Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-08 Eerste examenperiode
HET PROCES VAN HERHALEN, SCHRIJVEN EN HERSCHRIJVEN
Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Psychologie, Optie Klinische Psychologie door Anouck Heulot
Promotor: Prof. Dr. Paul Verhaeghe Begeleiding: Lic. Vicky Palmans
Ondertekende, Anouck Heulot, geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.
Abstract
In deze literatuurstudie wordt nagegaan hoe het proces van schrijven en herschrijven therapeutisch kan worden toegepast om patiënten te helpen die vast zitten in het herhalen van een voor hen negatief beladen gebeurtenis. Om dit te onderzoeken, ben ik vertrokken van de veronderstelling dat er een mildere vorm bestaat van het trauma. Om deze stelling te verduidelijken zal ik eerst een beeld schetsen van de verschillende vormen van trauma, elk met hun eigen karakteristieken en invloed op onze levensgeschiedenis. Vervolgens worden de verschillen en de overeenkomsten tussen een trauma en een negatief beladen gebeurtenis opgesomd. Verdergaand op de verschillende soorten trauma wordt er gekeken naar de hechtingsrelatie en hoe deze, samen met de taalontwikkeling, tot stand komt. In een volgend hoofdstuk wordt er uitgebreid ingegaan op het ontstaan en bestaan van de herhaling en de herhalingsdwang. De pathologische wijze waarop het lichaam met de onverwerkte gebeurtenissen tracht om te gaan, roept vele vragen op. De belangrijkste vraag die voortvloeit uit de onderzoeksvraag, peilt naar de mogelijkheden om deze herhaling en herhalingsdwang aan de hand van het proces van schrijven en herschrijven te doorbreken. We staan vervolgens stil bij de keuzemogelijkheden die kunnen ontstaan tijdens het proces van herschrijven. Meer bepaald de keuze om negatief beladen gebeurtenissen vanuit een ander perspectief te bekijken aan de hand van nieuw verworven zelfinzicht. Dit gehele onderzoeksproces wordt verduidelijkt aan de hand van een klinische casus waarin de verschillende fases van dit gehele proces aan bod komen.
Dankwoord
Mijn begeleidster, Vicky Palmans. Voor je niet - aflatende steun, langs twijfels, onzekerheid en gemiste deadlines. Voor de grapjes, quotes, aanmoedigende mailtjes en in tijden van nood, het aanbrengen van structuur in mijn chaos. Eén woord: Woah! Een betere begeleidster kon ik me niet wensen. Paul Verhaeghe, uw lessen waren vanaf het begin van mijn studie een bron van inspiratie. Met uw eigenzinnige, integrerende en scherpe kijk op de psychologie en het leven van de mens heeft u bij mij een nieuwsgierigheid gewekt die zich hopelijk in de toekomst zal verder zetten. Samen met de eigenzinnige kijk, zijn ook de fundamenten voor de kritische blik gelegd. Waarvoor dank. Mama en Papa,…voor elke dag. Zonder jullie steun was ik niet aan deze studie begonnen. Voor alle kansen die ik altijd heb gekregen. En gewoon omdat jullie er zijn, ook wanneer ik het niet vraag. Maxi, m’n oâppeke, omdat je met je rust en geduld al mijn thesisstress hebt opgevangen, me dag in dag uit hebt gesteund (en lekker gekookt) en vooral, omdat je bent wie je bent! Ewald, voor je vriendschap, het nachtelijke toogfilosoferen, de altijd-daar-als-het-moet-steun, en in tijden van pittige discussies, je heldere en soms vlijmscherpe inzicht. Christof en Liesbeth, voor de vijf prachtige jaren die ik met jullie heb gestudeerd, voor de zalige studentenmomenten en de iets stressvollere periodes waarin SPSS 16, examens en andere verplichtingen het (nacht)ritme bepaalden. Tenslotte, mijn supertoffe collega’s van het CGGZ van het Militair Hospitaal te Neder-overHeembeek. Bedankt voor de leerrijke, gezellige zeven maanden die ik bij jullie mocht doorbrengen. Voor alle informatie en kennis die ik direct of indirect van jullie meekreeg. In het bijzonder, John Deheegher, Sonia Van Rompaey, Walter Daes en Yves Coene, de artikels, boeken, tips, aanmoedigende mailtjes en uitleg, het waren de broodnodige zetjes in de rug!
Inhoudsopgave
Inleiding
2
Negatief beladen gebeurtenis
5
Definiëring van het concept trauma
6
Structureel trauma
8
Hechting
11
Aktuaalpathologie – Psychopathologie
13
Accidenteel trauma
15
Besluit
18
Herhalen
20
Herhaling
20
Herhalingsdwang
21
Het waarom van de herhalingsdwang
23
Besluit
25
Schrijven en herschrijven
27
Wie schrijft die blijft
27
Het tweesnijdend zwaard van (retroactief) herschrijven
31
Besluit
33
Casus Angelina
35
Besluit
43
Referenties
47
Inleiding
Mijn onderzoeksvraag vindt zijn oorsprong in een nieuwsgierigheid naar posttraumatische stressstoornissen (PTSS). Risicofactoren, beschermende factoren, potentieel traumatische gebeurtenissen en behandeling zijn uitvoerig onderzocht en beschreven. Een zeer interessant aspect van deze problematiek situeert zich rond de verschillende manieren waarop verschillende mensen met potentieel traumatiserende gebeurtenissen omgaan. Meer specifiek de inter-individuele verschillen die mede bepalend zijn voor het al dan niet ontwikkelen van een posttraumatische stoornis. Tenslotte komen vele mensen tijdens hun leven in contact met traumatiserende gebeurtenissen of stress, maar niet iedereen ontwikkelt daaropvolgend een stoornis (Shalev, 2002). Sommigen schrijven de gebeurtenissen automatisch en vaak ook onbewust in hun leven in, kijken er niet meer op terug en zijn eenvoudigweg ‘een ervaring rijker’. Anderen blijven hangen in een proces van herhalen en pogingen tot herschrijven. Het gebeurde schrijft zich onverwacht en oncontroleerbaar neer in hun leven en lichaam en blijft op dat niveau onverwerkt en onaanvaard zitten. Bewust of onbewust trachten zij de gebeurtenis te verwerken, maar dit lijkt niet te lukken. Via een herhalingsdwang doet de gebeurtenis een appèl op het lichaam om verwerkt te worden. Het lichaam kan gezien worden als een instrument waarlangs de gebeurtenis zich een weg naar buiten zoekt, via daden, symbolische handelingen of woorden, echter zonder succes. Het proces stokt, de gebeurtenissen blijven spelen en een onbenoembaar en onbehaaglijk gevoel, een onrust oefent in min of meerdere mate een belangrijke invloed uit op iemands dagdagelijks bestaan (Caruth, 1996). Wanneer men naar gebeurtenissen in iemands levensloop kijkt, komt duidelijk naar voor dat mensen, ook uit eenzelfde gezin, totaal verschillend kunnen reageren op een gebeuren en een volledig andere kijk kunnen hebben op een gebeurtenis of interpersoonlijke relatie (Levine, 2007). Men kan niet anders dan veronderstellen dat een bepaald aspect van het mens-zijn de mogelijkheden biedt om deze gebeurtenissen vanuit een ‘verwerkend’ perspectief te bekijken en over te gaan tot een proces van schrijven, herhalen en herschrijven. Sommige mensen beschikken niet over de ‘juiste’ symboliserende taal, vinden hun woorden niet waarmee ze uiting zouden kunnen geven aan hun verhaal of slagen er niet in tot dit herschijven over te gaan (Verhaeghe, 2002).
2
Net dit proces van schrijven en herschrijven, waarin gepoogd wordt stap voor stap de ervaren gebeurtenissen op een aanvaardbare manier in zijn of haar leven te plaatsen, kan een genezend en vooral helend effect hebben (Pennebaker & Chung, in press). Zoals eerder vermeld, vertrekt mijn onderzoeksvraag vanuit een interesse naar PTSS. Het is met dit schrijven niet mijn bedoeling de verschillende facetten van PTSS opnieuw te verkennen en bespreken. Bij de meeste gevallen van PTSS is er sprake van een eenmalige, onverwachte duidelijk afgebakende traumatische gebeurtenis (Van Der Velden, Eland & Kleber, 1997). In deze thesis zou ik me willen richten op het ‘minder zware’ trauma, dat toch op een of andere manier zijn invloed kan hebben. Hiermee doel ik op bepaalde, voor de buitenwereld ‘onbeduidende’ gebeurtenissen die echter vanuit persoonlijk perspectief zeer negatief beladen kunnen zijn en ook zo ervaren worden, waardoor het zeer moeilijk wordt deze naast zich neer te leggen. Concreet komen volgende vragen naar voor: Welke factoren beïnvloeden je perceptie van een negatief beladen gebeurtenis op het ogenblik dat ze plaatsgrijpt? Op welke manier blijft een ingrijpende gebeurtenis hangen in je herinnering en schrijft ze zich onverwerkt in op je lichaam? Hoe kan je deze cyclus van herhalen en herhalingsdwang doorbreken? Is er bijvoorbeeld een mogelijkheid om deze gebeurtenis doorleefd van je ‘af te schrijven’? Heb je in dit proces de keuze om deze gebeurtenis om te zetten in een ‘ervaring’ die deel uit gaat maken van je eigen geschiedenis? De opvoeding die je ouders je hebben gegeven, de daaruit voortvloeiende hechtingspatronen, de manier waarop je in de taal staat en de aard van de negatief beladen gebeurtenis hebben allemaal een invloed op de manier waarop iemand gebeurtenissen ervaart. Deze factoren kunnen zowel een risico als een bescherming vormen. Ik zou dus graag willen nagaan welke factoren een invloed hebben op de beleving van een trauma/negatief beladen gebeurtenis en hoe de herhaling van het trauma of de negatief beladen gebeurtenis, onder de vorm van een appèl op het lichaam, gebeurt. Tenslotte zou ik willen verduidelijken hoe dit proces van schrijven en herschrijven op gang komt en op welke manier dit schrijven bijdraagt tot de verwerking van een negatief beladen gebeurtenis. Kan iemand, met behulp van therapeutische begeleiding, actief ingrijpen in de perceptie en verwerking van zijn of haar geschiedenis, het proces van schrijven en herschrijven in gang zetten, met het oog op herstel en een vernieuwde dynamiek?
3
Samengevat kan men al deze vragen in één zin formuleren: “Hoe kan het proces van schrijven en herschrijven therapeutisch worden toegepast om patiënten te helpen die vast zitten in het herhalen van negatief beladen gebeurtenissen?” Om een antwoord te krijgen op deze vraag is het nodig het concept trauma dat ik in deze onderzoeksvraag wens te gebruiken, goed af te bakenen. Daarna zal ik het waarom van het concept negatief beladen gebeurtenis verduidelijken. Vervolgens wordt het verband tussen het structurele trauma, de hechtingsrelatie en de herhalingsdwang die daaruit voortvloeit, verder uitgediept. Tenslotte komt het proces van schrijven en (retroactief) herschrijven aan bod en hoop ik te besluiten met het therapeutische effect van doorleefd schrijven en herschrijven.
4
Negatief beladen gebeurtenis
“One need not be a chamber to be haunted; One need not be a house; The brain has corridors surpassing Material place” (Emily Dickinson in The Quotations Page, 1994).
Vertrekkend vanuit mijn onderzoeksvraag wordt er in dit hoofdstuk dieper in gegaan op het concept ‘negatief beladen gebeurtenis’. Met deze nieuwe term hoop ik een genuanceerd onderscheid te maken met hetgeen in de volksmond trauma wordt genoemd. Ik beschouw de negatief beladen gebeurtenis als een mildere, lichtere vorm van trauma. Vooraleer ik dieper in ga op deze term en verklaar wat hij binnen de onderzoeksvraag betekent, zal ik eerst de verschillende vormen van trauma, elk met hun eigen karakteristieke eigenschappen, verduidelijken. Op die manier hoop ik het noodzakelijke onderscheid te maken. Dit is belangrijk in de zoektocht naar de factoren die bepalend zijn voor de kijk die iemand heeft op het leven en de gebeurtenissen die hem of haar overkomen. Hiervoor zal ik eerst de term trauma in het algemeen definiëren. Ik ga immers van de veronderstelling uit dat gelijkaardige effecten zullen teruggevonden worden bij de ‘mildere vorm van het trauma’, iets wat we zonet negatief beladen gebeurtenis noemden. Deze heeft deels dezelfde kenmerken als een ‘trauma’, zijnde de arousal die eruit voortkomt, de onmogelijkheid om deze gebeurtenis meteen te plaatsen en
de eventuele herhalingsdwang die voortkomt uit de poging deze te
bemeesteren. Het verschil is te vinden in de minder ingrijpende impact die deze gebeurtenis heeft op iemands leven. Uiteraard hangt de mate waarin een gebeurtenis je leven beïnvloedt, sterk af van individuele factoren, zoals de hechtingsrelatie met je ouders, je mogelijkheid tot praten en symboliseren. Toch wil ik pleiten voor dit onderscheid, omdat ik veronderstel dat deze negatief beladen gebeurtenis zich op een ander niveau situeert dan het zwaardere trauma. Ook ga ik er van uit dat de manier waarop men met deze mildere vorm omgaat, een voorspeller is voor de verhoogde kans die men loopt om een daadwerkelijke posttraumatische stressstoornis op te lopen. Het is immers niet alleen het harde of extreme karakter van de gebeurtenis dat bepalend is.
5
Ook de minder intense gebeurtenissen en hun herhalende karakter kunnen als traumatiserend worden ervaren.
Bij een harde, onverwachte confrontatie met een
extreme gebeurtenis, is het risico op een alles overheersend trauma, door opstapeling en de herhaling uiteindelijk des te groter. Wat deze vormen van trauma alleszins gemeenschappelijk hebben, is de manier waarop ze het leven kunnen bepalen en het feit dat ze voortkomen uit een angst die onlosmakelijk met het leven is verbonden (Caruth, 1996).
Definiëring van het concept trauma
“The individual has always had to struggle to keep from being overwhelmed by the tribe. If you try it, you will be lonely often, and sometimes frightened. But no price is too high to pay for the privilege of owning yourself” (Friedrich Nietzsche in The Quotations Page, 1994).
In ‘Unclaimed Experience’ stelt Caruth (1996) dat trauma meer is dan een pathologie, een simpele ziekte of een gewonde geest. Het is het verhaal van een wonde die het uitschreeuwt, die ons op die manier tracht te vertellen over de waarheid die op geen andere manier beschikbaar is. De waarheid, in zijn uitgestelde verschijningsvorm, is niet alleen verbonden met wat gekend is, maar ook met wat ongekend blijft in onze eigen gedragingen en taal. Deze filosofische kijk op het trauma toont wederom aan hoe moeilijk het blijft dit concept te vatten. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk werd vermeld, is het nuttig de verschillende types trauma kort te bespreken. Binnen de psychologie zijn er zowel duidelijke overeenkomsten als verschillen in de onderverdeling van de verschillende vormen van trauma. Binnen de psychoanalyse wordt elke vorm van arousal die zich manifesteert via een onbewerkbare hoeveelheid prikkels, afkomstig vanuit jezelf of de buitenwereld, beschouwd als iets potentieel traumatiserend. Deze energetische influx die niet volledig in woorden uitgedrukt kan worden en daardoor deels onbemeesterbaar blijft, kent zijn traumatiserende effect in het feit dat het niet-afreageerbaar is (Verhaeghe, 2002). Deze omschrijving vind ik ook terug in het artikel van Furman (1986), waarin hij verwijst naar de definitie van Sigmund Freud (1985) en Anna Freud (1964). Hierin geven ze aan
6
dat de essentie van een trauma de influx van stimuli is, van binnenuit of van buitenaf, die volledig of partieel door het beschermende schild van het ego breekt en het systeem overspoelt met een soort arousal of opwinding. Zoiets kan gebeuren, louter door de zuivere hoeveelheid of de aard van de stimuli, en/of het relatieve gebrek van ‘voorbereid zijn’ van het systeem door vroegere hypercathexis. Deze zogenaamde hypercathexis wordt gezien als een overmaat aan mentale of emotionele concentratie op een persoon, voorwerp of geestesproces kan het geestelijk systeem verzwakken. Ook de ontoereikendheid van het systeem om het hoofd te bieden aan stimuli, wegens onrijpheid, abnormaliteit, pathologie, of individuele variaties in het niveau van tolerantie voor opwinding zijn mogelijk oorzaken. Het is deze overweldigende intensiteit van het trauma die vaak tot de herhalingsdwang (zie infra) zal leiden (Freud, 1964 in Furman, 1986). Dit en een andere belangrijk kenmerk van het trauma, worden ook aangehaald door Hofmans (2000). Ook zij beschouwt het trauma als een ‘wonde’ van de psyche. Deze ontstaat op het moment dat een uitwendige gebeurtenis, in de vorm van een overstelpend aanbod aan prikkels, een emotionele reactie teweegbrengt die zo heftig is, dat zij zeer moeilijk beheerst of ontladen kan worden. Bovendien maakt ze ons erop attent dat het trauma gebonden is aan een tijdsdimensie. Hiermee doelt ze op het feit dat een bepaalde gebeurtenis op het moment zelf op een ‘gezonde’ manier ingeschreven kan worden, maar dat een nieuwe context die vroegere (neutrale) gebeurtenis traumatisch kan maken. Dit aspect van trauma zal in het hoofdstuk over herschrijven, meer specifiek, retroactief herschrijven, besproken worden. Op zijn beurt, geeft Shalev (2002) vanuit zijn onderzoeksvisie een beknopte definitie, waarin hij geestelijk trauma vergelijkt met het aanhouden van een verlammende
angst,
disfunctioneren
of
een
zekere
kwetsbaarheid
wanneer
geconfronteerd met tegenslag. In een zelfde beweging wijst hij er op, dat deze vlag de lading niet helemaal dekt. Zowel Verhaeghe (2002) als Shalev (2002) wijzen er op dat ondanks het hoge percentage mensen dat tijdens zijn of haar leven geconfronteerd wordt met een traumatische gebeurtenis en daarop eventueel een acute stress stoornis ontwikkelt, slecht een klein deel van deze mensen er effectief een posttraumatische stressstoornis aan overhoudt (Harvey & Bryant, 1999). De cijfers variëren tussen de 1 en 9% en de 5 en 12% (Verhaeghe, 2002). Men kan zich dus afvragen waarom de ene persoon wel en de andere niet in staat is tot het bewerken en plaatsen van de zaken die
7
hem of haar overkomen. Het onverwachte karakter en de intensiteit van het trauma spelen een belangrijke rol. De vraag situeert zich echter vooral op het persoonlijk niveau en peilt naar die karakteristieken die het verschil maken tussen gezond schrijven, herhalen en herschrijven. Uit dit hoofdstuk kunnen we drie belangrijke zaken onthouden. In de eerste plaats komt naar voren hoe moeilijk trauma te definiëren is. Als voornaamste definitie stellen we dat het geestelijke trauma kan beschouwd worden als een onverwerkbare hoeveelheid prikkels of stimuli die het organisme overvallen en het verweesd achterlaten. In een poging die verweesdheid te bemeesteren zoekt het organisme een toevlucht tot de herhalingsdwang. Ten tweede mag men het aspect tijdsdimensie en het verband met (retroactief) herschrijven van (neutrale) gebeurtenissen ook niet uit het oog verliezen. Tenslotte is er dat belangrijke verschil in de perceptie en verwerking van een potentieel traumatische gebeurtenis. In het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op het structurele trauma, een fundamenteel gegeven van de subjectwording, dat tevens de basis legt voor de verhouding die men heeft ten opzichte van de ander en de taal (Verhaeghe, 2002).
Structureel trauma In functie van de onderzoeksvraag is het belangrijk de onvermijdelijkheid van het structurele trauma te begrijpen. Binnen de psychoanalyse kenmerkt het structurele trauma de menswording. Deze vorm van trauma hangt onlosmakelijk samen met de subjectwording en identiteitsverwerving en komt voort uit de confrontatie tussen het subject in wording en de niet - reguleerbare spanningsstijging. Deze spanningsstijging wordt veroorzaakt door het woordeloze Reële van de eigen aandrift (Verhaeghe, 2002). Het structurele trauma betreft de drift op zich, waarbij een intern conflict uitbreekt, dat op zich onvermijdelijk is, omdat het samenhangt met het wezenlijke van het mens-zijn (Hofmans, 2000). Hofmans (2000) verwoordt het als volgt, “Aan de basis van elke neurose ligt steeds iets traumatisch omdat het traumatisch is voor het subject. En waarom is dit zo? Omdat het telkens iets betreft dat plaatsgrijpt in de periode van beginnende taalverwerving, iets waarvoor woorden tekort schieten” (p.20). De lichamelijke en emotionele behoeften van een pasgeborene veroorzaken een zekere arousal, die ontladen en beantwoord dienen te worden. Honger, dorst, nood aan liefde
8
en aandacht en nog zovele andere behoeften manifesteren zich via een spanningsopbouw in het lichaam. Aangezien de pasgeborene nog niet in staat is deze spanning zelf af te reageren en nog niet over woorden en betekenaars beschikt om de arousal te benoemen en dus te beheersen, doet hij een appèl op de eerste ander, meestal de moeder, die deze spanning benoemt en de vraag van het kind tracht te beantwoorden, zowel met tastbare daden, als met woorden van troost en geruststelling. Hierbij antwoordt deze ander op de uitgeschreeuwde arousal van het kind en benoemt datgene waarvan hij of zij vermoedt dat het de spanning veroorzaakt (Verhaeghe, 2002). In een veilige ontwikkeling verschijnt de ander dus op het appèl en reikt betekenaars aan die de spanning beheersen en tegelijkertijd de mogelijkheid creëren om die spanning later zelf te benoemen. Ondanks de responsiviteit van de eerste anderen, meestal de ouders, is het structurele trauma toch onvermijdelijk. Hoe hard de ouders ook hun best doen de noden en behoeften van hun hulpeloze en woordenloze kind te benoemen in zijn plaats, is het toch onmogelijk om altijd volledig te antwoorden op diens appèl (Verhaeghe, 2002). Een baby streeft immers een directe en volledige behoeftebevrediging na (Rigter, 2002). Maar niet elke vraag om aandacht en responsiviteit dient beantwoord te worden (en misschien is dit maar goed ook). Ten eerste zijn sommige aandriften vanuit het Reële onbenoembaar en blijven ze onverwerkt inspelen op het lichaam. Men zou dit kunnen benoemen als een tekort binnen het symbolische van de taal, namelijk ‘woorden schieten tekort’ (Verhaeghe, 2002). Bovendien is hetgeen de Ander teruggeeft aan het kind een interpretatie van diens noden, en zoals Verhaeghe (2002) het formuleert, “tussen interpretatie en aandrift is er nooit een perfecte overeenkomst” (p. 137). Ten tweede, is dit uitstel van behoeftebevrediging een noodzakelijke stap in de ontwikkelingsfase. In functie van zijn ontwikkeling binnen een maatschappij waar bepaalde regels gelden, dient het kind op een gegeven ogenblik zijn drang naar onmiddellijke bevrediging uit te stellen. De mogelijkheid om de frustratie over het uitstel van directe behoeftebevrediging te herkennen en te tolereren, loopt samen met de ontwikkeling van een tijdsgevoel. In de onvoorspelbare duur tussen vraag en bevrediging worden taal en symbolisatie geboren (Birksted-Breen, 2003). Hoe deze gehele ontwikkeling tot zelfbeheersing verloopt, is niet van belang. Onthoud echter dat de interne zelfbeheersing bij het kind samenhangt met de taalverwerving (Rigter, 2002).
9
Samen met de woorden die de ouders het kind aanreiken, verwerft het kind de mogelijkheid tot beheersing. Tegelijkertijd met het hanteerbaar maken van het structurele trauma en de beheersing, wordt het kind ook ‘gewapend met woorden’ tegen potentieel traumatiserende gebeurtenissen die het later zou kunnen meemaken. Toch zullen de arousal van het onbenoembare en de angst om niet gehoord te worden, die aan de basis liggen van dit structurele trauma, altijd aanwezig blijven, aangezien het, zoals zonet vermeld, volstrekt onmogelijk en pathologisch 1 is om voor elk gevoel en elke vorm van aandrift de juiste en alles omvattende betekenaars via woorden aan te bieden (Verhaeghe, 2002). Ondanks het fundamentele tekort waar we het zonet over hadden, creëren de pogingen tot antwoord van de ouders op de vraag van hun kind, een gevoel van veilige hechting, een basis waarop het kind kan terugvallen. Een situatie waarin de Ander niet op het appèl van het kind verschijnt, om welke reden dan ook, creëert een dubbele problematiek. In de eerste plaats krijgt het kind door het uitblijven van een (poging tot) antwoord en benoeming geen mogelijkheid om de arousal te verwerken en later te benoemen. Hierdoor bestaat het risico dat er zich een pathologie gaat ontwikkelen, een pathologie die zich kenmerkt door het onafgebroken appèl vanuit het Reële en het ontbreken van symboliek en betekenaars om de spanning die uit het lichaam voortkomt te benoemen en zo controleerbaar te maken. Het gaat hier om de aktuaalpathologische positie op een continuüm dat gaat van aktuaalpathologisch tot psychopathologisch (Verhaeghe, 2002). Ik zal hier later dieper op ingaan. Ten tweede en daar vaak uit voortvloeiend kan het kind een onveilige hechtingsrelatie ontwikkelen met de ouders. Een hechtingsrelatie die wordt gekenmerkt door ontwijkend gedrag en wantrouwen (Ainsworth, 1970). Dit hoeft niet sowieso te leiden tot het ontwikkelen van een trauma, maar de kans wordt aanzienlijk vergroot dat bij een latere confrontatie met een accidenteel trauma, deze nieuwe, onverwachte en extreme vorm van spanning opnieuw onbegrepen en onbenoemd blijft, met alle gevolgen van dien (Verhaeghe, 2002). In het hoofdstuk hechting zal ik daar dieper op in gaan. Men kan uit dit hoofdstuk besluiten dat de arousal die voortkomt vanuit het Reële een proces van subjectwording in gang zet, via het noodzakelijke appèl op de Ander. De Ander, meestal de ouders reiken met symbolische betekenaars de identiteit 1
In dit geval zou het kind volledig blijven samenvallen met de moeder in een exclusieve, gesloten duale spiegelende verhouding. In deze verhouding is er geen plaats voor de verdere ontwikkeling van een eigen identiteit door het ontbreken van het tekort (Verhaeghe, 1998).
10
van het kind aan. Doordat er binnen het symbolische echter een fundamenteel tekort bestaat, blijft een gedeelte van het reële onbenoemd en oefent het in zijn onbenoemheid een appèl uit. De mate waarin de symbolisering doorgevoerd wordt, is afhankelijk van de responsiviteit op het appèl van het kind en de woorden en de mate van spiegeling die daarbij worden aangereikt. Samen met die symbolisering wordt in min of meerdere mate een gevoel van gehechtheid gecreëerd. Deze hechtingsrelatie en de daaruit voortvloeiende impact op iemands leven en verwerkingscapaciteiten komen in het volgende hoofdstuk aan bod. Hechting. In dit hoofdstuk gaan we op zoek naar het ontstaan en de functie van de hechtingsrelatie. Deze ontstaat vanaf het begin van iemands leven met de belangrijkste verzorgers, meestal de ouders. Deze verhouding met de ander is mede bepalend voor de manier waarop iemand de wereld rondom zich beschouwd, interpersoonlijke
relaties
aangaat
en
gebeurtenissen
gaat
interpreteren.
De
hechtingsrelatie die het kind in de kindertijd met de ouders ontwikkeld, is cruciaal voor een geslaagd interpersoonlijk functioneren. Negatieve ervaringen in het jonge leven kunnen gelinkt worden aan de ontwikkeling van emotionele stoornissen (Dewitte, Koster, De Houwer & Buysse, 2007). Ik ga van de veronderstelling uit dat, naargelang de kwaliteit van de hechtingsrelatie, iemand een zekere kwetsbaarheid met zich kan meedragen voor het ontwikkelen van een ‘trauma’ in reactie op een negatief beladen gebeurtenis of traumatiserende ervaring. Om te overleven heeft een pasgeboren kind voeding, veiligheid en bescherming nodig. Deze bescherming geeft een baby het gevoel dat er voor hem wordt gezorgd, dat iemand op zijn ‘vraag om hulp’ zal reageren, dat hij op iemand kan vertrouwen. Deze gehechtheid is dus de affectieve band die een persoon tot stand brengt tussen zichzelf en de specifieke ander (Rigter, 2002). Hoe ontwikkelt deze hechtingsrelatie zich nu op een normale manier en waar kan het fout gaan? Aan de hand van hechtingsgedrag, in de eerste plaats signaalgedrag, waarmee het kind de aandacht van zijn ouders tracht te vragen en krijgen. De sociale instelling van een baby, gericht op zijn overleven, ontwikkelt zich tot een specifieke hechtingsrelatie met de ouders. Bowlby (1982) deelde de hechtingsontwikkeling op in vier fasen. De eerste drie fasen, beginnend vanaf nul maanden, worden gekenmerkt door de intense wisselwerking tussen ouder en kind, waarbij het kind via signaalgedrag, zoals huilen, lachen en sociaal lachen, geluidjes
11
maken en de ontwikkeling van scheidingsangst een appèl doet op de aandacht en responsiviteit van de verzorgende ander (Bowlby, 1982 in Verhofstadt-Denève, Van Geert & Vyt, 1995). Ook Rigter (2002), beschrijft de hechtingsprocessen in verschillende fasen, maar voegt eraan toe dat de hechting zich al tijdens de zwangerschap kan ontwikkelen. De foetus kan gevoelselementen van de taal herkennen en ook de moeder kan met haar uitgesproken kinderwens en de daaruit voort komende positieve gevoelens, het hechtingsproces bevorderen. Indien de verzorgende ander met regelmaat antwoordt op de ‘vraag’ van het kind, ontwikkelt het kind na verloop van tijd een veilige hechtingsrelatie. Het kind weet dat het de ander kan vertrouwen, dat deze de verschillende impulsen, die zich zowel intern als extern manifesteren, zo veel mogelijk tracht te beantwoorden en benoemen (Verhaeghe, 2002). In de laatste fase die Bowlby (1982) beschrijft, en die zich rond het derde levensjaar situeert, zal het veilig gehechte kind een aantal belangrijke zaken ontwikkelen. Op basis van zijn ervaringen met scheiding en terugkomst, heeft het een vertrouwen ontwikkeld in zijn verzorger. Het kind heeft voldoende taal ontwikkelt om eenvoudige boodschappen hieromtrent te begrijpen en voldoende vertrouwen om op zijn eigen capaciteiten terug te vallen in geval van scheiding en later, tegenslag (Bowlby, 1982 in Verhofstadt-Denève, Van Geert & Vyt, 1995; Rigter, 2002). Wanneer men dus geconfronteerd wordt met een bedreiging, zoekt men bescherming bij diegene die als veilige haven wordt beschouwd. Als deze vraag om hulp en bescherming vervolgens succesvol wordt beantwoord en het gevoel van veiligheid is bereikt, ontwikkelt men een veilig hechtingspatroon (Dewitte et al., 2007). Het is echter ook mogelijk dat de ouders, om verschillende redenen, niet responsief zijn voor de noden van hun kind of willekeurig reageren. Ze verschijnen niet of soms op het appèl (Verhaeghe, 2002). Wanneer de hechtingsfiguur als onbereikbaar of weinig responsief wordt ervaren, zal het kind geen gevoel van rust en veiligheid ervaren en zal het andere manieren zoeken om om te gaan met de interne en externe stimuli en de bijhorende gevoelens van angst (Dewitte et al., 2007). Het is mogelijk dat het kind hierdoor een negatieve, onveilige of ambigue hechtingsrelatie ontwikkelt. Het kind leert dat het niet kan vertrouwen op de ander, dat deze niet verschijnt wanneer hij roept (Rigter, 2002; Verhofstadt-Denève, Van Geert & Vyt, 1995). Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk reeds werd vermeld, kan een negatieve hechtingsrelatie gevolgen
12
hebben voor de verwerking van negatief beladen gebeurtenissen. Men veronderstelt dat de vroege hechtingservaringen zich vertalen naar interne werkmodellen over zichzelf en de ander, werkmodellen, die in verband staan met de intra- en inter-persoonlijke processen. Deze werkmodellen kan men beschouwen als de cognitieve schema’s die ontwikkeld zijn in respons op vroegere ervaringen met de belangrijkste zorgverleners, meestal de ouders. Bovendien kan men veronderstellen dat ze de individuele gedachten, gevoelens en gedragingen doorheen het leven zullen beïnvloeden. Hechtingsstijlen kunnen dus gezien worden als organisatorische regels die de respons stuurt in reactie op angst of stress (Dewitte et al., 2007). Angst en stress die kunnen voortvloeien uit de confrontatie met een negatief beladen gebeurtenis. Individuele verschillen in hechtingsstrategieën kunnen gerelateerd worden aan de manier waarop deze bedreigende informatie wordt verwerkt. Bij kinderen kan de kwaliteit en het type van de hechting gemeten worden aan de hand van de Strange Situation Procedure (Ainsworth & Bell, 1970). Bij volwassenen kan dit gebeuren aan de hand van het Adult Attachment Interview (George, Kaplan & Main, 1985 in Dewitte et al., 2007). Men kan echter ook van de veronderstelling uit gaan dat zich, samen met de hechting, het kind de taal ontwikkelt (Rigter, 2002; Verhofstadt-Denève, Van Geert & Vyt, 1995). Die taal dient uiteraard als communicatiemiddel, maar ook als symbolisering om de gevoelens waarmee een kind in aanraking komt, te vatten en benoemen, zodat ze hanteerbaar worden. Deze taal biedt iemand de mogelijkheid zaken in te schrijven in zijn geschiedenis en te herschrijven, zowel met een nieuwe positieve als negatieve wending. Hoe men in de taal staat, wordt weerspiegeld in de manier waarop taal gebruikt kan worden om uiting te geven aan de gevoelens en de stimuli waarmee het organisme wordt
geprikkeld.
Deze
taalverhouding
kan
men
ook
terugvinden
in
de
differentiaaldiagnostiek tussen aktuaalpathologie en psychopathologie, twee extremen op een continuüm die in het volgende punt besproken zullen worden (Verhaeghe, 2002). Aktuaalpathologie – Psychopathologie. Binnen de subjectwording en de verhouding die het subject en de Ander daarbij innemen, bestaat de mogelijkheid dat het subject, in confrontatie met het Reële, de aandrift/spanning, beroep doet op de Ander om deze spanning te benoemen en bewerkbaar te maken. Wanneer deze bewerking niet lukt, de psychische elaboratie niet wordt doorgevoerd, blijft het Reële gefocaliseerd op het lichaam. Wanneer het individu wordt geconfronteerd met spanning, arousal of angst,
13
zal deze zich via fenomenen, lichamelijke symptomen tot uiting brengen. Er zijn geen symptomen, door het ontbreken van de symboliek van de taal. Het ontbreekt het aktuaalpathologische individu de mogelijkheid om bepaalde interne arousal als gevoelens of emoties de herkennen en de woorden om uiting te geven aan de spanningsstijgingen en de bijhorende angst (Verhaeghe, 2002). Bovendien kan men veronderstellen dat, als deze psychische elaboratie toch enigszins is doorgevoerd, hem de intentie ontbreekt om deze woorden tegen iemand uit te spreken. De Ander was immers niet op het appèl, heeft het subject niet het gevoel gegeven op de Ander te kunnen vertrouwen (zie hechting) en het is mogelijk dat het subject nu ook geen ‘aandrang’ voelt om op iemand te vertrouwen. De spanningsstijging op zich is niet de oorzaak van de angst, wel het feit dat deze stijging niet voldoende psychisch bewerkt kan worden. Het is precies dit ontbreken van de secundaire elaboratie 2 dat voor het ontstaan van de angst 3 en/of somatische angstequivalenten zorgt. We kunnen hieruit besluiten dat de causale factor van de aktuaalpathologie of alexithymie 4 ligt in het feit dat de interne driftmatige excitatiebron bij het subject niet of niet voldoende beantwoord werd door de Ander. De overgang van het Reële naar het Symbolische, waarbij de Ander een antwoord geeft en de secundaire elaboratie in gang zet, werd niet doorgevoerd; het resultaat is dat de aanvankelijke onlust angst wordt (Verhaeghe, 2002). Als men naar de symptomen kijkt die Freud gebruikt om ‘zijn’ angstneurose te beschrijven en door Verhaeghe (2002) worden hernomen en de categorisatie die de DSM-IV-TR (APA, 2000) gebruikt om de paniekaanval te beschrijven, zien we duidelijke gelijkenissen. Twee zaken komen naar voor, de interne arousal wordt via het lichaam aan de hand van fenomenen of somatisering naar buiten gebracht. Dit omdat de woordenloosheid het iemand met een aktuaalpathologische structuur onmogelijk maakt de interne arousal op een andere, zij het symbolische, manier te uiten. Een ‘normale’ psychotherapeutische behandeling, aan de hand van het spreken is hier niet 2
Secundaire elaboratie is een concept van Freud, waarmee hij de bewerking aanduidt die het ego op de droominhoud uitvoert na de droomvorming. Het duidt het defensieve proces aan waarbij de droom logisch en inhoudelijk coherent gemaakt wordt na het ontwaken. Kortom, het proces waardoor de droom tot een netjes toegedicht verhaal omgebouwd wordt. De term kan in ruimere betekenis worden gezien in de context van de identiteitsverwerving, waar de interne verdeeldheid die men ervaart wordt toegedicht via het verhaal (Verhaeghe, 2002). Het verband met het schrijven en herschrijven van iemands geschiedenis wordt later verduidelijkt 3 Een mooi voorbeeld kan men terugvinden in de medische wereld. Een aanhoudende onverklaarbare pijn kan plots verlichting vinden in de verklaring die de arts aanreikt. Het benoemen van de symptomen zorgt voor een (eventueel tijdeljke) beheersing van de angst. 4 Het moeilijk kunnen beschrijven of herkennen van de eigen gevoelens (Coëlho, 2000).
14
vanzelfsprekend. Nochtans is het nu net dit spreken, aan de hand van taal en symboliek waarmee men tracht de woordenloosheid te doorbreken en zijn verhaal te doen. Uiteraard vooral op die momenten dat men geconfronteerd wordt met de interne of externe prikkels die een negatief beladen gebeurtenis zo traumatiserend kunnen maken. Via het lichaam blijft de negatief beladen gebeurtenis appèl doen om gehoord te worden. De traumaproblematiek, of in dit geval, de problematiek voortvloeiend uit de confrontatie met een negatief beladen gebeurtenis, kan begrepen worden vanuit de aktuaalpathologische positie (zie infra). Niet alleen de arousal op zich is traumatiserend, het ontbreken van de Ander op het appèl, zowel op jonge als op latere leeftijd draagt zeer sterk bij aan de impact van een traumatiserende of negatief beladen gebeurtenis (Verhaeghe, 2002). Bij een veilige ontwikkeling, verschijnt de Ander wel op het appèl en biedt het kind de nodige betekenaars aan om die aandrift te bewerken. Tijdens dit ‘normale’ proces van subjectwording, komt ook de hechtingsrelatie op gang, zoals hierboven reeds beschreven en ontwikkelt men zich binnen het psychopathologische spectrum. Zoals ik al veronderstelde en ook uit de onderzoeken i.v.m. hechting naar voren komt, blijkt dat iemand met een veilige hechting, een stevige basis heeft om in de toekomst eventuele accidentele trauma’s en negatief beladen gebeurtenissen te verwerken, om deze op een gezonde wijze in zijn of haar leven in te schrijven (Verhaeghe, 2002). Daar waar taal en hechting tekort schieten, kan men vermoeden dat ‘het verhaal’ niet verteld kan worden en via de herhaling een appèl blijft doen op het lichaam om toch gehoord te worden. Taal en gehechtheid bieden echter geen absolute garantie dat elke ingrijpende gebeurtenis verwerkt zal worden. Soms kan een trauma zo overdonderend zijn dat het langs het bewustzijn heen schiet en de taal dus ook geen kans krijgt het gebeurde te vatten (Caruth, 1996). Op de kenmerken en impact van dergelijk trauma zal ik in het volgende gedeelte dieper ingaan.
Accidenteel trauma In de vorige hoofdstukken hebben we het verband tussen hechting, aktuaalpathologie en psychopathologie besproken, voortvloeiend uit het onvermijdelijke structurele trauma. Met dit structurele trauma, en daarbij aansluitend, de hechtingsrelatie en de manier waarop de Ander hierop reageert, wordt de basis gelegd
15
voor de manier waarop men later met een eventueel accidenteel trauma of negatief beladen gebeurtenis zal omgaan (Dewitte et al., 2007; Verhaeghe, 2002). In dit hoofdstuk wordt het accidentele trauma beschreven en gedefinieerd aan de hand van verschillende bronnen en wordt er dieper ingegaan op de impact die het kan hebben op iemands leven. Volgens Caruth (1996) handelt (accidenteel) trauma zowel over de wonde aan het lichaam, als over de wonde aan de geest. Deze wonde aan de geest kan men zien als een gebeurtenis die te snel, te onverwacht om volledig gekend, erkend te zijn geweest en daardoor niet beschikbaar is voor het bewustzijn totdat het zich herhaaldelijk opdringt aan het slachtoffer, via nachtmerries en repetitieve gedragingen. Het accidentele trauma is dus te omschrijven als een onverwachte en oncontroleerbare gebeurtenis die mogelijk de integriteit en kijk van de mens op zijn leefwereld drastisch kan aantasten. Uit prevalentiecijfers blijkt dat meer dan 50% van de mensen tijdens zijn leven een mogelijk traumatiserende gebeurtenis meemaakt (Verhaeghe, 2002). Wanneer men de grote hoeveelheid gebeurtenissen bekijkt die de DSM-IV-TR (APA, 2000) als potentieel traumatiserend beschouwt en daarbij nog toevoegt dat het zowel over directe als indirecte blootstelling kan gaan, komt Shalev (2002) in zijn artikel zelfs tot een prevalentie van 89% voor de Amerikaanse volwassenen. Het accidentele trauma kan onderverdeeld worden in vier subvormen. Deze onderscheiden zich door de manier waarop ze voorkomen. Ten eerste kan men het onderscheid maken tussen een acuut trauma en een chronisch trauma. Met een acuut trauma verwijst men naar een eenmalige, onverwachte, traumatiserende gebeurtenis. Dit kan gaan over een ernstig verkeersongeval, een stressvolle bevalling of operatie, een verkrachting, een aanslag of beroving (Levine, 2007). Al deze verschillende verschijningsvormen van dit type trauma worden gekenmerkt door hun onverwachte, overdonderende karakter waarbij het leven of de integriteit van het slachtoffer werd bedreigd. Dit gaat gepaard met extreme gevoelens van (doods)angst, machteloosheid en controleverlies, terwijl de overdaad aan stimuli er vaak toe leidt dat de perceptie van het slachtoffer vernauwt (Levine, 2007). Hierdoor wordt het voor het slachtoffer mogelijk gemaakt accuraat en met het oog op overleving te reageren, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat de verwerking gestoord wordt, door het ontbreken van gegevens en de woorden om ze te beschrijven. Het is dus dit
16
onverwachte en overdonderende karakter dat de impact van dit trauma zo sterk maakt, doordat het slachtoffer niet bewust heeft kunnen ervaren wat hem of haar is overkomen (Caruth, 1996; Shalev, 2002). De gevolgen van dergelijke impact laten niet lang op zich wachten. Deze mensen zijn gevangenen van hun angst. Ze zijn niet in staat weer aan het leven deel te nemen. Het slachtoffer blijft verweesd, gedesoriënteerd en met een gebroken vertrouwen in de wereld achter (Levine, 2007). Via gevoelens van prikkelbaarheid, angst, nachtmerries en flashbacks blijft het onverwerkte trauma appèl doen op het bewustzijn, wil het gehoord worden, maar blijft het net onder de bewustzijnsgrens spelen (Caruth, 1996). Indien deze slachtoffers niet goed opgevangen worden vanaf het begin, men hen niet als slachtoffer erkent en naar hun verhaal tracht te luisteren, neemt het risico op het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis toe (Shalev, 2002). Biedt men het slachtoffer echter de mogelijkheid om individueel of in groep de gebeurtenissen te plaatsen, er een coherent verhaal van te maken, kan de verwerking in gang worden gezet. Ook hier komt weer duidelijk naar voor hoe belangrijk het verhaal is. Via de taal, schrijven of spreken, kan de arousal, de negatieve energie zijn weg ‘naar buiten’ vinden. Het gaat hier om een geleidelijk proces, er is immers tijd nodig om dit door te werken (Levine, 2007). Wanneer er sprake is van een aanhoudend traumatiserende gebeurtenis, die gedurende meerdere jaren kan aanslepen, zoals incest, spreekt men van een chronisch trauma. In dit geval hebben de jarenlange verschrikkingen het zelfbeeld en vertrouwen van het slachtoffer ernstig beschadigd. Het praten over deze ervaring mislukt meestal doordat de beleving (deels) wordt verdrongen, nooit helemaal wordt geregistreerd of op het moment van de feiten volledig werd uitgeschakeld (Verhaeghe, 2002). Ten tweede kan men ook nog het verschil maken tussen een individueel trauma en een collectief beleefd trauma. Het individuele trauma wordt ten volle persoonlijk beleefd, zoals een aanranding en het slachtoffer staat volledig alleen in zijn of haar begrijpen en verwerken van de feiten. Het slachtoffer dient het verhaal, eventueel met de hulp van een therapeut zelf te (re)construeren. In geval van een collectief trauma, zoals een oorlogssituatie of de Holocaust wordt een grote(re) groep mensen samen slachtoffer van een ernstige gebeurtenis. De impact van dit collectieve trauma is even ernstig als dat van een individueel trauma. Vaak er is een mogelijkheid de verwerking beter op gang te trekken en door te werken met behulp van het lotgenotencontact.
17
Hierbij kunnen de slachtoffers die dezelfde gebeurtenis hebben meegemaakt, elkaar helpen in het reconstrueren van de feiten, elkaar woorden aanreiken en elkaar helpen in het herkennen en bijgevolg ook normaliseren van de emotionele reacties die ze ervaren (Van Der Velden, Eland & Kleber, 1997). In tegenstelling tot het structurele trauma dat zich onvermijdelijk en noodgedwongen
ontwikkelt
vanaf
de
geboorte,
op
het
moment
van
de
identiteitsontwikkeling, komen deze verschillende vormen van accidenteel trauma voor in het verloop van iemands leven. Zoals we aan het begin reeds schreven, hangt de manier waarop een individu een accidenteel trauma verwerkt af van de manier waarop op het structurele trauma is gereageerd door de ouders. De kans dat iemand na een traumatische gebeurtenis meer kansen heeft om naar verwerking toe te werken zal groter zijn bij het kind wiens appèl wel werd beantwoord (Ainsworth, 1970; Verhaeghe, 2002). Bovendien eindigt niet elke traumatiserende of negatief beladen gebeurtenis per definitie in een posttraumatische stressstoornis. In zijn artikel over acute stress reacties wijst Shalev (2002) er net als Verhaeghe (2002) op dat niet elke trauma per se als traumatiserend ervaren hoeft te zijn. Shalev pleit ervoor een belangrijke nuancering aan te brengen en de term ‘traumatische gebeurtenis’ te vervangen door de term ‘potentieel traumatische gebeurtenis’. Op het belang van deze nuancering zal ik later dieper ingaan in het hoofdstuk over herhalen.
Besluit In dit hoofdstuk heb ik aan de hand van de bestaande en gekende verschijningsvormen van trauma, een nieuw concept geïntroduceerd, de negatief beladen gebeurtenis. Deze subvorm is te beschouwen als een mildere, zachtere vorm van trauma. Het gaat hier vooral over de persoonlijke gebeurtenissen die een sterke impact op iemands leven kunnen hebben, zonder per se als traumatisch te worden beschouwd door anderen. Iedereen kan hiermee geconfronteerd worden, maar niet iedereen verwerkt deze gebeurtenissen op dezelfde manier. De manier waarop men met deze gebeurtenissen omgaat is afhankelijk van de hechtingsstijl, de taal die zich tegelijk met deze hechting bij het kind heeft ontwikkeld en iemands plaats op het continuüm van de aktuaalpathologie en psychopathologie. Al deze individuele factoren beïnvloeden de manier waarop iemand de confrontatie kan/wil aangaan. Als men in deze bewerking
18
faalt, omdat de gepaste symboliek ontbreekt of het trauma te overdonderend is, bestaat de mogelijkheid dat het trauma of de negatief beladen gebeurtenis blijft inwerken. Via een niet aflatende herhalingsdwang tracht het woordenloze gehoord te worden. Het hoe en waarom van deze herhaling en herhalingsdwang wordt in het volgende hoofdstuk besproken.
19
Herhalen
In het hoofdstuk over de negatief beladen gebeurtenis zijn we dieper ingegaan op de onvermijdelijkheid van het structurele trauma en het verband met hechting en taal. Daarin kwam al naar voor dat, ondanks een veilige hechting en de pogingen van de primaire verzorgers, het appèl van het kind nooit helemaal beantwoord kon worden. In deze driftmatige situatie wordt men geconfronteerd met een teveel aan prikkels vanuit het Reële en een tekort aan woorden vanuit het Symbolische (Verhaeghe, 2002). In het hoofdstuk over herhalen zal ik de woordenloosheid van het trauma trachten te verklaren en hoe het zijn oorsprong vindt in het structurele trauma. Dit herhalen kan men als ‘normaal’ te beschouwen. Problematisch wordt het pas, bij de confrontatie met een accidenteel trauma, een potentieel traumatiserende gebeurtenis, die zich ‘bovenop’ (herschrijven) het structurele trauma (schrijven) plaatst en onbewerkbaar aanwezig blijft. In een poging deze onlustvolle input te bemeesteren zet de herhalingsdwang zich in gang, zich manifesterend via allerlei herhalingsfenomenen (Ørner & Stolz, 2002). Dit diverse gamma van fenomenen en belevenissen, die zowel lichamelijk als geestelijk zeer belastend kunnen zijn, zijn zeer onaangenaam en kunnen iemands leven volledig beïnvloeden of bepalen. Freud (1985) merkte dit al op in ‘Aan gene zijde van het lustprincipe’ en in de korte periode dat ik enige klinische ervaring heb kunnen opdoen, vielen me zaken op, die een aantal terugkerende vragen opriepen. Een eerste vraag peilt naar het ‘wat’ van de herhaling en de herhalingsdwang. Ten tweede kan men zich afvragen hoe mensen in deze woordeloze, verstarde toestand terecht komen, in dit waarom van de herhalingsdwang. De hulpeloosheid en het lijden die met deze herhalingsdwang samengaan, zijn immers niet zo vanzelfsprekend om mee te torsen.
Herhaling
“Nothing fixes a thing so intensely in the memory as the wish to forget it” (Michel de Montaigne in The Quotations Page, 1994).
De herhaling vindt haar oorsprong in het structurele trauma, waarbij de Ander, ondanks ondernomen pogingen en een goede hechting, nooit helemaal kan voldoen.
20
Ook Freud werd tijdens zijn therapie geconfronteerd met het onvermogen om de verbalisatie van het traumatisch Reële, volledig tot een eindpunt te brengen. Uit deze poging om het op die manier psychisch bewerkbaar te maken, vloeit een blijvende confrontatie met het Reële voort, voorbij de voorstelling, voorbij alle betekenaars, een teveel aan prikkels die niet energetisch gebonden kunnen worden en daardoor niet afreageerbaar zijn. Toch blijft het organisme verder zoeken naar andere betekenaars om te vatten wat onvatbaar is en creëert in deze zoektocht een oneindige betekenaarsketting, een associatie van gedetermineerde betekenaars. Deze ‘gezonde’ herhaling installeert zich binnen het symbolico-imaginaire, via de taal, en onderscheidt zich van de herhalingsdwang in die zin dat er bij een ‘normale’ herhaling geen sprake is van een rechtstreekse confrontatie met de arousal op zich, wel met de symbolisch bewerkte versie ervan. Een ander belangrijk verschil tussen herhaling en herhalingsdwang situeert zich op het punt van de variatie. Binnen de herhaling in de gedetermineerde betekenaarsketting kan er toch nog enige variatie zitten. De herhalingsdwang is echter verplicht om telkens hetzelfde trauma te herspelen of herbeleven. Onze eigen drift is zowel lustvol als traumatisch, doordat een bepaald gedeelte ervan niet-verwoordbaar is, en daardoor dus niet bemeesterbaar (Verhaeghe, 2002). Toch blijft deze drift aanwezig door de inschrijving binnen een ander geheugen dan het verbale, een inschrijving in het ‘lichamelijke’ geheugen (Levine, 2007). De dissociatie die hieruit voortvloeit, is de algemeen-structurele splitsing tussen het bewuste en onbewuste, als gevolg van het hierboven vermeldde structureel trauma (Verhaeghe, 2002). Men kan vermoeden dat men via het herhalen datgene dat zich in het lichamelijke geheugen heeft ingeschreven, via symbolisering in het verbale geheugen tracht te brengen, zodat het bewerkbaar wordt.
Herhalingsdwang
“Those who cannot remember the past are condemned to repeat it” (George Santayana in The Quotations Page, 1994).
Daarnet zagen we in het hoofdstuk over herhaling dat elk afreageren structureel gezien onvolledig is, er is geen bevredigend eindpunt aan de associatieketting van
21
betekenaars. Het gevolg daarvan is dat er zoiets ontstaat als de herhaling(sdwang): de niet-aflatende poging om bij confrontatie met een influx van prikkels deze toch maar te bemeesteren. In Aan gene zijde van het lustprincipe beschrijft Freud een lijdenspatroon dat onverklaarbaar persistent doorwerkt bij bepaalde individuen. Hij verbaast zich over de afschuwelijke nachtmerries van oorlogsslachtoffers en het repetitieve herhalen van mensen die pijnlijke gebeurtenissen hebben meegemaakt (Freud, 1985). Wanneer hij de herhalingsdwang bespreekt, zal hij deze toeschrijven aan die bemeesteringsdrift, de niet aflatende poging van het organisme om greep te krijgen op het onderliggende trauma en vooral op de daaruit voortvloeiende spanningsverhoging. Ook Hofmans (2000) beschrijft hoe de getraumatiseerde het onlustvolle tracht te bemeesteren via de herhalingsdwang. Aangezien het traumatische nu net datgene is wat zich niet in het Symbolische laat schrijven, is de herhalingsdwang “een niet - aflatende poging van het psychische apparaat om het traumatische element toch aan betekenaars te binden” (Verhaeghe, 1997 (p.94) in Hofmans, 2000). Deze herhalingsdwang vinden we ook terug bij het accidentele trauma, als gevolg van de dissociatie tussen de ingeschreven sporen, op het niveau van het lichaam, dat zich de sporen herinnert en deze ook wil laten ‘horen’ en het bewuste organisme dat tevergeefs betekenaars tracht voort te brengen in een poging die sporen te bemeesteren. Tevergeefs, want het bewuste geheugen krijgt geen vat op de non-verbale sporen, waardoor deze zich op allerlei manieren trachten kenbaar te maken (Verhaeghe, 2002). De ervaren ‘lichamelijke’ pijn geeft kennis van een waarheid of trauma waar het individu zelf geen volledige weet van heeft (Caruth, 1996). De onbenoembare prikkels roeren zich, willen beluisterd te worden en ‘uiten’ zich op een Reële manier, via het lichaam. Dit gebeurt via verschillende vormen van herhalingsdwang-fenomenen, zoals het intrusief her-ervaren van het trauma, recreëren van het trauma, de overdracht 5 , terugkerende dromen of nachtmerries en acting-out. Bovendien zijn deze herhalingen enorm opvallend doordat ze niet door de eigen daden van het individu in gang lijken gezet te worden. Ze lijken volledig buiten hun wil of controle te liggen. Ook Ørner en Stolz (2002) merken dit op in hun artikel over het verbazingwekkende fenomeen van de 5
Deze overdracht kan gezien worden als het levenslange herhalen van verhoudingen ten opzichte van belangrijke anderen. Tijdens de therapie kunnen deze (eventueel problematische) verhoudingen t.o.v. anderen opgeroepen en geprojecteerd worden op de therapeut.
22
herhalingsdwang. Hoewel sommige bronnen anders beweren, komt uit hun studie naar voor dat het bewust kennen of bewust worden van de traumatiserende oorzaak niet per se voldoende is om de verschillende fenomenen van de herhalingsdwang te beëindigen. Levine (2007) stelt dat zonder de ontlading en voltooiing van de enorme energetische prikkeling die voortkomt uit het trauma, we gedwongen worden om de tragische cyclus van her-enscenering te blijven herhalen, of dit nu gebeurt door de situatie uit te beelden (acting-out) of in te beelden. Aan de sterke aantrekkingskracht van het uitbeelden, ligt volgens Levine de drang naar voltooiing en oplossing aan de grondslag, de heronderhandeling van het trauma. Bij deze heronderhandeling wordt de zich herhalende cyclus van her-enscenering getransformeerd in een genezende gebeurtenis, te vergelijken met het herschrijven waar we het later over zullen hebben. In Freuds idee van herhalingsdwang stond de observatie centraal dat mensen zichzelf in situaties brengen die op een vreemde manier lijken op het oorspronkelijke trauma, zodat ze nieuwe oplossingen kunnen bedenken, als in een zinloze zoektocht naar nieuwe betekenaars. Levine (2007) voegt eraan toe dat de her-enscenering waar ook Ørner en Stolz (2002) het over hebben, het gevolg is van de pogingen van het organisme om de natuurlijke cyclus van activering en deactivering te voltooien. Hoe deze natuurlijke cyclus in zijn werk gaat en waarom iemand daar zo verstard in kan blijven vastzitten, bespreken we in het volgende punt.
Het waarom van de herhalingsdwang
“Ik ben niet bang om dood te gaan. Ik wil er alleen niet bij zijn als het gebeurt” (Woody Allen (p.138) in Levine, 2007).
In geval van een traumatiserende gebeurtenis, op momenten van conflict of spanning, vertonen de meeste mensen een aantal natuurlijke, fysiologische reacties, zoals een versnelde hartslag en ademhaling, spiercontracties, een soort energie opwekkende reactie. Deze hyperactivering stelt ons lichaam in staat accuraat te reageren en bereid onze geest voor op wat komen gaat (Levine, 2007). Soms worden we echter overvallen door een situatie of gebeurtenis. Ons lichaam kan dan wel instinctief reageren, maar de geest heeft geen tijd om te vatten wat er gebeurt. Bovendien kunnen
23
de gebeurtenissen zo overweldigend zijn dat het mentale bevattingsvermogen toeklapt. Dit dissociatieproces beschermt ons dan tegen de krachtige inwerking van een enorme hoeveelheid prikkels (Garland, 1998; Van Der Velden, Eland & Kleber, 1997). Ook Freud suggereert dat een traumatische ervaring, een ervaring is die niet volledig werd verwerkt of ingepast op het ogenblik dat ze plaatsvond (Caruth, 1996). Als gevolg daarvan valt het mentale functioneren stil. Volgens Levine (2007) registreert het zenuwstelsel alleen dat het gevaar voorbij is op het moment dat de gemobiliseerde energie, gebundeld tijdens de hyperactivering, ontladen wordt. Wanneer dit moment uitblijft door de omstandigheden of de dissociatiefase, blijft het lichaam en in bijzonder het zenuwstelsel, energie opwekken, wat uiteraard een enorme energieopstapeling en bijgevolg ontzettende arousal geeft. Intussen zit men wel vast in een mentale verstarring. De hulpeloosheid die op dat moment wordt ervaren, het gevoel volledig lamgelegd te zijn, kan zo intens zijn dat men niet meer kan bewegen of praten. Net als hyperactivering, is hulpeloosheid een weergave van de fysiologische processen die in ons lichaam plaatsgrijpen. Het enige dat ons rest als we niet kunnen vechten of vluchten is de onbeweeglijkheid (Levine, 2007). De hierboven beschreven lichamelijke en geestelijke reacties dient men echter niet als vreemd of traumatiserend te beschouwen. Het zijn stuk voor stuk normale overlevingsmechanismen, eigen aan de menselijke natuur. Als ze echter chronisch worden of in de daarop volgende fase niet accuraat worden opgevangen, blijft het slachtoffer verweesd achter en wordt de basis gelegd voor de ontwikkeling van verdere symptomen (Levine, 2007). De schema’s die we hebben over een redelijk veilige wereld liggen aan diggelen en de ‘getraumatiseerde mens’ blijft angstig, kwetsbaar en zonder vertrouwen achter. Het vertrouwen dat men in de Ander heeft, is stukgeslagen. De pogingen die men dan onderneemt om de gebeurtenissen te vatten en te ordenen, gaan verloren in de interne chaos (Garland, 1998). De energie die in het mechanisme opgeslagen blijft, signaleert een al dan niet reële toestand van onveiligheid en stimuleert het organisme om alert te blijven. Een zenuwstelsel dat zijn energie niet kan ontladen, zal manieren zoeken om deze toestand te compenseren door middel van verschijnselen, traumasymptomen of acting-out (Levine, 2007). In deze context is het niet relevant de grote diversiteit aan symptomen neer te schrijven. Belangrijk is wel te onthouden dat ze allemaal beschouwd kunnen
24
worden als een redmiddel van het organisme om de intense interne arousal te verminderen of beheersen (Verhaeghe, 2002). Waarom is het dan zo moeilijk om deze energie terug te mobiliseren, de verstarring terug op gang te trekken? In de eerste plaats is het voor het slachtoffer niet altijd duidelijk wat er zo zwaar weegt. De eigenheid van het trauma zit in zijn onaangepaste natuur, de manier waarop het in eerste instantie niet gekend is en vervolgens terugkomt om het slachtoffer op te jagen (Caruth, 1996). Ten tweede, eens (h)erkend, staat de geladenheid die er aan vast hangt, de verwerking in de weg, zoals later nog verduidelijkt zal worden aan de hand van een casus. Het vraagt vaak meerdere pogingen om die knagende aanwezigheid met de exacte woorden te vatten. Het is net dit (her)schrijven dat zo belangrijk is bij de verwerking van een negatief beladen gebeurtenis. Dit (her)schrijven kan gezien worden als een manier om de herhalingsdwang te doorbreken. Tot men hierin slaagt blijven de emoties onbenoembaar inspelen op lichaam en geest. Het uiteindelijk vinden van de juiste betekenaars die de gebeurtenis kunnen benoemen en een plaats bieden in je eigen geschiedenis, kan dus gezien worden als het proces van (her)schrijven.
Besluit In dit hoofdstuk hebben we de herhaling besproken en hoe deze zijn oorspong vindt in het structurele trauma, en dus onlosmakelijk deel uitmaakt van de subjectwording. Tijdens deze subjectwording wordt het onvermogen van de taal duidelijk, hoe het tekort in het Symbolische het teveel in het Reële niet volledig kan benoemen en bemeesteren. Daardoor wordt men als het ware gedwongen in een nietaflatende poging nieuwe betekenaars te creëren. In deze pogingen worden we niet geconfronteerd met het Reële van de drift, maar met de bewerkte versie. Een ander verhaal vinden we terug bij de herhalingsdwang. Hier wordt men geconfronteerd met het Reële, zij het via een ‘algemeen aanvaard’ trauma of via een individuele negatief beladen gebeurtenis. Op dat moment wordt een accidenteel trauma bovenop het structurele trauma geplaatst en wordt men wederom geconfronteerd met het tekortschieten van de Ander en de taal. We hebben gezien hoe dit kan blijven doorwerken en waarom dit zo’n invloed heeft op iemands leven. Nu rest ons nog een laatste vraag, maar wel één van de belangrijkste. Hoe kan men deze verstarring binnen
25
de herhalingsdwang doorbreken en de negatief beladen gebeurtenis definitief achter zich laten? In het volgende hoofdstuk over schrijven en (retroactief) herschrijven zullen we zien hoe mensen via het (her)schrijven negatief beladen gebeurtenissen of trauma’s naast zich neer kunnen leggen. Ze komen los uit de woordeloze verstarring, brengen hun ‘bevrozen geest’ terug in beweging en hervatten het leven (Garland, 1998; Levine, 2007).
26
Schrijven en herschrijven
"Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts worden geleefd" (Sören Kierkegaard in Citaten over (de zin van) het leven).
Zonet hebben we de fenomenen van herhaling en herhalingsdwang uitgebreid besproken en werd duidelijk welke impact deze kunnen hebben op iemands leven. Mensen die hiermee geconfronteerd worden hebben er natuurlijk baat bij als zij deze onaangename toestand kunnen doorbreken. Dit zullen we bespreken in het laatste gedeelte van dit hoofdstuk. Eerst zullen we nagaan hoe gebeurtenissen worden ingeschreven in iemands leven en dit inschrijven de perceptie op latere gebeurtenissen kan beïnvloeden. Vervolgens komt het dubbelzinnige karakter van het (retroactief) herschrijven aan bod. Hiermee doel ik op het feit dat het retroactief herschrijven zowel een positieve als negatieve invloed kan hebben op gebeurtenissen. Tenslotte zullen we dus nagaan hoe dit (her)schrijven in functie van een therapeutisch herstel aangewend kan worden.
Wie schrijft die blijft In dit onderdeel zou ik graag de twee verschillende aspecten van het concept schrijven willen verduidelijken. Het gaat hier om twee vormen van schrijven. Het ‘automatische’ schrijven en het ‘therapeutische’ schrijven. Het automatische schrijven is, net als het structurele trauma, onlosmakelijk verbonden met de subjectwording en gebeurt als vanzelfsprekend. Deze vanzelfsprekendheid komen we tegen bij het automatische (in)schrijven van belangrijke verhoudingen in iemands leven. Dit wordt nog eens verduidelijkt door van der Zwaal (1990) in Het narratieve paradigma in de psychoanalyse. In deze verhandeling wijst hij ons op de narratieve structuur van de mens, en de talige structuur als verwijzing naar de menselijke tijdelijkheid. Dit figuurlijke schrijven ontwikkelt zich, zoals al gezegd, samen met het structurele trauma en de hechting als een taal die men kan gebruiken om te symboliseren (Verhaeghe, 2002). Deze neergeschreven verhoudingen, onlosmakelijk verbonden met het structurele trauma zullen later gebruikt worden tijdens de perceptie en interpretatie van potentieel
27
traumatische of negatief beladen gebeurtenissen. Het schrijven vindt dus zijn oorsprong in dit automatische, figuurlijke inschrijven. De mens moet zijn eigen geschiedenis kunnen schrijven (van der Zwaal, 1990). De tweede vorm van schrijven kan men beschouwen als een letterlijke vorm van ‘therapeutisch’ schrijven. In het hoofdstuk over herhalen en herhalingsdwang werd op het einde de vraag gesteld naar de mogelijkheid om deze herhalingsdwang en de daarmee samenhangende fenomenen te doorbreken. Net als van der Hart (1992) ga ik ervan uit dat het therapeutische schrijven kan gebruikt worden als een manier om onverwerkte gebeurtenissen te vatten in de ‘juiste’ woorden, deze zo van zich af te schrijven en daarmee achter zich te laten. Ook Pennebaker & Chung (in press) gaan in hun artikel dieper in op de positieve effecten van het schrijven. Vooral het effect van het omzetten van emoties in taal of zoals ze het zelf formuleren, “a metaphorical translation of an analog experience into a digital one” (p.4), heeft hun nieuwsgierigheid gewekt. Uit onderzoek is immers gebleken dat het bewaren van een geheim over een negatief beladen gebeurtenis zeer ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheid, een bevinding die regelmatig bevestigd wordt in de klinische praktijk. De auteurs zijn daarom van de omgekeerde redenering vertrokken, nl. dat het verwoorden van een traumatiserende gebeurtenis net zeer heilzaam kan zijn voor de gezondheid. Tijdens hun onderzoek, aan de hand van het Basic Writing Paradigm 6 , werden proefpersonen willekeurig verdeeld over twee of meerdere groepen. Vervolgens werd hen gevraagd volgens een aantal richtlijnen, over oppervlakkige zaken te schrijven, of om hun diepste gevoelens en gedachten over de meest traumatiserende gebeurtenis die ze ooit meemaakten neer te schrijven. Uit hun onderzoek komt naar voor dat het schrijven over emotionele gebeurtenissen in verband kan gebracht worden met een aantal verbeteringen, o.a. op lichamelijk vlak 7 . Uit een meta-analyse van Smyth (Smyth, 1998 in Pennebaker & Chung, in press) blijkt dat het schrijven over emotionele gebeurtenissen in verband gebracht kan worden met een significante vermindering in het lijden. Uiteraard is verder onderzoek over de precieze effecten van het schrijven 6
Deze standaard laboratotium schrijftechniek vereist proefpersonen, willekeurig toegewezen aan twee of meer groepen. Aan alle groepen wordt gevraagd over een hen toegewezen onderwerp te schrijven gedurende één tot vijf opeenvolgende dagen, gedurende vijftien tot dertig minuten per dag. Dit schrijven vindt meestal plaats in een laboratorium of proefsetting en er wordt geen feedback gegeven (Pennebaker & Chung, in press). 7 Gemeten aan de hand van het aantal dokterbezoeken en de inname van pijnstillers, voor en na de schrijfopdracht (Pennebaker & Chung, in press).
28
aangewezen, maar de voorlopige resultaten beloven veel goeds. Samengevat kunnen we stellen dat wanneer proefpersonen over onaangename gebeurtenissen schrijven binnen de opzet van het Basis Writing Paradigm, er consistente en significante verbeteringen van de gezondheid worden gevonden. De positieve effecten van het schrijven zou men op twee manieren kunnen verklaren. Beiden sluiten bij elkaar aan, maar ze vertrekken vanuit een andere invalshoek. Een eerste verklaring vertrekt van de stelling van Levine (2007), die we eerder bespraken in het hoofdstuk over herhaling. Levine (2007) poneerde dat onverwachte en onverwerkte traumatiserende gebeurtenissen zich inschreven in het ‘lichamelijke geheugen’. Bijgevolg kan men veronderstellen dat de samenhang tussen lichaam en geest een mogelijkheid biedt, om via het schrijven de arousal en de pijn die zich in het lichaam heeft ingeschreven, terug naar buiten te brengen. Door de symbolisering die de taal biedt kan men dus een verbale uiting geven aan de lichamelijke onlust (Levine, 2007; van der Hart, 1992) en is er misschien een mogelijkheid om de herhalingsdwang te doorbreken. Een tweede verklaring komt van Pennebaker & Chung (in press). Een aantal onderzoeken hebben gewezen op de positieve invloed die een nieuwe perspectiefname met zich mee kan brengen. Hiermee doelen ze er met andere woorden op, het positieve uit negatieve gebeurtenissen te halen en deze positieve ervaringen in een hernieuwde/herschreven geschiedenis met zich mee te nemen. Dit proces van vernieuwde perspectiefname wordt later verder uitgewerkt in het hoofdstuk over Nachträglichkeit. Tijdens het trage proces van doorleefd schrijven, worden gedachten en gevoelens die zich intern roeren beschouwd en geordend om er op die manier vat op te krijgen. Een belangrijk onderdeel van dit proces is dat men de aangehaalde, zelf opgemerkte voordelen van een negatief beladen gebeurtenis ook integreert in de eigen levensgeschiedenis (Herman, 2002). Mensen moeten hun verhaal kunnen vertellen en dat verhaal moet kloppen (van de Zwaal, 1990). Een mooi voorbeeld van dit tweede, therapeutische schrijven, vinden we terug bij Foer (2005). Deze tracht in zijn roman Extremely Loud and Incredibly Close de gebeurtenissen van en na 11 september 2001 te verhalen aan de hand van de belevenissen van zijn personages. In hun belevenissen en hoe ze omgaan met de aanslagen lijkt de schrijver een manier te zoeken om het onvatbare te vatten. De
29
grootvader van het hoofdpersonage, de negenjarige Oskar Schell, keert terug naar Amerika net na de aanslagen op de Twin Towers. De grootvader heeft zijn stem verloren naar aanleiding van een traumatisch verlies ten gevolge van de bombardementen te Dresden. Zijn letterlijke woordenloosheid weerspiegelt zijn onvermogen om de pijn en het verdriet die hem intern teisteren uit te spreken. Hij kan alleen communiceren aan de hand van geschreven krabbels. Bij zijn aankomst in Amerika wordt hij geconfronteerd met de steeds terugkerende beelden van de instortende torens. In die terugkerende beelden zit de herhalingsdwang van Amerika vervat. Ook Oskar, die zijn vader heeft verloren tijdens de aanslagen, blijft zijn vader ‘zoeken’, tracht het verhaal van zijn vader en zijn eigen verhaal te schrijven aan de hand van een onmogelijke zoektocht. Net als Oskar en zijn grootvader, lijkt het land niet in staat te plaatsen wat er is gebeurd. Het is alsof Foer via zijn hoofdpersonages de gebeurtenissen van zich af wil schrijven, in een poging het woordenloze toch uit te spreken. Uiteraard werkt dit afschrijven, zij het via proza of poëzie, niet voor iedereen (Pennebaker & Chung, in press). Sommigen mensen hebben absoluut geen behoefte aan schrijven, op welke manier dan ook. Er zijn nog verschillende andere manieren van symbolisatie mogelijk, zoals we kunnen terugvinden in de kunst, waar de mens, in confrontatie met het tekort in de symboliek via beelden zich tracht uit te drukken (Verhaeghe, 1998). Ook expressief dansen (Hejmadi, 2003 in Rozin, Taylor, Ross, Bennett & Hejmadi, 2005) en muziek maken, zou men kunnen beschouwen als een lichamelijke symbolisatie of als een kunstvorm, telkens met dezelfde bedoeling, namelijk vorm te geven aan de inwendige emoties die zich roeren. In deze scriptie heb ik me echter geconcentreerd op symbolisatie via schrijven, figuurlijk en letterlijk, wat uiteraard geen afbreuk doet aan de andere manieren van symbolisatie en verwerking. Aan de hand van de aangehaalde theorie en het voorbeeld uit de literatuur hoop ik de werking van het proces van schrijven te hebben verduidelijkt. Dit proces van schrijven en de vernieuwde perspectiefname zijn echter onlosmakelijk verbonden met het concept van Nachträglichkeit. Dit retroactieve herschrijven neemt een zeer belangrijke rol in bij het ontstaan en de verwerking van negatief beladen gebeurtenissen, maar op een andere manier dan het therapeutische schrijven in letterlijke zin. In het volgende hoofdstuk zal ik hier dieper op in gaan.
30
Het tweesnijdend zwaard van (retroactief) herschrijven Zoals ik in de inleiding al vermeldde, heeft retroactieve herschrijving of Nachträglichkeit, zoals Freud het begrip in 1895 voorstelde, een belangrijke rol in het proces van herhalen en (her)schrijven. Met dit begrip verwees hij naar het feit dat men vanuit het heden, een aantal elementen uit het verleden kon herinterpreteren. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de depressieve patiënt die in zijn levensverhaal vooral de negatieve gebeurtenissen zal benadrukken als gevolg van de depressieve toestand (Verhaeghe, 2002). Dit voorbeeld maakt ons attent op de noodzaak van een omgekeerde tijdsordening. Hiermee doelt men op het feit dat het voorafgaande slechts betekenis krijgt uit wat volgt, en waarbij de betekenis van dit voorafgaande steeds virtueel is en dus, herschreven kan worden (Baranger, Baranger & Mom, 1988; Verhaeghe, 2002). Deze definitie vind ik ook terug bij Birksted-Breen (2003). In haar artikel geeft zij drie definities van ‘Nachträglichkeit’ weer. De eerste geeft gewoon de vertaling weer, nl. ‘later’. De tweede heeft het over de ‘beweging van verleden naar toekomst’. Een gegeven wordt ingeschreven in iemands leven, maar heeft op dat moment geen betekenis. Het wordt pas later geactiveerd. De derde betekenis houdt in dat iets wel wordt opgemerkt, maar slechts achteraf betekenis krijgt (Briksted-Breen, 2003). Hieruit kan men dus afleiden dat trauma geen lineair tijdsverloop kent, maar zich in iemands leven herkenbaar maakt als een gebeurtenis in de geschiedenis die telkens vanuit een andere dimensie beschouwd kan worden. Dit impliceert dat het verleden niet rechtlijnig determinerend
werkt,
maar
herschreven
wordt
vanuit
het
heden.
Iemands
levensgeschiedenis kan derhalve in twee richtingen beschouwd worden. De oriëntatie vanuit het nu naar het verleden is even belangrijk als de omgekeerde beweging. De betekenis van iemands verhaal wordt dus bepaald door nieuwe elementen, die bovenop de vroegere betekenaars worden geplaatst (Verhaeghe, 2002). Het hier en nu heeft dus alleen betekenis in die zin dat het een tijdelijke dimensie inhoudt en het verleden is slechts het verleden, zoals geherinterpreteerd vanuit het heden (Birksted-Breen, 2003). Het therapeutische belang en de werking van het retroactief herschrijven komt mooi aan bod in de casus ‘Katharina’ die Freud in Studies over de hysterie beschrijft (Freud, 1985). Katharina lijdt sinds twee jaar aan angstaanvallen, sinds zij haar vader en haar nichtje samen in bed heeft aangetroffen. Dit gegeven op zich is redelijk neutraal voor Katherina, maar door hen te betrappen, beseft ze in een ‘achterafbeweging’ dat
31
haar vader haar enkele jaren daarvoor al trachtte te misbruiken. Tot het moment waarop zij hen betrapte, waren de daden van haar vader door haar niet als traumatiserend ervaren, doordat ze ze niet had begrepen. Katherina lijdt nu echter door haar eigen (onbewuste) herschrijven en dit lijden uit zich via allerlei somatische fenomenen. In dit geval heeft het herschrijven dus een negatieve wending gegeven aan de vroegere gebeurtenissen. Freud gaat in de behandeling van Katherina op zoek naar wat ze heeft geschreven. In een eerste stap van dit therapeutische proces gaat men na wat er (vaak onbewust) is geschreven en tracht men het aan de oppervlakte te brengen. In een tweede stap kan men deze gebeurtenis weer herschrijven, vanuit een nieuw perspectief bekijken en een definitieve plaats geven in de geschiedenis. Eens Katharina wist wat ze had geschreven, verdwenen ook haar somatisatiefenomenen (Freud, 1985). Deze casus brengt één belangrijk aspect onder onze aandacht. Het is de gebeurtenis in het heden die leidt tot een herschrijving en herinterpretatie van het verleden (Eickhoff, 2006). Retroactieve herschrijving is dus een tweesnijdend zwaard. Deze retroactieve herschrijving kan er voor zorgen dat iemand een bepaalde gebeurtenis uit zijn geschiedenis herinterpreteert als een negatieve gebeurtenis en dat deze blijft spelen tot het via een therapeutisch schrijven zijn definitieve plek vindt. Diezelfde Nachträglichkeit kan een gebeurtenis ook zo herschrijven en plaatsen dat deze gebeurtenis afgesloten kan worden. In de eerste plaats, zoals in de casus van Katherina, leidde dit tot het ‘creëren’ van een trauma dat voorheen niet bestond. In het andere geval kan diezelfde retroactieve herschrijving de elementen van een traumatische situatie herintegreren in een nieuwe dynamiek. Het is de retroactieve herschrijving die het geheugen van zijn traumatische significantie voorziet en niet de gebeurtenis. Dit ziet men ook bij de valse herinneringen. Deze worden in hun geheel gecreëerd in de herinnering, wat de impact er echter niet minder om maakt (Verhaeghe, 1996). Het waarheidsaspect van een traumatiserende gebeurtenis is dus niet zo belangrijk. Het gaat er ten eerste om, hoe de persoon in kwestie het heeft beleefd en ten tweede op welke manier hij of zij er een plaats aan heeft gegeven (Eickhoff, 2006). Ook het moment in de tijd waarop het trauma plaatsgreep, is niet belangrijk. De kijk die je vanuit het heden op het trauma hebt en die je de mogelijkheid geeft tot de verwerking in een achterafbeweging, biedt veel meer kansen om dit trauma te verwerken dan wanneer je alleen maar zou trachten ‘de waarheid’ te achterhalen (Baranger, Baranger & Mom,
32
1988). Het is dit plaats geven dat het loslaten impliceert. Het herschrijven van een gebeurtenis in je levensgeschiedenis is een therapeutisch gegeven. In deze nieuwe perspectiefname kan men er op een gegeven moment ook een bewuste keuze maken. Aan de hand van nieuw verworven informatie en een verbeterd zelfinzicht die een nieuwe ontwikkelingsfase met zich mee kan brengen, kan men deze herschrijving een positieve wending geven. Freud heeft aangetoond dat de betekenis van een gebeurtenis totaal afhankelijk kan zijn van latere gebeurtenissen. Aan de hand van de Nachträglichkeit en onder invloed van nieuwe ervaringen kunnen herinneringen dus omgewerkt worden. Deze psychisch gereactiveerde gebeurtenissen kunnen vervolgens eventueel een nieuwe positieve betekenis krijgen (van der Zwaal, 1990). In het laatste hoofdstuk zal ik aan de hand van mijn casus de aangehaalde processen en theorieën over herhalen en (her)schrijven trachten te verduidelijken.
Besluit In dit hoofdstuk ging ik op zoek naar een manier om de herhaling en de herhalingsdwang te doorbreken en hoe dit proces in zijn werk ging. Hiervoor hebben we drie verschillende vormen van schrijven besproken. Ten eerste het figuurlijke inschrijven van de belangrijke verhoudingen tijdens de ontwikkeling van de hechting en de samenhang met het structurele trauma. Ten tweede, het letterlijke therapeutische afschrijven, waar men aan de hand van het Basic Writing Paradigm emotionele gebeurtenissen via traag gestructureerd schrijven onder worden, in symbolisatie tracht te brengen en tenslotte het retroactieve herschrijven of de Nachträglichkeit. Deze derde vorm is weer een figuurlijke manier van schrijven en biedt belangrijke mogelijkheden om de herhaling en herhalingsdwang te doorbreken. In mijn onderzoeksvraag is dat ook de afsluitende vraag. Zoals eerder al vermeld, kan men in een eerste stap van het retroactieve herschrijven nagaan wat er (vaak onbewust) is (in)geschreven en op welke manier dit in verband staat met de herhaling en de herhalingsdwang. Zolang dit geschrevene immers onbewust blijft, kan men het niet bewerken. De bedenking die men hierbij kan maken, is dat men dit proces ook tegenkomt in de psychoanalytische therapie. Hierbij kan de therapeut aan de hand van duidingen een opening trachten te creëren waarlangs de patiënt langzaamaan inzicht krijgt in zijn herhalingspatronen. Let op, bij deze duidingen gaat het niet om een suggestie. Net doordat de therapeut de
33
patiënt teruggeeft wat hij zelf onder woorden brengt, kan het inzicht groeien. Dit zelfinzicht verschijnt dus niet meteen en men kan ook veronderstellen dat het enig ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ vergt om tot dit zelfinzicht te komen. De patiënt moet immers bereid zijn, zijn eigen aandeel in de herhalingspatronen te (h)erkennen en hiermee iets te doen. Eens dit zelfinzicht en de wil om er iets mee te doen, bereikt wordt, krijgt de patiënt een keuze. Zoals ik zei, heeft elk herschrijven wel een therapeutisch effect, doordat gebeurtenissen geplaatst worden. Men kan er echter ook voor kiezen dit herschrijven te gebruiken om een positieve wending aan de geschiedenis te geven, door de gebeurtenissen op die manier te bekijken dat men het ‘goede’ uit de negatief beladen gebeurtenis kan halen en meenemen als levenservaring. Als deze gedachtengang zou kloppen, kan men veronderstellen dat men tijdens de (psychoanalytische) therapie een keuze krijgt om het eigen leven in handen te nemen en los van de feiten de geschiedenis te herschrijven.
34
Casus Angelina
Tijdens mijn stage heb ik uitgebreid de mogelijkheid gekregen mijn eigen cliënten te mogen volgen. De casus die ik in dit hoofdstuk aanbreng, is op twee manieren zeer belangrijk geweest voor mij. Ten eerste heb ik tijdens de gesprekken die ik met mijn cliënte hebt gevoerd, zelf kunnen ervaren hoe belangrijk het is oprecht en aandachtig te luisteren. Dit luisteren is in het vakgebied van de klinische psychologie in principe een vanzelfsprekend gegeven, maar kan bij sommige mensen een zeldzaam goed zijn. Zoals Piet Nijs (1995) het zo mooi verwoordt, “Een woord is de tederste aanraking van het oor, dat luistert” (p.13). In deze casus komt duidelijk naar voor wat de impact kan zijn van dit gebrek aan een luisterend oor. Ten tweede heeft deze casus mij de mogelijkheid gegeven het concept ‘negatief beladen gebeurtenis’ van nabij te ervaren. In de loop van de begeleidende sessies werd duidelijk dat de subjectieve beleving in het geval van mijn patiënte een zeer belangrijke rol speelde. Aan de hand van haar persoonlijk verhaal hoop ik de verschillende processen en theoriëen die in de loop van mijn scriptie aan bod zijn gekomen te verduidelijken. Eén van de eerste cliënten die ik zelfstandig op consult krijg, is een jonge vrouw die, zoals ze zelf aangeeft, worstelt met de gevolgen van een negatief beladen gebeurtenis. Het incident zelf stelt op zich niet zo veel voor, zo vertelt ze in de eerste sessie. Tijdens een conflict met een ‘tijdelijke’ collega waren er zeer harde woorden gevallen. Na afloop was men niet verder ingegaan op de redenen van de uitval en Angelina bleef gekrenkt en machteloos achter. Ze verwachte dat ze zich er verder niet veel van ging aantrekken, de werkperiode met die collega zou binnenkort eindigen en ze zouden verder niet moeten samenwerken. Het onverwachte, persoonlijke karakter van dit conflict raakte haar echter dieper dan ze had kunnen vermoeden. De impact van dit conflict en de verdere afhandeling van de gebeurtenissen, versterkten haar machteloze gevoel. Ze voelde zich onbeluisterd en de woorden en hun betekenis bleven op haar inwerken. In die mate dat haar zelfvertrouwen, huidige werksituatie en het contact met de collega’s er sterk door beïnvloed werd. De woorden die toen waren gevallen, bleven inspelen op haar zelfbeeld. Ze beperkten haar en gaven haar het gevoel helemaal alleen te staan, ‘aan de zijlijn toe te kijken’ en leken haar hele denken en doen te verlammen. Ze slaagde er niet in de gevoelens van onmacht en haar ‘gebroken’ zelfvertrouwen
35
onder woorden te brengen bij haar partner en als ze het al probeerde, kreeg ze niet het gevoel echt beluisterd te worden. Zoals ze zelf aangaf, had ze het gevoel dat haar zelfvertrouwen sinds dat conflict op alle fronten werd aangevallen. Men zou dit kunnen beschouwen als een vorm van herhalingsdwang. Tijdens het conflict met haar collega had ze het gevoel gekregen buiten het team te staan, er niet bij te horen. Bij haar terugkeer naar haar vroegere werkplek herhaalde dit patroon zich. Of dit aan de werksituatie lag, aan de perceptie van de patiënte of aan een combinatie van deze factoren, is niet belangrijk. Het gevoel dat zij bij deze negatief beladen gebeurtenis en de nasleep ervan ervoer, deed haar de stap zetten naar de hulpverlening, waar ze hoopte wél gehoord te worden. Aanvankelijk gaat het praten moeizaam. Ze lijkt zich niet op haar gemak te voelen, vertelt over oppervlakkige zaken, en vertelt ook op een zeer luchtige manier over het incident. Pennebaker & Chung (in press) verwezen in hun artikel over schrijven naar de verbale onderrepresentatie waaraan mensen met alexithymie kunnen ‘lijden’. Mijn patiënte lijkt moeilijkheid te ondervinden om haar gevoelens en emoties te herkennen en op een doorleefde manier uit te spreken. Het geeft haar een ongemakkelijk gevoel als ik dieper inga op bepaalde aspecten van het gebeurde. Bovendien slaagt ze er niet in haar gevoelens onder woorden te brengen 8 . Haar beschrijvingen blijven zeer oppervlakkig. Deze alexithymie of aktuaalpathologische positie op het continuüm vindt vaak zijn oorsprong in een problematische hechtingsrelatie met de ouders en daarmee samenhangend onvoldoende mogelijkheden tot symbolisering (Verhaeghe, 2002). Op een gegeven moment, na een aantal sessies, merk ik dat haar nervositeit haar echt begint te hinderen, een indruk die ik haar dan ook meedeel. De interne arousal waarmee deze patiënte zit en die ze niet verbaal kan uiten, zoekt zijn weg naar buiten via allerlei lichamelijke gedragingen die de spanning kunnen verminderen. Ze bevestigt dit en antwoordt dat ze zich niet kon losmaken van het idee dat ik haar op dezelfde manier zal gaan veroordelen en bekritiseren als ze over haar gevoelens praat, net zoals de anderen doen. Ik vraag haar op welke manier ik haar dit gevoel geef, waarop ze
8
Ik heb me in het begin meermaals afgevraagd of de problemen die Angelina ondervond om zich uit te drukken, te wijten waren aan een gevoel van onveiligheid in de therapeutische setting. In het verloop van de begeleiding komt er echter een moment waarop zij, na het retroactieve herschrijven wel tot verbale symbolisatie komt. Op basis van deze gebeurtenissen vermoed ik dat vooral haar structurele trauma haar in het begin parten speelde.
36
vertelt dat dit de normale gang van zaken was. Waarom zou ik dat uiteindelijk niet doen, ‘ik ben toch niet veel waard, heb eigenlijk niet te klagen en zie me hier nu zitten janken om iets dat zo weinig voorstelt. Ik kan me haast niet voorstellen dat iemand naar mij wil luisteren’. Misschien juist door mijn beperkte kennis en kunde, kon ik haar in de eerste plaats alleen maar beluisteren. Ik ging ervan uit dat ik met deze houding al een heel eind zou komen, iets wat ik dan ook verbaal en non-verbaal trachtte over te brengen. Gaandeweg begonnen de gesprekken vlotter te verlopen - hoewel haar angst om veroordeeld en bijgevolg niet beluisterd te worden, aan het begin van elke sessie voelbaar aanwezig was. Mede door die angst en het initiële ‘oppervlakkige’ praten, lag het tempo zeer laag, wat haar de kans gaf om te wennen aan haar eigen spreken. Op een gegeven ogenblik vermeldt ze terloops dat ze al eens geprobeerd heeft haar gedachten en gevoelens doorleefd neer te schrijven. Op die manier tracht ze zich voor de geest te halen wat haar allemaal bezig houdt en, doordat ze deze gedachten ordent en van zich
‘afschrijft’, worden ze minder overweldigend. Dit proces van
‘therapeutisch’ schrijven, hebben we uitgebreid besproken in het artikel van Pennebaker & Chung (in press). Doordat ze tijdens de sessies moeilijkheden blijft ondervinden om onder woorden kon brengen wat haar zo raakt, vraag ik haar of ze het ziet zitten om thuis, op een veilig en rustig moment, haar gevoelens doorleefd neer te schrijven. En in een eventuele tweede beweging, te herschrijven totdat ze zich er in kan vinden. Mijn cliënte zegt dat ze dit wel wil proberen en dat die drang zelfs groot is. Vervolgens stel ik haar voor om haar brieven de daaropvolgende sessie mee te brengen zodat we ze samen kunnen bespreken. Op die manier kan ik naar die betekenaars zoeken die vaak terugkeren, proberen te duiden wat haar zo raakt. Ook daartoe is ze bereid, maar ze geeft meteen aan dat het haar wel enigszins beangstigt om zo ‘haar diepste binnenste’ aan me te laten lezen, want ‘ik zou haar kunnen uitlachen’. Ik geef aan dat ik me haar angst kon voorstellen, maar dat deze ongegrond is en dat ze zich niet gedwongen moet voelen haar ‘schrijfsels’ mee te brengen. Eerder kan het als hulpmiddel dienen voor het verdere verloop van de sessies. De daaropvolgende sessie brengt ze een aantal volgeschreven A4-tjes mee en overhandigt ze aan mij. Ze voegt er meteen aan toe zich tegelijkertijd nerveus en opgelucht te voelen. Het lijkt me daarom verstandig niet meteen op de brieven in te gaan en pas de volgende sessie stap voor stap die zaken met haar te bespreken die uit haar schrijven duidelijk naar voor komen. In haar brieven
37
beschrijft ze het incident, hoe onverwacht en overweldigend het voor haar is. Er komt duidelijk naar voor dat het ‘niet beluisterd worden’ en de gevoelens van machteloosheid die daaruit voortvloeiden voor haar nog maar eens bevestigden dat ze niet ‘de moeite waard was’ om beluisterd te worden. Ik vraag haar of ze zich hier in kan vinden, of ze dit gevoel herkent. Angelina lijkt opgelucht, alsof ze blij is dat ze het niet zelf moest zeggen. Daarop vertelt ze dat ze dit gevoel al op jonge leeftijd had, dat haar vader nooit echt naar haar luisterde of in haar plaats praatte. Ze kreeg daardoor het gevoel dat ze over het hoofd werd gezien, niet belangrijk was. Ze vermoedt dat ze daaruit heeft besloten niet de moeite waard te zijn. Daar komt nog bij dat haar ouders het vroeger niet breed hadden en Angelina zelden nieuwe, mooie kleren kreeg, in tegenstelling tot haar buurmeisje en leeftijdsgenootjes. De impact van het incident kan men vergelijken met dat van een accidenteel trauma. De gebrekkige symbolisering die is voortgevloeid uit de moeilijke relatie met haar vader laat zich nu gelden in haar verwerkingscapaciteiten. Zoals geformuleerd door Verhaeghe (2002), “Elk accidenteel trauma krijgt het volle gewicht van het structurele trauma over zich” (p. 210). Ze veronderstelt dat het gedrag van haar vader en haar relatie met hem aan de basis liggen van haar onvermogen te verwoorden wat haar diep raakt, iets wat zich, samen met haar lage zelfbeeld nu voortzet in haar huidige relaties. Men zou haar ontwijkende houding in relaties tot anderen kunnen beschouwen als het structurele trauma dat zich samen met de moeilijke hechtingsrelatie met haar ouders en in het bijzonder haar vader heeft geïnstalleerd (Verhaeghe, 2002). Dit structurele trauma oefent een sterke invloed uit op haar huidige belangrijke relaties. Ze vertelt dat haar partner zelden over zijn gedachten of gevoelens praat, hoewel ze de indruk krijgt dat hij dit wel zou willen. Ook zij zou liever vrijuit kunnen spreken, maar ook zij voelt een drempel, een zekere angst. Beiden lijken te geremd, iets wat ze enorm jammer vindt. Op mijn vraag wat haar tegenhoudt, hapert ze en vertelt na lang aarzelen over een overheersend gevoel van angst en onvermogen. Angst om zich belachelijk te maken, zichzelf kwetsbaar op te stellen en niet serieus te worden genomen. Plots komt er een enorme woordenstroom op gang. Het spreken grijpt haar duidelijk aan, komt doorleefd over en ik krijg ook het gevoel dat haar woorden vanuit een andere dimensie komen, veel basaler. Ze moet ook niet meer naar woorden zoeken als ik haar vraag dieper in te gaan op bepaalde aspecten van haar beleving. Gedurende een tiental minuten vertelt ze
38
over haar diepste angst, om ‘gezien te worden’, open en bloot te liggen, dat niets haar nog beschermd tegen de kritische blik van de Ander. Na deze woordenstroom valt ze stil en is duidelijk geagiteerd en geëmotioneerd. Ik laat haar letterlijk ‘even op adem komen’ en vraag haar dan hoe ze dit spreken heeft beleefd. Het eerste gevoel dat bij haar opkomt is opluchting, omdat ze eindelijk heeft kunnen uitspreken wat er speelde, maar ook schaamte omdat ze zichzelf kwetsbaar heeft getoond aan mij. Nadat ze haar verhaal heeft gedaan, ga ik dieper in op de kwetsbaarheid en haar beschermende afstandelijkheid. Het is op dit punt dat het retroactieve herschrijven aan bod komt. De ‘afstandelijke’ relatie met haar partner, het moeizame contact met haar collega’s die haar zo onzeker maken, lijken allemaal een herhaling van de verhouding die zij vroeger met haar vader had. Wanneer ik Angelina vraag naar deze herhalingspatronen, zegt ze lange tijd niets. Ik wil haar niets opdringen, maar stel deze vraag om een opening te creëren. Ik veronderstel immers dat ze veel van haar moeizame relaties interpreteert, zeg maar, herschrijft in functie van de relatie met haar vader. Als gevolg daarvan projecteert ze haar onzekerheid en gevoel niet veel waard te zijn op haar huidige relaties, een herschrijven dat ten koste van haar zelfvertrouwen. Op die manier wordt ook duidelijk dat feiten relatief zijn. Feiten mogen niet verward worden met gebeurtenissen. Gebeurtenissen vinden plaats, feiten niet, zij worden achteraf vastgesteld. “Feiten moeten derhalve epistemologisch en niet ontologisch worden begrepen. Ze zijn niet gegeven, zij spreken niet voor zichzelf, en zij overtuigen ook niet” (van der Zwaal, 1990, (p.53)). Als Angelina de mogelijkheid krijgt om via deze opening een tweede herschrijven in gang te zetten, gesteund op zelfinzicht en vernieuwde perspectiefname, heeft ze de keuze om haar verhaal ditmaal een positieve wending te geven. De overtuigingskracht van het verhaal ligt immers in de interpretatie van de feiten (van der Zwaal, 1990). De volgende sessie vertelt dat ze dat één van haar collega’s is vertrokken en ‘de kliek’ is gebroken. Bovendien heeft ze de taken van haar collega overgenomen en hoopt ze op die manier te kunnen bewijzen wat ze waard is. Samen met de perspectiefname van de vorige sessie heeft het vertrek van de collega een opening gecreëerd. Deze opening heeft haar een kans geboden om uit die verstarring weg te geraken en de herhaling te doorbreken. Ze vertelt me ook dat ze hoopt dit ook met haar partner te kunnen doen, zodat alle onuitgesproken zaken eindelijk opgelost raken, hen niet meer
39
hinderen en de mogelijkheid geven rust te vinden bij elkaar. Aangezien ik haar niet kan garanderen dat ik haar in dit hele proces kan begeleiden, stel ik haar voor met haar partner gedurende een periode in relatietherapie te gaan. Ze kan zich wel vinden in het idee, geeft aan dat ze hier wel behoefte aan heeft. Ze vreest haar partner niet mee te krijgen, omdat ze daarvoor de problemen in hun relatie moet aankaarten, omdat ze zich dan open moet stellen naar hem. Daarop stel ik voor dit de volgende sessie samen te bespreken, hoe ze dit onderwerp op een neutrale manier kan aankaarten bij haar partner. De daarop volgende twee sessies belt ze echter af omwille van haar job. Op de derde nieuwe afspraak komt ze wel opdagen en vertelt dat ze met haar vriend op vakantie is geweest. De vakantie heeft haar deugd gedaan, en zo zegt ze, gek genoeg ook de nonverbale ruzies die eraan vooraf zijn gegaan. Doordat ze er telkens maar niet in slaagde hun relatieproblemen aan te kaarten, trachtte ze hem via allerlei handelingen uit zijn tent te lokken. In eerste instantie had ze ‘hun’ ring uitgedaan en apart gelegd. Haar partner had hierop niet gereageerd en toen zij hierover een opmerking maakte, weigerde hij hierop in te gaan, omdat ‘het zo al pijnlijk genoeg was’. Na dit kleine conflict weigerde ze haar koffers te pakken, maakte het logeerbed op en wilde ze daarin slapen. Deze duidelijke vormen van acting-out, te beschouwen als herhalingsfenomenen wijzen weer op haar omvermogen om haar frustraties omtrent hun relaties onder woorden te brengen. Flauwe grapjes en de duidelijke boodschap van zijn kant dat hij haar echt wel graag meewilde, overtuigden haar van zijn appreciatie, iets waar ze steeds behoefte aan blijft hebben, maar te weinig krijgt. De ontspannen sfeer tijdens de vakantie creëerde de mogelijkheid om over een aantal vervelende maar ‘bespreekbare’ zaken te praten, iets wat ze zag als een stap in de goede richting. De moeilijke, geladen zaken bleven echter ‘taboe’. Ik probeer dieper in te gaan op de zaken die ze me daarover aangeeft, maar het blijft telkens weer moeilijk voor haar om erover te praten. Ik vraag haar ook of ze zich ‘onveilig’ voelt bij mij, of dat de reden was waarom ze regelmatig sessies afbelt. Ze antwoordt hierop dat ze zich vooral nerveus voelt omdat ze bij mij zoveel over zichzelf praat, meer dan ze telkens van plan is. Bovendien heeft ze schrik niets meer te vertellen te hebben en weer als ‘saai’ te worden gezien. Het ‘oppervlakkige’ praten in het begin van de sessies kan dus ook beschouwd worden als een verdediging, een lege-woorden schild tegen de stilte. Ik vertel haar dat ze de sessies net daarvoor kan gebruiken. Als een ventileerplek, waar ze zoveel over zichzelf mag praten als ze wilt, maar ook stil kan
40
zijn, en haar gedachten, eventueel ondersteund, kan laten opkomen en beschouwen en loslaten. De volgende sessies belt ze telkens weer af, om uiteindelijk op de afsluitende sessie te verschijnen. Ze steekt meteen van wal en zegt dat ze niet meer wil komen. De problemen op het werk zijn niet meer van die aard dat ze er nog voor in begeleiding wil komen en ze heeft zich neergelegd bij het feit dat er in haar relatie zaken niet besproken kunnen worden. Relatietherapie ziet ze niet als een haalbare optie omdat ze dat dan met haar partner moet bespreken, een spreken dat bij haar nog steeds te veel angst oproept omdat haar kwetsbaarheid te duidelijk zichtbaar wordt. Daarop stel ik haar voor om alleen in relatietherapie te gaan en leg haar uit hoe dit in zijn werk gaat. Dit spreekt haar wel aan, ze wist niet dat deze mogelijkheid bestond. Het verdere verloop van deze relatietherapie heb ik niet kunnen opvolgen, en hierover kan ik dus ook niet meer vertellen. Van mijn collega’s weet ik dat zij de stap naar een relatietherapeut heeft gezet, maar hoe deze verder is verlopen, kan ik niet vertellen. Tijdens het hele therapeutische proces dat ik met haar heb doorlopen, waren er duidelijk momenten waarop ze samen met haar angst, haar weerstand liet zakken en zeer doorleefd uiting gaf aan de gevoelens die zo intens bij haar speelden. Jammer genoeg was onze tijd beperkt en bouwde ze telkens weer een beschermende muur om zich heen. Voor een stuk vertraagde dit het proces van spreken, anderzijds gaf het mij de gelegenheid elke keer die belangrijke interactie van vertrouwen, luisteren en beluisterd worden te herinstalleren, als een vernieuwend leerproces. Wat mij wel opviel, was dat haar spreken makkelijker leek te gaan nadat zij een deel van haar machteloosheid en verdriet ten gevolge van het incident via schrijven onder woorden had kunnen brengen. Pennebaker & Chung (in press) merkten dit tijdens hun onderzoek ook op dat mensen die emotionele gebeurtenissen doorleefd hadden neergeschreven tijdens de sessies van het Basic Writing Paradigm, nadien ook vlotter over die emotionele gebeurtenissen konden praten dan voordien. Ik kan veronderstellen dat er een soortgelijke invloed bij Angelina heeft gewerkt. Zoals eerder al vermeld, is de objectieve impact van een gebeurtenis irrelevant, het is de subjectieve beleving van een individu, gefundeerd op het structurele trauma, de hechting en de verhoudingen t.o.v. belangrijke anderen die het verschil maken in het proces van schrijven, herhalen of herschrijven. Zoals uit de casus blijkt, brengt het
41
uitspreken of neerschrijven van lang knagende angst of verdriet enorm veel tegenstrijdige gevoelens met zich mee. Opluchting en schaamte wisselen elkaar af. Angelina gaf ook aan na het doorwerken van de knoop waar ze mee worstelde, dat ze het gevoel had haar emoties door een klein gat in haar borstkas te hebben gewrongen, een gevoel dat haar ook uitputte. Het verbaasde haar ook dat dit spreken zoveel moeite kostte. In het hoofdstuk over herhalingsdwang kwam al naar voor hoe moeilijk dit spreken kan zijn, hoe dit symboliseren vast kan lopen op een tekort aan betekenaars en een structureel trauma. Angelina kwam op een gegeven ogenblik met het voorstel om ‘therapeutisch’ te schrijven, een manier die haar de kans gaf een aantal van de (onbewust) ingeschreven zaken te structuren en in woorden te vatten. Aan de hand van dit schrijven, kon zij een aantal zaken vanuit een ander standpunt bekijken en ze een plaats geven in haar eigen verhaal, en net dit plaats geven impliceerde voor haar ook een loslaten.
42
Besluit
Ik ben bij deze scriptie vertrokken vanuit de onderzoekvraag hoe het proces van schrijven en herschrijven therapeutisch toegepast kan worden om patiënten te helpen die vast zitten in het herhalen van voor hen negatief beladen gebeurtenissen. Om deze vraag te beantwoorden, heb ik in de eerste plaats het concept negatief beladen gebeurtenis besproken en deze tegenover de andere verschillende vormen van trauma geplaatst. Men kan de negatief beladen gebeurtenis immers beschouwen als een mildere, lichtere vorm van trauma. Bovendien ben ik van de veronderstelling uit gegaan dat dezelfde factoren die bepalend zijn voor het ontstaan van een trauma ook gelden voor een negatief beladen gebeurtenis. In het hoofdstuk over trauma is er veel aandacht besteed aan het structurele trauma en het verband met hechting. Beiden vinden hun oorsprong in de primaire verhouding tot de ander en zullen later ook hun invloed hebben op de verhoudingen die men heeft met belangrijke anderen. Bijgevolg zullen ze ook iemands perceptie beïnvloeden bij een confrontatie met een negatief beladen gebeurtenis. Deze verschillen in perceptie hebben we vervolgens besproken in het hoofdstuk over aktuaalpathologie en psychopathologie. Deze verschillende posities op het continuüm vertalen zich naar het vermogen dat iemand heeft om via de taal, emoties, gevoelens en gedachten te symboliseren en te vatten in woorden. Zoals we hebben gezien, is het voor mensen met een aktuaalpathologische positie op het continuüm moeilijker en soms onmogelijk om hun gevoelens en gedachten te herkennen, laat staan, benoemen. Deze verhouding ten opzichte van de taal kan men ook terugvinden bij mensen met alexithymie, alsof hun gedachten en gevoelens ondervertegenwoordigd worden in de taal en de bijhorende symbolisering. En het is net deze verhouding ten opzichte van de taal die één van de belangrijke factoren is in de verwerking van een accidenteel trauma of een negatief beladen gebeurtenis. Uit deze mislukte confrontatie kan een herhalingsdwang voortvloeien. De impact van deze confrontatie schijft zich onverwerkt in in het lichamelijke geheugen en blijft zijn invloed uitoefenen. De daaropvolgende pogingen die het indivu onderneemt om deze onaangename arousal te bemeesteren, kunnen we beschouwen als de herhalingsdwang, “een niet aflatende poging van het psychische apparaat om het traumatische element toch aan betekenaars te binden” (Verhaeghe, 1997 (p.94) in Hofmans, 2000). Dan rest ons nog één belangrijke vraag.
43
Op welke manier we deze herhalingsdwang kunnen doorbreken en hoe gaat dit in zijn werk? Zoals ik in mijn onderzoeksvraag al aangaf, was ik benieuwd naar het therapeutische effect van schrijven en herschrijven op deze herhalingsdwang. In het hoofdstuk over schrijven en herschrijven, zijn er drie verschillende facetten van schrijven aan bod gekomen. Het figuurlijke, automatische inschrijven in iemands geschiedenis, het letterlijke, therapeutische schrijven en het retroactieve herschrijven of Nachträglichkeit. Het eerste schrijven, het figuurlijke inschrijven hebben we in verband gebracht met de ontwikkeling van het structurele trauma en de hechtingsrelatie. We hebben gezien hoe dit schrijven later de perceptie en interpretatie van gebeurtenissen kan beïnvloeden. Het tweede, therapeutische schrijven dat in het onderzoek van Pennebaker & Chung (in press) uitgebreid aan bod kwam, wees ons op de verschillende positieve effecten van het emotioneel doorleefd schrijven. Aan de hand van het Basic Writing Paradigm, werd proefpersonen gevraagd te schrijven over emotioneel beladen gebeurtenissen. Verschillende onderzoekers hebben diverse onderzoeken uitgevoerd onder variabele condities en een aantal resultaten komen duidelijk terug. Het doorleefde schrijven over emotionele gebeurtenissen heeft zowel op de lichamelijke als op de geestelijke gezondheid een positief effect. Er worden verschillende verklaringen gegeven voor dit effect, maar in functie van mijn onderzoeksvraag heb ik een aantal veronderstellingen gemaakt die aansluiting vinden bij elkaar. De eerste verklaring vertrekt vanuit de stelling van Levine (2007), die poneert dat onverwachte en onverwerkte traumatiserende gebeurtenissen zich inschrijven in het ‘lichamelijke geheugen’. Deze lichamelijke herinneringen kunnen zich een weg naar buiten werken via de symbolisering, dus ook door het schrijven, een schrijven waar onze interesse nu naar uit gaat. Door de symbolisering van de taal kan men een woordenlijke uiting geven aan de lichamelijke onlust (Levine, 2007; van der Hart, 1992) en krijgt men in de kans om de herhalingsdwang te doorbreken. De tweede verklaring komt van Pennebaker & Chung (in press). Zij verwijzen in hun onderzoek naar de positieve invloed van het doorleefd neerschrijven van emotionele gebeurtenissen.
Door de gebeurtenissen neer te schrijven en in dit schrijven te
structuren, kan men de emotionele gebeurtenissen vanuit een ander standpunt bekijken en als het ware herschrijven. Een van de verklaringen voor deze positieve effecten zou kunnen zitten in de nieuwe perspectiefname die hier uit voortvloeit. Dit retroactieve
44
herschrijven of Nachträglichkeit biedt immers de mogelijkheid om deze gebeurtenissen een plaats te geven in de eigen geschiedenis. Dit herschrijven heeft op zich al een therapeutisch effect. De nieuwe wending kan negatief lijken, zoals in het geval van Katharina (Freud, 1985). Men kan in een therapeutische setting echter ook peilen naar de verhoudingen en patronen die zich met regelmaat herhalen, zoals het geval was bij Angelina. Wanneer deze herhalende patronen worden herkend en erkend, kan daar vaak een veranderd zelfinzicht uit voortvloeien dat mensen de mogelijkheid biedt gebeurtenissen in een nieuw daglicht te zien (van der Zwaal, 1990). Men kan veronderstellen dat, samen met dit verworven zelfinzicht en de wil om de verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn eigen geschiedenis, men zich bewust wordt van keuze die men heeft. Dit is exact wat de psychoanalytische therapie voor ogen heeft. Zoals ik al zei, is elk herschrijven therapeutisch omdat men hiermee gebeurtenissen een plaats kan geven in zijn verhaal (Baranger, Baranger & Mom, 1988), of dit herschrijven nu een positieve of een negatieve wending krijgt. Men zou zich echter kunnen afvragen of de nieuwe perspectiefname geen extra kansen biedt. Door als therapeut aandachtig te zijn voor de herhalingspatronen en ze terug te geven aan de patiënt, kan deze er op die manier inzicht te krijgen. Met dit inzicht worden er mogelijkheden tot verandering gecreëerd. Iemand die dan in de therapie zijn eigen geschiedenis in handen wil nemen, heeft op dat moment de keuze om via het proces van de retroactieve herschrijving een positieve wending te geven aan zijn verhaal. Net dit effect van schrijven en herschrijven was ook het uitgangspunt van mijn onderzoeksvraag. Via het therapeutische effect van schrijven en het duiden van herhalingspatronen die hiermee aan de oppervlakte komen te liggen, krijgt men de mogelijkheid de herhalingsdwang te doorbreken, het positieve uit de negatief beladen gebeurtenis te halen, in te schrijven als ervaring en verder te gaan met zijn leven. Men kan dus vermoeden dat het therapeutische effect van herschrijven meer impact heeft als men aan de hand van bijkomende kennis en zelfzicht de keuze maakt het eigen aandeel in de herhalingspatronen te (h)erkennen. Als men deze kennis gebruikt en de keuze maakt om de positieve zaken uit de negatief beladen gebeurtenissen te extraheren is een eerste stap gezet in de richting van een actief ingrijpen in het eigen leven. Dit effect wordt nog versterkt wanneer men de opgemerkte voordelen van een negatief beladen gebeurtenis ook integreert in de eigen levensgeschiedenis (Herman, 2002).
45
Zoals Anaïs Nin het helder wist te verwoorden en wat ik met mijn thesis wilde aantonen, “We don't see things as they are, we see things as we are” (The Quotations Page, 1994).
46
Referenties
Ainsworth, M.D.S., & Bell, S. (1970). Attachment, exploration and separation: Illustrated by the behaviour of one-year-olds in a strange situation. Child Development, 41, 49-67. American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (Text Revision). Washington, DC: Author. Baranger, M., Baranger, W., & Mom, J.M. (1988). The infantile psychic trauma from us to Freud – Pure trauma, retroactivity and reconstruction. International Journal of Psychoanalysis, 69, 113-128. Birksted-Breen, D. (2003). Time and the après-coup. International Journal of Psychoanalysis, 84, 1501-1515. Caruth, C. (1996). Unclaimed experience: Trauma, Narrative, and History. London: The Johns Hopkins University Press. Citaten over (de zin van) het leven. Retrieved May 3, 2008, from http://www.vandrieldejong.demon.nl/citaten/citaten_leven/citaten_over_het_ leven.htm Coëlho. (2000). Zakwoordenboek der geneeskunde (26ste geheel herziene druk). Arnhem: Elsevier-Koninklijke PBNA. Dewitte, M., Koster, E.H.W., De Houwer, J., & Buysse, A. (2007). Attentive processing of treat and adult attachment: A dot-probe study. Behaviour Research and Therapy, 45, 1307-1317. Eickhoff, F.W. (2006). On Nachträglichkeit: The modernity of an old concept. International Journal of Psychoanalysis, 87, 1453-1469. Foer, J.S. (2005). Extremely Loud and Incredibly Close. New York: Penguin Books. Freud, S. (1985 [1920]). Aan gene zijde van het lustprincipe. Psychoanalytische Theorie 1 (pp. 93-163). Meppel/Amsterdam: Boom Freud, S., & Breuer, J. (1993 [1895]). Studies over hysterie. Klinische Beschouwingen 5. Meppel/Amsterdam: Boom. Furman, E. (1986). On Trauma – When is the death of a parent traumatic? Psychoanalytic Study of the Child, 41, 191-208.
47
Garland, C. (1998). Thinking About Trauma. In C. Garland (Ed.), Understanding Trauma. A Psychoanalytical Approach. The Tavistock Clinic Series (pp. 9-31). London: Karnac. Harvey, A., & Bryant, A. (1999). A two-year prospective evaluation of the relationship between acute stress disorder and posttraumatic stress disorder. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 67, 985-988. Herman, J.L. (2002). Trauma en herstel. De gevolgen van geweld van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Hofmans, A. (2000). Het concept "Nachträglichkeit" binnen de traumatische neurose: wat maakt een gebeurtenis traumatisch? Ongepubliceerde licentiescriptie, Universiteit Gent, België. Levine, P.A. (2007). De tijger ontwaakt. Haarlem: Altamira-Becht. Nijs, P. (1995). De luister van het luisteren. Herent: Drukkerij Orientaliste. Ørner, R.J., & Stolz, P. (2002). Making sense of Repetition Phenomena by Integrating Psychotraumatology and Psychodynamic Psychotherapy. Journal of Traumatic Stress, Vol. 15, No. 6, 465-471. Pennebaker, J.W., & Chung, C.K. (in press). Expressive writing, emotional upheavals, and health. In H. Friedman & R. Silver (Eds.), Handbook of health psychology. New York: Oxford University Press. Rigter, J. (2002). Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussem: Uitgeverij Coutinho. Rozin, P., Taylor, C., Ross, L., Bennett, G., & Hejmadi, A. (2005). General and specific abilities to recognise negative emotions, especially disgust, as portrayed in the face and the body. Cognition and Emotion, 19, 397-412. Shalev, A.Y. (2002). Acute stress reactions in adults. Society of Biological Psychiatry, 51, 532-543. The Quotations Page – Your Source for Famous Quotes. (1994). Retrieved May 7, 2008, from http://www.quotationspage.com/quotes/Emily_Dickinson The Quotations Page – Your Source for Famous Quotes. (1994). Retrieved May 7, 2008, from http://www.quotationspage.com/quotes/Friedrich_Nietzsche The Quotations Page – Your Source for Famous Quotes. (1994). Retrieved May 7, 2008, from http://www.quotationspage.com/quotes/Michel_de_Montaigne
48
The Quotations Page – Your Source for Famous Quotes. (1994). Retrieved May 15, 2008, from http://www.quotationspage.com/quote/27655.html The Quotations Page – Your Source for Famous Quotes. (1994). Retrieved May 15, 2008, from http://www.quotationspage.com/quotes/George_Santayana/ van der Hart, O. (1992). Symbolen in afscheidsrituelen. In O. van der Hart (Red.), Afscheidsrituelen. Achterblijven en verder gaan. (pp. 49 – 61). Amsterdam: Swets & Zeitlinger. Van Der Velden, P., Eland J., Kleber, R.J. (1997). Handboek voor opvang na rampen en calamiteiten. Utrecht: Technipress. van der Zwaal, P. (1990). Het narratieve paradigma in de psychoanalyse. In F. Ankersmit, M.C. Doeser & A.K. Varga (Red.), Op verhaal komen. Over narrativiteit in de mens – en cultuurwetenschappen. Kampen: Kok Agora. Verhaeghe, P. (1996). Tussen hysterie en vrouw. Leuven: Uitgeverij Acco. Verhaeghe, P. (1998). Liefde in tijden van eenzaamheid. Leuven: Uitgeverij Acco. Verhaeghe, P. (2002). Over normaliteit en andere afwijkingen. Leuven: Uitgeverij Acco. Verhofstadt-Denève, L., Van Geert, P. & Vyt, A. (1995). Handboek ontwikkelingspsychologie: Grondslagen en theorieën. Houtem/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
49