Symfonisch Avontuur
deFilharmonie . World Brass . Martin Yates Górecki, Blazewicz, Arnold vrijdag 13 januari 2006
Symfonisch Avontuur . Seizoen 2005-2006 deFilharmonie . Martyn Brabbins . Arne Deforce Harvey, Vir, Messiaen zondag 23 oktober 2005 deFilharmonie . World Brass . Martin Yates Górecki, Blazewicz, Arnold vrijdag 13 januari 2006 Vlaams Radio Orkest . Brussels Jazz Orchestra Franck Ollu Turnage vrijdag 3 februari 2006 deFilharmonie . Olari Elts . Storioni Trio Ives, Volans, Tüür zaterdag 25 maart 2006 deFilharmonie . Brussels Jazz Orchestra Daniele Callegari Joris zaterdag 27 mei 2006
deFilharmonie . World Brass Martin Yates muzikale leiding
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.35 uur einde omstreeks 21.40 uur inleiding Tom Janssens . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Tom Janssens coördinatie programmaboekje deSingel gelieve uw GSM uit te schakelen!
Henryk Górecki (°1933) Trzy utwory w dawnym stylu (Drie stukken in oude stijl) (1963) Marcin Blazewicz (°1953) Concerto voor koperblazers en orkest (wereldcreatie) • Allegro
assai
• Andante • Con
brio
pauze
Cd’s Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Malcolm Arnold (°1921) Symfonie nr 7, opus 113 (1973) • Allegro
energico con moto
• Andante • Allegro
Poolse muziek - à la recherche de l’identité perdu
Als er iets de Poolse muziekgeschiedenis domineerde, was het wel de turbulente en roerige politieke geschiedenis van het land. Wat eens de Poolse identiteit was, werd in de loop der tijden onder de voet gelopen door Russische troepen, Zweedse legers, Pruisische krijgsheren en nationaal-socialistische bruinhemden. De continue opsplitsing van het land door zijn omringende buurlanden zorgden er bovendien voor dat het Poolse grondgebied de contouren aannam van een lappendeken. Niet toevallig dus dat de creatie en vorming van een uniforme nationale (muziek)cultuur door Poolse kunstenaars lange tijd prioritair werden geacht. Ook de twee wereldoorlogen wogen zwaar op de Poolse muziekcultuur. Eenmaal nadat nazi-Duitsland het land bezette, was er van een muziekleven zelfs nauwelijks sprake. Met als gevolg dat Polen voor een zoveelste keer geïsoleerd raakte van de rest van Europa. Toen Poolse muzikanten, componisten en concertorganisaties na de oorlog hun activiteiten wilden hervatten, bleek de toekomst al evenmin rooskleurig. Het door de sovjetpartij bestuurde land dicteerde immers dezelfde culturele dogma’s die ook het Russische muziekleven vorm gaven. De stalinistische politiek van ‘socrealizm’ (socialistisch realisme) werd eveneens in het ‘bevrijde’ Polen toegepast. Concreet betekende dit dat vooral ‘socialistisch verantwoorde’ genres als massaliederen, politiek-historisch relevante cantates en dito opera’s gepropageerd werden - genres waar het weinig roemrijke Poolse muziekverleden nauwelijks feeling mee had. Ondanks de opgelegde beperkingen slaagden enkelingen, zoals Witold Lutoslawski, erin toch een eigen stem te bewaren. Pas met de dood van vadertje Stalin in 1953 kwam er een ommezwaai in de controle op de nationale muziekcultuur. Enkele tumultueuze politieke hervormingen zorgden ervoor dat componisten en muzikanten vanaf het midden van de jaren 1950
een onbeperkte vrijheid kregen - een situatie zonder gelijke in het anders zo dominante sovjetimperium. Meteen grepen enkele progressieve componisten hun kans en organiseerden in 1956 de eerste editie van het inmiddels legendarische Herfstfestival in Warschau. Dit muziekfestival, uitsluitend gewijd aan hedendaagse muziek, was een van de eerste naoorlogse festivals waar jonge componisten hun stem konden laten horen. Dat het invloedrijke festival uitgerekend in het muzikaal imagoloze Polen georganiseerd kon worden, was een zegen voor de nationale muziek. Veel van de compositorische innovaties die vanaf de jaren 1950 Europa veroverden, ontstonden dan ook in Polen. Talloze Poolse avant-gardisten experimenteerden gretig met muzikaal materiaal en traden naar buiten als de ‘Poolse School’. Nadat deze componisten zich met geleerde technieken als serialisme of aleatoriek bezighielden, verschoof hun aandacht naar het uittekenen van expressief geladen klankvelden. Vooral creatieve geesten als Krzysztof Penderecki, Grazyna Bacewicz, Tadeusz Baird en Kazimierz Serocki gooiden internationaal hoge ogen met hun nieuwe klanken. Hun innovaties op vlak van textuur en toonhoogten leverden de toenmalige Poolse muziek het etiket ‘sonorisme’ op. Henryk Górecki Trzy utwory w dawnym stylu (Drie stukken in oude stijl) Iemand die het experimentele sonorisme van zijn landgenoten al vroeg de rug toekeerde, was Henryk Górecki. Vanaf de jaren 1960 ruilde hij de experimentele en avant-gardistische schrijfstijl van zijn progressieve landgenoten met veel succes in voor een meer sobere klankenwereld. Zijn hyperelegische en trage, repetitieve muziek maakten hem bijgevolg tot een van de meest beroemde Poolse componisten. Vooral toen een in 1992 uitgebrachte cdopname van ’s mans bloedmooie Derde Symfonie de hitparades
haalde, werden Górecki en zijn muziek op slag wereldberoemd. Pakweg één miljoen exemplaren werden er van deze opname verkocht, een getal dat net zoveel zegt over de kracht van reclamestrategieën als over de toegankelijkheid van Górecki’s supereenvoudige en melancholieke klankenwereld. Dat Górecki komaf maakte met de dissonante, veelal agressieve klankvelden die zijn collega’s een benijdenswaardige plek op Europese concertpodia gaven, was nauwelijks te voorspellen. Immers, het was net Górecki die in 1960 tijdens het Herfstfestival van Warschau een succès de scandale beleefde met het wrange en uiterst driftige orkestwerk ‘Scontri’. De jonge componist werd vrijwel meteen na de première van ‘Scontri’ gehypet als een beloftevolle aanwinst voor de Poolse avant-garde. Niet zonder reden, want reeds daarvóór legde Górecki een indrukwekkend muzikaal parcours af. De componist, een leerling van Szymanowski-pupil Boleslaw Szabelski, liet zich voor het eerst opmerken in 1957 met zijn Sonate voor twee violen, een neoklassiek bravourestuk waarin ritmische en dynamische muziekflarden heftig tegen elkaar opboksen. Diezelfde voorliefde voor groteske uithalen en explosieve contrastwerking typeert ook de andere werken die Górecki aan het einde van de jaren 1950 schreef, zoals zijn vocale composities ‘Epitafum’ en ‘Monologhi’. Toch zijn het de gespierde orkestwerken ‘Scontri’ en zijn Eerste Symfonie die Górecki’s onstuimige en flamboyante schrijfstijl het beste illustreren. Beide orkestwerken worden gekenmerkt door een rusteloze mix van geïsoleerde toonhoogten, massieve klankvelden, op elkaar geprakte melodieën en luide uitbarstingen. Lang zou het niet duren vooraleer Górecki het over een andere boeg gooide: met zijn ‘Trzy utwory w dawnym stylu’ (Drie stukken in oude stijl) uit 1963 liet hij een heel andere stem horen. De drie stukjes voor strijkorkest getuigen van een ongehoorde intensiteit, blinken uit in ongekunstelde naïviteit en maken schaamteloos gebruik van oude kerktoonaarden. Het verschil met de brutaliteit van zijn eerdere composities kon haast niet groter zijn.
De radicale keuze van Górecki om zich omstreeks 1960 van de modieuze ‘dissonantie’ van zijn collega’s te distantiëren en te kiezen voor statische klankvelden, melancholieke zanglijnen en archaïsche kerktoonaarden, mag gerust revolutionair genoemd worden. Onafhankelijk van en gelijktijdig met de in Amerika ontstane ‘minimal music’ ontdekte Górecki dat het meest eenvoudige muzikale materiaal kan dienen tot ongemeen interessante vormen. Opvallend is vooral dat Górecki, die naar eigen zeggen op zoek was naar een manier om “het meest stringente en essentiële materiaal in te zetten om een maximum aan effect te bereiken”, hiervoor teruggreep naar de oudere muziekstijlen. Daarmee koppelde hij (in tegenstelling tot zijn Amerikaanse collega’s) een simplistische schrijfstijl aan een nationale en religieuze muziektraditie. Zo is het derde stukje van de ‘Trzy utwory’ een herwerking van een Pools trouwliedje uit de renaissance en in het orkestwerk ‘Muzyka staropolska’ (Oude Poolse muziek) dienen middeleeuwse Poolse deuntjes als uitgangsmateriaal. Ook in de monumentale Tweede Symfonie (geschreven in 1972 naar aanleiding van de vijfhonderdste verjaardag van de Poolse astronoom Copernicus) staat een vijftiende-eeuws kerkgezang centraal. In de wereldberoemde Derde Symfonie citeert de componist dan weer een flard uit een mazurka van Chopin. Maar, niet enkel putte Górecki specifiek materiaal uit het Poolse muziekverleden. Eveneens creëerde hij - net zoals zijn illustere voorganger Szymanowski - een opvallend ‘spirituele’ muziekstijl die ook op een hoger, abstract niveau refereert aan volkse, maar bovenal religieuze elementen. Górecki’s suggestieve texturen, sfeervol uitgesponnen klankvelden en langzame tempi zijn dan ook een hoogst originele bijdrage tot de Poolse muziekgeschiedenis. Marcin Blazewicz Concerto voor koperblazers en orkest Net zoals Górecki gooit ook de hedendaagse Poolse componist Marcin Blazewicz het wel eens over een spirituele boeg. Al pakt deze in 1953 in Warschau geboren componist het iets filosofischer
en wereldser aan dan zijn beroemdere collega. Houdt Górecki zich veelal verre van programmatische of inhoudelijke commentaar, Blazewicz schuwt de literaire ondertoon nauwelijks. Composities als het grootschalige ‘Destin’ (voor orkest en koor op een tekst van Henri Michaux), het aan Immanuel Kant opgedragen ‘The world of senses’, kamermuziekwerken als ‘Thanatos’ en ‘Die Lichtung’, het orkestwerk ‘Todeserfahrung’ (op tekst van Rilke), het mysteriespel ‘The darkest dark’ of de orkestpantomime ‘A journey mystery’ illustreren telkens opnieuw Blazewicz’ belezen en diepgravende wereldvisie. Ook zijn ‘semantische kameropera’ ‘The cutlets of St. Francis’ legt ’s mans interesse voor transcendente themata bloot. Anders dan Górecki levert die diepzinnige oriëntatie niet onmiddellijk statische of serene muziek op. Integendeel, Blazewicz is naar eigen zeggen een componist die voortdurend zijn publiek in gedachten houdt, en muziek beschrijft als een “verhaal dat je niet moet begrijpen, maar aanvoelen”. Die neoromantische of expressionistische houding tegenover muziek resulteert in een toegankelijk moderne en vertelgrage schrijfstijl. Dat Blazewicz gelooft in de intrinsieke zeggingskracht van muziek, valt af te lezen in zijn oeuvre, waarin naast programmatische werken ook niet-beeldende genres vertegenwoordigd zijn. De componist - docent compositie aan het Chopin Conservatorium van Warschau en decaan van de muziekfaculteit - heeft namelijk ook ‘abstracte’ genrewerken op zijn naam staan zoals een Pianoconcerto (1997), een Concerto voor fluit en strijkorkest (1999), een Pianokwintet (2004) of een Strijkkwartet (1980). Toch lijkt Blazewicz ook hier de traditionele muziekpaden meermaals te ontlopen. Vooral de eigenzinnige bezettingen vallen daarbij op. Zo schreef hij een gitaarconcerto ‘Los caprichos’ (1988), twee Marimbaconcerto’s (1999 & 2005) en componeerde hij - in de geest van Bartók - een Concerto voor orkest (1982). Ook het hier geprogrammeerde Concerto voor koperinstrumenten en orkest ontvouwt omwille van de eigenaardige bezetting een nieuwe benadering van het concertgenre. Ondanks die originele invulling kleurt Blazewicz
keurig binnen de lijntjes van de traditionele opzet van het genre: het werk bestaat uit drie delen en bevat obligate cadenza’s voor de solisten. Opvallendst is wel het concerterend element: net zoals de recente concerto’s van zijn landgenoot Penderecki lijkt Blazewicz het beproefde barokke model van vraag en antwoord uit te spelen. Vinnige orkestinterventies duiken op als antwoorden op even scherpe motiefjes in de solistenpartijen en omgekeerd pikken de solisten naadloos in op het door het orkest gelanceerde materiaal. Malcolm Arnold Zevende Symfonie Als het één genre is waarmee Malcolm Arnold de muziekgeschiedenis zal halen, is het wel de symfonie. De Engelse veelschrijver componeerde negen symfonieën, netjes gespreid over een lange carrière. Het symfonische negenluik van Arnold vormt niet alleen een fraaie reeks, maar laat ook de enorme veelzijdigheid zien van een verdienstelijk componist die - ten onrechte - in de marge van het muzikale gebeuren sukkelde. Vanaf zijn onstuimige Eerste Symfonie (1949), waarin Arnold voor het eerst zijn compositorische ambities kenbaar maakte, tot de Tsjaikovskiaanse Negende Symfonie (1986) getuigen zijn symfonieën telkens opnieuw van een originele kijk op melodievoering, een neus voor orkestratie en een buitengewoon gevoel voor dramatische spankracht. Dat Arnolds composities teren op een gezonde dosis theatraliteit, mag niet verbazen als je rekening houdt met de belangrijkste broodwinning van deze componist: het componeren van filmmuziek. Liefst twintig jaar lang schreef Arnold zo’n zes filmscores per jaar, wat een indrukwekkende catalogus van honderd twintig soundtracks opleverde. Het best is Arnold bekend voor de filmmuziek die hij schreef voor de films van David Lean: ‘The sound barrier’, ‘Hobson’s choice’ en bovenal ‘The bridge over the river Kwai’, waarvoor de componist een verdiende Oscar kreeg. Arnold kreeg voor de soundtrack van ‘The bridge over the river Kwai’ overigens slechts tien dagen tijd om
de opdracht te voltooien, wat veel zegt over de handigheid en de technische vaardigheid waarmee Arnold aan de slag ging. Zijn hoge werkritme zat gelukkig de muzikale vindingrijkheid niet in de weg. Zo is de filmmuziek van Arnold een studie op zich waard, alleen al door de manier waarop hij authentieke en thematisch relevante musicalia wist te koppelen aan een uitgekiende filmische schrijfstijl. Bijvoorbeeld in zijn muziek voor de Gandhibiopic ‘Nine hours to Rama’, waarin hij met veel kennis van zaken Indische modi, ritmes en instrumenten integreerde. Maar, het waren niet enkel symfonieën en soundtracks die Arnold uit zijn mouw schudde. Zijn indrukwekkende oeuvrecatalogus bevat ook enkele eenakters, een kinderopera voor televisie, een handvol balletten, een fabuleuze en eigenzinnige reeks concerto’s (waaronder een Mondharmonicaconcerto, een Blokfluitconcerto, een Concerto voor piano à quatre-mains en een opmerkelijk Concerto voor twee piano’s, waarvan één piano enkel met de linkerhand wordt bespeeld), ettelijke orkestwerken en kamermuziekwerken, suites voor fanfares, liederen, pedagogische werken en tal van werken voor amateurmuzikanten. Bovendien leverde Arnold ook de muziek voor de beroemde, humoristische Hoffnungconcerten. Voor de concerten van deze Duits-Britse humorist-cartoonist componeerde Arnold werken zoals het Concerto voor eter, ober, voedsel en orkest en de ‘Grand grand ouverture’ voor orgel, stofzuigers, boenmachine, geweren en orkest. Arnold was naast een inventief componist ook een begenadigd orkestrator. Het was dan ook zijn jarenlange ervaring in diverse orkesten die van hem een trefzeker orkestrator maakte. Vrijwel meteen nadat hij op zijn zestiende een beurs kreeg om aan het prestigieuze Royal College of Music trompet te studeren, werd hij ingeschakeld als vervanger in diverse Londense symfonieorkesten. Pas nadat hij 1948 de Mendelssohn Scholarship Prize kreeg, besloot hij zijn muzikantenbestaan in te ruilen voor een rijk gevulde componistencarrière. Hoe divers de muzikale output van Arnold op het eerste zicht ook lijkt, zijn extraverte muzikale stijl liet zelden flauwiteiten
of hapklare patronen toe en getuigt van een opmerkelijk vakmanschap. Naast enkele bijzonder geslaagde werken zoals het Gitaar-, Fluit- en Hoornconcerto, zijn Symfonie voor koperinstrumenten en zijn Tweede Strijkkwartet, zijn het vooral zijn diepzinnige symfonieën die Arnold op z’n best laten horen. Toch bleef hij - in tegenstelling tot zijn bijdragen tot het concerto - keurigjes binnen de formele en stilistische tradities van het symfonische genre en ging hij op melodisch-harmonisch vlak nauwelijks de experimentele toer op. De kracht van Arnolds symfonieën ligt vooral in de manier waarop hij een muzikale vertelling wist op te bouwen en daarbij de diepgravende emoties niet schuwde. Zijn creatieve orkestratietechniek en zijn originaliteit maakten van elke symfonie dan ook een bijzondere en intense luisterervaring. Zo put de Vierde Symfonie haar kracht uit een uitgebreide Caraïbische slagwerkerscombo, wordt de Zesde getypeerd door een hommage aan saxofonist Charlie Parker en is de Zevende een geslaagde cocktail van Ierse volksmuziek met Mahleriaanse grandeur. Hoewel de Zevende niet de tragiek van haar opvolgers deelt, is het toch een uiterst emotionele brok muziek. Alleen al de brutale en banale manier waarop het tumultueuze openingsdeel en de woelige finale afgebroken worden, illustreren treffend de bitterzoete, late schrijfstijl van Arnold. Het waren dan ook de laatste symfonieën die de Britse musicoloog de gedachte ontlokten om Arnold te vergelijken met de schrijver Charles Dickens, met wie hij “zowel een feeling voor verstrooiing als een verbluffend inzicht in de condition humaine deelt”.
deFilharmonie Onder leiding van haar muziekdirecteur Philippe Herreweghe evolueerde deFilharmonie naar een modern, stilistisch polyglot symfonieorkest. Intussen bezit het ensemble een artistieke souplesse die toelaat om meerdere stijlen - van barok tot en met hedendaags - op een historisch verantwoorde wijze te vertolken. Vanuit zijn specifieke achtergrond spitst Philippe Herreweghe zich toe op het (pre)romantische repertoire. Hij werkt nauw samen met chef-dirigent Daniele Callegari, verantwoordelijk voor de laatromantische en meer actuele muziek. Dankzij eigen concertreeksen in grote zalen bekleedt deFilharmonie een unieke positie in Vlaanderen. De Koningin Elisabethzaal en deSingel in Antwerpen, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, De Bijloke en het Brugse Concertgebouw behoren tot de vaste podia. Vernieuwende projecten als de componistenhappenings, het Herreweghe Festival, 'deFilharmonie binnenstebuiten', de ZAPconcerten, de COMcerts en Music for Life-projecten bezorgden het orkest een uitzonderlijke reputatie. Daarnaast hecht deFilharmonie veel waarde aan de uitbouw van jongerenprojecten, zoals de KIDconcerten en de pedagogische Oorcolleges, waarmee het orkest kinderen en jongeren doorheen de symfonische klankenwereld gidst. Ook in het buitenland werd deFilharmonie uitgenodigd door de belangrijkste huizen: de Musikverein en het Konzerthaus te Wenen, het Festspielhaus in Salzburg, de Royal Festival Hall te Londen, het Amsterdamse Concertgebouw, het Théâtre des Champs-Elysées te Parijs, de Philharmonie te München, de Alte Oper in Frankfurt en het Auditorio Nacional de Música in Madrid. Internationale concertreizen door diverse Europese landen en Japan vormen een constante in de kalender. Diverse cd-opnamen werden bekroond door de vakpers, zoals Daniel Sternefelds opera 'Mater dolorosa', een opname van de integrale symfonieën van Luc Brewaeys en Karel Goeyvaerts' opera 'Aquarius'. Recent verscheen een cd met orkestraties van Maurice Ravel en een opname met Brewaeys' orkestratie van de 'Préludes' van Claude Debussy. Muziekdirecteur Philippe Herreweghe bereidt een integrale opname van Beethoven-symfonieën voor, waarvan de eerste cd (met de Vierde en Zevende Symfonie) reeds verkrijgbaar is. World Brass Sinds de oprichting in 1995 is World Brass uitgegroeid tot een van de leidinggevende koperensembles van Europa. Verdergaand in de traditie van het Jeunesses Musicales World Orchestra, waaruit het ensemble is gegroeid tijdens een tournee door Zuid-Oost Azië, stammen de leden van het ensemble World Brass uit landen van over de hele wereld, waaronder Oostenrijk, Australië, België, Canada, Chili, Denemarken, Engeland, Estland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Schotland, Oekraïne en de Verenigde
Staten. Enkele keren per jaar komen de musici van over de hele wereld samen om te repeteren en aansluitend concerten te geven. World Brass heeft getourneerd in Canada, Duitsland, België en Luxemburg met een uitgebreid en gevarieerd repertoire. Het ensemble draagt bij tot het uitbreiden van het repertoire voor koperensemble door het geven van talrijke compositie- en arrangementopdrachten. De recentste concerten waren gewijd aan Duke Ellington en Dmitri Sjostakovitsj en alle stukken op de laatste cd zijn arrangementen die exclusief voor World Brass werden geschreven. Martin Yates Martin Yates maakte zijn debuut als dirigent met 'Carmen' van Bizet aan de Nationale Opera van Israël. In 1993 werkte hij als assistent van Sir Georg Solti tijdens de Salzburger Festspiele in 'Falstaff' van Verdi. Naast opera's dirigeerde Yates ook balletten als 'Het Zwanenmeer', 'De Notenkraker', 'Eugen Onegin', 'Coppelia', Stravinsky's 'Vuurvogel', 'Petroesjka' en 'Le Sacre du Printemps' met het Nederlands Nationaal Ballet, het Fins Nationaal Ballet en het Nederlands Danstheater. Martin Yates leidt regelmatig vooraanstaande Britse orkesten, waaronder London Symphony, Philharmonia, Royal Philharmonic, City of Birmingham Symphony, Royal Liverpool Philharmonic, Hallé Orchestra, Orchestra of Scottish Opera, BBC Concert en Royal Scottish National Orchestra. Daarbuiten werkte hij samen met Bergen Philharmonic, Royal Stockholm Philharmonic, Jerusalem Symphony, Odense Symphony, Danish Radio, Norrköping Symphony, Malmo Symphony, Stockholm Sinfonietta, Swedish Chamber Orchestra, Iceland Symphony, NRK Orchestra, Brabants Orkest, Gelders Orkest, Helsingborg Symphony, Sao Paulo Symphony, enz.... In november 2003 maakte hij zijn debuut bij Tonhalle Orchester Zürich. Sinds 1994 is Yates chef-dirigent van het National Symphony Orchestra of London. Martin Yates verleende zijn medewerking aan meer dan vijftig cd-opnamen, waaronder een opname uit 1994 met sopraan Montserrat Caballé. Yates gaf recent nog concerten met Barbara Hendricks, Bryn Terfel, Angela Gheorghiu en Roberto Alagna. Martin Yates heeft als componist een opera, twee symfonieën en meerdere concerti op zijn naam staan.
deFilharmonie
eerste viool Dimitri Ivanov Eric Baeten Peter Manouilov Emiel Pieters Frank Houwen Françoise Queguiner Yuko Kimura Guido Van Dooren Wolfgang Heiremans Sihong Liang Vania Batchvarova Tijmen Wehlburg Kris Janssens Ann Vancoillie Ann Lafaille Marc Tillema tweede viool Takeshi Kanazawa Frederic Van Hille Tamas Sandor Michael Buyle Annie Soukiassian Jack Ooms Lydia Seymortier Marjolein Van Der Jeught David Perry Krystyna Bohacz Nana Hiraide Ilse Pasmans Russalina Arnoudova
altviool Béatrix Derolez Samuel Barsegian Jürgen Pfennig Bernard Piatkowski Wieslaw Chorosinski Peter Swaan Bart Vanistendael Krzysztof Kubala Sigrid Keunen Koen De Maeyer Nathalie Glas cello René Geesing Olivier Robe Jan Willekens Tina De Mey Mieczyslaw Szynal Dieter Schutzhoff Birgit Barrea Chris Van den Bossche Nuria Majuelo Herlinde Verheyden contrabas Ioan Baranga Aykut Dursen Jeremiusz Trzaska Tadeusz Bohuszewicz Julita Fasseva Charise Adriaansen Ion Vladila Eric Spaepen
fluit Frank Vanhove Johny Grossard Peter Verhoyen hobo Eric Speller Sébastien Vanlerberghe Dimitri Mestdag klarinet Nestor Janssens Nadine Van Dingenen Katleen Janssens fagot Graziano Moretto Bruno Verrept Kristien Pieters hoorn Eliz Erkalp Koen Cools Gaston Coppye Morris Powell trompet Alain De Rudder Steven Verhaert Luc Van Gorp trombone Bart Van Nieuwenhuyze Roel Avonds Bernard Versavel tuba Bernd Van Echelpoel
slagwerk Koen Wilmaers Pieterjan Vranckx Gérard Caucheteux Ludo Cools harp Sabien Canton
World Brass
trompet Christopher Dicken Alain De Rudder Wim Van Hasselt Steven Verhaert hoorn Gesa Maria Johanns trombone Shawn Grocott Claude Origer Berten Claeys bastrombone Lars Kraft tuba Mark Reynolds percussie Timothy Phillips