© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL I : INLEIDING HOOFDSTUK 1 : AARD EN FUNCTIE VAN HET GERECHTELIJK RECHT Het gerechtelijk recht is de rechtstak die de middelen tot handhaving van het materieel recht tot voorwerp heeft. Het is met andere woorden de rechtstak die de toepassing van het materieel recht verzekert. Men kan het gerechtelijk recht opdelen in : 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Gerechtelijk privaatrecht; Administratief procesrecht; Strafprocesrecht; Tuchtprocesrecht; Volkenrechtelijk procesrecht; Fiscaal procesrecht.
In deze cursus behandelen we het gerechtelijk privaatrecht, d.i. het geschillenrecht m.b.t. het privaatrecht, m.n. burgerrechtelijke, sociaalrechtelijke en handelsrechtelijke geschillen. Belangrijk is hier de term “proces”, d.i. het voortschrijden van een onzekere n omstreden toestand naar een zekere en onbetwistbare rechtstoestand, door een aan regels onderworpen rechtsstrijd of geding dat wordt gevoerd voor een daartoe bevoegd orgaan. Hierin kunnen we vier criteria afleiden : 1. Formeel criterium : het proces wordt onderworpen aan procedureregels en vormvoorschriften; 2. Organiek criterium : het proces wordt gevoerd voor een jurisdictioneel orgaan, d.i. een statutair onafhankelijk en onpartijdig orgaan; 3. Materieel criterium : het geschil moet worden opgelost aan de hand van regels; 4. Gezag van gewijsde : volgens een aantal rechtsgeleerden is dit een kenmerk van het proces, echter een andere strekking stelt dat het gaat om een gevolg van een rechterlijke uitspraak. Het gerechtelijk recht bestaat uit : 1. 2. 3. 4.
Procedureregels en vormvoorschriften; Regels van materiële aard, bv. deze omtrent het statuut van advocaten en rechters; Regels die strekken tot de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak; Bewijstechnieken en alternatieve geschillenoplossing.
In ons hedendaags recht kan men niet langer zoals vroeger onze eigen rechten handhaven. Bv. vroeger bestond er de talio-wet, deze wet stelde dat men aan een ander kon aandoen wat door laatstgenoemde aan eerstgenoemde werd aangedaan. Dit is nu niet meer mogelijk omwille van het verbod van eigenrichting : men mag niet langer inbreuken op eigen rechten zelf gaan sanctioneren. Hieruit vloeit dan voort dat wanneer er een geschil is, dit voor de rechter gebracht moet worden en dat deze rechter zich niet mag schuldig maken aan rechtsweigering zoals gesteld in artikel 5 van het Gerechtelijk Wetboek. Zo niet is er een mogelijkheid van verhaal op de rechter.
HOOFDSTUK 2 : BRONNEN AFDELING 1. DE GRONDWET Bijvoorbeeld : artikel 151 G.W., artikel 159 G.W., artikel 149 G.W. enz.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 2. HET GERECHTELIJK W ETBOEK Het Gerechtelijk Wetboek werd pas “in het leven geroepen” met de wet van 10 oktober 1967. Daarvoor gebruikte België nog steeds de Napoleontische codex. Het doel van de nieuwe codex was een minder omslachtige, snellere en minder kostbare rechtsbedeling. Wanneer we nu kijken naar de gerechtelijke achterstand, dan kunnen we zien dat het doel dat werd vooropgesteld niet behaald is. Het wetboek is ondertussen reeds een aantal keren aangepast, bijvoorbeeld in de jaren ’70 werd het deel omtrent de arbitrage toegevoegd en in 2005 zagen we een nieuw deel omtrent bemiddeling. Ook de Octopuswetgeving was zeer belangrijk voor ons Gerechtelijk Wetboek.
AFDELING 3. DE BIJZONDERE WETGEVING Een aantal voorbeelden hiervan : het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het gebruik van de talen in gerechtszaken, het Wetboek Internationaal Privaatrecht etc. Er zijn op dit moment heel veel bijzondere wetten naast het Gerechtelijk Wetboek. Dit zorgt voor een verkokering van het recht, wat afbreuk doet aan het vooropgestelde doel van eenheid in de rechtspleging.
AFDELING 4. DE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJKE PROCESVOERING Vooraleer we een definitie kunnen geven van de beginselen van behoorlijke procesvoering moeten we eerst de algemene rechtsbeginselen definiëren. Algemene rechtsbeginselen zijn fundamentele normen die min of meer impliciet in ons rechtssysteem aanwezig zijn en daar door de rechtsleer, maar vooral door de rechtspraak gevonden worden, en naar de onbetwistbaar geachte noden en verwachten van de maatschappij worden geformuleerd. Algemene beginselen van behoorlijke procesvoering zijn een deelcategorie van deze algemene rechtsbeginselen. Het is een verzameling van vaak vage, min of meer afgelijnde richtlijnen of beginselen van wat behoorlijke rechtspraak zou moeten inhouden. Behoorlijk moet worden begrepen in de zin van doelgericht : gericht op het spoedig bereiken van een waarheidsgetrouwe en rechtvaardige rechterlijke uitspraak. Sommige van deze beginselen zijn zo belangrijk dat -
zij in de Grondwet en in een aantal verdragen (bijvoorbeeld het EVRM, het BUPO) werden opgenomen; het burgerlijk geding bij het ontbreken ervan niet kan gevoerd worden, dat het niet meer kan beantwoorden aan zijn doelstelling of dat er afbreuk wordt gedaan aan de vereiste van een eerlijk proces.
AFDELING 5. RECHTSPRAAK In tegenstelling tot wat het geval is in de Common law vinden we in de Civil law geen bindend precedentenrecht. Dit wil zeggen dat de rechterlijke uitspraken in ons land geen algemene strekking hebben. Dit wil echter niet zeggen dat zij geen gezag hebben, zoals wij kunnen zien aan de arresten van het Hof van Cassatie en van het Grondwettelijk Hof (zowel de vernietigingsarresten als deze die uitspraak doen op prejudiciële vragen).
AFDELING 6. RECHTSLEER -
wetenschappelijk onderzoek; rechtsvergelijking.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 7. VERDRAGENRECHT EN DE INSTRUMENTEN VAN DE E.U. Ook op internationaal vlak zien we dat er bronnen zijn, bijvoorbeeld het EVRM en het BUPO-verdrag. Maar bv. ook artikel 65 EG, en de rechtspraak van het EHRM + de mogelijkheid om aan sommige internationale rechtscolleges prejudiciële vragen te stellen.
AFDELING 8. GEBRUIKEN Of ook wel “costuymen” genoemd, staan niet te boek, zijn vaak contra legem en zijn soms een mateloze bron van ergernis voor de medewerkers van het gerecht. Omwille van het doel van het gerechtelijk Wetboek zouden zij eigenlijk niet in protocollen moeten staan, maar in wetboeken.
HOOFDSTUK 3 : KARAKTERTREKKEN AFDELING 1. NATIONAAL RECHT Dit moet men vrij sterk relativeren : -
Romano-canonieke procedure; Invloed van het Napoleontische recht; Invloed van het buitenland, bv. het kort geding en het provisioneel kort geding nood tot vergelijking en in- of export van procesrechtelijke instituten; Mondialisering van het gerechtelijk recht, bv. alternatieve geschillenbeslechting; Invoer vanuit het buitenland; De droom van een procedurewetboek voor de lidstaten van de Europese Gemeenschappen.
AFDELING 2. GEMENGD PUBLIEK-PRIVAAT KARAKTER Het gerechtelijk privaatrecht heeft een publiek karakter, want het behandelt de uitoefening van een staatsmacht, met name de rechterlijke macht, en heeft ook een privaat karakter aangezien het tot doel heeft de private belangen van de burgers te handhaven. Dit wil echter niet zeggen dat alle wetgeving in het gerechtelijk privaatrecht van openbare orde is. Dit is enkel het geval wanneer de wetgeving essentieel is voor de goede rechtsbedeling in een rechtsstaat.
AFDELING 3. ETHISCHE DIMENSIE “Chancegeleihheit”, “Equality of arms” : het gerechtelijk privaatrecht heeft als doel de voorprocessuele maatschappelijke ongelijkheid weg te werken, en de betrokken partijen dezelfde kansen aan te bieden. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door middelen van een systeem van rechtsbijstand en rechtshulp.
AFDELING 4. DYNAMISCH KARAKTER -
-
Macroprocessueel o Politieke, zedelijke, levensbeschouwelijke, sociaaleconomische wijzigingen; o Invloed materieel recht zelf. Microproccessueel : het geding op zich. De bedoeling is een eindpunt te bereiken (het vonnis) waardoor de betrokken partijen gebonden zijn. Het materieel recht is dus niet enkel het voorwerp van het geding, maar ondergaat ook de invloed van het geding.
AFDELING 5. FORMALISTISCH KARAKTER
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Het gerechtelijk privaatrecht is formalistisch met als doel de rechtsonderhorige duidelijk te laten weten welke pleegvormen hij in acht moet nemen. De bedoeling is dus een voorspelbare werking te geven aan ons gerechtelijk recht. Het formalistisch karakter van het gerechtelijk privaatrecht zorgde ervoor dat het een gesloten systeem werd, nl. enkel de wetgever kan sancties in het leven roepen, dit gebeurt niet langer op initiatief van de rechter. Een aantal voorbeelden hiervan zijn de nietigheidsleer die we terug vinden in de artikelen 860 en verder van het Gerechtelijk Wetboek en de controlerende functies die aan de rechters worden opgedragen. Het formalistisch karakter moet in de positieve zin omschreven worden : het heeft een normdoel dat bereikt moet worden. Sancties : -
Mogen enkel wanneer de wet het voorschrijft, dit is het legaliteitsbeginsel; Mogen enkel worden toegepast wanneer zij het normdoel kunnen bereiken, dit is het beginsel van de effectiviteit van het bereiken van het normdoel; Worden getoetst op hun proportionaliteit.
Het gerechtelijk privaatrecht is dus geen sanctierecht. Opmerking : tegenwoordig zien we een vorm van “deformalisme” in het gerechtelijk privaatrecht. Dit wil niet zeggen dat er minder pleegvormen zijn om na te leven, enkel dat deze minder formeel worden uitgelegd.
AFDELING 6. DIENENDE FUNCTIE -
-
-
Justitiebarometer : er werd aan België gevraagd of ze nog vertrouwen heeft in haar justitie. Het resultaat was niet al te best : 55,7 % van de Belgen zegt geen of bijna geen vertrouwen te hebben in justitie. Justitiehuizen : de Federale overheidsdienst Justitie heeft in ieder gerechtelijk arrondissement een dienst justitiehuizen. Deze hebben als doel de gerechtelijke instellingen meer aan te passen aan de maatschappelijke en persoonlijke noden en verwachtingen. Daarnaast zorgen de justitiehuizen ook voor meer sensibilisatie : andere methoden dan enkel de gerechtelijke methoden om het doel te bereiken. Dit om het gerechtelijk recht humaner te maken. Formeel recht dient materieel recht. Phenix project : een project waarbij men een algemeen software programma ontwikkelde voor alle rechtscolleges in België. Dit is echter niet doorgegaan omwille van de spaak gelopen contractuele relatie tussen de FOD Justitie en het Amerikaanse bedrijf Unisys.
HOOFDSTUK 4 : TOEPASSINGSGEBIED AFDELING 1. PERSOONLIJK TOEPASSINGSGEBIED Het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op alle personen, fysieke en rechtspersonen, met uitzondering van een aantal personen, nl. de Koning, diplomaten en, onder bepaalde voorwaarden, vreemde staten.
AFDELING 2. MATERIEEL TOEPASSINGSGEBIED Artikel 2 Gerechtelijk Wetboek Dit artikel is van toepassing op de rechtsplegingen zolang er geen bijzondere wetten zijn, en zolang er geen algemene rechtsbeginselen zijn die zich tegen de toepassing ervan verzetten.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011 Het Gerechtelijk Wetboek wordt dus niet ipso facto op een rechtspleging toegepast. Het is belangrijk na te gaan of er geen bijzondere wetten of algemene rechtsbeginselen zijn. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de hoven en rechtbanken enkel bevoegd zijn voor het subjectief contentieux : dat zijn de rechten van rechtssubjecten die voortvloeien uit het objectief recht en die door andere rechtssubjecten geëerbiedigd moeten worden. Hierbij moeten de artikelen 144 en 145 van de Grondwet vermeld worden, zij dragen de geschillen omtrent politieke en burgerlijke rechten (de enige twee soorten subjectieve rechten die er bestaan) op aan de gewone hoven en rechtbanken. Met betrekking tot de subjectieve rechten en de overheid zien we dat de hoven en rechtbanken bevoegd zijn, zolang de overheid een gebonden bevoegdheid heeft uitgeoefend. Wanneer het gaat om een geschil waarij de overheid een discretionaire bevoegdheid had, dan moet je het geding aanhangig maken bij het Grondwettelijk Hof (voor een vernietigingsarrest, dan wel voor een prejudiciële vraag) of bij de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak (voor een vernietigingsarrest).
AFDELING 3. TEMPOREEL TOEPASSINGSGEBIED Artikel 3 Gerechtelijk Wetboek Wanneer er nieuwe wetten zijn, dan zijn deze nieuwe wetten onmiddellijk van toepassing op de hangende rechtsgedingen. Het Gerechtelijk Wetboek maakt hierna echter onmiddellijk een uitzondering : wanneer de gedingen op een rechtsgeldige wijze aanhangig gemaakt zijn bij een instantie van het gerecht, dan worden de geschillen niet onttrokken aan de instantie. o Op een rechtsgeldige wijze aanhangig maken : Bij dagvaarding met een gerechtsdeurwaarderexploot : wanneer het dagvaardingsexploot betekend is aan de tegenpartij. Bij dagvaarding door verzoekschrift op tegenspraak : wanneer de zaak werd ingeschreven op de rol. + daarnaast moeten alle processuele pleegvormen nageleefd zijn. Deze nieuwe wetten zijn dan van toepassing op : o De regelen van rechterlijke organisatie; o De regelen van de bevoegdheid opgelet : wanneer de bevoegdheid ratione summae van een rechter wordt opgetrokken bestaat er een discussie omtrent het instellen van het hoger beroep. De ene strekking zegt dat het beroep moet ingesteld worden bij het rechtscollege dat door de nieuwe wet bevoegd werd gemaakt (bijvoorbeeld de bevoegdheid van de vrederechter werd opgetrokken maar ervoor werd reeds een geschil aanhangig gemaakt bij de rechtbank van eerste aanleg. Volgens de eerste strekking is de rechtbank van eerste aanleg opnieuw bevoegd.) de tweede strekking beroept zich op het rechtsgevoel en de artikelen 577 en 602 van het Gerechtelijk Wetboek en zeggen dat het beroep moet ingesteld worden bij de instantie waarbij het hoger beroep tegen de instantie (die nu uitspraak deed) normaal gezien moet ingesteld worden, in casu zou dit dan het hof van beroep zijn.; o De regelen inzake de rechtspleging de geldigheid of ongeldigheid van een proceshandeling moet bekeken worden in functie van de wet die gold op het moment dat de proceshandelingen gesteld werden ;
AFDELING 4. RUIMTELIJK TOEPASSINGSGEBIED Het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing i België. Er moet wel gezegd worden dat er ook sprake is van internationale geschillen, waarbij er 2 zaken belangrijk zijn :
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Welke rechter is bevoegd? Is er een mogelijkheid tot uitvoerbaarverklaring van de buitenlandse uitspraken?
De bron hiervan is de lex fori, nl. het recht van de rechter die omtrent een dergelijk geschil wordt aangesproken. Voor de Belgische rechters is dit dan het Wetboek van Internationaal Privaatrecht. Daarnaast is het bij grensoverschrijdende geschillen niet uit te sluiten dat er meerdere rechters bevoegd zijn, dit noemt men dan een positief jurisdictieconflict.
HOOFDSTUK 5 : ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJKE PROCESVOERING
AFDELING 1. RECHT VAN TOEGANG TOT DE RECHTER Het recht van toegang tot de rechter staat niet uitdrukkelijk in artikel 6 EVRM, maar het Hof Mensenrechten heeft o.m. in het arrest Golder bevestigd dat het er wel degelijk deel van uit maakt. Twee fundamentele kenmerken van dit algemeen beginsel van behoorlijke procesvoering zijn : -
Men moet de mogelijkheid hebben om een eis in te dienen voor de rechter; De rechter mag niet weigeren recht te spreken (artikel 5 Ger. W.).
Het Hof Mensenrechten stelt niet dat de staten moeten voorzien in een systeem van kosteloze bijstand, maar iedere burger moet wel de mogelijkheid hebben om zich tot de rechter te wenden. Dit houdt in dat de staten ofwel moeten voorzien in een systeem van kosteloze bijstand, ofwel aan de rechtsonderhorige de mogelijkheid moet bieden zichzelf te kunnen verdedigen. Beperkingen op dit recht zijn mogelijk, het gaat hier niet om een absoluut recht. Deze beperkingen moeten echter wel voldoen aan twee belangrijke voorwaarden: -
De beperking moet een wettig doel nastreven; De beperking moet in evenredigheid zijn met dat wettig doel.
Bv. termijnen waarbinnen beroep ingesteld moet worden kan.
AFDELING 2. HOOR EN WEDERHOOR (AUDIATUR ET ALTERA PARS / AUDI ET ALTEREM PARTEM) Het beginsel van hoor en wederhoor houdt in dat iedere partij de mogelijkheid moet hebben om voor de rechter mondeling en schriftelijk gehoord te worden, om zich op de feiten te beroepen en om zijn stelling te kunnen bewijzen. Het is 1 van de meest essentiële algemene beginselen van behoorlijke procesvoering in ons land.
AFDELING 3. ONPARTIJDIGHEID Het beginsel van behoorlijk bestuur van de onpartijdigheid houdt in dat een magistraat onbevooroordeeld, onbevangen t.a.v. de partijen, zonder externe druk en niet op basis van informatie die hij te horen kreeg buiten het proces een oordeel vormt over de zaak. Het valt uiteen in twee soorten onpartijdigheid, nl. de subjectieve of persoonlijke onpartijdigheid en de objectieve onpartijdigheid.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
De subjectieve of persoonlijke onpartijdigheid verbiedt dat de rechter een vooringenomenheid heeft vooraleer het proces begint. De subjectieve onpartijdigheid wordt vermoed, het tegendeel moet bewezen worden. De volgende situaties zijn situaties van subjectieve partijdigheid : -
De rechter laat voor de start van het proces reeds weten hoe hij het zal beslechten; De rechter gaat tijdens het proces één van de partijen beledigen (“u bent een aap, mijnheer”).
Om een objectieve onpartijdigheid houdt in dat een rechtssysteem, een rechterlijke instantie, alle waarborgen moet bieden om ervoor te zorgen dat alle gewettigde twijfel omtrent hun onpartijdigheid wordt uitgesloten. Het gaat hier om een objectivering van de partijdigheid, niet lang 1 rechter, 1 ambtenaar, 1 beroepsgenoot is partijdig, maar iedere rechter, iedere ambtenaar, iedere collega in dezelfde situatie zou de twijfel omtrent de partijdigheid opwekken. Een klassiek voorbeeld hiervan is dat van de voorzitter in kort geding die voorlopige maatregelen beveelt en naderhand de zaak ten gronde beslecht. Het is belangrijk hierbij op te merken dat wanneer de voorzitter in kort geding voorlopige maatregelen beveelt hij, wanneer hij naderhand de zaak ten gronde gaat berechten, niet als objectief partijdig kan bestempeld worden.
AFDELING 4. ONAFHANKELIJKHEID De rechters moeten vrij van enige externe druk de zaken kunnen behandelen, dit dus vrij van enige druk van een overheid, of van enige verplichting om aan een bepaalde machtsgroep verantwoording af te leggen. Artikel 151 G.W. = functionele onafhankelijkheid. Dit sluit niet uit dat enige vorm van externe controle mogelijk is, maar toch is een organieke onafhankelijkheid vereist.
AFDELING 5. MOTIVERINGSVERPLICHTING Artikel 149 G.W. : de rechter moet zijn uitspraak motiveren. Hof van Cassatie - De rechter moet antwoorden op ieder middel dat door de partijen werd ingeroepen; - De rechter moet motiveren, maar dit moet niet noodzakelijk “juridisch juist” zijn.
Europees Hof voor de Rechten van de Mens - De rechter moet niet antwoorden op ieder middel dat door de partijen werd ingeroepen, een samenvatting is mogelijk; - De rechter moet afdoende motiveren, het moet juridisch correct zijn.
Het doel hiervan is de rechter in tweede aanleg de mogelijkheid te bieden een beter inzicht in de zaak te verwerven. Daarnaast is het ook voor de partijen voordeliger dat zij weten waarom hun vordering al dan niet werd ingewilligd. Het kan hen helpen om hen bij de uitspraak neer te leggen, of het kan hen de mogelijkheid bieden om exact te weten waartegen zij beroep moeten instellen.
AFDELING 6. REDELIJKE TERMIJN Hierbij moet men twee belangen in acht nemen : -
Het belang van de procespartijen om zo snel mogelijk een uitspraak te bekomen; Het belang van de goede rechtsbedeling.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Het zijn de nationale overheden die bepalen wat een redelijke termijn is om een uitspraak te bekomen.
AFDELING 7. PARTIJAUTONOMIE – BESCHIKKINGSBEGINSEL De partijautonomie of het beschikkingsbeginsel houdt in dat het de partijen zijn die beslissen hou het proces er zal uitzien. Het burgerlijk proces is namelijk een accusatoir proces (dit in tegenstelling tot het strafproces, dat inquisitoir is). Het onderscheid tussen een accusatoir en een inquisitoir proces ligt hem in de persoon die het proces start. Bij een burgerlijk( dus accusatoir) proces, is het de burger zelf die een klacht neerlegt bij de rechtbank en dus het proces opstart. Bij een strafproces hoeft er geen klacht te zijn, en is het de overheid zelf die een proces opstart (bijvoorbeeld een moordzaak voor het hof van assisen, dit raakt de openbare orde waardoor men niet kan “afwijken” van de mogelijkheid de zaak voor de rechtbank te brengen). De partijen bepalen dus de grenzen van het geding: -
-
-
De eiser bepaalt de partijen, nl. zijn tegenpartij en eventueel later in het geding de tussenkomende partijen. Belangrijk hierbij is dat ook de verweerder partijen kan laten tussenkomen. De eiser bepaalt het voorwerp, d.i. hetgene wat hij vordert, waar hij aanspraak op maakt. Belangrijk is dat de rechter enkel uitspraak mag doen over datgene wat de eiser vordert. Indien hij uitspraak doet over zaken die niet gevorderd zijn, is dit een uitspraak extra petita. Indien hij meer toekent dan wat de eiser gevorderd heeft, doet de rechter uitspraak ultra petita. Belangrijk hierbij is dat ook de verweerder naderhand een tegeneis kan instellen en dat deze tegeneis een voorwerp omvat. De eiser legt de oorzaak uit, d.i. het geheel van rechtsfeiten en rechtshandelingen die het voorwerp van de eiser schragen. Belangrijk hierbij is dat de eiser zelf geen wetsartikelen of wetten moet koppelen aan bepaalde feiten, dit wordt door de rechter zelf gedaan (da mihi factum, dabo tibi ius).
De rol van de rechter wordt beperkt tot 4 “taken”: -
-
Hij heeft de leiding van het geding : hij moet ervoor zorgen dat alles in goede banen verloopt en dat er sprake is van een goede rechtsbedeling; Hij treedt op inzake de bewijsmiddelen : wanneer de rechter ziet dat de bewijsmiddelen die de partijen inroepen hun eis of verweer niet kunnen staven, kan de rechter onderzoeksmaatregelen bevelen. Het is echter zeer belangrijk dat hij hierbij geen feiten gebruikt die hij zelf heeft waargenomen. (zie voorbeeld van de rechter die op een terras zit en een ongeval ziet gebeuren. Naderhand treedt hij op als politierechter voor diezelfde zaak. De partijen zijn overeengekomen te stellen dat het een zeer regenachtige dag was, terwijl de rechter zelf weet dat er geen druppel regen was die dag. Het is de rechter verboden om dit te vermelden.); De rechter moet controleren of het inwilligen van de eis niet stuit op juridische of feitelijke bezwaren van de tegenpartij; Bij het bepalen van de rechtsgrond zal de rechter de redenen om de vordering toe-, of af te wijzen aanvullen. De rechter is niet gehouden door de juridische bestempeling van de betrokken situatie. Wel moet zijn visie gegeven worden op tegenspraak, dit wil zeggen dat, indien de debatten reeds gesloten zijn, hij de debatten moet heropenen en de partijen de mogelijkheid moet geven hun opmerkingen hieromtrent over in te dienen. Wanneer de partijen reeds de mogelijkheid hebben gehad om tijdens het geding hun opmerkingen hierover te laten gelden, moet de rechter de debatten niet heropenen.
HOOFDSTUK 6 : PROCESRECHTSMISBRUIK
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Het begrip procesrechtsmisbruik houdt 2 zaken in : -
-
Men gaat, zonder enig in redelijkheid te verantwoorden belang, gebruik maken van de regelen van het procesrecht en dit voor een ander doel dan waarvoor deze oorspronkelijk werden opgemaakt; Men gaat procederen op een wijze die, in de gegeven omstandigheden, niet stroken met de proceseconomie.
De sanctie hiervoor staat in artikel 780bis van het Gerechtelijk Wetboek, nl. de mogelijkheid om de partij die het proces vertraagt of voor onrechtmatige doeleinden aanwendt, te veroordelen tot een boete van 15-2500 euro, onverminderd een schadevergoeding. Een tweede mogelijkheid om procesrechtsmisbruik te beteugelen is iedere mogelijkheid die het wetboek biedt om misbruiken tegen te gaan uitputten.
Juridisch gezien zien we de volgende “evolutie” : -
Oorspronkelijk werd procesrechtsmisbruik beteugeld op grond van de artikelen 1382-1383 Burgerlijk Wetboek; Een soepelere techniek zou zijn dit te funderen op de objectieve goede trouw (handelen in overeenstemming met de algemeen geldende begrippen van redelijkheid en bilijkheid).
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL II : ACTOREN VAN JUSTITIE HOOFDSTUK 1 : DE RECHTER AFDELING
1.
DE
COMPLEXE
STRUCTUUR
VAN
DE
GERECHTELIJKE
ORGANISATIE
§1. DE VERKLARING De gerechtelijke organisatie in België heeft een vrij complexe structuur omwille van vier belangrijke redenen : 1. De rechtscolleges hebben een territoriale bevoegdheidsverdeling. De bedoeling hiervan was de burger dichterbij het gerecht te brengen; 2. De rechtscolleges hebben tevens een materiële bevoegdheidsverdeling. Deze bevoegdheidsverdeling heeft tot gevolg dat er een specialisatie is bij de onderscheiden colleges; 3. Wanneer je in eerste aanleg een uitspraak hebt gekregen, heb je meestal de mogelijkheid van een tweede aanleg; 4. Wanneer er door de rechter in laatste aanleg een uitspraak werd gedaan, heb je in de meeste gevallen nog een mogelijkheid tot voorziening in cassatie.
§2. KRACHTLIJNEN VAN DE ALGEMENE STRUCTUUR Geen buitengewone en gewone rechtscolleges meer Vroeger had maakte men in ons rechtssysteem een onderscheid tussen gewone rechtscolleges, nl. de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep, en buitengewone rechtscolleges, m.n. de andere rechtscolleges. Dit onderscheid werd afgeschaft. De enige restant hiervan is de volheid van bevoegdheid die de rechtbank van eerste aanleg nog heeft op grond van artikel 568, lid 1 Ger. W. Dit artikel geeft de rechtbank van eerste aanleg de mogelijkheid om kennis te nemen van alle geschillen, ongeacht de waarde ervan, zolang dat geschil niet tot de uitsluitende bevoegdheid van een ander rechtscollege behoort. Principe van de collegialiteit versus unus judex In de rechtscolleges zien we tegenwoordig dat er verschillende aantallen van magistraten zijn die zetelen in een zaak. Het aantal magistraten dat zitting neemt in een kamer, is afhankelijk van het rechtscollege en van het soort zaak. Bijvoorbeeld de vrederechter en de politierechter zijn alleenzetelende magistraten, terwijl bij de rechtbank van eerste aanleg er soms 3 magistraten zijn die zetelen. Het Hof van Cassatie kan, bij aanwezigheid van een voltallige kamer, zelfs 11 zetelende rechters hebben. Vaste zetel versus mobiliteit In de rechtbank van eerste aanleg en in het hof van beroep zien we dat de rechters in andere rechtscolleges benoemd kunnen worden, dit ingevolge de artikelen 98 en 113bis van het Gerechtelijk Wetboek. Het principe van de dubbele aanleg Wanneer er een rechter uitspraak gedaan heeft in eerste aanleg (bv. de vrederechter), heb je als verliezende partij meestal de mogelijkheid om beroep in te stellen bij een hogere rechtsinstantie (bv.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
de rechtbank van eerste aanleg). Het is wel belangrijk op te merken dat dit geen algemeen rechtsbeginsel is. Toegevoegde rechters In verschillende rechtscolleges kunnen, wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, toegevoegde rechters worden benoemd. Kader
AFDELING 2. DE RECHTSCOLLEGES §1. DE VREDERECHTER -
Een alleenzetelend magistraat op kantonnaal niveau (artikel 59 Ger. W.); Er is een griffie; Er zijn geen afdelingen; Er is geen bureau voor rechtsbijstand; Er is geen openbaar ministerie; De zittingen worden gehouden ten zetel van het gerecht (artikel 66, lid 1 Ger. W.); Buitengewone zittingen kunnen gehouden worden ten huizen van de rechter (artikel 66, lid 2 Ger. W.); Er kunnen plaatsvervangende rechters benoemd worden (artikel 64 Ger. W.); Er kunnen toegevoegde rechters benoemd worden (artikelen 69 en 70 Ger. W.).
§2. DE POLITIERECHTBANK -
Een alleenzetelend magistraat op arrondissementeel niveau (artikel 61 Ger. W. en artikel 3 van het Bijvoegsel van het Gerechtelijk Wetboek); Er is een griffie; Er is geen bureau voor rechtsbijstand; Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur des Konings (artikel 150 Ger. W.); De zittingen worden gehouden ten zetel van het gerecht (artikel 66, lid 1 Ger. W.); Buitengewone zittingen kunnen gehouden worden ten huizen van de rechter (artikel 66, lid 2 Ger. W.); Er kunnen plaatsvervangende rechters benoemd worden (artikel 64 Ger. W.); Er kunnen toegevoegde rechters benoemd worden (artikelen 69 en 70 Ger. W.); Wanneer er verscheidene politierechters zijn, berust de leiding bij de oudst benoemde (artikel 68 Ger. W.).
§3. DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG -
Er is in ieder gerechtelijk arrondissement een rechtbank van eerste aanleg (artikel 73 Ger. W.); Er kunnen territoriale afdelingen worden opgericht (artikel 186 Ger. W.); Er zijn kamers voor burgerlijke zaken, voor correctionele zaken, er zijn jeugdkamers en er zijn strafuitvoeringskamers (artikel 76, lid 1 Ger. W.); Er zijn rechters in de rechtbank van koophandel en assessoren in strafuitvoeringszaken (artikel 77 Ger. W.); De Koning wijst onderzoeksrechters en beslagrechters aan (artikel 79, lid 1 Ger. W.); Er is een bureau voor rechtsbijstand (artikel 86 Ger. W.); Er kunnen toegevoegde rechters benoemd worden (artikel 86bis Ger. W.); Er kunnen plaatsvervangende rechters benoemd worden (artikel 87 Ger. W.); Er kunnen geassumeerde rechters benoemd worden (artikelen 322 en 442 Ger. W.); Het bijzonder reglement voor elke rechtbank wordt door de Koning vastgesteld (artikel 88 Ger. W.);
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen worden er tijdelijke kamers ingericht (artikel 89 Ger. W.); Er zijn vakantiekamers (artikel 335 Ger. W.); Er is een raadkamer (artikel 94 Ger. W.); De voorzitter van de rechtbank houdt zitting in kort geding (artikel 95 Ger. W.); Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur des Konings (artikel 150 Ger. W.); Er is een griffie; Er zijn referendarissen die de magistraten bijstaan, er zijn parketjuristen die de magistraten van het O.M. bijstaan (artikel 162, §1, lid 1 Ger. W.).
§4. DE ARBEIDSRECHTBANK -
Er is in ieder gerechtelijk arrondissement een arbeidsrechtbank (artikel 73 Ger. W.); Er zijn rechters in de arbeidsrechtbank en rechters in sociale zaken (artikel 81, lid 1 en lid 2 Ger. W.); Er kunnen territoriale afdelingen worden opgericht (artikel 186 Ger. W.); Er is een bureau voor rechtsbijstand (artikel 86 Ger. W.); Er kunnen toegevoegde rechters benoemd worden (artikel 86bis Ger. W.); Er kunnen plaatsvervangende rechters benoemd worden (artikel 87 Ger. W.); Er kunnen geassumeerde rechters benoemd worden (artikelen 322 en 442 Ger. W.); Het bijzonder reglement voor elke rechtbank wordt door de Koning vastgesteld (artikel 88 Ger. W.); Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen worden er tijdelijke kamers ingericht (artikel 89 Ger. W.); Er zijn vakantiekamers (artikel 335 Ger. W.); Er is een raadkamer (artikel 94 Ger. W.); De voorzitter van de rechtbank houdt zitting in kort geding (artikel 95 Ger. W.); Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de arbeidsauditeur (artikel 152 Ger. W.); Er is een griffie; Er zijn referendarissen die de magistraten bijstaan, er zijn parketjuristen die de magistraten van het O.M. bijstaan (artikel 162, §1, lid 1 Ger. W.).
§5. DE RECHTBANK VAN KOOPHANDEL -
Er is in ieder gerechtelijk arrondissement een rechtbank van koophandel (artikel 73 Ger. W.); Er zijn rechters in de rechtbank van koophandel en rechters in handelszaken, die ook consulaire rechters genoemd worden (artikel 84, lid 2 Ger. W.); Er kunnen territoriale afdelingen worden opgericht (artikel 186 Ger. W.); Er is een bureau voor rechtsbijstand (artikel 86 Ger. W.); Er kunnen toegevoegde rechters benoemd worden (artikel 86bis Ger. W.); Er kunnen plaatsvervangende rechters benoemd worden (artikel 87 Ger. W.); Er kunnen geassumeerde rechters benoemd worden (artikelen 322 en 442 Ger. W.); Het bijzonder reglement voor elke rechtbank wordt door de Koning vastgesteld (artikel 88 Ger. W.); Er worden kamers voor handelsonderzoek ingericht (artikel 84, laatste lid, Ger. W.) Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen worden er tijdelijke kamers ingericht (artikel 89 Ger. W.); Er zijn vakantiekamers (artikel 335 Ger. W.); Er is een raadkamer (artikel 94 Ger. W.); De voorzitter van de rechtbank houdt zitting in kort geding (artikel 95 Ger. W.); Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur des Konings (artikel 150 Ger. W.); Er is een griffie;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Er zijn referendarissen die de magistraten bijstaan, er zijn parketjuristen die de magistraten van het O.M. bijstaan (artikel 162, §1, lid 1 Ger. W.).
§6. DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK -
Er is in ieder gerechtelijk arrondissement een arrondissementsrechtbank (artikel 73 Ger. W.); De arrondissementsrechtbank bestaat uit de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel (artikel 74 Ger. W.) De rechtbank wordt voorgezeten door 1 van de voorzitters besproken in artikel 74 Ger. W. (artikel 75 Ger. W.); De arrondissementsrechtbank zetelt niet permanent, het behandelt bevoegdheidsincidenten; Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur des Konings (artikel 150 Ger. W.).
§7. HET HOF VAN BEROEP -
Er zijn in België 5 hoven van beroep, nl. in Brussel, Gent, Antwerpen, Luik en Bergen (artikel 156 G.W.); Er kunnen territoriale afdelingen worden opgericht (artikel 186 Ger. W.); Er zijn kamers voor burgerlijke zaken, voor correctionele zaken en er zijn jeugdkamers (artikel 101 Ger. W.); Er is een bureau voor rechtsbijstand (artikel 105 Ger. W.); Het bijzonder regelement wordt door de Koning vastgesteld (artikel 106 Ger. W.); Teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken worden aanvullende kamers opgericht (artikel 106bis Ger. W.); Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen worden er tijdelijke kamers opgericht (artikel 107 Ger. W.); Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep (artikel 143 Ger. W.); Er zijn vakantiekamers (artikel 335 Ger. W.); Er zijn referendarissen die de magistraten bijstaan, er zijn parketjuristen die de magistraten van het O.M. bijstaan (artikel 162, §1, lid 1 Ger. W.).
§8. HET ARBEIDSHOF -
Er is een arbeidshof in ieder rechtsgebied met een hof van beroep (artikel 103 Ger. W.); Het openbaar ministerie wordt waargenomen door een arbeidsauditoriaat-generaal (artikel 145 Ger. W.); Er kunnen territoriale afdelingen worden opgericht (artikel 186 Ger. W.); Er is een bureau voor rechtsbijstand (artikel 105 Ger. W.); Het bijzonder regelement wordt door de Koning vastgesteld (artikel 106 Ger. W.); Teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken worden aanvullende kamers opgericht (artikel 106bis Ger. W.); Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen worden er tijdelijke kamers opgericht (artikel 107 Ger. W.); Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep (artikel 143 Ger. W.); Er zijn vakantiekamers (artikel 335 Ger. W.); Er zijn referendarissen die de magistraten bijstaan, er zijn parketjuristen die de magistraten van het O.M. bijstaan (artikel 162, §1, lid 1 Ger. W.).
§9. HET HOF VAN CASSATIE -
Er is 1 Hof van Cassatie, dat zetelt in Brussel (artikel 147 G.W.); Het Hof bestaat uit drie kamers, iedere kamer bestaat uit twee afdelingen (artikel 128 Ger. W.); Er is een bureau voor rechtsbijstand (artikel 130 Ger. W.);
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Het reglement houdende de dienstregeling wordt vastgesteld door de Koning (artikel 132 Ger. W.); Er zijn referendarissen die het werk van de raadsheren en de leden van het parket voorbereiden (artikel 135bis Ger. W.); Het openbaar ministerie wordt waargenomen door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie (artikel 142 Ger. W.).
AFDELING 3. ALGEMENE VERGADERING – WERKINGSVERSLAG Bij elk hof en elke rechtbank en in elk rechtsgebied van het hof van beroep wat betreft de vrederechters en de rechters in de politierechtbank is er een algemene vergadering. (artikel 340, §1 Ger. W.). De algemene vergadering stelt jaarlijks een werkingsverslag op (artikel 340, §3, lid 1, Ger. W.). Desgevallend wijst het de behoeften aan en bevat het voorstellen om de werking van het rechtscollege te verbeteren en de gerechtelijke achterstand weg te werken. (artikel 340, §3, lid 4 Ger. W.)
AFDELING 4. TOEGANG TOT EN LOOPBAAN BINNEN DE MAGISTRATUUR §1. BEGRIPPENAPPARAAT In artikel 58bis van het Gerechtelijk Wetboek wordt een onderscheid gemaakt tussen benoemingen voor het leven (artikel 58bis, 1° Ger. W.) en tijdelijke aanwijzingen (artikel 58bis, 2°-4° Ger. W.). Daarnaast moeten we een onderscheid maken tussen basisbenoemingen en bevorderingsbenoemingen. Basisbenoemingen vormen een eerste toegang tot de magistratuur en staan dus open voor niet-magistraten, bv. vrederechter. Bevorderingsbenoemingen staan ofwel niet open voor niet-magistraten (bv. raadsheer of advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie), ofwel onder voorwaarden (raadsheer bij het hof van beroep of bij het arbeidshof). Belangrijk is dat men artikel 58bis Ger. W. samen leest met artikel 216bis Ger. W.
§2. BASISBENOEMING Men moet voldoen aan de volgende voorwaarden : -
Doctor of licentiaat in de rechten zijn; Geen leeftijdsvoorwaarde (m.u.v. het vredegerecht en de politierechtbank waarbij men min. 35 jaar moet zijn); Voldoen aan de volgende voorwaarden (staan in het desbetreffende artikel zelf); En ofwel spoor 1, ofwel spoor 2, ofwel spoor 3.
SPOOR I – Examen inzake beroepsbekwaamheid De uitslag van het examen inzake beroepsbekwaamheid geldt voor 7 jaar. SPOOR II – Gerechtelijke stage Er zijn twee soorten gerechtelijke stages : -
een lange gerechtelijke stage van 36 maanden : voor het ambt van zittende magistraat of voor magistraat bij het openbaar ministerie; een korte gerechtelijke stage van 18 maanden : voor het ambt van magistraat bij het openbaar ministerie.
De gerechtelijke stagiair moet voor het einde van de elfde maand laten weten welke van de twee hij zal volgen.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Na de stage wordt de stagiair benoemd. Is er geen plaats open, dan kan de stage met 6 maanden verlengd worden. Is er na de verlenging nog steeds geen plaats open, dan kan men de stage een tweede en laatste maal voor 6 maanden verlengen. Wanneer er nadien nog steeds geen plaats open is, verlies je het statuut van gerechtelijk stagiair. Wanneer je stage loopt bij het openbaar ministerie, ben je gedurende je stage hulpofficier van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, maar dit enkel mits toestemming van de procureurgeneraal. Wanneer je stage loopt voor de zittende magistratuur, dan ben je geen magistraat. Gedurende die periode kan je wel magistraten vervangen. (artikel 259octies Ger. W.) SPOOR III – Mondeling evaluatie-examen In drie gevallen is het mogelijk om een mondeling evaluatie-examen af te leggen : -
artikel 187bis en 187ter Ger. W. : voor het vredegerecht en de politierechtbank; artikel 191bis en 191ter Ger. W. : voor de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel en de arbeidsrechtbank; artikel 194bis en 194ter Ger. W. : voor substituut-procureur des Konings en substituutarbeidsauditeur.
§3. BENOEMINGSPROCEDURE -
-
Minstens negen maanden voor de vacature vrijkomt wordt dit in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Binnen de maand moeten de kandidaten hierop reageren; 45 dagen na de bekendmaking van de vacature in het BS, vraagt de minister van Justitie een gemotiveerd schriftelijk advies met een standaardformulier; De adviezen worden binnen de dertig dagen in tweevoud overgezonden aan de minister van Justitie en bij een ter post aangetekende brief aan de kandidaat; De kandidaten beschikken op straffe van verval over een periode van vijftien dagen om bij een ter post aangetekende brief hun opmerkingen mee te delen; De minister van Justitie zendt binnen honderd dagen vanaf de bekendmaking aan de bevoegde benoemingscommissie het benoemingsdossier van iedere kandidaat over, met een verzoek om over te gaan tot een overdracht; De BAC hoort de kandidaten, ambtshalve allemaal en kan een geluidsopname maken; de De BAC draagt bij 2/3 meerderheid van de uitgebrachte stemmen een kandidaat voor; Van de voordracht wordt een proces-verbaal opgemaakt; De lijst met de voorgedragen kandidaat en de niet-voorgedragen kandidaten en het procesverbaal van voordracht worden meegedeeld aan de minister van Justitie; De Koning kan enkel de kandidaat die de BAC heeft voorgedragen benoemen; Indien hij niemand benoemd wordt hij daartoe aangemaand; Indien hij niet akkoord gaat met de voorgedragen kandidaat wordt een nieuwe oproep bekendgemaakt; Er kan een beroep ingesteld worden bij de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak tegen de (niet-)benoeming.
§4. BEVORDERING Een bevordering is het benoemen van een magistraat in een hogere functie, bv. in het hof van beroep. Bv. artikel 207 Ger. W.
§5. KORPSCHEFS
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Korpschefs vallen onder artikel 58bis, 2° Ger. W., zij worden niet benoemd maar aangewezen ingevolge artikel 259quater Ger. W. : -
Worden door de Koning aangewezen; Een mandaat van vijf jaar; Niet-hernieuwbaar; De andere korpschefs dan in artikel 58bis, 2° Ger. W. hebben een mandaat dat één keer hernieuwbaar is, dit in hetzelfde rechtscollege of in hetzelfde parket.
§6. ADJUNCT-MANDATEN Adjunct-mandaten vallen onder artikel 58bis, 3° Ger. W., zij worden niet benoemd maar aangewezen ingevolge artikel 259quinquies Ger. W. :
§7. BIJZONDER MANDATEN Bijzondere mandaten vallen onder artikel 58bis, 3° Ger. W., zij worden niet benoemd maar aangewezen ingevolge artikel 259sexies Ger. W.
§8. EVALUATIE Er zijn twee soorten van evaluatie : een periodieke evaluatie en een evaluatie van mandaten. De twee soorten kunnen niet op hetzelfde moment plaatsvinden voor dezelfde persoon. -
-
De periodieke evaluatie vindt de eerste maal plaats een jaar te rekenen van de eedaflegging in het ambt waarin hij moet beoordeeld worden en vervolgens om de drie jaar. De evaluatie geschiedt bij volstrekte meerderheid van stemmen door de korpschef of de voorzitter van de algemene vergadering van vrederechters en rechters in de politierechtbank en twee magistraten, verkozen door de algemene vergadering of de korpsvergadering (artikel 259decies Ger. W.); De evaluatie van mandaten vindt plaats voor adjunct-mandaten en bijzondere mandaten op het einde van elke termijn waarvoor het mandaat is verleend en geschiedt uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de termijn op de wijze bedoeld in artikel 259decies, §2. Wordt er goed geëvalueerd, dan wordt het mandaat hernieuwd. Is de beoordeling onvoldoende dan is, al naargelang het geval, de procedure bedoeld in artikel 259quinquies of artikel 259sexies van toepassing. (artikel 259undecies Ger. W.).
§9. VLAKKE LOOPBAAN Met het begrip vlakke loopbaan wilt men aanduiden dat de wedden van de verschillende rechters niet al te veel meer verschillen. In het begin is het verschil nog vrij groot, maar de wedde van de vrederechter en de politierechtbank stijgen rapper, waardoor “de schade vrij snel wordt ingehaald”.
AFDELING 5. W ERKLASTMETING Ingevolge artikel 352bis Ger. W. stelt de Koning, na advies van de Hoge Raad voor de Justitie, de wijze vast waarop de werklast van de rechter en van het openbaar ministerie wordt geregistreerd, alsook de wijze waarop deze geregistreerde gegevens wordt geëvalueerd.
AFDELING 6. TUCHTRECHT Sedes materiae : artikelen 398 tot 427quater Ger. W. Tuchtrechtelijke maatregelen worden uitgeoefend op : -
Diegenen die hun ambtsplichten verzuimen; Diegene die door hun gedrag afbreuk doen aan de waardigheid van hun ambt.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Er zijn lichte en er zijn zware tuchtstraffen. De lichte tuchtstraffen zijn waarschuwing en berisping, de zware tuchtstraffen worden opgedeeld in twee graden. Eerste graad : -
Inhouding van wedde; Tuchtschorsing; Intrekking van het mandaat bedoeld in artikel 58bis; Tuchtschorsing met intrekking van het mandaat bedoeld in artikel 58bis.
Tweede graad : -
Ontslag van ambtswege; Ontzetting uit het ambt of afzetting.
De wet richt een Nationale Tuchtraad op, die bevoegd is voor het onderzoeken van feiten die in aanmerking komen om te worden gestraft met een zware tuchtstraf en het uitbrengen van een niet bindend advies over de in dat geval op te leggen straf. De Nationale Tuchtraad bestaat uit een Nederlandstalige kamer en een Franstalige kamer. Zij bestaat uit magistraten en niet-magistraten. Artikel 410 Ger. W. noemt de tuchtoverheden die bevoegd zijn om en tuchtprocedure in te stellen, artikel 412 Ger. W. noemt de overheden die bevoegd zijn om een straf op te leggen. Hoger beroep tegen tuchtbeslissingen wordt ingesteld bij de algemene vergadering van het Hof van Cassatie (artikel 415, §1 Ger. W.). Alle tuchtbeslissingen worden overgezonden aan de minister van Justitie. Deze richt een gegevensbank op waar alle tuchtbeslissingen worden gecentraliseerd (artikel 427 Ger. W.).
HOOFDSTUK 2 : REFERENDARISSEN BIJ HET HOF VAN CASSATIE – REFERENDARISSEN EN PARKETJURISTEN AFDELING 1. REFERENDARISSEN BIJ HET HOF VAN CASSATIE Het Hof van Cassatie heeft ten minste vijf en ten hoogste dertig referendarissen. Zij bereiden het werk van de raadsheren en de leden van het parket voor, dragen bij aan de werkzaamheden in verband met de documentatie en werken mee aan de vertaling en de publicatie van de arresten alsook aan het in overeenstemming brengen van de Franse en de Nederlandse tekst. (artikel 135bis Ger. W.) Voorwaarden om tot referendaris bij het Hof van Cassatie benoemd te worden : 1. Minimum 25 jaar oud zijn; 2. Doctor of licentiaat in de rechten zijn; De kandidaten worden gerangschikt op grond van een vergelijkend examen. Met inachtneming van het taalevenwicht bestaat de examencommissie uit twee leden van het Hof, twee leden van het parket en vier leden van buiten de instelling. De examenuitslag blijft zes jaar geldig. (artikel 259duodecies Ger. W.) Ze worden door de Koning benoemd voor een stage van drie jaar, na deze die jaar wordt de benoeming in principe definitief. De eerste voorzitter van het Hof en de procureur-generaal wijzen in onderlinge overeenstemming de referendarissen-stagiairs en de definitief benoemde referendarissen aan die onder het gezag van de ene en die onder het gezag van de andere komen te staan. (artikel 259terdecies Ger. W.)
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
De jaren als referendaris komen in aanmerking voor de berekening van de anciënniteit in een administratieve of gerechtelijke functie of in een functie bij het Grondwettelijk Hof of bij de Raad van State (artikel 259quaterdecies Ger. W.).
AFDELING 2. REFERENDARISSEN EN PARKETJURISTEN Bij de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel, de hoven van beroep en de arbeidsrechtbanken worden referendarissen en parketjuristen benoemd. De referendarissen staan de leden van de zittende magistratuur bij in hun ambtsverrichtingen, terwijl de parketjuristen de leden van de staande magistratuur bijstaan. Er zijn geen referendarissen of parketjuristen bij het vredegerecht. Het aantal wordt bepaald volgens de behoeften van de dienst. (artikel 162 Ger. W.). Benoemingsvoorwaarden : 1. Doctor, licentiaat of master in de rechten; 2. Geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie. Het is de Koning die de referendarissen en parketjuristen benoemd.
HOOFDSTUK 3 : HET OPENBAAR MINISTERIE AFDELING 1. STATUUT Het openbaar ministerie behoort zowel tot de rechterlijke als tot de uitvoerende macht. RECHTERLIJKE MACHT -
De leden van het O.M. worden vermeld onder de titel van de rechterlijke macht; Zij hebben echter geen rechtsprekende bevoegdheden; Zij worden niet benoemd voor het leven; Hun wedden worden, net zoals de leden van de rechterlijke macht, vastgesteld door de wet en daarnaast gelden voor hen dezelfde onverenigbaarheden.
UITVOERENDE MACHT -
Zij staan onder het gezag van de minister van justitie en de minister van arbeid.
AFDELING 2. KENMERKEN Eenheid De eenheid in het openbaar ministerie wordt duidelijk door de eenheid in -
Het gezag van de minister van justitie; Het gezag van de procureurs-generaal; De bijzondere opdrachten van de procureurs-generaal; Het gezag van de parkethoofden.
Ondeelbaarheid Een lid van het openbaar ministerie oefent zijn opdrachten uit in naam van het ganse parket. Dit wil zeggen dat, tijdens een opdracht, een lid van het openbaar ministerie kan vervangen worden door 1 van zijn collega’s met dezelfde bevoegdheden. Dit kan bij rechters van de zittende magistratuur niet, tenzij het gaat om het louter bijwonen van de uitspraak.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Onafhankelijkheid t.a.v. de uitvoerende macht De procureur-generaal van het Hof van Cassatie staat onder het gezag van de minister van Justitie. De procureur-generaal van het Hof van Beroep staat onder het gezag van de minister van Justitie, de arbeidsauditeur-generaal staat onder het gezag van de minister van Arbeid. De minister van Justitie bepaalt bindend de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid. (artikel 143quater Ger. W.) Hij mag inertie of gewilde werkloosheid tegengaan door middel van positieve injunctie. Dit wil zeggen dat hij het O.M. mag bevelen om op te treden, maar dat hij verder niet meer in het oordeel mag tussenkomen. Er mag echter geen sprake zijn van negatieve injunctie, m.n. de situatie waarbij de minister een lid van het O.M. zou verbieden om op te treden. Onafhankelijkheid t.a.v. de rechterlijke macht De rechterlijke macht mag de leden van het openbaar ministerie geen bevelen geven. Echter wanneer het O.M. optreedt als procespartij in burgerlijke zaken, moet de rechter deze behandelen op dezelfde wijze als de tegenpartij, dit ingevolge het beginsel van hoor en wederhoor en volgens de regels van het contradictoir debat. Hij mag bijvoorbeeld het lid van het O.M. het bevel opleggen om zijn stukken neer te leggen (artikel 877 Ger. W.). Onafhankelijkheid t.a.v. de partijen Voor de leden van het openbaar ministerie gelden dezelfde onverenigbaarheden t.a.v. partijen als deze die gelden voor de zittende magistratuur. Vrijheid ter terechtzitting De leden van het parket staan onder het bevel van hun hiërarchisch meerdere. Belangrijk hierbij is dat zij een bevel niet mogen negeren, maar dat zij vrij zijn hun eigen oordeel kenbaar te maken; Dit wordt verwoord in het adagium “la plume est serve, mais la parole est libre”.
AFDELING 3. TAAK VAN HET (ARTIKEL 138BIS GER. W.)
OPENBAAR MINISTERIE IN BURGERLIJKE ZAKEN
§1. TUSSENKOMST In burgerlijke zaken komt het openbaar ministerie tussen bij wege van rechtsvordering, vordering of advies. -
Rechtsvordering : het openbaar ministerie maakt een zaak aanhangig voor de rechtbank; Vordering : het openbaar ministerie eist maatregelen; Advies : dit is in de zin van artikel 764 Ger. W. het openbaar ministerie geeft een nietbindend advies aan de magistraat na de sluiting van de debatten.
§2. HET OPTREDEN IN DE DOOR DE WET BEPAALDE GEVALLEN 1. In burgerlijke zaken a. Schenkingen b. Testamenten c. Erfenissen 2. De mogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden a. De procureur-generaal tegen beslissingen van de arrondissementsrechtbank.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
§3. HET OPTREDEN WANNEER DE OPENBARE ORDE IN GEVAAR IS GEBRACHT Het openbaar ministerie moet optreden iedere keer er een reëel gevaar is voor de openbaar ode, dat moet verholpen worden (niet bv. het niet betalen van alimentatie, daar komt het openbaar ministerie niet in tussen). Ofwel treedt het O.M. op via rechtsvordering, ofwel gaat het rechtsmiddelen instellen in een zaak waarin zij enkel advies heeft verleend. Dit is een verplichting.
§4. ADVIES Artikelen 764 en 765 Ger. W. stellen dat het openbaar ministerie aan de magistraat een advies verlenen na de sluiting van de debatten. Dit advies is niet bindend en de magistraat hoeft er ook niet op te antwoorden.
§5. INWINNEN VAN BESTUURLIJKE INLICHTINGEN Kan wanneer het openbaar ministerie optreedt in burgerlijke zaken en wanneer de wet het voorschrijft.
§6. TENUITVOERLEGGING In burgerlijke zaken gebeurt de tenuitvoerlegging door de partijen. Het openbaar ministerie gaat dus enkel over tot de tenuitvoerlegging wanneer de zaak de openbare orde aanbelangt of wanneer het gaat om een geval waarin de wet voorschrijft dat hij moet handelen. In andere gevallen worden de uitspraken van de rechters door de partijen zelf ten uitvoer gelegd. De partijen doen een beroep op de gerechtsdeurwaarder om de uitspraak ten uitvoer te leggen. Deze kan een beroep doen op de “sterke arm”, met name de politiediensten. Wanneer de gerechtsdeurwaarder weigert om medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van een uitspraak, kan de betrokken partij zich wenden tot het openbaar ministerie. Wanneer de politiediensten weigeren om medewerking te verlenen aan de gerechtsdeurwaarder om een uitspraak ten uitvoer te leggen, kan de gerechtsdeurwaarder zich wenden tot het openbaar ministerie.
HOOFDSTUK 4 : HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE AFDELING 1. SITUERING In de jaren negentig zagen we een stijgende kritiek op de politionele en justitiële instellingen. Men wou de afschaffing van de zogenaamde “politieke benoemingen” en de invoering van een externe controle op de rechterlijke macht. Dit alles kwam in een stroomversnelling na de “boswandeling” van Dutroux, en het daaropvolgend ontslag van twee van onze ministers. Het resultaat was het Octopusoverleg dat uiteindelijk het Octopusakkoord als einde had. Het Octopusakkoord bestaat uit drie delen : 1. De wijziging van artikel 151 G.W.; 2. De oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie en de integratie van de diensten; 3. Een aantal nieuwe principes met betrekking tot de rechterlijke organisaties.
AFDELING 2. OPRICHTING De Hoge Raad voor de Justitie werd opgericht door artikel 151 G.W..
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
De Hoge Raad is een orgaan sui generis dat fungeert als intermediair orgaan. Het vormt een brugfunctie tussen langs de ene kant de rechterlijke macht, en langs de andere kant de wetgevende en de uitvoerende macht. De kredieten voor deze begroting worden uitgetrokken als dotatie op de algemene uitgavenbegroting van het Rijk , dit waarborgt de materiële onafhankelijkheid van de Hoge Raad.
AFDELING 3. SAMENSTELLING §1. HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE Algemene Vergadering (44L) Nederlandstalig College(22L)
BAC
Bureau(4L)
Franstalig college(22L)
AOC
BAC
AOC
(14leden)
(8leden) VBAC
VAOC
Het bureau heeft een voltijdse werking, de algemene vergadering een deeltijdse werking.
§2. STATUUT VAN DE LEDEN VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE De algemene vergadering bestaat uit magistraten en uit niet-magistraten, de magistraten worden bij rechtstreekse en geheime verkiezing uit de beroepsmagistraten in actieve dienst verkozen (artikel 259bis-2, §1, lid 1 Ger. W.), de niet-magistraten worden door de Senaat benoemd met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen (artikel 259bis-2, §2, lid 1 Ger. W.). De leden nemen zitting in de Hoge Raad voor een periode van vier jaar, dit mandaat kan 1 maal worden hernieuwd. De onverenigbaarheden die samengaan met het lidmaatschap van de Hoge Raad staan in artikel 259bis-3, §2, Ger. W.. De leden van de Hoge Raad mogen niet deelnemen aan beraadslagingen of beslissingen over zaken waarbij zij een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. (artikel 259bis-19, §1 Ger. W.) Zij vallen onder artikel 458 SW. (artikel 259bis-19, §3, Ger. W.) Zij hebben een recht op een presentiegeld en op reis- en verblijfskosten (artikel 259bis-20, §§1 en 3 Ger. W.)
§3. PERSONEEL De Hoge Raad beschikt over eigen personeel. (artikel 259bis-6 Ger. W.)
AFDELING 4. BEVOEGDHEDEN -
Benoeming, bevordering en toegang tot de magistratuur; Toegang tot de ambt en tot de werking van de magistratuur; Toezicht op en controle bij de magistratuur.
Dit zijn echter geen exclusieve bevoegdheden van de Hoge Raad voor de Justitie.
HOOFDSTUK 5 : ADVIESRAAD VOOR DE MAGISTRATUUR
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Geeft advies over de statuten en de werkomstandigheden van de staande en de zittende magistratuur (wet van 8 maart 1999).
HOOFDSTUK 6 : DE PARTIJ AFDELING 1. BEGRIP Een partij is een persoon die voor de rechter verschijnt of opgeroepen wordt, met het oog op de vaststelling of sanctionering van zijn rechten. -
Formele procespartij : de persoon wiens identiteitsgegevens in de processtukken figureren, ongeacht of hij de werkelijke titularis van het recht is. Materiële procespartij : de persoon die de titularis is van de rechten in het geding, ongeacht of hij degene is die voor de rechter verschijnt.
Er is een re Recht op vertegenwoordiging zolang het mandaat (contract, rechterlijke uitspraak, wet) vermeld wordt. Het adagium “Nul ne plaide par le procureur, hormis le Roi” geldt in België dus niet. Recht op vertegenwoordiging moet men wel onderscheiden van vertegenwoordiging door een advocaat (procesvertegenwoordiging). Daarnaast zien we dat meerdere personen 1 en dezelfde partij kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer ouders optreden als formele procespartij voor hun minderjarig kind, die dan de materiële procespartij is, dan treden zij op in hoofde van dezelfde rechten en zijn zij 1 procespartij. Wanneer zij echter verschillende rechten/belangen verdedigen, vormen zij meerdere procespartijen.
AFDELING 2. VEREISTEN OM PARTIJ TE KUNNEN ZIJN §1. RECHTSPERSOONLIJKHEID Om een partij te kunnen zijn moet je rechtspersoonlijkheid hebben, dit wil zeggen dat je “juridisch moet bestaan”. Dit kan echter problemen vormen voor bepaalde verenigingen, echter in sommige gevallen heeft de wetgever verenigingen rechtspersoonlijkheid toegekend.
§2. BELANG A B EGRIP Het belang is het moreel of materieel voordeel dat door de eiser mag worden verwacht, alsmede de wijziging en verbetering aan zijn huidige rechtstoestand. Het belang kan eigenlijk opgesplitst worden in twee soorten : -
Procesrechtelijk of processueel belang : de mogelijkheid van de eiser om een voordeel te halen uit een eventueel gegrondheidsoordeel van de rechter. Materieelrechtelijk belang : het belang dat de eisende partij heeft voor de concrete situatie, het voorwerp, de uitvoering van de rechterlijke uitspraak.
Hierbij moeten we opmerken dat eigenlijk enkel het procesrechtelijk of processueel belang bekeken wordt, en dat het materieelrechtelijk belang voor de magistraten irrelevant is. Het materieelrechtelijk belang is slechts relevant bij het beoordelen van de gegrondheid van de eis. Het belang moet voldoen aan een aantal voorwaarden :
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Het moet reeds verkregen en dadelijk zijn (artikel 18, lid 1 Ger. W.) Het moet rechtstreeks en persoonlijk zijn (praetoriaanse ontwikkeling)
B R EEDS VERKREGEN EN DADELIJK BELANG Het belang van de eisende partij moet reeds verkregen en dadelijk zijn. Dit wil eigenlijk gewoon zeggen dat de eiser, op het moment dat hij zijn vordering instelt voor de rechtbank, een geschil moet hebben met de persoon tegen wie hij deze vordering instelt. Met andere woorden er moet reeds sprake zijn van een rechtsstrijd of een geschil. Indien niet, gaat het de facto om een juridische consultatie, wat de wetgever ten zeerste wilt vermijden. Wat echter wel mogelijk is, is een “actio ad futurum” (artikel 18, lid 2 Ger. W.). Een actio ad futurum strekt er niet toe een veroordeling te laten uitspreken, maar strekt er toe bepaalde rechten te erkennen. Het gaat dus om een declaratoir of een rechtsverklarend vonnis. Er zijn twee voorwaarden waaraan je moet voldoen om een actio ad futurum te kunnen instellen : -
Het moet gaan om een ernstig bedreigd recht; Het rechtsverklarend vonnis mag je geen puur theoretische genoegdoening verschaffen.
C R ECHTSTREEKS EN PERSOONLIJK BELANG Deze voorwaarde werd ontwikkeld in de rechtspraak. Het houdt in feite in dat de eiser in zijn persoonlijke rechten geraakt moet zijn om een vordering te kunnen instellen. Dit wil zeggen dat de verdediging van het algemeen belang, het belang van derden, , met uitzondering van de situatie van vertegenwoordiging, of de loutere schending van de wet aan te vechten geen persoonlijk belang inhouden. Dit kan opnieuw een probleem veroorzaken voor verenigingen (bv. consumentenverenigingen of milieugroeperingen), aangezien zij in feite geen “persoonlijk belang” hebben, maar het algemeen belang verdedigen. De algemene opvatting is dat het moet gaan om een subjectief recht. Een algemeen belang is een belang dat “niet eigen is aan een persoon”, waardoor het geen subjectief recht uitmaakt. Ook behartigen van het statutair doel van een vereniging is niet het verdedigen van een persoonlijk belang. Het tijdstip waarop de vereiste van het belang wordt beoordeeld, is het moment dat de vordering wordt ingesteld.
D L EGITIEM BELANG ? Dit is eigenlijk geen vereiste voor de ontvankelijkheid, maar wel voor de gegrondheid. Daarnaast moeten we opmerken dat een juridisch beschermd belang sowieso een legitiem belang is (een subjectief recht dus) maar dat een legitiem belang niet sowieso een juridisch beschermd belang is.
§3. HOEDANIGHEID De hoedanigheid is de bevoegdheid of de macht om voor de rechtbank een vordering in te stellen. Dit veronderstelt dus een band tussen diegene die de vordering instelt en het recht dat hij of zij uitoefent. De hoedanigheid speelt vooral een rol wanneer de formele en materiële procespartij twee verschillende personen zijn. De formele procespartij moet dan blijk kunnen geven van een bevoegdheid of macht om de rechtsvordering in te stellen en de rechten van de materiële procespartij te verdedigen.
§4. BEKWAAMHEID
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
-
Rechtsbekwaamheid : de mogelijkheid om een vordering aanhangig te maken voor de rechtbank. Zowel Belgen als vreemdelingen kunnen dit, met de opmerking dat er van vreemdelingen een borg verwacht wordt. Wanneer deze echter voldoende onroerende goederen of een pand heeft, dan wordt hij van deze verplichting vrijgesteld. Daarnaast zijn er ook tal van verdragen die de vreemdelingen van deze verplichting vrijstellen. Handelingsbekwaamheid : de mogelijkheid om de vordering uit te oefenen voor de rechtbank. Hiervoor moet je voldoen aan dezelfde voorwaarden als bij de rechtsbekwaamheid. Bij iedere proceshandeling die je stelt wordt je verwacht een ‘handelende wil’ te hebben. Dit kan men tegenspreken door middel van een procedure van ontkentenis van proceshandeling.
HOOFDSTUK 7 : DE ADVOCAAT AFDELING 1. SITUERING Het procesrecht is vrij ingewikkeld, waardoor het voor de burger vaak onmogelijk is om zichzelf voor de rechtbank, op een behoorlijke wijze, te verdedigen. Hiervoor wordt dan een beroep gedaan op de advocaat. De advocaat heeft geen zelfstandig beroep, maar aangezien hij de medewerker bij uitstek van het gerecht is, worden zijn rechten en plichten wel in het Gerechtelijk Wetboek vermeld.
AFDELING 2. TAAK VAN DE ADVOCAAT De advocaat is de persoon die beroepshalve de verdediging van particuliere belangen opz zich neemt. Zijn taken : -
-
Advies geven; Geschillenoplossing o Hij moet eerst proberen om een minnelijke schikking tot stand te brengen; o Daarna kan hij pas een procedure inleiden. Belangrijk hierbij is dat de advocaat het pleitrecht heeft, maar dat er in bepaalde gevallen mogelijkheden zijn om je door een andere persoon te laten vertegenwoordigen (met uitsluiting van zaakwaarnemers!!). Geassumeerd rechter; Gerechtelijke opdrachten; Bemiddeling; Plaatsvervangend rechter of raadsheer.
AFDELING 3. VERPLICHTINGEN VAN DE ADVOCAAT -
Juridische aansprakelijkheid; Deontologie; Beroepsgeheim; Geassumeerd rechter; Het doorlopen van een stage van drie jaar; Onverenigbaarheden.
AFDELING 4. RECHTEN VAN DE ADVOCAAT -
Pleitrecht : enkel de advocaat heeft het recht om te pleiten, maar men mag niet uitgaan van een pleitmonopolie. Volgens artikel 728, §1 Ger. W. heb je de mogelijkheid om je door anderen te laten vertegenwoordigen;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Procesvertegenwoordiger : hij moet normaal gezien van geen enkele volmacht laten blijken. Hij heeft dus een vermoeden van volmacht, wat tegengesproken kan worden door een procedure van ontkentenis van proceshandeling. Er zijn echter 4 gevallen waarin de advocaat wel van een bijzondere volmacht moet laten blijken : o Afstand van rechtsvordering of van geding; o Dading o Berusten in een vonnis; o Een bekentenis doen.
Artikel 440 Ger. W.
AFDELING 5. JURIDISCHE AARD VAN DE VERHOUDING ADVOCAAT-CLIËNT Er zijn twee mogelijkheden : -
-
De cliënt heeft vrij gekozen voor zijn advocaat. Het gaat dan om een rechtsverhouding intuïtu personae, waarbij de advocaat een middelenverbintenis heeft. De cliënt kan ten allen tijde de rechtsverhouding verbreken, zonder dat de advocaat hierdoor een recht op schadevergoeding zou kunnen hebben. De cliënt wordt een advocaat toegewezen door : o De stafhouder; o Cassatie; o Ambtshalve; o Het bureau voor rechtsbijstand.
De cliënt moet zijn advocaat kosten en ereloon betalen (wat hij, indien hij winnende partij is, terugkrijgt door middel van een rechtsplegingsvergoeding). De betaling hiervan kan op twee methodes : -
Per abonnement : dit wil zeggen dat de cliënt op geregelde tijdstippen dezelfde soort zaken bij de advocaat aanhangig maakt; Per zaak : dit kan dan gaan om een forfaitair (bepaald) of niet forfaitair bedrag.
De advocaat bepaalt zijn kosten en ereloon met de bescheidenheid die zijn beroep met zich meebrengt en aan de hand van de volgende aspecten : -
Belangrijkheid van de zaak; Aard en ingewikkeldheid van de zaak; Betalingskracht van de cliënt; Materiële werk; Behaalde resultaat; Specialisatie van de advocaat.
Wanneer het bedrag dat de advocaat bepaalde te hoog is, kan het verminderd worden. De procedure wordt in openbare zitting behandeld tenzij men wilt dat ze in de raadkamer wordt gehouden. Artikel 446ter Ger. W. : ieder beding waarbij het bedrag van de kosten en ereloon afhankelijk worden gemaakt van het resultaat dat de advocaat behaalt, is nietig.
AFDELING 6. VOORWAARDEN
OM HET BEROEP VAN ADVOCAAT UIT TE
OEFENEN -
Belg of onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie; Het diploma van doctor of licentiaat in de rechten; De eed heeft afgelegd in de zin van artikel 429; Is ingeschreven op het tableau van de Orde of op de lijst van de stagiairs.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 7. ORGANISATIE VAN DE BALIE Een advocaat moet ingeschreven zijn bij 1 van de 28 balies in België. De Orde van advocaten bestaat uit de advocaten die op het tableau of op de lijst van de stagiairs zijn ingeschreven. De Orde van Advocaten heeft de volgende bevoegdheden : -
Beslist over de inschrijving op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de EU en voor de stage; Machtiging om de titel van ere-advocaat te geven; Kan de advocaten-stagiairs en de ereadvocaten verplichten tot het betalen van de bijdragen die hij bepaalt; Vermindering van het ereloon; Organiseren van juridische eerste- en tweedelijnsbijstand.
AFDELING 8. ADVOCATEN BIJ HET HOF VAN CASSATIE In burgerlijke zaken kunnen bij het Hof van Cassatie enkel advocaten optreden en conclusies nemen die de titel van advocaat bij het Hof van cassatie hebben. Zij worden benoemd door de Koning uit een lijst van drie kandidaten. De kandidaten moeten geslaagd zijn in het examen georganiseerd door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie. De advocaten van het Hof van Cassatie kunnen ook pleiten in de andere gerechten in België. In tuchtzaken treedt ofwel de raad van de Orde, ofwel de Koning op. De procureur-generaal bij het Hof en de betrokken advocaat hebben beiden het recht tegen een beslissing van de raad van de Orde hoger beroep in te stellen binnen vijftien dagen na de dag waarop van de beslissing kennis is gegeven.
AFDELING 9. ORDE VAN DE VLAAMSE BALIES FRANCOPHONES ET GERMANOPHONE
EN
ORDRE
DES
BARREAUX
De organen van de Orde : 1. Algemene vergadering; 2. Raad van bestuur. Reglement van orde wordt door de Koning bekrachtigd. De raad van bestuur vertegenwoordigt de orde waartoe hij behoort. Alle handelingen die hij stelt, worden in naam van de Orde gesteld. De voorzitters van de raden van bestuur vertegenwoordigen de Ordes in hun betrekkingen met de overheid en de balies. Bevoegdheden : artikelen 495-496 Ger. W. 1. De Ordes waken over de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van hun leden en zijn bevoegd voor de juridische bijstand, de stage, de beroepsopleiding van de advocaten-stagiairs en de vorming van alle advocaten behorende tot de balies die er deel van uitmaken; 2. Ze nemen initiatieven en maatregelen; 3. Ze doen voorstellen aan de bevoegde overheden; 4. Stellen de passende reglementen vast.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Artikelen 498-500 Ger. W. handelen over de reglementen die door de Orde werden opgesteld. Vorderingen tot nietigverklaring van de reglementen van de orde : artikelen 611 j° 501 Ger. W. Federale raad : artikelen 503-504 Ger. W.
HOOFDSTUK 8 : GRIFFIER AFDELING 1. GRIFFIE EN DE GRIFFIER = het secretariaat van het rechtscollege. -
Vaste werkplaats voor de doorlopende opvolging van het gedingverloop; Bewaarplaats voor gerechtelijke akten.
AFDELING 2. TAAK VAN DE GRIFFIER 1. Bijstand aan de rechter a. In al zijn ambtsverrichtingen hij moet aanwezig zijn op de terechtzitting van de rechter, met uitzondering van artikel 168, lid 2 Ger. W. b. Hoofdgriffier wijst de griffiers aan die de rechters bijstaan, artikel 164 Ger. W. griffier staat niet onder het gezag van de rechter. c. Griffier verleent akte van de feiten en de verklaringen die moeten worden vastgelegd i. Hij akteert wat hij de visu et auditu vaststelt ii. Hij notuleert het procesverloop, de verklaringen van partijen en de uitspraak op het zittingsblad. Dit allemaal onder zijn verantwoordelijkheid. De rechter kan een opmerking geven onder de handtekening van de griffier, maar hij mag niks schrappen. d. hij staat garant voor de goede administratieve en procedurele opvolging van de dossiers. 2. Bewaarder van dossiers, akten, waarden a. Correcte inschrijving op de rol; b. Samenstelling en bewaring dossiers; c. Verlenen inzage aan de rechthebbenden; d. Verantwoordelijkheid voor elke verplaatsing of uithandengeven van het dossier; e. Bewaring en bewaking van de rechtsdocumentatie, waarden, documenten en voorwerpen. 3. Andere opdrachten a. Opzoekingen doen + afschriften van stukken aan de partijen geven (artikel 1380 Ger. W.)
AFDELING 3. TOEZICHT O.M. heeft het toezicht over de griffie : artikel 140 Ger. W. -
Handhaving tucht; Regelmatige uitoefening dienst; Naleving wetten, besluiten en verordeningen. Niet : bevelen geven aan de griffie(rs)
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
HOOFDSTUK 9 : DE GERECHTSDEURWAARDER AFDELING 1. STATUUT = een ministeriële ambtenaar, door de Koning benoemd die binnen het hem aangewezen arrondissement de door de wet voorgeschreven opdrachten moet uitvoeren. Hij moet zijn ambt verlenen (ministerieplicht) artikel 517 Ger. W. Voorwaarden : artikelen 509-515 Ger. W.
AFDELING 2. BEVOEGDHEDEN Artikel 516 Ger. W. Akten van de gerechtsdeurwaarder hebben een authentieke bewijswaarde.
AFDELING 3. ORGANISATIE VAN HET BEROEP Artikelen 535 – 549 Ger. W. en artikelen 552-553 Ger. W.
AFDELING 4. TUCHT Artikelen 531-532 Ger. W.
AFDELING 5. TARIEF Artikelen 519-523 Ger. W.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL III : BEVOEGDHEID : INTERN RECHTSVERKEER HOOFDSTUK 1 : ALGEMENE BEGRIPPEN Vooreerst moet een onderscheid gemaakt worden tussen het begrip rechtsmacht en het begrip bevoegdheid. Rechtsmacht : -
Sensu lato : het uitoefenen van de rechterlijke macht, nl. het beslechten van geschillen over subjectieve rechten. Sensu stricto : het beslechten van geschilpunten van een zaak die bij hem aanhangig werd gemaakt.
Gevolg machtsoverschrijding is : -
een rechter die zich een rechtsmacht toe-eigent die geen enkele rechter heeft; het beslechten van geschilpunten waarover de rechter zijn rechtsmacht reeds heeft uitgeput, nl. die hij dus reeds beslecht heeft.
Bevoegdheid : de rechtsmacht die de wetgever aan een rechter concreet heeft toebedeeld (artikel 8 Ger. W.) -
Territoriale of distributieve bevoegdheid Materiële of attributieve bevoegdheid
Gevolg onbevoegdheid : wanneer voor een rechter een geschil wordt aangebracht, waarvan de wet de kennisname opdraagt aan een andere rechter. Verbod van overdracht van rechtsmacht : de rechter mag aan een andere persoon (bv. gerechtspsychiater) vragen om onderzoeksdaden te stellen, maar hij mag niet vragen om het geschil in zijn plaats te beslechten. Rechtsmacht = beperkt tot het rechtsgebied.
HOOFDSTUK 2 : MATERIËLE BEVOEGDHEID AFDELING 1. ALGEMENE BEGINSELEN De materiële of volstrekte bevoegdheid van de rechters wordt bepaald aan de hand van vier elementen : -
De aard van het geschil; De waarde van het geschil; De urgentie; De hoedanigheid van partijen.
Algemene materiële bevoegdheid : het geheel van gewone normale bevoegdheden van een rechter. belangrijk hierbij is de waarde van het geschil. Bijzondere materiële bevoegdheden : diegene die de wetgever heeft opgesomd en aan een bepaald rechtscollege heeft toegewezen.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Uitdrukkelijke materiële bevoegdheden : diegene die de wetgever aan 1 bepaald rechtscollege heeft opgedragen, derwijze dat indien het geschil bij een onbevoegde rechter aanhangig gemaakt wordt, deze rechter zich ambtshalve onbevoegd moet verklaren. De materiële bevoegdheid raakt de openbare orde : -
Er kan noch voor, noch na het ontstaan van het geschil een overeenkomst worden afgesloten omtrent de materiële bevoegdheid van de rechter; Een exceptie van onbevoegdheid kan in elke stand van het geding opgeworpen worden, zelfs voor de eerste maal in cassatie; De rechter kan ambtshalve een middel van onbevoegdheid opwerpen; Men kan niet berusten in een vonnis dat een beslissing inhoudt nopens de materiële bevoegdheid; Een vonnis van een ratione materiae onbevoegde rechter blijft behept met een nietigheid die enkel gedekt kan worden wanneer het vonnis in kracht van gewijsde gaat.
AFDELING 2. ONDERZOEK VAN DE COMPONENTEN §1. VOORWERP VAN DE EIS Het voorwerp van de eis wordt bepaald aan de hand van de gedinginleidende akte. De rechter moet geen prejudicieel onderzoek verrichten naar het werkelijke voorwerp van de vordering. Wanneer hij echter tot de constatatie komt dat het voorwerp een andere grondslag heeft, moet hij zich onbevoegd verklaren. Volheid van bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg : de rechtbank van eerste aanleg heeft ingevolge artikel 568, lid 1 Ger. W. een volheid van bevoegdheid. Dit houdt in dat deze rechtbank, ongeacht de waarde van het geschil, kennis mag nemen van alle geschillen die bij hem aanhangig worden gemaakt. Hierop bestaan echter twee uitzonderingen : 1. wanneer de zaak die bij de rechtbank van eerste aanleg aanhangig gemaakt wordt tot de uitsluitende bevoegdheid van een andere rechtbank behoort, is de rechtbank van eerste aanleg onbevoegd; 2. wanneer de zaak rechtstreeks naar het hof van beroep of Hof van Cassatie moet.
§2. W AARDE VAN DE EIS A E IS IS IN GELD UITGEDRUKT = de som die in de gedinginleidende akte wordt gevraagd + de geëiste vervallen interesten. De artikelen 558 ev Ger. W. bepalen op welke wijze het bedrag van de eis moet worden bepaalt wanneer de eis uit meerdere punten bestaat, of wanneer er meerdere partijen in een geding zijn.
B E IS IS NIET IN GELD UITGEDRUKT , MAAR WEL WAARDEERBAAR De zaak zal aanhangig gemaakt worden voor de vrederechter, de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel op voorwaarde dat : 1. de waarde van de vordering in geen geval bepaald is; 2. het geschil niet behoort tot de exclusieve bevoegdheid van 1 van de hierboven vermelde rechter of een scheidsrechter. De aangezochte rechter mag zijn bevoegdheid niet in twijfel trekken want dit is GEEN regel van openbare orde. Het geschil wordt steeds in eerste aanleg beslecht.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
C A NDERE VORDERINGEN ( EIS IS NIET IN GELD UITGEDRUKT EN NIET WAARDEERBAAR ) Aan de hand van het voorwerp van de eis.
§3. URGENTIE Dit is eigenlijk vooral van belang voor het kort geding, omdat urgentie een voorwaarde is om een zaak aanhangig te kunnen maken voor de kort geding rechter. Het feit of een zaak al dan niet spoedeisend is, is bepalend voor de materiële bevoegdheid van de voorzitter. Wanneer de eiser stelt dat zaak spoedeisend is, is de voorzitter bevoegd, wanneer hij naderhand ziet dat dit niet zo is, wordt de zaak als ongegrond verklaard. In afwijking op de algemene regel dat de materiële bevoegdheid bepaald wordt op het moment van de inleiding van het geding, wordt de materiële bevoegdheid van de kort geding rechter bepaald van het begin tot het einde bepaald, in die zin dat het spoedvereiste gedurende het gehele geding aanwezig moet zijn.
§4. HOEDANIGHEID VAN DE PARTIJEN Dit is vooral van belang bij de rechtbank van koophandel, waarbij de eiser en verweerder handelaars moeten zijn. Ondertussen werd reeds van deze vereiste afgeweken, en moet enkel de verweerder handelaar zijn. En dit enkel op het moment dat de litigieuze handeling wordt gesteld (dit is opnieuw een afwijking op de algemene regel dat de materiële bevoegdheid bepaald wordt op het moment van de inleiding van het geding).
HOOFDSTUK 3 : DE TERRITORIALE BEVOEGDHEID AFDELING 1. BEGRIP, FUNCTIE, AARD Definitie : artikel 10 Ger. W. De bedoeling is om een tweede onderverdeling te maken in de rechtscolleges, zodat deze dichterbij de burger komen. Er zijn “3 soorten” van regels : deze van aanvullend recht (artikel 624 Ger. W.), deze van dwingend recht (artikel 627-629 Ger. W.) en deze van openbare orde (artikel 631-633 Ger. W.). Artikel 624 Ger. W. – aanvullend recht : -
de partijen kunnen zowel voor als na het ontstaan van het geschil overeenkomsten sluiten over de territoriale bevoegdheid van de rechter; de partijen kunnen enkel in limine litis een exceptie van onbevoegdheid opwerpen; de rechter kan niet ambtshalve een middel van onbevoegdheid opwerpen; de partijen kunnen de zaak naar de volgens hun territoriaal bevoegde rechter verwijzen via een akkoordvonnis; de partijen kunnen berusten in een beslissing nopens de territoriale bevoegdheid.
Artikelen 627-629 Ger. W. -
de partijen kunnen na het ontstaan van het geschil overeenkomsten sluiten over de territoriale bevoegdheid van de rechter; de rest is hetzelfde als die bij aanvullend recht.
Artikelen 631-633 Ger. W.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
de partijen kunnen geen overeenkomsten sluiten over de territoriale bevoegdheid van de rechter; de partijen kunnen in elke stand van het geding een exceptie van onbevoegdheid opwerpen; de rechter kan ambtshalve een middel van onbevoegdheid opwerpen; de partijen kunnen niet berusten in een beslissing nopens de territoriale bevoegdheid; een beslissing van een ratione loci onbevoegde rechter blijft behept met een nietigheid die pas gedekt wordt wanneer het vonnis in kracht van gewijsde gaat.
AFDELING 2. BEVOEGDHEIDSOVEREENKOMSTEN Bevoegdheidsovereenkomsten zij overeenkomsten waarbij de partijen zich over en weer verbinden om, in geval er een geschil is van privaatrechtelijke aard dat voortvloeit uit hun rechtsverhouding, die uitsluitend voor een bepaald rechtscollege te brengen, of een rechtscollege uit te sluiten. procesrechtelijke overeenkomst : een overeenkomst met als doel het doen ontstaan van procesrechtelijke gevolgen. Ingevolge artikel 1134 B.W. zijn de partijen gebonden door de overeenkomst. Wanneer de overeenkomst nietig wordt verklaard, laat dit het beding onverkort. Degene in wiens voordeel de overeenkomst is bedongen is erdoor gebonden en kan zich niet op artikel 624 Ger. W. beroepen, tenzij de overeenkomst hier in een afwijking voorziet. Geen prejudicieel onderzoek van de territoriale bevoegdheid.
AFDELING 3. VERSTEK VAN DE VERWEERDER Wanneer de verweerder verstek laat, wordt hij geacht de territoriale bevoegdheid van de rechter te betwisten. De rechter moet dan zijn bevoegdheid onderzoeken, zowel wanneer het gaat om regels van aanvullend recht, als wanneer het gaat om regels van dwingend recht.
HOOFDSTUK 4 : BEVOEGDHEIDSREGELING AFDELING 1. MATERIËLE BEVOEGDHEID – HOOFDVORDERING §1. VREDERECHTER -
-
algemene bevoegdheid : artikel 590 Ger. W. bijzonder bevoegdheid o op tegenspraak : artikel 591 Ger. W. ongeacht het bedrag van de eis o op eenzijdig verzoekschrift : artikel 594 Ger. W. o bij uitbreiding : artikel 593 Ger. W. uitsluitende bevoegdheid : artikelen 596 en 597 Ger. W. niet-jurisdictionele bevoegdheden : artikelen 598-601 Ger. W.
§2. POLITIERECHTBANK -
-
uitsluitende bevoegdheid : artikel 601bis Ger. W. o vordering tot vergoeding van de verzekeraar tegen zijn verzekerde die het ongeval veroorzaakte administratieve sancties : artikel 601ter Ger. W.
§3. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG -
volheid van bevoegdheid : artikel 568, lid 1 Ger. W. o voorwaardelijk : een exceptie van onbevoegdheid is mogelijk
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
o o
-
-
wanneer niet de uitsluitende bevoegdheid van een andere rechter wanneer niet rechtstreeks voor het hof van beroep of het Hof van Cassatie kan gebracht worden uitsluitende bevoegdheden : artikelen 569-571 Ger. W. tucht : artikel 571 Ger. W. jeugdrecht en strafuitvoeringsrechtbanken beslagrechter : artikel 1395 Ger. W. aanleg : artikel 577 Ger. W. voorzitter van de rechtbank : artikel 584 Ger. W. o kort geding o zoals in kort geding o eenzijdig verzoekschrift voorzitter : artikelen 585-587 afdelingen en kamers: artikel 76 Ger. W.
§4. ARBEIDSRECHTBANK -
-
geen algemene bevoegdheid arbeids- en leerovereenkomsten, overeenkomsten tot voor versnelde beroepsopleiding o geen ondergeschiktheid : ongegrond o andere soort overeenkomst : onbevoegd uitsluitende bevoegdheid : artikel 583, lid 1 Ger. W. voorzitter van de rechtbank o kort geding o eenzijdig verzoekschrift
§5. RECHTBANK VAN KOOPHANDEL -
algemene bevoegdheid : artikel 573 Ger. W. bijzondere bevoegdheid : artikel 574, 1° en 3°-19° Ger. W. uitsluitende bevoegdheid: artikel 574, 2° Ger. W. aanleg : artikel 577 Ger. W. van openbare orde : beide partijen moeten handelaar zijn! Voorzitter van de rechtbank o Kort geding o Eenzijdig verzoekschrift o Zoals in kort geding
§6. ARRONDISSEMENTSRECHTBANK -
Bevoegdheidsincidenten; Geen uitspraak ten gronde
§7. HOF VAN BEROEP -
Algemene bevoegdheid : artikel 602, 1°-2° Ger. W. Bijzondere bevoegdheid : artikel 602, 3°-5° Ger. W. en artikelen 603-606 Ger. W. Artikelen 103 en 125 G.W.
§8. ARBEIDSHOF -
Algemene bevoegdheid : artikel 607 Ger. W.
§9. HOF VAN CASSATIE -
Algemene bevoegdheid : artikel 608 Ger. W. Bijzondere bevoegdheid: artikelen 610-613 Ger. W. Tucht : artikel 614 Ger. W. Beroep tegen de beslissingen van de arrondissementsrechtbank Beroep tegen de beslissingen inzake artikelen 103 en 125 G.W.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Vorderingen tot ontzetting of schorsing ingesteld tegen de leden van de Raad van State
AFDELING 2. MATERIËLE BEVOEGDHEID – TUSSENVORDERING §1. TUSSENGESCHILLEN M.B.T. DE EIS Worden behandeld door dezelfde rechter als deze van de hoofdeis. Dit omdat de bevoegdheid van de rechter bepaald wordt aan de hand van de gedinginleidende akte.
§2. TUSSENGESCHILLEN M.B.T. HET VERWEER, TEGENEIS, TUSSENKOMST, SAMENHANG EN AANHANGIGHEID
Verweer ten gronde Het principe bij het verweer ten gronde is dat “accessorium sequitur principal”, d.w.z. dat de rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de hoofdeis, ook kennis kan nemen van de tegeneis. Hierop zijn echter enkele nuances te maken 1. Staat van de personen : dit is een exclusieve bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg. Hieromtrent bestaan 2 verschillende visies : de eerste stelt dat wanneer een verweer wordt geformuleerd dat aan de staat van de personen raakt, het verweer door de rechtbank van eerste aanleg behandeld moet worden. De tweede stelt dat de regelmatig aangezochte rechter bevoegd blijft. 2. Hof van Justitie 3. Benelux-gerechtshof : wanneer er vragen rijzen omtrent de interpretatie van bepalingen uit het Benelux-verdrag, dan moet het Hof van Cassatie en mogen de gewone rechtscolleges een prejudiciële vraag stellen aan het Benelux-gerechtshof. 4. Grondwettelijk Hof : wanneer tijdens een geding een vraag rijst omtrent de grondwettelijkheid (titel II van de Grondwet, de bevoegdheidverdelende regels en artikelen 170, 172 en 191 G.W.) van wetgeving, dan is de bodemrechter verplicht om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Het antwoord van het Hof is bindend voor de bodemrechter. 5. Hof van Cassatie : interpretatie en uitlegging m.b.t. wetten van de mededinging. Exceptief verweer -
Exceptie van niet-toelaatbaarheid Exceptie van nietigheid Exceptie van onbevoegdheid
Eerste twee : le juge de l’action est le juge de l’exception. Exceptie van onbevoegdheid : artikelen 88, §2, 639-640, 660-663 Ger. W. Tegeneis Artikel 563 Ger. W. Eis in tussenkomst De rechter waarbij de hoofdeis aanhangig is (artikel 564 Ger. W.) Uitzonderingen : 1. Bij een overeenkomst tot arbitrage; 2. Wanneer het gaat om de exclusieve bevoegdheid van een rechter. Samenhang
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Artikel 30 Ger. W. j° artikelen 565, 2°-5° en 566 Ger. W. Exceptie van samenhang (artikelen 856 j° 854 Ger. W.) moet in limine litis opgeworpen worden. In twee gevallen uitgesloten : 1. Artikel 566, lid 2 Ger. W. 2. Artikel 566 Ger. W. : wanneer het behoort tot de exclusieve bevoegdheid van een andere rechtbank. Aanhangigheid Artikel 29 Ger. W. j° artikel 565 Ger. W. Beoordeling komt uitsluitend toe aan de rechter voor wie deze wordt opgeworpen. Wanneer niet beslist wordt tot samenvoeging kan regeling van rechtsgebied noodzakelijk zijn.
AFDELING 3. TERRITORIALE BEVOEGDHEID – HOOFDVORDERING §1. ALGEMENE REGELS Artikel 624 Ger. W. 1. 2. 3. 4.
Woonplaats verweerder(s); Plaats van ontstaan of uitvoering verbintenis; Woonplaats gekozen voor de uitvoering van de akte; Plaats waar de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding aan de verweerder in persoon heeft betekend. Niet van toepassing op het kort geding altijd de voorzitter in wiens rechtsgebied het te bekomen bevel moet worden uitgevoerd.
§2. BIJZONDERE REGELS artikel 624 Ger. W. regel van suppletief recht artikelen 627-629 Ger. W. regelen van dwingend recht. 1. De plaats waar een bepaald feit zich heeft voorgedaan of waar een handeling werd gesteld; 2. De woonplaats van 1 van de partijen; 3. De plaats waar een goed gelegen is. Artikelen 631-633quinquies regelen van openbare orde
AFDELING 4. TERRITORIALE BEVOEGDHEID – TUSSENVORDERINGEN, AANHANGIGHEID EN SAMENHANG Artikel 634 Ger. W. artikelen 563-566 Ger. W. Wat werd uitgelegd voor de MB geldt ook voor de TB.
HOOFDSTUK 5. REGELING VAN BEVOEGDHEIDSINCIDENTEN AFDELING 1. IN EERSTE AANLEG §1. EXCEPTIE VAN ONBEVOEGDHEID (ARTIKEL 639 GER. W.)
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Voorwaarden om een exceptie van onbevoegdheid op te werpen : 1. Dit moet in limine litis gebeuren, met uitzondering van de gevallen wanneer het gaat om regelen van openbare orde (dit wil zeggen : materiële bevoegdheid, en de territoriale bevoegdheidsregelen van artikelen 631-633 Ger. W.); 2. Diegene die de exceptie opwerpt, moet het volgens hem bevoegde rechtscollege aanduiden. Dit moet niet met de exacte juridische term zijn, maar het moet wel met gelijk betekende bewoordingen aangeduid worden. Belangrijk : deze toelatingsvoorwaarden moet niet gelijktijdig vervuld worden. Reactie van de eiser 1. De eiser reageert niet : de rechtbank die door de eiser werd aangezocht zal uitspraak moeten doen over haar bevoegdheid. Wanneer hij zich onbevoegd verklaart, moet hij de zaak verzenden naar de bevoegde rechtbank; 2. De eiser volhardt in zijn keuze : de rechtbank die door de eiser werd aangezocht zal uitspraak moeten doen over haar bevoegdheid. Wanneer hij zich onbevoegd verklaart, moet hij de zaak verzenden naar de bevoegde rechtbank; 3. De eiser vraagt verzending naar de arrondissementsrechtbank : de zaak wordt verzonden naar de arrondissementsrechtbank; 4. De eiser gaat akkoord : de eiser en de verweerder komen samen tot een akkoord om de zaak naar de volgens hen bevoegde rechter te verzenden. Dit gebeurt in een akkoordvonnis en kan enkel voor regelen van aanvullend en dwingend recht.
§2. MIDDEL VAN ONBEVOEGDHEID(ARTIKEL 640 GER. W.) Dit is het geval waar de rechter zelf van oordeel is dat hij niet bevoegd is om de zaak te behandelen. Het is enkel mogelijk om een middel van onbevoegdheid op te werpen wanneer : 1. Het gaat om regelgeving van openbare orde of van bijzondere wetgeving; 2. Er nog geen excepties van onbevoegdheid werden opgeworpen. Het middel moet opgeworpen worden in het eerste vonnis dat de rechter over de zaak velt. De rechter mag niet zelf uitspraak doen over zijn bevoegdheid, maar moet de zaak ingevolge artikel 640 Ger. W. verzenden naar de arrondissementsrechtbank. Dit is een vonnis, dat niet vatbaar is voor enig rechtsmiddel (het is een maatregel van inwendige aard!!!!).
§3. RECHTSPLEGING VOOR DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK In het geval waarbij de eiser vraagt om verzending naar de arrondissementsrechtbank en in het geval waar de rechter een middel va onbevoegdheid opwerpt, wordt de zaak verzonden naar de arrondissementsrechtbank, die uitspraak doet over de bevoegdheid van de aangezochte rechter. De zaak wordt met enkel de formaliteiten van verwijzing op het zittingsblad en de overzending van het dossier van de rechtspleging, voor de rechtbank gebracht. Na de ontvangst van het dossier bepaalt de voorzitter dag en uur van de zitting waarop de partijen, binnen de termijn van dagvaarding in kort geding, voor de rechtbank moeten verschijnen. De griffier roept de partijen op bij gerechtsbrief. De rechtbank doet onverwijld uitspraak, het advies van het O.M. wordt gehoord. Daarna wordt de zaak ambtshalve en zonder kosten voor de bevoegde rechtbank gebracht. De zaak wordt verder gezet in de staat waarin het zich bevond voor de verzending. Er staat enkel voorziening in cassatie open voor de procureur-generaal bij het hof van beroep.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 2. IN HOGER BEROEP §1. BEVOEGDHEIDSINCIDENTEN IN HOGER BEROEP -
Wanneer de rechter in beroep niet de bevoegde appelrechter is; Wanneer de bevoegdheid van de in eerste aanleg aangezochte rechter betwist wordt.
Principe : de appelrechter doet zelf uitspraak over de zaak. Uitzonderingen : 1. Wanneer de appellant bij de rechtbank van eerste aanleg of de rechtbank van koophandel verwijzing naar de arrondissementsrechtbank vraagt; 2. Wanneer het gaat om een middel van onbevoegdheid.
§2. HOGER BEROEP TEGEN EEN VONNIS WAARIN UITSPRAAK WERD GEDAAN OVER DE BEVOEGDHEID (DOOR DE OORSPRONKELIJK AANGEZOCHTE RECHTER ) Het hoger beroep tegen een vonnis waarin uitspraak werd gedaan over de bevoegdheid is appellabel zolang het samen met het hoger beroep tegen het eindvonnis wordt ingesteld (artikel 1050, lid 2, Ger. W.). Een eindvonnis is een vonnis waarbij de rechter de vordering als ontoelaatbaar afwijst of waarbij hij minstens 1 geschilpunt ten gronde beslecht. Belangrijk : het hoger beroep moet worden ingesteld bij de rechter die de appelrechter is van die rechter die het vonnis in eerste aanleg gewezen heeft. Er zijn twee situaties mogelijk : -
-
De oorspronkelijk aangezochte rechter verklaarde zich bevoegd o Wanneer het terecht is dan wordt het geschil overeenkomstig artikel 1068, lid 1 Ger. W. bij de rechter aanhangig gemaakt. o Wanneer het onterecht is dan wordt de zaak, indien daartoe grond bestaat (d.w.z. wanneer de bevoegde appelrechter niet dezelfde is als de rechter die uitspraak doet over het bevoegdheidsincident), naar de bevoegde appelrechter verzonden (art. 643 Ger. W.). De oorspronkelijk aangezochte rechter verklaarde zich onbevoegd o Terecht : de zaak wordt naar de bevoegde appelrechter verzonden (wanneer de appelrechter de zaak naar een onbevoegde rechter verzonden heeft); o Onterecht : de zaak wordt naar de bevoegde appelrechter verzonden.
AFDELING 3. IN CASSATIE Ingeval cassatie wordt uitgesproken met verwijzing, heeft deze plaats naar het gerecht in hoogste feitelijke aanleg van dezelfde rang als datgene dat de bestreden beslissing gewezen heeft. Deze wordt voor het aangewezen gerecht aanhangig gemaakt zoals een gewone zaak (artikel 1110 Ger. W.). dit wil zeggen dat Cassatie de bepaling van artikel 660 Ger. W. toepast.
AFDELING 4. AANHANGIGHEID EN SAMENHANG Samenvoeging met inachtneming van de voorrang bepaald in artikel 565 Ger. W. De rechter naar wie de zaak verwezen wordt zal de artikelen 639 en 640 Ger. W. moeten toepassen. Artikel 660, lid 2 Ger. W. geldt niet bij verwijzing wegens aanhangigheid of samenhang.
AFDELING 5. INCIDENTEN IN DE SCHOOT VAN EEN RECHTSCOLLEGE
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Bevoegdheid : artikel 88, §2 Ger. W. Dienst : artikel 726 Ger. W. tussenkomst van de voorzitter Tussen afdeling van eenzelfde rechtscollege : o.g.v. artikel 186 Ger. W. j° KB 10 augustus 2001 betreffende de instelling van afdelingen in de arbeidshoven, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken hetzij ambtshalve, hetzij op exceptie van de verweer ratione loci naar de bevoegde afdeling.
AFDELING 6. REGELING VAN RECHTSGEBIED Artikelen 645 – 647 Ger. W.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL IV : HET GEDING HOOFDSTUK 1 : KERNBEGRIPPEN AFDELING 1. GESCHIL Kwade trouw of onzekerheid over : 1. Het bestaan van een recht; 2. De interpretatie van een rechtsregel; 3. De beoordeling van een feitelijke toestand.
Een rechtsgeschil : een geschil over subjectieve rechten
1. De partijen lossen het geschil onderling op; 2. De partijen doen een beroep op het gerecht; 3. De partijen doen een beroep op alternatieve geschillenoplossing.
AFDELING 2. GESCHILOPLOSSING (OF –BESLECHTING ) BUITEN DE RECHTER OM Kwijtschelding : “remise de la dette”, artikel 1282 Ger. W. : de SE gaat een de schuld van de SN kwijtschelden dit tast het materieel recht van de SE aan. Dading : artikel 2044 B.W. de partijen sluiten een overeenkomst waarin ze door wederzijde toegevingen een geschil beëindigen. Partijbeslissing : een van de partijen gaat de rechtsverhouding tussen de partijen bepalen, en dit op een bindende wijze. de rechter heeft een marginaal toetsingsrecht met betrekking tot de vereisten van redelijkheid en billijkheid. Minnelijke schikking : artikelen 731 – 734 Ger. W. : d.i. een verzoeningspoging die voorafgaat aan het geding. Principe : minnelijke schikking VOOR het inleiden van een geding. Uitzondering : tijdens het geding (artikel 734 Ger. W.) Procedure : er komt een proces-verbaal waarin de bewoordingen van de minnelijke schikking komen te staan. Daarnaast wordt de uitgifte van het proces-verbaal voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging. Dit akkoord kan op geen enkele wijze aangevochten worden! Wanneer er geen minnelijke schikking tot stand komt, krijgt men een proces-verbaal van nietverzoening, waarna er alsnog de mogelijkheid is om een vordering in te stelen voor de rechtbank. Principe : de minnelijke schikking is niet verplicht.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011 Uitzondering : artikel 734 Ger. W. verplichte verzoeningspoging : diegene die het initiatief nam moet verschijnen! Wanneer geen sanctie voorgeschreven kan de niet-naleving van de voorschriften hoogstens leiden tot een schorsing van het geding. Principe : de rechter die kennis neemt van de minnelijke schikking is dezelfde rechter die, wanneer er geen minnelijke schikking tot stand kan komen, later het geding beslecht. de rechter hebben zijn hieromtrent nogal terughoudend. Verschil met bemiddeling -
Men mag inlichtingen verstrekken; Men probeert het geschil te doen verdwijnen.
Accordandum (artikel 1043 j° artikel 992 – 1004 Ger. W.) : een in onbruik geraakt praetoriaans gebruik waarbij de rechter, tijdens het geding, de partijen bij hem laat ontbieden teneinde een minnelijke schikking tot stand te laten komen. Bindende derdenbeslissing : een buitenwettelijke, geheel in de rechtspraktijk zelfstandig gegroeide rechtsfiguur, waarbij 1 of meerdere derden (die geen rechter of arbiter zijn) beslissingen nemen, dewelke partijen die in een – contractuele of buitencontractuele – rechtsverhouding tegenover elkaar staan, binden. Pacta sunt servanda (artikel 1134 B.W.) maar het is geen uitvoerbare titel dus bij miskenning ervan moet men een beroep doen op de overheidsrechter die hieromtrent een marginaal toetsingsrecht heeft. Arbitrage : artikelen 1676 – 1723 Ger. W. De partijen doen beroep op 1 of meerdere (maar steeds een oneven aantal) arbiters om hun geschil tot een einde te brengen. -
-
Arbitraal of compromissoir beding : men heeft voorafgaand aan het geschil, in een ruimere overeenkomst, reeds in een overeenkomst bepaald dat men, indien er een geschil zou zijn, een beroep zal doen op arbitrage; Compromis : men heeft na het geschil in een overeenkomst bepaald dat men een beroep gaat doen op arbitrage.
Men gebruikt enkel de regelen van het Gerechtelijk Wetboek indien er in de overeenkomst niks anders wordt bepaald. Normaal gezien wordt er bij arbitrage gebruik gemaakt van de gewone regelen van het materieel recht, dit met uitzondering van de situatie waarbij in een overeenkomst iets anders bepaald wordt. Men kan geen hoger beroep instellen tegen de arbitrale uitspraak, tenzij dit in de overeenkomst voorzien werd. Daarnaast kan men de overeenkomst steeds nietig laten verklaren. De arbitrale uitspraak heeft zelf geen uitvoerbare kracht men moet een beroep doen op de overheidsrechter voor een exequatur of uitvoerbaarverklaring. Bemiddeling : artikelen 1724 – 1737 Ger. W. = een proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen, onder leiding van een onafhankelijke derde die de communicatie vergemakkelijkt en poogt de partijen zelf tot een oplossing te bewegen. -
Voor iedereen die een dading kan aangaan (dus niet met betrekking tot zaken die de openbare orde raken) + een aantal familiale materies;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Elke overeenkomst kan een bemiddelingsbeding bevatten; Er is een federale bemiddelingscommissie met daarin een algemene en drie bijzondere commissies; De documenten zijn vertrouwelijk; Elke partij kan ten allen tijde te bemiddeling beëindigen; Er is vrijwillige bemiddeling en er is gerechtelijke bemiddeling; Het bemiddelingsakkoord bevat de precieze verbintenissen van elke partij; Het bemiddelingsakkoord kan ter homologatie worden voorgelegd.
AFDELING 3. RECHTSVORDERING = de wettelijke bevoegdheid op grond waarvan een beroep kan worden gedaan op de rechter teneinde een recht waarvan men beweert titularis te zijn, te doen sanctioneren. Onderscheid tussen rechtsvordering en subjectief recht : -
Rechtsvorderingen zonder subjectief recht, bv. bezitsvordering; Subjectieve rechten zonder rechtsvorderingen, bv. natuurlijke verbintenis Voorwaarden zijn anders, bv. rechtsvordering heeft toelaatbaarheidsvereisten + kan door een andere persoon uitgeoefend worden; Er zijn verschillende manieren om een subjectief recht te doen respecteren of sanctioneren, bv. sv.
AFDELING 4. EIS EN VERWEER §1. EIS = de daadwerkelijke uitoefening van de bevoegdheid die door een rechtsvordering gegeven wordt, nl. het vatten van een rechter teneinde een recht waarvan je beweert titularis te zijn te doen respecteren of sanctioneren. MATERIEEL RECHT RECHTSVORDERING VORDERING/EIS Eis -
-
Hoofdeis of inleidende eis Incidentele eis o Aanvullende eis : gaat uit van de eiser o Tegeneis :gaat uit van de verweerder o Eis tot vrijwaring of eis in tussenkomst Provisionele eis : een eis waarbij men een gedeelde van de vordering van de eiser wilt laten toekennen Provisoire eis of vordering : een eis tot voorlopige maatregelen (kort geding!)
Belangrijk : -
Toelaatbaarheid van de eis slaat op het naleven van de processuele pleegvormen; De gegrondheid van de eis slaat op het feit op diegene die beweert titularis te zijn van het recht, dit ook daadwerkelijk is.
§2. VERWEER -
Negatief verweer : de eis doen stranden; Positief verweer : de eiser laten veroordelen.
EIS Vordering
VERWEER Exceptie van nietigheid
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Eis Rechtsvordering Ius agendi Materieel recht Subjectief recht
Exceptie van onbevoegdheid Middelen van niet-toelaatbaarheid Verweer ten gronde Tegeneis
Verweer ten gronde – het middel waarmee de verweerder onmiddellijk het debat over de grond van de zaak aanvat, en het materieel recht waarop de eiser zich steunt ontkent. de eiser kan niet opnieuw beginnen Exceptie – het middel waarmee de verweer, zonder te raken over de grond of de toelaatbaarheidsvereisten van het recht, het debat over de grond van de zaak wenst uit te stellen, hetzij een aanspraak of verweer wenst te doen verwerpen op grond van redenen die vreemd zijn aan de gegrondheid ervan. de eiser kan altijd opnieuw beginnen. Moet in limine litis opgeworpen worden, tenzij de materie de openbare orde raakt. Volgorde : -
Taal Bevoegdheid Toelaatbaarheid Nietigheid
Middelen van niet-toelaatbaarheid – enkel het vorderingsrecht wordt aangetast, de eiser zal niet opnieuw een geding kunnen instellen. Men stelt dus eigen dat aan een aantal processuele pleegvormen niet voldaan is, bv. de vordering is reeds verjaard of de eiser heeft geen belang/bekwaamheid/hoedanigheid. Tegeneis – de verweerder stelt een eis in die ertoe strekt de eiser te laten veroordelen. De inleidende eis en de tegeneis zijn autonoom van elkaar. Dit wil zeggen dat, wanneer de inleidende eis strandt of wordt afgewezen, dit het bestaan van de tegeneis niet aantast.
HOOFDSTUK 2 : HET NORMALE VERLOOP VAN EEN GEDING AFDELING 1. DAGVAARDING §1. BEGRIP Het begrip dagvaarding kunnen we eigenlijk opsplitsen in twee soorten begrippen. -
In de eerste plaats is een dagvaarding de proceshandeling waarmee iemand verzocht wordt voor de rechtbank te verschijnen; In de tweede plaats is een dagvaarding het processtuk dat door de gerechtsdeurwaarder wordt opgemaakt.
Wanneer we de dagvaarding zien als een proceshandeling, kunnen we 5 verschillende soorten dagvaarding onderscheiden : 1. 2. 3. 4. 5.
Dagvaarding bij gerechtsdeurwaarderexploot; Dagvaarding bij verzoekschrift op tegenspraak; Dagvaarding bij aangetekende brief; Mondelinge dagvaarding; Dagvaarding bij verwijzing.
§2. DAGVAARDING BIJ GERECHTSDEURWAARDEREXPLOOT
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Hierbij moeten we in de eerste plaats kijken naar de definitie van gerechtsdeurwaarderexploot : het is een authentieke akte waarbij de hoofdeis wordt ingesteld en het proces wordt ingeleid. Het Hof van Cassatie stelde dat deze regel een regel van gerechtelijke organisatie is, en dat deze niet onder de nietigheidsleer van de artikelen 860-867 Ger. W. valt. Dit standpunt had tot gevolg dat wanneer de eiser de rechter op een foutieve manier had aangezocht, hij zijn eis opnieuw in rechte moest formuleren, en dit dan nog binnen de lopende verjaringstermijn. Om deze redenen en omwille van aansporing van het Grondwettelijk Hof heeft de wetgever het artikel op 2 wijzen aangepast : -
-
In de eerste plaats heeft het de miskenning ervan onder de nietigheidsleer geplaatst. Dit wil zeggen dat men moet aantonen dat men belangenschade lijdt en dat het normdoel niet bereikt is. In de tweede plaats wordt de verjaringstermijn bij nietig verklaring van de eerste (foutieve) inleidingsakte gestuit. Dit wil zeggen dat de verjaringstermijn na de nietigverklaring opnieuw (dus van in het begin) begint te lopen.
Het gerechtsdeurwaarderexploot moet die zaken bevatten die de artikelen 43, 45 en 702 Ger. W. op straffe van nietigheid voorschrijven. Het gerechtsdeurwaarderexploot wordt door de gerechtsdeurwaarder aan de tegenpartij betekend. In de artikelen 33 – 40 wordt een hiërarchie beschreven volgens dewelke deze betekening moet plaats vinden. Dit is echter niet voorgeschreven op straffe van nietigheid zodat de gerechtsdeurwaarder er van af kan wijken. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de gerechtsdeurwaarder notuleert wat hij allemaal doet. Wanneer dit niet in overeenstemming is met de werkelijkheid kan er een procedure van valsheid in geschrifte gestart worden. De hiërarchie gaat als volgt : -
-
-
-
Betekening aan de persoon, waar de gerechtsdeurwaarder hem ook aantreft (artikel 33 Ger. W.) Betekening aan de persoon in geval van een rechtspersoon geschiedt aan een orgaan of aan een aangestelde die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen (artikel 34 Ger. W.); Betekening aan de woonplaats of aan de verblijfplaats; Het achterlaten van een afschrift van het exploot onder gesloten omslag met de vermelding van de in artikel 44, eerste lid, bepaalde gegevens(artikel 38, §1 Ger. W.); Terhandstelling van het afschrift aan de procureur des Konings in wiens rechtsgebied deze feitelijke toestand zich voordoet (artikel 38, §2 Ger. W.); Bij een lasthebber wanneer bij hem de woonplaats gekozen werd. Opmerking : wanneer de uitspraak niet betekend wordt aan de woonplaats begint de termijn om rechtsmiddelen in te stellen niet te lopen. Wanneer er geen woonplaats wordt gekozen dan is de betekening ongedaan gemaakt; Wanneer de betrokkene noch in België, noch in het buitenland een gekende woon- of verblijfplaats heeft, noch een gekozen woonplaats dan wordt de betekening gedaan aan de procureur des Konings (artikel 40, lid 2 Ger. W.) In het buitenland : bij aangetekende brief of met luchtpost (artikel 40, lid 1 Ger. W.); Bijzondere betekeningen : o Koning; o Publieke rechtspersonen; o Openbare instellingen.
De betekening moet plaats vinden tussen zes uur ’s morgens en negen uur ’s avonds en niet op een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag tenzij het gaat om een spoedeisend geval.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
§3. DAGVAARDING BIJ VERZOEKSCHRIFT OP TEGENSPRAAK = een proceshandeling opgesteld door de partij, de advocaat van de partij of een gevolmachtigde. Artikelen 1034bis-sexies Ger. W. Het is belangrijk dat men het verzoekschrift op tegenspraak goed onderscheidt van een eenzijdig verzoekschrift, aangezien dit laatste geen vorm van dagvaarding uitmaakt. Het is een kenmerk van een eenzijdige rechtspleging dat de tegenpartij niet gekend of uitgenodigd wordt. Voorbeelden : -
Vorderingen van echtgenoten betreffende hun wederzijdse rechten en verplichtingen en hun huwelijksvermogensstelsel; Uitkeringen tot levensonderhoud; Rechtspleging inzake huur van goederen en inzake uithuiszetting.
Er is enkel een mogelijkheid om bij verzoekschrift op tegenspraak te dagvaarden wanneer de wet dit voorziet.
§4. DAGVAARDING BIJ AANGETEKENDE BRIEF -
Vooral bij tucht; Wet moet het voorzien.
§5. MONDELINGE DAGVAARDING Wet moet het voorzien.
§6. DAGVAARDING DOOR VERWIJZING Wet moet het voorzien.
§7. TERMIJNEN VOOR DAGVAARDING -
-
-
Dagvaarding bij gerechtsdeurwaarderexploot o Artikel 707 Ger. W. : minimum acht dagen tussen het moment waarop de tegenpartij verwittigd wordt en de inleidingszitting. o Van toepassing : de artikelen 48-57 Ger. W. Dagvaarding bij verzoekschrift op tegenspraak o Artikel 707 Ger. W. : minimum acht dagen tussen het moment waarop de tegenpartij verwittigd wordt en de inleidingszitting. o Van toepassing : artikel 53 bis Ger. W. Opmerking o Bij dagvaarding bij gerechtsdeurwaarderexploot wordt EERST de tegenpartij verwittigd en wordt DAARNA de zaak op de algemene rol gezet. o Bij dagvaarding bij verzoekschrift op tegenspraak wordt EERST de zaak op de algemene rol gezet en wordt DAARNA door aangetekende brief vanuit de griffie de tegenpartij verwittigd.
§8. GEVOLGEN VAN DAGVAARDING -
Op materieelrechtelijk gebied : de dagvaarding geldt als in-morastelling. Op procesrechtelijk gebied : de dagvaarding bepaalt de inhoud van het geding.
AFDELING 2. VRIJWILLIGE VERSCHIJNING Artikel 706 Ger. W. : de partijen kunnen samen kiezen om vrijwillig te verschijnen voor de rechtbank. Dit is geen vorm van dagvaarding!!
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Er wordt een ontwerp-proces-verbaal van minnelijke schikking opgemaakt. Dit wordt op de inleidingzitting op het zittingsblad vermeld en wordt door de partijen getekend. Op dat moment wordt de rechter geacht gevat te zijn. De gewone regels inzake aanleg zijn van toepassing. Je kan dus bv. perfect een tegeneis instellen.
AFDELING 3. ROLSTELLING EN DOSSIER VAN RECHTSPLEGING §1. ALGEMENE ROL = een dossier waarop de griffier iedere zaak in volgorde van binnenkomst inschrijft. Iedere inschrijving krijgt een volgnummer en vermeldt de zaken die in artikel 711, lid 2 Ger. W. staan. De zaken worden op de algemene rol ingeschreven uiterlijk 1 dag voor de inleidende zitting. Indien er gegronde redenen zijn kan het ook de dag van de zitting zijn (artikel 716 Ger. W.). Belangrijk onderscheid procesverloop : Dagvaarding bij gerechtsdeurwaarderexploot : 1. Betekening aan de tegenpartij; 2. Rolstelling; 3. Inleidende zitting. Tussen rolstelling en inleidende zitting minimum 1 dag Tussen betekening en inleidende zitting minimum 8 dagen. Dagvaarding bij verzoekschrift op tegenspraak 1. Rolstelling; 2. Betekening aan de tegenpartij; 3. Inleidende zitting Tussen rolstelling en inleidende zitting minimum 1 dag Tussen betekening en inleidende zitting minimum 8 dagen
§2. BIJZONDERE ROL Het geheel van zaken die, n.a.v. de rolregeling ex artikelen 726-727 Ger. W., die aan een bepaalde kamer van een gerecht worden toegewezen. Er is er geen voor de vrederechter.
§3. ZITTINGSROL Een rol waarbij de dagbepaling van het gerecht wordt geplaatst.
§4. DOSSIER VAN DE RECHTSPLEGING = het dossier waarin alle processtukken worden bijgehouden. Dit wordt gedaan voor iedere zaak die op de algemene rol is ingeschreven. Er komt ook een inventaris van de stukken bij.
AFDELING 4. INLEIDENDE ZITTING §1. VERSCHIJNING VAN PARTIJEN Op de dag in de dagvaarding gesteld roept de griffier bij de opening van de zitting de zaken af in de volgorde waarin zij op de algemene rol zijn ingeschreven.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
De partijen verschijnen in persoon of bij een advocaat. Belangrijk hierbij zijn de uitzonderingen gesteld in artikel 728, §2 Ger. W. waarbij bijvoorbeeld een echtgenoot mag vertegenwoordigen.
§2. SCHRIFTELIJKE VERSCHIJNING Wanneer de zaak bij de inleiding niet van die aard is dat ze kan worden gepleit dan kunnen de advocaten (enkel en alleen de advocaten!!!) de schriftelijke verschijning vragen. Hierbij wordt dan hun standpunt omtrent de zaak toegelicht. Er wordt melding van gemaakt op het zittingsblad.
§3. BEHANDELING TER INLEIDENDE ZITTING – KORTE DEBATTENRECHTSPLEGING Wanneer er sprake is van korte debatten, dit zijn eenvoudige zaken die niet van dien aard zijn dat er conclusies moeten ingediend worden of dat er lang gedebatteerd moet worden, m.a.w. zaken waaromtrent de eis en het verweer geen ernstige discussie kan ontstaan, dan wordt de zaak aangehouden of wordt zij behandeld op een nabije datum. De zaken worden in korte debatten behandeld wanneer -
De partijen daarmee akkoord gaan; De wet het voorschrijft o Uitzondering : wanneer beide partijen niet willen dat ze zaak in het circuit van de korte debatten belandt, wordt de zaak terug in de lange debattenrechtspleging behandeld.
Tegen een beslissing van de rechter omtrent de rechtspleging (d.w.z. of het al dan niet in korte debatten behandeld wordt) staat er GEEN rechtsmiddel open!
AFDELING 5. HET IN STAAT STELLEN VAN DE ZAAK – DE ‘NORMALE’ PROCESGANG
§1. MEDEDELING VAN DE STUKKEN De partijen zijn verplicht om de stukken aan elkaar te overleggen : -
Neerlegging van de stukken ter griffie; of In der minne en zonder formaliteiten.
Alles wat niet voor de sluiting van de debatten wordt neergelegd, wordt uit de debatten geweerd. Twee luiken : 1. Alles wat aan de rechter wordt meegedeeld, moet ook aan de tegenpartij worden meegedeeld (rechten van verdediging); 2. Alle relevante stukken moeten aan de partijen en de rechter worden meegedeeld, de partij mag niks achterhouden : a. Medewerkingsplicht : aan de in staat stelling; b. Mededelingsplicht : van de stukken. c. Wanneer de partij opzettelijk relevante stukken achterhoudt, mag de rechter de neerlegging ervan bevelen op grond van artikel 877 Ger. W. De rechter mag zijn oordeel baseren op alle neergelegde stukken. Praktijk : -
Eiser : binnen de 8 dagen na de inleidingszitting; Verweerder : uiterlijk binnen de termijn die gesteld is om zijn conclusies te nemen.
§2. NEMEN VAN CONCLUSIES
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Conclusies zijn procedurestukken uitgaande van partijen waarmee zij hun aansprak staven of hun verweer formuleren. Alle conclusies worden aan de tegenpartij verzonden op hetzelfde moment als zij ter griffie worden neergelegd. De partijen zenden het origineel naar de griffie of gaan ze aldaar neerleggen. Zij kunnen een ontvangstbewijs vragen. De neerlegging geldt als betekening. Wat moet er in de conclusies zitten : artikel 743, 744, 748bis Ger. W. De laatste conclusie die door de partijen wordt ingediend heeft de vorm van een syntheseconclusie, d.i. een alomvattende, synthetiserende, samenvattende conclusie met daarin alle argumenten van voorgaande conclusies in een logische en geordende structuur. Je moet in je syntheseconclusie alles zetten wat je in je gedinginleidende akte hebt vermeld en in je conclusies en stukken. Dit is belangrijk omdat de rechter alleen antwoordt op je syntheseconclusie. Omdat men in principe niet kan weten wanneer men de laatste conclusie indient, moet iedere conclusie opgebouwd zijn als een syntheseconclusie. Als laatste zien we dat de conclusies die laattijdig worden ingediend, ambtshalve uit de debatten worden geweerd. Bij de korte debattenrechtspleging is het niet verplicht om te concluderen maar het mag wel. De conclusies worden neergelegd voor de rechter, deze neerlegging geldt als een betekening (verbinden met artikel 746 Ger. W.)
§3. BEPALING VAN EEN RECHTSDAG De rechtsdag is de dag waarop de partijen hun zaak mondeling of schriftelijk toelichten aan de rechter.
AFDELING 6. DE TERECHTZITTING §1. NEERLEGGING STUKKEN VÓÓR DE ZITTING De stukken moeten minstens vijftien dagen voor de rechtsdag bepaald voor de pleidooien worden neergelegd.
§2. PLEIDOOI = een mondelinge uiteenzetting van de argumenten in een geding. -
-
De advocaten hebben pleitrecht, maar geen pleitmonopolie. De partijen mogen zichzelf verdedigen, maar de rechter mag hen dit in bepaalde gevallen ontzetten (artikel 758 Ger. W.) De onwillige procespartij : wanneer je geen conclusies hebt neergelegd, dan wil dit niet zeggen dat je naderhand niet meer mag pleiten. Je pleidooi wordt niet aanzien als een conclusie, maar de tegenpartij mag er wel een antwoordconclusie op geven (waarop je dan niet meer mag antwoorden). (artikel 756bis Ger. W.) Interactief debat : de rechter mag tijdens en voor de pleitzitting voorstellen om de pleidooien te vervangen door een interactief debat waar er vragen gesteld kunnen worden. Partijen kunnen zich hier tegen verzetten waardoor de pleidooien alsnog plaatsvinden. Het interactief debat kan dan nog steeds na de pleidooien plaatsvinden.
§3. SCHRIFTELIJKE BEHANDELING De partijen of hun advocaten kunnen vragen om de pleidooien te vervangen door een schriftelijke rechtspleging. De rechter mag binnen de maand na de neerlegging van de dossier ter griffie mondelinge opheldering vragen.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
§4. UITSTEL, VERWIJZING, VOORTZETTING Uitstel – op verzoek van een partij of op verzoek van de rechter Verwijzing – weglating van de zittingsrol (cf. infra) Voorzetting – de zaak kan niet in 1 zitting gepleit worden dus komt/komen er meerdere. Afdeling 7. Sluiting van de debatten Na de pleidooien en eventueel wederantwoorden beveelt de rechter de sluiting van de debatten. Hij kan de partijen toestaan hun dossier na de debatten en binnen een door hem bepaalde termijn ter griffie neer te leggen tegen een gedagtekend ontvangstbewijs. Tegen de beslissing tot sluiting van de debatten staan er geen gewone rechtsmiddelen open. Na de sluiting van de debatten zijn er twee mogelijkheden : -
Advies van het openbaar ministerie; De zaak wordt onmiddellijk in beraad genomen.
Wanneer de rechter het beraad langer dan een maand aanhoudt komt dit op de lijst van de griffie. Wanneer de rechter het beraad langer dan drie maanden aanhoudt, verwittigt hij de korpschef en de eerste voorzitter van het hof van beroep of het arbeidshof. Een tuchtsanctie is mogelijk. Wanneer de rechter het beraad langer dan zes maanden aanhoudt, wordt de zaak aan de rechter onttrokken (artikel 652 Ger. W.)
AFDELING 8. ADVIES VAN HET O.M. -
-
Verplichte mededeling de wet verplicht het openbaar ministerie om zijn advies mee te delen aan de rechter. Dit is wanneer de zaak het particuliere belang overstijgt. Dit kan enkel wanneer het openbaar ministerie geen partij was van de zaak. Voor de vrederechter, de rechter zitting houdend in kort geding en de beslagrechter hoeven geen advies van het openbaar ministerie neergelegd te worden. o Jeugdrechtbank, jeugdkamer van het hof van beroep, arrondissementsrechtbank en hof van cassatie! Facultatieve mededeling het openbaar ministerie geeft een advies wanneer het dit dienstig acht. Ambtshalve mededeling de rechter beveelt ambtshalve de mededeling.
Sanctieregeling : organieke nietigheid in de zin van artikel 20 Ger. W. (omwille van het feit dat het gaat om bepalingen die in het vonnis moeten). Procedureverloop -
-
Schriftelijk : het openbaar ministerie geeft de voorlezing ervan. Indien de rechter het beslist of indien het gaat om een schriftelijke verschijning wordt het advies zonder voorlezing binnen dezelfde termijn ter griffie neergelegd. Mondeling : de partijen worden onmiddellijk gehoord. De rechter kan toestemming verlenen om conclusie over het advies ter griffie neer te leggen (tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open).
Openbaar ministerie mag de beraadslaging niet bijwonen, op straffe van organieke nietigheid.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 9. HEROPENING VAN DE DEBATTEN Indien er een nieuw stuk of feit van overwegend belang ontdekt wordt, kan de partij, zolang het vonnis niet is uitgesproken de heropening van de debatten vragen. De laattijdige ontdekking mag echter niet aan de partij zelf te wijten zijn. De rechter kan het ambtshalve bevelen. De rechter moet het ambtshalve bevelen op grond van een exceptie die de partijen voor hem niet hadden ingeroepen (en die dus de openbare orde raakt). De partijen moeten binnen de termijnen die de rechter bepaalt hun schriftelijke opmerkingen mededelen.
AFDELING 10. HET BERAAD De in beraad genomen zaken worden door de voorzitter van de kamers verdeeld onder de rechters. Het vonnis kan enkel worden gewezen door het voorgeschreven aantal rechters. Deze moeten allen de zittingen hebben bijgewoond, dit op straffe van organieke nietigheid.
HOOFDSTUK 3 : HET VONNIS AFDELING 1. SOORTEN Vonnis : een uitspraak van de rechtbanken <-> arrest : een uitspraak van de hoven (inclusief hof van cassatie, grondwettelijk hof en raad van state) In eerste aanleg <-> in laatste aanleg Op tegenspraak <-> verstek : de ware aard van de beslissing blijft dezelfde. Beschikking / bevelschrift : kort geding en eenzijdige rechtspleging. Eindbeslissing : een beslissing waarbij de rechter 1 of meerdere geschilpunten definitief beslecht. Eindvonnis : een eindbeslissing waarbij de rechter alle geschilpunten definitief beslecht of de vordering als ongegrond afwijst <-> beslissing alvorens recht te doen : voorlopige maatregelen, bv. onderzoeksmaatregelen. Maatregelen van inwendige aard : handelingen van de rechter die eerder van administratieve aard zijn. Ze zijn niet rechtstreeks grievend. Akkoord vonnis : een vonnis waarbij de rechter akte neemt van een akkoord dat tussen de partijen tot stand gekomen is. (kan enkel met betrekking tot regels van aanvullend of dwingend recht).
AFDELING 2. INHOUD Artikelen 779 – 783 en 785 – 788 Ger. W. Overwegend deel : beantwoording middelen en conclusies. Beschikking deel : waarbij de rechter zijn visie over de zaak geeft. Elk vonnis moet dit onderzoeken : -
Bevoegdheid Toelaatbaarheid
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Nietigheid Gegrondheid
AFDELING 3. ANDERE FORMELE ASPECTEN Openbaar en gemotiveerd de uitspraak is openbaar. De effectieve voorlezing is evenwel in onbruik geraakt. Artikel 782bis Ger. W. Soorten : -
Niet ondertekend afschrift : loutere inlichting zonder bewijswaarde. Ondertekend of eensluidend verklaard afschrift : bewijswaarde. Uitvoerbaar afschrift of grosse : afschrift van het origineel met het formulier van tenuitvoerlegging. 1 grosse per persoon. Op grond hiervan kan de uitspraak gedwongen ten uitvoer gelegd worden (dit na betekening).
AFDELING 4. W ERKING §1. W ERKING VAN DE UITSPRAAK TUSSEN DE GEDINGVOERENDE PARTIJEN A B INDENDE KRACHT -
Een uitspraak van een rechter bindt de partijen; De partijen moeten de uitspraak eerbiedigen; Vloeit voort uit het gezag waarmee de rechter als 1 van de drie grondmachten van de staat is bekleed; De rechter hoeft geen recht te spreken.
B U ITPUTTING VAN DE RECHTSMACHT -
De rechter mag over 1 geschilpunt maar 1x recht doen; Wanneer infra petita werd gestatueerd kan men de rechter niet vragen de overige geschilpunten alsnog te berechten; Onderscheid met gezag van gewijsde o Uitputting rechtsmacht : richt zich tot de rechter – rechter kan er zich ambtshalve op beroepen – strekt binnen dezelfde instantie. o Gezag van gewijsde : richt zich tot de partijen – rechter kan er zich niet ambtshalve op beroepen – gaat verder dan 1 aanleg.
C G EZAG VAN HET RECHTERLIJK GEWIJSDE = de, om redenen van dwingende maatschappelijke noodwendigheid door de wet aan een rechtelijke uitspraak toegekende eigenschap ten behoeve van de partijen, die de bindende kracht van de uitspraak beschermt. Redenen : 1. Bindende kracht partijen kunnen de uitspraak feitelijk gezien gewoon naast zich neerleggen; 2. Uitputting van rechtsmacht niets belet de partijen toch het geschil voor een rechter te brengen. ‘litis finiri oportet’ Negatief : een nieuwe vordering wordt als niet-toelaatbaar afgewezen.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Positief : de tweede rechter kan nog een gedeelte van de voor hem aanhangig gemaakte betwisting berechten. Uitspraken : enkel diegene waarover de rechter recht heeft gesproken. Het komt toe aan het voorwerp ( de beslissing + de grondslag ). Raakt de openbare orde niet. De partijen kunnen het in elke stand van het geding opwerpen maar niet voor de eerste maal voor cassatie. Objectieve omvang : het heeft niets uitstaande met een vermoeden van waarheid. Subjectieve omvang : relatief of betrekkelijk : enkel tussen diegenen die bij het geding betrokken waren.
D K RACHT VAN GEWIJSDE Het verworven zijn door een rechterlijke uitspraak van de volledige uitvoeringsmogelijkheid zodat ze niet meer door de gewone rechtsmiddelen of door buitengewone rechtsmiddelen met een schorsende werking op het vlak van de tenuitvoerlegging bestreden kan worden.
E U ITVOERBARE KRACHT = de eigenschap ervan die een partij machtigt om hetgeen der rechter beslist heeft, te laten verwezenlijken, desgevallend met behulp van de openbare macht (de sterke arm) via de door de wet bepaalde middelen van tenuitvoerlegging. -
Beschermt de bindende werking: Is niet eigen aan een gerechtelijke beslissing; Is slechts een latente eigenschap van de uitspraak het moet gaan om een uitvoerbare titel.
§2. W ERKING VAN DE UITSPRAAK JEGENS DERDEN Traditionele visie Een rechterlijke uitspraak 1. Is een weerlegbaar vermoeden : tegenbewijs moet geleverd worden door derdenverzet; 2. Met een wettelijke bewijswaarde : de rechter in een navolgend geding zal, wanneer een uitspraak als bewijsmiddel wordt gebruikt, dit als waar moeten aannemen. Huidige visie Tegenwerpelijkheid -
Eigen aan alle juridische situaties; Betreft de externe werking; Derden moeten een tussen partijen tot stand gekomen rechterlijke uitspraak eerbiedigen;
Bewijsrechtelijke betekenis -
Instrumentum = authentieke akte wettelijk geregeld; Negotium bewijswaarde wordt vrij door de rechter beoordeelt.
Principe : derdenverzet is nooit obligatoir
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Uitzonderingen 1. Wanneer je als derde zelf nadeel lijdt door een rechterlijke uitspraak zal een passieve houding weinig soelaas brengen; e 2. Wanneer gezamenlijke tenuitvoerlegging tussen een 1 en latere uitspraak materieel onmogelijk is; 3. Wanneer een derde zich voor de beslagrechter op artikel 1127 Ger. W. wil beroepen om de tenuitvoerlegging van (een deel van) de uitspraak op te schorten.
AFDELING 5. BEËINDIGING NA VONNIS Berusten : de proceshandeling waarbij de partij haar recht verzaakt om rechtsmiddelen aan te wenden of waarbij zij afstand doet van een reeds ingesteld rechtsmiddel. Artikelen 1044 en 1045 Ger. W. Betekenen : de proceshandeling die door de gerechtsdeurwaarder gesteld wordt, waarbij hij, op verzoek van de partij, een afschrift van een uitgifte van het vonnis aan de tegenpartij betekent. -
Om de termijnen van rechtsmiddelen te doen lopen; Om over te kunnen gaan tot de gedwongen tenuitvoerlegging.
HOOFDSTUK 4 : UITLEGGING, VERBETERING EN NIETIGHEID VAN VONNISSEN
AFDELING 1. VERBETERING EN UITLEGGING VAN VONNISSEN Uitleggingsvonnis = een vonnis waarbij de rechter, die een onduidelijk of dubbelzinnig vonnis heeft geveld, dit uitlegt. mag de rechten van de partijen niet wijzigen (artikel 793 Ger. W.) op straffe van miskenning van de regel van de uitputting van de rechtsmacht en het gezag van gewijsde (artikel 19, lid 1 Ger. W. en artikel 23 Ger. W.) Verbeteringsvonnis = een vonnis waarbij de rechter een materiële vergissing in een vroeger vonnis rechtzet (artikel 794 Ger. W.) rechten van de partijen mogen niet uitgebreid, beperkt of gewijzigd worden. 1. Niet ambtshalve 2. Uitleggingsvonnis : uitlokken voor zover termijnen HB of Cassatie verstreken zijn. Nog een rechtsmiddel open? Eerst aanwenden. Uitzondering : partijen gaan akkoord dit niet te doen (artikel 798 Ger. W.). 3. Verbetering is nog mogelijk wanneer het nog vatbaar is voor een rechtsmiddel (maar er mag nog geen rechtsmiddel ingesteld zijn). 4. Wordt ingeleid via de gewone vorm van de dagvaarding of via vrijwillige verschijning.
AFDELING 2. NIETIGHEID VAN EEN VONNIS Gebreken vonnis : (1) ratione materiae onbevoegde rechter, (2) op straffe van nietigheid vermelde verplichtingen verzuimd, (3) uitgesproken in omstandigheden die een uitspraak niet toelieten. Procedurele nietigheden, nl. men moet een rechtsmiddel aanwenden (hoger beroep) (artikel 20 Ger. W.) Vonnis behoort niet tot de in artikel 860-867 Ger. W. bedoelde proceshandelingen
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
HOOFDSTUK 5 : SANCTIES IN HET PROCESRECHT AFDELING 1. SANCTIEREGELING VAN PROCESHANDELINGEN Objectieve nietigheid – geen nietigheid zonder uitdrukkelijke wettekst 1. De wet stelt zelf uitdrukkelijk de nietigheid vast dit mag men ruim interpreteren, bv. ‘zal zonder gevolg zijn’, ‘is van gener waarde’; 2. Er is een onregelmatigheid of een verzuim (= een miskenning van een –procesrechtelijkeregel) ≠ materiële vergissing (een verschrijving) want de rechter kan dit verbeteren; 3. Betreffende de vorm van een concrete proceshandeling. -
Niet van toepassing op vonnissen; Wanneer een vormgebrek niet kan gesanctioneerd worden met nietigheid omdat de wet dit niet voorziet is het aan de rechter om de sanctie te bepalen.
Subjectieve nietigheid – belangenschade – uitzonderingen ex. Artikel 682 Ger. W. Men kan niet nietig verklaren dan wanneer de onregelmatigheid de belangen van de partij die de exceptie van nietigheid opwerpt schaadt. dit zijn de gevallen van relatieve nietigheid (artt. 860 en 861 Ger. W.) Uitzondering : artikel 862 Ger. W. absolute nietigheid Artikel 867 Ger. W. De rechter mag de nietigheid niet uitspreken wanneer aan 1 van de volgende voorwaarden wordt voldaan 1. De onregelmatig gestelde handeling heeft het normdoel bereikt : normdoel het ligt aan de rechtspraak om concrete inhoud te geven aan een principieel ongeldige in een geldige procesakte. 2. De niet-vermelde vorm is wel in acht genomen : bv. het ontbreken van de handtekening op het afschrift van een akte zou niet tot nietigheid kunnen leiden als uit enig gedingstuk blijkt dat de auteur van deze akte deze wel degelijk ondertekend heeft. Dekking van de nietigheid 1. Relatieve : artikel 861 Ger. W. moet in limine litis opgeworpen worden; 2. Absolute : artikel 862 Ger. W. kan in elke stand van het geding en de rechter kan het ambtshalve uitspreken. Kosten van nietige akten Indien het toe te schrijven valt aan een ministeriële ambtenaar te zijnen laste + hij kan tot een SV veroordeeld worden (artikel 866 Ger. W.)
AFDELING 2. TERMIJNEN EN HUN SANCTIEREGELING §1. TERMIJNEN Proceshandeling : een handeling die in het kader van een proces of onder toezicht van het gerecht, door de partijen, hun gevolmachtigden of het hulppersoneel van de rechter wordt verricht. Procestermijnen ≠
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011 1. Verjaringstermijnen hebben betrekking op de eisbaarheid van de schuld. Wanneer de verbintenis verjaard is natuurlijke verbintenis; 2. Vaste of vervaltermijnen stellen een tijdsbeperking aan het recht om een vordering uit te oefenen en die niet kunnen worden gestuit of geschorst. -
Wachttermijn : bezorgen de partijen een minimumperiode waarin zij ‘niet gestoord’ mogen worden. Bv. dagvaardingstermijn van 8 dagen. Vervaltermijn : een periode waarin de partijen een proceshandling moeten verrichten. Bv. instellen rechtsmiddel.
§3. VASTSTELLING, BEREKENING, VERLENGING, VERKORTING EN OVERMACHT 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
9.
10. 11. 12.
De termijnen worden door de wet vastgelegd; Van middernacht tot middernacht; Zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen; Handeling kan enkel geldig ter griffie worden verricht op de momenten waarop de griffie toegankelijk moet zijn voor het publiek. Wanneer de dies a quo een dag in de maand is die men de volgende maand niet terugvindt, eindigt de termijn de laatste dag van de maand. Dies a quo niet, dies ad quem wel. Artikel 53 Ger. W. geldt ook voor wachttermijnen. Artikel 53bis Ger. W. kennisgeving a. Gerechtsbrief – vanaf de eerste dag die volgt op deze waarop de brief werd aangeboden. b. Aangetekende brief met antwoordkaart : vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten werd overhandigd (tenzij het tegendeel door de geadresseerde bewezen wordt) Verlenging en verkorting : de wet laat enkel in bepaalde gevallen m.b.t. termijnen op straffe van verval toe dat de rechter dit doet, soms voorziet ze zelf in verlenging van de termijn (bv. artikel 55 Ger. W.). Termijnen die niet zijn voorgeschreven op straffe van verval kunnen verlengd of verkort worden voor hun vervaltijd : artikel 51 Ger. W. Start termijn : betekening beslissing aan de persoon of woonplaats OF vanaf de afgifte of het achterlaten van het afschrift zoals vastgesteld in artt. 38 en 40 Ger. W. Schorsing termijn bij overlijden termijn begint op nieuw te lopen na een nieuwe betekening van de beslissing aan de woonplaats van de overledene. Overmacht : enkel wanneer er een gebeurtenis buiten de menselijke wil is, die niet kan worden voorzien of vermeden : onoverkomelijk beletsel. Bv. niet slechte werking postdiensten, noch nalatigheden of fouten lasthebber (bv. advocaat)
§3. TERMIJNEN VOORGESCHREVEN OP STRAFFE VAN NIETIGHEID Artikel 862 Ger. W. geen belangenschade nodig.
§4. TERMIJNEN VOORGESCHREVEN OP STRAFFE VAN VERVAL -
Kan ambtshalve door de rechter; Het recht om de proceshandeling te stellen gaat door verval verloren; Kan gedekt worden overeenkomstig artikel 864, lid 2 Ger. W. behalve wat de termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden betreft. (// met artikel 867 Ger. W.)
HOOFDSTUK 6 : DE ONWILLIGE PROCESPARTIJ – INSTAATSTELLING Het procesverloop is volgens het beschikkingsbeginsel in handen van de partijen.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011 Probleem : 1 van de oorzaken van de gerechtelijke achterstand Gevolg : men ging de rechter een grotere regulerende bevoegdheid geven, zonder afbreuk te doen aan het beschikkingsbeginsel. Ook van belang om de onwillige procespartij tot medewerking te dwingen. Instaatstelling is “de route tussen deinleiding van de zaak en het ogenblik waarop de zaak voor de rechter kan worden gepleit”.
AFDELING 1. DRIE ROUTES De minnelijke instaatstelling : artikel 747, §1. Ger. W. de partijen bepalen zelf de kalender der conclusietermijnen op de inleidende zitting (kan een schriftelijke of mondelinge overeenkomst zijn) rechter bekrachtigt en bepaalt de rechtsdag (“de vroegste datum waarop een rechtsdag zou kunnen worden bepaald), in functie waarvan de partijen hun kalender bepalen beschikking in procesverbaal van de zitting (GEEN RECHTSMIDDEL) Sancties : artikel 747, §2, lid 6 Ger. W. Artikel 1064 Ger. W. wordt nutteloos, aangezien door artikel 1042 Ger. W. deze bepalingen van kracht worden in hoger beroep. De rechterlijke instaatstelling : artikel 747, §2 Ger. W. uiterlijk 6 weken na de inleidingszitting zal de rechter ambtshalve het tijdsverloop en de datum van de pleitzitting bepalen pleitzitting = max. 3 maand na de mededeling van de laatste conclusie. Partijen kunnen mondeling of schriftelijk, afzonderlijk of gezamenlijk opmerkingen aan de rechter bezorgen. beste : E in gedinginleidende akte, V op schriftelijke verschijning. Opmerken mogelijk tot 1 maand na de zitting ingediend worden. Wordt vermeld op p-v van de zitting geen rechtsmiddel mogelijk. Sanctie : artikel 747, §2, lid 6 Ger. W. Artikel 1042 Ger. W. De vrije instaatstelling : partijen zijn volledig vrij in de instaatstelling. Akkoord van beide partijen is vereist. ZAAK WORDT VERWEZEN NAAR DE ROL Mogelijkheid 1 : de partijen vragen een rechtsdag aan overeenkomstig artikel 750 Ger. W. via een vormvrij verzoek ter griffie. Mogelijkheid 2 : Iedere partij kan ingevolge artikel 747, §2, lid 5 Ger. W. schriftelijk om de instaatstelling verzoeken. Het wordt door de griffier ter kennis gebracht 1 maand om opmerkingen te formuleren men brengt zo het proces terug in de rechterlijke route.
ZAAK WORDT VERDAAGD OP VASTE DATUM Mogelijkheid 1 : men behandeld op deze datum. Partijen zijn door niets gebonden en kunnen vrij concluderen. Er kan verstekvonnis gevorderd en verleend worden. Mogelijkheid 2 : men maakt toepassing van artikel 747, §2, lid 5 Ger. W. en brengt de zaak terug in de rechterlijke route.
AFDELING 3. BIJZONDERHEDEN §1. ARTIKEL 748 GER. W. In drie gevallen geldt de sanctie van artikel 747, §2, lid 6 Ger. W. niet 1. Wanneer de conclusie werd neergelegd met instemming van de andere partij; 2. Wanneer er een actualisering van de vordering is in de zin van artikel 808 Ger. W.;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
3. Wanneer er zich een nieuw en ter zake dienend feit o stuk heeft voorgedaan tussen het verstrijken van de termijn voor het nemen van de conclusies en de vastgestelde rechtsdag. hier kan de datum voor de pleidooien wijzigen. er wordt een uitsluitend schriftelijke procedure georganiseerd. Bij inwilliging kan de rechter een (korte) termijn toekennen waarin de partijen nieuwe conclusies kunnen nemen. Niet vatbaar voor aanvechting via rechtsmiddelen want het is EEN MAATREGEL VAN INWENDIGE ORDE.
§2. AANVULLENDE CONCLUSIES ZONDER HOOFDCONCLUSIES Lagere rechtspraak stelt dat deze uit het debat geweerd moeten worden. Cassatie : het is niet noodzakelijk verboden een aanvullende conclusie of stukken mee te delen binnen de daartoe bepaalde termijn. Toetssteen : deloyale karakter proceshouding. (anders oordelen, nl. dat het gaat om een absoluut beginsel = schenden recht van verdediging). Pro forma hoofdconclusies : noch middelen, noch argumenten uit het debat weren wanneer deloyaal procesgedrag.
AFDELING 3. VERSTEK §1. SITUERING = een tegensprekelijke procedure waar het contradictoir debat niet gerealiseerd kan worden door de afwezigheid van 1 van de partijen. Verstek = de procedurele situatie waarbij een partij, eiser, verweerder, en/of tussenkomende partij, hoewel regelmatig opgeroepen, niet verschijnt én niet concludeert, zelfs niet pro forma.
§3. DE GEVALLEN EN DE WIJZE WAAROP VERSTEK KAN WORDEN GEVORDERD Verstek tegen de eiser -
De rechter kan de vordering afwijzen. Wanneer de verweerder verweermiddelen laat gelden moet de rechter de zaak ten gronde onderzoeken in het licht van die verweermiddelen. Gegronde verweermiddelen = vordering als ongegrond afwijzen. Ongegronde verweermiddelen = eenvoudig afwijzen vordering.
Twee situaties 1. Niet verschijnen op de inleidingzitting a. Verstekvonnis mag niet worden uitgesproken voor het einde van de zitting waarop het verstek is vastgesteld. Het kan ongedaan gemaakt worden wanneer de partijen dit samen verzoeken; b. Er wordt op de inleidende zitting geen verstek gevorderd o.g.v. artikel 803 Ger. W. kan de niet-verschenen partij verstekvonnis vorderen wanneer bij gerechtsbrief opgeroepen. c. Wel verstek maar geen verstekvonnis : vonnis bij verstek vorderen tegen de partij die niet op de inleidende zitting verscheen, zonder noodzaak nieuwe gerechtsbrief. 2. Wel verschijnen op de inleidingszitting, maar niet op een latere a. Indienen conclusies = op tegenspraak; b. Niet-indienen “ = verstek.
§3. TAAK VAN DE RECHTER BIJ VERSTEK -
Toetsen aan de regelen van de openbare orde; Rechter moet alle aspecten van de vordering onderzoeken en beoordelen
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
§4. VERSTEKVONNIS Moet binnen het jaar betekend worden om de versteklatende partij te beschermen tegen een te lang uitgestelde uitvoering. Het vonnis blijft bestaan. Men kan de procedure verderzetten door een nieuwe rechtsdag aan te vragen.
HOOFDSTUK 7. TUSSENGESCHILLEN AFDELING 1. CUMULATIE EN SPLITSING VAN VORDERINGEN -
Objectieve cumulatie : het instellen van meerdere vorderingen. Subjectieve cumulatie : meerder partijen. Kunnen gecumuleerd worden. Grondslag : artikel 701 Ger. W. en artikel 30 Ger. W. Appreciatie wordt volgens Hof van Cassatie aan de vrije beoordeling van de rechter overgelaten. Dit strookt met het feit dat het niet gaat om regelen van de openbare orde. Geoorloofdheid wordt bepaald aan de hand van het oorzaakbegrip (de RF of RH waarop de vorderingen gegrond zijn).
AFDELING 2. TUSSENVORDERINGEN §1. ARTIKEL 807 EN 808 GER. W. -
Artikel 808 Ger. W. : de partijen kunnen het voorwerp van hun eis uitbreiden met aanpassingen. Artikel 807 Ger. W. : de partijen kunnen nieuwe vorderingen instellen die geen aanvulling zijn van hun oorspronkelijke ijs wanneer o Aanpassing via een op tegenspraak genomen conclusie gebeurt; o Ze berusten op een feit of akte die in de dagvaarding was aangevoerd (niet noodzakelijk); o Ze niet kan worden gericht tegen de hoedanigheid in een andere hoedanigheid dan deze waarin hij was gedagvaard. Hierna is het zonder belang dat het gaat om een andere juridische omschrijving van de vordering.
Deze artikelen zijn van AANVULLEND RECHT. Men kan ook akkoord gaan met een uitbreiding of wijziging. Men kan wijziging van hoedanigheid of persoon van de gedaagde regelen via 807.
§2. TEGENVORDERINGEN Tegenvorderingen : vorderingen dor de verweerder gesteld tegen de eiser. Eerste aanleg : geen rekening houden met artikel 807 Ger. W., in hoger beroep wel.
§3. TUSSENKOMST = de proceshandeling waarbij een derde – vreemd aan het geding- partij wordt. Principieel : elke derde. Niet ambtshalve door de rechter! 1. Vrijwillige tussenkomst : moet bij verzoekschrift op tegenspraak (niet onderworpen aan de artikelen 1034bis ev. Ger. W. want geen hoofdvordering) en moet op straffe van nietigheid de redenen vermelden.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
2. Gedwongen tussenkomst : bij gerechtsdeurwaarderexploot. Wanneer men een procespartij in een andere hoedanigheid wil betrekken in het proces : bij gewone conclusie (artikel 813 Ger. W. 3. Redenen van tussenkomst a. Opschortend : vrijwaring rechten; b. Agressief : bekomen veroordeling; c. Bewarend : gemeenverklaring. - Een reeds bevolen onderzoeksverrichting mag geen afbreuk doen aan de rechten van verdediging van de derde. - Er kan geen tussenkomst tot het verkrijgen van een veroordeling voor de eerste maal in hoger beroep worden ingesteld.
AFDELING 3. HERVATTING IN HET GEDING De loop van het geding kan enkel onderbroken worden door 1. Het overlijden van een partij; 2. Het veranderen van de staat of hoedanigheid van een partij. Op voorwaarde dat : 1. Dit zich voordoet voor de sluiting van de debatten; 2. Daarvan kennis werd gegeven. Kan 1. Vrijwillig : bij conclusie neergelegd ter griffie (artikel 816 verwijst naar 742 en 743 Ger. W.); 2. Niet vrijwillig : de meest gerede partij (= diegene die er het meeste belang bij heeft) zal zijn toevlucht nemen tot een dagvaarding. ander partij kan alle middelen tegenwerpen zowel deze m.b.t. de toelaatbarheid als de nietigheid.
AFDELING 4. AFSTAND 1. Van geding = de proceshandeling waarbij ofwel de eiser afziet van de door hem ingestelde hoofdvordering of waarin de andere partij (en) afzien van de door haar/hen ingestelde tussenvorderingen. Kan in alle zaken. Voorwaarden a. Eenzijdig wanneer zij geschiedt vooraleer een andere partij een conclusie heeft genomen. b. Akkoord wanneer reeds een conclusie wed genomen; 2. Van rechtsvordering = een eenzijdige proceshandeling van een partij waarbij deze haar materieel recht zelf prijsgeeft, zodat ook het vorderingsrecht tenietgaat. Kan enkel over zaken waarover partijen mogen beschikken. 3. Van proceshandeling = een rechtshandeling waarbij een partij gedurende het geding een door haar gestelde proceshandeling ongedaan maakt, alsmede de gevolgen die hieruit voortkomen. Gemeenschappelijke vereisten : 1. Uitdrukkelijk – 824, lid 2; stilzwijgend – wanneer zeker dat het kan afgeleid worden 2. De afstanddoende partij is gehouden tot de gerechtskosten.
AFDELING 5. DOORHALING EN WEGLATING VAN DE ROL
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
1. Doorhaling : de beslissing van de rechter waardoor een begonnen geding verval (730 Ger. W.) instemming partijen. Kan enkel opnieuw op de rol door dagvaarding of vrijwillige verschijning. 2. Weglating : wanneer de zaken al meer dan drie jaar aanslepen en ze ofwel geen aanvang genomen hebben ofwel niet verder gezet worden. de partijen worden hiervan niet in kennis gesteld blijft enkel op de rol wanneer partijen dit verzoeken. Anders ambtshalve weglaten. Kan terug ingeschreven worden op verzoek van de meest gerede partij. Doet noch het recht, noch het geding vervallen. 3. Weglating van de zittingsrol : artikel 730
AFDELING 6. ONTTREKKING VAN DE ZAAK AAN DE RECHTER = een incident waarbij een bevoegde rechter de zaak wordt ontnomen door een arrest van Cassatie wegens een aantal, in de wet limitatief opgesomde redenen 1. Onvoldoende onafhankelijkheid (648, 1° en 2°) 2. Openbare veiligheid (3°) 3. Meer dan zes maanden beraad (4° j° artikel 652) Wordt ingeleid met een om redenen omkleed verzoekschrift, getekend door een advocaat. De zaak wordt onttrokken aan de gehele rechtbank. (i.t.t. wraking)
AFDELING 7. W RAKING EN VERSCHONING Wraking = een bevoegde rechter wordt verzocht zich te onthouden uitspraak te doen. Redenen van wraking : artikelen 828 en 829 Ger. W. Artikel 828, 1° Ger. W. = catch all het is een restcategorie. De rechter die moet oordelen heeft hier een zekere appreciatievrijheid. (bij de andere gevallen NIET) Wanneer 1 van de gronden aanwezig is moet de rechter zich verschonen. Wordt uitgesproken door een hogere rechtsinstantie. Wanneer verworpen heeft de rechter desgevallend recht op een schadevergoeding wanneer hij zich van onthouden heeft in de zaak zitting te nemen.
AFDELING 8. ONTKENTENIS VAN PROCESHANDELINGEN Wanneer de mandatarissen ad litem proceshandelingen stellen worden die geacht in opdracht van de partij gesteld te zijn. Zo niet kan de partij zich beroepen op de artikelen 848 – 850 Ger. W.
AFDELING 9. OPSCHORTING GEDING -
Le criminel tient le civil en état Prejudiciële vragen Opschortende excepties (deze zetten de rechtspleging tijdelijk stop 850-853, 857-859, 854856 en 31) <-> afdoende die er toe strekken de procedure te laten beëindigen (bv exceptie nietigheid)
AFDELING 10. SAMENSTELLING ZETEL §1. RECHTBANK EERSTE AANLEG -
Artikel 91 Ger. W. Artikel 92 Ger. W.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
§2. HOF VAN BEROEP -
Artikel 101 Ger. W. Artikel 109bis Ger. W.
HOOFDSTUK 8 : GERECHTSKOSTEN = al dan niet reële uitgaven die nodig zijn voor het voeren van een procedure en die door de wet als zodanig erkend zijn. Bv. artikelen 1018 en 1024 Ger. W. niet limitatief. Rechtsplegingsvergoeding = een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat in het geding 1. Forfaitair 2. Aan de in het gelijk gestelde partij 3. Enkel wanneer die een advocaat had K.B. 26 oktober 2007 bepaalt drie bedragen. Aan de hand van de waarde van de vordering wordt het basisbedrag toegekend. Men moet kijken naar de gedinginleidende akte. Wanneer de vordering werd uitgebreid moet men kijken naar wat in de laatste conclusie gevorderd wordt. Afwijken kan wanneer de procespartijen dit vragen en het motiveren op grond van 1. 2. 3. 4.
Financiële draagkracht procespartij Complexiteit zaak Contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde partij Kennelijk onredelijke karakter van de situatie Men kan als winnende partij een hogere vergoeding vorderen.
Artikel 1022, lid 4 Ger. W. : de rechter mag het bedrag verlagen voor iemand die juridische bijstand geniet wanneer hij vaststelt dat het kennelijk onredelijk zou zijn om de vergoeding po het minimumbedrag vast te stellen (Grondwettelijk Hof, 18 december 2008). Verhogingsbeding nietig Verwijzing in de kosten : ieder eindvonnis verwijst desnoods ambtshalve de in het ongelijk gestelde partij in de kosten (artikel 1017) Het is een rechtsgevolg van de veroordeling ten gronde en moet niet bijzonder gemotiveerd worden, tenzij de partijen hierover geconcludeerd hebben. Uitzonderingen 1. Artikel 1017, lid 2 Ger. W. 2. Artikel 1017, lid 4 Ger. W. 3. Bijzondere wetten kunnen nutteloze, frustratoire of tergende kosten ten laste van een partij toekennen ook al wint deze. Wanneer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld : -
Partij kan alle gedingkosten moeten dragen; Kosten kunnen worden omslaan.
Vereffening : de bepaling van het juiste bedrag ervan. wanneer niet gedaan : mogh vorderen. Door vragen rechtsdag.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL V : RECHTSMIDDELEN HOOFDSTUK 1 : ALGEMENE BEGINSELEN Rechtsmiddelen zijn middelen die ter beschikking staan van de partijen en van derden om een uitspraak te laten hervormen of vernietigen wanneer deze hen in hun belangen schaadt. Er zijn twee soorten rechtsmiddelen : -
-
Gewone rechtsmiddelen o Verzet en hoger beroep; o Hebben geen beperkingen aan de toelaatbaarheid; o Kunnen enkel door partijen ingesteld worden; o Schorsen de tenuitvoerlegging van de uitspraak. Buitengewone rechtsmiddelen o Voorziening in cassatie, derdenverzet, verhaal op de rechter, herroepping van gewijsde, intrekking; o Kunnen enkel ingesteld worden wanneer de wet dit bepaalt; o Kunnen in een aantal gevallen ook door derden ingesteld worden; o Schorsen de tenuitvoerlegging van de uitspraak niet, tenzij de wet anders bepaalt.
Procedure : ingevolge artikel 1042 Ger. W. is de procedure die van toepassing is op de rechtspleging in eerste aanleg tevens van toepassing op de rechtspleging in hoger beroep. Welke vonnissen zijn niet vatbaar voor rechtsmiddelen: 1. 2. 3. 4.
Akkoordvonnissen; Uitspraken waarin berust werd; Maatregelen van inwendige aard; Onderzoeksmaatregelen, beschikking tot plaatsopneming en bevel van de rechter om stukken neer te leggen.
Electa una via non datur recursus ad alteram : -
Geldt in kort geding : in kort geding kan men verzet en hoger beroep niet tezamen instellen; In andere rechtsplegingen wel, mits : o Het louter bewarend karakter van het hoger beroep; o Het hoger beroep wordt in subsidiaire orde ingesteld; o Er wordt eerst uitspraak gedaan over het verzet en dan pas het hoger beroep.
HOOFDSTUK 2 : HET VERZET AFDELING 1. BEGRIP Verzet is een gewoon rechtsmiddel dat door een versteklatende partij kan ingesteld worden bij dezelfde rechter als deze die de oorspronkelijke uitspraak heeft geveld. Maatregelen om vertragingsmanoeuvres tegen te gaan : 1. Wanneer een partij aanwezig was op de inleidende zitting + hij heeft conclusies ingediend = op tegenspraak; 2. De partijen kunnen steeds ingevolge artikel 747, §2 Ger. W. en artikel 748 Ger. W. vragen om de rechtspleging op tegenspraak;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
3. 4. 5. 6.
De verzetsakte moet gemotiveerd worden; Men kan geen tweede keer verzet aantekenen wanneer men nog eens verstek laat; Bewarend beslag is mogelijk; Het vonnis kan voorlopig uitvoerbaar verklaard worden.
AFDELING 2. VOOR VERZET VATBARE VONNISSEN Alle op vonnissen, arresten en beslissingen bij verstek. Niet : -
Uitspraken op tegenspraak; Vonnissen op tegenspraak; Vonnissen van de arrondissementsrechtbank; Vonnissen van het Hof van Cassatie; Een aantal uitspraken van de beslagrechter; Een beslissing inzake rechtsbijstand.
AFDELING 3. RECHTSPLEGING – GEVOLGEN §1. TERMINOLOGIE Eiser op verzet / verzetdoende partij / opposant versus verweerder op verzet. Men gebruikt tijdens de procedure de namen van de oorspronkelijke rechtspleging opdat de vordering kan uitgebreid worden, er tussenkomst kan zijn, er tussenvorderingen kunnen zijn.
§ 2. W IJZE VAN RECHTSINGANG 1. Bij gerechtsdeurwaarderexploot; 2. Vrijwillige verschijning 3. Verzoekschrift op tegenspraak (niet volgens de regels van de artikelen 1034bis-sexies Ger. W.)
§3. BEVOEGDE RECHTER De rechter die de oorspronkelijke uitspraak geveld heeft. Dit is een regel van uitsluitende bevoegdheid die de openbare orde raakt!
§4. MOTIVERINGSPLICHT De akte van verzet bevat, op straffe van nietigheid, de middelen van de eiser in verzet. Men maakt toepassing van artikelen 860 ev. Ger. W.; Het gaat niet om verval of absolute nietigheid want het wordt niet vermeld in artikel 862 Ger. W.; Men moet aantonen dat er belangenschade is en dat het normdoel niet bereikt werd; Normdoel o Vertraging vermijden; o Verweerder en rechter de gegrondheid ervan laten beoordelen.
§5. REGISTER VAN VERZETSAKTEN Artikel 1047, lid 5 Ger. W. Belangrijk opdat de griffier de in artikel 1388 Ger. W. vermelde verklaring kan doen. Belangrijk voor de eiser op verzet!
§6. TERMIJNEN
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
-
Onmiddellijk na de uitspraak, er hoeft nog niet betekend te zijn; Wanneer betekend : 1 maand Kennisgeving doet soms vervaltermijn lopen o Artikel 792, lid 2 en 3 Ger. W. o Artikel 1675/9, §1 Ger. W. De valstrik van artikel 57 Ger. W. o Er moet geen uitdrukkelijke vermelding zijn in een wettekst, wanneer het afgeleid kan worden is het voldoende.
§7. GEVOLGEN VAN HET VERZET 1. Relatieve werking : geldt enkel tussen de procespartijen. Bevat normaliter enkel voordelen, maar de eis mag bijvoorbeeld uitgebreid worden. 2. Devolutieve werking : de rechter bekijkt het gehele geschil opnieuw. 3. Schorsende werking : het aanwenden van het rechtsmiddel schorst de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de uitspraak.
§8. DE BEHANDELING EN HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE OP VERZET Artikel 1042 j° artikelen 700-1041 Ger. W.
HOOFDSTUK 3 : HET HOGER BEROEP AFDELING 1. BEGRIP Hoger beroep is een gewoon rechtsmiddel dat enkel door procespartijen kan ingesteld worden, teneinde een vonnis dat hen schaadt, te laten hervormen of vernietigen. Belangrijk is dat in vele gevallen de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep afhankelijk is van het feit of er een aanleggrens wordt bereikt. Er zijn twee redenen waarom men hoger beroep kan instellen : -
Een beslissing zien hervormd worden omwille van bepaalde fouten; Een beslissing zien vernietigd worden omwille van vormgebreken in het vonnis (d.i. de organieke of gerechtelijke nietigheid in artikel 20 Ger. W.).
AFDELING 2. TOELAATBAARHEIDSVEREISTEN Er zijn een aantal specifieke toelaatbaarheidsvereisten verbonden aan het instellen van het hoger beroep. Deze zijn van openbare orde. 1. 2. 3. 4. 5.
Geschil vatbaar voor hoger beroep; Vonnis vatbaar voor hoger beroep; Eiser en verweerder waren beiden aanwezig in eerste aanleg; Binnen de door de wet gestelde termijn; Voor zover men daarbij belang heeft.
§1. VONNISSEN VATBAAR VOOR HOGER BEROEP Zijn in principe bijna alle vonnissen. Met uitzondering van : -
Akkoordvonnissen;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Proces-verbaal van minnelijke schikking; Maatregelen van inwendige aard; Beslissingen van de arrondissementsrechtbank; Beslissingen van de rechtbank van eerste aanleg ex artikel 88, §2 Ger. W.
Tegen een eindvonnis kan onmiddellijk hoger beroep ingesteld worden. Tegen een beslissing alvorens recht te doen ook, maar daarnaast kan het ingevolge artikel 1050 Ger. W. ook ingesteld worden op hetzelfde moment dat hoger beroep tegen het eindvonnis wordt ingesteld.
§2. GESCHIL VATBAAR VOOR HOGER BEROEP A I N GELD UITGEDRUKTE OF WAARDEERBARE VORDERINGEN -
Rechtbank van eerste aanleg en rechtbank van koophandel : aanleggrens is €1240; Hof van beroep : aanleggrens is€1860; Arbeidshof : geen aanleggrens.
B N IET IN GELD UITGEDRUKTE OF WAARDEERBARE VORDERINGEN Altijd appellabel.
C T USSENGESCHILLEN Tussengeschillen en onderzoeksvonnissen kijken naar de waarde van de hoofdvordering. Speciale gevallen : 1. Tegenvordering : de aanleg wordt bepaald door samenvoeging wanneer de beide vorderingen uit eenzelfde oorzaak stammen; 2. Vordering tot tussenkomst : zelfde situatie als hierboven. Het Grondwettelijk Hof heeft gesteld dat artikel 620 Ger. W. de artikelen 10 en 11 G.W. schendt door uit te sluiten dat een tegenvordering die wordt ingesteld tegen een vrijwillig tussenkomende partij, wordt samengevoegd met de hoofdvordering om de aanleg te bepalen.
D U ITSPRAKEN OP BEVOEGDHEIDSINCIDENTEN Wanneer deze van eerste aanleg wordt betwist.
E P ARTIJEN IN HOGER BEROEP Zowel de eiser als verweerder in hoger beroep moeten partij geweest zijn in het geschil in eerste aanleg. Derden kunnen GEEN partij worden in hoger beroep. Incidenteel hoger beroep : -
Kan ingesteld worden door gedaagde in hoger beroep; Tegen een partij in hoger beroep; Zelfs wanneer deze gedaagde reeds berust heeft; Tot aan de sluiting van de debatten.
Bv.
A
B
C
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Vordering van A tegen B wordt toegekend, vordering van A tegen C wordt gedeeltelijk toegekend. B stelt beroep in tegen A. A is gedaagde in hoger beroep. A kan incidenteel beroep instellen tegen C om de rest van de vordering nog te doen inwilligen. Kan ook bij nakomend beroep! Wanneer het hoofdberoep nietig wordt verklaard, wordt ook het incidenteel beroep nietig verklaard, maar wanneer het hoofdberoep niet-toelaatbaar wordt verklaard, heeft dit geen effect op het incidenteel beroep. Navolgend of nakomend beroep : hogere beroepen die, voor het verstrijken van de beroepstermijn en uitgaande van een partij die niet voorafgaandelijk berustte, op het initiële hoofdberoep ‘volgen’.
F B EROEPSTERMIJN -
Principe : wanneer niet betekend : tien jaar Wanneer betekend : 1 maand Vervaltermijn die de openbare orde raakt.
G B ELANG -
Rechter geeft je ongelijk op 1 of meerdere punten; Er is een rechtsband tussen de partijen.
AFDELING 3. RECHTSPLEGING Principe : artikel 1042 j° artikelen 700 – 1041 Ger. W. Uitzonderingen : -
De vorm De inhoud van de akte van hoger beroep De inschrijving en de rolstelling De behandeling De uitspraak (vonnis of arrest)
§1. W IJZE VAN RECHTSINGANG VAN HET HOGER BEROEP -
-
Verzoekschrift op tegenspraak, maar valt niet onder de regeling van de artikelen 1034bissexies Ger. W. Eensluidend verklaard afschrift wordt door de griffier per gerechtsbrief bezorgd; Bij gerechtsdeurwaarderexploot; Bij ter post aangetekende brief, vooral in het geval van tucht; Bij conclusie, bv. incidenteel beroep
Wachttermijn : 15 dagen
§2. INHOUD VAN DE AKTE Artikel 1057 Ger. W.
§3. DE INSCHRIJVING VAN HET HOGER BEROEP EN DE ROLSTELLING -
Zoals bepaald in artikel 716 Register
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
§4. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP // als in eerste aanleg
§5. DE UITSPRAAK Vermeldt de toelaatbaarheid, zo niet wordt het geacht toelaatbaar te zijn.
AFDELING 4. DE GEVOLGEN VAN HET HOGER BEROEP §1. SCHORSENDE WERKING Het instellen van het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van de uitspraak, tenzij de wet dit anders bepaald.
§2. (GEWONE) DEVOLUTIEVE WERKING De rechter in eerste aanleg heeft alle geschilpunten behandeld, waardoor de rechter in hoger beroep van het volledige geschil kennis kan nemen. Het beroep kan wel beperkt worden tot een aantal punten.
§3. VERRUIMDE DEVOLUTIEVE WERKING Vonnissen alvorens recht te doen en eindvonnissen op tussengeschil Verruimde devolutieve werking : het volledige geschil wordt aanhangig gemaakt bij de rechter in hoger beroep, inclusief de delen die niet door de rechter in eerste aanleg behandeld werden. Uitzonderingen o Het bevestigen van de onderzoeksmaatregelen o Artikel 1070 Ger. W.
HOOFDSTUK 4. VOORZIENING IN CASSATIE AFDELING 1. BEGRIP Voorziening in cassatie is een buitengewoon rechtsmiddel dat door partijen in laatste aanleg kan ingesteld worden teneinde de regelmatigheid te laten toetsen. Het is geen derde aanleg aangezien het hof niet in de beoordeling van de feiten treedt. Het schorst de tenuitvoerlegging niet.
AFDELING 2. TEGEN WELKE BESLISSINGEN KAN CASSATIE WORDEN AANGETEKEND? Vonnissen in laatste aanleg die -
De wet overtreden hebben; Substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten niet nageleefd hebben.
Eindbeslissingen en beslissingen alvorens recht te doen: -
Eindbeslissingen altijd; Beslissingen alvorens recht te doen enkel wanneer in een eindvonnis.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Niet : -
Maatregelen van inwendige aard; Wanneer door dezelfde partij na een eerste maal cassatie in hetzelfde geding.
AFDELING 3. W ELKE PARTIJEN KUNNEN CASSATIE AANTEKENEN? Partijen die eiser of verweerder waren in een laatste aanleg. Aangezien er geen incidentele voorziening in cassatie mogelijk is kan men zowel eiser als verweerder in cassatie zijn. Partijen mogen nog niet overleden zijn. Partijen moeten beschikken over belang en bekwaamheid en bepaalde machtigingen omwille van het feit dat het gaat om een nieuw geding. Onsplitsbaar geschil moet tegen alle partijen van het geding worden ingesteld. Procureur-generaal van het hof van beroep -
Wanneer de openbare orde het vergt; Tegen beslissingen van de rechtbank van eerste aanleg ex artikel 88, §2 Ger. W.; Tegen beslissingen van de arrondissementsrechtbank.
Procureur-generaal bij het hof van cassatie : -
Tuchtprocedure van leden van het openbaar ministerie, de rechters en de tuchtoverheden; Wanneer partijen geen mogelijkheid meer hebben om voorziening in cassatie in te stellen maar wanneer er nog steeds twijfel bestaat over de interpretatie.
AFDELING 4. TERMIJN Voorziening in cassatie moet ingesteld worden binnen 3 maanden na de betekening van de uitspraak. Opgelet : ook -
Kennisgeving doet vervaltermijn lopen; Valstrik van artikel 57 Ger. W.
Loopt enkel t.a.v. diegene waartegen de betekening loopt, niet tegen degene die betekend heeft (i.t.t. hoger beroep).
AFDELING 5. PROCEDURE §1. INLEIDING
Verzoekschrift op tegenspraak voorziening in cassatie, moet ondertekend zijn door advocaten bij het hof van cassatie. De voorziening moet betekend worden. Tussen de betekening en het indienen op de griffie moet er minimum 15 dagen zitten.
§2. BEHANDELING Schriftelijke rechtspleging. Mondeling is mogelijk maar enkel m.b.t. de rechtsvragen of de middelen van niet-ontvankelijkheid. De eiser kan, samen met zijn verzoekschrift een memorie van toelichting overleggen.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
De verweerder heeft een termijn van drie maanden om hier een memorie van antwoord op te geven. Indien hij een middel van niet-ontvankelijkheid opwerpt kan de eiser hierop nog een memorie van wederantwoord dienen. Wanneer de eerste voorzitter het dossier ontvangt van de griffier, stelt hij een in de zaak zittend magistraat aan als verslaggever. Deze legt, na zijn onderzoek, het dossier neer ter griffie. De griffier zendt het dossier aan de procureur-generaal, die zich met de zaak belast of te dien einde een van de advocaten-generaal aanwijst. De eerste voorzitter bepaalt in overleg met het o.m. op welke dag de zaak ter zitting zal worden opgeroepen.
§3. UITSPRAAK -
Niet bij verstek Intrekking cassatiearrest kan Wanneer vordering verworpen blijft het aangevochten vonnis bestaan Bij gegrondverklaring o Begroot de kosten o Verwijst naar een rechtscollege van dezelfde rang als datgene dat de vernietigde beslissing heeft gewezen.
AFDELING 6. GEVOLGEN VAN DE VERWIJZING -
Ten uitvoerlegging Rechtscollege waarnaar het arrest verwezen is, is er niet door gebonden o Kan zelfde beslissing nemen o Kan andere beslissing nemen tweede maal cassatie is mogelijk!
HOOFDSTUK 5 : DERDENVERZET AFDELING 1. BEGRIP Een buitengewoon rechtsmiddel waarbij partijen die niet betrokken waren bij een geding de mogelijkheid hebben om de vernietiging van een vonnis, waardoor zij nadeel lijden, te bekomen. Is niet verplicht en brengt geen verlies mee van de rechten.
AFDELING 2. VOORWAARDEN 1. Je mag geen partij zijn. Wanneer je partij bent kan je de gewone rechtsmiddelen gebruiken. Echter het onderscheid tussen partij en derde is niet steeds even gemakkelijk te maken. 2. Je moet nadeel lijden = het belang. Kan voor zowel burgerlijke rechtbanken als strafrechtbanken (wanneer burgerlijk geschil). Kan niet voor Hof van Cassatie
AFDELING 3. TERMIJN Wanneer niet betekend stelt een visie dat het 30 jaar duurt. Visie Taelman : verjaart op hetzelfde moment als de actio judicatie, nl. 10 jaar. Wanneer wel betekend : 1 maand
AFDELING 4. PROCEDURE -
Hoofdvordering : ingeleid via gerechtsdeurwaarderexploot Incidentele vordering o Betrokken in een geding waarbij je geen partij was
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
o
Alle partijen van het vorige geding moeten aanwezig zijn.
AFDELING 5. GEVOLGEN -
Geen schorsende werking, tenzij de wet dit bepaalt. Uitspraak wordt enkel t.a.v. de derde vernietigt. Rechtsmiddelen : alle gewone, tenzij derdenverzet reeds in hoger beroep werd ingesteld.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL VI : KORT GEDING – EENZIJDIG VERZOEKSCHRIFT HOOFDSTUK 1 : HET KORT GEDING AFDELING 1. VOORWAARDEN Artikel 584 Ger. W. : 1. Spoed 2. Voorziening bij voorraad 3. Niet onttrokken aan de rechterlijke macht
AFDELING 2. SPOEDVEREISTE -
-
-
-
-
Voorkomen van schade en ernstige ongemakken; o Heeft niks te maken met de belangenafweging (die overigens pas plaatsvindt nadat de rechter besloten heeft dat de vordering wel degelijk urgent is); o Een vordering is pas urgent wanneer de gevraagde voorlopige maatregelen dan pas efficiënt en adequaat zijn wanneer ze in kort geding bevolen worden; o Het gedrag van de eiser bepaalt de “gradatie” van de spoed : een afwachtende houding zal meestal leiden tot het ongegrond verklaren van de vordering wegens gebrek aan urgentie. Maar dit is niet altijd zo, bv. wanneer de eiser eerst een minnelijke schikking probeerde tot stand te brengen of wanneer de spoed pas ontstond na het wijzigen van bepaalde feitelijke omstandigheden o Het feit dat men eerst een beroep deed op de bodemrechter doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om een beroep te doen op de kortgedingrechter. Objectieve onpartijdigheid in vraag o Enkel wanneer de kortgedingrechter zich steunt op de (ogenschijnlijke) rechten van de partijen om voorlopige maatregelen te bevelen en wanneer hij naderhand een uitspraak ten gronde moet doen. “Zoals in kort geding” o Volgens de pleegvormen van het kort geding; o Maar een uitspraak over de grond van de zaak (i.t.t. kort geding).µ Impact gerechtelijke achterstand arrest Hof van Cassatie : rechter beslist vrij over het urgentievereiste : o Hof van Cassatie heeft omwille van het feit dat het nu een feitenkwestie is, geen beoordelingsmogelijkheid meer; o Criterium is niet adequaat. Beoordelingsmoment : van inleiding tot aan de uitspraak Raakt de materiële bevoegdheid. Wanneer geen urgentie ongegrond Artikel 19, lid 2 Ger. W. : kan ook in kort geding
AFDELING 3. VOORZIENING BIJ VOORRAAD -
De bodemrechter is niet gebonden door de uitspraak van de kortgedingrechter; De kortgedingrechter mag enkel voorlopige maatregelen treffen, hij mag de rechtspositie niet definitief en onherroepelijk wijzigen; De feitelijke toestand zal weliswaar veranderen; De rechter mag zich steunen op de (ogenschijnlijke) rechten van de partijen, maar enkel wanneer deze de vordering kunnen schragen;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
-
-
De rechter mag niet weigeren om rechtsnormen in zijn beoordeling te betrekken (Cass toezicht); Wanneer de maatregelen het voorlopig karakter overstijgen kan de kortgedingrechter o De vordering als ongegrond bepalen; o Het voorwerp aanpassen aan het voorlopige karakter; Wijzigende omstandigheden o De rechter mag de maatregelen intrekken of wijzigen Soort maatregelen o Bewarend, bv. publicatieverbod o Constitutief of condemnatoir, bv. voorzetting contract Strafrechtelijke aangelegenheden o De kortgedingrechter mag kijken of de handelingen van de overheid niet onrechtmatig zijn.
AFDELING 4. NIET ONTTROKKEN AAN DE RECHTERLIJKE MACHT Artikel 17, §1 en artikel 18 R.v.St.-wet doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de kortgedingrechter om inzake bestuursgeschillen voorlopige maatregelen te bevelen. Een vereiste is wel dat het gaat om subjectieve rechten. Wanneer het gaat om het objectieve recht, dan is enkel de Raad van State bevoegd.
HOOFDSTUK 2. EENZIJDIG VERZOEKSCHRIFT AFDELING 1. AFBAKENING In het Gerechtelijk Wetboek staan er verschillende soorten rechtsplegingen op verzoekschrift: -
Verzoekschrift op tegenspraak; Eenzijdig verzoekschrift.
We kunnen enkel spreken van een verzoekschrift op tegenspraak wanneer er een tegenpartij gedagvaard wordt. Wanneer het daarenboven gaat om het inleiden van een hoofdvordering, dan zijn de artikelen 1034bis-1034sexies Ger. W. van toepassing (bv. niet in het geval van artikel 1057 Ger. W.). Het kenmerk van een eenzijdige rechtspleging is net dat er geen tegenpartij is.
AFDELING 2. BEGRIP = de rechtspleging waarbij 1 of meerdere eisers een verzoek aanhangig maken bij de rechter en waarbij in het verloop van het geding geen tegenpartij in het geding betrokken wordt..
AFDELING 3. INLEIDING VAN DE VORDERING Artikel 1027 Ger. W. : het verzoekschrift wordt in tweevoud gezonden aan de rechter die op de vordering uitspraak moet doen. Het wordt neergelegd ter griffie, op zijn datum voor gezien getekend door de griffier, ingeschreven in het register der verzoekschriften en bij het dossier van de rechtspleging gevoegd. Onderaan op het verzoekschrift staat de inventaris van de genummerde en gebundelde stukken die hij erbij voegt. Het verzoekschrift vermeldt op straffe van nietigheid de zaken in artikel 1026 Ger. W. -
Hoogdringendheid : voorzitter rechtbank van eerste aanleg, rechtbank van koophandel of arbeidsrechtbank zijn bevoegd;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Wet : de in het Ger. W. bepaalde bevoegde rechter;
AFDELING 4. BEHANDELING VAN HET VERZOEKSCHRIFT Artikelen 1028-1030 Ger. W.
AFDELING 5. RECHTSMIDDELEN §1. VORDERING TOT INTREKKING OF WIJZIGING Bij veranderde omstandigheden. Voor de rechter die de beschikking heeft gewezen.
§2. HOGER BEROEP -
Hof van beroep of Arbeidshof; Door verzoeker in eerste aanleg of tussenkomende partij; Wordt ingesteld max 1 maand na de betekening van de beschikking; Procedure blijft eenzijdig tenzij er tussenkomst is.
§3. VOORZIENING IN CASSATIE -
Controle urgentie; Eenzijdig karakter blijft.
§4. VERZET -
Sui generis; In te stellen 1 maand na de betekening van de beschikking; Leidt een tegensprekelijke procedure in; Door diegene die niet in dezelfde hoedanigheid in de zaak is tussengekomen.
AFDELING 6. EENZIJDIGE RECHTSPLEGING IN GEVAL VAN VOLSTREKTE NOODZAKELIJKHEID Te onderscheiden van kort geding (gerechtsdeurwaarderexploot – tegensprekelijk), wanneer kort geding doeltreffend is kan je geen eenzijdige rechtspleging inleiden. e
Voorzitter van de rechtbank van 1 aanleg/koophandel/arbeidsrechtbank. 1. Gevallen van uitzonderlijke urgentie a. Wanneer het niet mogelijk is om de tegenpartij te bereiken. Hier wordt niet gemakkelijk aan voldaan omwille van de moderne communicatiemiddelen. b. Wanneer het uitnodigen van de tegenpartij de doeltreffendheid van de maatregelen in het gedrang zou brengen, dit omwille van de aard ervan. 2. Wanneer de tegenpartij niet gekend is. Belangrijk : enkel in de door de wet voorgeschreven gevallen.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL VII : RECHTSHULP HOOFDSTUK 1 : RECHTSHULP Onderscheid tussen : 1. Rechtsbijstand : pecuniaire bijstand; 2. Rechtshulp : juridische bijstand.
HOOFDSTUK 2 : RECHTSBIJSTAND AFDELING 1. OMSCHRIJVING EN SITUERING Rechtsbijstand bestaat erin -
-
degenen die niet over de nodige inkomsten beschikken om de kosten van rechtspleging, zelfs van een buitengerechtelijke rechtspleging, te bestrijden, geheel of ten dele te ontslaan van de betaling van de [diverse rechten], registratie-, griffie-, uitgifterechten en van de andere kosten welke deze rechtspleging medebrengt; kosteloze tussenkomst van openbare en ministeriële ambtenaren; mogelijkheid om kosteloos bijstand te genieten van een technisch adviseur bij gerechtelijk deskundigenonderzoek.
≠ kosteloosheid van de procedure want vrijstelling om de gerechtskosten voor te schieten is niet definitief + in bepaalde gevallen kan de staat de terugbetaling vorderen. Kadert in de volgende artikelen : -
artikel 10, lid 2 G.W. : gelijkheid voor de wet; artikel 23 G.W. : aspect van het recht een menswaardig leven te leiden; artikel 6 E.V.R.M. : aspect van het beginsel van behoorlijke procesvoering “de toegang tot de rechter”.
Voor welke handelingen : 1. 2. 3. 4.
Rechterlijke orde, Administratieve rechtbank; Scheidsgerechten; Alle bij de wet of door de rechter opgelegde buitengerechtelijke procedures.
Strekt zich uit tot : -
Noodzakelijke uitgaven en kosten; Incidenten; Kosten van tenuitvoerlegging; Voor 1 aanleg.
AFDELING 2. TOEKENNINGSVOORWAARDEN 1. Aanspraak lijkt rechtmatig Schijn van gegrondheid van de aanspraak van de verzoekende partij je moet beschikken over het belang en de hoedanigheid ex artikelen 17 – 18 Ger. W. marginale toetsing bureau voor rechtsbijstand. Wanneer rechtsbijstand voor kort geding gevraagd wordt MOET er urgentie aanwezig zijn.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
2. Aantonen dat de inkomsten ontoereikend zijn a. Van zodra men juridische tweedelijnsbijstand heeft = bewijs ontoereikende inkomsten; b. Geen juridische bijstand = bureau onderzoekt de netto-inkomsten wordt bepaald a.d.h.v. K.B. tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kostenloosheid van juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand duidelijke financiële criteria. c. Bewijsstukken i. Mits juridische bijstand : beslissing bureau voor juridische bijstand = bewijs ontoereikende inkomsten ii. Geen juridische bijstand : bureau voor rechtsbijstand, en in het vredegerecht en de politierechtbank de rechter, oordeelt er soeverein over. Consignatie van een voorschot : de verzoeker moet in functie van zijn inkomen een vastgesteld bedrag storten in handen van de ontvanger der registratie. Blijft hier bij afloop van het geding nog een deel over, dan wordt dit teruggegeven aan hem die bijstand heeft genoten.
AFDELING 3. AANSPRAAKGERECHTIGDEN -
Belgen; Vreemdelingen overeenkomstig de internationale verdragen; Onderdanen van een Lid-Staat van de Raad van Europa; Enig ander vreemdeling die op regelmatige wijze in België zijn gewone verblijfplaats heeft [of die op regelmatige wijze verblijft in 1 van de lidstaten van de EU]; Alle vreemdelingen in de procedures waarin is voorzien bij de wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Ook in strafzaken : artikel 672 Ger. W. j° artikel 674bis Ger. W.
AFDELING 4. BEVOEGDHEID §1. ALGEMEEN Materieel : -
Wordt toegekend door bij een rechterlijke beslissing; Bureau voor rechtsbijstand bij rechtbank van eerste aanleg, rechtbank van koophandel, arbeidsrechtbank, hof van beroep, arbeidshof en hof van cassatie; Vredegerecht en politierechtbank geen bureau voor rechtsbijstand dus de rechter oordeelt daar zelf. Het verzoek wordt aanhangig gemaakt voor het bureau van de rechtbank waarvoor het geschil aanhangig moet worden gemaakt, m.u.v. vredegerecht en politierechtbank waarbij het dus aan de rechter zelf moet gevraagd worden.
Territoriaal : -
De instantie waarvoor het bodemgeschil aanhangig moet worden gemaakt; De instantie van de plaats waar de handeling moet worden verricht.
§2. RECHTSBIJSTAND IN DRINGENDE ZAKEN -
Voorzitter van de rechtbank of van het hof; Op een zelfs mondeling gedaan verzoek; Spoed : bekijken zoals bij kort geding.
§3. GEMEENSCHAPPELIJKE KENMERKEN -
Geldt maar voor 1 aanleg : bij hoger beroep of voorziening in cassatie opnieuw aanvragen;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
De regeling van de bevoegdheidsincidenten vindt hier geen toepassing. Verwijzing naar de arrondissementsrechtbank is uitgesloten.
AFDELING 5. PROCESVERLOOP 1. Schriftelijk of mondeling verzoek (artikel 675 Ger. W.) a. Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken is van toepassing (artikel 691 Ger. W.); b. Schriftelijk i. In tweevoud neergelegd en ondertekend door verzoeker/advocaat ii. Geen andere formaliteiten c. Mondeling i. Verzoek uiteenzetten t.a.v. de griffier ii. Griffier neemt hier akte van d. Beide gevallen : bijvoegen stukken in artikel 676/677 Ger. W. e. Vrederechter – eenvoudig schriftelijk of mondeling verzoek met stukken (artikel 675, lid 2 Ger. W. 2. Behandeling a. Eenzijdige procedure (artikel 678 Ger. W.); b. Bureau doet uitspraak op basis van de stukken (artikel 678, laatste lid Ger. W.); c. Het verzoek wordt onderzocht en het bureau kan de verzoeker bij gerechtsbrief in raadkamer oproepen; d. Het bureau doet uitspraak binnen acht dagen na de indienen van het verzoek; e. Binnen drie dagen na de uitspraak griffier geeft bij gerechtsbrief kennis van de beschikking. 3. Eventuele tussenkomst van het O.M. a. Bureau kan zich tot het O.M. wenden met een verzoek om verslag; b. Vorderingen zijn niet meer verplicht mededeelbaar aan het O.M.. 4. Beslissing inzake rechtsbijstand a. Gemotiveerd; b. Uitvoerbaar van rechtswege; c. Kosteloze uitgifte voor verzoeker is mogelijk (artikel 683 Ger. W.); d. De beslissing wijst de openbare of ministeriële ambtenaren aan die hun dienst moeten verlenen (artikel 685 Ger. W.); e. Beslecht niets omtrent de toelaatbaarheid en gegrondheid van het bodemgeschil!
AFDELING 6. RECHTSMIDDELEN Hoger beroep (artikel 688 Ger. W.) -
Moet, op straffe van verval, binnen een maand na de kennisgeving van de uitspraak; Schriftelijk verzoek met enkel de vermelding van redenen (artikel 689 Ger; W.); Rechtspleging volgens de regelen van artikel 678 Ger; W.; Berekening termijn van een maand na kennisgeving : artikel 53bis, 1° Ger. W.
Voorziening in cassatie -
Enkel door de procureur-generaal bij het hof van beroep wegens overtreding van de wet (artikel 688, lid 2 Ger. W.); Rechtspleging : artikel 690 Ger. W.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 7. TERUGVORDERING VAN DE GEDANE VOORSCHOTTEN EN BETALING VAN DE IN DEBET GEHEVEN RECHTEN -
Rechtsbijstand impliceert niet kosteloos procederen : Staat behoudt het recht op terugbetaling (artikel 693 Ger. W.); Verhaal op de begunstigde : wanneer er in zijn vermogen, inkomsten of lasten een wijziging heeft voorgedaan waardoor hij in staat is te betalen; Bewijslast ligt bij de administratie; Winnen of verliezen is hier irrelevant.
Verhaal op de tegenpartij -
Wanneer die in de kosten werd veroordeeld; Het voordeel van de rechtsbijstand strekt zich niet uit tot de tegenpartij; Griffier doet binnen een maand aan de ontvanger der registratie een uittreksel uit het vonnis toekomen (artikel 694, lid 1 Ger. W.); Administratie kan vrij kiezen wie ze zal aanspraken.
Hoofdelijk verhaal op begunstigde en tegenpartij -
Wanneer in de loop van het geding een dading is aangegaan (artikel 693, lid 2 Ger. W.); Partijen zijn ertoe gehouden, op straffe van een administratieve geldboete, dit mee te delen (artikel 694, lid 2 Ger. W.).
Gerechtskosten -
Niet belet dat de begunstigde veroordeeld wordt tot betaling van de gerechtskosten van de wederpartij; Staat neemt de betaling hiervan niet ten late; De partij die wint en rechtsbijstand geniet heeft recht op een rechtsplegingsvergoeding.
AFDELING 8. INTREKKING VAN DE RECHTSBIJSTAND – STRAFSANCTIE Intrekking -
-
In twee limitatief in de door de wet opgesomde gevallen (artikel 698 Ger. W.) o Indien rechtsbijstand is verkregen op grond van onjuiste verklaringen; o Indien het gevorderde bij de akte van rechtsingang verschilt van wat in het verzoekschrift om rechtsbijstand is gevraagd. Vordering kan uitgaan van elke partij in het geding en van het O.M.; Gemotiveerd verzoekschrift; Dagvaarden begunstigde om te verschijnen voor de rechtbank van het geschil; Beslissing in laatste aanleg; Ingewilligd alle kosten kunnen onmiddellijk worden opgeëist; Geen invloed op de rechtsgeldigheid van de handelingen die met de onterecht verkregen rechtsbijstand werd gesteld.
Strafvervolging -
Wanneer de verzoeker wist dat de opgave van zijn inkomsten onjuist was; Artikel 699 Ger. W.; Volledig onafhankelijk van de vordering tot intrekking; Poging wordt op dezelfde wijze gestraft als het voltooide misdrijf.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Na afloop van het geding -
De vordering tot intrekking kan niet meer worden ingesteld; Er resten verhaalsmogelijkheden en in geval van frauduleuze verklaring ook de strafvervolging.
HOOFDSTUK 3 : JURIDISCHE BIJSTAND AFDELING 1. SITUERING = het recht van de rechtzoekende om zich te laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze artikel 23 G.W. : aspect van een menswaardig leven. Krachtlijnen nieuwe regelgeving 1. 2. 3. 4. 5.
Uniformisering voorwaarden voor de toegang; Verruiming van de opdrachten van de bureaus; Vereenvoudigde procedure; Uitwerking van een rechtspleging in beroep; Het optreden van de pro Deo-advocaten niet langer te laten afhangen van deontologie of interne balievoorschriften maar van de wet.
AFDELING 2. COMMISSIE VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 1. 2. 3. 4.
In elk gerechtelijk arrondissement; Rechtspersoonlijkheid en huishoudelijk reglement; Paritair samengesteld; Opdracht : artikel 508/3 Ger. W.
AFDELING 3. JURIDISCHE EERSTELIJNSBIJSTAND = de juridische bijstand die verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een gespecialiseerde instantie of organisatie. 1. Wie a. Gespecialiseerde organisaties; b. Advocatuur : iedere Orde van Advocaten stelt een lijst op met advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand. De Orde staat in voor de kwaliteitsbewaking van de prestaties (artikel 508/5, §§ 1 en 4 Ger. W.) jaarverslag (artikel 508/6 Ger. W.) (zie ook artikel 446bis Ger. W.) 2. Doorverwijzing : artikel 508/5, §3 Ger. W. naar een organisatie of naar juridische tweedelijnsbijstand wordt onmiddellijk meegedeeld. 3. Vergoeding geen kosten of ereloon voor de advocaten, voor andere verstrekkers desgevallend wel een vergoeding. Er is geen tussenkomst van overheidswege voorzien.
AFDELING 4. JURIDISCHE TWEEDELIJNSBIJSTAND = de juridische bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in de zin van artikel 728 Ger. W. Bureau voor juridische bijstand -
Bij elke balie stelt de Raad van de Orde van advocaten een bureau voor juridische bijstand in; Wachtdiensten worden georganiseerd;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Er wordt jaarlijks een lijst opgesteld met advocaten die prestaties willen verrichten inzake de juridische tweedelijnsbijstand; De Orde van de Advocaten controleert de kwaliteit van de prestaties bij tekortkoming kan men een advocaat van de lijst schrappen.
Verkrijging van rechtsbijstand -
Doorverwezen door personen die juridische eerstelijnsbijstand verlenen (artikel 508/9, §1 Ger. W.); Rechtstreeks wenden tot een advocaat (artikel 508/9, §1, lid 3 Ger. W.) de advocaat moet aan het bureau toestemming vragen; In spoedeisende gevallen : rechtstreeks wenden tot de advocaat van de wachtdienst (artikel 508/9, §1, lid 4 Ger. W.)
Cumulverbod -
Artikel 508/12 Ger. W. : advocaten mogen geen juridische tweedelijnsbijstand verlenen voor zaken waarin ze zijn opgetreden in het raam van de in artikel 508/4 bedoelde juridische eerstelijnsbijstand.
Toekenningsvoorwaarden -
Geheel of volledig kosteloos voor wie onvoldoende inkomsten heeft en voor de met hen gelijkgestelde personen; De aanvraag wordt mondeling of schriftelijk gedaan; Aanvraag mag ingediend worden via de bevoegde autoriteiten; Alle in artikel 508/13 Ger. W. bedoelde stukken worden bij de aanvraag gevoegd, m.u.v. spoedeisende gevallen; Het bureau oordeelt op de stukken; De aanvrager wordt kennis gegeven van de beslissing binnen 15 dagen na de aanvraag (artikel 508/15 Ger. W.); Beslissing tot weigering is met redenen omkleed; De aanvrager kan beroep instellen bij de arbeidsrechtbank.
Beëindiging tweedelijnsbijstand (artikel 508/18 Ger. W.) -
Bureau : wanneer de aanvrager niet langer voldoet aan de voorwaarden in artikel 508/13 OF wanneer hij kennelijk geen medewerking verleent; Aanvrager kan opmerkingen mededelen; Aanvrager kan beroep instellen bij de arbeidsrechtbank.
Vergoeding advocaten : -
-
De advocaat int de rechtsplegingsvergoeding; Het bureau kent punten toe voor prestaties, de stafhouder deelt het totaal van de punten van een balie mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden(Orde van Vlaamse Balies / Ordre des barreaux francophones et germanophone- die het totaal van de punten van alle balies aan de minister van justitie meedeelt; Minister kan een controle uitvoeren; Minister gelast de betaling van de vergoeding aan die overheden die via de Ordes voor de verdeling ervan zorgen.
Terugvordering -
Artikel 508/20 Ger. W. : gronden; Bureau bepaalt de staat van kosten en ereloon die de advocaat nog kan vorderen;
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Heeft de begunstigde recht op een tegemoetkoming binnen het raam van een rechtsbijstandsverzekering advocaat moet het bureau in kennis stellen Schatkist treedt in de rechte van de begunstigde.
Ambtshalve toegewezen advocaat -
-
Artikel 580/21 Ger. W. aanwijzing door stafhouder of bureau Inkomen aanvrager > inkomensvoorwaarden stafhouder wijst naar keuze ervan een advocaat aan deze bepaalt zelf zijn honorarium bij nalaten of weigeren te betalen ambtshalve rijksvergoeding wegens de werkzaamheden; Wel voldoen aan inkomensvoorwaarden om gehele of gedeeltelijk kosteloze bijstand bureau wijst een advocaat aan uit de lijst van advocaten die hieraan hun medewerking hebben toegezegd (artikel 508/23 Ger. W.)
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
DEEL VIII : BESLAG- EN EXECUTIERECHT HOOFDSTUK 1 : GESCHILLENBESLECHTING M.B.T. BEWARENDE BESLAGEN, MIDDELEN TOT TENUITVOERLEGGING AFDELING 1. ALGEMEEN De bewarende maatregelen en het executierecht worden gecentraliseerd in hoofde van 1 soort rechter : de beslagrechter. De beslagrechter wordt aangesteld in -
-
De rechtbank van eerste aanleg korpschef draagt kandidaten voor algemene e vergadering doet voordracht Koning wijst aan 1 hernieuwing van 2 jaar erna hernieuwing van 5 jaar. Het hof van beroep een gewone kamer met 1 raadsheer.
AFDELING 2. MATERIËLE BEVOEGDHEID Artikelen 1395-1396 Ger. W. -
-
Geen uitspraak over de grond van de zaak; Geen interpretatie; Geen schorsing, uitzonderingen o Misbruik van beslagrecht; o Titel is niet actueel of doeltreffend; o Derdenverzet; Geen uitstel in de zin van artikel 1244 B.W. uitzondering : wanneer op grond van een akte; Volheid van bevoegdheid wanneer er door geen enkele partij in limine litis een exceptie van onbevoegdheid wordt opgeworpen.
AFDELING 3. TERRITORIALE BEVOEGDHEID Artikel 633 Ger. W.
AFDELING 4. RECHTSPLEGING -
“Zoals in kort geding” : volgens de pleegvormen van het kort geding ingang met gerechtsdeurwaarderexploot, zeer uitzonderlijk met een verzoekschrift op tegenspraak; Uitspraak bij voorraad dit wil zeggen dat er onmiddellijk uitvoerbaarheid is van de uitspraak de rechter kan dit niet wijzigen; Relatieve werking
HOOFDSTUK 2 : HUMANISERING VAN HET BESLAGRECHT AFDELING 1. VOOR BESLAG VATBARE GOEDEREN Het vermogen (= het geheel van goederen en rechten van een rechtssubject) is het onderpand van de schuldenaar (artikelen 7 en 8 Hyp. W.). Er zijn hier echter 3 uitzonderingen op :
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
-
Uit de aard van de goederen; Uit de speciale band met de schuldenaar; Uit de wet.
SPECIALE BAND MET DE SA // als goederen die geen verkoopwaarde hebben. AARD VAN DE GOEDEREN Goederen die nodig zijn voor het levensonderhoud van de schuldenaar. Wanneer deze zich echter niet op de woon- of werkplaats van de SA bevinden, dan kunnen zij wel in beslag genomen worden. Artikel 1408, §3 Ger. W. voorziet in een procedure om tegen het beslag verzet in te stellen : SA deelt ofwel op het moment van het beslag, ofwel 5 dagen na de eerste akte zijn opmerkingen mee aan de gerechtsdeurwaarder komen in het p-v van beslag gaat naar de griffie van de rechtbank van de beslagrechter rechtbank roept partijen + gerechtsdeurwaarder op rechtbank doet uitspraak boven alle zaken hoger beroep of verzet zijn niet mogelijk de maatregel wordt ofwel opgeheven ofwel verdergezet. DE WET -
Loonvorderingen en soortgelijken
= de bedragen uitgekeerd ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, een leerovereenkomst, een statuut, een abonnement, alsmede die welke worden uitgekeerd aan personen die tegen loon onder het gezag van een ander persoon arbeid verrichten buiten een arbeidsovereenkomst. (artikel 1409 Ger. W.) Wordt ieder jaar geïndexeerd a.d.h.v. een K.B. Artikel 1409bis Ger. W. huur en inkomsten uit kapitaal bescherming moet gevraagd worden. -
Kinderbijslag, wezenpensioenen of renten … (artikel 1410, §2 Ger. W)
Zijn nooit vatbaar voor beslag -
Bedragen op een zichtrekening
Coderingsmechanisme alles wat op de creditzijde komt wordt voor 30 dagen beschermd. -
Schuldvorderingen tot alimentatie
‘supervoorrecht’ alimentatieschuldeisers hebben een absolute voorrang : bij samenloop wordt het voor beslag vatbare gedeelte berekend. Dat wat naar de alimentatieSErs gaat wordt er van af getrokken en de rest gaat naar de gewone SErs. Samenloop gewone SErs pondspondsgewijze verdeling. Samenloop Cessie en Loonoverdracht anterioriteitsregel. Samenloop alimentatieschuldvorderingen evenredigheidsregel. -
Goederen van overheden
Artikel 1412bis Ger. W. :
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
1. Lijst met voor beslag vatbare goederen; 2. Geen lijst wat kennelijk nuttig is moet blijven. - Cultuurgoederen Artikel 1412ter Ger. W. de goederen met een historisch, artistiek, cultureel, wetenschappelijk belang. (niet m.b.t. economisch of commerciële privaatrechtelijke activiteit).
HOOFDSTUK 3 : DE PUBLICITEITSREGELING AFDELING 1. ALGEMEEN Wanneer men beslag legt op een goed, dan is dit niet enkel voor de waarde van de schuldvordering, maar voor de waarde van het goed zelf. Dit omdat er nog andere schuldeisers kunnen zijn. Het principe ‘saisie sur saisie ne vaut’ geldt enkel bij onroerend uitvoerend beslag.
AFDELING 2. HUIDIGE WETGEVING Bij beslag op roerende of onroerende goederen, zendt de gerechtsdeurwaarder die het heeft gelegd binnen vierentwintig uur na de akte, onder zijn handtekening, aan de griffier van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats van het beslag, en in voorkomend geval, van de woonplaats van de beslagene, een bericht van beslag. Wanneer ten laste van vennootschappen of personen ingeschreven in het handelsregister van een arrondissement binnen 24u een afschrift van beslag naar de griffier van de rechtbank van koophandel van dat arrondissement. Het bericht wordt gedurende drie jaren op de griffie bewaard. Het is van rechtswege vervallen bij het verstrijken van die termijn, indien het niet tevoren is vernieuwd.
AFDELING 3. KOMEND RECHT Centraal bestand : de geïnformatiseerde gegevensbank waar de berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling worden gecentraliseerd. Bericht van verzet : wanneer een bevel voorafgaand aan uitvoerend beslag op ORG wordt overgeschreven of wanneer een bevel voorafgaand aan het uitvoerend beslag op RG wordt betekend, of wanneer beslag op RG of ORG wordt gelegd, of wanneer vaststelling van niet-bevinding werd gedaan, zendt de instrumenterende gerechtsdeurwaarder op eigen verantwoordelijkheid aan het bestand van berichten ten laatste drie werkdagen volgend op de handeling een bericht met de vermeldingen in artikel 1390, §1, lid 2 Ger. W. Het geldt niet op zeeschepen en binnenschepen. Wanneer reeds gelegd bericht van verzet is mogelijk. Bericht van delegatie : artikel 1390bis Ger. W. Overdracht van loon: artikel 1390ter Ger. W. Bericht van collectieve schuldenregeling: artikel 1390quater Ger. W. men moet de evolutie aantonen. Artikel 1391 Ger. W. de personen die kennis mogen nemen van de voorgaande berichten.
HOOFDSTUK 4 : BEWARENDE MAATREGELEN
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 1. AARD VAN DE BEWARENDE MAATREGELEN Probleem : de schuldenaar kan zich frauduleus onvermogend maken waardoor de latere uitwinning van de schuldeiser in de problemen geraakt. Oplossing -
Verzegeling en ontzegeling; Boedelbeschrijving; Bewarend beslag.
AFDELING 2. BEWAREND BESLAG §1. BEGRIP De schuldeiser gaat de goederen van zijn vermeende schuldenaar onder de hand van het gerecht plaatsen opdat deze nog terug gevonden kunnen worden op het moment van de uitvoering van de schuld.
§2. GEVOLGEN EN GELDIGHEIDSDUUR Gevolgen -
Beschikkingsonbevoegdheid; Eigendomsrecht en bezits- en genotsrechten blijven.
Geldigheidsduur : 3 jaar vanaf dagtekening beschikking/overschrijving. Bodemgeschil schorst de geldigheidsduur.
§3. VOORWAARDEN A U RGENTIE -
De financiële situatie van de schuldenaar komt in het gedrang latere uitwinning komt in het gedrang; Bewijslast ligt bij de beslaglegger, maar bij bericht van verzet moeten beide partijen meewerken aan de bewijsvoering; Algemene strekking; Casuïstiek.
B S CHULDVORDERING -
-
M.u.v. bewarend beslag inzake namaak of beslag tot terugvordering Aard goederen is niet van belang Zeker o De beslagrechter kijkt of aan de voorwaarden voldaan is, en dit binnen de grenzen van zijn bevoegdheid marginaal toetsingsrecht; o Beslagrechter mag niet kijken maar de materieelrechtelijke verhouding tussen de partijen; o Het feit dat er betwisting is omtrent een schuldvordering houdt niet in dat zij niet zeker is. Eisbaar : de SE moet gerechtigd zijn om de uitvoering van de schuldvordering te vragen Vaststaan : bepaald of vatbaar voor raming.
C B EKWAAMHEID Beheersdaad : onbekwaamheid van de beslagene staat beslag niet in de weg
D T IJDSTIP BEOORDELING
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
OFWEL het overhandigen van het verzoekschrift, OFWEL de datum van beslag zelf.
E R ECHTERLIJKE MACHTIGING -
-
Vonnis = machtiging voor bewarend beslag. Urgentie moet nog aangetoond worden. Uitzonderingen : o Termijnen van respijt; o Geen schuldvordering; o Geen bedrag bepaald; o Rechter zegt dat het niet kan; o Geen actuele of doeltreffende vordering. Notariële akte is ook een basis voor bewarend beslag; Bij beslag onder derden zijn authentieke en onderhandse akten een basis voor bewarend beslag.
§4. PROCEDURE A T OESTEMMING BESLAGRECHTER -
Eenzijdig verzoekschrift; Conclusie; Beschikking binnen de acht dagen.
B R ECHTSMIDDELEN 1. Tegen de beschikking die de machtiging weigert : hoger beroep; 2. Tegen de beschikking die de machtiging toestaat met machtiging rechter : derdenverzet artikel 1125 j° art. 1034 en 1419 Ger. W.; 3. Veranderde omstandigheden : dagvaarding voor de beslagrechter opnieuw een verzoekschrift aanbieden; 4. Zonder voorafgaande machtiging rechter : dagvaarden om de opheffing te doen gelasten.
C W IJZIGING OF INTREKKING WEGENS VERANDERDE OMSTANDIGHEDEN Door de beslagene en beslaglegger dagvaarding van alle betrokken partijen voor de beslagrechter. Wijzigingen moeten zich voorgedaan hebben NA de beschikking.
D D AGVAARDINGSTERMIJN Twee dagen en in uitzonderlijke gevallen kan een kortere termijn.
E O PHEFFING WEGENS AFWIJZING VAN DE EIS TEN GRONDE -
Moet gevraagd worden; Wanneer niet gevraagd en rechter spreekt uit : oordeel extra petita, schendt het beschikkingsbeginsel.
§5. VOOR BESLAG VATBARE GOEDEREN Zie infra
§6. UITVOERING EN PUBLICITEIT Zie infra
§7. SOORTEN A A LGEMEEN 1. Bewarend beslag op roerende goederen 2. Bewarend beslag op onroerende goederen
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
3. 4. 5. 6. 7.
Bewarend beslag onder derden Beslag op zeeschepen en binnenschepen Beslag inzake namaak Beslag op wortel- en takvaste vruchten …
B B EWAREND BESLAG OP ROEREND GOED 1. Basis : toestemming beslagrechter of vonnis rechter. 2. Het verzoekschrift om bewarend beslag bevat de vermeldingen in artikel 1422 Ger. W. 3. De beschikking bevat op straffe nietigheid het bedrag in hoofdsom, interest en kosten, waarvoor het beslag is toegestaan. 4. Aan het bewarend beslag op RG gaat geen bevel tot betalen vooraf, het beslagexploot bevat op straffe van nietigheid betekening van het verzoekschrift en van de beschikking. 5. Geldt gedurende drie jaar vanaf de dagtekening van de beschikking, behoudens verlenging omwille van gegronde redenen. 6. Wordt geregeld volgens de regelen van het uitvoerend beslag (artikel 1501 ev. Ger. W.). (staat allemaal letterlijk in de wet)
C B EWAREND BESLAG OP ONROEREND GOED 1. Basis : toestemming beslagrechter of vonnis rechter. 2. Bevat de vermeldingen in artikel 1430 Ger. W. 3. De beschikking vermeldt een aantal zaken in artikel 1431 Ger. W., een en ander op straffe van nietigheid. 4. Er gaat geen bevel tot betaling aan vooraf. 5. Overschrijving op het hypotheekkantoor. 6. Artikel 1444 Ger. W.! 7. Tweede beslag is mogelijk, saisie sur saisie ne vaut geldt enkel bij OR uitvoerend beslag.
D B EWAREND BESLAG ONDER DERDEN 1. Kan op grond van authentieke of onderhandse stukken gerechtsdeurwaarderexploot 2. Zelfs wanneer er geen titel is kan de rechter op verzoekschrift derdenbeslag toelaten gerechtsdeurwaarderexploot is niet noodzakelijk. 3. Wanneer de goederen bij een derde liggen 4. Goed onderscheiden van beslag bij een derde (bv. loon van de baas gaat direct naar de SE). 5. Afgifteverbod (artikel 1451 Ger. W.) 6. Verklaring van derde-beslagene (artikel 1452 Ger. W.) sanctie : artikel 1456 Ger. W.
§8. KANTONNEMENT A V AN DE OORZAAK VAN HET BESLAG Het beslagene bevrijden of het beslag verhinderen door een bedrag in bewaring te geven, toereikend om tot waarborg te strekken voor de schuld in hoofdsom, interest en kosten. De schuldenaar wendt zich vooraf tot de beslagrechter. (artikel 1403 Ger. W.) De schuldenaar kan in handen van de optredende gerechtsdeurwaarder een toereikend bedrag in consignatie geven om tot waarborg te strekken voor de oorzaken van het beslag in hoofdsom, interesten en kosten. (artikel 1405 Ger. W.) De gekantonneerde bedragen worden in de plaats gesteld van het in beslag genomen goed.
B V AN HET VOORWERP VAN HET BESLAG
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
In alle gevallen dat bewarend en uitvoerend beslag is gedaan op gelden of roerende goederen die in handen van een andere persoon dan de schuldenaar zijn, kunnen deze, de derde die ze onder zich heeft, en de SE die ze in beslag genomen heeft, zich wenden tot de beslagrechter om te doen bevelen dat de gelden of roerende goederen in bewaring zullen worden gegeven aan een erkende of aangestelde sekwester, dan wel, wanneer het vaststaande of te vervallen bedragen betreft, aan de Deposito- en Consignatiekas. (artikel 1407 Ger. W.) Gevolg : verplaatsing van de goederen.
HOOFDSTUK 5 : EXECUTIE AFDELING 1. ALGEMENE BEGRIPPEN §1. BASISPRINCIPE : VERBOD VAN EIGENRICHTING Het verbod van eigenrichting houdt in dat partijen in een geding niet de mogelijkheid hebben om zelf over te gaan tot gedwongen tenuitvoerlegging. Het is de overheid die hen de middelen verschaft dit te doen, bv. de mogelijkheid om een beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder en de gerechtsdeurwaarder kan dan een beroep doen op de politie. Het executierecht voorziet in deze middelen tot tenuitvoerlegging. In het Gerechtelijk Wetboek vinden we enkel het beslagrecht terug, dit is de gedwongen tenuitvoerlegging van verbintenissen tot betaling van een geldsom. Bij de tenuitvoerlegging van andere verbintenissen, nl. deze om te geven, te doen of te laten, moet men een beroep doen op het verbintenissenrecht (artikelen 1143-1144 B.W.) of op indirecte executie (de dwangsom). Vroeger was het principe dat men bij gedwongen tenuitvoerlegging de dwang uitoefende op de persoon, i.p.v. op de goederen van de persoon. Ingevolge artikel 7 Hyp. W. zien we dat dit nu omgedraaid is : het vermogen van een persoon, dit zijn de rechten en goederen die hij bezit, vormen het onderpand voor de schulden van de schuldenaar. Indien hij zijn verbintenissen niet nakomt, wordt er dwang uitgeoefend op deze goederen (door ze bv. openbaar te verkopen teneinde een bepaalde geldsom te voldoen). Er ontstaat geen voorrang door het leggen van beslag, echter wel door hypotheken en voorrechten.
§2. TENUITVOERLEGGING EN UITVOERBAARHEID Tenuitvoerlegging is de handeling waarmee men een rechterlijke uitspraak of een andere akte in werkelijkheid omzet. Uitvoerbaarheid is de hoedanigheid waardoor deze akten ten uitvoer gelegd kunnen worden. Vonnissen en arresten : -
-
-
Inter partes – uitvoerbaar o Vanaf het moment van de uitspraak Uitzondering : geldsomveroordelingen pas wanneer de uitspraak in kracht van gewijsde gaat Uitzondering op de uitzondering : voorlopige tenuitvoerlegging Inter partes – schorsing o Na de aanwending van een rechtsmiddel Uitzondering : voorlopige tenuitvoerlegging T.a.v. derden o In kracht van gewijsde Uitzondering : uitvoerbaar verklaard bij voorraad
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Uitzondering op de uitzondering : bepaalde modaliteiten werden opgelegd;
§3. SOORTEN TENUITVOERLEGGING A V RIJWILLIGE EN GEDWONGEN Vrijwillige tenuitvoerlegging houdt in dat de schuldenaar van een rechterlijke uitspraak spontaan overgaat tot de tenuitvoerlegging ervan. Dit heeft de volgende gevolgen : 1. 2. 3. 4.
De rechterlijke uitspraak wordt definitief; Een arbitrale uitspraak heeft geen exequatur meer nodig; Er is geen bevel tot betalen nodig; Uitvoering tegen derde kan zonder attest van niet-verhaal.
Gedwongen tenuitvoerlegging houdt in dat de schuldenaar niet spontaan overgaat tot de tenuitvoerlegging.
B D EFINITIEVE EN VOORLOPIGE Definitieve tenuitvoerlegging houdt in dat er een definitieve rechtelijke uitspraak is waartegen geen gewone rechtsmiddelen meer ingesteld kunnen worden. -
Uitstel : enkel door de bodemrechter, niet door de beslagrechter, tenzij het gaat om een notariële akte; Schorsing : enkel door de bodemrechter.
Voorlopige tenuitvoerlegging houdt in dat de executie reeds kan plaats vinden, ook al is er nog een mogelijkheid om rechtsmiddelen in te stellen. De voorlopige tenuitvoerlegging geschiedt op risico van diegene die overgaat tot voorlopige tenuitvoerlegging, het gaat om een foutloze risicoaansprakelijkheid. -
Van rechtswege Bij rechterlijke uitspraak wanneer door de partij gevraagd
C R ECHTSTREEKSE EN ONRECHTSTREEKSE Rechtstreeks, bv. uitvoerend beslag Onrechtstreeks, bv. dwangsom
D MET OF ZONDER BORGSTELLING E O P DE GROSSE EN OP DE MINUUT De grosse is het afschrift van de titel voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging. De minuut is het origineel van het vonnis of de notariële akte die op de griffie van de rechtbank, resp. onder de rang van de minuten bij de notaris bewaard wordt.
F U ITVOERING IN NATURA ( REËLE EXECUTIE ) EN BIJ EQUIVALENT Reële executie is de vorm van uitvoering waardoor de SE toch hetzelfde resultaat bereikt, mits verzuim van de SA, als wanneer de SA onmiddellijk tot vrijwillige nakoming was overgegaan. -
Betaling van een geldsom : uitvoerend beslag op de goederen Geven van een soortzaak : artikelen 1134-1144 B.W. Iets laten : artikel 1144 B.W. Iets doen : artikel 1143 B.W.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
AFDELING 2. DWANGMIDDELEN §1. DE DWANGSOM = een bijkomende veroordeling tot betaling van een geldsom, die ertoe strekt de schuldenaar aan te zetten de hoofdveroordeling uit te voeren. Artikel 1385bis e.v. Ger. W. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Indirecte executie; Niet bij geldsomveroordelingen; Niet bij arbeidsovereenkomsten; Niet tegen de menselijke waardigheid; Niet wanneer het geen bevel inhoudt; Kan door iedere rechter worden bevolen, m.u.v. de Raad van State (daarvoor moet je kijken naar de R.v.St.-wet) Kan ten aanzien van iedere veroordeelde partij; Niet ambtshalve : de eisende partij moet dit vragen (onderdeel van het beschikkingsbeginsel); Verjaring : na 6 maand; Modaliteiten : per tijdseenheid of per overtreding of gecumuleerd; Bij overlijden : per tijdseenheid rechter stelt wanneer terug verbeurd kan worden Vanaf de betekening : niet ervoor, maar rechter mag het wel uitstellen; Aanpassing : enkel door de rechter die de dwangsom heeft opgelegd; Restrictieve interpretatie; Executie : wanneer de dwangsom verbeurd is, is voor het invorderen geen nieuwe titel nodig.
AFDELING 3. GEDWONGEN TENUITVOERLEGGING §1. ALGEMEEN Het vermogen van de SA is het onderpand van zijn schulden.
§2. VOORWAARDEN A U ITVOERBARE AKTE 1. Met zekere en vaststaande zaken; 2. Zekere, opeisbare en vaststaande schuldvordering.
B B EZIT VAN DE GROSSE 1. Formulier van tenuitvoerlegging; 2. 1 grosse per persoon; 3. Wanneer men een grosse verliest artikel 1379 Ger. W. procedure om een tweede grosse te verkrijgen.
C B ETEKENING GROSSE EN BEVEL AAN DE SA 1. Betekening grosse aan de SA; 2. Erna : a. Geldsomveroordelingen : wachten tot in kracht van gewijsde; b. Andere veroordelingen : onmiddellijk mogelijk om over te gaan tot gedwongen tenuitvoerlegging; 3. Bevel aan de SA a. RG : 1 dag wachten b. ORG : 15 dagen wachten 4. Betekening en bevel mogen in dezelfde akte geschieden
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
D SA 1. Schuldenaar of zijn borg; 2. Incidenten : a. Overlijden : opnieuw betekenen aan de erfgenamen artikel 877 B.W. b. Faillissement en collectieve schuldenregeling : niet meer tenuitvoerleggen c. Hypotheek : tegen derden-houder kan d. Onbekwaamheid : vormt geen beletsel procedure wordt gevoerd tegen wettelijke vertegenwoordigers
E SE 1. Je moet SE zijn gedurende het gehele geding; 2. Hypothecaire SErs : wanneer goederen onder hypotheek voldoende niet verder tenuitvoerleggen. 3. Ook : algemene en bijzondere rechthebbenden, SErs in de zin van artikel 1166 B.W., de bijzondere lasthebber a. Moeten allen hun hoedanigheid en titel aan de SA betekenen.
F S CHULD WAARVOOR MAG UITGEVOERD WORDEN 1. Zekere en vaststaande schuldvordering a. Schuld staat vast; b. Bedrag schuld staat vast. 2. Opeisbare a. Vervallen interesten NIET.
G O P GOEDEREN VATBAAR VOOR UITVOERING Twee voorwaarden : 1. Voor beslag vatbare goederen, cf. supra; 2. Eigendom van de SA a. RG : voor de SE geldt het adagium “bezit geldt als titel” en dit op grond van artikel 2279 B.W.. Gaat het echter om goederen die van een derde zijn, dan moeten de SA en de derde dit kunnen aantonen. Bv door middel van een onderhandse akte die voorafgaand aan het beslag vaste datum heeft verkregen; b. ORG : publiciteit wordt geregeld via hypotheekkantoor; c. Onverdeelde goederen : moeten verdeeld zijn om beslagen te kunnen worden.
H D OOR EEN AMBTENAAR MET DE WETTELIJKE BEVOEGDHEID Gerechtsdeurwaarder 1. 2. 3. 4.
In zijn bevoegde arrondissement; Tonen grosse = volmacht; Ministerieplicht; Tijdstippen : tussen 6u ’s morgens en 9u ’s avonds en niet op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen ( niet verwarren met openbare verkoop!); 5. Aansprakelijkheid a. T.a.v. beslaglegger : contractueel; b. T.a.v. beslagene : buitencontractueel.
§3. UITVOEREND BESLAG OP ROERENDE GOEDEREN A B EVEL Minstens 1 dag voor de effectieve uitvoering moet men de SA een bevel van beslag geven. Dit gebeurt bij gerechtsdeurwaarderexploot.
© Kaatje Droesbeke, Academiejaar 2010 - 2011
Het exploot bevat de vermeldingen van artikel 43 Ger. W. en de woonplaatskeuze van de debiteur. Daarnaast bevat het ook de hoofdsom, interesten en kosten. Enkel de bedragen die we terugvinden in dit bevel worden in aanmerking genomen. Geldigheidsduur : tien jaar (artikel 2262bis B.W.)
B B ESLAGPROCEDURE EN PUBLICITEIT Publiciteit : artikelen 1501, 1502, 1506, 1511 Ger. W. Beslag bij derden : artikel 1503 Ger. W. Artikel 1512 Ger. W. : waar moet men dit doen. Proces-verbaal van niet bevinding : wanneer geen voor beslag vatbare goederen aanwezig zijn of wanneer de aanwezige goederen onvoldoende zijn om de kosten te dekken. Beslagbericht : cf. infra
C E ENHEID VAN BESLAG Saisie sur saisie ne vaut geldt enkel bij uitvoerend onroerend beslag. Een andere persoon kan dus een tweede beslag leggen, hoewel er 3 andere mogelijkheden zijn : 1. Beslag bij vergelijking; 2. Verzet in handen van de gerechtsdeurwaarder; 3. Bericht van verzet.
D G EVOLGEN Beschikkingsonbevoegdheid : niet meer met rechten bezwaren, noch verkopen. Gebruiksrecht en bezit blijven.
E I NCIDENTEN 1. Verzet : schorsende werking, artikel 1513 Ger. W. 2. Revindicatie : van de derde wiens goed beslagen wordt; 3. Verzet tegen afgifte verkoopprijs : andere SErs van de beslagene kunnen zich enkel verzetten tegen de afgifte van de verkoopprijs, maar niet tegen de verkoop zelf; 4. Bericht van verzet : artikel 1390 Ger. W.