Profielschets Na het tweede leerjaar van de derde graad moeten de leerlingen kunnen instappen in de arbeidsmarkt. Ze zijn dan voorbereid op algemene verzorgingstaken in niet-specifieke verzorgingssituaties. Daar de afgestudeerden in team of onder toezicht zullen functioneren, zijn niet dezelfde maturiteit en zelfstandigheid vereist als na het derde leerjaar van de derde graad. Het verschil tussen het opleidingsprofiel van het tweede leerjaar van de derde graad en dat van het derde leerjaar van de derde graad is er één van verdieping en specialisatie naar specifieke doelgroepen en specifieke settings toe, hetzij bejaarden (intra, semi- en extramuraal), hetzij gezinnen (extramurale situatie). Het vindt haar grootste inspiratiebron in het beroeps- en opleidingsprofiel Verzorging, Kinderzorg en Thuis- en bejaardenzorg dat tot stand kwam binnen de sectorale commissie van de Vlaamse Onderwijsraad op basis van documenten aangereikt door het werkveld. In dit specialisatiejaar wordt vooral gestreefd naar een degelijke bijkomende aanvulling van de professionele opleiding die voor erkenning en subsidiëring kan worden gehanteerd als selectiecriterium. Zo vragen de Instellingen en Organisaties die de Thuiszorg inrichten bijkomende vorming o.m. op het vlak van zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Deze gespecialiseerde opleiding in de extramurale sector (thuis- en gezinszorg) is vooral gericht op: - het creëren/continueren van een woon-, leef- en thuissituatie, rekening houdend met de vraagstelling van de persoon/het gezin; - de bestaande gezinsstructuur respecteren; - een praktisch huishoudelijke hulpverlening; - psychosociale hulpverlening; - algemene en familiale hulpverlening. Gezien de groeiende belangstelling voor de first-week-service na de bevalling, kan hieraan specifieke aandacht besteed worden. Belangrijke klemtonen zijn: - een degelijke verzorging van de pasgeborene en de moeder; - de psychopedagogische begeleiding van de andere kinderen; - het geheel of gedeeltelijk overnemen van de huishoudelijke taken; - het flexibel inspelen op specifieke gezinsomstandigheden. Naast techniciteit zijn algemene attitudes, sociale vaardigheden en beroepsgerichte omgangsvaardigheden van fundamenteel belang. Samenwerking met andere hulpverleners en met de organisatie waarin de thuisverzorger functioneert, noopt tot het verdiepen van vaardigheden als gericht observeren, rapporteren en overleggen. De beroepsuitoefening in de intramurale bejaardensector richt zich vooral op het functioneren in een bejaardentehuis of RVT waar specifieke geriatrische aandoeningen en situaties voorkomen. De verzorging gebeurt in teamverband; de verzorgende wordt bijgevolg bij alle taken in mindere of meerdere mate betrokken. Meewerken aan het creëren van een gepaste woon- en leefsituatie en de zorg voor het welzijn van de resident staan centraal. Aan de afgestudeerden van het derde leerjaar van de derde graad zullen hogere verwachtingen worden gesteld met betrekking tot het zelfstandig functioneren en het inzicht in de wereld van het kind (ook het minder-valide) respectievelijk de bejaarde (ook de dementerende bejaarde). Door het realiteitsbetrokken karakter van het specialisatiejaar, wordt de overgang naar het beroepsleven vereenvoudigd: de leerinhouden vertrekken vanuit casussen, de doelstellingen worden uitdrukkelijk gericht op het vergroten van de professionaliteit en de zelfstandigheid, het stagepakket wordt ruim opgevat.
4
De derde leerjaren van de derde graad (specialisatiejaren) krijgen via de mogelijkheid tot diplomeren een heel belangrijke toegevoegde waarde.
4. Algemene doelstellingen • Een brede algemene vorming, een theoretische en praktische vakkennis, de kennis van de nieuwste technieken en het op de hoogte blijven van de recente evoluties zijn noodzakelijk voor de beroepsuitoefening van de verzorgende. • De verzorgende zal op basis van doelgericht observeren van en luisteren naar mensen, de noden, hulpvragen en specifieke eigenschappen van zorgvragers moeten kunnen begrijpen en hieruit conclusies voor een cliëntgerichte aanpak of benadering kunnen trekken. Het betreft ofwel: - gezonde zorgvragers (zwangere, pas bevallen, gehandicapte en bejaarde); - zorgvragers, meestal bejaarden, die een langdurig herstelproces doormaken, lijden aan min of meer gestabiliseerde chronische kwalen of zich in hun laatste levensfase bevinden. Centraal staan bijgevolg: - het verder exploreren van zorgkundige topics die in de basisopleiding minder aan bod kwamen: de zorgvrager heeft immers recht op meer dan een louter "technische" behandeling; - het zich verder bekwamen in de hulpverlenings- en verzorgingsfunctie van cliëntengroepen; - het verhogen van het gevoel van eigenwaarde als basis voor een positief zelfbeeld; - het bevorderen van het communicatief functioneren; - het uitnodigen van de cliënten tot een voor hen nuttige en zinvolle tijdsbesteding en het scheppen van de voorwaarden hiertoe; - het bieden van ondersteuning tijdens het uitvoeren van voorgeschreven therapeutische oefeningen. • De verzorgende moet in staat zijn de zorgkundige termen, begrippen en inzichten aan te wenden en toe te lichten, in zoverre die onontbeerlijk zijn voor de beroepsuitoefening. • De verzorgende moet een sfeer kunnen scheppen van geborgenheid, warmte en veiligheid, waarbinnen de zorgvrager zichzelf kan zijn. • De verzorgende is gericht op nauwkeurigheid, objectiviteit, opmerkzaamheid en verantwoordelijkheid. • De verzorgende moet stimulansen kunnen bieden tot verdere ontwikkeling en werkt dus mee aan het scheppen van gunstige voorwaarden die leiden tot zelfontplooiing, zelfinstandhouding en zelfbepaling. • De verzorgende moet de in team geplande activiteiten kunnen uitwerken, organiseren, begeleiden, uitvoeren en hierbij rekening houden met de leeftijd en de mogelijkheden of de ontwikkeling van de zorgvrager. • De verzorgende zal een rustige, verdraagzame en discrete houding aannemen. Zij/hij streeft naar een affectieve band met de zorgvrager, kan troosten, gaat in op gevoelens en bezit een grote flexibiliteit. • De verzorgende heeft spontaan aandacht voor privacy. • De verzorgende moet in staat zijn informatiebronnen (kranten, tijdschriften, boeken en multimedia) en technische hulpmiddelen oordeelkundig te gebruiken. • De verzorgende moet in staat zijn een aantal sociale vaardigheden te ontwikkelen om informatie met klasgenoten te delen en in te zien dat het bijhouden van vakliteratuur op termijn noodzakelijk is om zichzelf te ontplooien en bijgevolg een degelijke positie op de arbeidsmarkt te behouden.
5
• De stages dienen de aanpassing en het kennismaken met het echte beroepsleven gunstig te beïnvloeden. Immers, de werksfeer kan alleen in de realiteit zelf gevoeld en ervaren worden.
5. Algemene pedagogisch-didactische wenken en middelen Het derde leerjaar van de derde graad moet een zinvolle aanvulling en uitbreiding zijn van het eerste en tweede leerjaar van de derde graad, waardoor kansen op tewerkstelling bevorderd worden. Het is de bedoeling dat de leerlingen de leerstof als nieuw en uitdagend ervaren.
Bij het opstellen van dit leerplan is het de bekommernis geweest, om het hoger genoemd uitgangspunt te concretiseren in een dynamisch leerplan dat opgesplitst is in het technisch vak en het praktijkvak huishoudkunde en verzorging, inclusief de stages.
Zowel het technisch vak “huishoudkunde” als het technisch vak “verzorging” vormt één geheel met het respectievelijke praktijkvak. In principe wordt zowel TV en PV huishoudkunde als TV en PV verzorging door één leerkracht gegeven. Voor het vak huishoudkunde is het wenselijk om in het lessenrooster, de uren TV en PV te laten aansluiten, zodat één blok gevormd wordt.
Om de doelstellingen van de opleiding te realiseren, is het noodzakelijk dat de leerkrachten die het optioneel gedeelte realiseren - inzonderheid de leerkrachten huishoudkunde, opvoedkunde en verzorging - intens samenwerken om de leerinhouden in gecoördineerde jaarplannen om te zetten. Hierbij is het wenselijk om de leerinhouden via de uitwerking van “zorgsituaties” die de beroepsrealiteit benaderen, bij te brengen. De structuur van het leerplan nodigt hiertoe overigens uit. Het is niet noodzakelijk om de volgorde van de leerinhouden zoals aangegeven, op een identieke manier in jaarplannen over te nemen en vervolgens in analoge lesonderwerpen om te zetten. De inventiviteit, de eigen accenten en belangstellingspunten van de leerkrachten enerzijds en de stage-ervaringen, de vragen en interesses van de leerlingen anderzijds, zijn en blijven bij de concrete realisatie een belangrijke meerwaarde. Voorwaarde is echter dat de externe inbreng zoveel mogelijk op een gecoördineerde wijze aan bod komt.
Bij de concretisering van het leerplan worden volgende richtlijnen voorop gesteld. • De leerinhouden van het technisch vak worden op de doelstellingen en de inhouden van het praktijkvak afgestemd. Het technisch vak dient zo aanschouwelijk mogelijk te worden gebracht, het sluit bij voorkeur bij de zorgrealiteit en/of een praktijkervaring aan. Men werkt immers zoveel mogelijk vanuit de praktijk naar de theorie toe. Dit gebeurt met voorbeelden, verduidelijkingen, herhalingen en veelvuldige oefeningen. • De praktijk is hoofdzakelijk gericht op het zich eigen maken van vaardigheden o.m. trainen van basistechnieken. • De nieuwe leerstof moet de nieuwsgierigheid van de leerlingen opwekken en hen boeien om deze grondig te beheersen. Zo dienen zij aangespoord te worden tot het vlot hanteren van informatiebronnen zoals een medisch woordenboek, een farmaceutisch compendium, … • In functie van de leerinhoud en de zorgsituatie wisselen o.m. volgende didactische werkvormen elkaar af: - brainstorming; - uitleg geven; - demonstratie; - vergelijkende studies; - observatie; - kringgesprek; - gevalsstudies;
6
- rollenspel; - foutenanalyse; - reflectie; - individuele en groepsopdrachten; -… De leerkracht dient constant uit de vele soorten werkvormen de meest relevante keuze te maken. Hierbij kan hij zich door een aantal factoren laten leiden: - de aard van de doelstellingen; - het beoogde leerproces; - de vertrouwdheid van de leerlingen met een bepaalde werkvorm; - de bekwaamheid van de leerkracht m.b.t. een bepaalde werkvorm; - de materiële voorwaarden; - de financiële middelen; - de organisatorische voorwaarden; - ... De werkvormen kunnen op een continuüm geplaatst worden van sterk leerkrachtgestuurde naar sterk leerlinggestuurde activiteiten. Beide accenten kunnen doorheen het schooljaar in éénzelfde klas aan bod komen. In het eerste geval gaat het om breed uitgewerkte opdrachten waarbij de leerkracht eveneens kansen biedt tot zelfwerkzaamheid van de leerlingen. Aan het andere uiterste liggen activiteiten waarbij de leerlingen verregaand zelf plannen, uitvoeren en evalueren. Omdat we een zo groot mogelijke zelfstandigheid bij de leerlingen beogen, verdient het laatste echter onze voorkeur. Met het oog op het leggen van verbanden, het formuleren van besluiten, het duiden van inzichten, worden deze werkvormen steeds door individuele of klassikale besprekingen gevolgd.
Het werk van de leerlingen (individueel of in groep) vereist voldoende aandacht. Niet enkel het bekomen resultaat is belangrijk, maar ook de inzet, het doorzettingsvermogen, de zin voor detail en de samenwerking. De leerkracht zal zich bijgevolg niet vastpinnen op deelaspecten, maar een evaluatie uitvoeren die betrekking heeft op “het globale werk”.
Afhankelijk van de situatie dienen fouten individueel of klassikaal besproken te worden, bij voorkeur onder de vorm van positieve feedback. Remediëringsopdrachten maken integraal deel uit van opleiding en vorming.
De voorbeeldfunctie van de leerkracht is een belangrijke didactische ondersteuning. Hij zal nauwkeurigheid nastreven, zin voor veiligheid en hygiëne tonen, een verzorgde taal gebruiken en correct optreden. De leerkracht is als het ware de vakman die zijn kennis en vaardigheden in optimale omstandigheden wil doorgeven aan de leerlingen. Wanneer hij vanuit een positieve houding met hen samenwerkt, zal zijn voorbeeldgedrag nog sterker op hen inwerken.
Op geregelde en bij het begin van het schooljaar vastgelegde tijdstippen, worden vakgroepvergaderingen georganiseerd. Deze kunnen zowel een vakoverschrijdend, dan wel een verticaal en vakgebonden karakter aannemen. Tijdens deze vergaderingen kunnen o.m. volgende items aan bod komen: - opmaken van de jaarplannen; - vastleggen van prioriteiten bij het concretiseren van het leerplan; - organiseren van inhaalmomenten en binnenklasdifferentiatie; - gebruikmaken van uniforme vakterminologie; - bepalen van inhoud en structuur van de leerlingencursus; - integreren van attitudinale aspecten; - bepalen van evaluatiecriteria en hun onderlinge verhouding; - opstellen van beoordelingsschema’s; - aanleggen van een vragenbank;
7
- inrichten en gebruiken van de vaklokalen; - deelnemen aan vakoverschrijdende projecten, wedstrijden, …; - organiseren van de geïntegreerde proef en de stages; - evalueren van de geïntegreerde proef en de stages; -… Het gebruik van media is noodzakelijk ter ondersteuning van het onderwijsleerproces. We denken hierbij o.m. aan: - didactische wandplaten; - video’s; - dia’s; - afbeeldingen en foto’s; - cd-rom; - transparanten; - multimedia; - ... Een passende keuze en een goed gebruik van media maakt deel uit van de professionaliteit van leerkrachten; de onderwijskwaliteit kan ermee vergroot worden. Ook bij de keuze van de media zal er met een aantal factoren rekening worden gehouden: - de aangepastheid aan de doelstellingen; - de relevantie voor de leerinhoud; - de flexibiliteit bij de voorbereiding en het gebruik; - de organisatorische voorwaarden; - ... Media worden niet zonder meer ingeschakeld in het onderwijsleerproces, maar wel met het oog op de mogelijkheid tot verwerkingsactiviteiten van de leerlingen. Zo dient bv. het bekijken van een video of het lezen van een tekst gepaard te gaan met een door de leerkracht opgestelde bijbehorende vragenlijst met ja/neen- of meerkeuzevragen.
Volgende pedagogisch-didactische middelen zijn noodzakelijk om de doelstellingen en de leerinhouden te realiseren. • Een vast lokaal voor TV en PV verzorging dat zodanig is ingericht dat het werkelijk een paramedische sfeer uitstraalt, o.m. via: - orde en netheid van het lokaal; - het gebruik van een prikbord voor mededelingen, aankondigingen en persoonlijk werk van de leerlingen; - aankleding met posters, teksten, kaarten, … • Een polyvalent lokaal met inbegrip van een didactische keuken voor TV en PV huishoudkunde. Het lokaal moet de mogelijkheid bieden om gecombineerde zorgoefeningen uit te voeren. • Noodzakelijk zijn ook: een overheadprojector, een scherm, een vakbibliotheek een geschikte computer om softwarepakketten te kunnen gebruiken. • Het vlot kunnen beschikken over een video, een monitor en een cd-speler moet tot de mogelijkheden behoren van zowel de leerkracht huishoudkunde als verzorging. Geschikte audiovisuele middelen en moderne media zijn in de bibliografie vermeld.
8
9
6. Leerinhouden, leerplandoelstellingen en pedagogisch-didactische wenken 6.1. TV en PV (praktijk) Huishoudkunde
LEERINHOUDEN TV
LEERINHOUDEN PV
I. ZORG VOOR WOON- EN LEEFOMGEVING
I. ZORG VOOR WOON- EN LEEFOMGEVING
1. Het textiel: onderhoud • was- en strijkfactoren: - vocht - beweging - temperatuur - tijd • was- en strijkproducten • apparatuur en diverse programma’s • afwerken en opbergen • wassen buitenshuis: - wasserij - wassalon - kostprijs berekenen en vergelijken
1. Onderhoud van textiel • handwas • machinewas: - afwerken - drogen - strijken - opbergen • eenvoudig verstelwerk: - manueel - machinaal
2. De woning: onderhoud • onderhoudsproducten • apparatuur: - gebruik - onderhoud - veiligheid - herstellingen
2. Onderhoud van de woning • dagelijks onderhoud van de diverse woon- en slaapruimtes • grondig onderhoud van keuken en sanitair • inventaris opmaken • defecten melden
LEERPLANDOELSTELLINGEN Bejaardenzorg (B) Gehandicaptenzorg (G) Thuiszorg (T)
• Textiel op een efficiënte, milieuvriendelijke en economisch verantwoorde manier kastklaar maken. • Textiel handig opbergen in functie tot het comfort van de verschillende zorgvragers. • Op vraag van de zorgvragers het reinigen van textiel organiseren binnen een bepaalde tijd en plaats. • Verstelwerk manueel en machinaal uitvoeren in samenspraak met de zorgvrager.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
De doelstellingen zijn aangeduid in functie van de zorgvrager (B, G, T). Ingeval niets is aangeduid, dan betreft het alle zorggroepen.
Een bezoek brengen aan een wasserij en een oefening uitvoeren in een wassalon.
• In diverse zorgsituaties de woonen leefomgeving optimaal verzorgen. • Alle ruimtes in de woning rationeel, In samenspraak met de stageveilig en ergonomisch onderhouden rekening houdend met de plaatsen. wensen van de zorgvrager.
10
• werkschema’s: - voorbereiding - eigenlijk werken - afwerking • ergonomie • hygiëne: schimmelbestrijding
• herstellingen laten uitvoeren • eenvoudig herstelwerk uitvoeren
3. De woning: verfraaiing • bloemen en planten • decoraties
3. Verfraaiing van de woning • bloemen schikken • kamerplanten stekken, verpotten • sfeer brengen volgens het jaargetijde of de feestgelegenheid
II. ZORG VOOR DE VOEDING: VOEDING, GEZONDHEID EN HYGIËNE
II. ZORG VOOR DE VOEDING: VOEDING, GEZONDHEID EN HYGIËNE
1. Voeding aankopen 1. Voeding aankopen • samenstelling en additieven • etiketten interpreteren • voedingssupplementen • verpakkingen vergelijken • prijs • kostprijs berekenen • verpakking • voorraad inventariseren • reclame-artikelen en verborgen • bestellijst opmaken verleiders
2. Voeding bewaren • apparatuur • verpakking
2. Voeding bewaren • levensmiddelen bereiden en bewaren • voedsel diepvriezen • confituur bereiden • kruiden drogen
• Onderhoudsmiddelen en apparatuur adequaat en veilig gebruiken en wegbergen. • Eenvoudig herstelwerk volgens een doordachte manier uitvoeren (T). • De woning comfortabel, gezellig en smaakvol (her)inrichten volgens de voorkeur van de zorgvrager en rekening houdend Recuperatiemateriaal of goedkoop met het budget (T). materiaal gebruiken. • Afhankelijk van het seizoen, de woning sfeervol decoreren.
• De voedingsmiddelen verantwoord Vergelijkende studie. kiezen met specifieke aandacht voor de samenstelling, prijs en verpakking (T). • Inzien in welke omstandigheden voedingssupplementen een meerwaarde hebben. • Speciale aanbiedingen kritisch beoordelen (T). • Diverse etiketten, bijsluiters en pictogrammen kunnen verklaren. In samenspraak met de • De juiste bewaarmethode en stageplaats. verpakking kiezen in functie van het voedingsmiddel (T). • De zorgvrager kunnen begeleiden en raad geven om de voeding optimaal te bereiden en te bewaren. 11
3. Voeding en hygiëne • eetwareninspectie: risicobeheersing • HACCP - normen • voedselbesmetting • kruisbesmetting • insectenbestrijding
• Verschijnselen van bederf 3. Voedsel verwerken herkennen. • een menu aanpassen aan de • De Europese richtlijnen (HACCP) eisen van een dieet met behulp kunnen opzoeken, interpreteren en Vernieuwingen opvolgen, analyseren van: toepassen: een stappenplan voor en integreren. - oven risicobeheersing opstellen. - microgolf • Inzien dat bij een gebrek aan - snelkoker hygiëne er verschillende besmet- stoomapparaat, … tingen kunnen ontstaan en het gevolg ervan kunnen inschatten.
4. Maaltijden aan huis 4. Maaltijden aan huis • wie kan er beroep op doen? • vergelijken van elementen die • aanvraag en formaliteiten de kwaliteit bepalen • mogelijkheid tot dieetmaaltijden • prijs 5. Diëten • specifieke aanpassingen voor kinderen en bejaarden • in de palliatieve zorgen
5.Voeding aanpassen tot dieetvoeding • specifiek voor kinderen en bejaarden • in de palliatieve zorgen
III. DE GEZINSADMINISTRATIE
III. ZORG VOOR DE GEZINSADMINISTRATIE
1. Budget en budgetteren • inkomsten, uitgaven • planning
1. Budgetteren • opvolgen van budgetbegeleiding
2. Aankopen en betalen • contant betalen • kopen op krediet • leningen aangaan • koopovereenkomst afsluiten • factuur controleren
2. Aankopen • betaalformulieren invullen • een bestelbon opmaken • een factuur toelichten
• Maaltijden aan huis kritisch beoordelen. • Een organisatieschema met tijdsplanning kunnen opmaken en uitvoeren (T).
• Gewone voeding kunnen ombuigen naar dieetvoeding.
• Vaste en variabele uitgaven regelen.
Dieetvoeding bereiden in functie van de reële zorgsituaties op stage.
Gevalsstudies gebruiken.
• De voor- en nadelen bij de verschillende aankoopvormen kunnen inschatten en praktisch toepassen.
12
3. Betaalmiddelen • overschrijving • cheque • bank- en protonkaart • self-banking • foon-banking • PC-banking • ...
3. Betaalmiddelen • diverse betaalmiddelen gebruiken
4. Ordenen en bewaren van documenten • klassement • opbergsystemen
4. Ordenen en bewaren • diverse formulieren ordenen • inventaris opmaken
5. Dienstverlening van • post • bank • telefoon • OCMW • PWA • mutualiteit • gemeente • zelfhulpgroepen • ...
5. Dienstverlenende functies • telefoneren • faxen • documenten invullen: - manueel - computer • consulteren op internet
• De verschillende betaalmiddelen kennen en gebruiken.
Evoluties opvolgen.
• Gezinsdocumenten en formulieren op een efficiënte manier ordenen en bewaren.
• Inzicht hebben in de dienstverlening en de functies van diverse organisaties raadplegen. • Een houding bezitten om afhankelijk van de nood de meest doeltreffende dienstverlening te raadplegen.
Een bezoek brengen aan de post, bank, OCMW, … Een gastspreker uitnodigen. De dienstverlenende organisaties in functie van de stageplaats of zorgvrager behandelen. Aanbod opvolgen.
13
6.2. PV (stage) Huishoudkunde
STAGEACTIVITEITEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
1. Voorbereiding en nazorg van de maaltijden • tafels dekken en versieren • hulp bieden bij de maaltijdbereiding: gebruiken van moderne technieken en apparatuur • portioneren van de maaltijd en/of de vervangingsmaaltijd • installatie van de zorgvrager voor en na de maaltijd • maaltijdbedeling • hulp bieden bij de maaltijden • ordenen van de vaat en hulpmiddelen
• Een tafel verzorgd dekken naargelang de maaltijd of de gelegenheid. • De regels van de voedingshygiëne toepassen bij de maaltijdbereiding. • Moderne apparatuur gebruiken en onderhouden rekening houdend met de ergonomie en de veiligheid. • Op een communicatieve manier de zorgvrager comfortabel installeren. • Bij de maaltijdbedeling inspelen op de specifieke wensen van de zorgvrager. • Zelfredzaamheid bevorderen. • Op een efficiënte manier de vaat rangschikken.
De stageactiviteiten gebeuren in samenspraak met de stageplaats.
2. Het linnen • sorteren van vuil linnen • wegbrengen van vuil linnen • klein verstelwerk: manueel – machinaal uitvoeren • inventariseren van het linnen • bedelen en opbergen van het linnen
• Op een hygiënische manier vuil linnen sorteren en wegbergen. • Klein verstelwerk uitvoeren zowel manueel als machinaal. • Het linnen inventariseren. • Het linnen zorgvuldig en ordelijk opbergen.
Stage: intra-muros I. RVT - PSYCHOGERIATRIE II. GEHANDICAPTEN - REVALIDATIE
De evolutie in technieken en apparaten op de voet volgen.
Steeds rekening houden met procedures, middelen, technieken en apparatuur die op de stageplaats gebruikt worden. 14
3. Occasioneel onderhoud • van de woon- en slaapruimte • van het sanitair
4. Ontspanning • bezigheidstherapie • organiseren van ontspanningsnamiddagen: binnenshuis of buitenshuis
• Op een correcte, ergonomische en milieuvriendelijke manier een woon- en slaapruimte onderhouden. • Het sanitair dagelijks reinigen. • Op een communicatieve, creatieve en ontspannende manier opgaan met de zorgvragers. • Oog hebben voor de veiligheid van de zorgvrager.
In samenspraak met de ergotherapeut.
• Prioriteiten stellen: inschatten welke werkzaamheden er primeren.
Werkplanning opmaken in samenspraak met de zorgvrager. Werken volgens de regels en de principes van de organisatie. Bijwonen van wijkwerking en/of overlegmomenten.
Stage: extra-muros
I. THUISZORG (GEZINSZORG)
1. Werk plannen
2. Zorg voor de gezonde voeding in relatie tot de zorgvrager • externe maaltijden: - ontvangen - toedienen - bewaren
Respect tonen voor de specifieke zorgvrager in zijn • Veilig, hygiënisch en milieusparend handelen bij totaliteit. de maaltijdbereiding en -bewaring.
15
3. Zorg voor de leefomgeving • linnen en kledij van de specifieke zorgvrager behandelen en draagklaar maken • onderhoud van de bewoonde leefruimtes • de leefruimte comfortabel en sfeervol aanpassen en inrichten • kamerplanten en snijbloemen verzorgen • kleine huisdieren verzorgen
• Linnengoed, kledij en schoeisel doeltreffend onderhouden en draagklaar maken. • De zelfzorg handhaven en stimuleren. • De leefruimtes kunnen onderhouden. • Eenvoudige versieringen creëren aangepast aan het tijdstip van het jaar.
4. Zorg voor de gezinsadministratie • hulp bieden bij het invullen van formulieren • boodschappen doen • een kasboek bijhouden
• In samenspraak met de zorgvrager, de gezinsadministratie correct uitvoeren.
16
6.3. TV en PV (praktijk) Verzorging
LEERINHOUDEN TV
LEERINHOUDEN PV
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. BEJAARDENVERZORGING
1. Algemene pathologische verschijnselen
• multipathologie • toename van verwikkelingen
Zorgplanning • Via een zorgplan aan de behoeften van de zorgvrager • systematisch verzorgend handelen kunnen voldoen. (herhaling en uitbreiding) • Oog hebben voor een continue observatie. • Gepaste rapportering kunnen opstellen en realiseren. • Kunnen uitleggen wat multipathologie betekent en de invloed hiervan op de verzorging kunnen aantonen (herhaling). • Aan de hand van voorbeelden kunnen aantonen dat oorzaken, symptomen, prognose, complicaties, behandeling en verzorging van aandoeningen bij bejaarden anders kunnen zijn dan bij jongeren (herhaling). Observatie parameters (herhaling) • opname van polsslag, • Door een correcte observatie van temperatuur, ademhaling, parameters een totaalbeeld veruitscheiding, bloeddruk en gepaste krijgen van de toestand van de actie kunnen uitvoeren zorgvrager. • registratie van parameters in • Nauwgezet observatiegegevens dossier van zorgvrager kunnen registreren.
Situatieschetsen gebruiken om systematisch verzorgend handelen toe te passen.
Het is de bedoeling dat de leerlingen tijdens de stages een praktisch inzicht in deze problematiek verkrijgen en het gevolg ervan op de gezondheidstoestand van de zorgvrager inzien.
17
• Alarmsituaties kunnen onderscheiden om er een onmiddellijk gevolg aan te geven binnen de bevoegdheid. 2. Bewegingsstelsel
Aangepaste houding en beweging • ADL-, PDL- en tiltechnieken toegepast op verschillende situaties
• de normale werking • de pathologie van de beweging - beenderen: osteoporose, fracturen - gewrichten: artrose, reumatoïde artritis, jicht - spieren en pezen: torticollis, spierpijn, spierkrampen, spieratrofie Dupuytren - zenuwstelsel: C.V.A. en T.I.A., ziekte van Parkinson, ziekte van Alzheimer
3. De psychogeriatrische zorgvrager • delirium • dementieel syndroom Alzheimer, multi-infarctdementie • stemmingsstoornissen depressie, manie, angst,
• Aandacht hebben voor en kunnen begeleiden van ADL-PDL naargelang de behoefte van de zorgvragers. • Op een correcte manier tiltechnieken kunnen toepassen in het belang van zorgverlener en zorgvrager.
Eventueel een deskundige in verband met hef- en tiltechnieken uitnodigen.
• De normale werking van het bewegingsstelsel kennen (herhaling). • De terminologie van de bewegingsaandoeningen kunnen verklaren, het ontstaan en de symptomen kennen en preventieve maatregelen kunnen nemen. • Aan de hand van observatie de invloed van de verschillende ziektebeelden op de verzorging kunnen inschatten om een aangepaste zorgverlening te kunnen bieden. Hygiënische verzorging • aanpassen van de basistechnieken: - hygiënische zorgen - bijkomende zorgen - bedtechnieken - installeren van de zorgvrager - veiligheid verzekeren
In samenspraak met de leerkracht • De leerlingen kunnen alle gekende opvoedkunde wordt dit item al dan niet uitgediept. basistechnieken nauwkeurig uitvoeren, aangepast aan de zorgvragers met hun eigen Voortdurend aandacht schenken aan zorgbehoeften. een gepaste attitude zoals geduld, luisterbereidheid, discretie, een net
18
zelfmoord • andere psychische stoornissen psychose, slaapstoornissen
Verbandleer • de meest gebruikte verbanden: doekverbanden, zwachtelverbanden, … (herhaling) • aanbrengen van orthesen en prothesen
Steriele handelingen en elementaire wondverzorging • principes van steriliteit • steriele handelingen en elementaire wondverzorgingen • steriele set gebruiken
4. Palliatieve en terminale zorgverlening
voorkomen, …
-…
• De gepaste verbandmiddelen en verbandtypes correct kunnen hanteren. • Orthesen en prothesen kunnen aanbrengen, verwijderen en onderhouden.
• Aandacht en begrip hebben voor steriliteit en de regels in verband ermee consequent kunnen toepassen.
Palliatieve en terminale zorgverlening • Kunnen verwoorden wat enerzijds palliatieve en anderzijds terminale zorgverlening precies inhoudt. • De functie van de verzorgende kunnen afbakenen in een multidisciplinaire aanpak. • Zorgvrager en familie advies kunnen geven over de verschillende hulpverleningsdiensten in de regio.
• inleiding en definities • de hulpverleners en diensten
• lichamelijke hygiëne en comfort
• De dagelijkse zorg kunnen aanpassen zodat deze weldoend
Voortdurend aandacht schenken aan bevoegdheidsafbakening.
19
• omgaan met medicatie, specifieke aandacht voor alternatieve geneesmiddelen en pijnbestrijding • observatie en rapportage van pijn
• mondverzorging • huidverzorging en preventie van decubitus en intertrigo, verzorging van de eerstegraads decubitus
is voor de terminale zorgvrager en toch niet te inspannend. • Kunnen inspelen op wat de zorgvrager zelf wil.
• comfortabel installeren van de zorgvrager
• Verschillende posities in bed of zetel comfortabel kunnen ondersteunen en tegelijkertijd belang kunnen hechten aan decubituspreventie. • De preventieve en curatieve maatregelen in verband met decubitus kennen en op een doeltreffende manier kunnen toepassen. • Kleine huidletsels kunnen verzorgen. • Geduld kunnen uitoefenen bij het steeds weer herpositioneren.
• toedienen en gevaren van medicatie • orale toedieningswijze • rectale toedieningswijze • inhalatie/aërosol • percutaan
De leerlingen moeten er rekening • Het belang inzien van de stipte mee houden dat ze op eigen initiatief toediening, correcte inname en geen medicatie mogen toedienen. eventuele nevenverschijnselen van medicatie. • Kunnen omgaan met het levensverkortend effect van sommige medicamenten. • Een medicatieblad kunnen aflezen en het toegediende product correct kunnen noteren.
• invullen van een medicatieblad
• voeding: basisbegrippen in verband met speciale voedingen
• hulp bij de voeding en de toediening ervan
• Problemen kunnen observeren en rapporteren. • De voeding op een aangepaste wijze kunnen toedienen.
In samenwerking met huishoudkunde.
20
• waken bij een stervende • aandacht voor de omgeving
In de terminale fase • Een rustgevende houding kunnen aannemen. • Voortdurend aandacht kunnen schenken aan het comfort van de zieke. • Een begeleidende rol kunnen spelen voor de familie. • Weten wat te doen in de laatste levensfase en kort na het overlijden.
In samenspraak met opvoedkunde.
21
II. GEHANDICAPTENZORG
1. Indeling • lichamelijke handicap ⇒ motorische handicap: - verlamming - spasticiteit - ontbreken van bepaalde lichaamsdelen - aandoeningen van benen en botten specifiek: spina bifida, dwarslaesie, spierdystrofie, multiple sclerose
• Een overzicht kunnen geven van en inzicht verwerven in de verschillende soorten handicaps en hun oorzaak. • De mogelijkheden en beperkingen leren kennen. • Op een adequate manier leren omgaan met de gehandicapte. • Aangepast kunnen reageren in noodsituaties.
Videofilms gebruiken. Bezoek aan een revalidatiecentrum.
⇒ zintuiglijke handicap: - gehoorgestoorden - slechtzienden en blinden ⇒ orgaanhandicap: - epilepsie - astma - diabetes - hartafwijkingen ⇒ spraakstoornissen: - stotteren • mentale handicap
22
⇒ ⇒ ⇒ ⇒
licht mentale handicap matig mentale handicap ernstig mentale handicap zware mentale handicap specifiek het syndroom van Down
• emotionele handicap en meervoudige handicap ⇒ autisme
2. Classificatie van de types en opleidingsvormen in onderwijs
• De diverse opleidingsvormen kunnen opnoemen. • Aangeven waarom kinderen in “een type” worden ingedeeld.
3. Sociale voorzieningen
• Wegwijs geraken in het organigram van de hulpverlenende instanties en sociale voorzieningen.
23
III. THUISVERZORGING
1. Kinderzorg • Doelgerichte observatie bij kinderen thuis: - koorts - diarree - obstipatie - bedplassen - braken - verkoudheden en bronchitis - valse kroep - oorontsteking - keelontsteking - buikpijn - urineweginfectie - fimosis - mucoviscidose - allergie - hartafwijkingen - kleine ongevallen thuis (verbranding…) - gevaar voor wiegendood -…
Basistechnieken in verband met kindzorg (herhaling) • bad • verluieren • toedienen van voeding
• Kunnen observeren en noodzakelijke informatie kunnen doorspelen aan de ouders en/of andere hulpverleners.
Uitgaande van de normale situatie de problemen onderkennen en binnen de bevoegdheid gepaste actie kunnen ondernemen.
• Basistechnieken kunnen aanpassen en kunnen optreden in deze verschillende zorgsituaties.
De voorkomende problemen moeten behandeld worden vanuit een thuissituatie. Vertrekken vanuit gekende leerstof i.v.m. observatie van parameters. Praktisch houden.
Doelgericht handelen • bij de probleemsituaties behandeld in het TV
• E.H.B.O. kunnen toepassen • thuissituatie veilig kunnen maken
• voorbereiden op ziekenhuis-
• Preventief optreden om de risico’s te verminderen, zowel op het vlak van observatie als het aanwenden van bewakingsapparatuur. • Het kind zowel fysiek, materieel
In samenwerking met opvoedkunde.
24
opname: - koffer klaarmaken - nuchter houden, …
als psychologisch kunnen voorbereiden op een ziekenhuisopname.
• herstel na opname: - inrichten van de kamer - lichamelijke zorgen
• De thuissituatie zodanig kunnen aanpassen dat het kind de nodige specifieke zorgen kan krijgen.
• omgeving aanpassen aan de behoefte van de kraamvrouw • huidverzorging • borstverzorging • hulp bij opstaan • hulp bij borstvoeding
• Zelfzorgondersteunend leren werken.
2. Moederzorg
• Algemene aandachtspunten: - pols en temperatuur - rust en mobilisatie - de voeding - mictie en defaecatie - bloedcirculatie - lochia
• De redenen kennen en kunnen omschrijven waarom de polsfrequentie en temperatuur de eerste dagen na de bevalling nauwkeurig moeten gevolgd worden. • De afwijkingen kennen die een invloed kunnen hebben op de temperatuur en de polsfrequentie. • De ideale maatregelen kunnen treffen om aan de behoefte aan rust en mobilisatie tegemoet te komen. • De voedingsbehoeften van de kraamvrouw kennen en kunnen aangeven welke voedingsmiddelen een invloed hebben op de eventuele borstvoeding.
In coördinatie met huishoudkunde.
25
• De oorzaken en symptomen kennen van moeilijkheden inzake mictie en defaecatie. • Preventief kunnen optreden en middelen kennen om een verstoord patroon te normaliseren.
• Bloedcirculatieproblemen kunnen beschrijven en - zonder buiten hun bevoegdheid te treden preventieve en curatieve acties kunnen ondernemen om deze problemen het hoofd te bieden. • De geobserveerde gegevens kunnen meedelen aan bevoegde personen.
• Psychische aandachtspunten: - postnatale depressie
• Psychische labiliteit kort na de bevalling kunnen opmerken. • Het gezin psychisch kunnen ondersteunen en kunnen doorverwijzen naar de hulpverlening.
26
6.4. PV (stage) Verzorging
STAGEACTIVITEITEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. RVT - PSYCHOGERIATRIE - REVALIDATIE
1. Inzicht in de organisatie van de verzorging, dagindeling, introductie van de dienst, werkmethode 2. Observeren van de behoeften op fysiek, psychisch en sociaal vlak 3. Leren kennen en herkennen van actiemiddelen 4. Aangepast leren handelen 5. Dagelijkse opschik van de bejaarde 6. Toepassen van de basiszorgen en speciale zorgen op gebied van hygiëne, rust en slaap, voeding en uitscheiding 7. Ontspanning: bejaarden activeren, stimuleren voor en begeleiden tijdens bezigheidstherapie
• Het vervolmaken en op punt stellen van technische en andere vaardigheden, die vroeger aangeleerd werden. • De totaalzorg in een complexere zorgsituatie zelfstandig kunnen uitvoeren. • Kunnen werken met een zorgplan in complexe situaties. • Zich kunnen integreren in de dienst. • Kunnen werken in team. • Objectief kunnen observeren en rapporteren. • Discretie en privacy kunnen toepassen in elke situatie. • Beroepsgeheim respecteren.
Het zelfredzaamheidsprincipe moet steeds gerespecteerd worden.
Er moet veel aandacht gegeven worden aan communicatie.
Het signaleren van problemen is belangrijk.
• De bejaarden kunnen activeren, stimuleren voor en begeleiden tijdens bezigheidstherapie of 27
voor en begeleiden tijdens bezigheidstherapie of ontspanningsnamiddagen 8. Ongevallenpreventie en EHBO
9. Aanzetten tot ADL en aanwenden van hulpmiddelen
10. Hulp bieden bij bijkomende handelingen: • kinesitherapie • fysiotherapie • logopedie • ergotherapie
ontspanningsnamiddagen. • Op een deskundige manier ongevallen vermijden en de EHBO kunnen toepassen binnen bevoegdheid. • ADL en zelfzorg maximaal stimuleren.
• PDL kunnen toepassen, daar waar nodig.
11. Voeding: • hulp bieden bij het toedienen van maaltijden en maaltijdvervangende producten • adequaat gebruik van hulpmiddelen
• De zorgvrager de geschikte houding geven bij het toedienen van de maaltijden naargelang de mogelijkheden. • Problemen tijdens het toedienen van de maaltijden voorkomen (slikproblemen, …).
12. Palliatieve zorg en terminale zorg
• Speciale aandacht hebben voor het comfort van de terminale zorgvrager.
Hulp moet steeds geboden worden binnen de bevoegdheid.
II. GEHANDICAPTENVERZORGING
• Een aangenaam woon- en leefklimaat helpen uitbouwen. • Kunnen instaan voor de continuïteit van het huishouden (steeds rekening houden met de specifieke thuissituatie). 2. Observeren en begeleiden van de dagelijkse • Probleemoplossend kunnen denken en activiteiten en stimuleren van de zelfstandigheid handelen. 1. Bieden van hulp, bij die handelingen van het dagelijks leven, die de persoon omwille van zijn handicap niet of niet zonder assistentie kan verrichten
In coördinatie met huishoudkunde.
ADL bij de zorgvrager stimuleren en begeleiden.
28
3. Technische hulpmiddelen hanteren 4. Concrete EHBO toepassen 5. Omgaan met en zich aanpassen aan de zorgvrager met zijn specifieke handicap
• Met conflictsituaties leren omgaan. • Kunnen inspelen op de individuele behoeften van de zorgvrager. • Kunnen werken met een zorgplan. • De totaalzorg in eenvoudige zorgsituaties zelfstandig kunnen toepassen. • Zelfstandig kunnen rapporteren en observeren.
PDL toepassen, daar waar nodig.
• De uitgevoerde zorgprocessen kritisch kunnen evalueren en eventueel bijsturen. • Kunnen meewerken aan het ontwikkelen van zorgplannen in complexere situaties. • De totaalzorg in een complexere zorgsituatie onder leiding kunnen uitvoeren. 6. Meehelpen om een zinvolle vrijetijdsbesteding te • De zorgvrager kunnen stimuleren tot een zinvolle tijdsbesteding. realiseren • Gericht zijn op het vlot werken in teamverband. • Aanpassingsvermogen in elke situatie.
III. DE THUISVERZORGING
1. Observeren van fysieke, psychische, sociale noden van de zorgvrager 2. Toedienen van hygiënische verzorging 3. Aanbieden van psychosociale ondersteuning
• Onder begeleiding zorg dragen voor de zorgvrager in zijn thuissituatie, m.a.w. onder begeleiding werken met een zorgplan, het takenpakket analyseren, de taken organiseren en uitvoeren. • Probleemoplossend denken en handelen, kunnen observeren en rapporteren. • In acute situaties kunnen handelen en hulp van bevoegde personen kunnen inroepen.
Rekening houden met de persoonlijke wensen en noden. De thuisverzorgster is meer dan een poetshulp en heeft een belangrijke hulpverlenende functie (o.a. reactiveren, stimuleren, psychologische opvang en een signaalfunctie).
4. EHBO uitvoeren
29
Facultatief in te richten: gezinshulp toegespitst op de kraamzorg De stage omvat: • De bestaande leef- en gezinsstructuur • observatie en rapportering respecteren. • onder begeleiding deelaspecten uitvoeren uit het toegelaten takenpakket • raad geven i.v.m. het administratief takenpakket
Het is niet de bedoeling de stagiairs te laten assisteren bij allerlei medische en verpleegkundige handelingen, waarvoor zij niet bevoegd zijn. Het hoofdaccent ligt op het leren onderkennen van eventuele moeilijkheden en noodsituaties. De stage is bedoeld om inzicht te verwerven in: - het normale verloop van een bevalling; - vaak voorkomende pré- en postnatale moeilijkheden; - de specifieke vervangfunctie van een kraamkliniek.
30
7. Organisatie van de stages De stages van het derde leerjaar van de derde graad dienen een zinvolle aanvulling te zijn van de tot nu toe uitgevoerde stages. Het leerplan is dan ook opgesteld om reeds behandelde items verder uit te diepen en meer gedetailleerde theorieën toe te passen in de stagepraktijk. Om dit mogelijk te maken is het zoeken naar aangepaste stageplaatsen van groot belang. Een gerichte keuze van de zorgvrager inzien, aanvullen en opstellen van individuele dossiers en een multidisciplinaire samenwerking met andere medische en paramedische disciplines zijn enkele mogelijkheden hiertoe. Hiertoe dient de vakterminologie te worden uitgebreid, om de communicatie die aan de basis van een goede samenwerking ligt, vlot te laten verlopen en de individuele dossiers beter te begrijpen. Treedt er een toenemende differentiatie tussen de leerlingen op, dan kan hiermee rekening gehouden worden bij het uitstippelen van het individueel stagecurriculum, zonder een gestructureerd totaalbeeld van het beroep van de verzorgende uit het oog te verliezen.
Stagedoelen Met de stages worden volgende doelen beoogd: • kunnen instaan voor de continuïteit van het huishouden, rekening houdend met de specifieke thuissituatie; • vlot kunnen samenwerken; • probleemoplossend kunnen denken en handelen; • kunnen inspelen op de behoeften van de zorgvrager; • kunnen meehelpen aan het ontwikkelen van zorgplannen in complexe situaties; • zelfstandig kunnen rapporteren en observeren; • kunnen werken met een zorgplan; • de uitgevoerde zorgprocessen kritisch kunnen evalueren en eventueel bijsturen; • conflictsituaties leren hanteren; • de zelfzorg stimuleren; • de totaalzorg in een eenvoudige zorgsituatie zelfstandig kunnen toepassen; • de totaalzorg in een complexe zorgsituatie onder leiding kunnen uitvoeren; • kunnen aansluiten bij de gewoonten en het klimaat van de organisatie; • het ontwikkelen van meer maturiteit en essentiële grondhoudingen, nodig voor het werken met en voor mensen; • de verdere verfijning in het uitoefenen van technische vaardigheden; • het vergroten van het persoonlijk draagvlak. Praktische voorbereiding Afhankelijk van de mogelijkheden is het wenselijk om “blokstages” in te richten of tenminste voor een gedeelte van de stagetijd, vooral in het perspectief van een afstemming op de concrete arbeidsrealiteit. De praktische voorbereiding is hoofdzakelijk het werk van de stagebegeleider eventueel in samenspraak met de mentor. Er dienen tijdig afspraken te worden gemaakt in verband met: • de beoogde stagedoelen; • de praktisch en organisatorische aspecten; • de werkopdrachten, nodig om de stagedoelen te helpen realiseren, rekening houdend met het systematisch opvoeren van de moeilijkheidsgraad; • de evaluatie.
31
Een stageovereenkomst wordt gemaakt volgens de wettelijke bepalingen. Eventueel kunnen ook de concrete stagedoelen in de overeenkomst worden opgenomen. De praktische organisatie van de stage De stagebegeleider is verantwoordelijk voor de organisatie en het verloop van de stage. De stage vindt plaats in RVT’s waar specifieke geriatrische aandoeningen en situaties voortkomen (dementie, psychogeriatrie, …) dienstencentra, thuis- en bejaardenzorg, gehandicaptenzorg, … Iedere stageplaats heeft zijn specifieke doelstellingen en activiteitenlijst waarbij zowel verzorgende, pedagogische, spel- en animatievaardigheden voldoende aandacht krijgen. Herwaardering van de stagebegeleiding dringt zich op: het zijn wel vooral de scholen, die via het lesurenpakket, de stagebegeleiding verregaand kunnen beïnvloeden. Er kan naar gestreefd worden, om in samenwerking met de stageplaats, didactische bezoeken te organiseren. Bij de praktische organisatie en uitvoering ervan moet de stagiair nauw betrokken worden. Feedback vanuit het beroepsleven, bijvoorbeeld door het betrekken van gastsprekers vormt een andere mogelijkheid tot het onderlijnen van de realiteit.
Het stageverslag van de leerling De inhoud van het verslag kan in drie delen worden opgedeeld: • een algemeen gedeelte met administratieve gegevens; • het eigenlijk verslag; • een persoonlijke evaluatie van de stagiair. Het stageverslag van de leerling: • vormt een belangrijk onderdeel van het stagegebeuren: het zet de leerling immers aan om doelbewust, systematisch en nauwkeurig te observeren en te rapporteren; • wordt proces- en planmatig opgemaakt en op diverse tijdstippen geëvalueerd; • moet een globaal beeld geven van de stage en stelt de stagebegeleider in staat om vrij nauwkeurig de activiteiten van de stagiair na te gaan en de realisatie van de gestelde doelen in de praktijk te toetsen; • geeft echter vooral een inzicht in het bevattings- en toepassingsvermogen van de leerling, zijn persoonlijkheidsvorming, zijn instelling tegenover het beroep en de stageplaats. Modelformulieren voor de stage Modelformulieren voor de begeleiding en de evaluatie van de stages vindt u terug in het bundel “Organisatie van de stages” dat uitgedeeld werd tijdens de provinciale studiedagen voor de 3de graad Verzorging in de maand oktober 1992. Dit bundel is in beginsel in elke school aanwezig.
Stagebespreking Tijdens de stagebespreking zal de aandacht gaan naar: • feedback geven over het functioneren van de leerling; • stoom afblazen over zijn minder aangename stage-ervaringen en zijn gevoelens hierover uiten; • het in groep aanbrengen en bespreken van problemen tijdens het stagegebeuren en laten ervaren dat anderen analoge gevoelens hebben.
De stage als onderdeel van de geïntegreerde proef De evaluatie dient geïntegreerd te worden binnen de hele stageperiode en moet oog hebben voor de vorderingen van de stagiair. Regelmatige, tussentijdse evaluatie zal gebeuren door de stagebegeleider en stagementor in samenspraak met de stagiair. Het verdient aanbeveling hierbij te werken met een vooraf vastgelegd evaluatieschema, dat beantwoordt aan de stagedoelen. In aansluiting op de visie betreffende de geïntegreerde proef, dient de evaluatie van de stage in aanmerking genomen te worden bij het al dan niet slagen voor de geïntegreerde proef. 32
8. Evaluatie De evaluatie heeft tot doel na te gaan dat de doelstellingen werden bereikt. Dit veronderstelt dat de leerkracht: • evalueert vanuit “doelstellingen”; • vooraf bepaalt wat hij/zij evalueert; • de gestelde evaluatiecriteria en -verwachtingen vooraf meedeelt. Het dagelijks werk wordt permanent geëvalueerd en wordt als een begeleidende evaluatie aanzien. Hierbij worden niet alleen de cognitieve elementen beoordeeld, maar ook de psychomotorische vaardigheden en de waardegerichte houdingen. De quotering van het dagelijks werk is gesteund op: • notities van observaties m.b.t. belangstelling, inzet, houding in bepaalde situaties, …; • eenzijdige of occasionele bevraging; • herhalingsbeurten over grotere leerstofonderdelen; • huis- en klastaken; • praktische toepassingen; • stageschrift; • stageverslagen; • documentatiemap; • beheersen van basisvaardigheden. Het "dagelijks werk" steunt op verschillende toetsen en de permanente medewerking van de leerlingen gedurende het lesgebeuren. Regelmatige mondelinge toetsen als controle en herhalingselement en/of als aanknoping bij de nieuwe les zijn eveneens bruikbare evaluatiemiddelen. De korte schriftelijke beurten dienen niet vooraf aangekondigd te worden, de herhalingsbeurten wel. De leerkrachten bewaken de differentiatie qua vraagstelling: feitenkennis, inzichten, vaardigheden en attitudes worden overwogen bevraagd. Het evaluatieschrift maakt een identificatie van deze vraagstelling mogelijk zodat oordeelkundige commentaar en remediëring procesmatig mogelijk is. Het staat de leerkracht vrij klastaken te geven, terwijl huistaken de vorm aannemen van opzoekingswerk en/of het verder afwerken van een opdracht, stageopdracht. De leerlingen moeten regelmatig geïnformeerd worden over hun prestaties, dat kan door een bericht te noteren in de agenda, het rapport of ingeval van extreme nalatigheden via een brief. De examens worden schriftelijk afgenomen. De vragen en opdrachten zijn niet theoretisch gericht maar slaan op praktische situaties. De bij de examens gehanteerde vraagstijl en vraagtechnieken worden ingeoefend in de loop van het schooljaar. De vragen zijn verschillend van jaar tot jaar, er wordt een puntenverdeling aangegeven bij de vragenlijst en een modelantwoord is beschikbaar. Het is nuttig om de kopij met de betrokken leerling door te nemen. Het verdient aanbeveling om het klasgemiddelde van zowel het dagelijks werk als van de examens te berekenen. Deze gegevens bieden immers nuttige aanwijzingen voor de procesevaluatie en voor de remediëring. Een professionele evaluatie, inzonderheid de eindbeslissing, betreft de toepassing van gedifferentieerde evaluatietechnieken die zowel rekening houden met de vorderingen tijdens het dagelijks werk (de permanente evaluatie), de ontwikkeling van vaardigheden via de opvolging van de stages, als met de resultaten van de geïntegreerde proef, toetsen en examens.
33
9. Minimale materiële vereisten 9.1. Praktijklokaal Verzorging Door zijn aankleding moet het praktijklokaal “Verzorging” de leerlingen inspireren tot een algemene attitude van netheid, zorg en hygiëne. Daarom moet het zo goed mogelijk ingericht zijn en onderstaande elementen bevatten.
-
Rust en slaap 1 bed en nachttafel / kinderbedje 1 matras / kindermatras / peluw / hoofdkussen / lendenkussen 1 verzorgingskussen oefenpoppen: volwassene, baby beddengoed: lakens, zeilen, kussenslopen, afdekdekens, bedsprei linnenemmers nierbekkens draagborden
Voeding - draagbord met hotelporselein - bestek - flessen, spenen, flessenverwarmer
-
Kledij slaapkleedjes en pyjama / babykledij kamerjas pantoffels kousen linnenzak
-
Hygiëne wasbekkens, kinderbad, voetbad ondoordringbare laag washandjes, badhanddoeken, handdoeken nagelvijl, nagelschaartje, nageltang beker, tandenborstel hoofdsteun voor haarwassing wegwerpscheermesjes scheerapparaat kam, borstel, luizenkam, haardroger warm en koud stromend water warmwaterzak, ijszak
-
Tillen en verbedden optrekbeugel aan bed stoel / zetel brancard of 2de bed rolstoel looprek / krukken
-
De uitscheiding bedpan en deksel urinaal linnenzak toiletstoel
34
- urineopvangzakjes en haakjes voor het bed - linnen luiers
Huisapotheek - assortiment ontsmettingsstoffen - geneesmiddelen • -
De parameters thermometers: verschillende modellen registratiepapier maatbeker personenweegschaal / kinderweegschaal lintmeter / meetlatten bloeddrukmeter / stethoscoop
• Huidverzorging - instrumenten voor eenvoudige steriele verzorging - anti-decubitusmateriaal • Toedienen van geneesmiddelen - assortiment van geneesmiddelen naar vorm, toedieningswijze, bewaring - hulpmiddelen zoals: spatels, pipetten, druppelhouders, verstuivers • -
Verbandleer zwachtelverbanden rekverbanden doekverbanden netverbanden buisverbanden kleefverbanden drukverbanden bloedstelpende verbanden kleefpleisters
Zorgen aan stervenden en overledenen - lijkzak Verbruiksgoederen onderleggers voor het bed / wegwerpluiers / incontinentieluiers papierdispenser cellulose servetten zeep: vast en vloeibaar talk vochtinbrengende crème vaseline mondwater - lemonwissers steradent - tandpasta shampoo - anti-luizenshampoo watten en kompressen in verschillende afmetingen ontsmettingsstoffen: - iso-betadine - HAC - dettol - neo-sabenyl - alcohol - eosine - zuurstofwater - ether - steriele verzorgingssets -
35
-
helende zalven materiaal voor stomaverzorging kleefpleisters zwachtelverbanden veiligheidsspelden / verbandhaakjes
9.2. Praktijklokaal Huishoudkunde -
Materieel per keukenblok fornuis en oven snelkookpan en stoommandje een set kookpotten, bakpannen, steelpannen opdienschotels platte borden, diepe borden, dessertborden, schoteltjes en kopjes bestek: lepels, vorken, messen, koffielepeltjes glazen maatbeker citruspers rasp vergiet bloemzeef groentenplanken (HACCP) spatel, houten lepel pannenlikker groot mes soepel, pureestamper, klopper (digitale) weegschaal pepermolen, zoutvat
Basismaterieel per leerling - aardappelmesje en dunschiller - schaar - stoomstrijkijzer (stoomgenerator) en strijkplank
-
Basismaterieel per klas koelkast diepvries microgolfoven stofzuiger vaatwasmachine naaimachine strijktafel wasmachine droogtrommel droogzwierder droogrek en wasspelden frituurketel koffiezetapparaat elektrisch mes slazwierder glasservies eetservies kurkentrekker keukenschaar blikopener onderhoudsmaterieel
9.3. Algemene didactische middelen - computer en printer 36
- video en beeldscherm - overheadprojector
10. Bibliografie 10.1. Boeken Verzorging Alzheimer stichting Duidelijk over dementie Beliën J. Kinderverzorging deel 1
Uitgeverij Acco Leuven 1991
Beliën J. Kinderverzorging deel 2
Uitgeverij Acco Leuven 1991
Clara R., e.a. Palliatieve thuiszorg gids voor patiënten en hun begeleiders Uitgeverij Pelckmans Kapellen Coëlho M.B. Zakwoordenboek der geneeskunde
Standaard Educatieve Uitgeverij
David M. Ziek of gezond
Standaard Educatieve Uitgeverij
De Boeck Th., e.a. PAV Gehandicapten, bejaarden, kansarmen Uitgeverij De Standaard De Cock Basiszorg in de geriatrie: volume 1
Uitgeverij Aurelia St. Martens-Latem 1993
De Cock Basiszorg in de geriatrie: volume 2
Uitgeverij Aurelia St. Martens-Latem 1993
De Cock Basiszorg in de geriatrie: volume 3
Uitgeverij Aurelia 1993
De Rijcke L. Ziekenhuishygiëne en infectiepreventie
Uitgeverij Aurelia
De Rijcke L. Geschiedenis van de verpleegen geneeskunde
Uitgeverij Aurelia 1981
De Ruyter H.J Bejaarden helpen
Uitgeverij Van Inn 1989
De Weer F. Verbandleer
Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij
Dotte P. Tillen, kantelen en verplaatsen van zieken en mindervaliden
Maloine 1986
Farlane F.K Verplegen en rapporteren
Uitgeverij Lemma Grote Markt 2500 Lier
Goeminne E.B.C. Algemene nursing 1 Algemene nursing 2
Uitgeverij Aurelia Paramedica 1983
Hoogwerf A. Ik ben verdwaald: dementie, wat is dat? Verpleeghuiscentrum 1980 Zutphen Juchli L. Verpleegkunde 1 Basisverpleegkunde Verpleegkunde 2 Specifieke facetten van verpleegkundige zorg
Elsevier 1980
Kerckhofs M., e.a. Hygiënische verzorging deel 1
Uitgeverij Acco Leuven 1987 37
Kerckhofs M., e.a. Hygiënische verzorging deel 2
Uitgeverij Acco Leuven 1988
Keysers M. Algemene, individuele en Uitgeverij Plantijn beroepshygiëne Kloosterhuis G. Coelho’s Praktisch zakwoordenboekje Van Goor en Zonen 1994 Miesen B. Als ik dat geweten had Uitgeverij Kluwer Antwerpen Thema’s in de omgang met demente ouderen Peeters M.Th. Kinderen begeleiden
Uitgeverij Acco Leuven 1988
Penning L. Medische Terminologie
Nijgh en Van Ditmar Info Lil Meerhout
Petrie P., e.a. Communiceren met kinderen en ouders
Uitgeverij Westland 1990
Praktijkopleidingsboek Helpende thuiszorg
Infoboek NV Lil 51 2450 Meerhout 1995
Praktijkopleidingsboek Helpende verzorgingstehuizen
Infoboek 1995
Reybroeck G. Ziekenhuishygiëne
Uitgeverij Acco 1990
Somers A., e.a. Kinderopvang in groep
VBJK 9000 Gent 1994
Van Bodegom A., e.a. De gezonde zorgvrager De terminale zorgvrager De zorgvrager met beperkte zelfzorgmogelijkheden
Uitgeverij SM.D. Leiden 1995
Van de Putte Kinderverzorging
Uitgeverij Aurelia St. Martens-Latem
Van den Bergh A.H.M. Algemene verpleegkunde
Uitgeverij Spruyt bv Leiden 1985
Van Kerckvoorde Pediatrische pathologie, niet besmettelijke kinderziekten
Uitgeverij Aurelia Paramedica 1976
Van nul tot vier: praktische tips voor opvoeding
Uitgeverij Westland Schoten 1990
Van der Bruggen H. Stage in de verpleging Vivez B. Begrippen over farmacologie
Uitgeverij Aurelia Paramedica 1981
Koning Boudewijnstichting Thuiszorg, de stem uit het thuismilieu
Brederostraat 21 1000 Brussel
Studie 1 Advies over het Beroeps- en Opleidingsprofiel van de verzorgende VLOR Leuvense plein 4 1000 Brussel SOA Aids Nieuwsbrief
Kluwer Editoriaal Diegem
Dr. Miriam Stoppart Geboren Gezond en gelukkig opgroeien van dreumes peuter en kleuter
Kosmos - Z & K uitgevers, Utrecht-Antwerpen
Astmastichting v.z.w.
Deelgemeentehuis Heuvelhof 1 3010 Kessel-Lo
38
Provinciaal Veiligheidsinstituut
Jezusstraat 28-30 2000 Antwerpen
Huishoudkunde Segers H., e.a. Voedingsleer: de zorgbehoevende Het gezonde kind - de valide bejaarde
Uitgeverij De Sikkel Oostmalle 1996
Huybrechts L. e.a. Dieetleer: de zorgbehoevende Het zieke kind - de anders valide bejaarde
Uitgeverij De Sikkel Oostmalle 1997
Beckers H. Voedselinfecties en -vergiftigingen Boeke P., e.a. Psychologie In Goede Handen
Uitgeverij Spruyt Van Mantgem en De Does Leiden 1972
Braet C. Dikke kinderen: behandelingsprogramma
Uitgeverij Acco Leuven 1993
Braet C. Dikke kinderen: praktijkboek voor deskundigen
Uitgeverij Acco Leuven 1993
Braet C. Dikke kinderen: werkboek voor kinderen
Uitgeverij Acco Leuven 1993
Cokelaere M. Algemene voedingsleer
Uitgeverij Aurelia Paramedica 1992
Cokelaere M. Personenzorg
Uitgeverij Aurelia St. Martens-Latem 1988
Cokelaere M. EHBO
Uitgeverij Aurelia St. Martens-Latem 1985
Compeers J., e.a. Voedingsleer
Uitgeverij De Sikkel Oostmalle 1991
De Keyzer F., e.a. Dieetleer
Uitgeverij De Sikkel Oostmalle 1992
Drost M.J.C.C., e.a. Huishoudkunde en budgettering Uitgeverij Info Meerhout 1994 Etitex Textiel abc aankoop en onderhoud
Montoyerstraat 24 1040 Brussel 1997
Kok J. Huishoudelijke Verzorging deel 1
Traject Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar 1994
Kok J. Huishoudelijke Verzorging deel 2
Traject Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar 1994
Snellen C.E.B.M. Huishoudkunde deel 1
Uitgeverij Nijghe en Van Ditmar 1994
Spruyt, e.a. Voeding en diëten in de verzorging
SMD Educatieve Uitgeverij Postbus 63 2300 AB Leiden
Test aankoop Eetwijzer
Hollandstraat 13 1060 Brussel 1994
Toors H., e.a. Levensmiddelenleer
Uitgeverij Infoboek Lil 51 2450 Meerhout
Toors H., e.a. Mens en voeding
Uitgeverij Infoboek 1995
Vermeiren A.M. Essentiële bestanddelen van de voeding
Uitgeverij Acco 1993
Weet wat je eet
Ministerie van Volksgezondheid
Warenwetgeving
Uitgeverij Die Keure Oude Gentweg 108 8000 Brugge 39
Hygiëne op de werkvloer
1998
Van Troy M., e.a. Cursus hygiëne in het ziekenhuis Uitgeverij Acco Leuven Verdonck G. Hygiëne in de grootkeuken Standaard Uitgeverij Veiligheid en hygiëne in de verzorginsinstellingen
Commissariaat voor de bevordering van de arbeid
Voedingsleer en hygiëne Keukentechniek Keukenorganisatie en –apparatuur
SVH Uitgeverij Zoetermeer Vakboeken voor de Horeca Postbus 100 CC Bunnik 1986
De Belgische Voedingsmiddelentabel
Nubel v.z.w. Rijksadministratief Centrum Vesaliusgebouw Pachecolaan 19 B5 1010 Brussel
10.2. Tijdschriften De eetbrief Nieuws over gezond en lekker eten
U.Z. Uitgeverij Biblo Brasschaatsesteenweg 308 2920 Kalmthout
Gezondheidsbrief, Nieuwsbrief over ziek zijn
Universitaire Ziekenhuizen KU Leuven Uitgeverij Biblo
Het kind
Kind en gezin Hallepoortstraat 27 Brussel
Kido Vormingscentrum voor de begeleiding van het jonge kind
H. Dunantlaan 2 9000 Gent
Leven en gezondheid
Uitgeverij De Eenhoorn
Ouders van nu
Kluwer Jan Blockstraat 7 2018 Antwerpen
Test Gezondheid
Hollandstraat 13 1060 Brussel
Test aankoop
Hollandstraat 13 1060 Brussel
Tijdschrift voor psychogeriatrie
Uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum
Voeding en voorlichting
I.P.B. Jezusstraat 16 2000 Antwerpen
Verpleegkundig perspectief
Uitgeverij Bohn Stafleu Van Loghum
Ziekenhuis
Uitgeverij Nationale Ziekhuisraad
Geneesmiddelen: hoe ermee omgaan?
1987
Geneesmiddelen: eerst bezinnen dan pas beginnen 1990 Gezondheidsrecht
1995
Borstvoeding: de bescherming van moeder en kind Verpleegkundigen en Gemeenschapszorg Voedselallergie bij kinderen
Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde
40
Menselijke verpleegkundige gegevens en intensiteit van de verpleegkundige zorg
Acta Hospitalia 1993
De invoering van het gemengd systeem in de schadeloosstelling voor beroepsziekten
VBVK. tijdschrift
Fysiologie en farmacologie van de lactatie
Wetenschappelijke Bibliotheek Natuur en techniek 1992
Klierkoorts of mononucleosis infectiosa Herinnering Rode Hond en andere bedenkingen
Verpleegkundigen en Gemeenschapszorg
Brochures van Kind en Gezin Nieuwe inzichten omtrent zuigelingenvoeding Borstvoeding: waarom en hoe?
Kind en Gezin Hallepoort 27 1060 Brussel
Informatieblad NNBVV (tweemaandelijks)
10.3. Audiovisuele middelen De ontwikkeling van de baby - de eerste dagen - wat met de voeding, kleine kwaaltjes - zes weken - kiezen voor dagopvang - drie maanden - vijf maanden - relatie en sexualiteit
Kind en Gezin Hallepoort 27 1060 Brussel
Jongeren en relaties begint nu - later
O.V.S.G. Ravensteingalerij 3 bus 7 1000 Brussel
Roelens A. Videoreeks Basiszorg in de gezondheidskunde Uitgeverij Aurelia St. Martens-Latem - bedtechnieken - hygiënische zorgen - stomaverzorging - zorgen in verband met uitscheiding - inspuitingen - zwachtelverbanden - doekverbanden - tubulaire verbanden - tillen, kantelen, verplaatsen van zieken en minder-validen Leren door repeteren Serie Educatieve videoproducties - de spijsvertering - diabetes mellitus 1 - diabetes mellitus 2
Uitgeverij Van In
Sivor banden - bed afhalen zonder zieke - bed afhalen met zieke - observeren pols - meting bloeddruk
Uitgeverij Van In
Videotheek van de Provinciale dienst Limburg - dementie - dementie in de familie
Universiteitslaan 3500 Hasselt
41
-
ze wordt zo vergeetachtig dement als ik dat geweten had genormaliseerd wonen een man wordt oud en sterft u bent mijn moeder de verloren tijd hersenschimmen de doolhof van Alzheimer kinderen op jaren een verhaal over beginnende dementie
Veilig te voet Veilig met de auto Op mobiliteit staat geen leeftijd
Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid Haachtsesteenweg 1405 1130 Brussel
Cardiovasculaire preventie - verzadigde vetzuren - onverzadigde vetzuren
Boëringer Mannheim België
Bodyworks voor PC -diskettes 3.5 Codenummer 9122
Het computerwinkeltje Moerkerkesteenweg 241 A 8310 Sint-Kruis
Thema’s rond gezondheidsproblemen - voeding - veiligheid - tabak - verslaving met video en transparanten
VIG Schildknechtstraat 1020 Brussel
Nutricia (voedingsinfo)
Rijksweg 64 2880 Bornem
De voedingsplanner
Nubel Pachecolaan 19 B5 1010 Brussel
CD-rom Medische Encyclopedie
Philips Interactive Media 88144550063
CD-rom Encarta ‘98
Winkler Prins Editie
42
BSO Derde graad Derde leerjaar Thuis- en bejaardenzorg
Vakken
TV Opvoedkunde: 2 uur/week PV Praktijk Opvoedkunde: 2 uur/week
Inhoudstafel 1.
Lessentabel
2
2.
Beginsituatie
3
3.
Profielschets
3
4.
Algemene doelstellingen
4
5.
Algemene pedagogisch-didactische wenken en middelen
6
6.
Leerinhouden, leerplandoelstellingen en pedagogisch-didactische wenken
8
6.1. TV Opvoedkunde 6.2. PV Praktijk Opvoedkunde
8 23
7.
Geïntegreerde proef
32
8.
Evaluatie
33
9.
Minimale materiële vereisten
33
10.
Bibliografie
34
10.1. 10.2. 10.3. 10.4.
Boeken en brochures Video’s Tijdschrift Nuttige adressen
34 37 37 38
1
1. Lessentabel Basisvorming
12 u
Godsdienst/ N.-C. Zedenleer Frans Lichamelijke Opvoeding 2 Project Algemene Vakken Nederlands – Geschiedenis Wisk. – Wet. – Aardr.
3 3
Optioneel gedeelte
24 u
Huishoudkunde Opvoedkunde Verzorging Praktijk Huishoudkunde Praktijk Opvoedkunde Praktijk Verzorging Stage Huishoudkunde Stage Verzorging
2 2 2 6
Godsdienst/ N.-C. Zedenleer Nederlands Lichamelijke Opvoeding
2 2
Project Algemene Vakken Frans – Geschiedenis Wisk. – Wet. – Aardr.
6
2 2 2 2 2 2 4 8
3 3
TV TV TV PV PV PV PV PV
2
2. Beginsituatie De leerlingen die deze optie volgen, hebben allen het eerste en het tweede leerjaar van de derde graad "Verzorging" gevolgd. De opleiding gedurende dit jaar ligt in de verlenging van de opleiding die ze reeds gehad hebben. De klemtoon ligt op de verdere uitbouw van de benadering van de bejaarde en de hoogbejaarde zorgvrager.
3. Profielschets De leerlingen, toekomstige bejaardenverzorg(st)ers, worden voorbereid op het begeleiden en het beantwoorden van de zorgvraag van bejaarden en hoogbejaarden. Zij worden voorbereid op het verlenen van intramurale zorg aan bejaarden of patiënten die voor langdurige verpleging en verzorging in aanmerking komen en veelal opgenomen worden in "Rust- en Verzorgingstehuizen" (RVT's) en "Gespecialiseerde ziekenhuisdiensten" (SP-diensten). Zij worden ook ingezet bij de intramurale zorgverlening van bejaarden die verblijven in serviceflats, opgenomen worden voor dagverzorging of in voorzieningen voor kortverblijf. Zij kennen het verschil tussen een gezonde bejaarde en de RVT-bewoner en kunnen deze bejaarden benaderen. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de wensen, de gewoontes, de persoonlijkheid van de bejaarde zorgvrager en dus op de individuele benadering en zorgverlening. Anderzijds dienen de afgestudeerden voorbereid te worden op hun taak als professionele hulpverlener bij de thuiszorg. Het betreft zowel hulpverlening bij verschillende opeenvolgende cliënten als gelijktijdig bij meerdere zorgvragers met telkens een aparte eigenheid.
3
4. Algemene doelstellingen ¾ Bejaardenzorg • Gesprekken kunnen voeren met de bejaarde en echt geïnteresseerd zijn in de bejaarde, in zijn/haar vroeger leven. • Vertrouwen kunnen wekken van de bejaarde, rekening houdend met de privacy van de zorgvrager. • Ingesteld zijn op voortdurend actief luisteren om onderliggende vragen van de bejaarde te begrijpen. • Kunnen omgaan met personen die zich niet meer verbaal kunnen uiten (afasiepatiënten), door het aanwenden van non-verbale communicatieve vaardigheden. • Gedragingen van demente bejaarden begrijpen en met dementen kunnen omgaan. • Activiteiten-van-het-Dagelijks-Leven (A.D.L.), Passiviteiten-van-het-Dagelijks-Leven (P.D.L.) en Realiteits-Oriëntatie-Training (R.O.T.) op gepaste, verantwoorde wijze toepassen. • Kunnen omgaan met seksualiteit, tederheid en de vraag naar genegenheid. • Kunnen stimuleren van contacten met en tussen medebewoners en familie. • Kunnen omgaan met sterven, de stervende en zijn/haar familie. • Ingesteld zijn op teamwerk, op samenwerken met de rest van het verzorgingsteam dat instaat voor een patiëntengroep. • Geobserveerde gedragsveranderingen doorspelen naar het verzorgingsteam, opdat iedereen op de zorgvragen van elke bejaarde zo goed mogelijk zou inspelen. • Bijdragen tot het vergroten van het persoonlijk draagvlak en van het incasseringsvermogen van de bejaardenverzorg(st)er. • Inzicht verwerven in zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg, met veel aandacht voor het zelfredzaamheidsprincipe.
¾ Thuiszorg • Als thuisverzorgende de zelfredzaamheid van de zorgvrager in zijn natuurlijke omgeving bevorderen, zijn zelfstandigheid stimuleren en de huisgenoten betrekken bij de hulpverlening. • Omgaan met de persoonlijke leefwereld van de zorgvrager en met informatie over zichzelf en de collega's. • Het willen eerbiedigen van de menselijke persoon, de vrijheid van opvatting en de levensbeschouwing van elke zorgvrager. • Flexibel kunnen omgaan met zieke kinderen en gehandicapten.
4
¾ Attitudes • Luisterbereidheid • Inlevingsvermogen • Assertiviteit • Uitdrukkingsvermogen, zin voor rapportering en discussie • Gevoelig zijn en openstaan voor menselijke problemen en beleving • Gericht zijn op de signaalfunctie of doorverwijsfunctie • Gericht op multidisciplinair overleg • Nauwkeurigheid • Objectiviteit • Gericht zijn op het respecteren van privacy
5
5. Algemene pedagogisch-didactische wenken en middelen ¾ Inleiding Het vak “opvoedkunde” moet gericht worden naar de doelstellingen en de taken die geformuleerd zijn in het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel.
¾ Opmerkingen van de sectorcommissie TSO/BSO werkgroep Paramedische van de VLOR in verband met de studierichting Voorzichtigheid is nodig bij het inhoudelijke van de theoretische en psychologische vorming. Overbelasting van de leerlingen moet worden vermeden. De theoretische en psychologische vorming moet gericht zijn op de praktische toepassing. De sectorcommissie opteert voor praktische inzichten (basisvaardigheden), die gekoppeld worden aan kenniselementen (zodat verzorgenden weten wat ze doen). De commissie verkiest een concrete benadering, niet één op basis van abstracte inzichten. Er wordt een consensus bereikt over de noodzaak aan de versterking van de omgangsvaardigheden die moeten bekeken worden als een praktijkgerichte psychologische en pedagogische vorming.
¾ Organisatorische uitgangspunten • Teamwerking De leerkracht opvoedkunde moet ter realisatie van dit programma bestendig overleg plegen met de collega's van de overige beroepsgerichte vakken. • Zorgsituaties De zorgsituaties waarmee leerlingen geconfronteerd worden, vormen de ervaringsgebieden waarop de concrete studie van de programmadelen geënt wordt. • Cursus De leerlingen dienen slechts in beperkte mate notities te nemen. Aan de leerlingen wordt een cursus ter beschikking gesteld waarin voor elk hoofdstuk is opgenomen: - de leerplandoelstellingen, desgevallend aangevuld met differentiële doelstellingen. De leerlingen moeten weten wat van hen verwacht wordt, inbegrepen de eisen gesteld bij de evaluatie; - de leerstof, geïllustreerd met veel voorbeelden, case-studies, teksten, ...; - handelingstips, pedagogische omgangsvormen, de wijze waarop ze zich moeten gedragen in zorgsituaties. • Begrippenlijst De leerlingen bezitten een begrippenlijst uit het 1ste en 2de leerjaar van de derde graad. Deze lijst wordt aangevuld en kan samen met de leerlingen en op hun vraag steeds uitgebreid worden. De leerlingen mogen deze lijst steeds raadplegen, dus ook bij evaluaties.
6
• Aan te bevelen tijdsgebruik voor de behandeling van de verschillende hoofdstukken in de onderscheiden vakken TV Opvoedkunde 1. Grondhoudingen m.b.t. het omgaan met vertrouwensrelatie, privacy en eigenheid 2. Sociale contacten 3. Dementie 4. Seksualiteit bij bejaarden 5. Begeleiden in de terminale fase
: 8 lesuren : 12 : 10 : 10 : 10
lesuren lesuren lesuren lesuren
PV Praktijk Opvoedkunde 1. Communicatie 2. Communicatie met de bejaarde Spreken met de bejaarde Luisteren en luisterhouding Lichaamstaal Praten over gevoelens Communicatie met het team Conflicthantering Stoornissen in de communicatie 3. Omgaan met bijkomende problemen 4. Sociale kaart 5. Zorgplan 6. P.D.L., R.O.T., Validation
: 2 lesuren : 24 lesuren
: 10 : 2 : 4 : 6
lesuren lesuren lesuren lesuren
7
8
6. Leerinhouden, leerplandoelstellingen en pedagogisch-didactische wenken 6.1. TV Opvoedkunde LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. GRONDHOUDINGEN MET BETREKKING TOT HET OMGAAN MET VERTROUWENSRELATIE, PRIVACY EN EIGENHEID
1. Het aangaan van een vertrouwensrelatie 1.1. Het verband tussen het aangaan van een vertrouwensrelatie en zelfwaardering
1.2. Het opbouwen van een vertrouwensrelatie: − algemene vereisten: geleidelijkheid en duurzaamheid, goede taakuitvoering − persoonsgebonden eigenschappen: o.m. communicatieve vaardigheden, luisteren, taalgebruik − specifieke vaardigheden: o.m. invoelen, echtheid, bewogenheid, acceptatie
• Met eigen woorden het verband uitleggen tussen het aangaan van een vertrouwensrelatie en de gevoelens van zelfwaardering/zelfaanvaarding van zowel de bejaarde als de begeleiding. • Met eigen woorden het belang verwoorden van de gevoelens zelfwaardering/zelfaanvaarding voor de persoonlijke ontwikkeling en welzijn. • Met eigen woorden uitleggen dat een vertrouwensrelatie moet “groeien” en dus niet plots tot stand komt. • Met voorbeelden illustreren welke persoonsgebonden vaardigheden nodig zijn om een vertrouwensrelatie aan te gaan. • In gegeven situaties de begrippen echtheid, empathie, bewogenheid en acceptatie herkennen.
De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn zeer omvangrijk en duidelijk aangegeven. Samen met de leerlingen worden oplossingen gezocht voor al deze problemen waarmee zij dagelijks in het werkmilieu geconfronteerd worden. Uitgangspunten voor de leergesprekken zijn: de stage-ervaringen gedurende de vooropleiding in de derde graad, case-studies, getuigenissen van verantwoordelijken uit voorzieningen. Het is belangrijk dat leerlingen antwoorden kunnen vinden op reële omgangsproblemen en zich bewust zijn van hun eigen reacties op en hun gedragingen naar aanleiding van deze problemen.
9
1.3. Consequenties en knelpunten in een vertrouwensrelatie als gevolg van: − sympathie/antipathie − gehechtheid en afhankelijkheid − agressie − afstand houden ten aanzien van professionele relatie
• Met eigen woorden aangeven hoe antipathie van de begeleiding t.o.v. de bejaarde een vertrouwensrelatie kan bemoeilijken. • Voorbeelden opgeven waaruit blijkt dat een vertrouwensrelatie die gebaseerd is op een aanvankelijke sympathie voor de bejaarde op termijn kan vertroebelen. • Voorbeelden opgeven waaruit blijkt dat een sterke gehechtheid/afhankelijkheid van de bejaarde bij de begeleiding (en omgekeerd) moeilijkheden kan opleveren. • De effecten op een vertrouwensrelatie van agressie van de bejaarde t.o.v. de begeleiding verwoorden. • In opgegeven situaties momenten aanduiden waar de begeleiding met de nodige afstand de bejaarde moet benaderen.
2. Aandacht voor privacy 2.1. Privacy in dagelijkse situaties: − respect voor gewoonten: o.m. drank/voeding, tv- en radioprogramma’s − respect voor de gewoonten, de eigenheid − respect voor normen en waarden
• Aan de hand van concrete voorbeelden verschillen tussen de eigen dagindeling en deze van de bejaarde bespreken in het kader van beschikbare mogelijkheden (financieel, fysiek, psychisch, sociaal). • Voorbeelden aangeven waaruit blijkt dat verschillende reacties op bepaalde situaties vaak te wijten zijn aan verschillen in waarden en normen tussen de bejaarde en de begeleiding. • In gegeven situaties momenten (verbaal, nonverbaal) aangeven waaruit blijkt dat de waarden en normen van de bejaarde gerespecteerd worden.
10
2.2. Privacy binnen groepscontacten: o.m. het al dan niet deelnemen aan groepsactiviteiten
• Situaties bespreken waarin privacy van de bejaarde als lid van een groep wordt weergegeven. • Argumenten aanhalen waarom bejaarden al dan niet verkiezen deel te nemen aan bepaalde groepsactiviteiten.
2.3. Bewaren van de eigen privacy: − wat zeg je zelf/wat niet − belang van het eigen voorkomen
• Voorbeelden analyseren waarin elementen m.b.t. de privacy van de begeleiding worden weergegeven. • De gevolgen van eigen voorkomen op o.m. de vertrouwensrelatie, het respect voor de bejaarde met eigen woorden bespreken.
3. Omgaan met informatie 3.1. Soorten informatie: − gesprekken over vroeger − gesprekken over actualiteit − gesprekken over bekenden − vrijblijvende informatie − info achter de info − doelbewuste mededelingen
3.2. Informatie in contacten met collega’s: wat mag wel/niet en moet wel/niet worden meegedeeld?
• Aangeven welke nuttige informatie gesprekken kunnen bevatten over vroeger, over actuele onderwerpen of over bekenden. • In gegeven voorbeelden informatie kunnen inschatten op haar signaalfunctie: vrijblijvend of relevant voor de begeleiding. • In opgegeven voorbeelden aantonen hoe de begeleiding doelbewust kan misleid/misbruikt worden voor welbewuste mededelingen door de bejaarde. • In gegeven situaties verantwoorden waarom informatie ingewonnen tijdens de begeleiding wel/niet kan/moet worden meegedeeld aan de collega's of aan de hoofdverantwoordelijke.
3.3. Informatie naar derden: o.m. familie, bezoek
11
4. Houding tegenover bezit 4.1. Respect voor het bezit in dagelijkse situaties: − plaats van de goederen/bezit − het tonen van interesse voor het bezit − reacties op valse beschuldigingen: o.m. diefstal, schade − uitvoeren van financiële verrichtingen
4.2. Praten over bezit: − van de bejaarde − eigen bezit
• Met eigen woorden uitleggen waarom de gehechtheid van de bejaarde voor een vaste plaats der dingen moet worden gerespecteerd. • Met voorbeelden aantonen waar de grens ligt in het tonen van interesse voor het bezit van de bejaarde. • Met eigen woorden het spanningsveld aantonen tussen enerzijds het tonen van interesse voor de bejaarde en zijn bezit en anderzijds voor valse beschuldigingen van diefstal of hebberigheid. • De houding van de begeleiding verwoorden t.o.v. opdrachten door de bejaarde binnen de financiële sfeer. • De houding van de begeleiding t.o.v. derden verwoorden i.v.m. ingewonnen informatie over het bezit van de bejaarde.
12
II. SOCIALE CONTACTEN
1. Sociale contacten in de thuiszorg 1.1. Belang van de sociale contacten t.o.v. de doelstelling van de thuiszorg Sociaal contact betekent kwaliteit van het leven
• Het belang van sociale contacten bij hulpbehoevendheid plaatsen t.o.v. de doelstelling van thuiszorg: "de zorgbehoevende in zijn thuismilieu laten zolang dit de kwaliteit van zijn leven ten goede komt".
1.2. De verzorgende als schakel in de sociale contacten: − contacten met partner, kinderen, kleinkinderen, familieleden − contacten met buren, vrienden en kennissen − contacten via verenigingen, clubs en zelfgroepen − contacten met voorzieningen en diensten
• De kwaliteit van de sociale contacten tussen de zorgbehoevende en zijn familie verklaren vanuit de vroegere relatie en de wijze waarop men de hulpbehoevendheid (en het ouder worden) beleeft en dit door voorbeelden illustreren. • Met behulp van de Sociale Kaart opzoeken wat er in de eigen streek aangeboden wordt aan hulpbehoevenden door verenigingen, clubs, zelfhulpgroepen, instellingen en diensten. • Hulpbehoevenden doorverwijzen naar de juiste voorzieningen die een antwoord kunnen geven op hun concrete vragen.
1.3. Problemen met de sociale omgeving die ontstaan omwille van de zorgbehoevendheid: − het verband tussen de reden van de hulpvraag en de mogelijke reactie op de hulpverlening − problemen i.v.m. de draaglast en de draagkracht van de omgeving
• Verschillen in omgaan met hulp krijgen van een verzorgende door de hulpbehoevende en de (vroegere of huidige) thuisverzorgers verklaren vanuit de redenen voor de hulpvraag. Dit illustreren met voorbeelden. • Elementen aangeven die leiden tot het uit evenwicht raken van de draagkracht/draaglastbalans van thuisverzorgers, welke aanleiding kunnen geven tot een verzoek om professionele hulp.
In de lessen wordt een gedetailleerde Sociale Kaart samengesteld voor de bredere omgeving: eigen woonplaats, plaats van school en stageplaatsen. Case-studies kunnen gebruikt worden om de leerlingen vertrouwd te maken met het verwijzen naar de juiste voorziening, zonder dat de hulpbehoevende “van het kastje naar de muur'” wordt gestuurd.
De hulpvraag kan in verschillende omstandigheden gesteld worden: de hulpbehoevende en zijn familie kan al of niet voorbereid zijn op hulp nodig hebben, er kan sprake zijn van plotse confrontatie met hulpbehoevendheid in een crisisfase, de lichamelijke of psychische gezondheid van de thuisverzorger kan aanleiding geven tot de hulpvraag. Laat de leerlingen zich inleven in de gevoelens die de verschillende redenen tot hulp vragen met zich meebrengen en tracht van daaruit reactiewijzen te kl 13
verklaren. 1.4. Rol van de verzorgende t.o.v. de sociale omgeving: − klankbord voor thuisverzorgers − bemiddelaar tussen familieleden − informatieverlener − begeleider van verwerkingsprocessen − signaalfunctie in de evaluatie van het zorgplan
• Door middel van voorbeelden aantonen hoe de verzorgende de directe omgeving van de hulpbehoevende tot steun kan zijn.
• De centrale rol van de verzorgende bij de opvolging van de afspraken in het zorgplan verklaren en illustreren met voorbeelden.
1.5. Ondersteuning van de omgeving van de dementerende oudere: • Gepaste benaderingswijzen aanreiken voor de − minder kwetsbaar maken omgang met de partner en/of kind(eren) van de − verminderen van twijfel aan eigen kunnen dementerende oudere, welke psychisch zwaar − verminderen van gevoel van hulpeloosheid belast zijn door de steeds slechter wordende − benadrukken van wat de sociale omgeving gezondheidstoestand van hun familielid. nog wel kan
1.6. Ondersteuning van de sociale contacten in de kraamhulp: − ontvangen van bezoek zonder de kraamvrouw te erg te belasten − omgaan met een jaloerse peuter/kleuter
• Tips geven hoe men voor voldoende rust kan zorgen en toch de mogelijkheid van sociale contacten open kan houden. • Gepaste benaderingswijzen formuleren om jaloerse uitingen van een peuter/kleuter bij de uitbreiding van het gezin te voorkomen en/of in goede banen te leiden.
Een gedetailleerd voorbeeld van een zorgplan vind je in: "Thuiszorg. De stem van het thuismilieu", Koning Boudewijnstichting. Er zijn ook samenwerkingsinitiatieven die werken met een zorgplan. Vaak vind je deze samenwerkingsinitiatieven binnen een OCMW of een mutualiteit. Informeer in uw woonplaats. In het kader van de lessen kunnen voorbeelden van zorgplannen bestudeerd worden en kan met een coördinator van een zorgplan de rol besproken worden van de verzorgende. Verder ontwikkelen van het inlevingsvermogen van de leerlingen kan door een familielid van een dementerende bejaarde in de klas te laten getuigen over de gevoelens bij de uiteindelijke vraag om professionele hulp.
Spel kan hierbij belangrijk zijn, cf. leerinhouden 1ste leerjaar van de 3de graad. Wat belonen en straffen betreft, zijn concrete tips te vinden bij Peter Adriaenssens: "Opvoeden is een groeiproces".
2. Sociale contacten in een instelling
• Aandachtspunten formuleren voor de 2.1. De rol van de verzorgende bij de voorbereiding voorbereiding op en de opname in de instelling, van de opname: zodat deze zo optimaal mogelijk kan gebeuren. − voorbereiding en begeleiding van de • Verschillende reactievormen op de opname in opname een tehuis onderscheiden: zowel van de hulpbehoevende als van zijn/haar familie. − mogelijke reacties op de opname • Vergelijken van de dagindeling en de huisregels − belang van dagindeling en huisregels bij de
De opnameprocedures van verschillende instellingen kunnen vergeleken worden. De opname van een fictief persoon kan tot in detail worden voorbereid.
Gebruik bij de vergelijking ook dagindelingen en
14
sociale contacten
2.2. De verzorgende als venster op de buitenwereld (cf. 1.2.): − contacten met de familie − contacten met de vroegere omgeving − contacten met de nieuwe omgeving
van verschillende tehuizen op het vlak van de mogelijkheden tot sociaal contact. • Mogelijkheden aangeven om contacten met de wereld buiten de instelling in stand te houden of te bevorderen en deze opzoeken in de omgeving van de instelling waar men stage doet.
• Stimulerende elementen tot groepsvorming 2.3. Begeleiden van sociale contacten binnen de benoemen en verklaren waarom groepsvorming instelling: in een tehuis niet altijd soepel verloopt. − samen leven, leven met de groep, leven in • Uitleggen waarom activiteitenbegeleiding en groep verzorging in een instelling niet los van elkaar − gezamenlijke activiteiten ondersteunen de kunnen gezien worden. contacten − problemen met het samenleven in de groep • Voorbeelden geven van problemen die zich tussen bewoners van een instelling kunnen voordoen.
huisregels van instellingen die hen niet bekend zijn van de stage. Dit is opgenomen in de Sociale Kaart die door de leerlingen is samengesteld.
In de meeste instellingen bieden de verzorgenden hulp aan de verantwoordelijke voor de activiteitenbegeleiding. In de lessen kan dieper ingegaan worden op de doelstellingen van activiteitenbegeleiding en kunnen concrete voorbeelden uitgewerkt worden voor verschillende doelgroepen. De voorbeelden dienen verschillende domeinen te bestrijken: grove en fijne bewegingen, geheugentraining, muzikale ontspanning, ... (cf. PV opvoedkunde). Zeer nuttige boeken zijn: − "Doet u mee? Gezelschapsspelen en gespreksstof voor ouderen", Van den Berg, M. en Diesfeldt, H. − “Demente ouderen. Activiteiten en omgang", Bloemendaal, G.
15
III. DEMENTIE
1. Vormen van dementie De begripsomschrijving en de frequentie van het voorkomen bespreken van: − − − −
Alzheimer multi-infarct gemengde vorm ongekende vorm (schijndementie)
• De verschillende vormen van dementie omschrijven en de frequentie van voorkomen aangeven.
2. Verloop en kenmerken van dementie Dementerende ouderen verschillen qua problemen die ze meemaken en in snelheid waarbij dementie verergert. We onderscheiden: • Naargelang het niveau van dementie een aantal 2.1. Milde dementie: essentiële kenmerken aanduiden en deze illustreren met voorbeelden. − te herkennen door terug te blikken − gedragskenmerken: o.a. apathie, weerstand tegen veranderingen, traagheid, herhaling 2.2. Matige dementie: − problemen komen uitdrukkelijk tot uiting − gedragskenmerken: o.a. sterke vergeetachtigheid, desoriëntatie in tijd en plaats, ongewone gedragingen 2.3. Ernstige dementie: − persoon is sterk afhankelijk
De leerlingen duidelijk laten inzien dat dementie bij elke persoon een specifiek en persoonlijk verloop heeft afhankelijk van de fysische en psychische ingesteldheid. De leerlingen kunnen zelf gedragskenmerken van elk niveau van dementie aanbrengen uitgaande van specifieke observaties tijdens de stage.
16
− gedragskenmerken: o.a. dwalen, incontinentie, geen herkenning van familie, sterke hulp bij A.D.L.
3. Dementie versus acute verwardheid Dit kan o.m. voorkomen ten gevolge van: − ziekte − verlies van partner − verhuis, opname in een ziekenhuis
• Dementie onderscheiden van acute verwardheid.
4. Beleving van de zorgvragers 4.1. Wie zijn de zorgvragers? − familie: partner, kinderen − verzorgenden 4.2. Gevoelens bij de zorgvrager: − verdriet − schuldgevoelens − rolomkeer − woede - agressie − verlegenheid en schaamte − seksuele gevoelens
• Aangeven wie de zorgvragers zijn.
• Een aantal gevoelens bij de zorgvrager onderscheiden. • De oorzaken van deze gevoelens aangeven. • Illustreren dat het aanvaarden van deze gevoelens normale ervaringen zijn voor de zorgvragers.
De leerlingen zelf het waarom van een aantal gevoelens bij de zorgvragers laten ontdekken.
• Voorbeelden geven van grondhoudingen bij het omgaan met dementerende ouderen.
Gesprekken en oefeningen geven in verband met grondhoudingen voor het omgaan met
Gesprekken met familieleden van dementerende ouderen over hoe zij deze gevoelens ervaren en ermee omgaan.
5. Begeleiding van de dementerende 5.1. Grondhoudingen: − empathie
17
− respect − belang van lichaamstaal
dementerende ouderen. Het boekje “Leven met verwardheid” is een goede leidraad voor het omgaan met dementerende ouderen.
5.2. Verschillende, elkaar aanvullende begeleidingsbenaderingen: − R.O.T. Realiteits-Oriëntatie-Training: → de bejaarde krijgt vanuit de omgeving voortdurend prikkels aangeboden die hem helpen bij oriëntatie in plaats, tijd en persoon → doelstelling: ⋅ de nog bij de verwarde bejaarde aanwezige mogelijkheden aanspreken en stimuleren om verdere achteruitgang af te remmen ⋅ het welbevinden en de zelfstandigheid van de bejaarde bevorderen
• De omschrijving en de doelstelling formuleren van R.O.T., Validation en P.D.L.
Leerlingen informeren over het gebruik van R.O.T., Validation en P.D.L. in de instellingen.
• Een aantal praktische voorbeelden van R.O.T., Validation en P.D.L. geven.
Het boek “Psychogeriatrische verpleegkunde” geeft een goed overzicht van voorbeelden van prikkels voor de oriëntatie in plaats, tijd en persoon. VRT heeft in de reeks “De keuze van Dekeyser” een documentaire met als titel “Vergeten”.
− Validation: → bevestiging als benadering van verwarde bewoners → doelstelling: de bevestiging van de belevingswereld en de gevoelens van de verwarde oudere, de erkenning dat zijn fantasiewereld werkelijkheid is − P.D.L. Passiviteiten-van-het-DagelijksLeven: → nagaan welke mogelijkheden er zijn om de passiviteit van de zwaar dementerenden te doorbreken → doelstelling: 18
het welbevinden van de bejaarde verhogen
5.3. Specifieke aanpak in verband met: − onrust en dwalen − beschuldigingen − hallucinaties − confabulaties − agressie − verdriet − seksuele gevoelens − schuldgevoelens
• De specifieke aanpak verwoorden van bestudeerde verschijnselen bij dementerenden.
19
IV. SEKSUALITEIT BIJ BEJAARDEN
1. Vooroordelen tegenover seksualiteit bij bejaarden 1.1. Opvattingen en taboes o.a.: − Kerk: seksualiteit = nuttig voor voortplanting − Middeleeuwen: romantische liefde − 18de eeuw: burgerlijke moraal fatsoensregels − jaren ‘60: seksuele bevrijdingsgolf bij jongeren, nog taboes bij senioren 1.2. Inzicht in eigen vooroordelen t.o.v. seksualiteit bij bejaarden
• Eigen houding t.o.v. seksualiteit bij bejaarden kunnen en durven verklaren.
Het boekje "Wat met intimiteit na 55 jaar?" kan als basis dienen voor een overzicht van opvattingen en taboes doorheen de geschiedenis. Leerlingen kunnen seksualiteit in de tijd van hun grootouders, ouders en henzelf met elkaar vergelijken. Via leergesprekken, invullen van vragenlijsten, … de leerlingen laten vertellen over hun houding t.o.v. seksualiteit bij bejaarden. Ook hun eigen ervaringen met bejaarden dienen als uitgangspunt voor discussie.
• De impact van enkele biologische veranderingen, ziekten en medicatie op het seksueel leven bij de bejaarden geven.
Bovenvermelde brochure kan gebruikt worden als achtergrond. Het is zeker niet de bedoeling hier in detail te treden. Dit is meer het domein van de verpleegkunde.
• Enkele opvattingen en taboes uitleggen.
2. Lichamelijke aspecten 2.1. Biologische veranderingen o.a. hormonale veranderingen, menopauze, … 2.2. Impact van ziekten en medicatie o.a. hartinfarct, kanker, cara, operaties, …
3. Psychosociale aspecten rond seksualiteit en intimiteit 3.1. Seksualiteit:
Via leergesprekken komen de leerlingen tot een omschrijving van seksualiteit en intimiteit en tot een vergelijking van beide. 20
− definitie: o.a. geslachtsverkeer, zintuigelijke • Met eigen woorden seksualiteit en intimiteit omschrijven en voorbeelden geven. prikkeling, … − seksuele activiteit doorheen het leven van • Het verband aangeven tussen seksualiteit bij bejaarden en hun vroegere seksualiteit en de de bejaarde beschikbaarheid van een partner. − beschikbaarheid van een partner 3.2. Intimiteit: − definitie: o.a. kwaliteit van een relatie, wederzijds vertrouwen en respect, … 3.3. Houding van de verzorgende t.o.v. nieuwe partners, anders vrijen, zelfbevrediging
• Verwoorden van je eigen houding als verzorgende t.o.v. een nieuwe partner voor de bejaarde.
Videomateriaal, discussie in groep, reflectie op eigen houding, ervaringen met bejaarden als verzorgende, … dienen als uitgangspunt om tot een gefundeerde houding te komen i.v.m. o.a. nieuwe partner, zelfbevrediging bij bejaarden.
Dit thema mag zeker niet theoretisch worden opgezet, maar dient beschouwd te worden als een intense bevraging van de fundamentele levensvragen rond seksualiteit. Dit is ook belangrijk als aanzet tot het thema ongewenste intimiteiten.
4. Ongewenste intimidaties 4.1. Zorg en intimiteit Voor beiden schept de verzorging een grote emotionele en lichamelijke nabijheid en intimiteit door de bijzondere zorgrelatie. 4.2. Wat zijn ongewenste intimiteiten? Alle vormen van aandacht die seksueel getint zijn en als ongewenst ervaren worden door degene tot wie ze gericht zijn. Het is niet de bedoeling die telt, wel het effect op je.
• De nauwe band tussen zorg en intimiteit door de bijzondere zorgrelatie verklaren, zowel lichamelijk als emotioneel. • Met eigen woorden ongewenste intimiteiten omschrijven en voorbeelden geven.
4.3. Ongewenste intimiteiten. Wat doe je ertegen? o.a.: − eigen grenzen herkennen en durven stellen • Tips geven i.v.m. hoe je het best als − niet negeren, wel onmiddellijk reageren verzorgende reageert op ongewenste intimiteiten. − duidelijk en nuchter zijn − praat erover met collega’s 4.4. Ongewenste intimiteiten in de thuiszorg o.a.: − het is geen uitzondering: 80% van de
De brochure "Ongewenste intimiteiten in de thuiszorg" kan dienen als achtergrondinformatie over dit thema. Zeer belangrijk is zeker hier weer het uitgaan van eigen ervaringen en houdingen rond ongewenste intimiteiten. Het is dan nodig dat de leerlingen vrij en ongedwongen hun ervaringen durven naar voor brengen en dit kritisch laten bespreken in de groep. Door de informatie die ze krijgen is het belangrijk dat ze inzien dat ze niet in een uitzonderingspositie zitten. Zo overwinnen ze de schaamte en durven ze hierover in gesprek gaan.
• Ongewenste intimiteiten, eigen aan het werk in 21
hulpverleners in de thuiszorg krijgt er mee te maken − onderwerp bespreekbaar stellen
de thuiszorg en in de instelling, bespreken.
4.5. Ongewenste intimiteiten in de instelling
V. BEGELEIDEN IN DE TERMINALE FASE
Bij heel dit hoofdstuk is het belangrijk om uit te gaan van specifieke reportages over dit onderwerp of getuigenissen hetzij mondeling hetzij schriftelijk van stervensbegeleiders, ...
1. Omgaan met de waarheid 1.1. Het dilemma van de waarheidsmededeling 1.2. Het slecht-nieuwsgesprek
• Het slecht-nieuwsgesprek hanteren. Het rollenspel leent zich tot het inoefenen van het slecht-nieuwsgesprek, waarbij video-opnamen van het rollenspel kunnen worden aangewend voor de foutenanalyse.
2. Gevoelens en gedrag bij de terminale persoon 2.1. Fasen in het stervensproces De opeenvolging van: − onwetendheid − onzekerheid − impliciete ontkenning − bespreking van de waarheid − expliciete ontkenning − opstandigheid − marchanderen − verdriet − aanvaarding
• De verschillende relatieve fasen van het stervensproces herkennen en weergeven.
Bij de bespreking van het stervensproces laat men de leerlingen zich inleven in de eigen aangekondigde dood. Fragmenten uit gesprekken met terminale bejaarden kunnen eveneens gebruikt worden, evenals getuigenissen uit het werkveld.
2.2. Relativiteit van de fasenindeling:
22
− fasen overslaan − vastzitten in een fase − terugval naar een vorige fase 2.3. Rol van de verzorgende tijdens de fasen
• De patiënt op gepaste wijze bijstaan in de onderscheiden stervensfasen.
3. Palliatieve zorgen 3.1. Begripsomschrijving
3.2. Benaderingswijzen en toepassingen
• De wijze waarop palliatieve zorg een positieve bijdrage levert bij de begeleiding van een terminale zorgvrager toelichten. • Voorbeelden geven van palliatieve benaderingen.
Verschillende voorbeelden geven van palliatieve zorgen. Hierbij kunnen getuigenissen van specialisten interessante diensten bewijzen.
4. Gevoelens en gedrag bij de familie en naastbestaanden Het rouwproces kan aan de hand van case-studies of gesprekken met naastbestaanden in de klas belicht worden.
4.1. Anticiperende rouw: − begripsomschrijving − functies 4.2. Fasen in het rouwproces: − schok en verdoving − desorganisatie − reorganisatie
• De verschillende fasen en taken in het rouwproces omschrijven en herkennen.
4.3. Taken in het rouwproces: − aanvaarden van de realiteit van het verlies − ervaren van de pijn van het verlies − zich aanpassen aan een omgeving zonder de overledene − emotionele energie losmaken van de overledene en herinvesteren in andere relaties
23
4.4. Ondersteuning van de familie door de verzorgende: − er zijn − uitnodigen tot spreken − luisteren − de uitdrukking van het verdriet stimuleren
• Familieleden en andere betrokkenen ondersteunen in het (anticiperend) rouwproces.
6.2. PV Praktijk Opvoedkunde Het is niet noodzakelijk de leerstof van dit praktijkvak hoofdstuk per hoofdstuk af te werken. Verschillende hoofdstukken kunnen door elkaar gegeven worden, bepalend hiervoor zijn de stageplaatsen en de aldaar opgedane ervaringen van de leerlingen. In de eerste plaats is dit leerplan gericht op het verwerven en stimuleren van een aantal vaardigheden en attitudes die aansluiten bij de beroepspraktijk van de leerlingen. De aangehaalde hoofdstukken kunnen telkens aangebracht worden aan de hand van kijkstages, themagerichte observaties, bezoeken aan bepaalde groepen, ... Er wordt tevens de mogelijkheid geboden om sprekers uit te nodigen die, vanuit de praktijk, een bepaald thema of problematiek kunnen uitdiepen of toelichten. Belangrijk bij dit geheel is de samenwerking met het technisch vak Opvoedkunde en de Stages. Doch ook het praktisch oefenen van vaardigheden is essentieel, zodat de leerlingen op de onderscheiden problemen goed zijn voorbereid of de ervaren problemen bespreekbaar kunnen stellen.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. COMMUNICATIE
1. Herhaling van het communicatieschema ste
(cf.1
de
leerjaar van de 3 graad optie Verzorging)
• Het communicatieschema opstellen en toelichten.
Herhaling van de desbetreffende leerstof uit het 1ste leerjaar van de derde graad.
II. COMMUNICATIE MET DE BEJAARDE
24
1. Spreken met de bejaarde
• Het belang van het spreken met de bejaarde 1.1. De verzorger als spreker: aantonen. waarom spreken met de bejaarde belangrijk • Aan de hand van voorbeelden bespreken en is: ervaringen verwerken en delen met inoefenen hoe een gesprek kan verlopen met anderen, bevestiging krijgen, intimiteit ervaren, een bejaarde. …
Via observaties (o.a. video-opnamen), via demonstraties, via rollenspel dat eventueel op video vastgelegd wordt, kan heel wat informatie aangebracht en toegelicht worden.
• Het referentiekader van de bejaarde 1.2. Aandachtspunten bij het spreken met de onderkennen en hierop inspelen. bejaarde: • Aangeven aan welke aspecten je aandacht taalgebruik afstemmen op de bejaarde, dient te besteden tijdens het voeren van een lichaamstaal afstemmen op de gesproken taal, gesprek met een bejaarde. de manier waarop de informatie gepresenteerd wordt bepalen
Een schema met uitleg vindt men o.m. in het boek van Kluytmans "Ik en de ander. Een leer- en oefenboek voor gespreksvoering". Praktisch uitgewerkte opdrachten en oefeningen in verband met verschillende gesprekstechnieken. Zie ook het boek "Sociaal-agogische vaardigheden".
1.3. Fasen van het gesprek: • Toepassen van vaardigheden die een vlot − fase 1: gesprek met een bejaarde bevorderen. → Het begin van een gesprek: non-verbale fase, het contact leggen met de andere, openingszinnetjes, ... → Aandachtspunten bij het beginnen van een gesprek: creëren van een ontspannen sfeer, vragen die het gesprek op gang brengen (open vragen), gespreksonderwerp afstemmen op de leefwereld van de bejaarde − fase 2: → Het midden van het gesprek: uitwisselen van verhalen, informatie inwinnen en uitwisselen, het gaande houden van het gesprek, … → Aandachtspunten: spreek de taal van de bejaarde, … − fase 3: → Het einde van het gesprek: aangeven 25
dat je het gesprek wil stoppen, elkaar loslaten, redenen voor het beëindigen van het gesprek, het afscheid nemen, … → Aandachtspunten bij het beëindigen van het gesprek: Wat zeg ik? Wanneer begin ik met het afsluiten van het gesprek? Hoe ga ik om met mensen die teleurgesteld, verdrietig of opstandig zijn na het gesprek?
2. Luisteren en luisterhouding 2.1. De verzorger als luisteraar: waarom luisteren naar de bejaarde belangrijk is 2.2. Factoren die onjuiste luisterhoudingen veroorzaken: slechte concentratie, gebrek aan motivatie, bevooroordeeld luisteren, selectief luisteren, passief luisteren, egocentrisch luisteren 2.3. Vermijden van een onjuiste luisterhouding door: − effectief luisteren: juiste luisterhouding, tips om effectief te luisteren. − actief luisteren/empathisch luisteren: je verplaatsen in de gevoels- en belevingswereld van de bejaarde − situaties waarin actief luisteren noodzakelijk is: de bejaarde die een vraag stelt, overstuur is, angstig is, onzeker is, aangeeft dat hij met een probleem zit − tips om actief te luisteren
• Aantonen van het belang van het luisteren naar de bejaarde.
Inzicht verwerven in de eigen luisterhouding a.d.h.v. eenvoudige luisteroefeningen.
• Aangeven wat onjuiste luisterhoudingen zijn en de mogelijke oorzaken ervan.
Observeren van ongewenste luisterhoudingen. Het uitwerken en uitvoeren van een luisteroefening bij de doelgroep.
• Beschrijven op welke manier je onjuiste luisterhoudingen kan vermijden. • Aan de hand van voorbeelden duidelijk maken wat een onjuiste en een juiste luisterhouding is en wat het effect ervan kan zijn op de spreker. • Aangeven wat een luisteraar kan doen om effectief te luisteren. • Aangeven wanneer je actief moet luisteren en de regels voor actief luisteren toepassen.
Oefeningen i.v.m. actief luisteren: het kunnen herkennen van gevoelens. Praktijkgerichte oefeningen, rollenspel en observaties i.v.m. luistervaardigheid (zie ook het boek "Sociaal-agogische vaardigheden").
26
III. LICHAAMSTAAL
1. Het belang van lichaamstaal bij de communicatie met de bejaarde
• Het belang van lichaamstaal in de communicatie met de bejaarde aangeven.
2. Ondersteunende en niet-ondersteunende lichaamstaal 2.1. Lichaamstaal die ondersteunend is voor de verbale communicatie: houdingen, bewegingen, gebaren, gelaatsuitdrukkingen, aanrakingen, stemtaal, … 2.2. Lichaamstaal die niet-ondersteunend is voor de verbale communicatie: − lichaamstaal die op zichzelf staat: situaties waarin je niet mag praten, situaties waarin je niet kan praten, situaties waarin je niet hoeft te praten − niet-congruente communicatie: je lichaamstaal seint een andere boodschap uit dan de woorden die je gebruikt, belang van congruente communicatie
• Het belang van congruente communicatie duiden. • Benoemen en toepassen van factoren die van belang zijn met betrekking tot lichaamstaal bij het omgaan met bejaarden.
Via praktische oefeningen bewust leren omgaan met de eigen lichaamstaal. Observatie-oefeningen i.v.m. de eigen lichaamstaal en de lichaamstaal van de bejaarde. Via observaties (o.a. van video-opnamen), via demonstraties, via rollenspel dat eventueel ook op video vastgelegd wordt, kan het leergesprek uitgediept worden. Het boek "Zonder woorden: non-verbale communicatie met patiënten" van Nesbitt Blondis en Jackson biedt heel veel informatie en voorbeelden van de leerinhouden.
• Via voorbeelden het verband aangeven tussen ondersteunende, niet-ondersteunende, bewuste en onbewuste lichaamstaal en het verloop van de communicatie.
3. Oefeningen i.v.m. bewuste en onbewuste lichaamstaal
27
4. Observeren van de eigen lichaamstaal en die van de bejaarde 4.1. Communicatie afstemmen op het niveau van de bejaarde 4.2. Begrijpen van de lichaamstaal van de bejaarde
IV. PRATEN OVER GEVOELENS
1. Het belang van praten over gevoelens
• Benoemen van een aantal voordelen van het praten over gevoelens en hiervoor tips geven.
2. Praten over je eigen gevoelens 2.1. Toestaan van de eigen gevoelens
Praktijkgerichte oefeningen, rollenspel waarbij de nadruk ligt op het leren uiten en verwoorden van gevoelens, alsook het leren omgaan met de eigen gevoelens en de gevoelens van de doelgroep. Dit alles uitgaande van concrete voorbeelden die aansluiten bij de leefwereld en de stage-ervaringen van de leerlingen.
2.2. Beschrijven van gevoelens uitgaande van jezelf 2.3. Beschrijven van gevoelens aan de hand van concrete voorbeelden 2.4. Nuanceren van de eigen gevoelens
• De betekenis aangeven van genuanceerd omgaan met gevoelens.
3. Praten over de gevoelens van de bejaarde
28
3.1. Open staan voor de gevoelens van de bejaarde
• Aangeven wat van belang is bij het praten over gevoelens met de bejaarde.
3.2. Inlevend luisteren naar gevoelens
• Toepassen van de bestudeerde principes.
3.3. Accepteren van de gevoelens van de bejaarde 3.4. Geven van alternatieven
V. COMMUNICATIE MET HET TEAM
1. Het teamgesprek
• Aangeven welke houdingen en gedragingen aanbevolen zijn in de verschillende situaties.
2. Het probleemoplossend gesprek 3. Het groepsgesprek
• Voor ieder van de aangegeven situaties de aanbevolen houdingen en gedragingen kunnen toepassen.
Rollenspel: teamvergadering, praten met collega's, … Het bijwonen van een teamvergadering. Inoefenen van communicatieve vaardigheden i.v.m. communicatie met het team.
4. Het geven van positieve en negatieve feedback
VI. CONFLICTHANTERING
1. Oorzaken van conflicten
• Ontleden van conflictsituaties en kunnen duiden Conflicten uit de praktijk analyseren en er leren mee omgaan. van het eigen aandeel en het aandeel van anderen in deze situaties.
29
2. Mogelijke oplossingen voor conflicten
• Concreet toepassen en uitvoeren van de vereiste houdingen en attitudes in conflictsituaties.
3. Omgaan met ongewenste intimiteiten
• Noemen van eigen waarden en normen in functie van professionele en persoonlijke grenzen in de zorg. • Argumenten noemen waarom het belangrijk is om seksuele intimiteiten bespreekbaar te maken. • Bespreken van mogelijke reacties op ongewenste intimiteiten.
VII. STOORNISSEN IN DE COMMUNICATIE
1. Begripsomschrijving: communicatiestoornis
• Het begrip communicatiestoornis omschrijven. • Aangeven van het belang van communicatie bij bejaarden die stoornissen vertonen in de communicatie. • Aspecten benoemen waarmee men rekening moet houden bij het communiceren met afatische bejaarden.
Rollenspel dat bijvoorbeeld op video bestudeerd kan worden, analyseren van video-opnamen.
2. Omgaan met afasie-patiënten 2.1. Begripsomschrijving 2.2. Oorzaken van afasie 2.3. Therapie en prognose 2.4. Hoe omgaan met afasie-patiënten als ?
• Afasie omschrijven en afbakenen van stoornissen die er op lijken. • Twee soorten afasie toelichten aan de hand van voorbeelden. • Drie symptomen van afasie toelichten. • Enkele oorzaken van afasie aangeven.
Hulpmiddelen voor de communicatie van afatici kunnen besproken worden en eventueel gemaakt (cf. het boekje "Communiceren moet je doen: ideeën voor zelf te maken"). Ervaringen van de leerlingen, video-opnamen, tik l k t t t d d 30
verzorger? − hoe ervaart de patiënt zijn eigen beperkingen tijdens de communicatie? − hoe omgaan met afatische patiënten? hoe communiceren met bejaarden die afatisch zijn?
• De therapie bij afasie toelichten en een voorbeeld geven van wat er concreet gebeurt. • De prognose bij afasie kunnen toelichten naar de patiënt en zijn naastbestaanden toe.
artikels kunnen getoetst worden aan de praktijkgerichte informatie over deze problemen (cf. het boek "Zonder woorden, non-verbale communicatie met patiënten"). Ook hier kan videogestuurd rollenspel gebruikt worden om de omgangsvormen in te oefenen.
• Vijf raadgevingen vergezeld van voorbeelden geven in verband met omgaan met afasie− aandachtspunten: patiënten. niet spreken met anderen over de bejaarde alsof hij zelf niet aanwezig is, rustig en • Voor elk van de besproken problemen duidelijk spreken, schrijven met korte aangeven welke houdingen en gedragingen zinnen en woorden, letten op lichaamstaal, aangeprezen worden. rustige omgeving, niet perse willen verbete- • Voor ieder van de besproken problemen de ren, stellen van eenvoudige vragen, belang aangeprezen houdingen en gedragingen van congruente communicatie kunnen toepassen.
VIII. OMGAAN MET BIJKOMENDE PROBLEMEN
1. Mensen met afwijkingen tengevolge van een beroerte 2. Slechthorenden 3. Tracheotomie-patiënten
• Voor elk van de besproken problemen aangeven welke houdingen en gedragingen aangeprezen worden. • Voor ieder van de besproken problemen de aangeprezen houdingen en gedragingen kunnen toepassen.
4. Depressieve mensen
Ervaringen van de leerlingen, video-opnamen, artikels kunnen getoetst worden aan de ook praktijkgerichte informatie over deze problemen in o.a. het boek van Nesblitt Blondis en Jackson E. "Zonder woorden: non-verbale communicatie met patiënten" (afasie, depressie, beroerte, tracheotomie). Ook hier kan videogestuurd rollenspel gebruikt worden om de omgang in te oefenen.
5. Mensen met afwijkingen als gevolg van amputaties
IX. SOCIALE KAART
1. Samenstellen van de Sociale Kaart van de
• De Sociale Kaart van de woon- en
Samen met de leerlingen de Sociale Kaart van de
31
omgeving (cf. TV Opvoedkunde)
schoolomgeving opstellen.
woon- en schoolomgeving opzoeken. Naar aanleiding van concreet gestelde problemen van zorgvragers, voorzieningen opzoeken die hulp kunnen bieden bij het oplossen van de gestelde problemen.
X. ZORGPLAN
1. Zorgplannen uit verschillende instellingen voor bejaarden met elkaar vergelijken 2. De rol van de zorgverlener in de verschillende zorgplannen opsporen en met elkaar vergelijken
• Zorgplannen van instellingen vergelijken en de plaats van de zorgverlener in die plannen analyseren.
3. Concrete voorbeelden uitwerken voor groepsactiviteiten
• Activiteiten opstellen die de groepsvorming stimuleren.
XI. R.O.T., VALIDATION EN P.D.L.
Verschillende zorgplannen van instellingen en/of stageplaatsen verzamelen en ze onderling vergelijken. De verschillende rollen van de zorgverleners in deze zorgplannen analyseren.
(CF. TV OPVOEDKUNDE)
1. Praktische voorbeelden van R.O.T., Validation en P.D.L.
• Praktische voorbeelden opzoeken van R.O.T., Validation en P.D.L.
Praktische voorbeelden verzamelen aangaande de begeleidingsmodellen in de stageplaatsen of in andere instellingen.
2. Toepassingen voor verschillende dementerende bejaarden van deze begeleidingsbenaderingen
• Toepassingen opstellen voor verschillende dementerende bejaarden van deze begeleidingsbenaderingen.
Samen met de leerlingen voorbeelden van toepassingen uitwerken voor dementerende bejaarden.
32
33
7. Geïntegreerde proef De leerkrachten Opvoedkunde en Praktijk Opvoedkunde zorgen ervoor dat de leerlingen ook een opdracht krijgen in verband met de geïntegreerde proef. Zij plegen overleg met de collega's van de overige beroepsgerichte vakken. Het is het vakoverschrijdend overleg dat na afspraken met de juryleden de correcte en duidelijk omschreven opdracht vastlegt. Mogelijke opdrachten kunnen zijn: • Gedurende de stage een bejaarde gedurende een afgebakende periode (bv. 4 weken) observeren in zijn: − sociale contacten in de instelling; − contacten met familieleden. • Voorstellen formuleren om de privacy van bejaarden in instellingen te verhogen. • Voor matig en ernstig dementen binnen P.D.L. en R.O.T. voorstellen tot activiteiten uitwerken. De leerlingen kunnen één van de bovenstaande mogelijke opdrachten uitvoeren. De leraren zijn gehouden de opdrachten regelmatig bij te sturen en adviezen aan de leerlingen te verstrekken. De evaluatie slaat op het proces en op de voorstelling van het product.
34
8. Evaluatie De leerlingen mogen steeds de begrippenlijst en hun stagerapporten raadplegen.
¾ Dagelijks werk • Opvoedkunde Oplossen van korte opdrachten, vragen. Deze zijn echter niet van reproductieve aard, doch zijn steeds praktisch gericht en bereiden inhoudelijk de examens voor. • Praktijk Opvoedkunde Permanente evaluatie
¾ Examens • Opvoedkunde Korte praktisch gerichte opdrachten of vragen waarvan de aard is voorbereid gedurende de evaluatie dagelijks werk. • Praktijk opvoedkunde December: permanente evaluatie Juni: -
60 % permanente evaluatie 40 % uitwerken van activiteiten i.v.m. P.D.L. of R.O.T. of ander onderwerp dat aansluit bij de praktijk. Deze uitwerking gebeurt individueel door de leerling en thuis. De leraar helpt bij de ontwikkeling ervan.
9. Minimale materiële vereisten • Documentatie aangaande Sociale kaart, Zorgplannen, A.D.L., P.D.L., R.O.T., Validation, Thuiszorg. • Documentatie aangaande de psychosociale ontwikkeling van bejaarden en dementerenden. • Ruimte waarin men met de leerlingen rollenspelen kan organiseren. • Videorecorder met tv.
35
10. Bibliografie 10.1. Boeken en brochures ADRIAENSSEN, P., Opvoeden is een groeiproces. Wegwijzer voor vaders en moeders, Lannoo, Tielt, 1995. ALZHEIMER STICHTING, Thuis omgaan met dementie, Postbus 100, 3980 CC Bunnik, 1986. ALZHEIMER STICHTING, Duidelijk over dementie, Postbus 100, 3980 CC Bunnik, 1986. ARNTZEN, W., e.a., Zolang het nog kan … Thuiszorg voor dementerende ouderen. Een boek voor familieleden, hulpverleners en vrijwilligers, Schoten, Westland, 1880. AVONTS, D., Seksualiteit van 50-plussers, in: Soa/aids praktijkboek, afl. 7, april 1994. BEERTHUIZEN, J., Aan leven helpen. Omgang met psychisch hulpbehoevende ouderen, Dekker en Van de Vegt, Nijmegen, 1978. BERNEF, Hersenschimmen, Querido, Amsterdam, 1984. BLOEMENDAAL, G., Demente ouderen. Activiteiten en omgang, Westland, Schoten, 1866. BOLLE, G. en JONJAERT, I., Wat met intimiteit na 55 jaar?, Bestendige Deputatie van de Provincie Limburg - Dienst Ouderen, 1995. BRAAM, W.J., 100 Vragen over dementie, Het Spectrum, Antwerpen, 1985. BROERSEN, A., De rol van geslachtshormonen bij seksualiteit van vrouwen: bevindingen en bedenkingen, Tijdschrift voor seksuologie, 12.2.1988. BUIT, G., Je beroepshouding bij verzorging en begeleiding, Nelissen P.M.-reeks, Baarn. BUIT, G., Docentenboek bij verzorging, Nelissen P.M.-reeks, Baarn. BUIJSSEN, H. en RAZENBERG, T., Dementie. Een praktische handreiking over de omgang met dementerende ouderen, Meppel, Boom, 1987. BUYTENHUYS, M. en PATER, R., Omgangskunde voor agogische beroepen, Wolters, Groningen, 1991. CAP, L., e.a., Stage. Een handleiding voor gezins-, bejaarden- en gehandicaptenverzorging, Acco, Leuven. CUSTERMANS, L., Handboek palliatieve zorg, Acco, Leuven. CUYPERS, P., e.a., Verlichting van zorg. Ondersteuningsgroepen voor familieleden van dementerenden. Een handreiking voor begeleiders en organisatoren, Westland, Schoten. DE BRUIN, M., Ze wordt vergeetachtig, R.V.U., Hilversum, 1985. DE COCK, L., Gerontologie, Aurelia Books, Gent. DEN DULK, C., Teamcommunicatie en conflicthantering, Intro, Nijkerk.
36
DIESFELDT, H.F.A., De draad kwijt. Over organisatie van geheugen bij dementie, Kluwer, Antwerpen. DE KEYSER, R., e.a., Geschiedenis van de ziekenverzorging, Acco, Leuven. DE MOEI, J., Thuis in het verzorgingstehuis. Wonen en werken: een wereld van verschil, Westland, Schoten. DUIJNSTEE, M., e.a., Psychogeriatrie thuis. Een handreiking voor wijkverpleging en gezinsverzorging, Westland, Schoten. DUIJNSTEE, M., Ze lacht nog wel als ze me ziet. Gesprekken met familieleden van demente bejaarden, Intro, Nijkerk, 1980. FISHER, B., Hulp aan gehoorgestoorde kinderen, (Tips met oefeningen, ook bruikbaar voor oudere mensen), Intro, Nijkerk, 1980. GEYSELS, J., e.a., Bejaardenzorg. Een handleiding voor gezinshelpers. Deel I en Deel II, Acco, Leuven. GOORHUIS-BROUWER, S.M., Niet vanzelfsprekend, Taalontwikkelingsstoornissen en afasie bij kinderen (en volwassenen), Wolters Noordhoff, Groningen, 1981. GRAY, J.A.M., e.a., Zorgen voor ouderen. Een praktische gids voor iedereen, Westland, Schoten. HATINGA VERSCHUERE, J.C.M., Zelfredzame ouderen. HELSEN, Z., Groepswerk met ouderen (ook R.O.T), Acco, Leuven, 1994. HOVELING, P., De belevingsgerichte benadering van dementerende ouderen, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten. HOWELL-BRUBAKKER, S., Werkboek voor afasie, Garant, Leuven. INTERNATIONAL HEALTH FOUNDATION, Wat met seksualiteit na je vijftigste?, Brochure I.H.F., Brussel. JASPERS, L., Hulp verlenen. Psychosociale begeleiding toegelicht, Acco, Leuven. JASPERS, L., Zieken en zorgen. Psychosociale begeleiding van patiënten en hun familie, Acco, Leuven. JURY, M., Een man wordt oud en sterft, Kluwer, Antwerpen. KEIRSE, M., e.a., Patiëntenbegeleiding, Acco, Leuven. KEIRSE, M., e.a., Patiëntenbegeleiding in het ziekenhuis van morgen, Acco, Leuven. KLUYTMANS, F., Ik en de ander. Een leer- en oefenboek voor gespreksvoering, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1980. KONING BOUDEWIJNSTICHTING, LANDELIJKE BEWEGING, Thuiszorg, de stem uit het thuismilieu. KORS, B. en SEUNKE, W., Psychogeriatrische verpleegkunde, Lemma, Utrecht. KUMPERS, K., Mooi weertje vandaag? Over het voeren van een persoonlijk gesprek, Uitgeverij Boom.
37
LANGELAAN, M., Of heb ik dat al gevraagd? Over dementie bij ouderen, Stichting Korrelatie, Utrecht, 1983. LELEU-DOLFEN, J., Bejaardenzorg, Aurelia Books, Gent.
MARCE, L.N., e.a., Een dag van 36 uur. Een leidraad voor familie en verzorgenden bij de omgang met demente mensen, Bunge, Utrecht, 1987. MARCOEN, A., Bejaarde, familie, hulpverlener, Acco, Leuven, 1993. MERTENS, P., Tulpen in november. Een kunstenaar, een demente vrouw en haar man. Verslag in boekvorm van de ontmoeting en samenwerking met een demente vrouw, Dedalus, Amsterdam, 1991. MICHELS, J.J.M., Pijn bij kanker. Deel 4: Voor verzorgenden en vrijwilligers, Westland, Schoten, 1733. MIESEN, B., Als ik dat geweten had. Thema's in de omgang met dementerende ouderen. Een werkboek, Kluwer, Antwerpen. MOMMERS, M., Als het vrijen niet meer zo vurig is, in: M. Moors-Mommers e.a. Handboek seksuele hulpverlening. NESBITT BLONDIS JACKSON, Zonder woorden; non-verbale communicatie met patiënten, De Toorts, Haarlem. Observatieschaal bejaarden. Bejaardenzorg. Deel I, Acco, Leuven. OOSTINGEN, E., Communiceren moet je doen; ideeën voor zelf te maken; communicatiemiddelen, Intro, Nijkerk. PLASSCHAERT, L., Afasie. Raadgevingen bij taalstoornissen bij volwassenen, Acco, Leuven, 1981. POLSPOEL, Wenen om het verloren ik, Gooi en Sticht, Hilversum, 1979. PROVINCIE LIMBURG - DIENST DERDE LEEFTIJD, Leven met verwardheid. Leidraad voor het omgaan men dementerende ouderen, Provinciebestuur. Dr. Willemsstraat 23, 3500 Hasselt. RADEMAKERS, J., Seksualiteit van ouderen, Tijdschrift voor Seksuologie, 18, 1994. ROZA, R., Bejaardenzorg is meer, De Tijdstroom, Lochem, 1977. SCHOUTEN, K., Omgaan met ouderen. Leerboek communicatie en begeleiding in de verzorgende beroepen, Westland, Schoten. SCHUTIER, J., Met elkaar. Omgangskunde voor het middelbaar beroepsonderwijs. Leerboek, opdrachtenboek en docentenboek, Thieme, Zutphen, 1987. SIMONTON, S.M., Kanker in een gezin. Omgaan met elkaars gevoelens, gedachten en vragen, Westland, Schoten. SLOB, A.K., FRENKEN, MOORS-MOMMERS, Facetten van seksualiteit, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 1994. SMITS, H.L.M., Van mens tot medemens. Deel III: de bejaarde mens, Den Bosch, Malmberg. SOVA, Samenwerken, samen leren. SPOLER-VAN DE HOMBERG, R.H.M., Sociaal-agogische vaardigheden, Nijgh Van Ditmar.
38
SPORKEN EN MICHELS, De laatste levensfase, Ambo, Baarn, 1975. VALKENBURG, T., Oud ... zeer. Mishandeling van ouderen, Westland, Schoten. VAN BALVEREN, F., Werkboek. Omgangskunde voor het MPGP-AB, Nelissen P.M.-reeks, Baarn. VAN DEN BERG, M., Doet u mee? Gezelschapsspelen en gesprekstof voor ouderen, Westland, Schoten. VAN DEN BERG, M., Zorgen als beroep. Over leef- en ervaringswereld van zieken- en bejaardenverzorgenden, Westland, Schoten. VAN DE VAN, L., Voortdurend mis ik schakels. De begeleiding van demente bejaarden en hun familie, Acco, Leuven. VAN RIET, V., Een beroerte, Garant, Leuven. VERHOEF, A.C., Ontwikkeling en opvoeding, Nijgh Van Ditmar, Trajectreeks. . VERHOEF, A.C. en VISSER, L., Omgangskunde 1, Nijgh Van Ditmar, Trajectreeks. VERHOEF, A.C. en VISSER, L., Omgangskunde 2, Nijgh Van Ditmar, Trajectreeks. VERHULST, J., Algemene psychologie voor de gezondheidszorg, Wolters, Leuven. VERHULST, J., e.a., Psychologie voor dienstverleners, Wolters, Leuven. VERNOOIJ-DASSEN, M., Zorgen voor dementerende ouderen thuis. Een handleiding voor verzorgende beroepen, Westland, Schoten, 1988. VINK, M., Geheugenboek voor ouderen. Informatie, praktische adviezen en geheugenoefeningen, Westland, Schoten. VOSSEN, Leren bijstaan van rouwenden, Kok, Kampen, 1985. V.Z.W. ZORG-SAAM, Ongewenste intimiteiten in de thuiszorg, Centrum voor Studie, Advies en Vorming, Schapenstraat 34, 3000 Leuven.
10.2. Video’s Videotheek van de Provinciale Dienst voor de Derde Leeftijd (video’s worden gratis uitgeleend) Provinciale Dienst voor de Derde leeftijd Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt, tel. 011/23 81 14. VRT-Schooluitzendigen. Instructieve Omroep van de VRT A. Reyerslaan 52, 1043 Brussel, tel. 02/741 53 02. Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid vzw Tenderstraat 14, 9000 Gent. Video + werkmap "omgangskunde", VFvV, Hamerstraat 19, 1000 Brussel.
10.3. Tijdschrift
39
Denkbeeld. Tijdschrift voor Psychogeriatrie, Kluwer Editorial, Exelsiorlaan 18, 1930 Zaventem.
10.4. Nuttige adressen Vlaamse Altzheimer Liga, Langeveldstraat 151, 1180 Brussel, tel. 02/375 85 45. VFvV, Hamerstraat 19, 1000 Brussel, tel. 02/217 68 94. Werkgroep Thuisverzorgers, Groeneweg 151, 3001 Heverlee, tel. 016/22 73 37. Zorg-saam, Schapenstraat 34, 3000 Leuven. Provinciale Dienst voor Ouderen, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt.
40