Delfshaven Bestemmingsplan
Opgesteld door:
datum:
29 november 2012
Stadsontwikkeling Ruimtelijke Ordening, Team Bestemmingsplannen Galvanistraat 15
Vastgesteld d.d.:
29 november 2012
Onherroepelijk d.d.:
16 maart 2013
Postbus 6575 3002 AN, Rotterdam
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk 1
5 Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Ligging en begrenzing
5
1.3
Huidige bestemmingsplannen
5
Beleid
7
2.1
Rijksbeleid
7
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
9
2.3
Gemeentelijk beleid
11
2.4
Beleid deelgemeente
16
Beschrijving van het plangebied
19
3.1
Ruimtelijke beschrijving
19
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
20
3.3
Stadsgezichten en Monumenten
23
3.4
Molenbiotoop
27
Planbeschrijving
29
4.1
Inleiding
29
4.2
Ontwikkelingen
30
4.3
Reeds vergunde of gerealiseerde ontwikkelingen
31
4.4
Onzekere ontwikkelingen
32
4.5
Juridische planbeschrijving
33
Water
38
5.1
Beleidskader
38
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
39
5.3
Huidige watersysteem
39
5.4
De wateropgave
41
Milieu
43
6.1
Inleiding
43
6.2
Milieueffectrapportage
43
6.3
Milieuzonering
44
6.4
Geluid
44
6.5
Luchtkwaliteit
45
6.6
Bodem
46
6.7
Externe veiligheid
47
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
2
6.8
Natuur
48
6.9
Duurzaamheid en energie
50
Hoofdstuk 7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
53
Hoofdstuk 8
Handhaving
54
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
55
9.1
Supermarkt Oostkousdijk
55
9.2
VOC-gebouw
55
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
56
10.1
GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
56
10.2
DCMR, Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
56
10.3
Hoogheemraadschap van Delfland
56
10.4
BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam
57
10.5
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
57
10.6
N.V. Nederlandse Gasunie
58
10.7
Kamer van Koophandel Rotterdam
58
Hoofdstuk 10
Bijlagen
59
Bijlage 1
Afbeelding Archeologie
61
Bijlage 2
Hogere waarden
65
Regels
67
Hoofdstuk 1
INLEIDENDE REGELS
68
Artikel 1
Begrippen
68
Artikel 2
wijze van meten
74
Hoofdstuk 2
BESTEMMINGSREGELS
75
Artikel 3
Bedrijf
75
Artikel 4
Bedrijf - Molen
76
Artikel 5
Bedrijf - Nutsvoorziening
77
Artikel 6
Cultuur en ontspanning
78
Artikel 7
Detailhandel
79
Artikel 8
Gemengd - 1
80
Artikel 9
Gemengd - 2
82
Artikel 10
Gemengd - 3
84
Artikel 11
Gemengd - 4
85
Artikel 12
Gemengd - 5
86
Artikel 13
Gemengd - 6
88
Artikel 14
Gemengd - 7
89
Artikel 15
Groen
90
Artikel 16
Kantoor - 1
91
Artikel 17
Kantoor - 2
92
3
Artikel 18
Maatschappelijk - 1
93
Artikel 19
Maatschappelijk - 2
94
Artikel 20
Sport - Sport- en speelterrein
95
Artikel 21
Tuin
96
Artikel 22
Verkeer - Erf
97
Artikel 23
Verkeer - Garagebox
98
Artikel 24
Verkeer - Parkeergarage
99
Artikel 25
Verkeer - Verblijfsgebied
100
Artikel 26
Verkeer - Wegverkeer
102
Artikel 27
Water - 1
104
Artikel 28
Water - 2
105
Artikel 29
Wonen
106
Artikel 30
Wonen - Berging
107
Artikel 31
Wonen - Bijzonder woongebouw
108
Artikel 32
Waarde - Archeologie - 1
109
Artikel 33
Waarde - Archeologie - 2
111
Artikel 34
Waarde - Archeologie - 3
113
Artikel 35
Waarde - Archeologie - 4
115
Artikel 36
Waarde - Archeologie - 5
117
Artikel 37
Waarde - Archeologie - 6
119
Artikel 38
Waarde - Cultuurhistorie - 1
121
Artikel 39
Waarde - Cultuurhistorie - 2
122
Artikel 40
Waterstaat - Waterkering
123
Artikel 41
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
124
Hoofdstuk 3
ALGEMENE REGELS
125
Artikel 42
vrijwaringszone - spoor
125
Artikel 43
Antidubbeltelbepaling
126
Artikel 44
Algemene bouwregels
127
Artikel 45
Algemene afwijkingsregels
128
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
129
Hoofdstuk 4
Artikel 46
Overgangsrecht
129
Artikel 47
Slotregel
130
Bijlagen
131
Bijlage 1
Toelichting op lijst bedrijfsactiviteiten
132
Bijlage 2
Lijst bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2
133
4
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
In 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (afgekort tot Wro) van kracht geworden. In de Wro is bepaald dat bestemmingsplannen niet ouder dan tien jaar mogen zijn. Indien dit toch het geval is, dan kan dit leiden tot sancties aan de verantwoordelijke gemeente. De bevoegdheid tot het verlenen van bouwvergunningen in dat betreffende plangebied kan dan teniet worden gedaan tot het bestemmingsplan opnieuw is vastgesteld. In de deelgemeente Delfshaven is een aantal sterk verouderde bestemmingsplannen van kracht. Zes bestemmingsplannen, die tezamen het gebied Coolhaveneiland, Historisch Delfshaven en een klein deel van de wijk Bospolder beslaan, zullen worden herzien tot een nieuw bestemmingsplan, genaamd Bestemmingsplan Delfshaven. Als voorwerk voor het bestemmingsplan is in 2004 een masterplan gestart. Het Masterplan is in januari 2009 afgerond en aangeboden aan het deelgemeentebestuur van Delfshaven en vastgesteld op 1 juli 2010 door de deelraad van de deelgemeente Delfshaven.
1.2
Ligging en begrenzing
Het plangebied is gelegen de deelgemeente Delfshaven. Het plangebied omvat de buurten Historisch Delfshaven, Coolhaveneiland en een klein deel van de wijk Bospolder. Aan de noordzijde ligt de grens van het plangebied in de Delfshavensche Schie en de Coolhaven. De oostelijke grens valt samen met de deelgemeentegrens van de deelgemeente Delfshaven. In het zuiden loopt de plangrens langs de Westzeedijk. Aan de westzijde wordt het gebied ingekaderd door de Spanjaardstraat en de Noordschans.
1.3
Huidige bestemmingsplannen
In het plangebied zijn nu zes bestemmingsplannen of delen van bestemmingsplannen van kracht: 55A
Uitbreidingsplan Coolpolder en Noordelijk Stadsdeel
Vastgesteld d.d. 10-06-1920 359
Bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Delfshaven
Vastgesteld d.d. 31-08-1972 407
Goedgekeurd d.d. 15-03-1988
Goedgekeurd d.d.08-04-1986
Onherroepelijk d.d. 25-03-1988
Bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Delfshaven
Vastgesteld d.d. 02-07-1992 530
Kroonbesluit d.d. 08-10-1981
Bestemmingsplan Nieuwe Westen
Vastgesteld d.d. 20-12-1984 492
Goedgekeurd d.d. 02-06-1976
Bestemmingsplan Delfshaven, 1e herziening
Vastgesteld d.d. 29-10-1987 466
Goedgekeurd d.d. 31-10-1973
Bestemmingsplan Delfshaven
Vastgesteld d.d. 03-04-1975 407
Goedgekeurd d.d. 11-09-1920
Goedgekeurd d.d. 02-02-1993
Middelland-Zuid / Coolhaven
Vastgesteld d.d. 03-09-1998
Goedgekeurd d.d. 23-03-1999
RvS d.d. 01-03-2001
5
Het huidige bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Delfshaven (492) valt geheel binnen de plangrenzen van het nieuwe bestemmingsplan Delfshaven. Van het vigerend bestemmingsplan Delfshaven vallen slechts het deel Delfshaven en het deel Coolhaven binnen de plangrenzen.
6
Hoofdstuk 2 2.1
Beleid
Rijksbeleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden. Het rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen. De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de nieuwe Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte. 2.1.1
Nota Ruimte
Vastgesteld door de Eerste Kamer en Tweede Kamer op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005 De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter) nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'. In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal tenminste gegarandeerd worden, "de basiskwaliteit" en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur". In de Nota Ruimte geeft het Rijk aan welke de daarbij te betrekken kwaliteiten zijn, het kan daarbij gaan om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd. Bij de Ruimtelijke hoofdstructuur, waar het Rijk een hogere ambitie heeft, gaat op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking met name om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Kust, Vogel- en Habitatrichtlijn- gebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen. Krachtige voorbeelden waarin de hogere ambitie van het Rijk voor Rotterdam (deeluitmakend van de Ruimtelijke hoofdstructuur) tot uitdrukking komt zijn bijvoorbeeld de rijksinzet voor de Rotterdamse haven en het Rotterdam Centraal. 2.1.2
Nota Mobiliteit
Vastgesteld door de Eerste Kamer en Tweede Kamer op respectievelijk 14 februari 2006 en 20 december 2005 De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het huidige Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). De
7
hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar zijn in de Nota Mobiliteit vastgelegd. De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Het kabinet wil daarom de groei van mobiliteit, binnen de wettelijke kaders van onder meer veiligheid en leefomgeving, geen beperkingen opleggen en de bereikbaarheid verbeteren. De betrouwbaarheid, snelheid en veiligheid van een reis moeten toenemen. Deze kwaliteitssprong moet in ieder geval binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van veiligheid en kwaliteit leefomgeving plaatsvinden. 2.1.3
Nota Belvedere
Vastgesteld in 1999 Het beleid in de Nota Belverdere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W, 1999) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer te benutten voor de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'. 2.1.4
Randstad Urgent
Vastgesteld op 25 juni 2007 Het programma Randstad Urgent bouwt voort op het beleid dat het vorige kabinet in de grote nota's heeft vastgelegd. In de Nota Ruimte is een nieuwe aanpak geïntroduceerd voor het ruimtelijke beleid in bepaalde gebieden. In de Randstad heeft die aanpak vorm gekregen in de programma's Noordvleugel, Zuidvleugel en Groene Hart. Het programma Randstad Urgent versterkt de aanpak van de drie ruimtelijke programma's in de Randstad door deze op te schalen tot één programma op het niveau van de Randstad. Uit een analyse van de ontwikkelingen volgen drie hoofdopgaven voor de lange termijn. De drie hoofdopgaven staan centraal in de visie Randstad 2040 en het programma Randstad Urgent. De aanpak die in deze kabinetsperiode wordt gevolgd, sluit op die manier aan bij het wensbeeld voor de lange termijn. 1. Klimaatbestendige delta (veiligheid) De basisrandvoorwaarde voor de toekomstige ontwikkeling van de Randstad is een klimaatbestendige delta. Dat betekent adequate bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten bovendien klimaatbestendig worden vormgegeven. 2. Bereikbaarheid en economische dynamiek Op termijn zijn op internationaal, Randstedelijk en metname stadsregionaal niveau structurele verbeteringen nodig om de groei in mobiliteit van zowel personen als goederen op te kunnen vangen. Ruimtelijke voorwaarden voor een gezonde economie bestaan onder meer uit het ontwikkelen van aantrekkelijke woon- en werkmilieus (voor kenniswerkers, maatschappelijke organisaties), internationale toplocaties en het versterken van het logistieke netwerk (clustervorming rond zeehavens, Schiphol en greenports). 3. Kwaliteit van leven door een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat Centrale elementen daarin zijn voldoende woningen, diversiteit van woningen, een aantrekkelijke en veilige leefomgeving, bereikbare werklocaties, toegankelijke groene gebieden nabij de steden, schone lucht en schoon water. Het kabinet geeft in aansluiting op de hoofdopgaven zeven onderwerpen aan die een beeld geven van de langetermijnagenda en de daarbij spelende dilemma's. Deze zeven onderwerpen en de daarover te maken keuzen, markeren het speelveld voor de lange termijn en sluiten aan op de langetermijnopgaven. In de startnotitie is verwoord welke dilemma's er zijn, en ook aan welke aanpak het kabinet denkt om daarmee om te gaan. Het gaat om: 1. Klimaatbestendigheid van de laaggelegen delta, 2. Ruimtelijke investeringsstrategie, 3.
8
Groenblauwe structuur als raamwerk voor verstedelijking, 4. Verstedelijkingsstrategie, 5. Bereikbaarheid in relatie met ruimtelijke ontwikkeling, 6. Ruimtelijk-economische typering en structuur, 7. Toekomst van Schiphol 2.1.5
Randstad 2040
Vastgesteld in de Ministerraad van 5 september 2008 Met de start van het Programma Randstad Urgent in 2007 heeft het kabinet de toekomst van de Randstad al op de agenda gezet. Met deze integrale langetermijnvisie op de Randstad kijkt het kabinet vooruit naar 2040 en presenteert het een vervolgaanpak om lange en korte termijn met elkaar te verbinden. Deze integrale langetermijnvisie is een structuurvisie in het licht van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), inclusief de daarbij horende realisatieparagraaf, en is gericht op de periode tot 2040. Het is een rijksvisie die in samenwerking met de regio is opgesteld. Met deze visie geeft het kabinet in hoofdlijnen richting aan de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad. De focus in deze visie ligt op de opgaven met een rijksrol. Het kabinet wil daarmee zichzelf binden en gelijktijdig ook anderen verleiden en committeren om aan de visie uitvoering te geven. De kabinetskeuzen in deze structuurvisie zijn een aanvulling op de Nota Ruimte. Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de lange termijn: 1. Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta, 2. Kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood, 3. Wat internationaal sterk is, sterker maken, 4. Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is. 2.2.1
Provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010 In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars. Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek, creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen, Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave
9
van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten de uitgangspunten. Vandaar de titel "Ontwikkelen met schaarse ruimte". Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Het beleid geformuleerd in de structuurvisie is grotendeels consistent met het eerder geformuleerd beleid. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie. De structuurvisie vervangt het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interimbeleid was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de gemaakte afspraken over de Zuidvleugel zijn nu in het ruimtelijk beleid verankerd. 2.2.2
Provinciale verordening "Ruimte"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010 De verordening Ruimte is een van de ruimtelijke instrumenten die de provincie Zuid-Holland heeft om het ruimtelijk beleid geformuleerd in de provinciale structuurvisie te realiseren. In de verordening is ook het deel van het ruimtelijk beleid opgenomen van het Rijk, dat middels de provinciale verordening doorwerkt op het gemeentelijk niveau. Voor bestemmingsplan Delfshaven is relevant dat in de verordening regels zijn opgenomen voor de molenbiotoop van traditionele windmolens. Molenbiotoop Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe wordt in dit bestemmingsplan de regel opgenomen die voldoen aan de gestelde voorwaarden: a. binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek; b. binnen de straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet wat betreft nieuwe bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld: als de molen is gelegen in het gebied binnen de bebouwingscontour mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30-regel). 2.2.3
Nota Provinciaal belang
ten behoeve van de provinciale structuurvisie Vastgesteld op 30 september 2008 door Gedeputeerde Staten en vastgesteld op 12 november 2008 door Provinciale Staten. De Wet ruimtelijke ordening stelt dat de provincie zelf bepaalt wat van provinciaal belang is, en dat de structuurvisie zelfbindend is. De gehele Provinciale Structuurvisie geeft het provinciaal belang weer. Het provinciaal belang is daarmee een politieke keuze van Provinciale Staten. Het provinciaal belang is daarmee geen statisch pakket van doelstellingen. Het verandert mee met maatschappelijke en politieke wisselingen. Dit stelt eisen aan de grondslagen en de formulering van het provinciaal belang. De wettelijke en bestuurlijke context met het bestaande ruimtelijk beleid geven samen met de trends en ontwikkelingen richting aan het provinciaal belang. Voor dit moment is gekozen het ruimtelijk beleid, en daarmee het provinciaal belang te ordenen volgens vijf integrale hoofdopgaven: 1. Concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel
10
2.
3.
4.
5.
Het is van provinciaal belang dat Zuid-Holland zich ontwikkelt tot een essentieel onderdeel van de Randstad als internationaal concurrerende topregio en in relatie tot andere internationale steden en regio's. Inzet is om een breed en onderscheidend profiel te bieden. Duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie Het is van provinciaal belang dat Zuid-Holland zich richt op duurzaamheid en klimaatbestendigheid om hiermee de toekomstwaarde van de provincie te versterken. Werken aan duurzaamheid houdt in dat de basis milieukwaliteit een uitgangspunt is bij ruimtelijke ordening. Samenhangend stedelijk netwerk Het is van provinciaal belang dat het stedelijk netwerk in Zuid-Holland zich ontwikkelt tot een gedifferentieerd, compleet en samenhangend geheel. Differentiatie betekent dat steden in Zuid Holland een eigen onderscheidend profiel ontwikkelen en hun (historische) identiteit versterken. Stad en land verbonden Het is van provinciaal belang dat stad en land beter met elkaar in verband worden gebracht om de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van zowel stad als landelijk gebied te vergroten. Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap Het is van provinciaal belang dat de groene, niet verstedelijkte ruimte vitaal, divers en aantrekkelijk is.
2.2.4
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)
De CHS (provincie Zuid Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht erfgoed- en monumentenbeleid. Deze CHS legt een basis voor lokaal ruimtelijk beleid en vormt een toetsingsinstrument voor de provincie voor de gemeentelijke plannen.
2.3
Gemeentelijk beleid
Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer. 2.3.1
Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners. Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar).
11
2.3.2
Woonvisie Wonen in Rotterdam
Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren. 2.3.3
Visie Werklocaties 2030
Vastgesteld op 2 april 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad Op 2 april 2009 heeft de gemeenteraad van Rotterdam de visie Werklocaties 2030 vastgesteld. Deze visie is de ruimtelijk-economische uitwerking van de Stadsvisie Rotterdam 2030 en tevens een vertaling naar de werklocaties in de regio Rotterdam. Werklocaties zijn gebieden waarin de economische functie(s) dominant aanwezig zijn. Het doel van de Visie Werklocaties 2030 is de bijdrage van de verschillende deelgebieden aan de gewenste economische ontwikkeling van Rotterdam en regio in kaart te brengen. De visie Werklocaties 2030 geeft inzicht in de vraag naar welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn en in de match tussen publieke en private belangen. Het gaat hier om het vaststellen van de hoofdlijnen voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling. Hierdoor ontstaat een kader voor de toetsing van projecten op hun bijdrage aan de doelen van de Stadsvisie Rotterdam 2030. Vanuit dit perspectief wordt Rotterdam gekenmerkt door drie ontwikkelingszones met belangrijke werklocaties: de haven- en industriële zone (Maasvlakte 2, Stadshavens en Ridderster), de kennis- en dienstenzone (Rotterdam Airpark/Schieveen, Alexander en Spaanse Polder/Noordwest) en het kerngebied (Binnenstad, Hart van Zuid, Stadionpark en Kralingse Zoom). Het kerngebied is gelegen in de overlap van 2 zones, namelijk de "kennis- en dienstenzone" en de "haven en industriële zone". De belangrijkste opgave in dit gebied is het verder uitbouwen van de binnenstad als een top voorzieningencentrum in de Zuidvleugel van de Randstad. Tot 2030 is het aanbod aan kantorenlocaties in de binnenstad voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen. Door middel van transformatie van de Kralingse Zoom naar een campusformule in aansluiting op de Erasmus Universiteit kan het overaanbod aan kantorenlocaties buiten het centrum worden bestreden. De ontwikkeling van de detailhandel- en leisureprojecten op en rond de Coolsingel is belangrijk om de stad aantrekkelijk(er) te maken voor bezoekers en bedrijven. De realisatie van het Hoboken complex van het Erasmus Medisch Centrum geeft nieuw elan aan de ontwikkeling van de medische sector op internationaal niveau. In het gedeelte van Stadshavens dat zich in het kerngebied bevindt kan ingezet worden op de gewenste functiemenging.
12
2.3.4
Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020
Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 a 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn: We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa; Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen; We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden; De vervoersstructuur verstekt de stad als geheel en de economische centra; De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes; We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden; We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn; De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid. Het RVVP sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende college periodes die volgen. 2.3.5
Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005
Vastgesteld in oktober 2005 door de Rotterdamse gemeenteraad Om de regels ten aanzien van woon- en bedrijfsschepen te actualiseren en overzichtelijker te maken is de verordening woon- en bedrijfsschepen 2005 opgesteld. De verordening heeft betrekking op woonschepen (schepen die in hoofdzaak gebezigd worden of bestemd zijn voor bewoning) en bedrijfsschepen (schepen, niet zijnde woonschepen die worden gebezigd of zijn bestemd voor doeleinden waarvan de aard niet gebonden is aan het gebruik van een schip). Historische vaartuigen vallen buiten deze verordening. In het plangebied zijn er geen woonschepen aanwezig. De verordening regelt de bevoegdheid tot het aanwijzen van liplaatsen; deze bevoegdheid ligt bij het College van B&W. Met behulp van een aanwijzingsbesluit zullen ligplaatsen in de gemeente Rotterdam worden aangewezen. Voor deze liglaatsen is wel een vergunning vereist. Indien nodig kunnen aan de afgifte van een vergunning nadere eisen of voorschriften worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de afmetingen van een schip. Aan het uiterlijk van een schip kunnen doorgaans geen eisen gesteld worden. Bedrijfsschepen zijn enkel toegestaan in een haven, indien daarvoor een vergunning is afgegeven. Per schip moet worden beoordeeld of het nemen van een ligplaats is toegestaan. Het op voorhand aanwijzen van een gebied voor bedrijfsschepen ligt om deze reden niet voor de hand. DCMR adviseert om bij milieuonderzoeken uit te gaan van woonschepen als woonfunctie omdat hiervoor zwaardere eisen gelden. 2.3.6
Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie
Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad
13
Op basis van de in de beleidsnota opgenomen wensen en aangeduide oplossingsrichtingen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten en de verschillende gebieden die binnen de stad zijn te onderscheiden is dit beleid geformuleerd. 2.3.7
Atlas Stedelijke Havens 2012, marktsegmentatie van de havens
Vastgesteld in november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad De ‘Atlas Stedelijke Havens 2012’ is opgesteld door OBR, dS+V en HbR met als doel om te komen een zo hoog mogelijke economische spin-off te realiseren door levendige en onderscheidende havens met een grote uitstraling en een punblieksfunctie die past bij de directe stedelijke omgeving. Voor de havens, en dus ook de binnenhavens van Rotterdam, geldt algemeen het beleid zo veel mogelijk vaarbewegingen te doen plaatsvinden en privatisering van de kades zoveel mogelijk tegen te gaan. In de atlas staat dat verdringing van walactiviteiten naar het water níet gewenst is (zoals hotels, horeca, terassen). Uitgezonderd de initiatieven die van toegevoegde waarde zijn voor het gebied (B&B in een historisch schip etc.). 2.3.8
Horecanota Rotterdam 2012-2016
Vastgesteld op 3 juli 2012 door College van burgemeester en wethouders. Doel Centraal in de horecanota 2012-2016 staat het stimuleren van goede initiatieven, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, het vooraf bieden van duidelijke richtlijnen, het beperkt sturen door vergunningverlening en gebiedsgerichte aanpak en het normeren door toezicht en handhaving. Visie Vanuit de markt- en leefbaarheidsanalyse op horeca, de uitkomsten van de evaluatie van de vorige horecanota en de stedelijke ambities is de visie op de horeca als volgt geformuleerd: 'bruisende, aantrekkelijke stad met ruimte voor initiatieven van ondernemers'. Deze visie is nader uitgewerkt in een drietal ambities: kwaliteitshoreca: het creëren van een aantrekkelijk en bruisend horeca-aanbod dat aansluit op de zakelijke markt, de wensen van de bezoekers en de bewoners; dynamisch ondernemerschap: het stimuleren van nieuwe initiatieven; horeca en leefbaarheid in balans: de samenwerking tussen ondernemers en overheid versterken waardoor een veilig uitgaansklimaat gecreëerd wordt zonder overlast voor omwonenden. "High trust, High penalty" is een belangrijks uitgangspunt. Stedelijke focusgebieden, algemene gebiedskaders en horecagebiedsplannen Om (naast wat het bestemmingsplan nu toestaat) in de toekomst beter te kunnen sturen op welkehoreca zich in een bepaald gebied kan vestigen, in het kader van het stimuleren van kwaliteitshoreca en waarborgen van leefbaarheid, worden gebiedsgerichte vestigingsvoorwaarden opgesteld. Om te kunnen komen tot gedegen vestigingsvoorwaarden in een gebied, die recht doen aan de ambities ten aanzien van de horecafunctie van de stad Rotterdam in zijn geheel, zijn een vijftiental stedelijke focusgebieden beschreven. De omschrijvingen van de focusgebieden geven de visie weer hoe deze gebieden zich afzonderlijk en in verhouding tot elkaar zouden moeten ontwikkelingen om recht te doen aan de bovenlokale horecafunctie die in de stad gewenst is. Naast de visie op bovenlokale horeca en de ontwikkelrichting hiervan, is ook in zijn algemeenheid ten aanzien van de hoofdfunctie van gebieden gekeken wat de gewenste ontwikkelrichting is, waarbij onderscheid is gemaakt in 'woongebieden', 'gemengde woongebieden', 'publieksintensieve recreatiegebieden', 'bedrijventerreinen/industriegebieden/havengebied'. Bij inwerkingtreding van de horecanota gelden deze gebiedskaders als toetsingskader voor de vergunningverlening totdat de horecagebiedsplannen zijn vastgesteld. Deelgemeenten maken integrale vierjaarlijkse gebiedsplannen, waar het gebiedsplan horeca nu deel van uit gaat maken. In deze horecagebiedsplannen wordt per deelgemeente de horeca-ontwikkelrichting per buurt/straat/pand weergegeven. Een logische wijze om via vestigingsvoorwaarden te sturen op kwaliteit en waarborging van de leefbaarheid zijn de Rotterdamse bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen bieden echter geen tot
14
zeer weinig sturingsmogelijkheden voor kwalitatieve horeca. In bestemmingsplannen staan ruime omschrijvingen van de mogelijkheden om in bepaalde panden horeca te exploiteren. Tevens worden de plannen voor 10 jaar vastgesteld en is tussentijdse aanpassing niet gebruikelijk. Dit alles betekent dat gerichte planvorming, het stellen van vestigingsvoorwaarden ten aanzien van bepaalde exploitatie categorieën in bepaalde gebieden, op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk is. Daarom worden horecagebiedsplannen opgesteld waarin de gewenste ontwikkelrichtingen voor horeca beschreven staat. Delfshaven valt ook in het algemene gebiedskader 'Gemengde woongebieden'. Gemengde woongebieden kenmerken zich door een mix van functies zoals wonen, werken, winkelen, cultuur en horeca. Uitbreiding van horeca is toegestaan, waarbij op straat/pandniveau beoordeeld wordt of de horeca ondersteunend is aan de primaire functie van de betreffende straat (winkelen, cultuur, uitgaan). Er vindt monitoring plaats of de druk van de horeca op de openbare orde en het woon- en leefklimaat niet te groot wordt. 2.3.9 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer: het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ); het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt; het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening; het verbreden van het draagvlak voor de archeologie; het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'. De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamhedenen en omgevingsvergunning voor het bouwenen, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen. Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. 2.3.10 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2010 Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 september 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad. In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische
15
bebouwde omgeving te vergroten. 2.3.11 Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte Vastgesteld op 28 oktober 2009 door Burgermeester en Wethouders Op 28 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders de Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte als vaste gedragslijn vastgesteld. Deze norm omschrijft waar en hoe groot ruimtes voor buitenspelen in de woon-omgeving dienen te zijn, zowel wat betreft locaties als stoepen, zodat kinderen en jongeren ruimte dichtbij huis hebben om te spelen en te sporten.
2.4
Beleid deelgemeente
Algemeen Het deelgemeentelijk beleid geeft de belangen weer van een specieke deelgemeente. Deelgemeenten hebben een adviesrol bij het tot stand komen van Rotterdamse gebiedsbestemmingsplannen en Projectbestemmingsplannen, zodat zij hun beleidsdoelen ook kunnen realiseren. Gebiedsbestemmingsplannen worden door de Raad van Rotterdam vastgesteld. De deelraad van een deelgemeente is bevoegd om wijzigingsplannen vast te stellen. 2.4.1
Masterplan Delfshaven
Vastgesteld op 1 juli 2010 door de deelraad van de deelgemeente Delfshaven In een Masterplan worden richtinggevende uitspraken gedaan over de gewenste ontwikkelingen in het gebied, zowel programmatisch als ruimtelijk. Het betreft in dit geval een bestaand stedelijk gebied, waar slechts beperkte veranderingen wenselijk en mogelijk zijn. Die zijn grotendeels al vastgelegd in de bestuurlijk vastgestelde “Ontwikkelingsvisie Coolhaveneiland” (2004). Verder is voor een aantal lopende projecten al eerder een beleidskader vastgesteld en soms een planologische procedure doorlopen. Inhoudelijk bevat dit Masterplan dan ook nauwelijks nieuw beleid. Het vat wel samen welke beleidskaders relevant zijn en vertaald moeten worden in het nieuwe bestemmingsplan, welke ontwikkelingen er de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden én het doet voorstellen voor de wijze van bestemmen. 2.4.2
Ontwikkelingsvisie Coolhaveneiland
Vastgesteld in 2004 door de deelraad van de deelgemeente Delfshaven Coolhaveneiland is gunstig gelegen tegen de centrumrand aan. In de nabije omgeving voltrekken zich op dit moment en de nabije toekomst ingrijpende veranderingen. Door deze dynamiek is Coolhaveneiland van kleur aan het verschieten. De ontwikkelingsvisie Coolhaveneiland is bedoeld om de koers uit te zetten en mogelijkheden aan te reiken voor publieke en private initiatieven en deze te stimuleren. In de visie is een nieuw profiel opgesteld voor Coolhaveneiland, dat uitgaat van drie dragers, namelijk kennis, cultuur en historie. Projecten moeten tegen het licht van dit profiel worden gehouden. Aan de hand van een aantal cruciale projecten wordt het profiel concreet gemaakt. Hoofdstuk 4 gaat nader in op deze visie. 2.4.3
Kansen Verzilveren, Gebiedsvisie Delfshaven 2010-2022
Vastgesteld in 2010 door de deelgemeente Delfshaven Het doel is zowel het vergroten van de kansen voor de bewoners en de ondernemers van Delfshaven als het versterken van de positie van de deelgemeente Delfshaven in het stedelijk en regionaal systeem, zowel op het gebied van de woningmarkt, als op het gebied van onderwijs, economie en cultuur. Met daarbij als achterliggende uitdaging het realiseren van een evenwichtiger balans in 2022 dan nu tussen kansrijke en kansarme inwoners in een deel van de stad, dat door de centrale ligging vooral interessant is voor mensen die centraal-stedelijk in Rotterdam willen wonen met de dynamiek die daarbij hoort. Op basis van het doel zijn er drie grote opgaven:
16
• Benutten van de economische kansen die door de ontwikkelingen in Rotterdam-West nú mogelijk zijn. • Benutten van de woningmarkt als scharnier tussen fysiek en sociaal en het zodoende bewerkstelligen van stijging van het gebied en het vergroten van de mogelijkheden van de bevolking. • Benutten van het onderwijs en taal als cruciale sleutels voor sociale stijging en sociale participatie van de bewoners. Naast inzet op drie ‘ontwikkelknoppen’ voor de lange termijn zal de komende bestuursperioden in de wijken gewerkt moet worden aan de klassieke beheeropgaven: veilig, sociale cohesie, schoon en heel. Dat zijn immers de basisvoorwaarden. Zowel in de dagelijkse praktijk van het samenleven in de wijken, als voor versterking van de deelgemeente op termijn, zodat mensen hier graag willen wonen, leren, ondernemen en uitgaan. Beheer is in de praktijk van de uitvoering even belangrijk als ontwikkeling. Deze meerjarenvisie richt zich vooral op de ontwikkelopgaven. 2.4.4
Horecanota Delfshaven
Vastgesteld in 2007 door de deelraad van de deelgemeente Delfshaven Bij het opstellen van deze deelgemeentelijke Horecanota Delfshaven zijn ontwikkelingen op het gebied van economie, ruimtelijke ordening, milieu en overlast in samenhang bekeken. De deelgemeentelijke nota geeft inzicht in de relatie hiertussen; ze vormt het toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen ten behoeve van een exploitatievergunning en andere vergunningen; de nota vormt een richtinggevend kader voor horecaontwikkelingen. De gemeentelijke visie op de ontwikkeling van de horeca bestaat uit twee uitgangspunten: 1. De markt bepaalt, de gemeente schept de condities en 2. Minder strakke regels, strakker toezicht. De deelgemeente bouwt hierop voort. In de deelgemeentelijke Horecanota worden de doelstellingen uit de gemeentelijke horecanota aangevuld en uitgewerkt met eigen doelstellingen over zorgvuldige vergunningverlening, handhaving en monitoren van klachten, stimuleren van kwalitatief goede horeca en goed overleg. Het beleid wordt bepaalt aan de hand van de begrippen ontwikkelen, consolideren en verminderen, waarvan onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken. Binnen het begrip consolidatie zijn 3 manieren van beperkt ontwikkelen mogelijk: van nachthoreca, van inrichtingen met beperkte openingstijden en van terrassen. Ten slotte geeft de nota aan hoe er gehandhaafd wordt en wat de regels zijn voor terrassen. Aan de hand van 5 verschillende milieus (uitgaansgebied, gemengd gebied met wonen, voorzieningencluster, Lange Lijnen en woongebied) wordt het beleid gemotiveerd en benoemd volgens de hierboven genoemde begrippen. Ontwikkelingen worden gestimuleerd aan de Horvathweg / het Spartastadion en het Lloydkwartier en in het plangebied in historisch Delfshaven, op het Coolhaveneiland en langs de Westzeedijk. Aan de Mathenesserweg, de Grote Visserijstraat, het Hudsonplein, aan de Claes de Vrieselaan en de Mathenesserlaan / Heemraadssingel en de woongebieden, geldt het beleid ‘terugdringen’. Voor de overige gebieden luidt het beleid ‘consolideren’. Drie ontwikkelingsgebieden worden met name genoemd. Dakpark: ruimte voor 1 horecavestiging (liefst maaltijdverstrekker); Pieter de Hoochbrug, zijde Middelland ruimte voor horeca conform bestemmingplan behouden; Nieuwe Binnenweg: nader te bezien. Plangebied In de huidige bestemmingsplannen in het plangebied is horeca in sommige bestemmingen standaard toegestaan. Op basis van het huidige horecabeleid wordt die mogelijkheid afgenomen. Dat betekent, zoals hierboven aangegeven staat, dat de bestaande horecavestigingen plus twee nieuwe locaties met een 'horeca' aanduiding op de plankaart vastgelegd worden en zodoende de uitbreidingsmogelijkheid conform het horecabeleid beperkt wordt. 2.4.5
Kamerverhuurbeleid Rotterdam
Vastgesteld in februari 2005 door de deelraad van de deelgemeente Delfshaven
17
Voor kamers in de particuliere en sociale sector wijst het college gebieden aan waar toevoeging van kamers op basis van leefbaarheidsargumenten wordt verboden, de zogenaamde 0-quota gebieden. Tevens worden enkele beleidsregels gegeven die de uitvoerbaarheid van het beleid vergroten. Voor studentenhuisvesting wordt hierop een uitzondering gemaakt. Voor elke deelgemeente zijn bepaalde quota gesteld. Een 0-quotum geldt in een beperkt aantal straten, waar nu al veel reguliere verhuurbedrijven zitten of die om andere redenen kwetsbaar zijn. In deze straten mogen geen extra verhuurbedrijven geplaatst worden. Het gaat in Delfshaven om de volgende straten: Coolhaven
Havenstraat
Mathenesserdijk
Pieter de Hoochweg
Schans
Watergeusstraat
Schoonderloostraat
Korte Schoonderloostraat
Willem Buytewechstraat
18
Hoofdstuk 3 3.1
Beschrijving van het plangebied
Ruimtelijke beschrijving
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied is gelegen op de noordoever van Rotterdam in de deelgemeente Delfshaven. Het plangebied omvat Historisch Delfshaven, Coolhaveneiland en een klein deel van de wijk Bospolder. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Delfshavensche Schie en de Coolhaven. De oostelijke grens valt samen met de deelgemeentegrens van de deelgemeente Delfshaven. In het zuiden loopt de plangrens langs de Westzeedijk. Aan de westzijde wordt het gebied ingekaderd door de Spanjaardstraat en de Noordschans. De plangrens van het nieuwe bestemmingsplan Delfshaven sluit aan op recente naastgelegen bestemmingsplannen. De Lage Erfbrug valt net in het naastgelegen bestemmingsplan Middelland / Het Nieuwe Westen. Ruimtelijke structuur van het gebied Het gebied omvat 2 deelgebieden. een van de deelgebieden is historisch Delfshaven met een kleinschalige structuur rondom de Voor- en Achterhaven en oude zeedijk (Mathenesserdijk / Havenstraat). Dit gebied is in de middeleeuwen ontstaan. Het tweede deelgebied is Coolhaveneiland en dateert van het begin van de 20e eeuw toen de Coolhaven is gegraven en de Parksluizen zijn aangelegd. De bebouwing in historisch Delfshaven bestaat veelal uit langgerekte bouwblokken met kleinschalige bebouwing. De bebouwing staat met een smalle kade aan de haven. Coolhaveneiland is ontworpen in aansluiting op de al bestaande zeedijk. Kenmerkend voor het gebied zijn de grote hoogteverschillen tussen de dijken en de bebouwing van na 1900 en het oudere gebied van Schoonderloo. De Schoonderloostraat is nog op de oorspronkelijke diepte van de Coolpolder gelegen met deels bebouwing die dateert van vóór de planmatige ontwikkeling en is cultuurhistorisch waardevol. In het opgehoogde gebied bestaat de bebouwing uit grote bouwblokken en gebouwen aan ruime straten. In het laaggelegen gebied bevinden zich enkele oudere gebouwen en ook bouwblokken uit de 20 eeuw. Aan de oostzijde van de Achterhaven is de afgelopen jaren voormalige industriële bebouwing vervangen door woningbouw. In dat deel is het voormalige VOC-gebouw opgenomen. Dit staat met de nieuwe bebouwing aan een brede kade, in overeenstemming met de vroegere betekenis van het gebied. De Kapiteinsbuurt is een woonbuurt uit de jaren '80 op een voormalig bedrijfsterrein. De bebouwing heeft een afwijkende open structuur van stroken en torentjes. In het gebied dat vroeger de haven van Delft vormde, heeft het water nog steeds een beeldbepalende rol aan de randen en door de havens die deel uitmaken van het gebied: de Coolhavenkade is in gebruik voor beroepsschepen en schepen van de Zeevaartschool; de Aelbrechtskolk en Voorhaven voor historische Schepen, naar het zuiden overgaand in moderne schepen bij de vernieuwde bebouwing; de Middenkous voor moderne schepen. Vanaf de Westzeedijk is zicht op de scheepvaart op de rivier en de bedrijvigheid van het havengebied. Voorzieningen De wijk Delfshaven is het centrum van de voorzieningen in de gelijknamige deelgemeente. Er zijn musea, galeries en uitgaansgelegenheden (Historisch Delfshaven), culturele voorzieningen (Coolhaveneiland) en een grote concentratie van creatieve bedrijvigheid en onderwijs. De wijk Delfshaven bevat naast enkele concentraties voor de dagelijkse boodschappen (Schiedamseweg, Oostkousdijk en Willem Buytewechstraat oostzijde) ook een breed aanbod aan voorzieningen waardoor ook mensen van buiten Delfshaven worden aangetrokken. Het bekendst is Historisch Delfshaven, een eeuwenoud, kleinschalig voormalig ambachtelijk
19
havengebied naar overzeese bestemmingen, dat nu een toeristische trekpleister is. Hier komen bezoekers van over de hele wereld naar de haven, musea, galeries en horeca. De horeca in historisch Delfshaven trekt ook Rotterdammers van buiten de wijk aan. Aan de Achterhaven ligt het VOC-gebouw waarin tijdelijk Worm was gevestigd en waarvoor een (culturele) invulling met horeca gezocht wordt. Bijzonder zijn de 3 oude molens in het gebied: een ervan is nog in gebruik als Molen, namelijk De Destilleerketel aan de Voorhaven / Achterhaven, twee andere zijn in particuliere handen en wachten als molenstomp op restauratie en een nieuwe invulling. De oostzijde van Coolhaveneiland is opgebouwd uit grotere bouwbokken met veel grote, brede panden. Dit gebied is getypeerd als 'Creatief Kwartier' waar een menging van creatieve bedrijvigheid, creatief onderwijs, kennisinstellingen, dienstverlening en wonen is gevestigd. De bebouwing aan de zuidzijde van het eiland, langs de Westzeedijk, heeft door de gunstige en representatieve ligging aan een ontsluitingsweg veel dienstverlening, voorzieningen en kantoren. Aan de Havenstraat / Oostzeedijk en Pieter de Hoochweg wordt wonen gemengd met kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening (zoals het kantoor van de deelgemeente Delfshaven) in de plint. In het oog springt een flatgebouw uit de jaren 60 op de hoek van de Achterhaven / Havenstraat. Hierin zijn een woongebouw voor ouderen en bedrijfsruimte gevestigd. De rest van het gebied bevat een menging van wonen met vooral aan de hoeken en randen bedrijvigheid. Woningvoorraad Delfshaven kent een grote variëteit aan bebouwingsvormen met historische panden uit de 19de eeuw en eerder, middenstands- en arbeiderswoningen uit de jaren twintig, appartementencomplexen uit de jaren vijftig, sociale woningbouw uit de jaren tachtig en grote school- en kantoorgebouwen, waaronder het Rotterdamsch Lyceum, de Zeevaartschool en het Conservatorium.
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Bewoningsgeschiedenis Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een klei-op-veen-gebied aan de rechteroever van de Nieuwe Maas. Ook een deel van de oeverzone zelf valt binnen het plangebied. Hoewel archeologische locaties uit de periode vóór de Middeleeuwen in het bestemmingsplangebied vooralsnog niet bekend zijn, kan op grond van nabijgelegen vindplaatsen aangenomen worden dat het gebied in de Romeinse tijd (begin jaartelling-350 na Christus) werd bewoond. Ook bewoning op het onderliggende veen uit de
20
IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) is mogelijk. Het gebied werd in 10de/11de eeuw ontgonnen. Tengevolge van de ontwatering kwam het maaiveld lager te liggen, waardoor de overstromingskans toenam. Rond het midden van de 12de eeuw werd een kleipakket afgezet. Kort daarop werd juist ten noorden van het plangebied de Beukelsdijk aangelegd, waarop en -langs bewoning plaatsvond. Mogelijk was er toen ook al sprake van een buiten de Beukelsdijk gelegen ringdijkje dat samenhangt met het ambacht Schoonderloo. In de loop van de 13de eeuw breidden de bedijkingen zich uit en werd Schielands Hoge Zeedijk aangelegd, waardoor de ringdijk van Schoonderloo en de Beukelsdijk hun waterkerende functie verloren. In het plangebied volgt Schielands Hoge Zeedijk het tracé Mathenesserdijk, Havenstraat, Westzeedijk (zie Bijlage 1 ). Langs de dijk, en vooral in de oude ringpolder van Schoonderloo, ontstond een kleine kern met haven. Het ambacht Schoonderloo is aan het einde van de 13de eeuw in handen van de Heren van Putten. In 1318 wordt het verkocht aan de Heer van Voorne en vóór 1332 komt het in handen van de Hollandse graaf. Uit de grafelijke rekeningen blijkt dat er sprake was van (sluis)visserij en herbergen te Schoonderloo. Ook bestond er een veer tussen de haven en Katendrecht. De kerk van Schoonderloo, waarvan de ouderdom niet bekend is, bevindt zich direct achter Schielands Hoge Zeedijk (ter hoogte van de huidige Pieter de Hoochstraat). Op en aan de dijk is vanaf de 13de eeuw gewoond. Zo bevindt zich ten westen van de kerk, in ieder geval vanaf de 14de eeuw een imposante boerderij (mogelijk een zogenaamde 'begraven hofstad'), 'Croondersteyn' genaamd. De kerk van Schoonderloo werd in 1572 grotendeels verwoest. In de ruïne werden nog tot in de 18de eeuw overledenen ter aarde besteld. In 1802, bij het maken van de straatweg naar Schiedam, werden de restanten van het gebouw geheel afgebroken. Een deel van het kerkhof, dat als begraafplaats in 1898 buiten gebruik werd gesteld, is tot op de dag van vandaag blijven bestaan aan het Kerkepad. De nederzetting Delfshaven ontstond aan de monding van de Delfshavense Schie, een vaart waarvan men met de aanleg begon in 1389. De bewoningssporen en delen van de verdedigingswerken behorende bij de stadskern van Delfshaven liggen grotendeels in het plangebied. Aan de monding van deze Delfshavense Schie onstond een nederzetting, Delfshaven genaamd. Delfshaven bleef eeuwenlang tot Delft behoren. Aanvankelijk maakte Delfshaven, kerkelijk gezien, deel uit van de parochie Schoonderloo. In het begin van de 16de eeuw werd de in 1417 gestichte Sint-Anthoniuskapel in Delfshaven parochiekerk. Bij het privilege van 1389 werd vastgesteld dat op de plaats waar de vaart de Maasdijk kruiste een sluis zou moeten worden aangelegd. Het gaat daarbij om een sluis met twee schotdeuren; één in de Mathenesserdijk en één ervoor (ter plaatse van de huidige brug over de Aelbrechtskolk), zodat een schutkolk ontstond. Eerstgenoemde schotdeur werd vervangen door de huidige doorgang naar de Delfshavense Schie. De resten van de oude sluis bevinden zich onder de grond, juist ten oosten van deze doorgang. In de 17de/18de eeuw is de scheepsbouw door de VOC in Delfshaven een belangrijk fenomeen. Delen van de werven zijn in 2007 archeologisch onderzocht. Archeologische potentie Vanwege een intacte geologische gesteldheid van het klei-op-veen-gebied zijn in het plangebied bewoningssporen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De dijken samenhangend met Schoonderloo en de voormalige Schielands Hoge Zeedijk zijn kansrijk voor het aantreffen van relicten vanaf circa 1200. Verdedigingswerken, resten van ambachtelijke en industriële activiteiten (bijvoorbeeld scheepswerven) en woonbebouwing van het oude Delfshaven en van Schoonderloo zijn te verwachten in een groot deel van het plangebied. In de kern van het oude Delfshaven ter weerszijden van de Kolk en de Voorhaven is de kleinschalige percelering en bebouwing nog intact. Ook bij kleinschalige bodemingrepen (kleiner dan 100 m2) kan hier archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. De kerk en directe omgeving van het vroegere Schoonderloo, alsmede de Nederlands Hervormde Kerk (Sint Anthonius) en het sluiscomplex aan de noordzijde van de Aelbrechtskolk, langs de Schiedamseweg, onder het terras van het café 'De Oude Sluis' zijn opgenomen op de lijst van beschermde Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP) in het kader van de Archeologieverordening Rotterdam 2009. De aanwezige archeologische waarden dienen in
21
principe behouden te blijven. In het oostelijk deel van het plangebied zijn grote delen in (sub)recente tijd sterk opgehoogd, waardoor de archeologische resten soms diep begraven kunnen zijn. De archeologische waarden worden alleen verstoord bij diepere bodemingrepen, die vaak ook een grote oppervlakte hebben. Gelet op de bouwvolumes die er al staan, zullen bodemingrepen in dit gebied vrijwel altijd groter zijn dan 200 vierkante meter. Aanbevelingen Voor de drie in het plangebied aanwezige Archeologisch Belangrijke Plaatsen geldt dat behoud van de archeologische waarden in situ (in de bodem) voorop staat, conform de bepalingen in de Archeologieverordening 2009 en de door het College van B&W vastgestelde Lijst van Archeologisch Belangrijke Plaatsen. Het gaat om de nummers 16, 17 en 18 van de lijst, zoals hieronder omschreven: Waarde - Archeologie - 1 nr. 16. Het terrein van de Nederlands Hervormde Kerk (Sint-Anthonius), gelegen aan de Aelbrechtskolk. Voor dit terrein geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter beneden het maaiveld, ongeacht de oppervlakte. Waarde - Archeologie - 2 nr. 17. De resten van het sluizencomplex, gelegen onder het terras van café 'De Oude Sluis'. nr. 18. Het terrein van de kerk (en directe omgeving) van het vroegere dorp Schoonderloo, gelegen achter Schielands Hoge Zeedijk (ter hoogte van de Pieter de Hoochstraat). Voor beide terreinen geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,5 meter beneden het maaiveld, ongeacht de oppervlakte. Waarde - Archeologie - 3 Voor de oude kern van Delfshaven ter weerszijden van de Aelbrechtskolk en de Voorhaven geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter beneden het maaiveld, ongeacht de oppervlakte. Waarde - Archeologie - 4 Het oostelijk deel van het plangebied is in (sub)recente tijd (1923-1924) opgehoogd. In dit gebied geldt daarom een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouwen graafwerkzaamheden dieper dan 3,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan. Waarde - Archeologie - 5 Voor de rest van het landgebied geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 100 m2 beslaan. Waarde - Archeologie - 6 Voor het watergebied (de Aelbrechtskolk, de Voorhaven, de Achterhaven, de Middenkous en een deel van de Coolhaven) geldt dat bij bagger- en andere werkzaamheden (uitgezonderd het op normale diepte houden van de vaarwegen), een archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor het gehele watergedeelte van het plangebied geldt daarom een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 m2 en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.
22
3.3
Stadsgezichten en Monumenten
3.3.1
Algemeen
De gemeente Rotterdam heeft een groot aantal objecten en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd volgens de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2010. De gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen: Beschermde stadsgezichten (BS) Rotterdam heeft alleen rijksbeschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar. Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten van het rijksbeschermd gezicht en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (Wro). De status van een beschermd stadsgezicht betekent voor toekomstige ontwikkelingen dat er in dit gebied niet gesloopt mag worden zonder een sloopvergunning op grond van artikel 37 van de Monumentenwet 1988 (vanaf 1 oktober 2010 onderdeel van de omgevingsvergunning, werkzaamheid monumenten). Voor alle bouwwerkzaamheden in een beschermd stadsgezicht is een bouwvergunning vereist. Wederopbouwaandachtsgebieden Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten heeft Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische status op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Wel heeft B&W in 1998 vastgesteld dat de historische kwaliteiten van deze waardevolle ensembles onderdeel uitmaken van het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan. Hiervoor kan het nodig zijn een Cultuurhistorische Verkenning (CV) te maken om de historische kwaliteiten in kaart te brengen. Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM) Rotterdam heeft zowel rijks- als gemeentelijke monumenten. Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is (rijksmonument), of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Bij een monument gaat het om een bouwwerk of complex, zowel buiten als van binnen. Als vanzelfsprekend is het verboden zonder vergunning wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van cultuurhistorische waarde zijn omdat deze objecten karakteristiek voor de stad of een wijk zijn: de zogenaamde Beeldbepalende Objecten. Ook heeft Rotterdam cultuurhistorisch waardevolle gevelwanden. Beeldbepalende objecten en gevelwanden hebben geen juridische status op grond van de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Cultuurhistorische Verkenningen (CV) De inzet van cultuurhistorisch erfgoed en architectuur bij ontwikkelingen van de stad is één van de kernbeslissingen uit de Stadsvisie Rotterdam 2030. Hiermee is cultuurhistorie, het opsporen van bestaande kwaliteiten die de geschiedenis heeft voortgebracht en het voortbouwen erop bij de actuele opgaven van de stad, een structureel onderdeel van de Rotterdamse ruimtelijke planvorming. Om dit in de praktijk tot uitvoering te brengen is sinds eind 2007 het B&W besluit van toepassing dat bij gebiedsontwikkeling een Cultuurhistorische Verkenning (CV) wordt opgesteld als blijkt dat er
23
cultuurhistorische waarden in een gebied aanwezig zijn. In een CV worden de cultuurhistorische waarden van een gebied benoemd, geanalyseerd en gewaardeerd. Opdrachtgever voor een CV is de gemeente (Stadsontwikkeling) of een combinatie van gemeente, corporatie/ontwikkelaar en deelgemeente. Een CV wordt vastgesteld door het college van B&W of het dagelijks bestuur van de betreffende deelgemeente, samen met het (stedenbouwkundig of master-) plan waarvoor het is gemaakt. De keuzes in het plan over de cultuurhistorische waarden worden hierbij gemotiveerd afgewogen. Vervolgens worden de cultuurhistorische waarden die in het betreffende plan zijn opgenomen ook verankerd in het bestemmingsplan. 3.3.2
Beschermd Stadsgezicht Delfshaven
Het volgende gebied is cultuurhistorisch waardevol en krijgt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie - 1": Beschermd Stadsgezicht Delfshaven. Ruimtelijk karakter Oud Delfshaven vormt een afzonderlijke ruimtelijke eenheid met een herkenbaar eigen karakter, een historisch-ruimtelijke enclave, binnen het stedelijke gebied van Rotterdam. De ruimtelijke structuur ervan wordt primair bepaald door de oorspronkelijke buitendijkse monding van de Delfshavense Schie, nl. de Aelbrechtskolk en Voorhaven, en de voormalige Hoge Schielandse Zeedijk, dat wil zeggen het dijktracé Mathenesserdijk-Havenstraat, en secundair door de rivier de Maas, van welks oorspronkelijke beloop de huidige Middenkous een rudiment is, en de Schans als rudiment van de laat 16de-eeuwse verdedigingswerken ten westen van Delfshaven. De hoek tussen de voormalige zeedijk en de Voorhaven bedraagt ca. 30 graden, waardoor de plattegrond van Oud Delfshaven ongeveer wordt omsloten door een rechthoekige driehoek met hoeken van 30 en 60 graden. Het centrale element in de plattegrond wordt van oudsher gevormd door Aelbrechtskolk en Voorhaven, langs de kaden waarvan zich in het verleden de Delftse scheepvaart- en overslagactiviteiten afwikkelden, in het verlengde van de oude vaarroute. De Achterhaven heeft, ondanks de doorbraak naar de Coolhaven, meer dan de Voorhaven het karakter van haven als berging van schepen dan als overslaghaven. Dit kenmerkt zich onder andere door de grotere breedte en de wat geringere gerichtheid van de kaden en de bebouwing daaraan op de bedrijvigheden te water, dit met uitzondering van de brede kade voor het voormalige Oost-Indisch Huis (het VOC-pand Achterhaven 148). Het voor Delfshaven meest karakteristieke element hierin is de zogenaamde Landtong tussen de Vooren Achterhaven, waarvan het zuideinde, het zogenaamde Middelhoofd, wordt geaccentueerd door de (mout)molen “De Distilleerketel”, die daar is gerestaureerd. Het bebouwingsbeeld in Oud Delfshaven is mede als gevolg van de traditionele menging van functies zeer afwisselend, zowel in schaal als in uiterlijk, al heeft het zich voor een belangrijk deel ontwikkeld binnen de historische bebouwingsschaal. In het noordelijk deel weerspiegelen zich daarin voornamelijk bijzondere functies en de combinatie van woon- en bedrijfsfuncties. In het zuidelijk deel overheersten van oudsher de bedrijfsfuncties, maar daarvan is thans een deel door de woonfunctie vervangen, waardoor het bebouwingsbeeld hier enigszins aan authenticiteit heeft ingeboet. In het noordelijk deel vindt men het grootste aantal beschermde monumenten maar overigens treft men zowel daar als elders tal van gebouwen aan, die, hoewel niet wettelijk beschermd, karakteristiek en dus waardevol te noemen zijn voor het stadsgezicht Delfshaven. Beschermd gebied De westelijke grens is de oostzijde van de Schans, doorgetrokken naar de Noordschans en de Middenkous, zodanig, dat de beide molenrompen aldaar als markeringspunten van de oorspronkelijke omvang van Delfshaven daarbinnen zijn betrokken. De oostelijke grens loopt vanaf de Noordvest, langs de oevers van de Delfshavense Schie en de Coolhaven naar de Achterhavenbrug en vandaar langs de oostelijke kade van de Achterhaven naar de Middenkous. De zuidelijke grens wordt gevormd door de zuidoever van de Middenkous, vanwaar men de historisch-ruimtelijke eenheid van het gebied in het grotere stedelijke geheel optimaal overziet. Hoewel de Havenstraat in zichzelf historische kwaliteiten bezit is er van afgezien, deze in zijn geheel bij de bescherming te betrekken vanwege de in het voorgaande reeds vermelde verstoorde ruimtelijke relatie met het overige deel van Oud Delfshaven. Bij het betrekken van het bouwblok tussen Schiedamse Weg,
24
Noordschans en Schie binnen het beschermen gebied hebben naast historisch-structurele ook architectuurhistorische aspecten een rol gespeeld. Binnen dit in oorsprong al zo gevarieerde gebied zijn de belangen, waarop de beschermde maatregel is gericht, niet overal gelijk van aard en gewicht. In het vervolg wordt dan ook nader ingegaan op de aard van deze belangen voor het te beschermen gebied in zijn geheel en in onderdelen. Nadere typering beschermde waarden In het gehele beschermde gebied is het patroon van waterlopen, dijken, straten en stegen in samenhang met de schaal van de bebouwing van belang. In de voorgaande beschrijving van het huidige ruimtelijke karakter is daarop al in grote lijnen ingegaan. Daarnaast zijn in een deel van het gebied ook de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de structuur van de verkaveling en bebouwing van belang. Dit is met name het geval in het gebied ten noorden van de Mouterssteeg en de Tweede Schansstraat. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw van Delfshaven zijn de langgerekte gesloten bouwblokken, slechts door merendeels smalle stegen onderling gescheiden. De bebouwing staat ononderbroken direct aan de kade, straat of steeg. Voor zover er door de intensieve bebouwing al sprake is van erven en tuinen, liggen deze binnen de bouwblokken besloten. Alleen aan het Achterwater grenzen enkele tuinen aan de straat. Van het bijzonder belang voor het historische stadsgezicht Delfshaven zijn de profilering en inrichting van de openbare ruimte en met name die van de havens. Van betekenis zijn hier de relatie tussen de breedte van het water en de belendende kaden, de hoogte van de gemetselde kademuren en de inrichting van de kaden zelf in een op bedrijvigheid te water gerichte strook langs de haven, een verkeersstrook en een semi-particuliere zone direct langs de bebouwing, die daarbij soms nog functioneel betrokken is. De verschillen tussen de gebruikszones kenmerken zich onder andere door bestratingverschillen en door boombeplantingen, tussen de loskade en de rijweg. Alle objecten binnen het Beschermd Stadsgezicht Delfshaven, inclusief de nu reeds bestaande Gemeentelijke Monumenten (GM) en Rijksmonumenten (RM), krijgen de dubbelbestemming "Waarde Cultuurhistorie - 1". Maar de reeds bestaande Gemeentelijke Monumenten (GM) en Rijksmonumenten (RM) zijn uitgezonderd van het sloopverbod uit "Artikel 38 Waarde - Cultuurhistorie - 1" van de regels. De beschermde status van de bovengenoemde monumenten vloeit voort uit de Monumentenwet en de gemeentelijke Monumentenverordening. 3.3.3
Cultuurhistorisch waardevolle objecten
De volgende objecten zijn cultuurhistorisch waardevol en krijgen in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie - 2": Alle 19e eeuwse en begin 20e eeuwse objecten op het Coolhaveneiland die niet zijn ontwikkeld op basis van het stedenbouwkundig plan voor het Coolhaveneiland. Het betreft objecten langs-, en in de nabijheid van de voormalige Schielandsche Hoge Zeedijk: Havenstraat, Heiman Dullaertplein, Pieter de Hoochstraat, Oostkousdijk, Waaldijk en de Schoonderloostraat e.o.. Deze objecten zijn. cultuurhistorisch waardevol vanwege historische, stedenbouwkundige en deels architectuurhistorische aspecten. De objecten behoren in de Koepelnota Welstand tot de gebiedstypen 'Historische linten en kernen' of 'Niet-planmatige uitbreidingen'. Enkele van de objecten zijn restanten van voor de planmatige bebouwing maar vallen wel binnen het gebied waar is ontwikkeld op basis van het Stedenbouwkundig plan van Burgdorffer (zoals de joodse graven aan het Kerkepad). In de Koepelnota Welstand zijn deze gelegen binnen het ter plekke dominante gebiedstype 'Planmatige stedelijke uitbreiding'.(zie Quick Scan Coolhaveneiland, 2010) De objecten die zijn opgenomen in het Gemeentelijke Monumenten Selectie project (GMSP) als Toekomstig Monument en als zodanig zijn opgenomen op de Monumentenkaart Rotterdam. De objecten die in het kader van het GMSP als Beeldbepalend Object zijn benoemd. Deze objecten zijn veelal gelegen langs de hoofdwegen van het Coolhaveneiland (zie Quick Scan Coolhaveneiland, 2010). De objecten uit de 19e en begin 20e eeuw welke zijn gelegen tussen de Spanjaardstraat en de westgrens van het Beschermd Stadsgezicht Delfshaven en zijn benoemd als Beeldbepalend en Beeldondersteunend voor het gebied (Cultuurhistorische Verkenning en Analyse Bospolder
25
Tussendijken, 2009). Alle bovengenoemde objecten krijgen de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie - 2". Deze dubbelbestemming biedt enige bescherming tegen sloop en regelt het behoud van de kapvorm. 3.3.4
Monumenten
Binnen het bestemmingsplangebied liggen de volgende monumenten: Naam Monument
Hoofdadres(sen)
Monumentenstatus
Achterhaven 148
Achterhaven 148
Rijksmonument
Aelbrechtskolk (wallekant, sluis, brug)
Aelbrechtskolk 20
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 2
Achterwater 3
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 4
Aelbrechtskolk 4
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 6
Aelbrechtskolk 6
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 8
Aelbrechtskolk 8
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 10
Aelbrechtskolk 10
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 12
Achterwater 11
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 18
Aelbrechtskolk 18
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 20
Piet Heynstraat 1
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 29
Aelbrechtskolk 29
Rijksmonument
Aelbrechtskolk 31
Aelbrechtskolk 31
Rijksmonument
Lage Erfbrug
Lage Erfbrug 0
Gemeentelijk Monument
Mathenesserdijk 430
Mathenesserdijk 430
Gemeentelijk Monument
Mathenesserdijk 481-483
Mathenesserdijk 481
Gemeentelijk Monument
Noordschans 1
Noordschans 1
Rijksmonument
Piet Heynsplein (Standbeeld Piet Heyn)
Piet Heynsplein 1
Rijksmonument
Piet Heynsplein 23
Piet Heynsplein 23
Rijksmonument
Piet Heynsplein 23 C
Piet Heynsplein 23
Rijksmonument
Pieter de Hoochstraat 3
Pieter de Hoochstraat 3
Rijksmonument
Pieter de Hoochstraat 29
Pieter de Hoochstraat 29
Rijksmonument
Pieter de Hoochweg 110
Pieter de Hoochweg 110
Rijksmonument
Pieter de Hoochweg 111
Dunantstraat 2
Rijksmonument
Puntegaalstraat 15-479
Puntegaalstraat 15-479
Rijksmonument
Schans 137
3e Schansstraat 15
Rijksmonument
Schiedamseweg 7-13
Schiedamseweg 5
Gemeentelijk Monument
Tussenwater 5
Tussenwater 5
Rijksmonument
Voorhaven 5
Voorhaven 5
Rijksmonument
Voorhaven 7
Voorhaven 7
Rijksmonument
Voorhaven 9
Voorhaven 9
Rijksmonument
Voorhaven 12
Piet Heynsplein 7
Rijksmonument
Voorhaven 19-31
Voorhaven 19
Rijksmonument
26
Voorhaven 34
Voorhaven 34
Rijksmonument
Voorhaven 36
Voorhaven 36
Rijksmonument
Voorhaven 57
Voorhaven 57
Rijksmonument
Voorhaven 82-88
Voorhaven 82
Rijksmonument
Voorhaven 210
Voorhaven 210
Rijksmonument
Voorstraat 5
Voorstraat 5
Rijksmonument
Voorstraat 6
Havenstraat 19
Rijksmonument
Voorstraat 11
Voorstraat 11
Rijksmonument
Voorstraat 13
Voorstraat 13
Rijksmonument
Westzeedijk (Bij 375 Parksluizen, motorgebouwtje)
Rijksmonument
Westzeedijk (Bij 375 Parksluizen, transformatorhuis annex kiosk)
Rijksmonument
Westzeedijk (Bij 375 Schutsluis)
Willem Buytewechstraat 2 Rijksmonument
Westzeedijk 497
Westzeedijk 497
Gemeentelijk Monument
Westzeedijk 507
Westzeedijk 507
Rijksmonument
3.4
Molenbiotoop
In het plangebied zijn drie molens aanwezig. Ze zijn allemaal gelegen in Historisch Delfshaven. Twee van de drie molens zijn slechts molenstompen. De provincie hanteert een molenbiotoop voor molens die: geheel of gedeeltelijk beschermd monument zijn; voor molenstompen, die in de redengevende omschrijving vermeld staan als "incomplete'' molens; in afwachting van herstel tijdelijk zonder wieken staan; op de kaart van de Cultuur Historische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland staan. In het geval van het plangebied geldt dit alleen voor de Distilleerketel. De gemeente kan aan molenstompen een bepaalde biotoopwaarde toekennen om de molenstompen als stedelijk ornament te accentueren. Daarnaast kan het beleid van de gemeente zijn om de molenstompen ooit te completeren. Als dat idee bestaat moet voor de toekomst de omgeving 'geconsolideerd' worden. Dit geldt niet voor de twee molenstompen De Graankorrel en Het Vertrouwen. Door te hoog opgaande omringende bebouwing is het technisch onmogelijk de romp als complete draaivaardige molen te herstellen. Bovendien heeft de deelgemeente Delfshaven laten weten niet de ambitie te hebben de molens te complementeren. De molenstompen in Historisch Delfshaven kennen dus geen gemeentelijke beschermingsbiotoop. Enkel de Distilleerketel kent een biotoop. Goedkeuringscriteria Molenbiotoop De molenbiotoop heeft tot doel te bepalen of een molen voldoende wind vangt om te draaien. De molenbiotoop is een denkbeeldige cirkel rondom de as van de molen die voldoende wind en zicht op de molen garandeert. De Distilleerketel bevindt zich in stedelijk gebied. De maximale hoogte van de omliggende bebouwing wordt vastgesteld met de volgende formule: Binnen een straal van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mag geen bebouwing of beplanting worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen een straal van 100 tot 400 m vanaf het middelpunt van de molen mag de maximale hoogte van hoogte van bebouwing en beplanting niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen plus de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek. Dit
27
wordt de 1 op 30 regel genoemd.
Figuur: Molenbiotoop van "Distilleerketel" (100 en 400-meter zone) Bij de (mout)molen "Distilleerketel" bedraagt de afstand van het maaiveld tot de onderste punt van de vertikaal staande wiek 13,5 meter. Binnen een straal van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mag geen bebouwing of beplanting worden opgericht hoger dan deze 13,5 meter (circa 16m10 + NAP). Aangezien molen "Distilleerketel" in stedelijk gebied is gelegen, geldt tussen de 100 en 400 meter de 1 op 30-regel. De hoogte van de bebouwing en beplanting mag niet meer zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwerk en molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verdicaal staande wiek. Dit ontwikkeling aan de Oostkousdijk ligt binnen de molenbiotoop. Het betreft hier echter renovatie van de bebouwing. De molenbiotoop is niet in het geding en derhalve niet op de plankaart aangegeven.
28
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Inleiding
In de deelgemeente Delfshaven is een aantal verouderde bestemmingsplannen van kracht. Vijf bestemmingsplannnen die, die tezamen het gebied Coolhaveneiland, Historisch Delfshaven en een klein deel van de wijk Bospolder beslaan, zullen worden herzien tot een nieuw bestemmingsplan, genaamd Bestemmingsplan Delfshaven. 4.1.1
Afstemmen van de verschillende bestemmingsplannen in het gebied
Bestemmingsplannen die in het gebied gelden zijn van oorsprong verschillend en dateren van 1920 tot 1992. Verschillende manieren van bestemmen en verschillende bestemmingen hebben elkaar in de loop van de tijd afgewisseld. Door deze verschillen zijn bestemmingsplannen ontstaan die ondanks een zelfde beleidsmatige inhoud of doel, er toch geheel anders uitzien en moeilijk vergelijkbaar zijn. Hierdoor ontbreekt het aan duidelijkheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. Naast duidelijkheid voor gebruikers is vergelijkbaarheid van plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te zien. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een meer effectieve en efficiënte overheid. 4.1.2
Uitgangspunten van het Masterplan Delfshaven
Het in juli 2010 vastgestelde Masterplan Delfshaven vormt de basis voor het nieuwe bestemmingsplan Delfshaven. De daarin beschreven ontwikkelingen krijgen een plek binnen dit bestemmingsplan. Uitgangspunten bij het Masterplan Delfshaven: het nieuwe bestemmingsplan wordt in hoge mate conserverend bestemd (bestemmen wat er is); het beschermd stadsgezicht Delfshaven wordt ongewijzigd overgenomen, zoals het in het vigerende bestemmingsplan is bestemd (behoudens een enkele marginale correctie); nieuwe projecten die nog lopen worden opgenomen op basis van de randvoorwaarden zoals die door het dagelijks bestuur van de deelgemeente al eerder zijn geaccordeerd; nieuw beleid (t.o.v. de vigerende bestemmingsplannen ) is vastgelegd in de Ontwikkelingsvisie Coohaveneiland. Dit betekent voornamelijk meer ruimte/flexibiliteit voor bedrijvigheid in het creatief kwartier; relevante actuele beleidskaders worden meegenomen, bijvoorbeeld het horecabeleid. 4.1.3
Visie op ontwikkelingen Coolhaveneiland
Deze visie is ontwikkeld door het bureau Reitsma Stedebouw, in opdracht van en in samenwerking met de dS+V, Woonbron Maasoevers, het OBR en de deelgemeente Delfshaven. Aanleiding tot het opstellen van een dergelijke ontwikkelingsvisie zijn ontwikkelingen in de directe omgeving van Coolhaveneiland: de herstructurering van de wijk Bospolder, de ontwikkeling van het Lloydkwartier, de herinrichting van de Westzeedijk tot Parklane, de uitbreiding van het Erasmus Medisch centrum, enzovoort. Het gebruik van de gebouwen verandert en de vraag naar ruimte voor wonen en werken neemt toe. Door deze ontwikkelingen is Coolhaveneiland van kleur aan het verschieten. De Ontwikkelingsvisie Coolhaveneiland geeft de ontwikkelingsrichting van het gebied Coolhaveneiland voor de komende jaren aan. De uitgangspunten genoemd in de visie zijn vastgesteld door de deelgemeente Delfshaven en worden gedragen door bewoners en betrokken partijen in het gebied. Het is zaak om daar waar mogelijk uitgangspunten uit de Ontwikkelingsvisie Coolhaveneiland te bekrachtigen door de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken in het nieuwe bestemmingsplan. Deze gewenste ontwikkelingen moeten wel voldoende zijn uitgewerkt, enige status hebben en vertaald
29
worden in plankaart en regels. Dit maakt een vrije vertaling van uitgangspunten uit de visie in het bestemmingsplan niet mogelijk. Enkel die uitgangspunten, die kunnen voldoen aan bovenstaande criteria kunnen daadwerkelijk worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Om toch een eerste basis te leggen voor nog niet uitgewerkte maar wel gewenste ontwikkelingen is het van belang de ontwikkelingsvisie in hoofdlijnen op te nemen in de plantoelichting van het bestemmingsplan. Zo kan deze een eerste basis vormen en onderbouwing voor toekomstige projectbestemmingsplannen. In de visie zijn vier deelgebieden benoemd en als profiel beoordeeld: Het Creatief Kwartier, Het Historisch Kwartier, De Werkplaats en De Driehoek. Creatief k wartier Het Creatief Kwartier is het oostelijk deel van Coolhaveneiland. Het gebied bevindt zich op het snijpunt van de kennisas door Rotterdam en het audiovisuele Cluster op het Lloydkwartier. Het gebied kenmerkt zicht door grote, vaak monumentale gebouwen, die los staan in de openbare ruimte. Het leent zich goed voor een campusachtige opzet. Daartoe dienen geparkeerde voertuigen bij voorkeur ondergronds gestald te worden en begane grondverdiepingen van gebouwen (deels) openbaar toegankelijk te zijn. Historisch Kwartier Het Historisch Kwartier vormt het westelijk deel van Coolhaveneiland. De belangrijkste drager van dit kwartier is de route van Historisch Delfshaven, via Stadtswerf Compagniekwartier – Havenstraat – Oostkousdijk naar het evenemententerrein, het museumschip de Delft en het Veerhuisje. In de toekomst is een rechtstreekse route door middel van twee nieuwe bruggen over de Buizenwaal en de Middenkous gewenst. Werkplaats De Werkplaats omvat de gehele noordelijke kade langs de Coolhaven. Deze plek aan en met uitzicht op het water is uniek op Coolhaveneiland. De herinrichting van de kade tot ‘echte openbare ruimte’ is essentieel (betaald parkeren, ruimte voor evenementen). In de plint kunnen werkplaatsen worden ontwikkeld en bovenop het blok is eventueel ruimte voor penthouses. Door het bouwblok kan een doorbraak gemaakt worden, zodat de relatie Coolhaven – Driehoek (Willem Buytewechstraat) verbetert. Driehoek De Driehoek vormt het centrale deel van Coolhaveneiland. De komende jaren zal moeten worden bekeken hoe dit deel zich ontwikkelt en op welke wijze het gebied kan transformeren onder invloed van een spin-off van de randen (Creatief Kwartier, Historisch Kwartier, Werkplaats). Aan de hand van ontwikkelingen kan te zijner tijd een toekomstplan worden opgesteld. Door het goed beheren en waar nodig opknappen van de openbare ruimte en de aanwezige bebouwing kan worden voorkomen dat de Driehoek in een neerwaartse spiraal terechtkomt. 4.1.4
Omgaan met de bestaande autogaragebedrijven
In het plangebied bevinden zich enkele concentraties van autogaragebedrijven. Dit zijn meestal bedrijven in milieucategorie 2, die ook bij een normale bedrijfsvoering toch enige overlast veroorzaken. Het is de concentratie van de activiteiten die ervoor zorgt dat de deelgemeente nu adviseert om deze soort activiteiten zo veel mogelijk te weren. In de regels zijn garagebedrijven uitgesloten, waardoor er geen groei kan plaatsvinden. Voor de bestaande garagebedrijven wordt een uitsterfregeling toegepast. Dat betekent dat de bestaande garagebedrijven niet langer zijn toegestaan op het moment dat het gebruik als zodanig is gewijzigd in een ander toegestaan gebruik. Dit geldt ook voor autowasserijen.
4.2
Ontwikkelingen
Een aantal locaties binnen het plangebied is reeds ontwikkeld of in ontwikkeling of zal op korte termijn worden herontwikkeld. Voor deze locaties bestaan bouwplannen die veelal passen binnen de geldende bestemmingsplannen of wordt een bestemmingsplan aangepast conform de vergunde situatie. Een deel van de onderstaande bouwplannen of projecten zal moeten worden opgenomen c.q. mogelijk
30
worden gemaakt in het nieuwe bestemmingsplan. Een deel zal indien er binnenkort geen duidelijkheid over komt, buiten beschouwing gelaten worden. Uitgangspunt voor deze vertaalslag vormt de zogeheten goede Ruimtelijke Onderbouwing als onderdeel van de planprocedure. Ontwikkelingen/uitbreidingen in het plangebied die meegenomen zullen worden in het bestemmingsplan 4.2.1
Supermarkt Oostkousdijk
Er is een initiatief om een supermarkt plus ruimte voor kleinschalige bedrijven te vestigen aan de Oostkousdijk, Delfshaven. Hiermee wordt een kwaliteitsimpuls beoogd voor Coolhaveneiland: een aanvulling op het voorzieningenaanbod, werkgelegenheid en verbetering van de uitstraling van het bouwblok door aanpassing van gevels en buitenruimte. Het stedenbouwkundig programma van eisen (S PVE) is opgesteld door de Stadsontwikkeling (SO) in samenwerking met initiatiefnemer Woonbron, A3 Architecten. Het plan is een particulier initiatief, er is geen gemeentelijke grondexploitatie. Kaders Deze ontwikkeling sluit aan op de ambitie de Visie Coolhaveneiland om de Oostkousdijk als entree naar het Coolhaveneieland en het Historische kwartier te verlevendigen. Omdat het bouwplan voor een supermarkt niet past in het vigerende bestemmingsplan uit 1975 is deze ontwikkeling al reeds opgenomen in het Masterplan Delfshaven. Programma Supermarkt met ca. 1381m2 BVO. Het programma wordt ingepast in een bestaand bouwblok, waarbij een uitbreiding van de winkelruimte en de parkeergelegenheid op het binnenterrein worden ingepast. Het parkeren op maaiveld grenst met een groene afscheiding aan het openbare gedeelte van het binnenterrein. De bebouwing op het binnenterrein krijgt een begroeid dak met dakterrassen voor de aangrenzende woningen om het groene karakter van het binnenterrein te versterken. De hoofdbebouwing blijft behouden. Op de begane grond komen winkel-/bedrijfsruimten. In enkele daarvan komt de supermarkt die een uitbouw krijgt op het binnenterrein. De bestaande bebouwing op het binnenterrein wordt daarvoor gesloopt. Op een deel van het binnenterrein wordt een parkeerplaats aangelegd. Deze wordt mogelijk ontsloten vanaf de Waaldijk met een onderdoorgang onder de bestaande panden. Een deel van de grond is in eigendom van het gemeente Rotterdam en zal worden overgedragen aan ontwikkelaar Woonbron. In de ruimten op begane grond aan de Oostkousdijk komen aanvullende voorzieningen en kleinschalige winkelruimten. Aan de Waaldijk komt bedrijfsruimte in de plint. Daarboven worden de bestaande woningen gerenoveerd. 4.2.2
VOC-gebouw
Het VOC-gebouw is gelegen aan de Achterhaven. De invulling van het VOC-gebouw wordt waarschijnlijk culturele activiteiten. Gezocht wordt naar een publiekstrekkende functie die een bijdrage levert aan Historisch Delfshaven. De bestemming in het vorige bestemmingsplan was bedoeld voor bedrijven en wordt nu bestemd als "Cultuur en Ontspanning". De functies hotel en bedrijven t/m milieucategorie 2 zijn toegestaan.
4.3
Reeds vergunde of gerealiseerde ontwikkelingen
Reeds vergunde of gerealiseerde ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden opgenomen 4.3.1
Compagniekwartier
Het plangebied wordt begrensd door de Achterhaven, de Korte en de Lange Dijkstraat en de Havenstraat. Dit project bestaat uit een half verdiepte parkeergarage onder het gehele complex, met woningen erboven en is reeds opgeleverd.
31
4.3.2
De Fabriek
De Fabriek is gelegen tussen de Mathenesserdijk en de Delfshavense Schie. Het gebruik door ontwikkelaar Havensteder is 1/3 cultureel maatschappelijk programma en 2/3 deel kleine bedrijfsruimten. De bouwaanvraag past binnen het huidige bestemmingsplan. Er komen geen woningen in het pand. 4.3.3
Leger des Heils
Het pand van Leger des Heils is gelegen op de punt van een bouwblok aan de Coolhaven en de Dunantstraat. Het betreft een (sloop)nieuwbouwplan. 4.3.4
Machinistenschool
Deze is gelegen aan de W. Buytewechstraat en de Coolhaven. Het betreft een transformatie van het bestaande schoolgebouw naar bedrijfsruimten ten behoeve van de creatieve sector, in combinatie met horecavoorzieningen, alsmede een kinderdagverblijf. 4.3.5
Stadtswerf
Het project is opgeleverd en voorziet in 98 koopwoningen, 650 m2 commerciële ruimte op de begane grond in de plint op de hoek van Achterhaven/Buizenwaal en kleinschalige horeca en dienstverlenende functies. Daarnaast is er een ondergrondse parkeergarage met 173 parkeerplaatsen waarvan er 139 voor de woningen zijn, 13 parkeerplaatsen voor de commerciële ruimte en een overschot van 21 parkeerplaatsen voor toekomstige ontwikkeling van het VOC-gebouw voor het opvangen van een tekort in de buurt. 4.3.6
Westzeedijk 497
Het gebouw is gelegen aan de Westzeedijk op de hoek met de 2e IJzerstraat. Het gebouw wordt gebruikt als een school met daarnaast bedrijfsunits. 4.3.7
WMDC (World Music and Dance Centre)
Deze is gelegen aan de Pieter de Hoochweg op de hoek met de W. Buytewechstraat. Het betreft een uitbreiding van de bestaande school met bebouwing op binnenterrein en met toegevoegde horecavoorziening. 4.3.8
Zeevaartschool
Deze Zeevaartschool is gelegen aan de Pieter de Hoochweg op de hoek met Pieter de Hoochstraat. Het plan voorziet in de vestiging voor een hogeschool, uitbreiding met nieuwbouw op het achtererf en een horecavoorziening.
4.4
Onzekere ontwikkelingen
Ontwikkelingen waar nog te veel onduidelijkheid over bestaat, daarom worden deze niet meegenomen in dit bestemmingsplan. 4.4.1
Machinist
Het plan voorziet in nieuwbouw woningen op het terrein langs de Schie, met niet-woonfuncties in de plint en bijbehorende gebouwde parkeervoorzieningen. Op de parkeervoorziening ligt een openbaar toegankelijk dek op het niveau van de W. Buytewechstraat. De randvoorwaarden voor dit project zijn goedgekeurd door de deelgemeente. De grond is in eigendom van gemeente Rotterdam. Achtergrond: het plan ligt stil om technische en financiële redenen. Er is voor het bouwplan geen bouwvergunning verleend. Het plan is uit behandeling genomen. Er is geen toenmalige art. 19 WRO-procedure gevolgd. Bestaande bestemming blijft gehandhaafd.
32
4.4.2
Prinses Theater
Havensteder wil het kopen van de gemeente, mits er een huurder is. Die huurder is nog niet in zicht. Er zijn bij de deelgemeente geen nieuwe initiatieven bekend. De bestaande bestemming blijft gehandhaafd. 4.4.3
Reclassering-douanegebouw
Ontwikkeling is onduidelijk. Maatschappelijke, financiële en milieutechnische haalbaarheid zijn niet aangetoond. De bestaande bestemming blijft gehandhaafd. 4.4.4
Toekomstplannen ABN-Amro gebouw Coolhaven 164
Ontwikkeling is onduidelijk. Maatschappelijke, financiële en milieutechnische haalbaarheid zijn niet aangetoond. De bestaande bestemming blijft gehandhaafd. 4.4.5
Wijkstallingsgarage Schans - Watergeus
De ontwikkelaar was bezig met een haalbaarheidsstudie voor een wijkstallingsgarage van maximaal 180 parkeerplaatsen in het gebied Schans - Watergeus. Deze ontwikkeling wordt niet meegenomen vanwege financiële onhaalbaarheid.
4.5
Juridische planbeschrijving
4.5.1
Maatschappelijke voorzieningen
Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, culturele, medische, educatieve, levensbeschouwelijken en publieke voorzieningen verstaan. Het betekent dat een voorziening die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende voorziening. Op de plankaart zijn voorzieningen met "Maatschappelijk - 1" bestemd, waarbij geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kinderdagverblijven (sinds Wgh 1-7-2012), ziekenhuizen en niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals een buurthuis of kerkgebouw toegestaan zijn. De bestemming "Maatschappelijk - 2" houdt in dat er alleen maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan die niet geluidsgevoelig zijn, zoals een buurthuis of consultatiebureau. 4.5.2
Gemengde bebouwing
In dit bestemmingsplan zijn bestemmingen uit de vigerende bestemmingsplannen zo veel mogelijk omgezet naar bestemmingen conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, de SVBP2008. Een aantal panden binnen het plangebied heeft de bestemming "Gemengd" gekregen. Er is een onderscheid gemaakt in "Gemengd - 1" tot en met "Gemengd - 7". Daarnaast bestaan gemengde bestemmingen die onder bestemming Kantoor - 1 en - 2 vallen, waarbij de nadruk op functie kantoren ligt. De gemengde bestemmingen "Gemengd - 1" tot en met "Gemengd - 4" uit dit plan komen overeen met de gemengde bebouwing 1 tot en met 4 uit het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht. De bestemmingen "Gemengd - 5" en "Gemengd - 6" komen voort uit de eerste herziening van het bestemmingsplan Delfshaven en komen overeen met de in dat plan gebruikte bestemmingen gemengde bebouwing. De bestemming "Gemengd - 7" is gecreëeerd naar aanleiding van de inventarisatie van huidig en wenselijk gebruik in de gemengde bebouwing in het meest oostelijk gedeelte van het plangebied, ten oosten van Pieter den Hoochweg. Het daar geldend bestemmingsplan uit de jaren twintig doet geen uitspraken over functies. Het vorige bestemmingsplan voor Delfshaven (plannummer 407) biedt ruimte aan B&W om binnen de bestemming gemengde bebouwing een ontheffing te verlenen om ook andere functies toe te staan. Zo zijn daar winkels, kantoren, praktijkruimten toegestaan. In het nieuwe plan is een aantal van die panden direct bestemd als "Gemengd - 5".
33
Het Beschermd Stadsgezicht valt binnen het bestemmingsplan. In het vorige bestemmingsplan is gekozen om het gebruik als galerie specifiek toe te staan. Op deze manier kon de speciale uitstraling van het gebied worden benadrukt. In de hieronder genoemde gemengde bestemmingen is wonen zowel op de begane grond als op de daarboven gelegen verdiepingen toegestaan, met uitzondering van "Gemengd - 3" waar wonen in het geheel niet is toegestaan en "Gemengd - 7" waar wonen niet op de begane grond is toegestaan. In "Gemengd - 1" is wonen op alle verdiepingen toegestaan, terwijl uitsluitend op de begane grond kantoren, galeries, praktijkruimten voor vrije beroepen, bedrijven t/m categorie 2 zijn toegestaan. In "Gemengd - 2" is wonen op alle verdiepingen toegestaan, terwijl uitsluitend op de begane grond detailhandel, kantoren, galeries, praktijkruimten voor vrije beroepen, bedrijven t/m categorie 2 zijn toegestaan. In "Gemengd - 3" zijn op alle verdiepingen niet-geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, kantoren, galeries, praktijkruimten voor vrije beroepen, bedrijven t/m categorie 2 toegestaan. In "Gemengd - 4" zijn op alle verdiepingen woningen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, galeries, praktijkruimten voor vrije beroepen, bedrijven t/m categorie 2 toegestaan. In "Gemengd - 5" is wonen op alle verdiepingen toegestaan, terwijl uitsluitend op de begane grond detailhandel, kantoren, praktijkruimten voor vrije beroepen, bedrijven t/m categorie 2, sociaal-culturele voorzieningen zijn toegestaan. In "Gemengd - 6" is wonen op alle verdiepingen toegestaan, terwijl uitsluitend op de begane grond bedrijven t/m categorie 2 en sociaal-culturele voorzieningen zijn toegestaan. In "Gemengd - 7" is wonen uitsluitend op de verdiepingen toegestaan, terwijl uitsluitend op de begane grond kantoren, galeries, praktijkruimten voor vrije beroepen, bedrijven t/m categorie 2 zijn toegestaan. In "Kantoor - 1" zijn op alle verdiepingen kantoren, praktijkruimten voor vrije beroepen en bedrijven t/m categorie 2 toegestaan. In "Kantoor - 2" zijn op alle verdiepingen woningen, kantoren, praktijkruimten voor vrije beroepen, maatschappelijke, sociaal-culturele en ambachtelijke bedrijven toegestaan. 4.5.3
Cultuur en ontspanning
In het plangebied zijn er twee locaties waarop bestemming 'Cultuur en Ontspanning' berust. De ene locatie betreft de Machinistenschool die zich bevindt in het Creatief kwartier op het Coolhaveneiland, om zo in de termen van de Ontwikkelvisie Coolhaveneiland uit te drukken. De tweede locatie betreft het VOC-gebouw en ligt in het Historisch kwartier van Delfshaven. Het gebied van Creatief kwartier kenmerkt zich door grote, vaak monumentale gebouwen die los in de openbare ruimte staan. Deze losstaande panden lenen zich goed voor gebruik als bedrijfsverzamelgebouwen met een menging van functies. In het pand van de Machinistenschool zijn de volgende functies mogelijk gemaakt: zalencentrum, kinderdagverblijf, bioscoop, danspodium, dansschool, bedrijven t/m milieucategorie 2, vergaderruimten en horeca. Voor dit pand wordt naar de maximale flexibiliteit gestreefd. Het VOC-gebouw ligt in het historisch kwartier omringd door overwegend woonpanden. Hier wordt gestreeft naar een cultuur-maatschappelijke invulling die goed te combineren is met de omgeving. Hier worden functies zoals een museum, muziekpodium, bedrijven t/m milieucategorie 2, en bijbehorende horeca beoogd. 4.5.4
Horeca
In de horecanota worden de hoofdlijnen van het horecabeleid beschreven. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. Op plaatsen waar horeca is toegestaan is dit aangegeven met de functieaanduiding "horeca" op de plankaart. In de regels zijn de adressen vastgelegd waarvoor deze aanduiding geldt. Horeca definitie en afbakening
34
Het bedrijfschap Horeca en Catering deelt horeca in vier bedrijfsgroepen in, te weten de drankensector, fastfoodsector, restaurantsector en hotelsector. Voor de definitie van een horecabedrijf zoals in de horecanota bedoeld wordt, is aangesloten bij het begrip 'openbare horeca-inrichting' uit de Rotterdamse APV. Binnen een openbare horeca-inrichting kan een ondernemer verschillende activiteiten ontplooien op het gebied van etenswarenverstrekking, het schenken van (alcoholhoudende) drank en het aanbieden van amusement. Beleidsonderwerpen die wel voor de horecabranche gelden of sterke raakvlakken hebben maar niet binnen de horecanota expliciet beschreven worden, zijn de hotelsector, de kwaliteitseisen ten aanzien van terrassen (nota kwaliteitseisen voor terrassen) en het programma gericht op het tegengaan van (overmatig) alcohol en drugsgebruik en uitgaansgeweld. Vergunningvrij exploiteren Rotterdam biedt een groot aantal bedrijven, waarbij horeca ondergeschikt is aan de primaire detailhandelfunctie en bedrijven waar het exploiteren van horeca een minimale weerslag heeft op de omgeving, de mogelijkheid om vergunningvrije horeca te exploiteren. Dit betreft bijvoorbeeld het koffiehoekje in de supermarkt, de bakkerij waar ook een gebakje gegeten kan worden en het restaurant in ouderenhuisvesting. Vergunningsvrij betekent dat geen vergunning hoeft te worden aangevraagd en derhalve ook geen leges verplicht zijn. De exploitatie van de volgende inrichtingen kan zonder vergunning plaatsvinden: 1.
inrichtingen die a.
geopend zijn tussen 07.00 en 22.00 uur;
b.
geen (zwak of sterk) alcoholische drank schenken;
c.
geen versterkt geluid ten gehore brengen;
d.
geen vergunningplichting terras exploiteren (gevelzitplaats wel mogelijk);
e.
geen speelautomaten hebben.
2.
bedrijfskantines, voor zover deze uitsluitend als zodanig in gebruik zijn;
3.
inrichtingen in musea, crematoria, begraafplaatsen en rouwcentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering;
4.
inrichtingen in ziekenhuizen, ouderenhuisvesting en verpleegtehuizen, voor zover deze uitsluitend gericht zijn op de bewoners/patiënten en hun bezoekers;
5.
horeca in tuincentra en congrescentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering en uitsluitend gericht zijn op hun bezoekers.
Exploitatievergunning nodig Voor alle overige inrichtingen, waar horeca de primaire bedrijfsfunctie betreft, is een exploitatievergunning vereist. De horecaexploitatievergunning wordt afgegeven voor de inpandige m² alsmede voor de eventuele m² terras en heeft een looptijd van vijf jaar. Voor de beoordeling van de aanvraag van de exploitatievergunning geldt dat het bestemmingsplan van de betreffende locatie leidend is. Of een vergunning wordt toegewezen, hangt daarnaast onder andere af van afwegingen die ten aanzien van het beleid worden gemaakt (horecagebiedsplannen). Daarnaast wordt beoordeeld of het pand bouwtechnisch en geluidstechnisch geschikt is voor de door de ondernemer aangevraagde activiteiten. Voor het proces en vereisten van de vergunningverlening wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van de horecanota 2012-2016. De bestemming van gronden voor het openbare gebied die tevens grenzen aan een bestemming waar horeca is toegelaten, laat ongebouwde terrassen toe. De bestaande terrassen op de binnenterreinen worden positief bestemd met een functieaanduiding “terras” (FTR). Een binnenplanse ontheffing is mogelijk voor het toestaan van terrassen. Dit is geregeld in Artikel 45 lid 3 van de regels.”
35
4.5.5
Werken aan huis
In de regels is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten. 4.5.6
Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied
Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen. De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht Bor). Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die toegestaan zijn op grond van artikel 3 van het Bor is bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist. 4.5.7
Belwinkels
De aanwezigheid van belwinkels wordt in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Voor belwinkels die alleen de mogelijkheid bieden om (goedkoop) te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week, mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels. Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 22 december 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belwinkels aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belwinkels in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening. Het bestemmingsplan bestemt hiertoe dergelijke bestaande belwinkels positief. Op de plankaart en in de planregels wordt hiertoe op adres de nadere aanduiding 'belwinkel' opgenomen. In het overige plangebied is verder geen belwinkel toegestaan. Het opnemen van de regeling in de 'leefmilieuverordening belhuizen' in dit bestemmingsplan is overigens ook noodzakelijk omdat een leefmilieuverordening slechts voorrang heeft op een bestemmingsplan dat in werking is getreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van een leefmilieuverordening. Het plangebied kent momenteel 5 belwinkels. Dirck Hoffstraat 1; Schiedamseweg 17 A; Schiedamseweg 26 B; Schiedamseweg 32 A; 3e Schansstraat 21. 4.5.8
Seksinrichtingen
Het schrappen van het algemene bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk de exploitatie van seksinrichtingen aan gemeentelijke regelgeving te onderwerpen. In de nota "Het Rotterdams prostitutiebeleid" (juni 2000) staat hoe dit in de gemeente Rotterdam is geregeld. Het beleid is gericht op het tegengaan van uitbreiding van het aantal seksinrichtingen. Eén van de criteria waar de vergunningaanvraag voor een seksinrichting aan wordt getoetst is het
36
bestemmingsplan. Nieuwe vestigingen zijn niet toegestaan als dit niet past in het bestemmingsplan. Voor de bestaande vestigingen, seksinrichtingen die bestonden vóór 1-2-2000, geldt dat zij gevestigd mogen zijn in strijd met het bestemmingsplan (overgangsrecht). Deze vestigingen worden als zij ook aan de andere criteria voldoen positief bestemd in nieuwe bestemmingsplannen. Binnen dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen bestemd.
37
Hoofdstuk 5
Water
5.1
Beleidskader
5.1.1
Rijksbeleid
Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd. Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. 5.1.2
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht. 5.1.3
Regionaal beleid
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig; Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
38
5.1.4
Gemeentelijk beleid
De deelgemeente Delfshaven en de Hoogheemraadschappen Schieland en Krimpenerwaard en Delfland hebben een gezamenlijk deelgemeentelijk waterplan opgesteld, een gebiedsgerichte uitwerking van het Waterplan Rotterdam en Waterplan 2. Met het deelgemeentelijk waterplan wordt een stap gezet naar een duurzaam, beheersbaar en veilig watersysteem in de deelgemeente Delfshaven. Verandering in regelgeving, zoals het nationaal bestuursakkoord water en de Kaderrichtlijn water, en voorziene toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen zijn aanleiding om het watersysteem te herzien en maken maatregelen voor het vergroten van de waterbergingscapaciteit noodzakelijk. Deze wateropgave biedt tevens kansen om de bestaande knelpunten aan te pakken. Het deelgemeentelijk waterplan richt zich op het voorkomen van wateroverlast (frequentie, duur en mate) en waterkwaliteitsproblemen (belevingswaarde) en heeft als doel om met een integrale aanpak de ruimtelijke kwaliteit te vergroten en de structuur van de openbare ruimte te versterken. In de directe omgeving van de ontwikkellocaties in het plangebied zijn geen specifieke opgaven of maatregelen opgenomen in het deelgemeentelijk waterplan. Het boezemland, waarin het plangebied ligt, kent geen kwantiteitsopgave en geen kwaliteitsopgave.
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders. De beheerder van het oppervlaktewater in Delfshaven is Hoogheemraadschap Delfland (HHvD). Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.
5.3
Huidige watersysteem
5.3.1
Oppervlaktewater
Het plangebied met de ontwikkellocaties ligt in de Delflandse boezem van Hoogheemraadschap van Delfland. De boezem in Delfshaven wordt gevormd door de Delfhavense Schie en de hieraan gekoppelde havens. Het boezemland bestaat uit de wijken Coolhaveneiland, Tussendijken en Bospolder. Dit deelgebied is hoog gelegen ten opzichte van de Delfhavense Schie en bevat, afgezien van de havens en de Schie vrijwel geen oppervlaktewater. 5.3.2
Grondwater
Binnen het plangebied staan meerdere peilbuizen van het Rotterdams grondwatermeetnet, waarbij de grondwaterstand periodiek wordt gemeten. De ontwateringsdieptes (verschil tussen maaiveld en grondwaterstand) zijn in alle gevallen groot genoeg, zodat geen grondwateroverlast verwacht wordt. In de directe omgeving van het VOC gebouw zijn geen recente grondwaterstanden en dus ook geen ontwateringsdieptes bekend. 5.3.3
Waterkering
Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan een primaire waterkering, de Delflandse dijk. In het gebied loopt ook een secundaire kering, de Maasdijk.
39
5.3.4
Waterveiligheid
Om het gevolg van een overstroming te kunnen bepalen zijn meerdere aspecten van belang, zoals de locatie waar de overstroming plaatsvindt, de afstand tot de waterkering en de maaiveldhoogtes in het gebied. Onafhankelijk van de eerste twee aspecten heeft de provincie Zuid-Holland voor de gehele provincie berekend welke delen van de provincie onder water lopen en welke overstromingsdiepte er op de kwetsbare locaties bereikt kan worden. In onderstaande figuur is voor het binnendijkse gebied de overstromingsdiepte in en rond het plangebied weergegeven bij een doorbraak van de zeedijk.
Uit de kaart blijkt dat het plangebied niet gevoelig is voor overstromingen. 5.3.5
Riolering
De ontwikkelingen binnen het plangebied vallen binnen rioleringsdistricten 3 (Westen) en 11 (Tussendijken). In dit bemalingsgebied ligt voornamelijk een gemengd rioolstelsel, wat betekent dat afval- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De ontwikkellocaties lozen via 2 rioolgemalen voordat ze op het hoofdgemaal komen. De hoofdgemalen voeren af naar AWZI Dokhaven. De vuilwateroverstorten in het bestemmingsplan liggen in het westen van het bestemmingsplangebied en aan het noorden van het plangebied (op de hoek van Coolhaven en de Dunantstraat).
40
5.4
De wateropgave
Bij ruimtelijke plannen kijkt HHvD allereerst of er een waterbergingsopgave in een polder aanwezig is. Indien de polder een waterbergingsopgave heeft, dan dient bij herstructurering, in nagenoeg alle gevallen, compenserende waterberging te worden gerealiseerd. De hoeveelheid waterberging is hierbij afhankelijk van de functie van het gebied (wonen, glastuinbouw, grasland, etc.). Indien de polder geen waterbergingsopgave heeft en bij herstructurering er geen verslechtering voor het watersysteem optreedt (ofwel; bij herstructurering het verhard oppervlak niet toeneemt), hoeft er geen aanvullende waterberging te worden gerealiseerd. Uit het Deelgemeentelijk waterplan blijkt dat er in het gebied geen waterbergingsopgave is. Dit betekent dat de boezem voor het huidige gebruik voldoende waterberging heeft. Voor herstructureringsplannen betekent dit dat, indien een plan geen verslechtering voor het watersysteem teweeg brengt, er ook geen aanvullende waterberging gerealiseerd hoeft te worden. Voor de mogelijk gemaakte ontwikkelingen in het plangebied geldt dat er geen verharding wordt toegevoegd, derhalve hoeft er geen aanvullende waterberging gerealiseerd te worden. 5.4.1
Grondwater
Aangezien er bij de ontwikkellocaties geen veranderingen in de hoeveelheid verharding zullen optreden en er ook geen bouwwerkzaamheden in de ondergrond plaats zullen vinden, wordt op deze plaatsen geen verandering van de grondwaterstand verwacht. 5.4.2
Waterkeringen en waterveiligheid
De ontwikkellocatie Supermarkt Oostkousdijk bevindt zich nabij de primaire waterkering Delflandse dijk. Er zullen echter geen werkzaamheden plaatsvinden in de beschermingszone of kernzone van deze primaire waterkering. 5.4.3
Afvalwater
De ontwikkelingen zullen leiden tot een verhoging van de hoeveelheid afvalwater dat geproduceerd wordt. Op basis van de te ontwikkelen oppervlakten kan een indicatie gegeven worden van de stijging van de productie. Naar verwachting leiden de ontwikkelingen dus tot een toename van het debiet aan afvalwater van ongeveer 0,2 m3 per uur. 5.4.4
Hemelwater
Ten aanzien van hemelwater ligt de voorkeur normaal gesproken bij het gescheiden afvoeren van hemelen afvalwater. Dit leidt tot vermindering van vuilwateroverstorten en zorgt ervoor dat er minder water wordt afgevoerd naar de AWZI. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het afvoeren naar oppervlaktewater of het direct infiltreren in de bodem. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: -waterbergende en infiltrerende groenvoorzieningen; -het aanbrengen van groene daken; -waterdoorlatende parkeervoorzieningen; -wegen en trottoirs zodanig aanleggen (op een oor), dat ze afwateren naar de berm. 5.4.5
Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften
De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming Water gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. De primaire waterkering is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waterkering. Op grond van de Keur is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen. Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de plankaart) wordt
41
geadviseerd om contact op te nemen met genoemd hoogheemraadschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.
42
Hoofdstuk 6 6.1
M ilieu
Inleiding
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren. In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.
6.2
Milieueffectrapportage
Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r.. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Daarbij geldt een bandbreedte. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden. 6.2.1
Plangebied
Het bestemmingsplan maakt enkele ontwikkelingen mogelijk. Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten beschreven zijn in dit hoofdstuk van dit bestemmingsplan. Op grond van het bovenstaande is het bestemmingsplan niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.
43
6.3
Milieuzonering
Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. De gemeente Rotterdam gebruikt al sinds de jaren '50 instrumenten om bedrijven in te passen in de omgeving. Dit gebeurde eerst door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen die zijn opgenomen in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Begin jaren '90 heeft Rotterdam beleid vastgesteld waarbij voor de milieuzonering gebruik wordt gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering). De (huidige) VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking. De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave. 6.3.1
Plangebied
Het bestemmingsplan Delfshaven is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als gemengd woongebied met lichte bedrijvigheid inbegrepen. In het plangebied worden bedrijven met milieucategorie 1 en 2 toegestaan, zie bijlage voor de bedrijvenlijst. In het bestemmingsplan zijn bedrijven met een categorie 3.1 en een 4.2 bedrijf (op het schip de Noordhinder) aanwezig. In de regels en op plankaart is dit met een maatbestemming opgenomen. Daarbij is als regel gesteld dat nadat zich op het onderhavige adres een bedrijf in een lagere milieucategorie of een andere functie heeft gevestigd, er zich niet opnieuw een categorie 3 of 4 bedrijf mag vestigen.
6.4
Geluid
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, tramverkeer, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidsniveau in beeld gebracht. In de Wet geluidhinder staan de geluidsgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidsbelastingen gelden maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen, die in de Wet geluidshinder niet als
44
geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn. 6.4.1
Rotterdams beleid
In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeursgrenswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen. 6.4.2
Conclusie geluid
In het bestemmingsplan vinden geen geluidsgevoelige ontwikkelingen plaats. Onderzoek naar de geluidsbelasting is dan ook niet noodzakelijk.
6.5
Luchtkwaliteit
Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, verzorgingstehuizen, maar ook woningen. Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als: er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden; de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft; er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect; het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling; de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.
45
6.5.1
Rotterdams beleid
Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan. 6.5.2
Plangebied
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Het plangebied heeft meer dan één ontsluitingsweg. Bij meer dan één ontsluitingsweg ligt de NIBM-grens bij 3.000 woningen of 200.000 m2 bvo kantoorruimte. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen behoren niet tot bovenstaande standaard categorieën. Daarom is in het luchtonderzoek, middels een worst-case schatting, aannemelijk gemaakt dat het project NIBM is. 6.5.3
Conclusie luchtkwaliteit
In het luchtonderzoek is aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan Delfshaven in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit plan voldoet daarmee aan de Wet luchtkwaliteit.
6.6
Bodem
De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal. Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is. 6.6.1
Plangebied
In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. In het westerlijk ( historische) deel is door de scheepsbouw en de gasfabriek is er opgehoogd / gedempt / verhard met slakken en koolassen. Er is echter al veel gesaneerd. In het oosterlijk deel is het gebied opgespoten met schoonzand. Door toepassing van vervuilde grond/teelaarde, koolassen en puinresten voor verharding is de grond als geheel verontreinigd geraakt. Daarnaast waren er her en der vervuilende bedrijven en HBO-tanks aanwezig. Voor de locatie supermarkt is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie is in voldoende mate vastgesteld. Verder onderzoek is niet noodzakelijk.
46
6.7
Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid. Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag. Rotterdams beleid De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR). 6.7.1
Transport gevaarlijke stoffen over water
Van de minst gevaarlijke soort stoffen (vloeibare brandstoffen) gaat over de Schie weinig transport. Uit de zwaardere categorieën stoffen worden geen stoffen vervoerd. (toxische stoffen, brandbaar gas). De Schie wordt in het Basisnet als groene verbinding aangeduid. Groene verbindingen kennen vanuit externe veiligheid geen beperkingen voor bebouwing. Het bestemmingsplan ligt nabij de Nieuwe Waterweg of Nieuwe Maas. Langs het gebied varen zeeschepen en binnenvaartschepen. De breedte van de 10-8/jr contour bedraagt 350 meter. Er is in geen enkele situatie een 10-6/ jaar contour. Ten aanzien van het groepsrisico concludeert het externe veiligheidsonderzoek het volgende: het groepsrisico ligt zeer ruim (meer dan een factor 2000) onder de oriëntatiewaarde; het maximale aantal letale slachtoffers bedraagt 67.
47
6.7.2
Conclusie
Verantwoording Groepsrisico Uit het onderzoek naar risicobronnen en de aanwezigheid van personen in het invloedsgebied van die risicobronnen is gebleken dat het groepsrisico voor alle bronnen lager is dan 0,3 maal de oriënterende waarde. Volgens het groepsrisicobeleid van de gemeente Rotterdam geldt voor deze situatie een lichte verantwoording van het groepsrisico. Het groepsrisico geeft geen beperkingen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in dit bestemmingplan. Bij de definitieve inrichting van de te ontwikkelen locaties moet zorg worden gedragen voor een goede bereikbaarheid vanaf de bestaande of nieuw te maken weginfrastructuur. Bij de definitieve inrichting van de te ontwikkelen bouwwerken dient ten aanzien van de blusvoorzieningen advies te worden gevraagd bij de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond in het kader van de bouwvergunning. Hiermee is het groepsrisico verantwoord.
6.8
Natuur
De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Natuurbeschermingswet, die vooral gericht is op het beschermen van gebieden en de Flora- en faunawet die vooral gericht is op de bescherming van soorten. De Natuurbeschermingswet beschermt specifieke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden per gebied specifieke instandhoudingsdoelen voor de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn. De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt een algemene zorgplicht. Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden houden met de gevolgen van het plan voor de natuur. Gekeken dient te worden of ten gevolge van het plan, of bij de uitvoering van het plan geen blijvende schadelijke effecten zullen optreden aan gebieden en soorten. Dit moet 'op voorhand in redelijkheid' worden ingeschat via een deskundigenrapport (zgn. natuurtoets, of ecologische toets). Als er mogelijk effecten zijn, moet aannemelijk worden gemaakt dat daarvoor een ontheffing Flora- en faunawet kan worden verkregen en/of dat met zorgvuldig handelen schade kan worden voorkomen. Op grond van de Natuurbeschermingswet geldt een vergunningplicht. Als een vergunning nodig is, dan moet, om de uitvoerbaarheid voor het bestemmingsplan aan te tonen, aannemelijk worden gemaakt dat een vergunning kan worden verleend, zo nodig met mitigerende maatregelen, of door middel van compensatie. 6.8.1
Plangebied
Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is ecologisch onderzoek gedaan. Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet of RR2020. Het projectgebied maakt ook geen onderdeel uit van de PEHS van Zuid-Holland. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde. 6.8.1.1 Vleermuizen Verspreid over het gehele plangebied zijn woningen beschikbaar die geschikt tot zeer geschikt zijn voor verblijfplaatsen van vleermuizen. De groene binnentuinen tussen de woningen worden regelmatig gebruikt als foerageergebied. Supermarkt De voorzijde van het deelproject de Supermarkt is gelegen aan een drukke, verlichte weg zonder groen. Dit is geen geschikt leefgebied voor vleermuizen. Het voorkomen van verblijven van vleermuizen aan de voorzijde van het pand is zeer onwaarschijnlijk.
48
Aan de achterzijde van het pand is een beschut gazon met struweel en (jongere) bomen gelegen. Vanwege het aanwezige groen en de beschutting van de omliggende panden is dit wel geschikt leefgebied voor vleermuizen. Rond het pand van de supermarkt zijn boeiboorden bevestigd met daarachter ruimtes die geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. De Fabriek Het pand van de fabriek is zeer geschikt voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Deze dieren hebben de mogelijkheid tot foerageren boven het naastgelegen water en in nabijgelegen binnentuinen. De renovatie werkzaamheden aan de Fabriek zijn reeds van start gegaan. Ten tijde van het veldbezoek waren de (spouw)muren van het pand nog steeds intact. Dit houdt in dat hier nog steeds verblijven van vleermuizen aanwezig kunnen zijn. VOC-gebouw Het VOC gebouw is gelegen in een verharde en sterk verlichte omgeving met weinig groen en omringd door nieuwbouw. Op basis van deze gebiedskenmerken kan gesteld worden dat het pand niet geschikt is voor vleermuizen. Ook is de omgeving niet geschikt als foerageergebied en/of vliegroute. 6.8.1.2 Weidevogels Wat broedvogels betreft mag ervan uit worden gegaan dat in het broedseizoen verschillende kleinere broedvogelsoorten de aanwezige bomen gebruiken om hun nest in te maken. Supermarkt Aan de achterzijde van het pand van de Supermarkt zijn grote aantallen huismussen gesignaleerd. Huismussen nestelen in koloniën in holtes en onder dakpannen van woningen. De achterzijde van de supermarkt zelf is niet geschikt voor verblijfplaatsen van de huismus. Waarschijnlijk leeft de kolonie in een van de omliggende oude herenhuizen. De Fabriek Vanwege de vele aanwezig gaten en holtes heeft de fabriek voldoende geschikte verblijfplaatsen voor gebouwbewonende jaarrond beschermde vogels als de huismus en gierzwaluw. VOC-gebouw Gezien de goede staat waarin het pand verkeert en de omliggende nieuwbouw woningen is het onwaarschijnlijk dat in het pand verblijfplaatsen van huismus en/of gierzwaluw aanwezig zijn. 6.8.1.3 Overig Amfibieën Binnen het plangebied zijn geen watergangen met natuurvriendelijke oevers aanwezig. Mogelijk zijn er vijvers aanwezig in de tuinen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan. Deze vijvers kunnen gebruikt worden door algemene soorten amfibieën, zoals de groene en bruine kikker. Reptielen Het enige door Flora- en faunawet beschermde reptiel met ontheffingsplicht dat in de regio Rotterdam voorkomt is de zandhagedis. Het biotoop van deze soort bestaat uit open gebieden met een lage vegetatie, veelal op zanderige en zonbeschenen plekken zoals open plekken in het bos, zandverstuivingen (waaronder duinen) en heidevelden. Gezien de ligging en het stedelijke karakter van de projectgebieden is de aanwezigheid van de zandhagedis in het plangebied uit te sluiten. Libellen en vlinders Vanwege de afwezigheid van een geschikt biotoop (natuurvriendelijke oevers, bloem- en kruidenrijke vegetatie) is het plangebied ongeschikt voor beschermde vlinder- en libellensoorten. Het voorkomen van beschermde libellen en/of vlinders kan uitgesloten worden. Vissen In het plangebied zijn meerdere watergangen aanwezig. Aan deze watergangen zullen geen werkzaamheden uitgevoerd worden. Kleine zoogdieren Vrijwel het gehele plangebied is geschikt voor kleine zoogdieren zoals verschillende muizensoorten.
49
6.8.1.4 Flora Binnen het plangebied zijn oudere kades aanwezig. Deze kades zijn geschikt als groeiplaats voor muurflora. Van deze soorten zijn groeiplaatsen bekend binnen de begrenzing van het bestemmingsplan. Dit betreffen groeiplaatsen van de Tongvaren en Zwartsteel. Binnen de begrenzing van de deelprojecten zijn geen groeiplaatsen bekend. Tijdens het veldbezoek werd op de kades grenzend aan de deelprojecten ook geen muurflora aangetroffen. Het plangebied bestaat vrijwel uitsluitend uit verharding of intensief onderhouden groen. Dit is geen geschikt leefgebied voor overige beschermde flora-soorten. Naar verwachting komen er, buiten de kademuren, geen beschermde flora voor binnen de begrenzing van het bestemmingsplan. 6.8.2
Conclusie
Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan komen hoogstwaarschijnlijk groeiplaatsen voor van muurflora. De groeiplaatsen bevinden zich op de kades. Verspreid in het plangebied van het bestemmingsplan Delfshaven komen mogelijk verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen, huismus en gierzwaluw voor. Met name de oudere panden in nabijheid van groen (binnentuinen) zijn zeer geschikt voor deze soorten. De Supermarkt In de achterzijde van het pand van de supermarkt komen mogelijk verblijven van vleermuizen voor. Echter zullen er in het kader van de bestemmingsplanwijziging geen werkzaamheden aan de buitenzijde van het pand plaatsvinden. Effecten van de bestemmingsplanwijziging op vleermuizen worden dan ook uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het voorkomen van overige beschermde soorten binnen de begrenzing van het deelproject de Supermarkt is uitgesloten. De Fabriek De Fabriek is een geschikte verblijfslocatie voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluw. Het is noodzakelijk om, voorafgaand aan sloop- en/of renovatie activiteiten op de locaties van de Fabriek inventarisaties naar vleermuizen en/of huismus en gierzwaluw uit te laten voeren. Overige beschermde soorten worden binnen het deelproject de Fabriek niet verwacht. VOC-gebouw Vanwege de omgevingskenmerken worden beschermde soorten binnen de begrenzing van het VOC-gebouw niet verwacht. Voor het vaststellen van een bestemmingsplan is een ontheffing niet noodzakelijk. Ook het uitvoeren van een nader onderzoek voor een verandering in bestemmingsplan is niet verplicht. Na het uitvoeren van gericht onderzoek zal een ontheffing, indien nodig, naar verwachting verleend worden.
6.9
Duurzaamheid en energie
Rotterdam ambieert een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad, de regio en de haven. Binnen de stad speelt het streven naar duurzaamheid op alle schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad als geheel, als op het niveau van de verschillende stadsdelen: de binnenstad, wijken en buurten en op het niveau van een gebouw. Deze duurzaamheidsambitie is uitgewerkt in een aantal beleidsplannen, zoals het Programma Duurzaam, Rotterdamse Woningkwaliteit (RWK), het Waterplan Rotterdam, Gezond in de stad, de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit (RAL) en het Rotterdam Climate Initiative (RCI).
50
6.9.1
Duurzaam bouwen
Bij duurzaam bouwen is de insteek om er zorg voor te dragen dat tijdens de hele kringloop van bouwen, renoveren en beheren van bouwwerken, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het Bouwbesluit geeft aan welk kwaliteitsniveau ten minste is vereist. In Rotterdam geldt daarnaast 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Een aantal van de duurzaam bouwen maatregelen kunnen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in Delfshaven: Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief is stalen dakgoten. Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Toepassing van waterbesparende maatregelen, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. Gebruikmaking van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak. 6.9.2
Duurzame energie
Eén van de meest ambitieuze doelstellingen is om de CO2-uitstoot in 2025 met 50% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Ook wordt in 2025 gestreefd naar een energieneutrale gebouwde omgeving. Om een substantiële bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam erop gericht zo veel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Dit warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Daarbij wordt als warmtebron gebruik gemaakt van industriële restwarmte. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx ). Dankzij de in 2007 doorgevoerde aanpassing van de bouwverordening wordt aansluiting op het warmtedistributienet bevorderd. Indien ter plaatse een warmtedistributienet aanwezig is, dan dient een te bouwen bouwwerk te worden aangesloten op dat net. Dit is aan de orde als het bouwwerk minder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding ligt, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter. De gemeente bevordert het opwekken van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Kleine windmolens ('urban wind') en photovoltaïsche zonnepanelen (PV) zijn nu nog niet concurrerend met netstroom, maar dat wordt in de nabije toekomst wel verwacht. Naast bovengenoemde maatregelen moeten nieuw op te richten gebouwen of gebouwen die gerenoveerd worden daarom wat betreft daklast ook geschikt zijn voor het (na)plaatsen van zonnepanelen, zonneboiler of een groen dak. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam dient bij het ontwerp van gebouwen rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen principes en de energieprestatie eisen. Zo is het reeds langer het verplicht om een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in de dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning. 6.9.3
Groene daken
De gemeente Rotterdam stimuleert de aanleg van groene daken in Rotterdam. Zo is er een aantrekkelijke subsidie voor huiseigenaren en heeft de stad inmiddels een aantal gemeentelijke gebouwen voorzien van een groen dak. Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in
51
huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid wordt verbeterd.
52
Hoofdstuk 7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan. Bij de delen binnen het plangebied die conserverend zijn van aard, zal het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers. In deze delen zijn immers geen (grote) functionele wijzigingen voorgesteld. Voor de overig deel wordt als toetsingsinstrument gebruik gemaakt van de nota "Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving", dS+V, oktober 1996. Hierin zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan: het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren; differentiatie en flexibiliteit van woningen; veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.
53
Hoofdstuk 8
Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt. Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
54
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
In het bestemmingsplan Delfshaven wordt de ontwikkeling van een aantal locaties mogelijk gemaakt: het initiatief voor een supermarkt inclusief kleinschalige bedrijven aan de Oostkousdijk en het VOC-gebouw gelegen aan de Achterhaven.
9.1
Supermarkt Oostkousdijk
Er is een globaal financieel haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd, waarbij gekeken is naar de kosten en de opbrengsten. Hieruit blijkt dat de opbrengst de kosten dekt.
9.2
VOC-gebouw
Het VOC-gebouw is momenteel eigendom van Stadsontwikkeling. Omdat ook de huidige functie gehandhaafd blijft, hoeft de financiële haalbaarheid niet te worden aangetoond. Daarnaast heeft de functieverruiming een financieel positief effect voor een eventuele herontwikkeling van het pand.
55
Hoofdstuk 10
M aatschappelijke uitvoerbaarheid
In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM; DCMR, Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond; Hoogheemraadschap van Delfland; BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam; VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond; Dagelijks Bestuur deelgemeente Delfshaven; SRR, StadsRegio Rotterdam; KvK, Kamer van Koophandel Rotterdam; Tennet, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet; Stedin,regionale netbeheerder gas en elektriciteit; K.P.N. Telecom; N.V. Nederlandse Gasunie; Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen; Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Rijksluchtvaardienst; Luchtverkeersleiding Nederland.
10.1
GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
Het provinciale beoordelingskader is vastgesteld in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid.
10.2
DCMR, Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
De DCMR is akkoord met de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan.
10.3
Hoogheemraadschap van Delfland
Delfland kan een positief wateradvies geven. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven. Wel plaatst het hoogheemraadschap een opmerking ten aanzien van het thema 'veiligheid en waterkeringen'. Op de verbeelding wordt de dubbelbestemming waterstaat-waterkering van de primaire waterkering aangegeven, echter in het plangebied ligt ook de binnenwaterkering Maasdijk. Daarnaast dient het gemaal van Parksluizen de bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" te krijgen, in plaats van "Bedrijf". In paragraaf 5.3.3. Waterkering wordt beschreven dat een boezemkade in het plangebied aanwezig is. In het gebied is geen boezemkade aanwezig. Wij verzoeken u de verbeeliding en de tekst in paragraaf 5.3.3 aan te passen. Reactie Aan het verzoek is tegemoetgekomen door aanpassing op de plankaart en in de toelichting.
56
10.4
BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam
De door het BOOR aangeleverde afbeelding bij de toelichting is blijkbaar komen te vervallen. Wij raden aan om deze toch op te nemen, aangezien dit veel verduidelijkt en de verschillende Waardes Archeologie toelicht. Het gaat om een apart kaartje (niet de kaart met de waardes ten behoeve van de plankaart), dat wij hierbij normaals bijvoegen. Door het BOOR waren zes Waardes-Archeologie onderscheiden. Waarde 3 is nu gevoegd onder Waarde 1, waardoor nog maar vijf waardes resteren. Hoewel hier inderdaad hetzelfde regime geldt (vergunningplicht bij bodemingrepen dieper dan 0,5 m beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte) stellen wij er toch prijs op als Waarde 1, die samenvalt met ABP-terrein nr. 16, apart blijft van Waarde 3. Bij een ABP-terrein is de vergunningplicht gerelateerd aan de Archeologieverordening en geldt het uitgangspunt 'behoud in situ', zoals ook in de tekst onder de kop 'Aanbevelingen' staat aangegeven. Dit is een andere situatie dan de oude kern van Delfshaven (nu samengevoegd met het ABP-terrein onder Waarde 1). Zie ook bestemmingsplan Laurenskwartier, waar dezelfde vraag speelde (Bureau Bestemmingsplannen heeft destijds bij ons geinformeerd) en waar op ons advies de ABP-terreinen in aparte Waardes zijn gehandhaafd. BOOR verzoekt de oorspronkelijke onderverdeling in zes Waardes Archeologie te handhaven, ook in de regels en op de plankaart. Reactie Aan dit verzoek is tegemoet gekomen. Paragraaf 3.2 is aangepast. De afbeelding is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd. De regels zijn aangevuld met een zesde archeologische waarde.
10.5
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen geen maatregelen geborgd worden die vallen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. Deze maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de context van de gemeentelijke verantwoordelijkheid ex art. 3:2 Wet Veiligheidsregio's: 10.5.1 Zelfredzaamheid Bij (her)ontwikkelingen geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor zullen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar moeten zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kunnen worden. Reactie Zoals door de Veiligheidsregio wordt gesteld valt dit advies niet binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening en kan dit niet in het bestemmingsplan worden geregeld. 10.5.2 Bluswatervoorziening Draag zorg voor de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening binnen het plangebied conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) en leg dit ter goedkeuring voor aan de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Noord. Reactie Zoals door de Veiligheidsregio wordt gesteld valt dit advies niet binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening en kan dit niet in het bestemmingsplan worden geregeld. Tevens is uit het advies niet duidelijk of de bluswatervoorziening voldoet in het plangebied.
57
10.5.3 Voorlichting Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Reactie Zoals door de Veiligheidsregio wordt gesteld valt dit advies niet binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening en kan dit niet in het bestemmingsplan worden geregeld.
10.6
N.V. Nederlandse Gasunie
Het plan geeft voor Gasunie geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen.
10.7
Kamer van Koophandel Rotterdam
10.7.1 Parkeren Met betrekking tot het Creatief Kwartier plaatst de KvK vraagtekens bij het realiteitsgehalve van de wens "dat geparkeerde voertuigen bij voorkeur ondergronds gestald moeten worden". Hierbij moet het belang van de gevestigde bedrijven in het gebied in aanmerking worden genomen. Excessieve tariefstelling leidt tot verlies van bedrijvigheid en banen. KvK verzoekt om die reden om de parkeermogelijkheden niet te beperken tot ondergronds parkeren. Reactie In het plangebied zijn er twee bestaande ondergrondse parkeergarages aangewezen via een functieaanduiding (pg), beide in de buurt van Achterhaven. Er zijn in het gebied verder geen verplichtingen tot ondergronds parkeren. 10.7.2 Horeca Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van horeca mogelijk met vijf vooraf aangewezen locaties. Volgens recente geluiden over het nieuwe horecabeleid 2013-2017 is Delfshaven een te stimuleren ontwikkellocatie. Beperking van de uitbreidingsmogelijkheden staat daar haaks op. Beperking in het bestemmingsplan lijkt KvK dan ook ongewenst. KvK verzoekt om de ontwikkeling van horeca niet te beperken tot de vijf aangewezen locaties. Reactie In dit plan wordt het huidige horecabeleid gehanteerd. Dat houdt in dat de bestaande horeca positief wordt bestemd via een functieaanduiding horeca en er is een geringe uitbreiding mogelijk op de in de toelichting genoemde locaties.
58
Bijlagen
59
60
Bijlage 1 Afbeelding Archeologie
61
62
Aelbrechtskolk
Voorhaven
Voorhaven
Piet HeynsAc hterhaven
Schans
Schans
Bingleystraat
str.
aat
traat
Bellevoys tr
aat
aat Adrianast raat
straat
Jan Son jes
Jan Porcel lis
Bellevoys tr
af Gr a
aa t d is s tr Al ei
437.000
Fl
or iss t
ra at
Bajonets tr
436.500
n
le Mul
ave
rkad e
Schie mon d
h Park
rstraa t
g
Japa
b ru
pier
´
0
n ave
g we bs o J
ven kha Par
K
r Mulle
Sibaja kstraa t
weg ngh
IJ ED
arkh 1e P
tstraa t
436.000
ra a t
436.500
Buss ingh st 436.000
DROOGLEEVER
e Jo
Corversstraat
AL IJKW
t
435.500
D VEN
raa
Slam a
at RA 's-G
3 100
t t ra a ch s
ven obsha Sint-J
"Lloydkwartier"
.d G.J nbr. ave oolh
nt Si
traat Lloyds
n have
ewe
ZE ST WE
t
n have
3
a stra
Schie
W
t Buy ille m
aat
weg
t
tr els Kap
hst
Schie
Coo lh a v en
zer-
aven hieh
at
J 2e I
ven
ra fst of H k
rsLooie
Sc
eha
a stra
rc Di raat
ooc
aat
Sch i
eH er d Piet sdijk tkou Oos
Schiemond
Delfshaven
astr
at tra
Buizenwaal
Lelybo Midd skade enk o us
1004
Coolhaven
oni Col
aat
2e C
Dijkstr.
"Dijkzigt"
iest em
t
t
Lange Dijkstraat
koushof Midd enk o us
Westk ousdij k
stra a
Coolh aven
at rijnstra Volma eg nenw traat e Bin arijns Nieuw Volm aat onstr e cr o d r e Zwa t aat straa s iu kstr d llin c Hon t e a n a r S ierst t ch u traa Vers e v t ens a Lie v.m. ringpolder s a r s t ers ch u lieg Ro eV in DSchoonderloo p le mie e d Ac a G. J . De Jong "Coolhaven" hwe g
gel ssin
1
senstr aa
Coolh aven
ns ve Ha
ansstr
Rochu s
t raa nst
aat
t
aan esserl
d Ac a
t
2
ad mra Hee
traa
a lstra sere Pas
at istra ewe Oss
ve Ha
Bospolder
Hudson-
raat arst
lens
tHils
1e Schansstr
3e Sc h
na Kore
t
e
jk
Station
straat
at stra Ruil
. V.d
il Pup
a stra
kad h ts
a rd
rec
i erd ess en
straa t
ra a Heem
Heemraads-
at dstra
plein Oude
Westen
Middelland
n Mathe
rift
a Ruw
lb Ae
th Ma
Kleijn straat
Gijsin g
o id Ho
e
plein
t t straa t ra a Tiend n ds a l l e d d i 1e M
435.500
. Ti C.P
eg
tstraat Oostervan
Saftlevenstra
Mullerplein
Heemraadssingel
at
t
Claes de Vrieselaan
Doedesst raat
straat ra anst
a stra
Schietbaanlaan
enw Binn e ls o Ko at v.m. lestra
at ra
r
u M
at
th Ma
ade sek ij k d k aat nge ser rdij nstr Spa henes sse Bruij t Ma ene
r Ge
an it J
at
Palmdwarsstr.
aat isstr Al eid
at stra land
t ss
t straa
ld
ee lst ra
v id Da
Westen
ra st er
W
t
m Noze
Van Ooste rzeestraat
t aa
Rauwen h
tr ns
Nieuwe
De Jage rstraat str .
so er
Mathenesser-
Va n
aa
Be
aat estr
offstraa t
str.
sij ns tr
te d ms
aat
Pi 437.000
Beu
dijk kels
str.
d lar Al
Hofsted estr
Be
Pe r
1e IJz er-
straat
straat
Beuk elsw eg
dijk uk els
t
hofstraat
straa
straat
Schelf-
91.200
t straa atrijs
Van Speykstraat
90.700
Heemraadssingel
90.200
rhoofd Mulle
250m
Schaal 1:10.000
Kaart: Gemeentewerken Rotterdam 2011 90.200
90.700
91.200
Afb. 1. Het plangebied 'Delfshaven', met er in aangegeven het bebouwde gebied circa 1850 (grijs), de voormalige dijken de Beukelsdijk, de ringdijk van Schoonoord, en een deel van Schielands Hoge Zeedijk (tracé Mathenesserdijk, Havenstraat, Pieter de Hooghstraat, Westzeedijk). Tevens zijn aangegeven de locaties van de kerk van Delfshaven (1=ABP-terrein 16), de sluis in de Havenstraat (2=ABP-terrein 17) en de kerk van Schoonderloo (3=ABP-terrein 18).
Bijlage 2 Hogere waarden Niet van toepassing.
65
66
Regels
67
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen). 1.2
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.3
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.4
Achtererfgebied
Erf aan de achterkant van het oorspronkelijke hoofdgebouw en aan de zijkant(en) ervan, op meer dan 1 meter van de erfgrens aan de zijde van het openbaar toegankelijke gebied, alsmede op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw. 1.5
Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie. 1.6
Archeologisch monument
Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988. 1.7
Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.8
Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen. 1.9
Bedrijven
De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. 1.10
Belwinkel
Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.
1.11
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.12
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
68
1.13
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP1023Delfshaven- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.14
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.15
Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel. 1.16
Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. 1.17
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.18
Bouwgrens
De grens van een Bouwvlak. 1.19
Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt. 1.20
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.21
Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel. 1.22
Bouwverordening
Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.23
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.24
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25
Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
69
1.26
Dakterras
Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit. 1.27
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.28
Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel of een seksinrichting wordt hier niet onder begrepen. 1.29
Dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. 1.30
Dove gevel
a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede, b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2. 1.31
Erf
Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.). 1.32
Garagebedrijven
Het bedrijfsmatig handelen in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven, autoplaatwerkerijen, autobeklederijen, autowasserijen, handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires. 1.33
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.34
Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen. NB Delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw. 1.35
Gestapelde woningen
Woningen, gestapeld met woningen (soms ook gestapeld met andere functies, welke dan in de bestemmingsomschrijving vermeld dienen te zijn).
70
1.36
Gevaarlijke stoffen
Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.37
Grondgebonden woningen
Woningen met een eigen tuin. 1.38
Hoofdgebouw
Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel. 1.39
Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie. 1.40
Hotel
Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie. 1.41
Kantoren
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.42
Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. 1.43
Kleinschalige speeltoestellen
Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter. 1.44
Laagbouw woningen
Woningen, niet gestapeld met woningen of andere functies. Woonwagens c.q. woonwagenstandplaatsen worden niet hieronder begrepen. 1.45
Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. 1.46
Maatschappelijk
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. 1.47
Milieudeskundige
De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie. 1.48
Monumentenwet
De Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
71
1.49
NAP
Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. 1.50
Ongebouwd (gevel)terras
Een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt. 1.51
Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel
De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw. 1.52
Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen). 1.53
Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer. 1.54
Peil (straat-)
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. 1.55
Plan
Het bestemmingsplan Delfshaven van de gemeente Rotterdam. 1.56
Praktijkruimten voor vrije beroepen
Praktijkruimten voor vrije beroepen mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren en medische voorzieningen. 1.57
Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten. 1.58
Rijbaan
Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. 1.59
Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken. 1.60
Souterrain
Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.
72
1.61
Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d. 1.62
Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt. 1.63
Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d. 1.64
Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. 1.65
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.66
Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.67
Woningwet
De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
73
Artikel 2
wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het Peil (straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. 2.6
de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte. 2.7
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
74
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BEST EM M INGSREGELS
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, met het daarbij behorende erf en werkterrein; b. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - molen", is een molen toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een opslagbedrijf voor niet reactieve gassen aan de Coolhaven 32, met dien verstande dat nadat dit bedrijf vervangen is door een bedrijf in een lagere categorie, een bedrijf in categorie 3.1 niet meer is toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een timmerwerkfabriek aan de Willem Buytewechstraat 65a, met dien verstande dat nadat dit bedrijf vervangen is door een bedrijf in een lagere categorie, een bedrijf in categorie 3.1 niet meer is toegestaan; e. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 3.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2. 3.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 lid a en ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de Milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
75
Artikel 4 4.1
Bedrijf - Molen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h.
een molen; woningen; Detailhandel; galeries; kantoren; praktijkruimten; bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven; ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan; i. bij de bovengenoemde functies behorende ontsluitingswegen, groen en erf; j. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; k. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Molen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 4.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 4' en/of 'Waarde Cultuurhistorie - 1', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
76
Artikel 5 5.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
voorzieningen van openbaar nut; 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 5.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 5.2.3
Bebouwingsnormen
De maximum bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 5 meter.
77
Artikel 6 6.1
Cultuur en ontspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor Cultuur en ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. cultuur en ontspanning, en de daarbij behorende voorzieningen; b. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, op alle verdiepingen; c. Praktijkruimten voor vrije beroepen, op alle verdiepingen; d. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is op de begane grond en eerste etage een horecavestiging toegestaan op het volgende adres: Willem Buytewechstraat 45; e. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van horeca - hotel" is een hotel toegestaan op adres Achterhaven 148; f. ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk" is een kinderdagverblijf toegestaan op adres Willem Buytewechstraat 45; g. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemeen
Op de voor cultuur en ontspanning bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in het eerste lid genoemde functies. 6.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede bestemd zijn voor 'Waarde - Archeologie - 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 6.3
Specifieke gebruiksregels
6.3.1
Gebruik
De gronden als bedoeld in het eerste lid onder a mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van muziek en theater, bioscoop, expositieruimte, bedrijfsruimten/ateliers, vergaderruimte en dergelijke. 6.4
Afwijken van de gebruiksregel
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 lid c ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
78
Artikel 7 7.1
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. 'Detailhandel', met de bijbehorende opslag- en administratieruimten, uitsluitend op de begane grond; de bruto vloeroppervlakte van een detailhandel mag niet meer dan 300 m2 per vestiging bedragen; b. wonen, uitsluitend op de verdiepingen; c. ter plaatse van de functieaanduiding "theater", is een theater met ondergeschikte horeca toegestaan op het adres Schiedamseweg 19, voor de begane grond en eerste verdieping; d. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op de volgende adressen: Mathenesserdijk 436a, 438, Schiedamseweg 1, 2a, 3b, 9-11, 12b (Schiedamseweg 12b, tevens op de eerste etage), 15a, 22a, 23a, 37b, 48b en Spanjaardstraat 10; e. ter plaatse van de functieaanduiding "belwinkel", is uitsluitend op de begane grond een belwinkel toegestaan op de volgende adressen: Schiedamseweg 17a, 26b en 32a; f. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals tuinen en erven; g. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; k. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemeen
Op de voor 'Detailhandel' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 7.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1
Woningen
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 7.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
79
Artikel 8 8.1
Gemengd - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, op alle verdiepingen; b. kantoren, uitsluitend op de begane grond; met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2, met dien verstande dat kantoren die ten tijde van de terinzagelegging groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o, die grotere maat is toegestaan; c. galeries, uitsluitend op de begane grond; d. praktijkruimten voor vrije beroepen, uitsluitend op de begane grond; e. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, uitsluitend op de begane grond; f. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op de volgende adressen: Havenstraat 131, Mathenesserdijk 463a en aan de Achterhaven; g. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; h. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; k. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; l. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; m. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; n. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" [ond] is een onderdoorgang toegestaan. 8.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', 'Waterstaat Waterkering' en/of 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 8.3
Specifieke gebruiksregels
8.3.1
Algemeen
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
80
8.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in leden 8.3.1 en 8.1 lid e ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
81
Artikel 9 9.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, op alle verdiepingen; b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, het bruto vloeroppervlak mag niet meer dan 150 m2 per vestiging bedragen; c. kantoren, uitsluitend op de begane grond, het bruto vloeroppervlak mag niet meer dan 150 m2 per vestiging bedragen; d. galeries, uitsluitend op de begane grond, het bruto vloeroppervlak mag niet meer dan 150 m2 per vestiging bedragen; e. praktijkruimten voor vrije beroepen, uitsluitend op de begane grond, het bruto vloeroppervlak mag niet meer dan 150 m2 per vestiging bedragen; f. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, uitsluitend op de begane grond, het bruto vloeroppervlak mag niet meer dan 150 m2 per vestiging bedragen; g. het bruto vloeroppervlak voor de bovengenoemde toegestane functies mag op de volgende adressen als volgt per vestiging maximaal bedragen: Schans 8, 900 m2; Moutersteeg 1-19/Voorhaven 100, 275 m2; Voorhaven 58-60, 180 m2; Achterhaven 15-17, 185 m2; Achterhaven 9, 165 m2, Voorhaven 48-50, 170 m2 en Oostkousdijk 17, 1.500 m2; h. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een glasverwerkingsbedrijf aan de Piet Heynsplein 19, met dien verstande dat nadat dit bedrijf vervangen is door een bedrijf in een lagere categorie, een bedrijf in categorie 3.1 niet meer is toegestaan; i. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op de volgende adressen: Aelbrechtskolk 29-31, 45, 51, Piet Heynsplein 25, 35, Voorhaven 3 (Voorhaven 3, tevens op de eerste verdieping), 6a, 46, 54b, Voorstraat 1, Havenstraat 7a, 9, 11 en Oostkousdijk 1, 5b, 29b; j. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; k. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; l. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; m. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; n. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; o. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; p. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 9.2
Bouwregels
9.2.1
Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" [ond] is een onderdoorgang toegestaan. 9.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 9.3
Specifieke gebruiksregels
9.3.1
Algemeen
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:
82
a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 9.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in leden 9.3.1 en 9.1 lid f terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
83
Artikel 10 10.1
Gemengd - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. 'Maatschappelijk - 2', op alle verdiepingen; b. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, op alle verdiepingen; c. galeries, op alle verdiepingen; d. kantoren, op alle verdiepingen; met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2, met dien verstande dat kantoren die ten tijde van de terinzagelegging groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o, die grotere maat is toegestaan; e. praktijkruimten voor vrije beroepen, op alle verdiepingen; f. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op het volgende adres: Aelbrechtskolk 12; g. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; h. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; k. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Algemeen Op de voor 'Gemengd - 3' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 10.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 10.3
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 lid b ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
84
Artikel 11 11.1
Gemengd - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Maatschappelijk - 1, op alle verdiepingen; b. wonen, op alle verdiepingen; c. kantoren, op alle verdiepingen; met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2, met dien verstande dat kantoren die ten tijde van de terinzagelegging groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o, die grotere maat is toegestaan; d. galeries, op alle verdiepingen; e. Praktijkruimten voor vrije beroepen, op alle verdiepingen; f. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, op alle verdiepingen; g. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op het volgende adres: Voorhaven 19-27; h. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; i. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Algemeen Op de voor 'Gemengd - 4' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 11.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1' en/of 'Waarde Cultuurhistorie - 1', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 11.3
Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 11.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in leden 11.3.1 en 11.1 lid f ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
85
Artikel 12 12.1
Gemengd - 5
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, op alle verdiepingen; b. Detailhandel, uitsluitend op de begane grond; c. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, uitsluitend op de begane grond; d. kantoren, uitsluitend op de begane grond; met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2, met dien verstande dat kantoren die ten tijde van de terinzagelegging groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o, die grotere maat is toegestaan; e. Praktijkruimten voor vrije beroepen, uitsluitend op de begane grond; f. sociaal-culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond; g. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een groothandel in sanitaire artikelen aan de Coolhaven 126-134, met dien verstande dat nadat dit bedrijf vervangen is door een bedrijf in een lagere categorie, een bedrijf in categorie 3.1 niet meer is toegestaan; h. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een timmerwerkfabriek aan de Dunantstraat 14c, met dien verstande dat nadat dit bedrijf vervangen is door een bedrijf in een lagere categorie, een bedrijf in categorie 3.1 niet meer is toegestaan; i. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op de volgende adressen: Willem Buytewechstraat 116c, 144, 194c, 221c, Westzeedijk 461a (Westzeedijk 461a, tevens op de eerste verdieping), 467, Watergeusstraat 141b, 175, 207 en Tweede Schansstraat 30b; j. ter plaatse van de functieaanduiding "belwinkel", is uitsluitend op de begane grond een belwinkel toegestaan op de volgende adressen: Dirck Hoffstraat 1 en 3e Schansstraat 21; k. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; l. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; m. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; n. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; o. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; p. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 12.2
Bouwregels
12.2.1 Algemeen Op de voor 'Gemengd - 5' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" [ond] is een onderdoorgang toegestaan. 12.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 12.3
Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Algemeen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten; t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
86
b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 12.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in leden 12.3.1 en 12.1 lid c ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
87
Artikel 13 13.1
Gemengd - 6
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, op alle verdiepingen; b. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, uitsluitend op de begane grond; c. sociaal-culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond; d. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autowasserij", is uitsluitend op de begane grond een autowasserij toegestaan op Schoonderloostraat 191, met dien verstande dat nadat het gebruik als autowasserij is beeindigd, geen autowasserij meer is toegestaan; e. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; f. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Algemeen Op de voor 'Gemengd - 6' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 13.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' en/of ' Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 13.3
Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Algemeen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 13.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in leden 13.3.1 en 13.1 lid b ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
88
Artikel 14 14.1
Gemengd - 7
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, uitsluitend op de verdieping; b. galeries, uitsluitend op de begane grond; c. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, uitsluitend op de begane grond; d. kantoren, uitsluitend op de begane grond; met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2, met dien verstande dat kantoren die ten tijde van de terinzagelegging groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o, die grotere maat is toegestaan; e. Praktijkruimten voor vrije beroepen, uitsluitend op de begane grond; f. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een opslagbedrijf voor brandbare vloeistoffen aan de Willem Buytewechstraat 53-55, met dien verstande dat nadat dit bedrijf vervangen is door een bedrijf in een lagere categorie, een bedrijf in categorie 3.1 niet meer is toegestaan; g. ter plaatse van de functieaanduiding "garage", is uitsluitend op de begane grond een garagebedrijf tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan op de volgende adressen: Coolhaven 66, Willem Buytewechstraat 30-32 en 53-55a, met dien verstande dat nadat het gebruik als garagebedrijf is beeindigd, geen garagebedrijf meer is toegestaan. h. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; i. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Algemeen Op de voor 'Gemengd - 7' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" [ond] is een onderdoorgang toegestaan. 14.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 3', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 14.3
Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Algemeen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten; t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 14.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in leden 14.3.1 en 14.1 lid c ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
89
Artikel 15 15.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer; d. een begraafplaats, ter plaatse van de functieaanduiding "begraafplaats"; e. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; k. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; l. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 15.2
Bouwregels
15.2.1 Algemeen Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers; b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3. 15.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waarde Cultuurhistorie - 2', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
90
Artikel 16 16.1
Kantoor - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren, op alle verdiepingen; met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2, met dien verstande dat kantoren die ten tijde van de terinzagelegging groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o, die grotere maat is toegestaan; b. Praktijkruimten voor vrije beroepen, op alle verdiepingen; c. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van Garagebedrijven, op alle verdiepingen; d. één dienstwoning van maximaal 350 m2 per vestiging van bovengenoemde functies en deze dienstwoning c.q. het gebouw waarvan zij deel uitmaakt, moet rechtstreeks vanaf de weg toegankelijk zijn; e. parkeervoorzieningen, overdekt; f. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten en erven; g. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 16.2
Bouwregels
16.2.1 Algemeen Op de voor 'Kantoor - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" [ond] is een onderdoorgang toegestaan. 16.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 16.3
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 lid c ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
91
Artikel 17 17.1
Kantoor - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren, op alle verdiepingen; met een maximale bruto vloeroppervlak van 1.000 m2, met dien verstande dat kantoren die ten tijde van de terinzagelegging groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o, die grotere maat is toegestaan; b. Praktijkruimten voor vrije beroepen, op alle verdiepingen; c. woningen, op alle verdiepingen; d. Maatschappelijk - 1, op alle verdiepingen; e. sociaal-culturele voorzieningen, op alle verdiepingen; f. parkeervoorzieningen, overdekt; g. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden, berg- /stallingsruimten, tuinen en erven; h. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Algemeen Op de voor 'Kantoor - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 17.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 4','Waarde - Cultuurhistorie - 2' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 17.3
Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 17.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
92
Artikel 18 18.1
Maatschappelijk - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf; b. één dienstwoning van maximaal 350 m2 per instelling en deze dienstwoning c.q. het gebouw waarvan zij deel uitmaakt, moet rechtstreeks vanaf de weg toegankelijk zijn; c. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op de volgende adressen: Pieter de Hoochweg 125 en 222; d. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; e. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkraging", is een overkraging toegestaan. 18.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
93
Artikel 19 19.1
Maatschappelijk - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf; b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet geheel of ten dele ondergronds, met uitzondering van de volgende adressen Voorhaven 12/Piet Heynsplein 11 en Aelbrechtskolk 20-24/Piet Heynstraat 1 gelegen in het Beschermd Stadsgezicht; c. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op de volgende adressen: Voorhaven 51, 57 (Voorhaven 57, tevens op de eerste verdieping); d. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; e. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 19.2
Bouwregels
19.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 19.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 19.3
Specifieke gebruiksregels
De voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder).
94
Artikel 20 20.1
Sport - Sport- en speelterrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sport- en speelterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erf; b. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; c. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 20.2
Bouwregels
20.2.1 Algemeen Op de voor 'Sport - Sport- en speelterrein' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, vlaggenmast,en speeltoestellen. 20.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 4' en/of 'Waarde Cultuurhistorie - 1', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 20.2.3 Bebouwingsnormen a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 5 meter, met dien verstande dat erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 2 meter. b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 0;
95
Artikel 21 21.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuin; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. aanbouwen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten; d. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage"; e. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 21.2
Bouwregels
21.2.1 Algemeen Op de voor 'Tuin' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, keermuren, gebouwde terrassen, hellingbanen, (brand)trappen, tuinmeubilair, speeltoestellen, vlaggenmasten en vijvers; b. uitstekende delen aan gebouwen; c. aanbouwen als bedoeld in het eerste lid, onder c. 21.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 21.2.3 Bebouwingsnormen a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw; b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw; c. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+ 30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw; d. aanbouwen dienen een afstand van ten minste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden; e. aanbouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de erfgrens aan te houden aan de zijde waar de kavel grenst aan openbaar gebied; f. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld; g. uitstekende delen aan gebouwen mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten ten minste 2,2 meter boven maaiveld blijven.
96
Artikel 22 22.1
Verkeer - Erf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. een terras, ter plaatse van de aanduiding "terras"; d. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; e. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 22.2
Bouwregels
22.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Erf' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een carport, slagboom, fietsenrekken, erfafscheidingen e.d. b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 22.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
97
Artikel 23 23.1
Verkeer - Garagebox
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
garageboxen voor de stalling van (motor)voertuigen; 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
23.2
Bouwregels
23.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Garagebox' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 23.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 23.2.3 Bebouwingsnormen De maximum goothoogte voor gebouwen als bedoeld in 23.1 sub a bedraagt 3 meter. 23.3
Specifieke gebruiksregels
Garageboxen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging.
98
Artikel 24 24.1
Verkeer - Parkeergarage
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een parkeergarage (al dan niet ondergronds); b. 'Waarde - Archeologie - 3', 'voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; c. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 24.2
Bouwregels
24.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Parkeergarage' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 24.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 24.2.3 Bebouwingsnormen Een parkeergarage mag niet meer dan 2 bouwlagen omvatten.
99
Artikel 25 25.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen; c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; g. ongebouwde (gevel)terrassen, aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten; h. een vrijwaringszone - spoor, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - spoor"; i. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage"; j. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; k. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; l. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; m. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; n. 'Waarde - Archeologie - 5', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; o. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; p. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; q. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 25.2
Bouwregels
25.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 25.1 onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 25.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Waarde Cultuurhistorie - 1', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 25.3
Specifieke gebruiksregels
Horeca Ongebouwde (gevel)terrassen als bedoeld in lid 1 van de regels dienen aan de volgende eisen te voldoen: a. nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden; b. op trottoirs dient minimaal een 1,80 meter brede obstakelvrije doorloopruimte te zijn gegarandeerd; c. een ongebouwd terras dat niet langs een rijweg is gesitueerd (bijvoorbeeld een plein) dient een vrije doorgang van minimaal 4,50 meter breed te hebben.
100
25.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1,60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteiteisen voor terrassen".
101
Artikel 26 26.1
Verkeer - Wegverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers; b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. een brug, ter plaatse van de aanduiding "brug"; f. een tunnel, ter plaatse van de aanduiding "tunnel"; g. ongebouwde (gevel)terrassen, aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten; h. een vrijwaringszone - spoor, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - spoor"; i. geluidswerende voorzieningen; j. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; k. ongebouwde (gevel)terrassen, aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten; l. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; m. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; n. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; o. 'Waarde - Archeologie - 5', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; p. 'Waarde - Archeologie - 6', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; q. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; r. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; s. 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 26.2
Bouwregels
26.2.1 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 26.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Waarde - Archeologie - 6', 'Waarde Cultuurhistorie - 1', 'Waterstaat - Waterkering' en/of 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 26.3
Specifieke gebruiksregels
Horeca Ongebouwde (gevel)terrassen als bedoeld in lid 1 van de regels dienen aan de volgende eisen te voldoen: a. nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden; b. op trottoirs dient minimaal een 1,80 meter brede obstakelvrije doorloopruimte te zijn gegarandeerd; c. een ongebouwd terras dat niet langs een rijweg is gesitueerd (bijvoorbeeld een plein) dient een vrije doorgang van minimaal 4,50 meter breed te hebben.
102
26.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1,60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteiteisen voor terrassen".
103
Artikel 27 27.1
Water - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen, ligplaatsen voor schepen; b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 4.2", tevens voor een destilleerderij aan de Voorhaven 14a, met dien verstande dat nadat dit bedrijf beëindigd is, slechts een bedrijf in categorie 2 of lager is toegestaan; c. ongebouwde (gevel)terrassen, aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten; d. 'Waarde - Archeologie - 5', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; e. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 27.2
Bouwregels
27.2.1 Algemeen Op de voor 'Water - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals, keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d. 27.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5' en/of 'Waarde Cultuurhistorie - 1', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 27.3
Specifieke gebruiksregels
Horeca Ongebouwde (gevel)terrassen als bedoeld in lid 1 van de regels dienen aan de volgende eisen te voldoen: a. nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden; b. op trottoirs dient minimaal een 1,80 meter brede obstakelvrije doorloopruimte te zijn gegarandeerd; c. een ongebouwd terras dat niet langs een rijweg is gesitueerd (bijvoorbeeld een plein) dient een vrije doorgang van minimaal 4,50 meter breed te hebben. 27.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1,60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteiteisen voor terrassen".
104
Artikel 28 28.1
Water - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Water - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeer te water met bijbehorende voorzieningen, ligplaatsen voor schepen; b. een brug, ter plaatse van de aanduiding "brug"; c. een tunnel, ter plaatse van de aanduiding "tunnel"; d. ongebouwde (gevel)terrassen, aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten; e. 'Waarde - Archeologie - 5', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd f. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 28.2
Bouwregels
28.2.1 Algemeen Op de voor "Water - 2" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d., met dien verstande dat bruggen uitsluitend toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding "brug". 28.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 5', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 28.3
Specifieke gebruiksregels
Horeca Ongebouwde (gevel)terrassen als bedoeld in lid 1 van de regels dienen aan de volgende eisen te voldoen: a. nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden; b. op trottoirs dient minimaal een 1,80 meter brede obstakelvrije doorloopruimte te zijn gegarandeerd; c. een ongebouwd terras dat niet langs een rijweg is gesitueerd (bijvoorbeeld een plein) dient een vrije doorgang van minimaal 4,50 meter breed te hebben. 28.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1,60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteiteisen voor terrassen".
105
Artikel 29 29.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden; b. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", is uitsluitend op de begane grond een horecavestiging toegestaan op het volgende adres: Eerste Schansstraat 32a; c. ter plaatse van de functieaanduiding "specitieke vorm van horeca - hotel", voor een hotel aan de Pieter de Hoochstraat 115; d. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage"; e. 'Waarde - Archeologie - 1' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; g. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; h. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; i. 'Waarde - Cultuurhistorie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; j. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 29.2
Bouwregels
29.2.1 Algemeen Op de voor 'Wonen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" [ond], is een onderdoorgang toegestaan. 29.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 29.3
Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 29.4
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 lid c en lid 29.3 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
106
Artikel 30 30.1
Wonen - Berging
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Berging' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. bergingen voor huishoudelijke doeleinden; b. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; c. 'Waarde - Cultuurhistorie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 30.2
Bouwregels
30.2.1 Algemeen Op de voor 'Wonen - Berging' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 30.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 4' en/of 'Waarde Cultuurhistorie - 1', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 30.2.3 Bebouwingsnormen De maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3 meter.
107
Artikel 31 31.1
Wonen - Bijzonder woongebouw
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, een kleine winkelruimte en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden; b. parkeergarages, al dan niet ondergronds, uitsluitend ten behoeve van de functie genoemd onder a.; c. erf, behorende bij bovengenoemde functies; d. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; e. 'Waarde - Archeologie - 4', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; f. 'Waterstaat - Waterkering', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 31.2
Bouwregels
31.2.1 Algemeen Op de voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 31.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 31.2.3 Bebouwingsnormen g. Een winkelruimte mag niet groter zijn dan 75 m² (verkoop vloeroppervlak) per gebouw. 31.3
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1b ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
108
Artikel 32 32.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 32.2
Bouwregels
32.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 32.3.1. 32.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 32.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 32.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte van de bodemingreep. 32.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
32.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 32.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
109
32.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
110
Artikel 33 33.1
Waarde - Archeologie - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 33.2
Bouwregels
33.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 33.3.1. 33.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 33.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 33.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,5 meter beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte van de bodemingreep. 33.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
33.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 33.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
111
33.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
112
Artikel 34 34.1
Waarde - Archeologie - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 34.2
Bouwregels
34.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 34.3.1. 34.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 34.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 34.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte van de bodemingreep. 34.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
34.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 34.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
113
34.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
114
Artikel 35 35.1
Waarde - Archeologie - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 35.2
Bouwregels
35.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 35.3.1. 35.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 35.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 35.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 3,0 meter beneden maaiveld, en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m2 . 35.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
35.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 35.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
115
35.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
116
Artikel 36 36.1
Waarde - Archeologie - 5
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 36.2
Bouwregels
36.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 36.3.1. 36.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 36.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 36.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld, en die tevens een oppervlak beslaan van meer dan 100 m2. 36.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
36.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 36.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
117
36.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
118
Artikel 37 37.1
Waarde - Archeologie - 6
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 37.2
Bouwregels
37.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 37.3.1. 37.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 37.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 37.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m2. 37.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
37.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 37.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
119
37.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
120
Artikel 38 38.1
Waarde - Cultuurhistorie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van het beschermd stadsgezicht "Delfshaven". 38.2
Bouwregels
38.2.1 Algemeen In aanvulling op de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, geldt voor de als 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' bestemde gronden dat gebouwen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan afgedekt zijn met een kap, bij herbouw afgedekt dienen te worden met een kap in de oorspronkelijke vorm (d.w.z. de kapvorm zoals die was ten tijde van de eerste oplevering van het gebouw). 38.3
Omgevingsvergunning voor het slopen
38.3.1 Verbod Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' bestemde gronden is het verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen. 38.3.2 Uitzondering op verbod In afwijking van het bepaalde in lid 38.3.1 is geen vergunning vereist ingeval van : a. een aanschrijving van burgemeester en wethouders op grond van de Woningwet (hoofdstuk III); b. bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; c. een vergunning voor het slopen van een bouwwerk vereist is ingevolge de Monumentenwet, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening en deze vergunning verleend is. 38.3.3 Vergunning Vergunning wordt verleend indien door het slopen het aanzien en/of de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht niet of niet in betekenende mate wordt geschaad. 38.3.4 Advies Alvorens te beslissen op een aanvraag winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten.
121
Artikel 39 39.1
Waarde - Cultuurhistorie - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden. 39.2
Bouwregels
In aanvulling op de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, geldt voor de als 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' bestemde gronden, dat gebouwen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan afgedekt zijn met een kap, voor zover deze kap vanaf de straatzijde zichtbaar is, bij herbouw afgedekt dienen te worden met een kap in de oorspronkelijke vorm (d.w.z. de kapvorm zoals die was ten tijde van de eerste oplevering van het gebouw). 39.3
Omgevingsvergunning voor het slopen
39.3.1 Verbod Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' bestemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen. 39.3.2 Uitzondering op verbod In afwijking van het bepaalde in lid 39.3.1 is geen vergunning vereist ingeval van: a. een aanschrijving van burgemeester en wethouders op grond van de Woningwet (hoofdstuk III); b. bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; c. een vergunning voor het slopen van een bouwwerk vereist is ingevolge een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening en deze vergunning verleend is; d. sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan; e. gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan. 39.3.3 Vergunning Vergunning wordt verleend, indien: a. sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, technische, dan wel economische overwegingen, en b. nieuwbouw mogelijk is en aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat op de plaats van het (gedeeltelijk) te slopen bouwwerk nieuwbouw zal plaatsvinden met inachtneming van de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden, die onder andere worden gevormd door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing. 39.3.4 Advies Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten.
122
Artikel 40 40.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering. 40.2
Bouwregels
40.2.1 Verbod Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', niet binnen bedoelde zone worden gebouwd. 40.2.2 Uitzondering op verbod Het bouwverbod bedoeld in 40.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 40.2.3 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d. 40.3
Afwijking van de bouwregels
40.3.1 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning volor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 40.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering', mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad. 40.3.2 Advies Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.
123
Artikel 41 41.1
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang. 41.2
Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' niet worden gebouwd. 41.3
Afwijking van de bouwregels
41.3.1 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 41.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' , mits het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad. 41.3.2 Advies Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het waterschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.
124
Hoofdstuk 3 Artikel 42 42.1
ALGEM ENE REGELS
vrijwaringszone - spoor
Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" (metro/sneltram) mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, bedoelde gronden uitsluitend worden gebruikt ten dienste van ondergrondse spoorbanen, ten dienste van het metro/sneltramverkeer. 42.2
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 42.1 voor het bouwen en gebruik overeenkomstig de in de vrijwaringszone gelegde bestemming(en), mits het belang van het metro/sneltramverkeer niet wordt geschaad. 42.3
Advies
Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de metrobeheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het metro/sneltramverkeer.
125
Artikel 43
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
126
Artikel 44 44.1
Algemene bouwregels
Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. 44.2
Maximum bouwhoogte
a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding; b. voor woningen mag de maximum bouwhoogte (nokhoogte) niet meer bedragen dan 7 meter boven de maximum goothoogte, met uitzondering van die woningen die op het tijdstip van de terinzagelegging een hogere kap hebben dan 7 meter, dan is de hogere kap toegestaan. 44.3
Maximum goothoogte
Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3,5 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4,5 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden. 44.4
Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil. 44.5
Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. 44.6
Dakkapellen
Op een kap / schuine dakvlakken is een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd; b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan; c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak; d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen: 1. voorzien van een plat dak; 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter; 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet; 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok; 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak. 44.7
Onderdoorgang
Ter plaatse van de aanduiding "Onderdoorgang" mag een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn.
127
Artikel 45 45.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak. 45.2
Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt. 45.3
Terras
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het oprichten van terrassen grenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten. De omgevingsvergunning kan worden verleend, indien: a. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het terras niet onevenredig wordt geschaad; b. het terras past in het Horecabeleid van de gemeente Rotterdam zoals dat van toepassing is ten tijde van de aanvraag. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege wanneer het gebruik in combinatie waarmee de terrasfunctie wordt uitgeoefend, geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd.
128
Hoofdstuk 4 Artikel 46 46.1
OVERGANGS- EN SLOT REGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
46.1.1 Aanwezige bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 46.1.2 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 46.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 46.2
Overgangsrecht gebruik
46.2.1 Bestaand gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 46.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 46.2.3 Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 46.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
129
Artikel 47
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Delfshaven", gemeente Rotterdam.
130
Bijlagen
131
Bijlage 1 T oelichting op lijst bedrijfsactiviteiten Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: categorie 2: categorie 3.1: categorie 3.2: categorie 4.1: categorie 4.2: categorie 5.1: categorie 5.2: categorie 5.3: categorie 6:
afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot
woningen 0 of 10 meter woningen 30 meter woningen 50 meter woningen 100 meter woningen 200 meter woningen 300 meter woningen 500 meter woningen 700 meter woningen 1000 meter woningen 1500 meter
132
Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2
133
134
Bedrijfsactiviteiten obv VNG-lijst 2009
SBI-1993
cat 1 t/m 2
OMSCHRIJVING
SBI-2008
1071
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1
- verdampingscapaciteit < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
1584
10821
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
10821
3
1584
10821
6
1591
110101 1102 t/m 1104
18
14 14
182
141
20
LUCHT
- consumptie-ijsfabrieken: productieoppervlak <= 200 m²
1581
BODEM
2
VISUEEL
1052
VERKEER
Zuivelproducten fabrieken:
1552
CATEGORIE
0
INDICES
GROOTSTE AFSTAND
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1051
GEVAAR
-
1551
GELUID
10, 11
STOF
10, 11
15
18
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
aangepast planmer
-
15
1593 t/m 1595
Vastgesteld bestemmingsplan Delfshaven 1 / 3
-
10
0
30
10
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m²
30
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: productieoppervlak <= 200 m²
30 300
30
10
0
10
10
p Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van wijn, cider e.d.
30
0
30
2
1 G
1
30 C
10
30
2
1 G
1
10
30
10
30
2
1 G
1
10
30
10
30
2
1 G
1
200 C
30
300
4.2
2 G
2
30 C
0
30
2
1 G
1
10
30
2
2 G
2
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en kledingtoebehoren (excl. van leer)
30
-
20
16
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205
162
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, productieoppervlak < 200 m²
205
162902
22
58
-
22
58
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2222.6
18129
2223
1814
A
Grafische afwerking
B
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
0
30
50
0
50
3.1
1 G
1
10
10
30
0
30
2
1 G
1
10
0
30
0
30
2
1 P
1
0
0
10
0
10
1
1 G
1
B
2223
1814
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
1
2224
1813
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
1
B
2225
1814
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30 D
2
2 G
1
B
223
182
0
0
10
0
10
1
1 G
1
24
20
24
20
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
2120
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2120
2
- verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
30
2
2 G
1
26
23
-
26
23
-
2615
231
10
30
50
10
50
3.1
1 G
1
262, 263
232, 234
0
10
10
30
10
30
2
1 G
1
30
10
30
10
30
2
1 G
1
30
10
30
10
30
2
1 G
1
Reproductiebedrijven opgenomen media -
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN a Glasbewerkingsbedrijven, productiecapaciteit < 8.000 ton/jaar Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
262, 263
232, 234
1
30
26, 28, 33
-
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A
Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
31
26, 27, 33
-
31
26, 27, 33
-
316
293
33
26, 32, 33
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektrotechnische industrie niet elders genoemd
-
L
Bedrijfsactiviteiten obv VNG-lijst 2009
cat 1 t/m 2
33
26, 32, 33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie
36
31
-
Vastgesteld bestemmingsplan Delfshaven 2 / 3
30
0
30
0
30
2
1 G
1
36
31
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN niet elders genoemd
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m²
0
10
10
0
10
1
1 P
1
362
321
Fabricage van munten, sieraden e.d.
30
10
10
10
30
2
1 G
1
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
2
3663.1
32991
0
30
30
0
30
2
1 P
1
40
35
40
35
-
40
35
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
35
C1
- < 10 MVA
0
0
30 C
10
30
2
1 P
1
40
35
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
35
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. cat. A
0
0
10 C
10
10
1
1 P
1
40
35
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
0
0
30 C
10
30
2
1 P
1
40
35
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - blokverwarming
10
0
30 C
10
30
2
1 P
1
0
0
30 C
10
30
2
1 P
1
0
10
30
10
30
2
1 G
1
B
10
0
30
10
30
2
2 P
1
B
0
0
10
10
10
1
1 G
1
10
0
30
0
30
2
3 P
1
0
0
30
10
30
2
1 P
1
10
10
30
0
30
2
2 G
1
0
0
30
0
30
2
2 G
1
10
0
30
0
30
2
2 G
1
Sociale werkvoorziening
B
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
35
E2
41
36
-
41
36
-
41
36
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
36
B1
- < 1 MW
45
41, 42, 43
45
41, 42, 43
-
BOUWNIJVERHEID
45
41, 42, 43
3
- aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak< 1000 m²
50
45, 47
-
50
45, 47
-
501, 502, 504
451, 452, 454
5020.4
45204
B
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
B
Autobeklederijen
5020.5
45205
Autowasserijen
503, 504
453
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
51
46
-
51
46
-
5122
4622
Grth in bloemen en planten
5134
4634
Grth in dranken
5135
4635
Grth in tabaksproducten
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5136
4636
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
30
0
30
2
2 G
1
5137
4637
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2
2 G
1
5138, 5139
4638, 4639
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
1
514
464, 46733
Grth in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G
1
5153
4673
0
Grth in hout en bouwmaterialen:
5153
4673
1
- algemeen: bedrijfsoppervlak > 2000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
2
5153
4673
2
- algemeen: bedrijfsoppervlak <= 2000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
1
5153.4
46735
4
zand en grind:
5153.4
46735
6
- algemeen: bedrijfsoppervlak <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
1
5154
4674
0
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
4674
2
- algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m²
5155.2
46752
0
0
30
30
2
1 G
1
Grth in kunstmeststoffen
30
30
30
30 R
30
2
1 G
1
10
10
30
10
30
2
2 G
2
0
0
30
0
30
2
2 G
1
5156
4676
Grth in overige intermediaire goederen
519
466, 469
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
0
Bedrijfsactiviteiten obv VNG-lijst 2009
cat 1 t/m 2
Vastgesteld bestemmingsplan Delfshaven 3 / 3
52
47
-
52
47
-
527
952
55
55
-
55
55
-
5551
5629
Kantines
10
0
10 C
5552
562
Cateringbedrijven
10
0
30 C
60
49
-
60
49
-
6022
493
Taxibedrijven
0
0
30 C
0
603
495
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
0
0
30 C
10
63
52
63
52
-
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6312
52109
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
6321
5221
1
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
64
64
-
64
53
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
531, 532
Post- en koeriersdiensten
0
0
30 C
0
30
2
2 P
1
642
61
A
Telecommunicatiebedrijven
0
0
10 C
0
10
1
1 P
1
642
61
B0
zendinstallaties:
642
61
B2
- FM en TV
0
0
0 C
10
10
1
1 P
2
642
61
B3
- GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig)
0
0
0 C
10
10
1
1 P
2
71
77
-
71
77
-
711
7711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
1
714
772
Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd
10
10
30
10
30 D
2
2 G
2
72
62
72
62
-
72
62
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d.
0
0
10
0
10
1
1 P
1
72
B
Datacentra
0
0
30 C
0
30
2
1 P
1
74
58, 63 77, 78, 80tm82
74
77, 78, 80tm82
-
7481.3
74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30 C
10
30
2
2 G
1
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
0
0
10
0
10
1
2 P
1
90
37, 38, 39
90
37, 38, 39
-
9001
3700
B
rioolgemalen
30
0
10 C
0
30
2
1 P
1
9002.2
382
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
382
A7
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
10
10
30
30 R
30
2
1 G
1
B
L
93
93
-
93
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.2
96012
30
0
30
30 R
30
2
2 G
1
B
L
9301.3
96013
A
Wasverzendinrichtingen
0
0
30
0
30
2
1 G
1
9301.3
96013
B
Wasserettes, wassalons
0
0
10
0
10
1
1 P
1
9302
9602
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
0
0
10
0
10
1
1 P
1
9305
9609
Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
0
0
10 C
0
10 D
1
1 P
1
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
0
0
10
10
10
1
1 P
1
10
10 D
1
1 P
1
10
30
2
1 G/P 1
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
VERVOER OVER LAND 30
2
2 P
1
30 D
2
1 P
1
B
0
0
30 C
10
30
2
2 G
1
10
0
30 C
0
30
2
3 P
1
L
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING B
MILIEUDIENSTVERLENING
Chemische wasserijen en ververijen
B