Deel VIII: Psychologie van de fotografie Wat een merkwaardige titel! Die twee onderwerpen hebben nu eens werkelijk niets met elkaar te maken. Of toch? Zoals een van mijn oude leermeesters ooit stelde: het hele leven is psychologie. Als je verder leest, zal je merken dat hij gelijk had. We leren vandaag iets over de mens achter de camera, waarom sommige mensen sommige onderwerpen fotograferen, waarom er over smaken niet te twisten valt en hoe we onze creativiteit kunnen verhogen..
1. Kijken, waarnemen en observeren Alles begint bij de waarneming. Je loopt op straat, ziet een interessant tafereeltje en automatisch gaat je camera naar je oog. In de vroegere functieleer – een onderdeel van de psychologie – nam de waarneming een belangrijke plaats in. Een goede fotograaf kan goed waarnemen. Dat wil niet zeggen dat hij alles moet gezien hebben, maar dat hij snel weet te beslissen of iets de moeite waard is. En dat heeft ook te maken met perceptiesnelheid: een reporter die als eerste “het” heeft gezien, maakt kans op de foto van zijn leven, terwijl de anderen te laat komen. Er bestaan gradaties in het visuele proces. Zien doen we allemaal, als we niet blind of slechtziend zijn. Kijken is al meer gericht zien en bekijken is het nog meer. Waarnemen is een algemene term en observeren is langdurig waarnemen in de hoop er een gunstig moment uit te kunnen kiezen. Maar daar is het niet mee gedaan. Een fotograaf moet een actief oog hebben (en liefst twee). Dat betekent dat hij binnen die waarneming nog een reeks afwegingen maakt: wat is de beste opnamehoek, hoeveel zoom ik in, welk standpunt neem ik?
Foto 1: ribbetjes op het menu
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 1
Ik herinner me de reacties van collega fotografen toen ik tijdens een shooting day in een oude kerk de preekstoel beklom, gewoon omdat het zicht van daaruit stukken interessanter was. Niemand volgde me na, maar ik had wel het beste opnamestandpunt. En zo merkte ik dat er ook relikwiekasten stonden, met versierde ribben van “heiligen”. Zelfs Sint Jan bevond zich daartussen. Toch zeker een plaatje waard als je iets ongewoons wil hebben. Dat is vaak typerend voor een shooting day: vele fotografen op een hoop, die allemaal hetzelfde model fotograferen. En dat levert allemaal identieke foto’s op. Maar een paar hebben intussen iets anders gezien en komen achteraf met interessante foto’s van onderwerpen die niemand herkent. Als fotograaf leer je het beeld vast te leggen nog voor je de ontspanknop hebt aangeraakt. Het is als het ware een plaatje in je hoofd. Niet voor niets spreekt men van een “geestesoog”. En als de gevorderde fotograaf geen plaatje in zijn hoofd heeft, dan heeft hij minstens een paar vragen: “Hoe zou het eruit zien als ik daar ging staan?”. Wat levert het op als ik hier op de grond ga liggen?” Of als ik middenin die constructie kruip in plaats van ze langs buiten te fotograferen?” Soms levert dit waardeloze beelden op, maar vaker krijgen we een originele of zelfs briljante visie op een anders banaal gegeven. In deze context past ook de zin voor detail. Een heel klein detail, twee handen in elkaar, zegt vaak meer dan een foto van het hele koppel. Het waarnemen gaat echter niet altijd zonder problemen. Wie aan een ernstige vorm van kleurenblindheid lijdt, kan problemen krijgen met kleurzwemen en witbalans. Bij astigmatisme (waarbij een beeldpunt op een komma lijkt) kan je moeilijk manueel scherpstellen en wie last heeft van hemianopsie ziet maar de helft van het beeld en krijgt moeilijk een totaaloverzicht. Elke visuele stoornis heeft zijn weerslag op het beeld dat de fotograaf zich vormt, en uiteindelijk dus ook op de foto. En er bestaan honderden visuele stoornissen, waarvan sommige gelukkig kunnen gecompenseerd worden. Want als je lijdt aan daltonisme (volledige kleurenblindheid, dus alleen grijstinten zien), dan werk je toch vooral in zwart-wit?
2. Iets over typologieën Die oude Grieken toch! Een van hun geliefkoosde bezigheden was – nee, natuurlijk niet fotograferen! – het bestuderen van persoonlijkheidstypes. En iedereen kent wel de vier belangrijkste. Natuurlijk ken je die! Toch wel. Vooruit dan maar: het cholerische, melancholische, flegmatische en het sanguinische type. Zie je wel, je was slimmer dan je dacht! Maar ze gingen veel verder. Theofrastos beschreef in zijn “Characteres” een hele reeks mensentypen, die we nu nog herkennen. Waar dacht je dat het woord ‘karakter’ vandaan kwam? Zelfs de vrek van plagiaatpleger Molière zat ertussen. En ook de oude astrologie van de Babyloniërs leverde ons al persoonlijkheidsindelingen op volgens het dierenriemteken. In de wat modernere psychologie kennen we tientallen typologieën. De indeling introvertextravert zal wel iedereen vertrouwd zijn. Andere indelingen lijken meer op een verzameling scheldwoorden. Als je iemand een leptosoom noemt met een cerebrotoon karakter, dan heb je kans dat hij met je op de vuist gaat. Maar in feite heb je alleen maar gesteld dat hij een tengere lichaamsbouw heeft en liefst met een boekje in een hoekje zit. Polymorf-pervers en anaal-retentief (een moderner woord voor die vrek van hierboven) zijn heel gewone termen
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 2
uit de freudiaanse analyseleer, maar ik zou ze toch maar niet gebruiken in de dagdagelijkse gesprekken als je graag je vrienden wil houden. Drie bladzijden ver en nog steeds geen woord over de fotografie. Rustig maar, we komen er stilaan. Want we gaan de typologie toepassen op de fotografen, onder het motto: “ken jezelf en vooral je collega!” Van alle bestaande typologieën is er één die nog steeds stand houdt en die zelfs door modern genetisch onderzoek in grote lijnen wordt bevestigd. We hebben het over de leer van Eduard Spranger, cultuurfilosoof, pedagoog en psycholoog, naast nog vele andere zaken. Hij onderscheidt zes “levensvormen” waaronder de mens kan bestaan. Hij spreekt van de theoretische, de religieuze, de sociale, de esthetische, de economische en de machtsmens. De echt zuivere ‘types’ zijn zeldzaam, meestal gaat het over mengvormen. Maar laat ons eens kijken hoe die “pure” vormen er zouden kunnen uitzien. En misschien weet je jezelf er wel onder te herkennen!
2.1 De theoreticus Dit is de man (of vrouw, we zijn breed in die dingen) die alles weet over scherptedieptetabellen, die alle formules van de beeldvorming kent en die op fora er op uit is om anderen te corrigeren als ze in hun kennis te kort schieten. De zuivere theoreticus steekt meer tijd in het beredeneren van de omstandigheden, dan in het fotograferen ervan. Hij leest alle tijdschriften over fotografie, kent elk type fototoestel met zijn voor- en nadelen. Als hij een toestel koopt, gaan daar maanden van analyse aan vooraf. Want hij heeft een hekel aan oppervlakkigheid. Urenlang kan hij palaberen over de noodzaak een foto met diafragma 5.6 te nemen, in plaats van 8.0. Hij publiceert in vaktijdschriften of stuurt er ingezonden brieven naartoe met commentaar. Het ergste wat hem kan overkomen is dat hij een fotografische term tegenkomt die hij nog niet kent. Maar wees gerust, de volgende dag weet hij er alles van. In de sociale omgang is hij niet steeds even gemakkelijk en vaak heeft hij een redelijk hoog ‘nerd-gehalte’. Er zijn niet zoveel Aspergerautisten die zich met fotografie bezighouden, maar als ze het doen, vallen ze beslist onder dit type, zelfs in een zuivere vorm. Ik ken er minstens één. Voorbeeld: de hoofdredacteur van een fototijdschrift. Opponent: het religieuze type
2.2 De religieuze Vat dit zeker niet op als ‘godsdienstig’. De religieuze vorm wordt gekenmerkt door een grote gedrevenheid. Zijn hobby is boven alles verheven en veel moet ervoor wijken. Hij drijft op grote principes en zou liefst willen dat de hele wereld fotografeert. En dus probeert hij ook bekeerlingen te maken, want de anderen “weten niet wat ze missen”. Er zit veel temperament in de beleving van zijn liefhebberij, van het heilig vuur tot het fanatisme. Als zijn camera voor herstelling is binnengeleverd, krijgt hij zware ontwenningsverschijnselen.
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 3
Als dit soort persoon aan een merk is gebonden, is hij er ook helemaal aan verknocht. Geen enkel ander merk raakt maar tot aan de enkels van het zijne. En dat zal hij dan ook verdedigen, desnoods tegen alle feiten in. Val hem aan op zijn fototoestel en je ligt eeuwig in ongenade. Voorbeeld: de merkfanaat. Opponent: het theoretische type
2.3 De sociale Dit type werkt liefst in groepsverband. Het sociale type is dan ook lid van verschillende verenigingen, vaak zelfs in een leidende functie. Bij hem kan je steeds terecht als je een objectief wil lenen, zijn studio wil gebruiken of je een shoot wil assisteren. Hij is steeds tot een dienst bereid, ook al betekent dit dat hij zijn materiaal soms beschadigd of zelfs niet terugkrijgt. Ook dan zal hij de volgende keer opnieuw klaarstaan met een helpende hand. Als je materiaal wordt gestolen, zal hij mee verontwaardigd zijn en je zijn reservecamera aanbieden tot de verzekering heeft betaald. Het sociale type heeft veel vrienden, maar is soms te goedgelovig en daar wordt dan ook vaak misbruik van gemaakt. Desondanks blijft hij in de goedheid van de mens geloven. Omwille van dit doel offert hij zichzelf op, zodat hij zelden aan het eigenlijke fotograferen toekomt. Voor hem is het sociale contact in de vereniging belangrijker dan het maken van foto’s. En als hij fotografeert, zijn het meestal de mensen uit zijn omgeving, die hij voor de lens krijgt, of sociaal achtergestelden. Hij gebruikt zijn camera dan ook vaak om wantoestanden aan te klagen. Landschappen, stillevens of vogelfoto’s interesseren hem maar zeer matig. Voorbeeld: het bestuurslid van de plaatselijke fotokring Opponent: het economische type
2.4 De esthetische Bij het esthetische type gaat het om de pure schoonheid. Zijn foto’s zijn stuk voor stuk pareltjes. Naaktfoto’s ja, maar dan alleen artistiek naakt. Hij weet zich perfect van low en high key te bedienen. Landschappen met een zonsopgang in de mist brengen hem in extase, maar het liefst maakt hij modelopnamen met uitgewerkte visagie, uitgekiende belichting en elke foto is haarscherp. Maar ook het omgekeerde komt voor, als de vorm voorrang krijgt op de inhoud. Een foto mag dan onscherp zijn, of slecht belicht, als dit maar de emoties weergeeft van de fotograaf of het onderwerp. Hij neemt dan een voorbeeld aan Sanne Sannes en werkt alleen maar met 1/25 sec, om zeker te zijn dan het onderwerp lééft. Onscherp, maar met veel zeggingskracht. Want de estheticus is ook meer geneigd tot experimenteren, om het creatieve proces kracht bij te zetten. Elke vernieuwing is goed, als het maar fraaie of ongewone beelden oproept. In de estheticus herkennen we de echte artiest, de kunstenaar, die zelden tevreden is en steeds maar blijft streven naar nóg betere foto’s. Als kunstenaar is hij gedreven, maar ook vaak chaotisch en verstrooid. Alles wordt ondergeschikt gemaakt aan het beeld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het dit type is dat op wedstrijden met de meeste prijzen gaat lopen.
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 4
Zijn stijl daarentegen kan verschillen. Sommige esthetici gebruiken hun sluiter als een snelvuurgeweer, anderen werken juist zeer bedachtzaam. Maar het kunstenaarschap zit ze allemaal ingebakken. Voorbeeld: de winnaar van de laatste fotowedstrijd. Opponent: het machtstype
2.5 De economische Voor de economische mens dient de fotografie vooral om geld te verdienen. Hij kent de prijs van elk product, maar vooral van de foto’s die hij levert. Zelfs aan familieleden vraagt hij geld voor een shoot. Zijn prijs omvat alle denkbare afschrijvings- en toekomstige kosten. Om zijn omzet te verhogen heeft hij nog een hoop nevenactiviteiten, die allemaal wel iets met fotografie te maken hebben. Op zijn website staan de webpages waarmee bestellingen kunnen worden geplaatst. Vaak vind je hem op eBay, of op koopjessites, waar hij zijn spullen koopt of verkoopt. En als hij wordt opgelicht is dat een traumatische ervaring die hem jarenlang bijblijft. Hij komt op vele fora, maar nagenoeg uitsluitend om zijn zaak of webwinkel aan te prijzen. En als hij je helpt, dan mag je er zeker van zijn dat hij erop rekent dat je bij hem zal kopen. Dit type zal zich vaak als goedkoopste profileren, zonder dat echt te zijn. In het ergste geval vinden we hier de kantjeslopers, die op alle manieren proberen onder waarborgbepalingen uit te komen. In zijn hogere vorm beseft de economische mens dat een goede dienstverlening en schappelijke prijzen ook de omzet en de winstcijfers verhogen. Voorbeeld: de plaatselijke dure fotozaak. Opponent: het sociale type
2.6 Het machtstype Dit is de homo politicus, waarvoor de fotografie geen doel is, maar een middel. In de fotokring doet hij een gooi naar het leiderschap en als hij het niet kan krijgen stapt hij het af. Hij werkt graag met Photoshop, omdat hij daarmee zijn tegenstanders belachelijk kan maken. Bij een discussie vervalt hij al vaak in schelden of het kleineren van zijn tegenstanders. Hij speelt ook liever de man dan de bal. Want hij kan niet verdragen dat iemand boven hem zou uitsteken. Hij is in alles immers de beste. En er moet iemand de sterkste zijn. Naar grote en gevestigde namen kijkt hij wel op, maar hij is niet bereid te leren van iemand die hij als zijn mindere beschouwt. Doorgaans is hij weinig diplomatisch en hij houdt van een directe stijl. Dit maakt dat hij al eens uit een forum wordt verbannen. Als het niet klinkt, dan moet het maar botsen. Maar een machtstype dat erkenning krijgt (een informele leider, zoals men dat noemt), kan dan weer heel beminnelijk zijn. En sommige gevestigde leidertypes zijn echt begaan met de belangen van hun volgelingen, al zijn ze zeldzaam. Omdat – zoals we weten – elke macht corrumpeert.
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 5
Voorbeeld: kijk op elk forum over fotografie en zoek het alfamannetje. Opponent: het esthetische type
In een notendop, want het gaat natuurlijk veel verder, staan hier dus de zes belangrijkste types. Waarschijnlijk kom je tot de vaststelling dat je jezelf rekent tot een mengvorm van twee, drie of zelfs vier andere types. En zo is het meestal ook, een balans van vele trekken. De beste fotograaf is hij die de positieve trekken van elk type in zich weet te verenigen. Maar er zijn merkwaardige complicaties. Sommige vormen doen zich voor als een andere. Zo zal het machtstype uiteraard ontkennen dat het hem om de macht te doen is. Hij zal zich eerder uitgeven voor het sociale type – precies het tegenovergestelde – en doen uitschijnen dat het hem alleen om het welzijn van de anderen te doen is, terwijl hij al zit uit te rekenen hoe het geld van de clubkas zal besteed worden. Maar over het verband tussen fotografie en politiek gaan we het hier niet hebben.
3. Het creatieve proces Iedereen weet wel ongeveer wat hieronder verstaan wordt. Het heeft iets te maken met originaliteit, met eigenheid, met het uitdrukken van persoonlijke gevoelens op een wijze die verschilt van al het andere. Want we hebben het inmiddels toch al lang gehad, met al die stereotiepe poses, die eeuwige clichées, al die imitatie en na-aperij? Wat we willen is iets sprankelends, iets nieuws. Toch? Er is niets mis om met beginnende modellen enkele poses van anderen na te bootsen. Maar als je dat vijf jaar later nog doet, ben je niet gegroeid. En je doet ook je modellen te kort. Maar hoe moeten we dan aan die creativiteit geraken.? Want niet iedereen is creatief, of vergis ik me? Het antwoord is ja en neen. En daar gaan we nu een woordje uitleg over geven. Een eerste aanzet om het creatieve proces te stimuleren werd gegeven toen Alex Osborn in het begin van de veertiger jaren begon met zijn brainstormingtechnieken te promoten. Hij schreef dit neer in een boek dat hij “Toegepaste Verbeelding” noemde. Bij brainstorming komt het er in grote lijnen op aan heel veel ideeën rond een thema te spuien. Dit gebeurt in groepsverband, en er wordt afgesproken dat geen enkel idee te dwaas of te absurd is: er wordt geen enkele censuur uitgeoefend. Uit die hele massa van gedachten, opmerkingen en associaties wordt dan achteraf een selectie gemaakt, en vaak blijkt daar dan iets onverwachts maar bruikbaars tussen te zitten. Later is men daar elementen van gaan gebruiken om cursussen in creatief denken op te zetten. Nu komt het woord “creatief” van het Latijn creare, dat scheppen betekent. En scheppen is doen ontstaan uit niets. Lijkt me een lastige opdracht. Maar ideeën zijn toch ook niet stoffelijk? Een gedachte is abstract, het is “bijna niets”. En het is met gedachten en vooral associaties dat we gaan werken. Een associatie is een gedachte die door een andere gedachte wordt opgeroepen. Je hoort een lied en je denkt aan de zo-
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 6
meravond toen je die melodie voor het eerst hoorde. En aan je lief. En aan haar… Stop! Je hebt het nu wel beet.
3.1 De eerste graad De oude Freud wist het wel. Hij had een test ontworpen die hij de “vrije associatie” noemde. Hij gaf een woord, en je moest dan meteen antwoorden met het eerste wat je te binnen schoot. Vaak waren dat heel banale dingen, maar sommige associaties weken daar van af, en dat gaf dan inzicht in de werking van je onbewuste geest. Wie op de stimulus “schoenmoeder” antwoordde met “kerkhof”, gaf een banale associatie, maar wie als respons “adamsappel” gaf kreeg wat meer aandacht. Neem eens de proef en geef een model een paraplu met de vraag er iets mee te doen. In negen van de tien keren zal ze de paraplu openen en boven haar hoofd houden, het ene model al met meer elegantie dan het andere.
Foto 2: de proef met de paraplu, hier al een beetje origineler Sommige modellen echter maken andere associaties. Ze houden de paraplu gesloten en gaan er op leunen. Nog anderen houden het handvat naar zich toe gekeerd en geven er een
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 7
kusje op. Of ze leggen hem over hun schouders. En dat is precies wat we bedoelen met de eerste graad van het creatieve proces: Bij die eerste graad komt het er dus op aan een oneigenlijk gebruik te bedenken van een gewoon gebruiksvoorwerp. Hoe origineler, hoe beter. Denk aan de uitspraak van de oude Zenmeester Suzuki: -
voor een gewone mens is een stoel een stoel voor de wijze is een stoel geen stoel meer voor de zeer wijze is een stoel opnieuw een stoel.
We hebben niet de pretentie zeer wijs te zijn, en dus gaan we ervan uit dat een stoel (soms) geen stoel is. Wat het dan wel is, moeten we zelf maar uitmaken. In creativiteitscursussen wordt soms gevraagd tien ongewone toepassingen te bedenken van een dom gebruiksvoorwerp, bijvoorbeeld een baksteen. Bijna altijd krijgen we dan de gebruikelijke antwoorden: gebruiken als deurstop, in het waterreservoir van het toilet om het verbruik te minderen, als presse-papier, … Maar soms komt er een inval die buiten de lijntjes gaat: je kan een baksteen ook vermalen en het gruis gebruiken als kleurstof voor tientallen toepassingen. Dit noemt men divergerend denken, en het is een heel belangrijk begrip in het creatieve denkproces. In heel onze schoolloopbaan wordt ons denken eigenlijk heel sterk beperkt tot het convergerend denken. We leren heel geijkte oplossingsmiddelen (bijvoorbeeld de regel van drie) en op die manier vergeten we dat er ook andere mogelijkheden bestaan. Als we een heel ingewikkelde knoop zien, dan proberen we die te ontwarren. Dat is convergerend denken: we staren ons blind op het feit dat die knoop moet ontward worden, want dat is de aangeleerde manier om een knoop los te krijgen. Ons hele denken loopt dus naar dat ontwarren toe, het convergeert (loopt samen) naar die ene gekende oplossing. Maar Alexander de Grote had zijn eigen, afwijkende (divergerende) oplossing: hij nam zijn zwaard en hakte de Gordiaanse knoop door. En toen Christoffel Columbus voor een weddenschap een ei moest rechtzetten zonder dat het omviel, maakte hij een deuk in de luchtkamer en zette het zo recht. Ook dat is divergerend of buiten de lijntjes denken. Als ik mijn studenten vroeg naar vijf methoden om een vierkantswortel te trekken, dan kwamen ze er slechts met één af, namelijk degene die ze hadden geleerd op de lagere school. Aan een logaritmetafel, een rekenlat, een rekenmachine of een incrementeel benaderende methode dachten ze niet, gewoon omdat ze binnen de lijntjes bleven die de school hen had aangeleerd. En hier zit dus de uitdaging: denk buiten de lijntjes. Laat een stoel geen stoel meer zijn! Waarom spreken we van de eerste graad van het creatieve proces? Omdat we één enkel begrip op een ongewone, voordien ongekende of ongebruikelijke manier gaan toepassen. Bekijk het voorwerp, draai het om, zet het op iets anders, kijk erdoor, … en geef het een nieuwe betekenis.
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 8
Foto 3: een stoel wordt interessanter als je er niet op gaat zitten.
3.2 De tweede graad Maar we kunnen het nog veel aantrekkelijker maken. Stel dat we een interessant gebruiksvoorwerp hebben, bijvoorbeeld een piano. We willen daar een originele foto van maken. Dan komt het er op neer een voorwerp te bedenken dat absoluut niets met een piano heeft te maken, bijvoorbeeld een boterbloem of een lieveheersbeestje. En dan zetten we onze associatieve krachten aan het werk. Hoe kan je een piano koppelen aan een boterbloem? Je zou de vleugel van de piano kunnen veranderen in het bloemblad van de bloem. Of het bloempje enige duizend maal kopiëren in een textuur en dan de piano ermee bekleden. Of de bloem uitvergroten en de piano in het hart ervan zetten. Of de piano door de bloem laten bespelen… Origineel genoeg allemaal?
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 9
Het creatieve proces is vaak niets anders dan het combineren van elementen op een wijze die nog nooit eerder is gebruikt. De tweede graad is dan niets anders dan het surrealistisch samenbrengen van twee factoren die nog niet eerder zo waren geassocieerd. De geschiedenis zit vol van dergelijke ongewone associaties. Denk maar aan het scheerbekken dat als helm voor Don Quichote diende. Of het vrouwtje dat in een schoen woonde. Wie mijn sprookjes kent, weet dat een deel van de aantrekkingskracht ervan bestaat uit de ongewone combinatie van elementen: een blauwe kameel, een miezer die in een voetbal woont, een toverballenwinkel die van Lotje is getikt… Het is niet alleen voor kinderen aantrekkelijk, het levert ook prima fotomateriaal. En dat brengt ons naar de derde graad: het surrealisme.
3.3 De derde graad Als je helemaal buiten de lijntjes gaat, dan kom je in een wereld waarin het heel moeilijk wordt het verband tussen de elementen nog te vatten. Het resultaat is dan heel bevreemdend, omdat de gebruikelijke maatstaven wegvallen. Maar evengoed is het eindproduct altijd de moeite waard. Als het woord ‘surrealisme’ wordt gebruikt, denkt men al gauw b.v. aan de schilderijen van Salvador Dali, en die illustreren dan ook precies wat ik wil duidelijk maken. Alleen worden hier alle elementen, en niet slechts enkele, bij de sfeer betrokken. En het meesterschap van Dali gaat veel verder dan alleen maar de combinatie van associatieve elementen uit het onbewuste. Hij past ook zijn vormgeving aan: denk maar aan de smeltende uurwerken in “The Persistence of Memory”. Het maken van een surrealistische foto is in mijn ogen dan ook de hoogste vorm van fotografische creativiteit. We vinden deze niet alleen terug in de grafische kunsten. De grootste Spaanse dichter, Garcia Lorca, was een vriend en bewonderaar van Dali. In vele van zijn gedichten vinden we surrealistische associaties terug, en de opgeroepen beelden schreeuwen bijna om een fotografische vertaling. Zo ben ik momenteel bezig met een project om zijn “Pequeño Vals Vienés” in foto’s om te zetten. Het gedicht heeft onsterfelijkheid gekregen door de vertaling en vertolking van Leonard Cohen in zijn “Take this Waltz”. Maar de vertaling is eerder zwak en doet het oorspronkelijk werk weinig eer aan. Daarom hier voor het eerst een stukje huiswerk: ik geef het gedicht hieronder in een eigen vertaling. Probeer bij elke versregel een fotografische voorstelling te maken? Hoe zou je dit in scène zetten, met welke attributen, welke associaties…?
Weense miniwals In Wenen zijn er tien jonge maagden een schouder als troost voor de dood en een woud vol ontlede duiven Er is een fragment van de morgen In ’t museum van de eeuwige kou en een danszaal met wel duizend vensters.
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 10
Dans deze wals, met de lippen genaaid op elkaar zijn aroma van dood en cognac, nat naslepend in zee. Ik wil je, ik wil je, ik wil je met de schommel en het gestorven boek langs de gangen van melancholie In de sombere zolder van de iris In ons bed van de maan en de dans waar de schildpad van droomt Ay, ay, ay, ay Dans deze wals met zijn gebroken leest In Wenen zijn er vier spiegels waarin je mond en de echo weerkaatst Er staat een piano, zo goed als vermoord, die jongeren beschildert met blues En de bedelaars daar op de daken rijgen slingers aaneen van geklaag Neem deze wals die sterft in mijn armen omdat ik van je hou, mijn liefste, mijn lief En op zolder, waar kinderen spelen in een droom van oud Hongaars licht bij de geluiden van een zwoele namiddag zien ze ooien en sneeuwirissen op de duistere stilte van je voorhoofd Neem deze wals, deze “eeuwig-hou-ik-van-je” wals In Wenen zal ik dansen met jou mijn hoofd vermomd als rivier Zie mijn oevers vol hyacinthen Ik stroom met mijn monding tussen je benen mijn ziel in foto’s en lelies En in de duistere golven van je heengaan laat ik als laatste wil, mijn liefste, mijn lief mijn viool en het graf, al wat rest van de wals.
“Hay una muerte para piano que pinta de azul a los muchachos” “Er staat een piano, zo goed als vermoord, die jongeren beschildert met blues…” En dat, dàt is het wezen van de ware creativiteit. Vandaar mijn voorstel: wil je wérkelijk ervaren wat het creatieve proces kan betekenen, maak dan eens een eigen project. Werk het helemaal uit, droom de beelden die je wil hebben en zorg dat het uniek is, alleen van jezelf, op een manier die niemand je kan nadoen. Vanaf dat moment heb je deze cursus niet meer nodig.
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 11
4. Persoonlijkheidskenmerken van de geslaagde fotograaf In mijn “Gids voor het beginnend model” heb ik het uitvoerig over de psychologie van het model, maar minder over de fotograaf zelf. Tijd om daar iets aan te doen. Over de verwachtingen rond een model bestaat nogal wat consensus. Voor fotografen is dit minder het geval. Want een goede fotograaf wordt veel vergeven, als hij zijn opdrachtgever maar tijdig de gewenste goederen levert of prachtige foto’s weet te maken. Maar gewapend met de typologie van Spranger kunnen we toch enkele uitspraken doen. Het sociale type zal doorgaans veel respect betonen voor zijn model. Hij geeft haar een mate van vrijheid in handelen en poseren, moedigt aan en is communicatief. Het machtstype daarentegen dirigeert en laat geen ruimte voor persoonlijke inbreng. Hij weet wat hij wil en het model heeft te volgen – ze moet weten wie de baas is. Tegenstand is rebellie en moet de kop ingedrukt worden. Interactie is miniem. Voor het economische type is tijd geld. Shoots duren niet langer dan strikt nodig. Een koffie achteraf of gezellig napraten is niet echt nodig. Maar het esthetische type neemt wél zijn tijd, want voor hem telt alleen het resultaat. En na de honderdste take van dezelfde pose kan dit bij het model wel op de zenuwen gaan werken. Daarentegen kunnen we bij de theoreticus kort zijn: die voelt zich doorgaans niet zo op zijn gemak met modellen, omdat ze minder voorspelbaar zijn, want ze houden zich niet altijd aan de theorie. En de bevlogenheid van het religieuze type maakt hem ook niet altijd tot een gemakkelijke partner. Maar hebben al deze fotografen dan niets gemeenschappelijk. Wat maakt een fotograaf tot een geslaagd fotograaf? Ik heb hier ooit eens een factoranalyse aan gewijd en kwam tot de volgende bevindingen: er zijn 3 C’s. Een goed fotograaf is: -
competent (vakkennis): voldoende achtergrondinformatie, kennis van de apparatuur en de theorie. communicatief: bereid informatie uit te wisselen, wisselwerking met anderen, sociaal creatief: bereid de betreden paden te verlaten.
Over het belang van het communicatieve kan gepraat worden. Sommige fotografen werken als eenzaat in verlaten gebieden en maken de prachtigste natuurfoto’s. Maar kunst moet onder mensen gedeeld worden, want het is iets van mensen. Daarnaast zijn er nog heel wat vereisten. Zo denk ik aan een lage frustratiedrempel, dwz een fotograaf moet tegenslag kunnen verwerken, geduld hebben, steeds bereid zijn opnieuw te beginnen. Een vloekende fotograaf is een slechte fotograaf, want onder stress die je zelf oproept, kom je niet tot de beste resultaten. En het belang van geduld kan niet genoeg worden benadrukt. De fotograaf die zich elke morgen opnieuw met zijn materiaal opstelt, tot hij bij de vijfde maal exact het juiste licht heeft, zal de beste foto maken.
Cursus Digitale Fotografie
Deel VIII - 12