Demjanjuk, het proces en mijn belevingen. Notitie van Marco de Groot. Toen Rozette Kats, bestuurslid van de Stichting Sobibor, mij belde met het verzoek of ik Nebenklaeger wilde zijn in het proces tegen Demjanjuk heb ik geen seconde geaarzeld. Dit zou nog het enige kunnen zijn wat ik voor mijn in Sobibor vermoorde ouders zou kunnen doen. Op zo’n moment hoef je niet na te denken wat het met jezelf zal doen, want dat is van ondergeschikt belang. Uiteindelijk hebben zich 22 personen als Nebenklaeger aangemeld. Dan komt de voorbereiding. Wij worden ingedeeld in groepjes van 3 a 4 personen en elk groepje krijgt een eigen Duitse advocaat toegewezen en er volgen voorbereidende besprekingen met de advocaten in Amsterdam. De leiding is in handen van Prof. Dr. Cornelius Nestler van de Universiteit te Keulen. De mij toegewezen advocaat is Mr. Rolf Kleidermann en in mijn kennismakingsgesprek vraag ik hem wat hem ertoe gebracht heeft om deze zaak op zich te nemen. Zijn antwoord was dat hij ook veel familieleden in WOII verloren had. Ik schrok even want ik dacht dat hij aan het front bedoelde. Dit bleek al snel niet het geval te zijn want hij vertelde mij dat zijn vader jood was en dat er van diens kant velen vermoord waren. Het ijs was onmiddellijk gebroken en natuurlijk was hij op dat moment de beste advocaat die ik mij kon wensen. Tijdens de voorbereiding worden de meest negatieve scenario’s gepresenteerd teneinde grote teleurstellingen te voorkomen. Hiertoe behoren het niet op komen dagen van Demjanjuk, het wraken van het gerechtshof en eventuele vrijspraak aan het einde van het proces. Tevens wordt de gang van zaken binnen het gerechtsgebouw geschetst. Dan volgt er correspondentie tussen mijn advocaat Mr. Kleidermann en mij. Ik dien te bewijzen dat ik de zoon van mijn vermoorde ouders ben, hoe de situatie was toen mijn vader mij wegbracht en waarheen ik gebracht ben, hoe oud ik toen was en hoe oud ik was toen ik vernam wat er met mijn ouders was gebeurd. Mijn eerste gang was naar het gemeentekantoor Edam-Volendam maar die verwezen mij naar de gemeente waar ik geboren was t.w. Amsterdam. Op de dienst van de burgerlijke stand van Amsterdam aan de Stadhouderskade werd ik, nadat ik mijn verhaal gedaan had, fantastisch geholpen. Ik kreeg fotokopieën uit oude geboorteregisters van mijn ouders, bewijzen dat en waar zij overleden waren en natuurlijk een bewijs dat zij mijn ouders waren. De betreffende ambtenaar is zelfs de volgende dag naar een nog ouder archief gefietst om de benodigde uittreksels te maken die mij later zijn toegezonden. Toen ik vroeg hoeveel leges ik moest betalen zei de ambtenaar dat hij in verband met deze zaak niets wilde hebben. Dit heb ik als een uitermate prettige geste ervaren. Dan in de week voor het vertrek nog een laatste bijeenkomst bij Joods Maatschappelijk Werk. Hiervoor is nagenoeg een hele dag uitgetrokken. ’s Morgens worden wij onder meer door Bernard Hammelburg geïnformeerd over hoe wij om moeten gaan met de pers en ’s middags vindt er weer een gesprek met de advocaten plaats over de laatste stand van zaken. Dan op zondag 29 november 2009 reizen wij af naar Muenchen. Eén gedeelte van ons vliegt met Lufthansa en een ander gedeelte, waaronder mijn echtgenote en ik, vliegt met de KLM. Ik voel mij nu eenmaal prettiger als ik met deze maatschappij vlieg. Aangekomen op het vliegveld van Muenchen met de taxi naar een hotel hetwelk nota bene gelegen is aan de Dachauer Strasse. Wij waren hier van tevoren over geïnformeerd maar toch geeft het even een raar gevoel als je het adres aan de taxichauffeur opgeeft. ’s Avonds voor het diner nog even een laatste update van onze advocaten. Door professor Nestler wordt ons verteld dat onze begeleiders, zoals mijn echtgenote, de volgende ochtend heel vroeg in de rij zullen moeten gaan staan als zij er zeker van willen zijn een plekje op de publieke tribune te hebben. De volgende ochtend, 30 november 2009 de eerste dag van het proces, gaan wij met de bus naar het gerechtsgebouw. Professor Nestler heeft geregeld dat wij niet door de hoofdingang naar binnen hoeven maar door een zijingang om zo de grote drukte van de pers te ontlopen. Al onze begeleiders
mochten ook op deze wijze gewoon mee naar binnen en behoudens de dames van JMW (die bij de Nebenklaeger mochten zitten) konden zij op de publieke tribune plaatsnemen. De ontvangst door het personeel van de rechtbank was allerhartelijkst. Wij hadden een eigen ruimte waar koffie, thee, water etc. werd geserveerd. Kwart voor 10.00 de rechtszaal in en even zoeken naar jouw naambordje. Iedere Nebenklaeger zit achter zijn of haar eigen advocaat. Zelf ruil ik met de oude heer Jacobs omdat deze niet in zijn rolstoel op de toegewezen plaats kan komen. Er staat een grote groep fotografen en filmers in de rechtszaal voor de deur waardoor Demjanjuk binnenkomen moet. Iedere keer als de deur open gaat (en dat gebeurt diverse malen) vliegen ze in de opname houding om de plaatjes van hun leven te schieten. Eindelijk wordt Demjanjuk in een rolstoel binnengebracht en begint het flitsen van de camera’s. Dit duurt enkele minuten. Zelf krijg ik een uitermate eng gevoel als ik hem voor de eerste maal in levende lijve zie. Daar ik op de meest linkse plaats zit in de rechtbank zit ik maar zo’n 4 meter bij hem vandaan. Dan bekruipt je de gedachte “zou ik hem willen of kunnen killen”. Misschien wel willen maar absoluut niet kunnen. Na enkele minuten worden de camera’s met hun bedieners de rechtszaal uitgestuurd en komen de rechters onder voorzitterschap van Ralph Alt de rechtszaal binnen. Het gezelschap bestaat uit 5 rechters waarvan 2 het proces volgen om bij uitval van één van de anderen de gang van zaken geruisloos over te kunnen nemen. Verder zijn er twee burgers die als zogenaamde lekenrechters functioneren. Nadat wij van rechter Alt weer allemaal mochten gaan zitten leest deze onze namen voor teneinde te bepalen of wij aanwezig zijn. Daarna vraagt hij aan Demjanjuk om zijn personalia maar deze zwijgt in alle talen met zijn ogen gesloten. Een en ander wordt beantwoord door zijn verdediger Dr. Ulrich Busch. Dan vraagt zijn verdediger het woord en begint met het voorlezen van een motie waarin hij onder meer stelt dat het hof niet bevoegd is om dit proces te voeren. Verder voert hij vele voorbeelden aan van vergelijkbare gevallen uit het verleden waarbij vrijspraak heeft plaatsgevonden. Prof. Nestler interrumpeert met de opmerking dat gemaakt fouten in het verleden geen aanleiding mogen zijn deze opnieuw te doen. De publieke tribune applaudisseert. Verder haalt Dr. Busch ook nog het proces in Israël aan waarbij hij stelt dat er na vrijspraak aldaar er niet nog een keer over hetzelfde geprocedeerd kan worden. Inmiddels zijn de eerste anderhalf uur voorbij en gaan wij pauzeren. Wij mogen lunchen in de personeelskantine van het gerechtsgebouw. ’s Middag weer anderhalf uur in de rechtszaal maar deze wordt geheel in beslag genomen door medici die verklaren hoe het met de gezondheid van Demjanjuk is gesteld. Hieruit blijkt dat Demjanjuk dermate gezond is dat hij het proces aankan zoals gepland t.w. tweemaal anderhalf uur per dag gedurende drie dagen per week met zo nu en dan een week rust. Demjanjuk heeft voor de middagsessie zijn rolstoel verruild voor een brancard waar hij op ligt met zijn rug naar de Nebenklaeger en het publiek. De volgende dag, dinsdag 1 december 2009, begint het proces wederom om 10.00 uur en is het de dag waarop begonnen zal worden met de verhalen van de Nebenklaeger. Net als op de eerste dag vraagt Dr. Ulrich Busch het woord. Het wordt min of meer een herhaling van zetten met betrekking tot het indienen van zijn eerste motie. Hij voert wel wat nieuwe voorbeelden aan uit het verleden en weet op deze mannier wel een half uur van de tijd af te snoepen. Rechter Alt neemt een en ander voor kennisgeving aan en gaat dan op basis van de transportlijsten van Westerbork voorzichtig de data van diegenen die de Nebenklaeger vertegenwoordigen voorlezen. De transporten vonden altijd op dinsdag plaats en de aankomst in Sobibor was altijd op vrijdag. Toen hij begonnen was met voorlezen bekroop mij het angstige gevoel dat hij mijn vermoorde ouders wel eens zou kunnen overslaan. Maar nee hoor, toen hij bij het transport van dinsdag 11 mei 1943 was aangekomen werd de naam van mijn moeder Harriëtte de Groot-Roozendaal, geboren 24 februari 1914, voorgelezen. Enkele minuten later noemde hij uit de transportlijst van dinsdag 29 juni 1943 de naam van mijn vader Levie de Groot, geboren 15 januari 1905. Hoe vreemd het moge klinken het was een hele opluchting voor mij. Robert Fransman omschreef mijn gevoelens prima door
te stellen dat het was alsof het kaddisch voor onze ouders was gezegd. Inmiddels was het tijd geworden voor de lunchpauze. ’s Middags werd er begonnen met het verhoor van de Nebenklaeger. Er kwamen er slechts 5 aan bod waarbij, hoewel allemaal even erg, de getuigenis van Rudie Cortissos mij het meest is bijgebleven. Hij vertelde namelijk dat zijn moeder na haar vertrek uit Westerbork nog voor de Duitse grens een brief uit de trein had gegooid. Deze werd gevonden en voorzien van een postzegel bezorgd. Hij had deze brief bij zich en deze werd als eventueel bewijsstuk door de rechtbank aangenomen. Tijdens dit gebeuren barstte Rudie in tranen uit en toen hield ook ik het absoluut niet meer droog. Inmiddels waren wij weer anderhalf uur verder en moest Demjanjuk, die nog steeds als een pop op zijn bed/brancard lag, terug naar het gevang om natuurlijk van alle emoties bij te kunnen komen. Hij is naar mijn mening een toneelspeler, maar dan wel een hele slechte. De getuigenissen zouden de volgende dag om 10.00 uur worden voortgezet. Na weer een voor mij zeer korte nacht waren wij ’s morgens ruimschoots op tijd in de rechtszaal en toen kwam het bericht dat Demjanjuk ziek was. Hij had 37,5 koorts. Onze begeleidende arts Dr. Julius Roos legt later uit dat 37,5 graad koorts weliswaar niet hoog was, maar hij had deze temperatuur ’s morgens om zeven uur nadat hij al koortswerende middelen had ingenomen en dus was het risico van een te verwachten virusinfectie op zijn plaats. De zitting werd verdaagd naar maandag 21 december 2009. Aanvankelijk ben je enorm teleurgesteld omdat je al vele uren bezig was met wat je tijdens je eigen getuigenis zou gaan zeggen. Toen volgde er een gesprek met onze advocaten en deze maakten ons duidelijk dat het proces al veel verder was dan dat zij hadden durven dromen en dat het ook wat hun betrof zeer gunstig verliep. Op zo’n moment verdwijnt de teleurstelling als sneeuw voor de zon. Voor de rest van de dag waren wij dus vrij en zijn wij op eigen gelegenheid de binnenstad van Muenchen ingegaan. Dan volgt de periode tot 21 december 2009 en dan bekruipt je, hoe gek het ook moge klinken, het angstige gevoel dat Demjanjuk wel eens voor deze datum het loodje zou kunnen leggen. Een en ander zou geen probleem zijn als het na onze getuigenissen zou gebeuren. Dan zondag 20 december 2009. Het was een uitermate winterse dag waarbij de meeste vluchten vanaf Schiphol werden gecanceld. Om het uur kijken op teletext en internet of onze KLM vlucht van 20.20 uur naar Muenchen wel door gaat. Telefonisch is Schiphol absoluut niet te bereiken. Om 17.00 uur vertrokken naar Schiphol en daar aangekomen hoorden wij tot onze opluchting dat de vlucht vooralsnog doorging. En inderdaad met een vertraging van een half uur vertrokken wij. Zo ongeveer 23.15 uur waren wij weer in ons hotel en hadden dezelfde kamer als de vorige keer. Onmiddellijk naar bed maar de gehele nacht speelde de tekst door mijn hoofd die ik de volgende ochtend wilde gaan zeggen. Voorts is het altijd weer spannend of Demjanjuk wel in de rechtszaal zal verschijnen want in tegenstelling tot Nederland moet betrokkene voor de voortgang van het proces lijfelijk aanwezig zijn. ’s Morgens, maandag 21 december 2009, met z’n allen door de sneeuw wandelend naar de rechtbank waar wij weer op dezelfde wijze werden ontvangen als de voorgaande keren. Om 10.00 uur in de rechtszaal en Demjanjuk werd binnen gebracht rechtop zittend in een rolstoel uiteraard met zijn pet op en de ogen gesloten. Bij aanvang vroeg advocaat Busch wederom het woord en betoogde weer nagenoeg hetzelfde als bij de voorgaande dagen. Dan worden wij één voor één door rechter Alt naar voren geroepen. Bij één van de eerste verhoren interrumpeert Busch met een opmerking dat hij had gelezen dat de joden die in Westerbork te werkgesteld waren zich beestachtiger gedroegen dan de SSers of de Trawniki Wachmannen in Sobibor. Zowel rechter Alt als advocaat Nestler vroegen naar de bron waar hij dit gelezen had. Busch wilde dit in eerste instantie niet prijsgeven maar zwichtte uiteindelijk toch en vertelde dat hij dit met googelen was tegengekomen. Algemeen hoongelag steeg op in de rechtszaal waarop Busch heel boos werd en verder bij de verhoren geen opmerkingen of vragen meer stelde. Ik was vrij vroeg aan de beurt en ik had mijn verhaal goed voorbereid. Wij hadden immers van advocaat Nestler vernomen welke essentiële
vragen gesteld zouden worden. Nadat ik met mijn advocaat Mr. Kleidermann naar voren was geroepen begon het verhoor. Op de vraag in welke taal ik wilde spreken zei dat ik dat in de Duitse taal wilde doen. Ik wilde de rechters en alle aanwezigen rechtstreeks toespreken zonder een vertaling er tussen Toen vroeg de rechter naar mijn werkelijke voornaam, of ik geen familie van Demjanjuk was en wat mijn beroep was geweest voor ik gepensioneerd was. Ik antwoordde dat ik in mijn werkbare leven P&O manager was geweest maar rechter Alt begreep het niet helemaal en zei vragend: pianomanager? Toen ik zei dat het met personeel te maken had begreep hij het. Daarna kon ik mijn navolgende verhaal afsteken. “Ik ben Marcus de Groot, geboren in Amsterdam op 23 oktober 1939, en ik ben hier als Nebenklaeger omdat mijn ouders beiden in Sobibor vermoord zijn. Mijn moeder Harriëtte de Groot-Roozendaal , geboren op 24 februari 1914 is vermoord op 14 mei 1943 en mijn vader Levie de Groot, geboren op 15 januari 1905, is vermoord op 2 juli 1943. Daarbij zij opgemerkt dat mijn moeder op dat moment hoogzwanger was zodat ik hier ook ben voor mijn ongeboren zusje of broertje. Dit gebeurde allemaal toen ik 3,5 jaar was. Ik was met mijn ouders ondergedoken in Tilburg. Toen mijn moeder door de Nazi’s werd opgepakt speelde ik op dat moment bij de buren. Mijn vader was die dag naar Amsterdam gegaan omdat hij heimwee had. Toen mijn vader hoorde wat er met mijn moeder was gebeurd heeft hij mij opgehaald en naar vrienden in Amsterdam gebracht. Hij is toen teruggegaan om te zien of hij nog iets voor mijn moeder kon bereiken maar is toen zelf ook opgepakt. Mijn moeder zat in kamp Vught en is vandaar via Westerbork naar Sobibor afgevoerd. Mijn vader is rechtstreeks via Westerbork naar Sobibor afgevoerd. Ik was ondergedoken bij diverse gezinnen in Amsterdam, Tilburg, Soest en later weer in Amsterdam. Ik heb de transportlijsten voor het eerst gezien in het boek van Jules Schelvis bij de eerste uitgave in 1993. Eerder had ik al lijsten gezien in Yad Vashem. Mijn voogd heeft mij geïnformeerd toen ik op de middelbare school zat, maar ik heb altijd geweten dat mijn ouders er niet meer waren. Overige vermoorde familieleden in Sobibor zijn een zuster van mijn vader Marianne de Groot, geboren 4 april 1904 en vermoord op 2 juli 1943 en de schoonzuster van mijn ouders Celma Druif, geboren 29 juli 1918 en vermoord op 14 mei 1943. Mijn grootouders van moederszijde zijn beiden in Auschwitz op 23 november 1942 vermoord. Mijn grootvader van vaderszijde t.w. Marcus de Groot, naar wie ik genoemd ben, is op 11 mei 1940 omgekomen bij de vier Duitse bommen die vielen op de Blauwburgwal te Amsterdam”. De rechter noch het OM noch advocaat Busch hadden verder vragen en ik mocht terug naar mijn plaats. Na geknuffeld te zijn door lotgenoten en begeleiders bekroop mij een niet te definiëren gemengd gevoel maar na tien minuten kwam er een geweldige blijdschap in mij. Het was achter de rug. Ik had tegenover Duitse rechters in een Duitse rechtszaal in Muenchen in Beieren in Duitsland mijn getuigenis kunnen afleggen en daar ging het toch immers om. Na mij kwamen nog vele Nebenklaeger met hun getuigenis maar uiteindelijk hebben wij allemaal hetzelfde verhaal. Wel herinner ik mij even gelachen te hebben toen Louis van Velsen naar zijn beroep werd gevraagd. Hij antwoordde dat hij 25 jaar bij het Joods Begrafeniswezen had gewerkt en dat werk met ontzettend veel plezier had gedaan. Ik begreep precies wat hij bedoelde maar het klonk wel grappig. Na de gebruikelijke lunch werden de getuigenissen voortgezet en na anderhalf uur was een ieder behoudens twee afwezigen en Jules Schelvis, die de volgende dag aan het woord zouden komen, aan de beurt geweest. De volgende dag, dinsdag 22 december 2009, begint om 10.00 uur hetzelfde ritueel. Busch vraagt voor de vierde maal het woord en vervalt wederom in herhalingen en wordt door Prof Nestler geïnterrumpeerd wat de zin hiervan is. Na een Duitse woordenwisseling, waar ik niet veel van begrijp, maakt Busch zijn verhaal af. Dan komt rechter Alt, een fantastische man,
aan het woord en veegt alle door Busch gemaakte bezwaren van tafel met uitzondering van zijn vierde betoog, want dat moet wederom door het hof behandeld worden maar ik ben ervan overtuigd dat het de vijfde procesdag van tafel wordt geveegd. Nadat twee net aangekomen Nebenklaeger het woord hebben gehad komt de getuigenis van Jules Schelvis die de rest van de ochtend en de gehele middag in beslag neemt. Jules Schelvis doet verslag vanaf het moment dat hij werd opgepakt in de Nieuwe Kerkstraat tot het moment dat hij bevrijd werd. Hij beantwoordt ook vele vragen van rechter Alt en doet alles in de Duitse taal. Daar ik boeken en films over de shoa altijd gemeden heb was het voor mij zeer emotioneel. Het was of ik een film zonder directe beelden zag vanaf de arrestatie van mijn ouders tot en met hun vergassing in Sobibor. Het oppakken; het verblijf in Westerbork; de vreselijke driedaagse treinreis naar Sobibor; de aankomst aldaar; het leeghalen van de trein; het moeten uitkleden en bezittingen afgeven en tenslotte de weg naar de douches welke geen douches bleken te zijn. Daarnaast heeft Jules Schelvis tijdens zijn tewerkstelling de meest lugubere zaken meegemaakt waar hij haast niet over praten kon. Toen hij klaar was heb ik hem omhelsd, gezoend en mijn waardering uitgesproken voor de wijze waarop hij zijn verhaal had gedaan in de muisstille rechtszaal. Wat een fantastische, bijna 89-jarige, man. Aan het eind van zijn verhaal werd de door hem gemaakte plattegrond op de wanden van de rechtszaal groot geprojecteerd en ik lette op dat moment even op Demjanjuk. Hij kon kennelijk zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen, had zijn petje wat omhoog geschoven en had zowaar zijn ogen open om mee te kijken. De zaal was donker gemaakt dus hij dacht kennelijk dat hij niet werd gezien. Doodmoe maar toch opgelucht zijn wij de volgende dag probleemloos naar huis afgereisd. Het proces wordt 12 januari 2010 voortgezet en dan worden er door de rechtbank diverse historici gehoord. Gezien het feit dat ik mij in het verleden zo afgesloten heb voor alles wat tijdens de shoa is gebeurd wil ik daar graag bij zijn. Ik denk dat ik het nu aankan.