Studeren bij ICT-Flex Studiegids BOL Niveau 4 | Cohort 2010
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
© Deltion College ICT-Flex 2007, 2008, 2009, 2010
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
2
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Studeren bij ICT-Flex BOL Niveau 4 | Cohort 2010
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
3
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Het ICT-Flex team past de organisatie van de opleidingen steeds aan. Het is dus heel goed mogelijk dat hier en daar iets verandert, of dat om praktische redenen (tijdelijk) andere regels gelden. Informatie daarover krijg je altijd via onze ICT-Flexwebsite www.ict-flex.nl Het is dus belangrijk de website elke dag even te bekijken! Bovendien moet je dagelijks je Deltion e-mail checken!
Dit boekje geeft de studenten aan de ICT-Flexopleidingen informatie over hun studie en de gang van zaken bij ICT-Flex. © Deltion College ICT Flex 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
4
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ......................................................................................... 5 Vooraf ........................................................................................................ 7 ICT-Flex in het Deltion College ................................................................ 9 Op niveau ................................................................................................ 11 Het diploma, een vreemd begin? ........................................................... 13 Het studieprogramma ............................................................................. 18 Docenten en begeleiders ....................................................................... 22 POP, voortgang en portfolio .................................................................. 26 Wat staat je te wachten? ........................................................................ 30 De dagelijkse gang van zaken ............................................................... 37 Opdrachtenkaarten ................................................................................. 47 Beoordelen .............................................................................................. 49 Belangrijke documenten ........................................................................ 55 Bijlage A: Beroepshouding .................................................................... 58 Bijlage B: Regels voor werkstukken ..................................................... 60 Bijlage C: ICT-gebruik ............................................................................ 62 Bijlage D: ECDL ...................................................................................... 63 Bijlage E: De huisregels ......................................................................... 65 Bijlage F: Kerntaken, werkprocessen, competenties ........................... 68
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
5
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
6
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Vooraf
Beste… Tja, hoe zullen we je noemen? Leerling? Student? Leerling klinkt ons een beetje te kinderachtig, student komt meer in de buurt. Je komt ten slotte bij ons om te studeren. Als student aan onze opleidingen moet je actief meedoen. Bij ICT-Flex kun je niet achteroverleunen in een studieruimte en alles over je heen laten komen. Je kunt niet de docent zijn kunstje laten doen, want jij doet het! Wij, de docenten, zorgen voor een plek, voor spullen en hulp, maar jij doet het. Wij zorgen voor de kansen en jij grijpt die! Dit boekje Met een mooi woord: wij verwachten van je dat je actief studeert. Je wacht niet af, je doet wat. Daarover gaat dit boekje: hoe pak je dat aan, actief studeren bij ICT-Flex? Lees dit boekje helemaal door en aarzel niet als je iets te vragen hebt. Wij zijn er om je te helpen. Wij, de docenten van ICT-Flex wensen je veel succes én plezier bij jouw actieve studie voor een ICT-beroep.
Kijk terug Dit boekje is bedoeld om je iets te laten leren en zoals gezegd: jij moet dat doen. Daarom staat aan het eind van elk hoofdstuk een “kijk terug” paragraaf met een samenvatting van wat je geleerd moet hebben. Na dit hoofdstuk zou je bijvoorbeeld moeten weten…
wie “we” zijn… hoe we een student hier noemen… waarom we dat een goede naam vinden… wat we van jou verwachten…
Je moet zelf kijken of je echt weet wat je na een hoofdstuk zou moeten weten. Die vakjes voor elke regel staan er niet voor niets: je kunt ze gebruiken om “af te vinken” wat je weet. En als je ontdekt dat je iets nog niet weet, kijk je terug! Of je vraagt hulp…
Belangrijke regel Een belangrijke regel die tijdens je hele studie geldt, is deze: Als je bij het lezen een woord, uitdrukking of zin tegenkomt die je niet begrijpt, zorg je ervoor dat je de betekenis te weten komt, voordat je aan het volgende onderdeel begint.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
7
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Je begint niet aan een nieuwe paragraaf, voordat je alles wat in deze paragraaf staat snapt. Je begint niet aan een opdracht, als je niet alles wat in de opdracht staat begrijpt. Hoe je de betekenis van een woord, uitdrukking of zin te weten komt? Gewoon: opzoeken of vragen! Dit eerste hoofdstuk bijvoorbeeld kun je niet goed begrijpen als je niet weet wat er bedoeld wordt met het woord actief of met uitdrukking of als je niet weet wat afvinken is. Tweede belangrijke regel Er is nog een tweede regel, die je nooit mag vergeten: Eerst studeren, dan doen… Het is de bedoeling dat je steeds meer weet en kunt. Daarvoor moet je studeren: informatie verzamelen, lezen, ordenen en soms zelfs uit je hoofd leren. Veel opdrachten bestaan uit twee activiteiten: studeren en toepassen, dat wil zeggen in een opdracht gebruiken wat je geleerd hebt door te studeren. Als je goed leest wat hier staat, begrijp je de regel ook: om te kunnen gebruiken wat je geleerd hebt moet je eerst leren!
BPV Een belangrijk onderdeel van de studie wordt gevormd door de BPV, de BeroepsPraktijkVorming. In gewoon Nederlands de stage(s). Zo belangrijk, dat je ieder schooljaar op stage gaat. Over de BPV vind je in dit boekje weinig informatie. Tegen de tijd dat je “op stage” gaat hoor je daar meer over en krijg je een apart BPV-boekje. De BPV komt in dit boekje wel een paar keer ter sprake en één ding is zeker nu al van belang: om “op stage” te mogen moet je aan bepaalde eisen voldoen:
Je moet voldoende kennis en vaardigheden hebben Je moet een goede beroepshouding laten zien
Het is de bedoeling dat je in de BPV veel leert. Je hoeft niet alles wat je in de BPV nodig hebt al te kunnen of te kennen, want de BPV is er juist om te leren. Je leert er niet alleen kennis en vaardigheden die bij je vak horen, maar ook kennis en vaardigheden die bij een goede beroepshouding horen. Maar… je moet wel aan minimumeisen voldoen om aan de BPV te mogen beginnen: voldoende kennis, vaardigheden en een goede beroepshouding.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
8
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
ICT-Flex in het Deltion College
Deltion College ICT-Flex is een zelfstandige unit binnen het ICT-Lyceum van het Deltion College. Het Deltion College is een Regionaal Onderwijs Centrum (ROC) voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO). De opleidingen voor beroepen in de Informatie en Communicatie Technologie (ICT) worden verzorgd door het ICT-Lyceum.
ICT-Lyceum Het ICT-Lyceum leidt ICT-ers op: computerbouwers, medewerkers van de technische dienst, helpdeskmedewerkers, systeem- en netwerkbeheerders, supportmedewerkers, programmeurs, ontwerpers en ontwikkelaars, projectleiders en managers. Dat kan langs twee wegen:
de brede “gewone” opleiding, die we meestal “de BOL” noemen; de kortere, flexibele opleiding, die “ICT-Flex” heet (je komt ook de naam “ICT BOL/BBL Flex” wel tegen).
De opleiding in “de BOL” is breed: je leert veel over alle aspecten van het ICT-vak. De opleiding bij ICT-Flex is meer toegespitst op je toekomstige beroep en daardoor korter. BOL en BBL De afkorting BOL staat voor “Beroeps Opleidende Leerweg” en dat betekent gewoon dat je “normaal” naar school gaat. De andere leerweg die we kennen heet BBL en dat betekent “Beroeps Begeleidende Leerweg”. Die manier van studeren is alleen voor studenten die al werken in de ICT. Zo‟n student noemen we een “BBL-er”. Een BBL-er werkt vier dagen in de week en komt één dag naar school om te studeren. Jij bent dus óf een BOL-er (je hebt geen werk in de ICT) óf een BBL-er. Je begrijpt dat voor BOL-ers en BBL-ers verschillende regels kunnen gelden. Bijvoorbeeld: een BOL-er gaat op stage om praktijkervaring op te doen, een BBL-er niet (want die doet in zijn werk al praktijkervaring op). Je kunt tijdens de opleiding veranderen van BOL-er in BBL-er en omgekeerd. Het komt voor dat een “gewone” BOL-er aan het eind van zijn of haar stage een baan krijgt bij het stagebedrijf. Hij (of zij) wordt dan BBLer: vier dagen werken, één dag studeren. Het omgekeerde komt (helaas) ook voor: een BBL-er kan zijn of haar baan kwijt raken en gaat dan als “gewone” BOL-student verder. Stage heet trouwens bij ons BPV (van Beroeps Praktijk Vorming) en die naam zullen we verder ook gebruiken.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
9
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
ICT-Flex Bij ICT-Flex werkt een team docenten, dat opleidingen verzorgt voor drie ICT-beroepen:
ICT-Servicemedewerker Medewerker ICT-beheer ICT-beheerder (met ICT-beheerder en Netwerkbeheerder als uitstroom)
Alleen bij ICT-Flex kun je de opleiding tot ICT-Servicemedewerker volgen. Alle BBL-studenten studeren ook bij ICT-Flex. ICT-Flex verzorgt ook de specialistenopleiding Applicatieontwikkelaar, maar in principe alleen voor BBL-studenten. “Les” ICT-Flex heet niet voor niets zo: de opleidingen zijn erg flexibel en daarom zetten we “les” ook tussen aanhalingstekens. Bij ICT-Flex moet je zelf actief kennis verzamelen en verwerven: gezellig op de laatste bank in de ruimte gaan zitten en de leraar het werk laten doen is er niet bij! Daarover lees je verderop in dit boekje meer. Kijk terug Je hebt dit hoofdstuk goed gelezen en je zou dus nu iets moeten weten. Ga voor jezelf na of je…
weet hoe deze school heet… weet wat voor soort school het is… weet wat een BOL-er is… weet wat een BBL-er is… weet of je een BOL-er of een BBL-er bent… weet waarom onze unit ICT-Flex heet… weet voor welke beroepen ICT-Flex opleidt… snapt waarom ICT-Flex ook wel “ICT BOL/BBL Flex” genoemd wordt…
Het antwoord op deze vragen kun je alleen weten als je alles wat in dit hoofdstuk staat begrijpt. Ga daarom voor jezelf na of je weet wat er bedoeld wordt met…
ICT-Flex is een zelfstandige unit binnen het ICT-Lyceum je leert veel over alle aspecten van het ICT-vak
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
10
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Op niveau
Er zijn opleidingen voor ICT-beroepen op drie niveaus
Niveau 2: Medewerker ICT Niveau 3: Medewerker beheer ICT Niveau 4: ICT-beheerder, Netwerkbeheerder en Applicatieontwikkelaar
Hoe hoger het niveau, hoe zwaarder de studie. Zwaarder kan betekenen: meer weten, meer kunnen. Zwaarder kan ook betekenen: andere, meer ingewikkelde dingen weten en kunnen. Voor niveau-4-studenten zijn de niveau-2- en -3-opleiding niet belangrijk, dus daarover zeggen we hier niets.
Niveau 4: ICT-beheer, Netwerkbeheer en Applicatieontwikkelaar De ICT-beheerder en de netwerkbeheerder doen een opleiding op niveau 4. Dat kan in twee jaar, maar dan moet je wel stevig doorwerken. De ICTbeheerder en de netwerkbeheerder weten en kunnen in grote lijnen hetzelfde als de niveau-3-er, maar hij of zij heeft veel meer overzicht. De ICT-beheerder weet wat erbij komt kijken om een computer te bouwen en de software erop te installeren, maar hij hoeft daarin niet zo handig te zijn. Dat geldt ook voor onderhoudswerk en andere technische klussen. De ICTbeheerder is vooral goed in ontwerpen en ontwikkelen en hij kan overleggen, plannen maken en uitwerken, een project managen, taken verdelen, procedures maken, leiding geven. De netwerkbeheerder heeft een vergelijkbare functie, maar dan natuurlijk met het accent op netwerkbeheer. De applicatieontwikkelaar is degene die computerprogramma‟s maakt: de programmeur. Dat is een héél ander vak dan systeem- en netwerkbeheer en vraagt dan ook om heel andere kennis en vaardigheden. Verder Als je een niveau-4 diploma hebt kun je doorstromen naar een ICTopleiding op Hbo-niveau. Je kunt dan b.v. informatiearchitect, programmeur of hoofd van een ICT-afdeling worden. Of een eigen zaak beginnen… Nog verder Misschien heb je behoefte om naast ICT ook ander dingen te leren zoals ondernemen of wil je iets met elektronica doen. Binnen Deltion is veel mogelijk, vraag je begeleider naar de mogelijkheden.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
11
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Terugkijken Als je weet wat…
met het woord niveau bedoeld wordt… de woorden hardware, software en netwerk betekenen adviseren is… bedoeld wordt met de capaciteiten hebben…
moet je in dit hoofdstuk geleerd hebben…
welke drie opleidingsniveaus er zijn… op welk niveau de Medewerker beheer ICT en de ICT-beheerder zitten... wat het beroep van Medewerker beheer ICT zo ongeveer inhoudt… wat je in grote lijnen moet weten en kunnen als ICT-beheerder… welke capaciteiten je moet hebben om ICT-beheerder te kunnen worden… hoe lang de opleidingen duren (als je stevig doorwerkt)… waar je na niveau 4 nog verder kunt studeren.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
12
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Het diploma, een vreemd begin?
Het lijkt misschien vreemd om ermee te beginnen, maar het is natuurlijk wel het doel van al jouw moeite: het diploma. De belangrijkste vraag is: “Hoe kom ik aan het diploma?” Het antwoord is simpel: door te bewijzen dat je een competente ICTbeheerder of netwerkbeheerder (niveau 4) bent. Maar van zo‟n antwoord word je natuurlijk niet vreselijk veel wijzer!
Kwalificatiedossier In de eerste plaats is de vraag: wat is dat dan, een “competente ICT-er”? Het antwoord op die vraag vind je in het zogenaamde kwalificatiedossier: een document waarin het beroep ICT-beheerder, netwerkbeheerder of applicatieontwikkelaar (niveau 4) beschreven staat. Je kunt deze documenten vinden op de website www.loketmboICT.nl.
In deze documenten staat wat er van de medewerker beheer ICT, de ICTbeheerder en de netwerkbeheerder verwacht wordt.
Kerntaken… De opstellers van de kwalificatiedossiers hebben eerst naar de inhoud van het werk gekeken: wat doet de medewerker beheer ICT of wat moet hij of zij (kunnen) doen? Dat levert per ICT-beroep een paar kerntaken op: de belangrijkste activiteiten van in het beroep. Een voorbeeld: bij de ICT-beheerder (niveau 4) ziet men de volgende kerntaken:
Ontwikkelen van (onderdelen van) informatiesystemen Implementeren van (onderdelen van) informatiesystemen Beheren van (onderdelen van) informatiesystemen Organiseren van een (bestaande) servicedesk
Dat zijn dus in (heel) grote lijnen de dingen die je moet kunnen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
13
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
…en werkprocessen De kerntaken zijn wel erg globaal, daarom zijn de schrijvers van het dossier een stap verder gegaan: elke kerntaak hebben ze uiteengerafeld in een serie werkprocessen: Kerntaken Installeren van harden software
Werkproces 1. Assembleren van systemen 2. Installeren en configureren van systemen 3. Realiseren van de bekabelings-infrastructuur
Onderhouden en beheren van hard- en software
1. Voorkomen van (ver)storingen
Ondersteunen van systeem-gebruikers
1. Instrueren van gebruikers
2. Lokaliseren en verhelpen van (ver)storingen 2. In behandeling nemen en af-handelen van incidentmeldingen
Helemaal precies weet je nu nog niet wat er van je verwacht wordt, maar het wordt al een beetje duidelijker! Waar het nu om gaat in de opleiding is dat je leert alle werkprocessen goed uit te voeren. We zeggen: je moet een werkproces beheersen. En om een diploma te krijgen moet je bewijzen dat je alle processen beheerst.
Competenties Een werkproces beheers je pas als je genoeg weet, genoeg kunt én je op een passende manier gedraagt. Als er van je gezegd wordt dat je “competent” bent, betekent dat, dat je genoeg weet en kunt. Een competente scooterrijder weet wat alle verkeerstekens betekenen en hoe de regels in het verkeer zijn. Hij weet hoe hij zijn scooter moet starten, laten rijden en stoppen. Hij wéét dat niet alleen, hij kán het ook. Maar competent zijn betekent méér. Je bent pas competent als je ook doet wat er gedaan moet worden. De competente scooterrijder houdt zich aan de verkeersregels, is voorzichtig, ziet de gevaren voor zichzelf en voor anderen. En wat ook heel belangrijk is: je moet van alles tegelijkertijd kunnen!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
14
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
De opstellers van de kwalificatiedossiers hebben een lijst opgesteld van alle competenties. Een paar voorbeelden (op de lijst staan er in totaal 25):
Samenwerken en overleggen Presenteren Formuleren en rapporteren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten
Bij deze competenties kun je je vast wel iets voorstellen!
Werkprocessen en competenties De volgende stap is: welke competenties moet je hebben om een werkproces te beheersen? Dat wordt dus per werkproces een lijstje competenties. Weer een niveau-3-voorbeeld: bij het werkproces “Installeren en configureren van systemen” zijn dit de competenties:
Formuleren en rapporteren: Nauwkeurig en volledig rapporteren Vakdeskundigheid toepassen: vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden en gevoel voor ruimte en richting tonen Materialen en middelen inzetten: geschikte materialen en middelen kiezen, materialen en middelen doeltreffend en doelmatig gebruiken, goed zorg dragen voor materialen en middelen Analyseren: oplossingen voor problemen bedenken, conclusies trekken, verbanden leggen Creëren en innoveren: verandering zoeken en introduceren Kwaliteit leveren: kwaliteitsniveaus halen, productiviteitsniveaus halen, systematisch werken Instructies en procedures opvolgen: werken conform voorgeschreven procedures en veiligheidsvoorschriften
Dat is dus heel wat! In de kwalificatiedossiers kun je ook nog lezen wat er bedoeld wordt. Bij: “Kwaliteit leveren” bedoelen ze bijvoorbeeld dit: De medewerker beheer ICT pakt het werk ordelijk en systematisch aan en gebruikt zoveel mogelijk beproefde methoden zodat het installeren, configureren en testen van systemen in één keer goed en correct uitgevoerd wordt, de productiviteitsnormen gehaald worden en het opgeleverde informatiesysteem optimaal functioneert. In normale woorden: geen geklungel, maar vakwerk!
Kennis en vaardigheden Wat je in het lijstje competenties niet ziet, is dat je iets moet weten, maar dat is natuurlijk wel logisch: je kunt geen “vakdeskundigheid toepassen” als je die deskundigheid niet hebt! Zo kun je ook geen dingen doen als je niet weet hoe je ze moet doen en als je de vaardigheid niet hebt om ze te doen. De basis van alle competenties is dus kennis en kunde!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
15
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Hoe gaan we je dat leren? Bij ICT-Flex leer je competent te worden door de vakken die we je aanbieden te volgen. Zo‟n vak is bijvoorbeeld “Software”: kennis die je nodig hebt voor bijna alle werkprocessen als medewerker beheer ICT. Je leert vaardigheden door te oefenen in de practica van de verschillende vakken. Een router aan de praat krijgen is zo‟n vaardigheid. Je oefent dat in het datacommunicatiepracticum. Zo leer je en oefen je delen van werkprocessen. Je leert competent te worden door hele werkprocessen in de praktijk te oefenen en uit te voeren. Uiteindelijk zul je hele kerntaken moeten uitvoeren. Studieprogramma In het volgende hoofdstuk lees je hoe dat bij ICT-Flex allemaal in elkaar steekt. Dat hoofdstuk gaat over ons studieprogramma.
Nog meer eisen Met de kerntaken en werkprocessen ben je er nog niet! De maatschappij verwacht van je dat je ook goed kunt functioneren als lid van de samenleving. LLB Wat betekent LLB: leren, loopbaan, burgerschap. Ook hier heb je kerntaken en werkprocessen. Die hebben niets te maken met je vak als ICT-er, maar met jou als onder andere werknemer, als student en als consument. LLB is bij ICT-Flex een “vak”, waarover je in het volgende hoofdstuk meer leest. Een overzicht van de kerntaken en werkprocessen van LLB staat in de laatste bijlage bij dit boekje. Nederlands, Engels en Rekenen Ook aan je beheersing van het Nederlands, het Engels en Rekenen worden eisen gesteld. Er zijn Europese normen voor taalbeheersing en als MBO-student moet je aan die normen voldoen. Dat geldt voor alle studenten, ongeacht het beroep waarvoor ze studeren. Een overzicht van die eisen staat in de laatste bijlage bij dit boekje.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
16
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Diploma En wanneer krijg je het diploma? Als je bewezen hebt dat je alle werkprocessen als competente ICT-er beheers. Dat kun je doen…
door het in de praktijk te laten zien, door te slagen voor een proeve van bekwaamheid (een soort examen), door een project uit te voeren… en soms door een portfolio van goed uitgevoerde opdrachten op te bouwen.
In een van de volgende hoofdstukken krijg je dat precies uitgelegd.
Terugkijkend… Als je weet wat er bedoeld wordt met… Nee, daar stoppen we nu mee! Je bent nu een competente lezer: je weet dat je iets wat je niet begrijpt moet opzoeken of navragen, voordat je verder gaat. En je doet dat ook, dus dat hoeft niet meer iedere keer gezegd te worden. In dit hoofdstuk heb je geleerd…
wat een kwalificatiedossier is en waar je er een kunt vinden… wat kerntaken en werkprocessen zijn… wat het wil zeggen als iemand competent is… waar je kunt vinden welke competenties er zijn… waarom je kennis en vaardigheden nodig hebt… hoe je competent kunt worden en… wat er nog meer van je verlangd wordt… bij LLB… en bij Nederlands, Engels en Rekenen… op welke manieren je bewijzen kunt dat je competent bent.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
17
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Het studieprogramma Op weg om een competente ICT-medewerker te worden moet je dus werkprocessen leren beheersen en competenties verwerven. Competent worden kun je niet zonder kennis en vaardigheden. Om kennis te krijgen moet je leren en om vaardigheden te verwerven moet je oefenen. Dat doen we op school. We hebben alles wat er geleerd en geoefend moet worden in (school)vakken opgedeeld, zodat de opleiding overzichtelijk wordt. Het complete lijstje vakken bij ICT-Flex ziet er zo uit: Vak
ICT-beheerder
Netwerkbeheerder
Hardware
HW3
HW3
Assembleren
ASS3
ASS3
Software
SW3
SW3
SW3
NETW1, -2, -3
NETW1, -2, -3
NETW1*)
LIN4
LIN4
LIN3*)
Systeemontwikkeling
ONTW4
ONTWN
ONTW4
Systeemimplementatie
IMPL4
IMPL4
IMPL4
ECDL
ECDL3
ECDL3
Netwerkbeheer Linux
Service Desk en ITIL Datacommunicatie
Applicatieontwikkelaar
SD4 DC1, -2, -3
DC1, -2, -3, -4
DC1
TEL4
Telecommunicatie Nederlands
NED4
NED4
NED4
Engels
ENG4
ENG4
ENG4
Rekenen
REK4
REK4
REK4
Algemene Kennis van de ICT
ALG4
ALG3
ALG4
Projectmanagement
PROJ4
PROJ4
PROJ4
LLB
LLB4
LLB4
LLB4
BeroepsPraktijkVorming
BPV4
BPV4(N)
BPV4(A)
Programmeren HTML, PHP
WEB
Office VBA
OFFICE
Database Access
DBAPP
Applicatieontwikkeling
APO
*) Eén van deze twee naar keuze
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
18
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
In de kolommen ICT-beheerder, Netwerkbeheerder en Applicatieontwikkelaar staan de vakcodes. Soms zie je in de kolommen een code staan met een 3 als niveau-indicatie, b.v. HW3. Dat betekent dat het vak een niveau3-vak is, dat je als voorkennis moet hebben voor niveau 4. Als je die kennis mist, doe je dus een niveau-3 vak erbij.
Vakkennis en vaardigheden Sommige vakken hebben direct te maken met het beroep van ICT-er. Dat is bijvoorbeeld heel duidelijk voor…
Hardware Software Datacommunicatie ECDL
Door de opdrachten die je voor deze vakken doet, krijg je vakkennis en, omdat je veel moet doen, ook vaardigheid.
Andere vakken Naast de vakken waarmee je praktische ICT-vakkennis en vaardigheden leert, zijn er een paar algemene vakken. Dat zijn o.a.:
Algemene kennis van de ICT Nederlands, Engels en Rekenen BPV-opdrachten Leren, Loopbaan, Burgerschap (LLB)
Wat je in deze vakken leert heb je bij al je werk in de ICT nodig. Algemene kennis van de ICT In dit vak zit veel theorie over de ICT. Je moet als competente ICTprofessional veel weten over hardware, software, gebruik, ICT-beroepen, toepassingen en al die andere dingen die met je vak te maken hebben. Je moet mee kunnen praten over je vak en weten waarover je het hebt. In alle trajecten van alle opleidingen zit een stuk “Algemene kennis van de ICT”. Nederlands, Engels en Rekenen Nederlands, Engels en Rekenen horen tot wat men in de ICT "Soft Skills" noemt. Skills is Engels voor vaardigheden. Soft skills is een term die in de ICT gebruikt wordt voor vaardigheden die niet direct met de techniek van de ICT te maken hebben, maar met het omgaan met mensen. Elke ICTmedewerker moet kunnen praten over zijn vak. Dat zeiden we hiervoor bij “Algemene kennis van de ICT” ook al, maar toen bedoelden we: je moet geen onzin uitkramen, maar met verstand van zaken praten. Bij Soft Skills gaat het erom dat je goed uit je woorden kunt komen, iets duidelijk uitlegt,
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
19
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
goed luistert, de juiste vragen stelt, een foutloos e-mailtje kunt sturen, een formulier correct kunt invullen, een handboek kunt lezen, de juiste informatie kunt vinden. Ook in het Engels. En, op een wat hoger niveau: een onderzoek doen, een rapport schrijven, een advies samenstellen en dat presenteren, een project documenteren, vergaderen. Ook in het Engels. BPV-opdrachten De letters BPV staan voor “Beroeps Praktijk Vorming”. In gewone taal noemen we dat vaak “stage”. Tijdens je stage leer je werkprocessen beheersen en werk je aan je competenties, maar BPV is bij ICT-Flex ook een “vak”, waarvoor je een aantal opdrachten moet uitvoeren. Die opdrachten hebben te maken met de organisatie waarin je als stagiair aan het werk bent. Je onderzoekt de organisatie en hoe die organisatie met ICT omgaat. Leren, loopbaan, burgerschap (LLB) Het “vak” LLB is een voor alle MBO-studenten verplicht onderdeel van de studie. Het gaat over jou in onze samenleving (maatschappij), bijvoorbeeld…
Jij als student... Jij als werknemer… Jij als consument.
LLB gaat over dingen als leren en je schoolcarrière plannen, maar ook over politiek, consumentenrechten, werknemerszaken zoals arbo en medezeggenschap en gezondheid. Sport Het Deltion College biedt je ook de mogelijkheid aan sport te doen. Bewegen is natuurlijk goed voor je gezondheid, maar sporten is ook om andere redenen belangrijk voor beroepsopleidingen. Bij het sporten kun je individuele competenties ontwikkelen of verbeteren. Doorzettingsvermogen, bijvoorbeeld: een hardloper leert steeds beter vol te houden, niet het bijltje erbij neer te gooien. Je niet door tegenslagen uit het veld laten slaan is er ook zo een. Teamsporten zijn goed voor het ontwikkelen en verbeteren van competenties die te maken hebben met samenwerken. Werken als lid van een team, leiding aanvaarden en leiding geven, kritiek krijgen en opbouwende kritiek geven, het zijn allemaal dingen die in de sport een rol spelen en die je in je beroep ook tegenkomt. Daarom is sport een verplicht onderdeel van alle het vak LLB voor alle Deltion-studenten. Je kunt sporten in het Deltion Sport Expertise Centrum
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
20
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
ofwel kortweg SportEc. Verderop lees je er meer over in de paragraaf over SportEc.
Tijdpad In de tijd uitgezet zien de opleidingen Medewerker beheer ICT, ICTBeheerder en Netwerkbeheerder er zo uit: Semester 11
Semester 2
Semester 3
Semester 4
School
BVP
School
BPV
Dit plaatje van de opleidingen mag je zien als uitgangspunt: dit is waarnaar we streven, maar we passen het individueel aan. Afhankelijk van je kennis, vaardigheden en beroepshouding kun je vroeger of later op stage (BPV) gaan. Bovendien proberen we zoveel mogelijk rekening te houden met persoonlijke omstandigheden, maar...
Je bent verplicht op BPV te gaan als je trajectbegeleider dat nodig of wenselijk vindt… Je bent verplicht je aan de regels voor BPV te houden: een periode van een half schooljaar, vijf dagen per week, 40 of 36 uur per week.
De BPV is dus niet zo flexibel! Terugblik Kun je nu uitleggen of beschrijven…
1
wat we bedoelen met vakken… met welke vakken je aan je vakkennis werkt… waarom ICT Soft Skills in het leerprogramma zit en welke vakken daarbij horen… waarom de BPV bij ICT-flex ook een “vak” is… wat de afkorting LLB betekent en wat dat “vak” inhoudt… waarom er sport in de opleiding zit… Hoe de opleiding in de tijd gezien opgezet is… Wat je BPV-verplichtingen zijn.
Een semester is een half jaar, twee semesters zijn dus samen één school-jaar.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
21
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Docenten en begeleiders
“We” zijn al vaak ter sprake gekomen in dit boekje en langzaam wordt het tijd wat langer stil te blijven staan bij ons, de docenten van het ICTFlexteam. Onze taken De docenten van het ICT-Flexteam hebben verschillende taken:
Ze maken de opleidingen: de docenten hebben het studieprogramma bedacht, de trajecten en modulen opgezet, materiaal verzameld… Ze geven de opleidingen door les te geven, workshops te organiseren, taken en opdrachten te geven, vragen te beantwoorden… Ze begeleiden de studenten bij hun studie door gesprekken met ze te voeren, te helpen met plannen maken, de voortgang te controleren, afspraken te maken, oplossingen te zoeken bij studieproblemen… Ze beoordelen de studenten door toetsen te geven en na te kijken, door werkstukken te beoordelen, verslagen na te kijken… Drie van deze taken worden door vakdocenten gedaan, ieder op zijn eigen terrein: maken, geven en beoordelen. Eén taak doet een docent niet vanuit zijn vak: de studiebegeleiding.
Vakdocenten De vakdocenten zijn vakmensen op hun gebied. Zo zijn er docenten die gespecialiseerd zijn in hardware. Zij leren je bijvoorbeeld hoe je een computer samenstelt en bouwt, welk gereedschap je moet gebruiken en hoe je veilig moet werken. Een paar vakgebieden zijn:
Hardware Software Datacommunicatie Systeemontwerp Servicedesk ECDL
Er zijn ook echte specialismen, bijvoorbeeld (maak je maar geen zorgen als je niet weet wat deze afkortingen betekenen):
PHP VBA HTML
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
22
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
In het team zitten ook vakdocenten op heel andere gebieden, bijvoorbeeld:
Nederlands Engels Projectmanagement
Op sommige vakgebieden hebben we maar één of twee docenten in ons team, op andere (b.v. ECDL) kun je bijna bij iedereen terecht. Jij en de vakdocent De vakdocent is verantwoordelijk voor alle modulen, taken en opdrachten op zijn vakgebied én voor de beoordeling van al jouw werk op zijn terrein. De vakdocent organiseert workshops over bepaalde onderwerpen en geeft soms “gewoon” les. Met alle vragen over een vakgebied ga je naar een van de vakdocenten. Het is logisch dat de “docent hardware” je het beste kan helpen als het om hardware gaat en dat je je het beste kunt laten helpen door de “docent Engels” als je problemen hebt met het schrijven van een emailbericht in het Engels. De vakdocent beoordeelt ook jouw werk op zijn terrein. Als je als opdracht krijgt een sollicitatiebrief met c.v. te maken in het Nederlands, lever je die in bij de “docent Nederlands”. Hij beoordeelt of jouw werk voldoende is gemaakt.
Begeleiding Naast de vakdocenten heb je ook een begeleider. Dat is een van de (vak)docenten van het ICT-Flexteam, die je helpt bij je studie zonder op de eerste plaats aan zijn eigen vak te denken. Omdat je deze begeleider tijdens de hele tijd dat je bij ICT-Flex studeert houdt, noemen we hem jouw trajectbegeleider. Hij begeleidt je vanaf de eerste dag tot je de school verlaat. Wie je trajectbegeleider is hoor je aan het begin van je studie. Je moet zo snel mogelijk kennis met hem maken, zodat je niet alleen de naam van je begeleider kent, maar ook zijn gezicht. En je moet natuurlijk zorgen dat je weet hoe, waar en wanneer je hem bereiken kunt. Wat doet jouw trajectbegeleider? Jouw trajectbegeleider maakt samen met jou een plan: wat ga je wanneer doen? Dat plan heet het POP (Persoonlijk Ontwikkelings Plan of Persoonlijk Opleidings Plan) en je leest er meer over in het volgende hoofdstuk van dit boekje. Het POP is een soort afspraak tussen jou en je trajectbegeleider. Van het moment dat het POP klaar is, ga je samen met de trajectbegeleider kijken of je volgens dat plan werkt. De trajectbegeleider nodigt je regelmatig uit voor een gesprek, waarin jullie samen doornemen…
hoe je vordert…
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
23
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
of je volgens plan werkt… of de resultaten goed zijn… of er problemen zijn… en zo ja wat daaraan gedaan kan worden
In elk gesprek worden afspraken gemaakt, die netjes op papier worden gezet (dat moet je zelf doen!) en in het volgende gesprek bekijk je samen met je begeleider wat er van die afspraken terecht is gekomen. Je trajectbegeleider is er om je te helpen, daar moet je van uitgaan. Hij probeert je te helpen om je opleiding in de kortst mogelijke tijd te doorlopen. Hij helpt oplossingen zoeken als je studieproblemen hebt. Om dat te kunnen doen volgt hij je vorderingen met behulp van het registratiesysteem (in een volgend hoofdstuk leer je daar meer over), praat hij met de vakdocenten en vooral met jou. Initiatief In het begin zal je trajectbegeleider je uitnodigen voor een kort gesprek. Later, als je hebt laten zien dat je zelfstandig kunt werken en goede vorderingen maakt, doet hij dat minder vaak. Maar je kunt natuurlijk ook zelf het initiatief nemen. Als je hulp, advies of begeleiding nodig hebt, regel je een afspraak met je begeleider. Je kunt erop rekenen dat je binnen een week een gesprek met hem hebt en in spoedgevallen binnen twee dagen. Natuurlijk hoef je de trajectbegeleider niet altijd persoonlijk te spreken. Je mag hem ook altijd e-mailen en dan krijg je binnen twee lesdagen antwoord. Moet je wel zorgen dat je zijn e-mailadres hebt! Van niveau 4 studenten wordt anders dan bij niveau 2 en 3 studenten verwacht dat zij meer initiatief nemen. Met name bij het maken van een afspraak voor een gesprek en het op de hoogte houden van vorderingen e.d. moet de student initiatief nemen. Dit doen we zo omdat dat ook past bij het profiel van een niveau 4 student. Beoordeling Eerder las je al dat alle beoordelingen door de vakdocenten worden gedaan. Je trajectbegeleider is wat dat betreft neutraal. Er is maar één ding dat door de begeleider beoordeeld wordt: de beroepshouding. Meer over die beoordeling lees je in het document “Beroepshouding” achter in dit boekje.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
24
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Opleidingsmanager Het ICT-Flexdocententeam staat onder leiding van een opleidingsmanager. De opleidingsmanager mag je zien als de “baas” van de ICTFlexdocenten. Als je dus de baas zelf wilt spreken, moet je bij onze opleidingsmanager zijn. De opleidingsmanager weet het meeste van de organisatie van het Deltion College en van de regels en procedures binnen de school. Daarvoor moet je dus bij hem zijn. Maar val hem niet te snel lastig: als het per e-mail kan werkt dat voor jou en voor hem beter! De opleidingsmanager zit ook in de examencommissie. Als je het met een beoordeling niet eens bent, of als je vindt dat een docent (of je trajectbegeleider) zich niet aan de regels of afspraken houdt, moet je bij onze opleidingsmanager zijn. Wel eerst proberen om het samen met je docent en begeleider zelf op te lossen, natuurlijk! Kijk achterom Dit moet je na dit hoofdstuk zeker weten:
welke vier taken onze docenten hebben… wat we bedoelen met vakdocenten en vakgebieden… met welke zaken je naar een vakdocent gaat… wat een trajectbegeleider is en waarom hij zo heet… waarover de gesprekken met de trajectbegeleider gaan… wie het initiatief voor zo‟n gesprek neemt… met welke zaken je bij je trajectbegeleider moet zijn… wat de opleidingsmanager doet en wat jij met hem te maken hebt… hoe je met docenten en begeleider kunt communiceren.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
25
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
POP, voortgang en portfolio
Zolang je bij ICT-Flex studeert, wordt er informatie over jou en je studie vastgelegd. Dit hoofdstuk gaat over dingen die daarmee te maken hebben:
Het Persoonlijk Opleidings Plan (ook wel Persoonlijk Otwikkelings Plan genoemd) of kortweg POP… De voortgang in het ICT-Flex registratiesysteem Het portfolio.
Wat is een POP en hoe kom je eraan? Zoals de naam al zegt is het persoonlijk opleidingsplan een plan. In dat plan staat…
wat... wanneer en… hoe…
jij van plan bent bij ICT-Flex te studeren. Het is dus jouw plan. Je maakt dat plan samen met je eigen trajectbegeleider. Dat doe je tijdens je eerste POP-gesprek, dat je met je trajectbegeleider hebt. Na dit gesprek zet jij jouw POP op papier en levert het in bij je trajectbegeleider. Je trajectbegeleider kijkt of alles wat jullie hebben afgesproken goed op papier staat en als hij met je plan akkoord gaat, wordt het in je portfolio opgeborgen. Over het portfolio hebben we het later nog. Wat staat er in een POP? Zoals gezegd staat in jouw POP wat, wanneer en hoe je wilt studeren. Er kan bijvoorbeeld dit in staan:
Ik begin met de opleiding Medewerker beheer ICT. Die opleiding wil ik in twee jaar doen. Ik kom daarvoor 4 dagen per week naar school. Op de overige dagen besteed ik gemiddeld ten minste 2 uur per dag aan mijn studie. Als ik het diploma gehaald hebt ga ik door met de opleiding Netwerkbeheer. Deze opleiding wil ik in 1 jaar doen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
26
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Je kunt het plan ook gedetailleerder maken, b.v. zo: Activiteit
Begin
Hardware en Software
September 2010
Januari 2011
ECDL
September 2010
December 2010
Januari 2010
Juni 2011
September 2011
Januari 2012
Eerste BPV-periode Netwerkbeheer met Windows Server
Klaar
In het plan moeten natuurlijk alle onderdelen staan die bij je opleiding horen, maar er kunnen ook extra dingen in staan, bijvoorbeeld:
extra aandacht voor iets waar je moeite mee hebt (bijvoorbeeld spreken in het Engels)… een vak uit een andere opleiding volgen (bijvoorbeeld omdat je graag de commerciële kant op wilt)… iets extra‟s doen dat niet in de opleiding zit, maar wel je kansen op een baan vergroot (bijvoorbeeld een website leren maken en onderhouden)
POP en dan? Je POP verdwijnt niet in een la om daarna vergeten te worden. Jij en je trajectbegeleider hebben regelmatig een POP-gesprek. Je bespreekt dan of jouw vorderingen kloppen met wat je in je plan hebt gezet. In het begin heb je vaak zo‟n POP-gesprek, later wordt dat wat minder. Neem zelf initiatief! Het hoort bij een juiste beroepshouding dat je zelfverantwoording aflegt. Misschien komen je trajectbegeleider en jij tot de conclusie dat je POP aangepast moet worden. Iedere keer als je POP verandert, maak je een nieuw plan, dat weer door je trajectbegeleider goedgekeurd moet worden. Daarna gaat het in je portfolio (en het oude plan gaat eruit).
Voortgangsregistratie in het ICT-Flex registratiesysteem. Je hebt misschien al gezien dat je bij het aanmelden in het ICT-Flex registratiesysteem verschillende overzichten krijgt. Zo kun je bijvoorbeeld zien wanneer je gestart bent met de opleiding en wanneer je klaar bent met de opleiding. Ook zie je het aantal opdrachten die je moet doen en hoeveel je daarvan af hebt. Het systeem kan dat berekenen doordat jij iedere week een weekbrief inlevert. Op dat weekbrief formulier schrijf je hoeveel opdrachten je hebt laten aftekenen in een week en dat lever je in bij de balie. Vervolgens zal iemand van het ICT-Flex team die gegevens in het systeem zetten. Docenten en begeleiders zien die gegevens ook en maken soms beslissingen op basis van die gegevens. Zorg er dus voor dat je iedere week je weekbrief inlevert!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
27
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Portfolio Een portfolio is verzameling bewijsstukken: werkstukken, certificaten, diploma's, beoordelingsformulieren die gebruikt worden om te bewijzen dat je iets beheerst of een bepaalde competentie bezit. Op het Deltion College zie je wel eens studenten rondlopen met een grote map. Dat zijn studenten van het Grafisch Lyceum en in die map zitten hun tekeningen of ontwerpen. Dat is een portfolio. Als je gaat solliciteren doe je de map open en zegt: “Kijk, dit heb ik allemaal gemaakt!”. Zo ongeveer moet je ook over het portfolio van je opleiding denken: ook dat is een map (in de ladenkast met studentendossiers), waarin jij alles bewaart wat je de moeite waard vindt om te laten zien:
Je POP… Jouw werkstukken, verslagen, presentaties… Een kopie van je certificaten, diploma‟s, cijferlijsten, getuigschriften… En verder alles wat belangrijk is.
Portfolio-opdrachten Wat komt er nu in je portfolio? In alle modulen zitten zogenaamde portfolioopdrachten. Het resultaat van die opdrachten (bijvoorbeeld een werkstuk, een verslag, een presentatie) komt in je portfolio. Deze opdrachten vragen dus extra zorg! Het portfolio wordt aan het eind van de opleiding afzonderlijk beoordeeld (zie het hoofdstuk over beoordelen). Portfolio-opdrachten lever je bij je trajectbegeleider in. De trajectbegeleider zorgt dat het in je portfolio komt, maar alleen als…
Je naam en nummer op alle pagina‟s van je werkstuk staan… De pagina‟s genummerd zijn (alleen voor werkstukken van meer dan één pagina).
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
28
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Digitaal portfolio De naam “portfolio” wordt ook wel anders gebruikt. We kennen bijvoorbeeld het “digitaal portfolio”. Daarin wordt informatie over jouw vorderingen in de computer bewaard. ICT-Flex werkt ook aan een digitaal portfolio. Je hoort daarover tijdens de opleiding zeker meer. Kijk terug Heb je geleerd…? wat de afkorting POP betekent… wat de bedoeling van het POP is… wie het POP maakt… wanneer het POP veranderd wordt… waar jouw POP bewaard wordt… wat een portfolio is en wie voor jouw portfolio zorgt… wat erin bewaard wordt… wie je portfolio beoordeelt… waar het portfolio bewaard wordt… En heb je
voorbeelden gevonden die voor jouw studie gelden?
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
29
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Wat staat je te wachten?
In dit hoofdstuk proberen we je een idee te geven van wat je te wachten staat. We hebben het over…
Lessen en klassen Practica en de regels daarvoor Begeleide zelfstudie Workshops Projecten Talencentrum SportEc Leerbedrijf
Lessen en klassen Lessen bestaan niet bij ICT-Flex, klassen ook niet. Dat zal wel even wennen zijn, maar het duurt niet lang of je weet niet beter. Bij ICT-Flex kun je vier dingen doen:
een practicum begeleide zelfstudie een workshop een project
Daarnaast doe je een stukje van je studie (ook flexibel!) bij het Deltion SportEc en soms in het ICT-leerbedrijf. Voor al deze mogelijkheden gelden regels, die in dit hoofdstuk uitgelegd worden.
Practica “Hardware” en “Software” zijn voorbeelden van practica. In een practicum ben je zelfstandig aan het werk onder begeleiding van een vakdocent. Je krijgt praktijkopdrachten die je moet uitvoeren. Je doet dat in je eigen tempo. Een practicum wordt gedaan in een practicumruimte. Zo hebben we het “Hardwareruimte” en het “Softwareruimte”. Er is bijvoorbeeld ook een “Datacommunicatieruimte”. Omdat er maar een bepaald aantal plaatsen in deze ruimten is, worden de practica “geroosterd”: Je kunt je inschrijven voor een practica bij de ICTFlex balie en op het rooster kun je zien wanneer welke praktijkles gegeven wordt.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
30
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Regels De regels voor het werken in de practicumruimten krijg je daar te horen. Twee algemene regels willen we hier alvast geven:
Je moet je strikt aan de veiligheidsvoorschriften houden. Alle docenten letten daar streng op! Je raakt je plaats in een praktijkgroep kwijt, als je die plaats niet goed gebruikt.
De eerste regel zal wel duidelijk zijn, maar misschien begrijpt je de tweede niet direct. We zeiden het al: er is maar een beperkt aantal plaatsen in de practicumruimten. Jij bezet één van die plaatsen om je practicumopdrachten te doen. Je mag dat in je eigen tempo doen, maar…
als je niet komt opdagen… als je je tijd verdoet… als je het voorbereidende werk niet doet… als je anderen het werken moeilijk of onmogelijk maakt…
raak je je plaats kwijt. Je kunt dan voorlopig geen praktijk opdrachten maken totdat je weer goedkeuring krijgt van je trajectbegeleider. Extra werk Wil je extra werk doen in een practicumruimte? Wil je sneller vooruit door ook buiten het rooster aan je praktijkopdrachten te werken? Alles is bespreekbaar! Overleg met je vakdocent en probeer afspraken te maken. Daarbij geldt maar één algemene regel: jij zet de afspraken op papier. Daarna laat je ze door de vakdocent aftekenen. Je bergt ze op in je portfolio.
Begeleide zelfstudie De meeste tijd ben je bij ICT-Flex bezig met zelf studeren. We noemen dat zelfstudie en omdat er altijd een docent in de buurt is, heet het “begeleide zelfstudie”. Wat dat is weet je eigenlijk al, want je bent er nu mee bezig! Ook de begeleide zelfstudie staat op je rooster met de naam “Flex”. Alle uren waarin “Flex” staat, ben je dus met je studie bezig. En ook voor zelfstudie geldt: je bent ook buiten je rooster welkom, zolang er plaats is. Een kwestie van overleggen met je docenten!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
31
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Computerwerkplek Zelfstandig studeren kun je in alle studieruimten van ICT-Flex. Je kunt aan een van de tafels gaan zitten of op een computerwerkplek. Je mag je Je bent verantwoordelijk voor de werkplek die je hebt gekozen of toegewezen hebt gekregen: zorg dat alles heel en netjes blijft. Is er iets niet in orde? Meld het bij de balie of bij de docent in het studieruimte werkplek zelf kiezen, maar alle docenten zijn bevoegd je (om wat voor reden dan ook) een plaats toe te wijzen. Je moet in dat geval op die plaats zitten. Notebook of laptop Studenten met een notebook of laptop moeten gebruik maken van de speciale notebook/laptopplaatsen. Je mag met je notebook of laptop niet ook nog een desktop in beslag nemen. Regels Voor de werkplekken gelden een paar eenvoudige regels:
een werkplek is een werkplek, géén speelplek… een werkplek is een werkplek, géén chatplek, downloadplek of bioscoopplek… een werkplek is een werkplek en géén praatplek… de werkplek moet netjes gehouden en achtergelaten worden… je houdt je aan de regels die voor ICT-gebruik gelden… je werkt voor jezelf en je moet ook anderen voor zichzelf laten werken.
De computers op de werkplekken in de studieruimten mag je alleen gebruiken om te studeren. Een werkplek bezet houden om spelletjes te spelen of privé te internetten is verboden. Als je niet met de computer werkt, mag je rustig op je werkplek blijven zitten, maar dan zet je het beeldscherm uit. Op de werkplek, in de studieruimten en in de gangen van het ICT-Lyceum mag je niet eten of drinken. Er mag nooit een fles, blik of pak op de werkplek staan, ook geen lege! Er mag géén rommel gemaakt worden en het is logisch dat je je werkplek opgeruimd achterlaat, als je weggaat.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
32
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
ICT gebruik binnen Deltion Voor het gebruik van de computers gelden algemene regels. Je vindt ze in het document “ICT-gebruik”. Dit document vind je op de ICT-Flexwebsite en je kunt het ook bij de docenten krijgen. Voor het gebruik van E-mail, netwerkopslagruimte en afdrukken verwijst ICT-Flex naar het document “Over computers en zaken die er mee te maken hebben…” Omdat dit document regelmatig veranderd kun je de nieuwste versie downloaden van de ICT-Flex website. (www.ict-flex.nl) Dan nog een belangrijke regel: je werkt voor jezelf en je moet de anderen ook de kans geven voor zichzelf te werken. Anders gezegd: je mag je collega-studenten niet van het werk houden en niet storen. Zoek de documenten ICT-gebruik en Over computers en zaken die ermee te maken hebben op en neem ze goed door.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
33
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Workshops We hebben dan wel geen “gewone lessen” bij ICT-Flex, dat betekent nog niet dat we nooit met een groep bij elkaar komen om naar een docent te luisteren. De vakdocenten organiseren “workshops”, waarin ze delen van de stof die je moet leren, behandelen. Workshops zijn (meestal) vrijwillig: je hoeft er niet naar toe, maar het mag wel. Je gaat alleen naar een workshop als je denkt er iets te kunnen leren. De vakdocent Nederlands organiseert bijvoorbeeld een workshop “Sollicitatiegesprekken”. Jij denkt: “Dat heb ik al zo vaak gedaan. Dat kan ik wel!” Dan ga je niet naar die workshop (mooi weer een uur tijd voor zelfstudie!). Maar als je denkt dat je zo‟n workshop goed kunt gebruiken, ga je natuurlijk wél. Intekenen Maar pas op, dat gaat wel volgens regels! De vakdocent laat weten (via de website of persoonlijk) wat er behandeld wordt, wanneer en waar de workshop plaats vind en hoe je je kunt aanmelden. Soms staat er ook bij hoeveel studenten er moeten inschrijven om de workshop door te laten gaan. Intekenen kun je bij de balie. Daar liggen intekenlijsten. Als je mee wilt doen schrijf je daar in op de workshop. En vol is vol, dan moet je er de volgende keer op tijd bij zijn! Verplichte workshops Zoals gezegd, de workshops zijn vrijwillig, maar ook hier is er een uitzondering. Jouw trajectbegeleider kan je verplichten een of meer workshops te volgen. Hij maakt daarover afspraken met je tijdens een gesprek.
Projecten De vierde bezigheid van de ICT-Flexstudenten is het werken aan een project. In jouw studie zitten kleine en grote projecten, die je individueel of met een projectgroep uitvoert. Dat kan binnen de school zijn, maar ook daarbuiten. Omdat de projecten zo verschillend zijn, kunnen we er hier weinig over zeggen. Bij elk project krijg je het hoe, wat en wanneer te horen van de begeleidende docent of docenten.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
34
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Sport Expertise Centrum Het Sport Expertisecentrum of kortweg SportEc is de plaats binnen het Deltion College waar je kunt sporten. Voor alle BOLstudenten (ook de ICT-Flex studenten die de Beroeps Opleidende Leerweg volgen) is sport een verplicht onderdeel van de opleiding. Op de website van SportEc (www.sportkeuzedeltion.nl) kun je zien op welke uren je bij het SportEc terecht kunt. Wat de mogelijkheden zijn en hoe je je aanmeldt of inschrijft. Start niet te laat met sporten, anders krijg je dat je aan het einde van je opleiding nog een aantal sportlessen moet volgen terwijl je verder klaar bent.
Leerbedrijf Leren in de praktijk is niet alleen leuker dan leren uit boeken, het is ook beter: in de praktijk leer je vaak sneller en je onthoudt gemakkelijker. Eén van de mogelijkheden om te leren in de praktijk is het leerbedrijf van het ICT-Lyceum. Het leerbedrijf is een onderdeel van de eigen ICT-afdeling van het Deltion College. Je kunt daar leren door te doen: in het leerbedrijf werk je aan de kennis en vaardigheden door in de praktijk de klussen uit te voeren die bij je beroep als ICT-er horen. Dat kan betekenen dat je ergens in de school een printertoner moet vervangen (en daarbij alles moet doen wat bij die klus hoort), maar het kan ook betekenen dat je meewerkt aan de inrichting van een ruimte of het versjouwen van computers. Het leerbedrijf werkt niet alleen binnen het Deltion College, maar ook bij andere organisaties in Zwolle: o.a. de Hogeschool Windesheim en de Isalaklinieken. Het kan dus ook zijn dat je “uitgezonden” wordt naar een van deze organisaties. Leren en werken in het leerbedrijf is niet verplicht. Eventueel kan je trajectbegeleider je aanmelden, b.v. omdat je te weinig uren hebt gemaakt tijdens de normale stage.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
35
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Achteromgekeken… In dit hoofdstuk staat heel wat informatie. Even checken of je alles hebt opgepikt:
de mogelijke activiteiten bij ICT-Flex… twee voorbeelden van een practicumruimte… wat er op je rooster staat… de regels voor het gebruik van de practicumruimten… hoe je je plaats in een praktijkles kunt kwijtraken… wie de afspraken over extra werk op papier zet… wat we bedoelen met “begeleide zelfstudie”… hoe je aan een werkplek komt… wanneer je een computerwerkplek mag reserveren en wanneer niet… welke regels voor het gebruik van ICT gelden… wat een workshop is… of een workshop ook verplicht kan zijn… hoe je te weten komt welke workshops er zijn en wanneer… en hoe je zorgt dat je aan een workshop mee mag doen… waarom er over projecten weinig in dit hoofdstuk staat… en hoe je erachter komt welke regels voor projecten gelden… wat SportEc is en wat jij daarmee te maken hebt… wat het leerbedrijf is en waar dat werkt.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
36
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
De dagelijkse gang van zaken
Hoe ziet een dag op school er nu uit? We proberen dat hier een beetje duidelijk te maken. Denk er wel aan, dat we hier alleen voorbeelden geven. Je moet altijd zelf kijken wat voor jou concreet geldt.
Rooster Moet je naar school vandaag? Dat zie je op je rooster. Dé plaats voor de roosters is de rooster-website van het Deltion College: Roosters.deltion.nl Kies de roosters van het ICT-Lyceum. Je kijkt daar bij je opleidingscode (op de website heet dat “klas”) en vindt er jouw rooster. De opleidingscodes voor beginnende studenten zijn: Medewerker beheer 3
ICT Beheer 4
Netwerkbeheer
3FX1
4FX1
NFX1
Roosterwijzigingen voor een dag vind je niet op de website. Die hoor je op school wel. In principe valt er bij ICT-Flex nooit iets uit: als een docent afwezig is, vangen we zijn taken op. En je kunt natuurlijk altijd zelfstandig verder… Voor mededelingen over roosterwijzigingen bij ICT-Flex ga je naar www.ict-flex.nl Lesuren… Het hele Deltion College werkt met “lessen” van 45 minuten: 1 8.30
2 9.15
3 10.15
4 11.00
5 11.45
6 12.30
9.15
10.00
11.00
11.45
12.30
13.15
7 13.15
8 14.15
9 15.00
10 15.45
11 16.30
14.00
15.00
15.45
16.30
17.15
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
37
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Pauze? Er zijn bij ICT-Flex drie verplichte pauzes:
‟s morgens van 10:00 tot 10:15 uur tussen de middag van 12:30 tot 13:15 uur ‟s middags van 13:45 tot 14:00 uur
Tijdens deze pauzes worden de studieruimten en de practicumruimten afgesloten. Je mag tijdens deze pauzes naar de kantine van de school of naar de buitenruimten van de school gaan, maar je mag de school niet verlaten, behalve voor de middagpauze mits je op tijd weer terug bent natuurlijk. Deze pauzes gelden voor iedereen en daarom hoef je ze niet op de logboekkaart te vermelden. Eigen korte pauzes Als je geconcentreerd studeert of aan de computer werkt, is het verstandig regelmatig korte pauzes te nemen. We raden je aan dat ook te doen. Je moet dat naar eigen inzicht doen, maar wel volgens de volgende regels:
Je werkt tenminste drie kwartier voordat je pauzeert… Je pauzeert niet meer dan vijf minuten… Je mag pauzeren in de studieruimte, maar je mag anderen beslist niet storen…
Roken? Dat mag wel, maar ga dan even snel naar buiten en kom tien minuten later weer terug. Als je te lang afwezig bent kan je dat een officiele waarschuwing opleveren!!!
Je vermeldt je eigen pauzes op je logboekkaart.
Niet naar school? Als je volgens je rooster op school hoort te zijn en je moet om welke reden dan ook verzuimen, dan moet je dat melden. Bij ICT-Flex geldt de regel dat je een e-mail moet sturen naar het adres:
[email protected] met een kopie aan je trajectbegeleider. In je e-mail moet de reden van je afwezigheid vermeld staan. Als je om welke reden dan ook niet kunt mailen, mag je de balie bellen op 06 25332611. Verzuimen is alleen toegestaan bij ziekte. In alle andere gevallen vraag je zo mogelijk vooraf toestemming aan je trajectbegeleider. Ook dat doe je met een e-mailtje. Vraag de toestemming op tijd! Alle studenten hebben een eigen Deltion-e-mailadres; mailen kan dus ook vanaf je werkplek op school. StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
38
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Aanwezig zijn en op tijd zijn, dat moet je in je beroep ook. We rekenen deze twee dingen daarom tot de beroepshouding. Als je niet komt opdagen, zonder geldige reden verzuimt of te laat komt betekent dat, dat je (nog) niet de juiste beroepshouding hebt…
Balie De balie vervult een centrale rol bij ICT-Flex. Bij de balie kun je allerlei dingen halen, zoals weeken opdrachtenkaarten. Een andere belangrijke taak van de balie is het registreren van aanwezigheid: je moet je altijd bij de balie aan- en afmelden. In het volgende kom je de balie dus nog een paar keer tegen. Balie geopend? De balie is aan het begin en het eind van de dag altijd bemand: één van de docenten of studenten heeft daar “dienst”. Als de balie een keer niet bezet is moet je…
Later terugkomen of… Een briefje neerleggen of… De docent zoeken (er hangt een rooster van de docent, zodat je kunt zien waar je hem kunt vinden) of… In heel dringende gevallen de docent bellen (het 06-nummer hangt bij de balie).
Op de balie liggen meldingsformulieren en er staat een bakje waarin je het formulier weekverantwoording en andere formulieren kwijt kunt. Je leest daar later meer over.
Het begin van de schooldag Als je op school komt ga je eerst naar de balie. Daar meld je je aan met je speciale pasje. Je kunt jezelf aanmelden door de IN-kant van het pasje te scannen met de barcodescanner die op de balie ligt. Je houdt de scanner boven de barcode van het pasje en drukt op de knop op de onderkant van de scanner.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
39
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Als je een “piep” hoort heeft de scanner de code gelezen. Voordat je wegloopt kijk je op het beeldscherm of het aan-melden gelukt is en of er een bericht voor je is! Lees altijd wat er op het scherm verschijnt! Gaat er iets mis? Waarschuw de baliemedewerker (als je die niet kunt vinden: 06 25332611). Te laat? Als je te laat komt moet je altijd een mailtje sturen naar je studieloopbaanbegeleider, behalve als je hem gemaild hebt dat je later zou komen. In de computer staan de tijden die voor jou gelden (ook als je speciale afspraken met je begeleider hebt gemaakt) en het registratieprogramma geeft aan of je te laat bent. Let op! Je kunt jezelf alleen aan- en afmelden met je eigen pasje: het registratieprogramma kent jouw nummer. Wees dus zuinig op de pasje en zorg ervoor dat je het altijd bij je hebt!
Op de werkplek In de meeste gevallen kun je aan het werk zodra je op school bent. In de practicumruimten geldt dat niet: je moet daar altijd wachten tot je van de vakdocent toestemming krijgt om te beginnen. Op de zelfstudiewerkplekken mag je direct aan de slag. Je krijgt nu te maken met drie formulieren:
de logboekkaart het formulier weekverantwoording de opdrachtenkaart
We bekijken eerst de opdrachtenkaart en daarna de logboekkaart en het formulier weekverantwoording. Opdrachtenkaarten Op de opdrachtenkaarten staan de opdrachten die je moet uitvoeren. Dat kunnen studieopdrachten, practicumopdrachten en praktijkopdrachten zijn. Opdrachtenkaarten zijn zo belangrijk dat we er in de volgende twee hoofdstukken uitgebreid op terugkomen. Je hebt natuurlijk al een idee van de opdrachtenkaarten, want je bent nu met een van de opdrachten van zo‟n kaart bezig!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
40
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Het formulier weekverantwoording Net als in veel bedrijven moet je bij ICT-Flex je werk en je tijdsbesteding verantwoorden. Daarvoor dient het weekverantwoordingsformulier. Bij ICTFlex verantwoord je niet de tijd, zoals in het bedrijfsleven, maar de resultaten. Op het formulier weekverantwoording staat je naam al. Aan het begin van de week vul je in wat het weeknummer is. Weeknummer *)
Student
42
Hier staan je naam en nummer al
De weeknummers kun je vinden in je agenda en op de meeste kalenders. Onderaan op het formulier vul je meteen in met hoeveel handtekeningen je de week begint: Beginstand
Deze week erbij
Totaal nu
0 In dit vooorbeeld beginnen we met nul handtekeningen (niet zo vreemd aan het begin van je opleiding, nietwaar?). Elke dag houdt je bij hoeveel handtekeningen je die dag hebt verzameld, bijvoorbeeld: 2
Hoeveel opdrachten heb je op dinsdag laten aftekenen?
Aan het eind van de week tel je op hoeveel handtekeningen je die week totaal gehaald hebt, b.v.: Hoeveel opdrachten heb je op maandag laten aftekenen?
0
Hoeveel opdrachten heb je op dinsdag laten aftekenen?
2
Hoeveel opdrachten heb je op woensdag laten aftekenen?
1
Hoeveel opdrachten heb je op donderdag laten aftekenen?
0
Hoeveel opdrachten heb je op vrijdag laten aftekenen?
6
Hoeveel opdrachten mogen er deze week worden bijgeteld
9
Het getal op de laatste regel is de som van de vijf regels daarboven. Aan het eind van de (les)week vul je het formulier verder in: Beginstand
Deze week erbij 0
9
Totaal nu 9
Het “Totaal nu” is natuurlijk de beginstand van de volgende week! Alles ingevuld? Dan lever je het formulier in bij de balie. Daar wordt het formulier verwerkt in het registratiesysteem.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
41
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Logboekkaart De logboekkaart gebruik je de hele dag door om zelf te leren zien hoe je je tijd op school gebruikt. De logboekkaart helpt je de studie te plannen. Daarom is het heel belangrijk deze kaart zorgvuldig in te vullen. Op de logboekkaart schrijf je hoe je je tijd op school hebt gebruikt. De logboekkaart ziet er zo uit: Datum
Start
Wat doe je?
Tijd
Met de logboekkaart laat je aan je trajectbegeleider zien wat je gedaan hebt. Je moet alles wat je doet zorgvuldig bijhouden. In je beroep heet dat “tijdschrijven” of “urenverantwoording”. Het werkt zo:
In de kolom Datum schrijf je aan het begin van de dag de datum van die dag. Als je aan iets begint, schrijf je in de kolom Starttijd hoe laat je begonnen bent. In de kolom Activiteit schrijf je op aan welke opdracht je werkt en kort wat je doet, bijvoorbeeld “lezen” of “studeren” of “uitwerken”. Weet je niet wat je moet invullen? Vraag het een van de docenten! In de kolom Tijd zet je voorlopig niets.
Voorbeeld Als je om half tien begint aan opdracht 6 op opdrachtenkaart “AH2”, het inbouwen van een CD-speler, schrijf je dus op: Datum
Start
Wat doe je?
18-9
9.30
AH2 opdracht 6
Tijd
Om kwart voor elf ben je daarmee klaar en ga je vijf minuten pauze houden. Je kunt dan invullen dat je met je klus 75 minuten bezig bent geweest en dat je aan een pauze begint: Datum
Start
Wat doe je?
18-9
9.30
AH2 opdracht 6
10.45
Pauzetje
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
Tijd 75
42
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Aan het eind van je korte pauze kun je de kolom Tijd weer invullen. Regels Voorlopig vul je elke dag een logboekkaart in:
Je houdt het logboek goed bij en je vult het eerlijk in. Je zorgt ervoor dat de begeleidende docent het formulier altijd kan zien; hij moet controleren of je het logboek zorgvuldig bijhoudt. Je neemt het formulier niet mee als je de ruimten van ICT-Flex verlaat. Laat het formulier bij de computer liggen waarop je aan het werk was. De docent die langsloopt moet op het formulier kunnen zien dat je pauzeert of naar een practicum of andere activiteit bent. Je levert een logboekkaart in bij je begeleider, maar pas als hij helemaal vol is.
Waar is dat allemaal goed voor? Goed verantwoorden van je tijd (dus: goed bijhouden van je logboek) hoort bij je beroepshouding. In de beroepspraktijk wordt dat gedaan om correcte rekeningen te kunnen sturen naar klanten én om het werk goed te kunnen verdelen. Op school is het vooral belangrijk dat je zelf leert inschatten hoeveel tijd iets kost. Om je daarbij te kunnen helpen heeft je trajectbegeleider de gegevens van je logboekkaarten nodig. En, we geven het toe, net als in de beroepspraktijk is het een controlemiddel: zoals je in je beroep “de baas zijn tijd” goed moet gebruiken, zo moet je op school je eigen tijd nuttig besteden! Hoe lang ga je daarmee door? Jouw trajectbegeleider bepaalt hoe lang je de logboekkaarten moet invullen en ook welke logboekkaarten je moet gebruiken (we hebben logboekkaarten voor een dag en voor een hele week). Je gaat net zolang door met je logboekkaarten tot jouw trajectbegeleider zegt dat het niet meer hoeft. En hij kan je, om wat voor reden dan ook, weer opnieuw laten beginnen met het invullen van de logboekkaarten!
Practicum Voor de “vakken” Hardware, Software en Datacommunicatie moet je drie dingen doen:
Theorie leren… Een toets (voldoende) maken… Practicumopdrachten uitvoeren.
De regel daarbij is erg eenvoudig: eerst de theorie, dan het practicum. Alleen de practicumopdrachten voer je in het practicumruimte uit. De theorie leren doe je in de “gewone” zelfstudie-uren, de toets maak je in de
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
43
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
toetsruimte en pas als je voor de toets geslaagd bent, mag je naar de practicumruimte om de practicumopdrachten uit te voeren. Inschrijven Voor alle practica moet je inschrijven. Op het rooster kun je vinden wanneer een practicumruimte open is. De ruimte is dan open voor alle groepen. Op de balie ligt een boek, waarin intekenlijsten zitten. Let goed op de datum en tijd op de formulieren en vul alle gevraagde gegevens goed in. Het ICT-team is heel streng wat inschrijven betreft: niet ingeschreven is géén toegang tot het practicum. En voor alle practica geldt: kom op de afgesproken tijd, anders kom je er niet meer in!
Toetsen in het toetsruimte ICT-Flex maakt o.a. gebruik van een toetssysteem met de mooie naam DOTS. In de opdrachtenboeken staat aangegeven of je een toets via dit systeem moet doen. Alle hardwaretoetsen doe je bijvoorbeeld via DOTS. Alle DOTS-toetsen doe je in het toetsruimte. Op het rooster vind je de openingstijden. Op deze tijden is het ruimte open voor alle studenten, mits ze zich hebben ingeschreven. Als je een toets wilt doen moet je je inschrijven bij de balie. Je geeft op welke toets je wilt maken. Vul de intekenlijst zorgvuldig in! Op de afgesproken datum en tijd ga je naar het toetsruimte, waar de toets al voor je klaar staat. Je mag alleen de week- of opdrachtenkaart die je wilt laten aftekenen (als je slaagt voor de toets) meenemen. Als je een afspraak voor een toets maakt, moet je ook zorgen dat je er (op tijd) bent. Als je niet verschijnt of te laat komt moet je een nieuwe afspraak maken via de intekenlijst op de balie.
Workshop Over workshops heb je hiervoor al het een en ander kunnen lezen. Het kan zijn dat je pas aan een workshop mag meedoen als je een of meer opdrachten hebt afgerond. Soms moet je een voorbereidingstaak doen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
44
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Einde van de dag Aan het einde van de schooldag moet je “de administratie bijwerken” voordat je weggaat. Dat houdt het volgende in:
Je maakt je logboekkaart compleet… Je vult het formulier weekverantwoording verder in.
Weekverantwooding Een paar bladzijden geleden heb je al gelezen hoe je het weekverantwoordingsfomulier moet bijhouden: Hoeveel afgetekende opdrachten had je aan het eind van de vorige week?
0
Hoeveel opdrachten heb je op maandag laten aftekenen?
0
Hoeveel opdrachten heb je op dinsdag laten aftekenen?
2
Dat moet nu dus even gedaan worden! En als de lesweek om is vul je het formulier verder in… Hoeveel opdrachten moeten er deze week worden bijgeteld Beginstand
Deze week erbij 0
9
9
Totaal nu 9
en levert het in bij de balie. Inleveren en afmelden Aan het einde van de schooldag ga je terug naar de balie. Daar moet je twee dingen doen:
Je legt het weekverantwoordingsformulier in het postvak… Je meldt je af Je meldt je af met je speciale pasje. Je kunt jezelf afmelden door het nummer op de UITkant van je pasje te scannen met de barcodescanner die op de balie ligt. Je houdt de scanner boven de barcode van het pasje en drukt op de knop op de onderkant van de scanner.
Als je een “piep” hoort heeft de scanner de code gelezen. Voordat je wegloopt kijk je op het beeldscherm of het afmelden gelukt is en of er berichten voor je zijn. Gaat er iets mis? Waarschuw de baliemedewerker (als je die niet kunt vinden: 06 25332611).
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
45
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Te vroeg? Het is de bedoeling dat je tot het einde van de lestijd op school blijft. Vroeger weggaan mag dus niet. Als je een goede reden hebt om toch een keer weg te gaan voordat de lestijd voorbij is, moet je een briefje invullen (ze liggen op de balie klaar) en dat door je trajectbegeleider (of als die niet bereikbaar is door een andere leraar) laten tekenen. In de computer staan de tijden die voor jou gelden (ook als je speciale afspraken met je begeleider hebt gemaakt) en het registratieprogramma geeft aan of je te vroeg weggaat. Niet doen zonder uitdrukkelijke toestemming dus! Daarna meld je je met je UITpasje af. De baliemedewerker verwerkt jouw briefje, maar alleen als er een handtekening van een docent op staat! Glijdende werktijden Het registratieprogramma werkt overigens met “glijdende werktijden”: zoveel tijd als je vroeger begonnen bent, zoveel tijd kun je ook eerder weg, met een maximum van 20 minuten. Achteromgekeken… In dit hoofdstuk staat heel wat informatie. Even checken of je alles hebt opgepikt:
waar je het rooster vindt, dat voor jou geldt… welke “lesuren” ICT-Flex heeft… hoe de regels voor de pauze zijn… hoe je je ziek moet melden… hoe dat zit met afwezigheid en verzuim… hoe en wanneer je het formulier weekverantwoording invult… hoe je met de logboekkaart omgaat… waar en wanneer je het formulier weekverantwoording inlevert… hoe je kunt aan- en afmelden… en waar dat allemaal goed voor is.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
46
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Opdrachtenkaarten
Herinner je je nog dat we over vakken geschreven hebben? Elk vak bestaat uit een of meer opdrachtenkaarten. Op elke opdrachtenkaart staat een reeks opdrachten. Bij deze opdrachtenkaart hoort een opdrachtenboek. Op de opdrachtenkaart kunnen de docenten aftekenen welke opdrachten je (voldoende) hebt uitgevoerd, in het opdrachtenboek staat wat elke opdracht precies inhoudt. De regel is: lees eerst het opdrachtenboek, voordat je ergens aan begint!
Opdrachtenkaart In de kop van de opdrachtenkaart staat het vak waarbij de kaart hoort:, bijvoorbeeld: Opdrachtenkaart NED4 | Nederlands Niveau 4 Deze kaart hoort bij het vak NED4, dat is de het vak Nederlands voor Niveau 4. De rest van de opdrachtenkaart ziet er ongeveer zo uit: Nr
Onderwerp
1
Verslaglegging
2
Sollicitatiedossier (P)
3
Klantencontacten
Datum
Paraaf
Op de opdrachtenkaart staan alle opdrachten van een module. Dit is een stukje van de opdrachtenkaart bij de module “Start”. Sommige kolommen zijn al ingevuld:
Nr: het nummer van de opdracht; Onderwerp: naam van de opdracht
De andere kolommen zijn leeg en worden door de (vak)docent ingevuld:
Datum: de datum waarop de (vak)docent de opdracht heeft afgetekend; Paraaf: de paraaf van de (vak)docent, die jouw werk heeft beoordeeld.
Regels Eigenlijk zijn er géén algemene regels voor het werken aan opdrachtenkaarten. Bij sommige vakken of opdrachtenkaarten gelden wel volgorderegels, maar in het algemeen is je regel: jij bepaalt wat je wanneer wilt doen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
47
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Kijk bijvoorbeeld naar een module als NED4 (Nederlands voor niveau 4). Er zijn zeven opdrachten en als jij het prettig vindt die opdrachten achter elkaar te doen en verder even niets anders, dan is dat jouw keuze. Of het een verstandige keuze is laten we in het midden. Jij mag het zelf weten, dus ga je gang! Uitzonderingen Zoals al voorspeld, er zijn uitzonderingen. De softwarepractica om maar een voorbeeld te noemen moet je in de volgorde van de opdrachtenkaart doen. Die regel geldt voor hardware weer niet, maar daar is de regel: eerst slagen voor de toets, dan pas het practicum doen. Zo hebben sommige vakken hun eigen regeltjes, die de vakdocent je in het begin van de studie wel duidelijk zal maken. En kom je ergens niet uit? Altijd vragen!
Speciale kaarten Elk “vak” heeft zijn eigen opdrachtenkaart(en), maar er zijn ook nog een paar bijzondere kaarten, bijvoorbeeld de BPV-kaart: hierop kun je de opdrachten voor school die je tijdens je stage moet uitvoeren laten aftekenen. Voor de niveau-4-opleidingen gelden sommige “vakken” van niveau 3 als “voorkennis”. Voor studenten die deze kennis niet of onvoldoende hebben zijn er speciale voorkenniskaarten:
Een hardware- en een softwarekaart voor de ICT-beheerder… Kaarten voor Datacommunicatie (1) en (2) voor de Netwerkbeheerder.
Achteromgekeken… Even checken of je alles hebt opgepikt:
Wat een opdrachtenkaart is… Waarvoor een opdrachtenboek dient… Wat de kolommen opdrachtnummer en verplicht? betekenen… Wat jij invult en wat de docent… Welke regels in het algemeen gelden… En dat er uitzonderingen zijn… Welke speciale kaarten er zijn… En waar die voor dienen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
48
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Beoordelen
In dit boekje is het woord “beoordelen” al een paar keer gevallen. Omdat het natuurlijk heel belangrijk is om te weten hoe jouw werk beoordeeld wordt, besteden we er een apart hoofdstuk aan.
Twee zaken te beoordelen Als we het hebben over het beoordelen van jouw werk moeten we naar twee zaken kijken:
Het beoordelen van opdrachten die je hebt uitgevoerd… Het beoordelen van jouw comptenties als ICT-er.
Dat zijn nogal verschillende zaken! Laten we maar beginnen met het beoordelen van de opdrachten, want dat lijkt het eenvoudigste!
Ten minste voldoende… Elk vak bij ICT-Flex omvat een aantal opdrachten. Alle opdrachten zijn verplicht en alle opdrachten moeten voldoende worden uitgevoerd. In het opdrachtenboek van elke opdrachtenkaart staat een beschrijving van de opdracht. Daar staat precies wat er van je verwacht wordt en hoe de (vak)docent je werk gaat beoordelen. Alles telt, mits… Daarbij gelden twee belangrijke regels: 1. Alles wat je doet telt mee, maar… 2. alleen als je het voldoende doet! Het ICT-team zorgt ervoor dat alles wat je doet meetelt voor het halen van je diploma. Je doet dus niets voor niks: als je een opdracht maakt haal je daarmee een stukje van je diploma. Misschien maar een héél klein stukje, maar toch… Maar er is wel een voorwaarde aan verbonden: alleen wat je goed genoeg doet of maakt telt mee. Je werk moet wel voldoende beoordeeld worden, anders moet je het over doen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
49
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Voorbeeld Op de startkaart vind je een schrijfopdracht. In de opdracht staat dat je met Word een stuk over jezelf moet schrijven. Wat je moet schrijven staat in de opdracht en er staat ook iets over de beoordeling: Waaraan moet je denken? Bij het schrijven moet je letten op: Goede zinnen; Spelling; Goede indeling van je verhaal met een inleiding, een kern en een slot; Nette lay-out.
Dat zijn dus de dingen waarop de vakdocent gaat letten. Als je teveel fouten maakt, is je werk onvoldoende en krijg je er niets voor. De docent geeft je aanwijzingen om je werk te verbeteren en dat gaat zo door tot je “werkstuk” voldoende is. De docent geeft je dan een beoordeling “Goed” (G) of “Voldoende” (V). Die laatste beoordeling krijg je als de docent niet helemaal tevreden is over de manier waarop je de opdracht hebt uitgevoerd. Voorbeeld? Als je een brief moet schrijven en je moet hem wel vier keer overdoen voordat hij goed is… Wanneer ben je met een vak helemaal klaar? Je bent met een vak helemaal klaar als alle opdrachten (ook de eventuele extra opdrachten) van alle opdrachtenkaarten van dat vak zijn afgetekend, dus als je alle opdrachten voldoende hebt gemaakt.
Let op! Voor sommige vakken geldt een andere beoordelingsregeling; de vakdocent legt je dat uit!
Extra opdrachten De vakdocent kan je ook een of meer extra opdrachten laten maken als je…
een opdracht niet voldoende uitgevoerd kunt krijgen; gefraudeerd hebt (b.v. het werk van een ander hebt gekopiëerd).
Alleen de vakdocent bepaalt hoeveel extra opdrachten je moet uitvoeren en aan welke eisen je werk moet voldoen!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
50
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Andere opdrachtenkaarten Er zijn ook opdrachtenkaarten met maar één opdracht. Meestal is dat dan een project, dat je alleen of in samenwerking met anderen moet uitvoeren. Er zijn ook BPV-opdrachtenkaarten, die wéér anders zijn. Je begrijpt wel dat voor de beoordeling van al die verschillende opdrachten weer andere regels nodig zijn. Het moet altijd duidelijk zijn hoe je beoordeeld wordt, voordat je aan een opdracht begint. Die regels hoeven we hier niet allemaal te bespreken: je komt ze vanzelf tegen als je bij die modulen aangekomen bent. Het enige wat je nu moet onthouden is de regel: als het je niet duidelijk is, moet je de docent om uitleg vragen!
Portfoliopanel Eerder heb je al kunnen lezen hoe je portfolio wordt opgebouwd. Aan het eind van je opleiding wordt het complete portfolio beoordeeld. Dat gebeurt door een “portfoliopanel”. Het portfoliopanel is een commissie van 3 docenten. Deze commissie beoordeelt jouw portfolio. Ze geven voor elke vak een cijfer op basis van de bewijsstukken die in jouw portfolio zitten. Deze cijfers komen op je cijferlijst te staan.
Problemen Het is voor jou natuurlijk heel belangrijk dat de beoordeling eerlijk verloopt. Alle ICT-Flexdocenten doen hun uiterste best om je vooraf te laten weten hoe er beoordeeld wordt en wat je moet presteren. Ze proberen ook je werk eerlijk te beoordelen. Toch kan het gebeuren dat je het met een beoordeling niet eens bent. Als je er met je vakdocent niet uitkomt, kun je bij je trajectbegeleider terecht. Kom je er met hem ook niet uit, dan heeft de opleidingsmanager (die lid is van de examencommissie) het laatste woord.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
51
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Competenties beoordelen Je kunt dan wel opdrachten voldoende uitvoeren, maar dat betekent nog niet dat je een competente ICT-er op niveau 4 bent. Dat kunnen we alleen beoordelen door te kijken of je een werkproces beheerst.
Werkprocessen Een werkproces is een "klus" die bij je beroep als ICT-er hoort. Je hebt daarvan eerder voorbeelden gezien, zoals "Voorkomen van (ver)storingen". Dit werkproces hoort bij de taken van de ICT- en netwerkbeheerder (niveau 4). Competenties Om dit werkproces te beheersen heb je competenties nodig:
Formuleren en rapporteren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten Analyseren Creëren en innoveren Kwaliteit leveren Instructies en procedures opvolgen
Kennis Je moet ook kennis bezitten van…
hardware software bekabeling hulpmiddelen en gereedschappen normen, arbo-, veiligheids- en milieuvoorschriften
Vaardigheden En je…
werkt ordelijk werkt zorgvuldig werkt gestructureerd werkt volgens voorgeschreven procedures werkt zelfstandig
Als dat allemaal samenkomt kun je zeggen: ik beheers dat proces!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
52
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Beoordelen Hoe kunnen we nu beoordelen of je werkproces werkelijk beheerst? Dat kan op vier manieren:
Door je het werkproces in de praktijk te laten uitvoeren (in de BPV dus); Door je een project te laten uitvoeren (op school); Door je een proeve van bekwaamheid te laten afleggen (op school); Door je portfolio-opdrachten te laten uitvoeren (op school) en zo bewijsstukken te verzamelen.
In alle gevallen gaat het erom dat jij het bewijs levert dat je een werkproces beheerst: je laat zien dat je het kunt. In de BPV In de BPV voer je de werkprocessen echt uit, dus daar kunnen we zien of je het proces voldoende beheerst. Je praktijkopleider vertelt je wat hij van je verwacht en beoordeelt of je aan de eisen voldoet. Je krijgt vantevoren te horen wat de eisen zijn, zodat je weet wat er van je verwacht wordt. Hoe dat precies in zijn werk gaat hoor je als je op stage gaat. Project op school Een project is een omvangrijke klus die je uitvoert voor een opdrachtgever. Dat kan een docent zijn, maar ook iemand "van buiten". Een project omvat meestal meer werkprocessen. Als je het hele project goed uitvoert, beheers je dus de werkprocessen die nodig zijn om de klus te klaren. Projecten liggen niet klaar in de kast, maar er worden steeds nieuwe projecten bedacht. De organisatie van projecten zal dan ook steeds verschillend zijn. Ook hier geldt de regel: je krijg vooraf te horen aan welke eisen je moet voldoen. De opdrachtgever en een of meer docenten beoordelen of je aan de verwachtingen hebt voldaan. Hoe dat precies in zijn werk gaat hoor je als je aan een project gaat beginnen. Portfolio Soms kun je het bewijs dat je een proces beheerst leveren door alle portfolio-opdrachten die bij het proces horen voldoende uit te voeren. Dat doe je dus op school. Bij zo'n werkproces hoort een lijst opdrachten uit de verschillende vakken. Als al die opdrachten afgetekend zijn (je hebt ze dus voldoende uitgevoerd), weten we dat je het proces beheerst. Voor deze werkprocessen geldt: het is een kwestie van handtekeningen op opdrachtenkaarten tellen, dus dat kun je zelf, samen met je studieloopbaanbegeleider!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
53
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Werkprocessenkaart Je krijgt een "werkprocessenkaart" van je opleiding. Op deze kaart staat bij elk werkproces precies op welke van de vier manieren (BPV, project, PvB, portfolio) je het bewijs kunt leveren dat de je een competente ICT-er bent. Kijk om… en bepaal voor jezelf of je nu weet…
hoe een opdracht beoordeeld wordt… hoe je erachter komt wat je moet doen om een vak af te werken… wat de regel “Onvoldoende gemaakte opdrachten tellen niet” inhoudt… wanneer je extra opdrachten krijgt en van wie… wat de belangrijkste regel is… wat het portfoliopanel doet… waar je moet zijn als je problemen met de beoordeling hebt… wat er bij een werkproces komt kijken… op welke drie manier je kunt laten zien dat je een werkproces beheerst… wie dat beoordeelt.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
54
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Belangrijke documenten
In de bijlagen vind je een paar belangrijke documenten, die je moet lezen. De toets die je na het lezen van dit boekje moet maken, bevat óók vragen over deze documenten.
Verplichte documenten Dit zijn de documenten waarom het gaat:
Beroepshouding: hoe wordt je beroepshouding beoordeeld? Regels voor werkstukken: hoe moeten werkstukken eruit zien? ICT-gebruik: welke regels gelden voor het gebruik van computers op school? ECDL ICT-Flex Huisregels Kerntaken en werkprocessen
Andere documenten Andere documenten vind je op de ICT-Flex website (www.ICT-Flex.nl) en op de content site (content.ICT-Flex.nl) Het is verstandig hier regelmatig naar te kijken omdat sommige documenten snel veranderen. Voor het gebruik van de ICT diensten als Mail en afdrukken op de Campus is het verstandig om het boekje “Over computers en zaken die ermee te maken hebben…” door te nemen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
55
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Bijlagen Belangrijke documenten
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
56
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
57
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Bijlage A: Beroepshouding
Een goede beroepshouding is net zo belangrijk als kennis en vaardigheden. Je kunt geen diploma halen en zelfs geen vak afronden, zolang je beroepshouding onvoldoende is.
Beroepshouding Tot de beroepshouding rekenen we o.a.: 1. Je aan de regels houden: op tijd komen, de procedures en voorschriften volgen, op de veiligheid letten, doen wat je opgedragen wordt, geen dingen doen die verboden zijn, bij je hebben wat je bij je hoort te hebben, je netjes afmelden als je verhinderd bent… 2. Je aan afspraken houden: op tijd zijn voor gesprekken, doen wat er afgesproken is, je werk op tijd inleveren, op tijd waarschuwen als er iets mis dreigt te gaan, je aan de planning houden… 3. Goed samenwerken: overleggen, open staan voor anderen, taken op je nemen en ze dan ook uitvoeren, je team niet in de steek laten, niet de kantjes eraf lopen, anderen helpen als ze problemen hebben… 4.
Open staan voor kritiek: jezelf willen verbeteren, luisteren naar wat anderen over jou en je werk te vertellen hebben, naar je eigen manier van werken kijken…
5. Voldoende zelfstandig kunnen werken, maar ook weten wanneer je hulp moet vragen: je eigen weg zoeken, zelf kijken waar je iets vinden kunt, zelf proberen, maar niet te lang blijven doormodderen… 6. Initiatief tonen: zelf kijken wat er gedaan moet worden, niet alleen afwachten, zelf op zoek gaan naar informatie, verbetervoorstellen doen, vragen of je nog iets doen kunt…
Leren Natuurlijk hoef je niet alles direct perfect te doen. Je zit hier tenslotte om te leren. Je trajectbegeleider maakt daarover afspraken met je. Die afspraken worden vastgelegd en in je portfolio bewaard. Bij deze afspraken wordt vastgelegd:
Wat je precies zult doen en/of laten Hoe lang je dat zult doen Voor welke studiepunten de afspraken gelden.
Voorbeeld: “We hebben afgesproken dat jij één maand achter elkaar elke lesdag op tijd aanwezig zult zijn”.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
58
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Beroepshouding: opdrachten en beoordelen Met je gedrag op school moet je laten zien dat je een goede beroepshouding hebt. Een goede beroepshouding is een competentie die je moet hebben om je diploma of zelfs maar een vak te kunnen krijgen. Je trajectbegeleider beoordeelt jouw beroepshouding en maakt afspraken met je om je beroepshouding te verbeteren. Hij kan je daarvoor extra opdrachten geven. Daarvoor is de opdrachtenkaart “Extra” Om misverstanden te voorkomen: alle docenten kunnen je opdrachten “beroepshouding” geven, maar alleen de trajectbegeleider mag uiteindelijk de beoordeling geven.
Waarschuwing! Even een waarschuwing: denk er niet te licht over! Beroepshouding is een serieus onderdeel van je competenties en als je op school geen goede beroepshouding kunt laten zien, heb je een ernstig probleem. Denk niet dat je dat met een paar opdrachtjes wel even kunt compenseren. “Hij geeft je extra opdrachten, waarmee je het gebrek aan beroepshouding kunt compenseren” kan maar zo betekenen dat je twee maanden dienst moet doen op een servicedesk om te laten zien dat je wel op tijd kunt komen en er niet de kantjes vanaf loopt!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
59
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Bijlage B: Regels voor werkstukken
Veel opdrachten eindigen met een werkstuk dat je moet inleveren. Deze werkstukken moeten aan een paar algemene eisen voldoen.
Inhoud Natuurlijk moet de inhoud goed zijn, maar daar gaat het hier niet over. Wat er van de inhoud verlangd wordt, staat altijd duidelijk in de opdracht. Bij de inhoud horen in elk geval twee dingen, die voor alle werkstukken gelden:
Je moet altijd je bronnen vermelden: hoe ben je aan de informatie gekomen? Vermeld je bronnen zo dat de lezer de informatie ook kan vinden. Bronnen zijn boeken (vermeld titel, auteur en pagina), tijdschriften (vermeld titel, auteur, naam en datum van het tijdschrift en pagina) en b.v. websites (vermeld de precieze URL). Als je een werkstuk samen met een ander (of met anderen) hebt gemaakt, moet je verantwoorden wie wat gedaan heeft. Welke bijdrage heb jij precies geleverd?
Indeling Hoe de indeling van je werkstuk moet zijn hangt van het soort en de grootte van het werkstuk af. Als voor de indeling speciale regels gelden, staat dat bij de opdracht. Voor alle werkstukken geldt:
Het werkstuk moet een titel hebben Als je het werkstuk indeelt in hoofdstukken moet elk hoofdstuk een titel hebben. Je moet de tekst indelen in alinea‟s. Geef alinea‟s die over hetzelfde onderwerp gaan een kopje (zoals hier b.v. Indeling een kopje is). Een werkstuk met hoofdstukken moet een inhoudsopgave hebben. De bronvermelding en de verantwoording (zie hierboven) staan altijd achterin het werkstuk.
Taal Alle werkstukken moeten aan minimale taalregels voldoen:
Geen spelfouten (gebruik de spellingcontrole van Word) Geen grammaticale fouten (gebruik de grammaticacontrole van Word) Goede zinnen (maak ze niet te lang) Goede interpunctie (hoofdletters, punten, komma‟s)
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
60
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Werkstukken worden niet altijd op taal beoordeeld, maar een werkstuk met (teveel) taalfouten wordt geweigerd. De docent zal je opdragen eerst de fouten eruit te halen, voordat hij het werkstuk inhoudelijk beoordeelt.
Vormgeving Je bent redelijk vrij in het vormgeven van je werkstukken. Ook hier gelden minimale regels:
Goede pagina-indeling met in de kop, de voet, links en rechts voldoende witruimte. Maak de tekstregels vooral niet te breed, dat leest heel onplezierig. De instellingen voor deze pagina zijn: boven 4 cm, links en rechts 4 cm, voet 3,5 cm. Geef een werkstuk altijd een koptekst. In de koptekst zet je je naam, studentnummer en praktijkgroep, b.v. zo: Henk de Vries (86051619)
MB3X1
Gebruik een goed leesbare, kleine letter (niet groter dan 11 pt). Geef je werkstuk altijd een voettekst. In deze voettekst komt in elk geval het paginanummer. Het is verstandig in de voettekst ook de bestandsnaam te zetten. Je kunt dan de opgeslagen tekst gemakkelijk terugvinden. Voorbeeld: zie de voettekst op deze pagina met bestandsnaam, de datum en het paginanummer. Gebruik goed leesbare letters: een “normaal” lettertype (géén Comic, géén vet type) en een “normale” letterhoogte. Titels mogen vet, gewone tekst niet. Cursief (Italic) is goed om accenten te leggen. Vet mag je daarvoor ook gebruiken, maar gebruik nooit onderstrepen. Vuistregels: Soort tekst
Lettertype
Grootte
Titel
Alle niet te rare lettertypen
18-24 pt
Hoofdstuktitels Alle niet te rare lettertypen
14-18 pt
Kopjes
Arial, Times New Roman
12-14 pt
Gewone tekst
Arial, Times New Roman
10-11 pt
Overzichten zet je bij voorkeur in een tabel (zie het voorbeeld met vuistregels). Een hoofdstuk begint altijd op een nieuwe pagina. Opsommingen maak je met een opsommingsteken of een nummering. Een groter werkstuk (zes pagina‟s of meer) krijgt een voorblad met een titel. Werkstukken worden meestal niet op vormgeving beoordeeld, maar een werkstuk met (teveel) vormfouten wordt geweigerd. De docent zal je opdragen eerst de fouten eruit te halen, voordat hij het werkstuk inhoudelijk beoordeelt.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
61
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Bijlage C: ICT-gebruik
De actuele versie van dit document vind je op de ICT-Flexwebsite en je kunt het ook bij de docenten en de balie krijgen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
62
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Bijlage D: ECDL
Het “European Computer Driver‟s License” is een onderdeel van de opleiding tot Medewerker Beheer ICT (niveau 3) en ICT-beheerder (niveau 4). Dit ECDL is een internationaal erkend diploma voor computergebruikers, waarvoor je een officieel examen moet doen. Onderdelen Het ECDL-examen bestaat uit zeven onderdelen:
Algemene Basisbegrippen Windows XP Word Excel PowerPoint Access Internet en e-mail
Voor elk deel moet je een officiële toets doen. Examen Het examen wordt afgenomen bij het erkende toetscentrum van het Deltion College. Je kunt ieder onderdeel apart afsluiten met een toets. De behaalde resultaten worden bewaard. Het officiële diploma krijg je automatisch als je álle onderdelen goed hebt afgerond. De eisen zijn hoog: je moet ten minste 75% van alle toetsvragen goed hebben beantwoord om te slagen voor een onderdeel. Kosten De eerste toets hoef je bij het Deltion College niet te betalen. Dat geldt voor alle zeven onderdelen. Je mag zelfs gratis één toets herkansen. Daarna zijn de kosten van hertoetsen voor jou: 13,50 euro per toets (prijswijzigingen voorbehouden).
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
63
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Aanvragen Dat examen moet worden aangevraagd en vervolgens worden afgelegd op de computer. Voor aanvragen moet je zijn bij de heer H. Siebenga (
[email protected]). Aanvragen van het examen doe je in overleg met de vakdocenten Applicatievaardigheid. Je docent zal je pas toestemming geven een officiële toets af te leggen als je eerst goed (80%) gescoord hebt op een diagnostische toets over hetzelfde onderdeel. Als je een examen aangevraagd hebt mail je dat naar je studieloopbaanbegeleider. Je mail hem uiteraard ook de uitslag van de toets. Let op: de heer Siebenga is maar beperkt aanwezig voor het maken van afspraken over toetsen. Bovendien zijn er veel deelnemers, die van de beperkte toetscapaciteit gebruik maken. Zorg daarom dat je de toets tijdig aanvraagt.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
64
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Bijlage E: De huisregels
De regels van het Deltion College gelden ook bij ICT-Flex. Daarnaast hanteert ICT-Flex de volgende regels (die soms afwijken van wat je in de “Algemene informatiegids” leest):
Alle informatie wordt gepubliceerd op de eigen ICT-Flex website. Kijk daar dus regelmatig! (www.ict-flex.nl) De aanwezigheidsregistratie werkt met een aan- en afmeldsysteem aan de balie. Iedere student meldt zich bij het binnenkomen aan de balie met zijn of haar ICT-Flexpas. Bij het weggaan meld je je opnieuw aan de balie. Het presentieprogramma registreert de aankomst- en vertrektijd. Je trajectbegeleider krijgt een overzicht van jouw aan- en afwezigheid, te laat komen en te vroeg weggaan. Verlof aanvragen moet je altijd per e-mail doen. Je e-mailverzoek richt je aan je studieloopbaanbegeleider met een kopie aan
[email protected]. Melden van afwezigheid doe je met een e-mail naar
[email protected] met een kopie aan je trajectbegeleider. Dus niet melden bij de receptie of per telefoon, maar altijd per e-mail. Als je geen gebruik kunt maken van e-mail, mag je de mobiele telefoon van ICT-Flex bellen: 06-25332611. Het gebruik van mobiele telefoons is in de ruimten van ICT-Flex niet verboden, maar je mag beslist niemand storen. Tijdens workshops en andere groepsbijeenkomsten gaat je telefoon natuurlijk uit!. Studenten zijn verplicht hun persoonlijke trajectbegeleider op de hoogte te houden van alles wat met hun studie te maken heeft. Voor communicatie wordt zoveel mogelijk e-mail gebruikt. Als je geen gebruik kunt maken van e-mail, mag je de mobiele telefoon van ICTFlex bellen: 06-25332611. Inleveren van weekverantwoordingsformulieren en logboekformulieren doe je in het postbakje op de balie. Werkstukken inleveren doe je per e-mail, behalve als in de opdracht iets anders staat. Studenten zijn verantwoordelijk voor de werkplek die ze gebruiken. Deze werkplek moet netjes worden achtergelaten. Als er iets met de werkplek mis is (computer doet het niet, muis weg…) meldt de student dat bij de verantwoordelijke systeembeheerder (VLAN servicedesk).
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
65
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
De ruimten van ICT-Flex zijn studieruimten. Elk gedrag dat de studie van andere studenten stoort is verboden. De studenten moeten de aanwijzingen van de begeleidende docent opvolgen. Tot storend gedrag in de studieruimten rekenen we in ieder geval:
Elke vorm van spelletjes spelen… Downloaden van iets anders dan studiemateriaal… MSN-nen…(behalve met een leraar) Surfen op het web anders dan om voor de studie noodzakelijke informatie te zoeken. 3. Studenten zijn verantwoordelijk voor hun portfolio. 4. De studenten bepalen zelf wanneer de pauze houden, maar… het principe is: eerst werken, dan pauzeren (je gaat dus pas pauze houden als je ten minste drie kwartier gewerkt hebt) tijdens je pauzes mag je de school niet verlaten (dit geldt niet voor de verplichte middagpauze) de officiële pauzes zijn voor iedereen verplicht en deze tijd telt nooit mee bij het uitrekenen van de aanwezigheid.
De balie De balie wordt gebruikt voor:
aanwezigheidsregistratie beantwoorden van vragen en geven van informatie
Aan- en afmelden Bij binnenkomst meld je je bij de balie. Je wordt daar geregistreerd met behulp van je OVnummer in barcode. Het registratieprogramma legt ook vast of je te laat bent (maar kijkt niet op een paar minuten). Als je weggaat ga je opnieuw langs de balie en laat je registreren. Het programma legt ook vast of je te vroeg weggaat (maar kijkt niet op een paar minuten). Verzoek: houd je barcode bij de hand, dan kan het in- en uitchecken snel worden gedaan! Vragen De balie is het centrale punt van ICT-Flex. Je kunt er terecht met alle vragen. Niet dat de baliemedewerker ook alles direct kan beantwoorden. maar hij of zij kan je altijd verder helpen en op het goede spoor zetten.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
66
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Barcode Bij de balie wordt gebruik gemaakt van je OVnummer in barcode. Dat werkt snel en foutloos. Als je snel geholpen wilt worden zorg je dat je je barcode bij de hand hebt! Ook op je Deltionpasje staat je OVnummer in barcode. De lezer aan de balie kan deze code (met een beetje moeite) lezen, mits je pasje schoon is!
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
67
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Bijlage F: Kerntaken, werkprocessen, competenties
ICT-beheerder (93191, B) en Netwerkbeheerder (93192, N) Kerntaken Werkproces Ontwikkelen van (onderdelen van) informatiesystemen
Implementeren van (onderdelen van) informatiesystemen
Beheren van (onderdelen van) informatiesystemen
Organiseren van een (bestaande) servicedesk
B
N
Vaststellen van de informatiebehoefte
x
x
Opleveren van een ontwerp van (een onderdeel van) een informatiesysteem
x
x
Opstellen van een plan van aanpak
x
x
Realiseren van een testomgeving
x
x
Opstellen van een implementatieplan
x
x
Uitvoeren van een implementatieplan
x
x
Ondersteuning bieden bij acceptatietests
x
x
Evalueren van een implementatie
x
x
Voorkomen van (ver)storingen
x
x
Lokaliseren en verhelpen van (ver)storingen
x
x
Behandelen en afhandelen van incident-meldingen
x
Opstellen en bewaken van procedures
x
Onderhouden van een servicedesk
x
Beheren van een servicedesk
x
Opstellen van gebruikersinstructies
x
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
x
68
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Competenties Dit is de volledige lijst met alle 25 competenties: A. Beslissen en activiteiten initiëren B. Aansturen C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen G. Relaties bouwen en netwerken H. Overtuigen en beïnvloeden I.
Presenteren
J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren N. Onderzoeken O. Creëren en innoveren P. Leren Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de „klant‟ richten S. Kwaliteit leveren T. Instructies en procedures opvolgen U. Omgaan met verandering en aanpassen V. Met druk en tegenslag omgaan W. Gedrevenheid en ambitie tonen X. Ondernemend en commercieel handelen Y. Bedrijfsmatig handelen De lijst is voor alle MBO-opleidingen geldig.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
69
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Leren, loopbaan, burgerschap Kerntaak
Werkprocessen 1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling.
Benoemt de eigen ontwikkeling en kiest middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken.
1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren. 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren 1.4 Plant zijn eigen ontwikkelproces en voert het uit. 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren. 2.1 Reflecteert op eigen kwaliteiten en motieven.
Stuurt de eigen loopbaan.
2.2 Onderzoekt welk werk er is en wat bij hem past. 2.3 Stuurt de eigen loopbaan en onderneemt acties die daarbij nodig zijn.
Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding.
Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie.
3.1 Oriënteert zich op onderwerpen waarover politieke besluiten genomen worden. 3.2 Vormt een eigen mening. 3.3 Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte keuzen. 4.1 Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk. 4.2 Maakt gebruik van werknemersrechten 4.3 Stelt zich collegiaal op.
Functioneert als kritisch consument.
Deelnemen in allerlei sociale verbanden en respectvol gebruiken van de openbare ruimte
5.1 Oriënteert zich oriënteren op de consumentenmarkt en houdt rekening met eigen wensen en mogelijkheden. 5.2 Onderneemt acties om producten en diensten aan te schaffen 6.1 Neemt deel in diverse sociale verbanden en leeft in de openbare ruimte. 6.2 Voert activiteiten uit voor de leefbaarheid van zijn sociale omgeving. 7.1 Zoekt informatie over een gezonde leefwijze.
Zorg dragen voor de eigen gezondheid (vitaal burgerschap).
7.2 Beslist op basis van informatie en handelt ernaar. 7.3 Onderneemt activiteiten om de gezondheid te bevorderen.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
70
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
Taalniveaus volgens ERK Het ERK is een gemeenschappelijk Europees ReferentieKader voor het leren, onderwijzen en beoordelen van taal. Op Europees niveau heeft men afspraken gemaakt, hoe men de taalvaardigheid kan beschrijven. Voor de vaardigheden luisteren, lezen, schrijven en spreken (monoloog en dialoog) heeft men een indeling gemaakt in de niveaus A, B en C. A Beginnend taalgebruiker
B Onafhankelijk taalgebruiker
C Vaardig taalgebruiker
A1
B1
C1
A2
B2
C2
Niveau B is het drempelniveau. Iemand op niveau B is een zelfstandig taalgebruiker. Deze kan zich onafhankelijk redden in de taal. Niveau A is het niveau van de beginnende taalgebruiker en niveau C is het niveau van de vaardige taalgebruiker. Binnen deze niveaus heb je dan nog weer een onderverdeling: A1, A2, B1, B2, C1, C2. Het gaat van A 1 = bijna beginners („‟faux débutants‟‟) t/m C2 = perfecte beheersing. Het kan voorkomen, dat je met lezen bijvoorbeeld niveau B1 hebt, terwijl je met spreken niveau A2 of zelfs niveau A1 hebt. Je hoeft dus niet voor alle vaardigheden hetzelfde niveau te hebben. In de volgende tabel kun je zien aan welke eisen een taalgebruiker op welk niveau je Nederlands, Engels en Rekenen moet beheersen: Niveau 4
Begrijpen Spreken
NL
ENG
Luisteren
B2
B1
Lezen
B2
B1
Productie
B2
B1
Interactie
B2
B1
B2
B1
Schrijven
De tabel op de volgende pagina laat zien wat de niveaus B1 en B2 inhouden.
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
71
B1
B2
Begrijpen Luisteren
Ik kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaarddialect wordt gesproken over vertrouwde zaken die ik regelmatig tegenkom op mijn werk, school, vrije tijd enz. Ik kan de hoofdpunten van veel radio- of tv-programma’s over actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt.
Ik kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen, wanneer het onderwerp redelijk vertrouwd is. Ik kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma’s op de tv begrijpen. Ik kan het grootste deel van films in standaarddialect begrijpen.
Begrijpen Lezen
Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.
Ik kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij de schrijvers een bepaalde houding of standpunt innemen. Ik kan eigentijds literair proza begrijpen.
Spreken Productie
Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Ik kan in het kort redenen en verklaringen geven voor mijn meningen en plannen. Ik kan een verhaal vertellen, of de plot van een boek of film weergeven en mijn reacties beschrijven.
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interessegebied. Ik kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten.
Spreken Interactie
Ik kan de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een reis in een gebied waar de betreffende taal wordt gesproken. Ik kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn, of mijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen).
Ik kan zodanig deelnemen aan een vloeiend en spontaan gesprek, dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Ik kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin mijn standpunten uitleggen en ondersteunen.
Ik kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interesses. Ik kan een opstel of verslag schrijven, informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning vóór of tégen een specifiek standpunt. Ik kan brieven schrijven waarin ik het persoonlijk belang van gebeurtenissen en ervaringen aangeef.
Ik kan eenvoudige samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Ik kan persoonlijke brieven schrijven waarin ik mijn ervaringen en indrukken beschrijf.
Schrijven
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
72
Studeren bij ICT-Flex Niveau 4 | Cohort 2010
StuderenICTFlex4[2010]-rev/12 oktober 2010
73