DEEL 1 – Inleiding
25
HOOFDSTUK 1 – Bronnen van het vennootschapsrecht
HOOFDSTUK 1 Bronnen van het vennootschapsrecht 1
Europese bronnen
Het Belgische recht wordt al decennialang op ingrijpende wijze door Europa beïnvloed. Het vennootschapsrecht vormt hierop geen uitzondering. Zo werden de afgelopen drie decennia een groot aantal verordeningen en richtlijnen uitgevaardigd. Deze hadden de harmonisatie van het vennootschapsrecht tot doel. Een verordening heeft als kenmerk dat zij rechtstreeks van toepassing is. Dit betekent dat zij een rechtstreeks recht schept dat in alle EUlidstaten dezelfde kracht heeft als het nationale recht, zonder dat nationale instanties daarvoor iets hoeven te doen. Een Europese richtlijn (Eng.: directive) daarentegen is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen. De nationale instanties zullen de richtlijn derhalve moeten omzetten in het nationale recht. De richtlijn kent haar oorsprong in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De beïnvloeding van Europa is ook na de eeuwwisseling niet afgenomen. Zo werden onlangs nog een groot aantal richtlijnen uitgevaardigd, waaronder: – introductie van corporate governance verklaringen in de Accounting richtlijn (Richtlijn 78/660/EEG); – uitvaardiging van een richtlijn inzake de rechten van aandeelhouders (Richtlijn 2005/56/EG); – tiende vennootschapsrechtelijke richtlijn inzake transnationale fusies (Richtlijn 2005/56/EG). Deze richtlijnen zijn thans reeds omgezet in ons nationaal vennootschapsrecht. Ook vandaag de dag dringen nieuwe Europese initiatieven zich aan. Zo heeft de Europese Commissie in 2010 een ‘Europe 2020’-plan vastgelegd met als doel een modern en efficiënt vennootschapsrecht uit te werken.1 In de volgende jaren mag men dan ook een aantal nieuwe initiatieven verwachten, onder meer op het vlak van transparantie, corporate governance en groepsrecht.
2
Nationale bronnen
2.1
Wetboek van Vennootschappen
Naast de internationale bronnen kent het vennootschapsrecht uiteraard ook een aantal nationale bronnen. De belangrijkste daarvan is ongetwijfeld het Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.). Dit wetboek werd ingevoerd door de Wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van Vennootschappen2 en de daaropvolgende reparatiewet van 23 januari 2001 tot wijziging van de Wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van Vennootschappen3 en is het resultaat van decennialange hervormingen en evoluties.4 Het Wetboek van Vennootschappen wordt vergezeld door het Koninklijk Besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen, waarin verschillende formaliteiten inzake de oprichting van vennootschappen en het opstellen en openbaar maken van de jaarrekeningen worden geregeld.5 Uiteraard was de invoering van het Wetboek van Vennootschappen geen eindpunt in de ontwikkeling van het vennootschapsrecht. Ook na 2001 werden nog verschillende wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste zijn6: – de Wet van 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van Vennootschappen alsook de Wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen7;
1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
In het kader hiervan werd een denktank opgericht die in 2011 reeds haar eerste rapport heeft gepubliceerd (http://ec.europa.eu/internal_market/company/modern/ index_en.htm ). De resultaten hiervan werden voorgesteld op een conferentie in Brussel op 16 en 17 mei 2011. In navolging hiervan werd een publieke consultatieronde georganiseerd. De resultaten hiervan kunnen worden gevonden op http://ec.europa.eu/internal_market/company/modern/index_en.htm. BS 6 augustus 1999. BS 6 februari 2001. Het Belgische vennootschapsrecht vond haar oorsprong in de artikelen 1832 tot 1873 van het B.W. en titel IX van Boek I van het Wetboek van Koophandel. Deze wetsbepalingen zijn over de jaren heen (en mede onder impuls van de Europese wetgever) zo frequent gewijzigd zodat zich uiteindelijk een nieuwe codificatie opdrong. BS 6 februari 2001, err. BS 27 februari 2001. Voor een overzicht van de wijzigingen tot en met 2010, zie C. Grenson, Tien jaar na het Wetboek van vennootschappen: waar staan we?, in Dossiers voor bedrijfsjuristen, Brussel, Larcier 2010, 22-24. BS 22 augustus 2002.
www.lexfin.be
26
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 1 – Bronnen van het vennootschapsrecht
– de Wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen8; – de Wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van effecten aan toonder9; – de Wet van 2 juni 2006 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen teneinde de vereffeningsprocedure te verbeteren10; – het Koninklijk Besluit van 25 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen met het oog op het omzetten van de bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EC van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van de jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijn 78/660/EEG en 83/349 EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG11; – de Wet van 12 januari 2010 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en tot vaststelling van de modaliteiten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ‘Starter’12; – de Wet van 20 december 2010 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders van genoteerde vennootschappen13; – de Wet van 19 maart 2012 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen wat de vereffeningsprocedure betreft14. Het W.Venn. is thans opgedeeld in 17 boeken die verder onderverdeeld zijn in titels en hoofdstukken, afdelingen en onderafdelingen. De strafbepalingen wegens het overtreden van bepaalde vennootschapsrechtelijke regels zijn telkens opgenomen aan het eind van de titel waarin men de materiële regel in kwestie vindt. In grote lijnen kan de structuur als volgt worden weergegeven: – Boek I: Inleidende bepalingen – Boek II: Bepalingen gemeenschappelijk aan alle vennootschappen – Boek III: De maatschap, de tijdelijke handelsvennootschap en de stille handelsvennootschap – Boek IV: Bepalingen gemeenschappelijk aan de rechtspersonen gemeenschappelijk in het W.Venn. – Boek V: De vof en de gewone commanditaire vennootschap – Boek VI: De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid – Boek VII: De coöperatieve vennootschap – Boek VIII: De naamloze vennootschap – Boek IX: De commanditaire vennootschap op aandelen – Boek X: Vennootschappen met sociaal oogmerk – Boek XI: Herstructurering van vennootschappen – Boek XII: Omzetting van vennootschappen – Boek XIII: De landbouwvennootschap – Boek XIV: Het economisch samenwerkingsverband – Boek XV: De Europese vennootschap – Boek XVI: De Europese coöperatieve vennootschap – Boek XVII: Diverse bepalingen en overgangsbepalingen 2.2
Gemeen verbintenissenrecht
Naast het Wetboek van Vennootschappen is het gemeen verbintenissenrecht een tweede belangrijke bron van het Belgische vennootschapsrecht.15 Een vennootschap wordt immers gekwalificeerd als een contract op grond waarvan twee of meer personen iets in gemeenschap brengen.16 Zo dient een vennootschapsovereenkomst bijvoorbeeld, net als elke overeenkomst, te voldoen aan de voorwaarden van artikel 1108 B.W. Er moet met andere woorden sprake zijn van een geldige toestemming, een geldig voorwerp en een geoorloofde oorzaak. Bovendien moeten de vennoten bekwaam zijn om de overeenkomst af te sluiten. Hoewel het gemeen verbintenissenrecht een belangrijke invloed heeft op het vennootschapsrecht, is zij slechts suppletief van aard en geldt zij maar in de mate dat het Wetboek van Vennootschappen er niet van afwijkt.17 Naast de hierboven beschreven bronnen van het nationaal vennootschapsrecht hebben ook aanverwante rechtstakken een impact op het reilen en zeilen van de vennootschap. Hierbij valt te denken aan de boekhoudwetgeving18 of de wet op de inkomstenbelasting. Vennoot-
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
BS 5 februari 2003. BS 23 december 2005 BS 26 juni 2006. BS 27 april 2007. BS 26 januari 2010. BS 18 april 2011. BS 7 mei 2012. Cf. art 3 § 1 W.Venn. ‘De vennootschappen worden beheerst door de overeenkomsten van partijen, door het burgerlijk recht en, indien zij een handelsaard hebben, door de bijzondere wetten op de koophandel.’ Artikel 1 W.Venn. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 30. Wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van ondernemingen. BS 4 september 1975.
DEEL 1 – Inleiding
27
HOOFDSTUK 1 – Bronnen van het vennootschapsrecht
schappen die een beroep doen op het spaarwezen zijn bovendien onderhevig aan een aantal specifieke (kapitaalmarktrechtelijke) wetten. Concreet gaat het om de Wet op de openbare overnamebiedingen (OBA-wet)19, de Prospectuswet20, de Transparantiewet21 en de Wet Financieel Toezicht22. Ten slotte kan ook worden verwezen naar de aanbevelingen en circulaires van de Nationale Bank van België (NBB) en de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Deze aanbevelingen en circulaires zijn te raadplegen op http://www.nbb.be en http://www.fsma.be. Belangrijke standpunten in verband met het vennootschapsrecht kunnen tevens ook worden teruggevonden in de jaarverslagen van de FSMA. Via deze paralegale normen waken de financiële toezichthouders over de naleving van de algemene regelen van het Belgische vennootschapsrecht en de regelen van de plichtenleer die in de financiële wereld moeten worden geëerbiedigd.23
3
Vennootschapsrecht in de toekomst
Recentelijk hebben een vijftiental professoren, verbonden aan alle Belgische universiteiten zich verenigd om hun visie op de toekomst van het Belgische Vennootschapsrecht mee te delen. Hierbij werden verschillende studies, analyses en voorstellen uiteengezet en verdedigd met het doel om het vennootschapsrecht te moderniseren. Deze modernisering zou de vorm aannemen van een nieuwe codex. De doelstellingen en vooruitzichten van deze nieuwe codex werden naar voor gebracht tijdens een door Larcier georganiseerd colloquium (d.d. 28 maart 2014). De belangrijkste voorstellen van het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht zijn hieronder terug te vinden. Voor een meer uitgebreid overzicht kan u terecht op de website van Larcier.24 Onderstaand geven we kort de meest belangrijke voorstellen weer. 3.1
Personenvennootschappen
In het voorstel van het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht zou de regelgeving met betrekking tot de personenvennootschap drastisch wijzigen. Zo zou de maatschap de enige overblijvende personenvennootschap worden. De vof, gewone commanditaire vennootschap, tijdelijke en stille handelsvennootschap worden modaliteiten van de maatschap. Deze maatschap zou bovendien rechtspersoonlijkheid kunnen verwerven voor zover is voldaan aan de door het wetboek voorgeschreven formaliteiten. Verder zou het samenwerkingsverband worden afgeschaft 3.2
Kapitaalvennootschappen
In het voorstel van het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht wordt het aantal kapitaalvennootschappen beperkt tot twee: – de naamloze vennootschap; – de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De naamloze vennootschap zal enkel worden voorbehouden voor de zogenaamde ‘grote’ vennootschappen.25 Grote vennootschappen zullen de keuze hebben om de vorm aan te nemen van een nv, dan wel een bvba. Een kleine vennootschap kan daarentegen nooit een nv worden.
19. 20. 21. 22. 23. 24.
25.
De Wet van 1 april 2007 op de openbare overnameaanbiedingen, BS 26 april 2007. De Wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van de beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, BS 21 juni 2006. De Wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, BS 12 juni 2007. De Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 4 september 2002. E. WYMEERSCH, ‘De Bankcommissie en de openbare uitgifte van effecten’ in SCHRANS, G., GROOTAERT, J., Ekonomisch en Financieel Recht Vandaag, Gent, Gakko, 1972, 155-156. http://uitgeverijlarcier.larciergroup.com/titres/131342_2/de-modernisering-van-het-vennootschapsrecht-la-modernisation-du-droit-des-societes.html. Voor een bespreking zie ook: H. DE WULF, ‘Naar een grondige herdenking van het Belgische vennootschapsrecht: het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht vraagt uw mening!’, T.B.H. 2014, 822 – 826. Of een vennootschap groot dan wel klein is, zal worden bepaald aan de hand van een cijfermatig criterium.
www.lexfin.be
28
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 1 – Bronnen van het vennootschapsrecht
Beide vennootschapsvormen zouden grondig worden herzien: Naamloze vennootschap Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 1. De nv’s krijgen de keuze tussen een monistisch bestuurssysteem, 1. De bvba wordt (naar voorbeeld van het Nederlands recht) dan wel een volwaardig duaal bestuurssysteem. verregaand geflexibiliseerd. De s-bvba wordt overbodig. 2. De ad-nutumherroepbaarheid van bestuurders in de nv wordt 2. Kapitaal en beschermingsregels worden afgeschaft in de afgeschaft. bvba. De concrete rechten en plichten van de nieuwe vennoten worden contractueel geregeld (de regels inzake kapitaal blijven wel bestaan in de nv). 3. De regeling van het stemrecht en de winstbewijzen wordt 3. Het zou mogelijk worden om in de bvba een orgaan van herbekeken. dagelijks bestuur in te stellen. 4. In de bvba komt een grote vrijheid om het stemrecht te regelen. 5. Er komt een systeem van uittreding en uitsluiting ten laste van de vennootschap, naar het model van de huidige cv. 3.3
Andere wijzigingen
Naast de ingrijpende wijzigingen aan de kapitaalvennootschappen en de personenvennootschappen, werden ook nog een aantal andere voorstellen gedaan. Zo zou in het Belgisch vennootschapsrechtelijk internationaal privaatrecht afstand worden genomen van de werkelijke zetelleer ten voordele van de statutaire zetelleer. Ook zou er een specifieke procedure tot grensoverschrijdende zetelverplaatsing worden uitgewerkt. Ten slotte zou het ook de bedoeling zijn om het verenigingsrecht te laten integreren met het vennootschapsrecht. Er zou op termijn nog maar één wetboek bestaan dat zowel op vennootschappen als verenigingen van toepassing is.
DEEL 1 – Inleiding
29
HOOFDSTUK 2 – De vennootschap en verwante figuren
HOOFDSTUK 2 De vennootschap en verwante figuren 1
De vennootschap
Een vennootschap wordt in artikel 1 van het Wetboek van Vennootschappen gedefinieerd als een entiteit die ‘wordt opgericht door een contract op grond waarvan twee of meer personen overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen’. Uit voorgaande definitie kan men vier elementen afleiden: – Er moet sprake zijn van een overeenkomst tussen twee of meer partijen (met uitzondering van de ebvba, die ook kan worden opgericht bij eenzijdige rechtshandeling). – Er is een inbreng vereist: dit impliceert dat een vermogensbestanddeel van de individuele vennoten aan het ondernemingsrisico wordt onderworpen. – De vennootschap moet een of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uitoefenen. – De vennootschap moet worden opgericht met het oogmerk om de individuele vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te verstrekken. In de praktijk worden de begrippen onderneming en vennootschap vaak door elkaar gebruikt. Nochtans kunnen ze niet met elkaar worden gelijkgesteld. In tegenstelling tot de term vennootschap wordt het begrip onderneming in het Belgische positieve recht niet uniform gedefinieerd. Van Gerven stelt de volgende omschrijving voor: De onderneming is een zelfstandige en duurzame organisatie waarbinnen een of meer personen met behulp van materiële en immateriële middelen goederen of diensten produceren of verdelen, d.i. toegevoegde waarde voortbrengen, tegen een betaling door de afnemer van die goederen of diensten van een vergoeding die ertoe strekt en erop berekend is om ten minste zoveel inkomsten op te leveren als er uitgaven nodig zijn voor de continue werking van de organisatie.26 Afgaande op voorgaande omschrijving kan worden gesteld dat een onderneming naast een vennootschapsvorm ook nog andere vormen kan aannemen.27
2
De vereniging
2.1
Algemeen
Een vereniging ontstaat wanneer twee of meer personen overeenkomen om op voet van gelijkheid samen te werken teneinde een gezamenlijk doel te verwezenlijken en zij hiervoor hun kennis, werk of activa in gemeenschap brengen.28 Volgens Van Gerven kan men van een vereniging spreken wanneer aan de volgende vier criteria is voldaan29: – Er moet een overeenkomst zijn om samen te werken. Hierbij moet men steeds een gemeenschappelijk doel voor ogen houden. – Elk lid van de vereniging moet een inbreng doen. – De inbreng dient te worden aangewend om het gemeenschappelijk doel te bereiken. – Er moet een affectio societatis zijn. Deze vier criteria zijn ook terug te vinden bij vennootschappen. Een vennootschap kan dan ook worden aanzien als een vereniging in de ruime zin van het woord.30 Naast de vennootschap is de vereniging zonder winstoogmerk (vzw) de meest voorkomende vereniging. Het recht om een vereniging op te richten is vervat in artikel 27 van de Grondwet. Dit artikel slaat niet alleen op verenigingen in de enge zin (i.e. vzw’s) maar ook op vennootschappen.31 De vrijheid van vereniging wordt verder uitgewerkt in de Wet van 24 mei 1921.32 Krachtens deze wet kan niemand worden gedwongen om deel uit te maken van een vereniging.33 Daarnaast heeft men ook het recht om op
26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33.
W. VAN GERVEN, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, XIII, Handels- en economisch recht, I, A, Brussel, Story-Scientia, 1989, 73. E. DIRIX, Y. MONTANGIE, H. VANHEES, Handels- en economisch recht in hoofdlijnen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 7. H. VELGE, Associations et fondations en Belgique, Brussel Bruylant, 1942, 13; J. RONSE, Algemeen deel, Leuven, Acco, 1974, 4; D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 235. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 236. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 236; H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 10. De vrijheid van vereniging wordt ook gewaarborgd door het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 11 EVRM). BS 28 mei 1921. Artikel 1, tweede lid van de Wet 24 mei 1921.
www.lexfin.be
30
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 2 – De vennootschap en verwante figuren
ieder ogenblik uit de vereniging te treden.34 Traditioneel neemt men evenwel aan dat de regel om vrijwillig uit te treden enkel geldt voor de verenigingen zonder winstoogmerk en niet voor vennootschappen.35 De vrijheid van vereniging impliceert evenwel niet dat een vereniging moet openstaan voor iedereen. Het is perfect mogelijk om bepaalde toelatingsvoorwaarden op te leggen (e.g. het betalen van lidgeld).36 In het arrest nr. 104/99 van 6 oktober 1999 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat een orde van vrije beroepen dient te worden beschouwd als publiekrechtelijke instelling met bijzonder wettelijk statuut. De orde is bijgevolg geen vereniging in de zin van artikel 27 van de Grondwet.37 Dit maakt dat de verplichting voor vrije beroepers om lid te worden van een orde niet strijdig is met de vrijheid van vereniging. 2.2
De vzw en ivzw
De vereniging zonder winstoogmerk (vzw) en de internationale vereniging zonder winstoogmerk worden geregeld door de Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen (hierna V&S-wet). 2.2.1
De vereniging zonder winstoogmerk (vzw)
Een vzw38 kan worden omschreven als een vereniging die geen nijverheids- of handelszaken drijft en die geen stoffelijk voordeel aan haar leden tracht te verschaffen.39 Het feit dat de vzw geen nijverheids- of handelsactiviteiten mag uitvoeren impliceert dat zij geen winstoogmerk mag nastreven.40 Dat een vzw geen winstoogmerk mag nastreven betekent echter niet dat zij geen winstgevende bedrijvigheid mag ontwikkelen, zij het dat41: – de activiteit slechts bijkomstig mag zijn. Er zal sprake zijn van een bijkomstige activiteit indien zij verbonden is aan de hoofdactiviteit en deze ondersteunt; – de activiteit noodzakelijk moet zijn voor de verwezenlijking van het doel van de vzw; en – de winst die uit deze activiteiten voortvloeit volledig moet worden aangewend voor de realisatie van dit doel. Het verbod om een stoffelijk voordeel aan de leden te verschaffen heeft in beginsel enkel betrekking op rechtstreekse vermogensvoordelen. Algemeen wordt wel aanvaard dat een vzw onrechtstreekse vermogensvoordelen mag verschaffen.42 Een vzw kan via onderhandse of authentieke akte worden opgericht.43 Zij moet door minstens drie partijen worden opgericht.44 De vzw zal rechtspersoonlijkheid krijgen vanaf de dag dat haar statuten, de akten betreffende de benoeming van de bestuurders, worden neergelegd.45 Het traditionele verschilpunt tussen de vennootschap en de vereniging zonder winstoogmerk is uiteraard het feit dat de eerste wel winst mag nastreven en de andere niet.46 Met de invoering van de vennootschap met sociaal oogmerk (vso), is het onderscheidingscriterium iets of wat vervaagd.47 Thans kunnen er immers vennootschappen bestaan waarbij geen prioriteit wordt gegeven aan het winstoogmerk.48
34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48.
Artikel 2 van de Wet 24 mei 1921. K. GEENS, M. DENEF, F. HELLEMANS, R. TAS, J. VANANROYE, ‘Overzicht van rechtspraak vennootschappen (1992-1998)’, T.P.R. 2000, 127; D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 240. Artikel 2 van de Wet 24 mei 1921. Arbitragehof, 6 oktober 1999, nr. 104/99, http://www.grondwettelijkhof.be. Voor een uitgebreide bespreking zie D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 255-321. Artikel 1 V&S-wet. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 10. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 256; H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 11. M. DENEF, Economische activiteiten van vzw en stichting, Kalmthout, Biblio, 2004, 115-116. Art 2 V&S-wet. Artikel 2, eerste lid, 3° V&S-wet. Artikel 3 V&S-wet. J. RONSE, Algemeen deel, Leuven, Acco, 1975, 142 e.v.; K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 1. M. DENEF, Economische activiteiten van vzw en stichting, Kalmthout, Biblio, 2004, 117-118. Er blijft evenwel een groot verschil bestaan tussen de vzw en de vso. Daar waar een vzw geen rechtstreeks vermogensvoordeel voor haar leden kan nastreven, kan een vso dit wel doen. Zie artikel 661, 5° W.Venn.
DEEL 1 – Inleiding
31
HOOFDSTUK 2 – De vennootschap en verwante figuren
2.2.2
De internationale vereniging zonder winstoogmerk (ivzw)
De internationale vereniging zonder winstoogmerk of ivzw wordt geregeld door Titel III van de V&S-wet.49 Een ivzw is een vereniging die een niet-winstgevend doel van internationaal nut nastreeft.50 Dit internationale nut kan blijken uit het grensoverschrijdende karakter van de activiteiten die de ivzw wenst uit te oefenen. Dit impliceert echter niet dat de ivzw een activiteit in buitenland moet ontwikkelen. Het loutere feit dat zij een grensoverschrijdend nut of effect heeft volstaat.51 Daarnaast mag zij, net als de gewone vzw, geen nijverheids- of handelszaken drijven en niet trachten een stoffelijk voordeel aan haar leden te verschaffen.52 De statuten moeten de activiteiten die de ivzw beoogt om haar maatschappelijk doel te bereiken nauwkeurig omschrijven.53 In tegenstelling tot een vzw kan een ivzw enkel via authentieke akte worden opgericht.54 Bovendien moet een ivzw bij KB worden erkend.55 Het verzoek tot erkenning dient gericht te worden aan het Ministerie van Justitie. De ivzw zal rechtspersoonlijkheid verkrijgen op het ogenblik van haar erkenning en dus niet op het ogenblik van de publicatie in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.56 In de rechtsleer stelt men zich de vraag naar het hedendaagse nut van de ivzw.57 Initieel was de ivzw een nuttig instrument vermits tot voor de Wet van 30 juni 2000 3/5 van de leden van een vzw de Belgische nationaliteit dienden te bezitten. Thans kunnen vzw’s zich ook openstellen voor niet-Belgen. Bovendien kunnen zij ook activiteiten van internationaal nut nastreven zonder dat zij door een Koninklijk Besluit moeten worden erkend. 2.3
Andere verenigingen
Naast de vzw en ivzw kent men in het rechtsverkeer talloze verenigingen met de meest uiteenlopende doelen (e.g. sport- en cultuurverenigingen). Deze verenigingen hebben geen juridische rechtspersoonlijkheid. Dit heeft een aantal belangrijke gevolgen58: – Zij worden niet erkend als drager van rechten en verplichtingen. – De vereniging kan in principe worden opgericht zonder geschrift. – De feitelijke verenigingen hebben geen afzonderlijk vermogen en kunnen bijgevolg geen eigenaar zijn. – Zij kunnen niet in rechte optreden of gedagvaard worden. – Zij hebben geen organen. De verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid worden beheerst door het gemeen recht. Indien iemand voor de vereniging wil optreden, zal hij een machtiging moeten ontvangen van alle leden ervan.59 Hoewel voor de oprichting van een feitelijke vereniging in principe geen geschrift vereist is, worden er in de praktijk vaak statuten opgesteld waarin het bestuur wordt geregeld. Op die manier vermijdt men dat men voor elke handeling die men wil stellen telkens de toestemming moet krijgen van alle leden van de vereniging.60 De eventuele goederen die de leden voor het gebruik van de vereniging hebben bestemd, worden geen eigendom van de vereniging. Dit betekent evenwel niet dat de individuele leden zomaar over deze goederen kunnen beschikken. Door de goederen aan te wenden voor de vereniging, doen de leden afstand van hun rechten op de goederen. De leden hebben enkel nog een onlichamelijk recht op deelname in de vereniging.61 Hun individuele rechten op hun goederen worden beperkt tot hetgeen in de overeenkomst of de statuten van de vereniging is voorgeschreven.
49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61.
Voor een uitgebreide bespreking zie D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 322-348. Artikel 46 V&S-wet. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 324. Artikel 46 V&S-wet. Artikel 48, 2° V&S-wet. Artikel 46 V&S-wet. Artikel 50 § 1 V&S-wet. Artikel 50 V&S-wet. D. VAN GERVEN, ‘De wet op de verenigingen en stichtingen: bespreking van de wijzigingen aangebracht door de wet van 2 mei 2002’, R.W. 2002-03, 962. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 242254. De gemeenrechtelijke regels inzake lastgeving zijn van toepassing. Aan de leden van het bestuur wordt dan een algemene volmacht gegeven waarvan de inhoud vrij kan worden bepaald. D. VAN GERVEN, ‘De golfclub als doelgebonden vermogen’ in Liber Amicorum Walter Van Gerven, Deurne, Kluwer, 2000, 449; D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 242.
www.lexfin.be
32
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 2 – De vennootschap en verwante figuren
3
De stichting
Een stichting62 ontstaat door een rechtshandeling van één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen waarbij een vermogen wordt aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel.63 De stichting wordt beheerd door een raad van bestuur die minstens uit drie leden moet bestaan.64 Een stichting65: – komt tot stand door een rechtshandeling van één of meerdere stichters; – moet op straffe van nietigheid worden opgericht bij notariële akte; – is een rechtspersoon met een geïncorporeerd vermogen; – heeft geen leden, noch vennoten; – heeft geen winstoogmerk; – mag geen stoffelijk voordeel verschaffen aan de stichter(s) of bestuurders. Aan derden kan zij enkel een vermogensvoordeel verschaffen voor zover dit kadert binnen de verwezenlijking van het belangeloos doel. Er bestaan twee varianten van de stichting: – De openbare stichting: deze stichting moet overeenkomstig artikel 27, vierde lid V&S-wet gericht zijn op de verwezenlijking van een werk van filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele aard. Deze begrippen mogen ruim worden opgevat.66 Om rechtspersoonlijkheid te verwerven dient de openbare stichting erkend te worden bij Koninklijk Besluit.67 – De private stichting: het doel van een private stichting hoeft niet noodzakelijk voor te komen op de lijst die voor openbare stichtingen geldt (i.e. de lijst van artikel 27, vierde lid V&S-wet). Zij mag derhalve ook een economisch doel hebben.68 Dit maakt dat een private stichting vaak zal worden aangewend om de versnippering van een familiaal vermogen tegen te gaan.69 Beide varianten zijn grotendeels aan dezelfde regels onderworpen. Belangrijk hierbij is dat zij beide slechts kunnen worden aangewend ter verwezenlijking van een bepaald belangeloos doel. Daar een stichting geen winstoogmerk heeft, kan zij niet als handelaar worden beschouwd en kan zij dus niet failliet worden verklaard. Het grote verschil tussen een stichting en een vennootschap bestaat erin dat: – de stichting geen winstoogmerk heeft, waar een vennootschap dit in de regel wel heeft; en – de stichting geen leden of vennoten kent; een vennootschap daarentegen telt steeds twee of meer vennoten. De verschillen tussen een vereniging zonder winstoogmerk en een stichting zijn: – Een vzw komt tot stand door een overeenkomst die gericht is op de samenwerking tussen personen. Een stichting daarentegen ontstaat door de wil van één of meer stichters die een bepaald deel van hun vermogen afzonderen in een juridische entiteit. De samenwerking tussen twee of meer personen is geen essentieel bestanddeel. – Een stichting heeft geen algemene ledenvergadering, enkel een raad van bestuur. Een vzw heeft beide. – Een stichting moet verplicht worden opgericht door een authentieke akte terwijl een vzw door middel van een onderhandse akte kan worden opgericht.
62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69.
Voor een uitgebreide bespreking van de stichting verwijzen we naar D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 457-518. Artikel 27 V&S-wet. Artikel 34 § 1 V&S-wet. Artikel 27 V&S-wet. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 485. Artikel 29 § 2 V&S-wet. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 464. Een private stichting kan, in tegenstelling tot een vzw, daden van koophandel stellen.
DEEL 1 – Inleiding
33
HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
HOOFDSTUK 3 Classificatie en onderscheiden 1
Algemeen
In dit hoofdstuk komen de klassieke onderverdelingen van de vennootschappen aan bod. Het moet hierbij worden opgemerkt dat sommige van deze indelingen slechts een doctrinale (en dus geen juridische) waarde hebben.70 Daarnaast wordt de vennootschap ook in een groepscontext bekeken en wordt het bijkantoor uitgebreid besproken.
2
Burgerlijke en handelsvennootschappen
2.1
Onderscheid
In het Belgische vennootschapsrecht wordt een onderscheid gemaakt tussen handelsrechtelijke en burgerlijke vennootschappen.71 Krachtens artikel 3 W.Venn. hebben: – handelsvennootschappen de uitoefening van een handelsactiviteit tot doel. Dit betekent dat de vennootschap daden van koophandel zal stellen die opgesomd zijn in artikel 2 en 3 van het Wetboek van Koophandel. – burgerlijke vennootschappen een burgerlijke activiteit tot doel. Een burgerlijke vennootschap zal slechts over rechtspersoonlijkheid beschikken voor zover zij de vorm heeft aangenomen van een landbouwvennootschap of een handelsvennootschap.72 In dit laatste geval spreekt men over een burgerlijke vennootschap met handelsvorm.73 Of een vennootschap dient gekwalificeerd te worden als een burgerlijke of handelsrechtelijke vennootschap is afhankelijk van het doel zoals het in de statuten is opgenomen.74 De werkelijke activiteiten spelen in beginsel geen rol.75 Ook de hoedanigheid van de vennoten is van geen belang. Zo kunnen handelaars perfect een burgerlijke vennootschap oprichten en is het mogelijk voor niet-handelaars om te participeren in een handelsvennootschap.76 Op de regel dat enkel het statutaire doel determinerend is, bestaan twee uitzonderingen: – Wanneer een vennootschap werd opgericht zonder geschrift, kan enkel naar de werkelijke activiteiten van de vennootschap worden gekeken om de aard van de vennootschap te bepalen.77 Dit zal ook het geval zijn wanneer het statutaire doel van de vennootschap niet werd gepubliceerd (e.g. in een maatschap of tijdelijke vennootschap).78 Derden zijn immers niet op de hoogte van dit statutaire doel en dienen dus te vertrouwen op de werkelijke activiteiten.79 – Wanneer het statutaire doel vanaf het begin werd geveinsd teneinde zich te onttrekken aan wetten van dwingend recht of openbare orde, mag het statutaire doel terzijde geschoven worden en mag men uitgaan van het werkelijke doel van de vennootschap.80 In de praktijk wordt het statutaire doel vaak erg ruim omschreven en omvat het zowel burgerlijke als handelsdaden. In dergelijke gevallen moet men nagaan of de handelsactiviteiten accessoire activiteiten zijn of niet. Dit impliceert dat een vennootschap in principe als 70. 71.
72.
73. 74. 75.
76. 77. 78. 79. 80.
H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 33. M. WYCKAERT, ‘De vorm van de vennootschap en de aard van het maatschappelijk doel’, T.R.V. 1989, 216-217; K. BYTTEBIER, ‘Opzet en algemeen begrippenkader van de Wet van 13 april 1995’, in BYTTEBIER, K., FELTKAMP, R.R. en FRANCOIS, A. (eds.), De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer, 1996, 35-43; K. BYTTEBIER, ‘Onderzoek naar de criteria ter afbakening van de vennootschappen’ in Liber Amicorum Y. Merchiers, Brugge, die Keure, 2001, 381-416. Beschikt de vennootschap niet over rechtspersoonlijkheid, dan zal zij de vorm aannemen van een burgerlijke maatschap. Ook handelsvennootschappen beschikken niet altijd over rechtspersoonlijkheid. Wordt een handelsvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht, dan neemt deze de vorm aan van een commerciële maatschap, een tijdelijke of stille handelsvennootschap. Artikel 2 § 3 W.Venn. Artikel 3 § 2 W.Venn. Arr. Rb. Brugge, 26 mei 2000, R.W. 2000-2001, 1422. Zie ook J. RONSE, Algemeen deel, Leuven, Acco, 1975, 52; K. GEENS, M. DENEF, F. HELLEMANS, R. TAS en J. VANANROYE, ‘Overzicht van rechtspraak (1992-1998) vennootschappen’, T.P.R. 2000, 159; H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 36. K. GEENS, M. DENEF, F. HELLEMANS, R. TAS en J. VANANROYE, ‘Overzicht van rechtspraak (1992-1998) vennootschappen’, T.P.R. 2000, 137; H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 36. J. RONSE, Algemeen deel, Leuven, Acco, 1975, 55; K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 192; H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 38. K. GEENS, M. DENEF, F. HELLEMANS, R. TAS en J. VANANROYE, ‘Overzicht van rechtspraak (1992-1998) vennootschappen’, T.P.R. 2000, 137. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 38. Cass. 4 oktober 2001, R.W. 2001-02, 990, met noot.
www.lexfin.be
34
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
handelsvennootschap wordt beschouwd zodra er een daad van koophandel wordt gesteld, hoe miniem deze ook is.81 Stelt een vennootschap (met burgerlijk doel) evenwel daden van koophandel die weinig omvangrijk zijn en min of meer noodzakelijk om het burgerlijk doel te bereiken, dan zal de burgerlijke aard behouden blijven daar de daden van koophandel slechts accessoir zijn aan het doel.82 We illustreren dit met een voorbeeld: een tandarts heeft een vrij beroep. Indien hij zich organiseert via een vennootschap, zal deze vennootschap in beginsel een burgerlijk doel hebben. Gesteld dat deze vennootschap in haar statuten bepaalt dat zij ook orthodontische apparaten kan maken en verkopen aan andere tandartsen, dan zal zij niet langer als burgerlijke vennootschap worden beschouwd maar handelsvennootschap. Zij stelt immers daden van koophandel. Indien deze vennootschap enkel apparaten maakt voor haar eigen patiënten (die hier uiteraard voor betalen), dan zal zij niet beschouwd worden als handelsvennootschap. Het maken van deze apparaten is immers noodzakelijk om een normale, burgerlijke praktijk te kunnen beoefenen.83 2.2
Belang van het onderscheid
Het onderscheid tussen een burgerlijke vennootschap (al dan niet met handelsvorm) en een handelsvennootschap is niet zonder belang. Zo84: – kunnen alleen handelsvennootschappen failliet verklaard worden.85 Burgerlijke vennootschappen, zelfs als ze een handelsvorm hebben aangenomen, kunnen dat niet. De Wet betreffende de Continuïteit van de Ondernemingen van 2009 (WCO) en het Wetboek Economisch Recht (die de oude Wet betreffende Marktpraktijken en Consumentenbescherming opneemt) zijn daarentegen van toepassing op alle vennootschappen, ongeacht hun doel.86 Bij wijze van uitzondering gelden voorgaande wetten niet voor vrije beroepsvennootschappen; – gelden de afwijkende bepalingen inzake het bewijs in handelszaken enkel voor handelsvennootschappen; – moeten de handelsvennootschappen krachtens artikel 573 Ger.W. steeds voor de rechtbank van koophandel worden gedaagd. Geschillen die betrekking hebben op burgerlijke vennootschappen zullen door de rechtbank van koophandel worden behandeld indien deze vallen onder het toepassingsgebied van artikel 574, 1° Ger.W. Welke de bevoegde rechtbank dan wel is voor de geschillen die niet onder het voormelde artikel vallen of die niet anderszins onder de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel zijn gebracht, daarover bestaat thans discussie.87
3
Personenvennootschap en kapitaalvennootschap
3.1
Onderscheid
In de doctrine wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen personen- en kapitaalvennootschappen. Een personenvennootschap is een vennootschap die wordt aangegaan omwille van de persoon van de vennoot.88 Dergelijke vennootschappen hebben een intuitu personaekarakter en steunen op de wil van de vennoten om met elkaar samen te werken. Bij een kapitaalvennootschap daarentegen speelt de identiteit van de vennoten geen belang.89 Dergelijke vennootschappen hebben een intuitu pecuniae-karakter, wat inhoudt dat hun samenwerking wordt bepaald door de inbreng van de vennoten. Onderstaande tabel geeft de typevoorbeelden van de personen- en kapitaalvennootschappen weer. Personenvennootschap maatschap vof stille handelsvennootschap tijdelijke handelsvennootschap esv comm.v. cvoa 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89.
Kapitaalvennootschap nv comm.va. SE
Het maakt hierbij niet uit dat de burgerlijke activiteiten talrijker of belangrijker zijn. K. GEENS, M. DENEF, F. HELLEMANS, R. TAS en J. VANANROYE, ‘Overzicht van rechtspraak (1992-1998) vennootschappen’, T.P.R. 2000, 161; K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 192. Kh. Brussel 3 maart 1969, R.P.S. 1979, 125. F. BOUCKAERT, Notarieel Vennootschapsrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 158. Artikel 2 Faill.W. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 187-188. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 200. Zie ook B. VAN DEN BERGH, ‘Pingpongspel tussen civiele en commerciële rechter rond artikel 574,1° Ger.W.: pleidooi voor een ‘vennootschapsrechtbank’?’, TBBR 2009, 321 e.v. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 158. Vermeldenswaardig is dat ook burgerlijke vennootschappen als kapitaalvennootschap kunnen worden geclassificeerd indien zij de vorm van een kapitaalvennootschap aannemen. Zie H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 40.
DEEL 1 – Inleiding
35
HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
Het onderscheid tussen personen- en kapitaalvennootschappen is niet steeds rechtlijnig. De oprichters kunnen immers zelf opteren voor een tussenvorm. Zo kunnen de statuten van de meeste personen- en kapitaalvennootschappen regelingen bevatten waardoor de vennootschap niet langer de kenmerkende karakteristieken heeft van een personenvennootschap, respectievelijk kapitaalvennootschap. Zo bijvoorbeeld kan de mogelijkheid om aandelen over te dragen in een naamloze vennootschap sterk worden beperkt. Omgekeerd kan de overdracht van aandelen versoepeld worden.90 Daarnaast bestaan er ook vennootschapsvormen die zowel kenmerken van personen- als kapitaalvennootschappen vertonen. Zo bezitten besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid het merendeel van de kenmerken van de kapitaalvennootschappen maar kunnen zij, in tegenstelling tot de effectieve kapitaalvennootschappen, geen beroep doen op het spaarwezen en zijn hun aandelen slechts beperkt overdraagbaar. 3.2
Belang van het onderscheid
Het onderscheid tussen een personen- en kapitaalvennootschap doet zich op de volgende vlakken voor91:
Overdraagbaarheid van aandelen Statutenwijziging Wegvallen van een vennoot Aansprakelijkheid van de vennoten Concurrerende activiteiten van een vennoot
Personenvennootschap Niet overdraagbaar Eenparige beslissing van alle vennoten Ontbinding van de vennootschap Onbeperkte aansprakelijkheid Concurrerende activiteiten niet toegelaten
Kapitaalvennootschap Vrij overdraagbaar Wijziging mogelijk met bijzondere meerderheid Vennootschap blijft bestaan Beperkte aansprakelijkheid Concurrerende activiteiten mogelijk
Het onderscheid tussen de beide categorieën is eerder academisch en speelt in de praktijk weinig tot geen rol. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal rekening worden gehouden met de identiteit van de vennoten. Zo bijvoorbeeld zal in geval van wetsontduiking worden nagegaan wie de personen zijn die zich achter de vennootschap bevinden.
4
Vennootschappen met en zonder rechtspersoonlijkheid
Een derde onderscheid dat kan worden gemaakt is het onderscheid tussen de vennootschappen met en zonder rechtspersoonlijkheid. 4.1
Onderscheid
Het begrip rechtspersoon werd door Ronse gedefinieerd als: … hetzij een organisatie (groepering van mensen, vereniging of vennootschap), hetzij een voor een bepaald doel afgezonderd vermogen (instelling of stichting) die, in een gegeven rechtssysteem ten aanzien van het recht, behandeld wordt als een zelfstandige eenheid, die als zodanig subject van rechten en plichten kan zijn en een eigen vermogen kan hebben als uitsluitend of preferentieel executieobject voor zijn schuldeisers, en daarom door het positieve recht als persoon gedacht, genoemd en behandeld wordt.92 Het Wetboek van Vennootschappen bepaalt in haar artikel 2 zelf welke vennootschappen wel en geen rechtspersoonlijkheid kunnen verkrijgen. Zo stelt artikel 2, § 1 W.Venn. uitdrukkelijk dat de maatschap, de tijdelijke handelsvennootschap en de stille handelsvennootschap geen rechtspersoonlijkheid hebben. Dit maakt dat het statuut van deze vennootschapsvormen in hoofdzaak door het gemene verbintenissenrecht zal worden bepaald. Daarnaast erkent artikel 2, § 2 W.Venn. de vof, comm.v., bvba, cvba, cvoa, nv, comm.va., esv, SE en SCE uitdrukkelijk als handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid. Artikel 3, § 4 W.Venn. voegt hieraan toe dat burgerlijke vennootschappen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen tevens over rechtspersoonlijkheid beschikken. Ten slotte erkent het Wetboek van Vennootschappen de landbouwvennootschap (lv) als burgerlijke vennootschap met rechtspersoonlijkheid.
90. 91. 92.
Dit mag er evenwel niet toe leiden dat de aandelen vrij kunnen worden verhandeld. J. RONSE, Algemeen deel, Leuven, Acco, 1975, 64-65; K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 160-162. J. RONSE, Algemeen deel, Leuven, Acco, 1975, 234.
www.lexfin.be
36
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
4.2
Belang van het onderscheid
Het grootste onderscheid tussen een vennootschap met en een vennootschap zonder rechtspersoonlijk bestaat erin dat de vennootschap met rechtspersoonlijkheid beschikt over een eigen vermogen dat afgescheiden is van haar leden. Dit vermogen dient als exclusief of preferentieel verhaalsobject voor de schuldeisers van de vennootschap. Bij een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zullen de schuldeisers van de vennootschap zich rechtstreeks tot de leden kunnen wenden. De vennootschappen met rechtspersoonlijkheid kunnen verder worden ingedeeld in vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid en vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid93: – Vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid zijn vennootschappen waar het vermogen van de vennootschap volledig wordt gescheiden van het persoonlijk vermogen van haar vennoten. Het vennootschapsvermogen zal het uitsluitend executieobject zijn van de vennootschapsschuldeisers. Voorbeelden van vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid zijn de nv, bvba en de cvba. – Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid zijn vennootschappen waar er slechts een beperkte scheiding bestaat tussen het vermogen van de vennootschap en het persoonlijk vermogen van haar vennoten. Schuldeisers van dergelijke vennootschappen kunnen zich niet enkel op het vennootschapsvermogen, maar ook, zij het in subsidiaire orde, op het persoonlijk vermogen van de vennoten verhalen. Het vennootschapsvermogen vormt met andere woorden slechts het preferentieel executieobject van de schuldeisers. Voorbeelden van vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid zijn de vof en de comm.v. Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid heeft in principe dezelfde rechtsbekwaamheid als een natuurlijke persoon.94 Aan de rechtspersoon wordt dan ook volheid van bevoegdheid toegekend. Evenwel moet worden opgemerkt dat de rechtsbekwaamheid van de rechtspersoon kan worden beperkt door de wet of door de aard van de rechtspersoon. Zo zullen de regels inzake huwelijk of adoptie niet op de rechtspersoon van toepassing zijn (beperking uit de aard) of is het voor bepaalde vennootschappen verboden om een beroep te doen op het spaarwezen (beperkingen door de wet).
5
Vennootschappen met beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid
Een vierde onderverdeling heeft betrekking op de mate waarin de vennoten persoonlijk dienen in te staan voor de schulden van de vennootschap. Klassiek wordt hierbij een onderverdeling gemaakt tussen de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid. In een vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid zijn de vennoten, zoals de naam het zegt, onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. Dit betekent dat de schuldeisers van de vennootschap zich steeds kunnen verhalen op het privévermogen van de vennoten. De vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid zijn in de eerste plaats de vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (i.e. de maatschap, de tijdelijke handelsvennootschap en de stille handelsvennootschap)95, de vof, de esv, de comm.v., de comm.va. en de lv. Deze drie laatste vennootschapsvormen kennen zowel vennoten met beperkte als met onbeperkte aansprakelijkheid. Zo zijn enkel de gecommanditeerden onbeperkt aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. De commanditaire vennoten zijn in principe slechts gehouden tot hun inbreng. In een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid daarentegen zijn de vennoten in beginsel slechts gehouden tot hun inbreng in de vennootschap. De schuldeisers van de vennootschap kunnen zich enkel beroepen op het vermogen van de vennootschap. Zij kunnen met andere woorden niet aan het vermogen van de vennoten raken. De vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zijn: nv, bvba, cvba, SE en SCE met beperkte aansprakelijkheid.
6
Vennootschap met sociaal oogmerk
Met de Wet van 13 april 1995 werd in het Belgische vennootschapsrecht de mogelijkheid ingevoerd om een vennootschap op te richten met een sociaal oogmerk (vso). Dergelijke vennootschappen streven in afwijking van artikel 1 W.Venn. geen winst na maar hebben, zoals de naam het zegt, een sociaal oogmerk. Met de invoering van de vso wilde de wetgever tegemoet komen aan de noden van de ‘sociale economie’ en een duidelijk alternatief aanreiken voor de vzw met economische activiteiten.96
93. 94. 95. 96.
J. RONSE, Algemeen deel, Leuven, Acco, 1975, 234-236. Cass. 31 mei 1975, R.C.J.B. 1985, 283, met noot P. VAN OMMESLAGHE. Bij de stille handelsvennootschap zijn in beginsel enkel de werkende vennoten onbeperkt gehouden. De stille vennoten zijn slechts beperkt aansprakelijk. De vso heeft, in tegenstelling tot de vzw, de onbeperkte mogelijkheid om handelsactiviteiten uit te bouwen. Bovendien is een vennootschapsvorm ook meer geschikt om in het rechtsverkeer op te treden vermits zij geloofwaardiger overkomt en geacht wordt om een grotere kredietwaardigheid te hebben. Zie M. DENEF, vzw & Stichting, Brugge, Die Keure, 2004, 18-20.
DEEL 1 – Inleiding
37
HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
Een vennootschap met sociaal oogmerk wordt geregeld door de artikelen 661-669 W.Venn. Zij is geen nieuwe rechtsvorm zoals bijvoorbeeld de bvba of de nv maar een modaliteit die door alle vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van de landbouwvennootschap en de Europese (coöperatieve) vennootschap, kan worden aangenomen.97 Een vso kan zowel door oprichting als door omzetting worden gecreëerd. In geval van omzetting zal een bestaande vennootschap met winstoogmerk worden omgezet naar een vennootschap met sociaal oogmerk. Daar de vzw verwantschap vertoont met de vso, kunnen bestaande vzw’s ook worden omgezet in een vso.98 Het omgekeerde is evenwel niet mogelijk. Indien een vennootschap met sociaal oogmerk wordt opgericht of indien een vennootschap of vzw wordt omgezet naar een vso, moeten bij iedere vermelding de woorden ‘met sociaal oogmerk’ worden toegevoegd.99 Wel worden de vennootschappen met sociaal oogmerk, onder voorbehoud van hetgeen is bepaald in de artikelen 661-669 W.Venn., beheerst door de bepalingen die van toepassing zijn op de vennootschapsvorm die zij hebben aangenomen.100 Hoewel in principe elke vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid een sociaal oogmerk kan hebben101, valt het op dat de wetgever de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid het meest heeft aangemoedigd om een sociaal oogmerk aan te nemen.102 Volgens artikel 665 § 1 W.Venn. bedraagt het vast gedeelte van het kapitaal van een cvba met sociaal oogmerk immers slechts 6.150 EUR terwijl dit bij een gewone cvba 18.550 EUR bedraagt.103 De vso heeft tot doel een sociaal nuttige activiteit te ontwikkelen ten behoeve van haar leden of van derden. Om het statuut van vso te verkrijgen, moet voldaan zijn aan elk van de vereisten van artikel 661 W.Venn. Concreet betekent dit dat de statuten: – dienen te bepalen dat de vennoten geen of slechts een beperkt vermogensvoordeel mogen nastreven; – een nauwkeurige omschrijving moeten geven van wat het sociale oogmerk is van de activiteiten die zij overeenkomstig haar statutaire doel verricht. Het voornaamste oogmerk mag niet bestaan in het verlenen van een onrechtstreeks vermogensvoordeel aan de vennoten; – moeten omschrijven op welke wijze de winst wordt besteed en de reserves worden gevormd. De winst dient steeds aangewend te worden overeenkomstig de statuten van de vennootschap; – moeten bepalen dat niemand aan de stemming van de algemene vergadering mag deelnemen met meer dan 10 % van de stemmen. Indien bepaalde aandeelhouders tevens de hoedanigheid van personeelslid hebben, mag niemand stemmen voor meer dan 5 %; – moeten bepalen dat het (beperkte) rechtstreekse vermogensvoordeel dat de vennootschap aan de vennoten uitkeert niet hoger mag zijn dan de rentevoet die door de Koning ter uitvoering van de Wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie werd bepaald, toegepast op het werkelijk gestorte bedrag van de aandelen; – dienen te bepalen dat de bestuurders of zaakvoerders elk jaar een bijzonder verslag moeten uitbrengen over de wijze waarop de vennootschap toezicht heeft uitgeoefend op het sociale oogmerk. In het bijzonder moet dit verslag aangeven dat de uitgaven inzake investeringen, werkingskosten en bezoldigingen bestemd waren om de verwezenlijking van het sociale oogmerk van de vennootschap te bevorderen; – de regels moeten vaststellen op grond waarvan de volledig handelingsbekwame personeelsleden de mogelijkheid wordt geboden om uiterlijk één jaar na de indienstneming van de vennootschap de hoedanigheid van vennoot kunnen verwerven; – de regels moeten vaststellen op grond waarvan personeelsleden die niet langer door een arbeidsovereenkomst met de vennootschap zijn gebonden uiterlijk één jaar na het einde van die overeenkomst desgewenst afstand kunnen doen van de hoedanigheid van vennoot; – moeten bepalen dat het liquidatiesaldo bij een vereffening een bestemming moet krijgen die zo nauw mogelijk aansluit bij het sociaal oogmerk van de vennootschap. Indien de vennootschap de hierboven vermelde bepalingen niet langer naleeft, mogen de bestaande reserves, in welke vorm ook, niet langer worden uitgekeerd. De akte tot wijziging van de statuten moet aan die reserves een bestemming geven die zo nauw mogelijk aansluit bij het sociaal oogmerk dat de vennootschap voorheen had.104 Gebeurt dit niet, dan zal de rechtbank de bestuurders of zaakvoerders, op verzoek van elke belanghebbende105, veroordelen tot betaling van de uitgekeerde sommen of tot herstel van de gevolgen voortvloeiend uit de niet-naleving van de hierboven gestelde eisen inzake de bestemming van de reserves.106
97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106.
Artikel 661 W.Venn. De regels inzake omzetting van een vzw in een vso zijn verder uitgewerkt in artikel 668-669 W.Venn. Artikel 662 W.Venn. Artikel 665 W.Venn. Behoudens de Europese (coöperatieve) vennootschap en de landbouwvennootschap. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 117. Artikel 390 W.Venn. Artikel 663, eerste lid W.Venn. I.e. een vennoot, een belanghebbende derde of het openbaar ministerie. Artikel 663, tweede lid W.Venn.
www.lexfin.be
38
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
Op vordering van een vennoot, van een belanghebbende derde of van het openbaar ministerie kan de rechtbank de ontbinding uitspreken van (i) een vennootschap die zich voordoet als een vennootschap met sociaal oogmerk, hoewel haar statuten niet voorzien of niet meer voorzien in alle of een deel van de bepalingen bedoeld in artikel 661 W.Venn. of (ii) een vennootschap met sociaal oogmerk die in strijd handelt met de statutaire bepalingen welke zij overeenkomstig artikel 661 W.Venn. heeft aangenomen.107
7
Het openbaar beroep op het spaarwezen en de genoteerde vennootschap
7.1
Het openbaar beroep op het spaarwezen
De meeste vennootschappen die deelnemen aan het rechtsverkeer hebben een besloten karakter. Daarnaast zijn er nog een beperkt aantal vennootschappen die een openbaar beroep doen of hebben gedaan op het spaarwezen. Deze vennootschappen worden soms ook ‘publieke vennootschappen’ genoemd.108 Het onderscheid tussen beide is niet zonder belang. Het statuut van publieke vennootschap brengt immers een veelheid aan wettelijke informatie en organisatorische verplichtingen met zich mee.109 Deze verplichtingen dienen de belegger te beschermen en dragen bij aan de performantie van de marktwerking.110 Vennootschappen worden krachtens artikel 438 W.Venn. geacht om een publiek beroep op het spaarwezen te doen of te hebben gedaan wanneer zij een openbaar beroep hebben gedaan op het spaarwezen in België of in het buitenland via een openbaar aanbod tot inschrijving, een openbaar aanbod tot verkoop, een openbaar aanbod tot omruiling of door de opneming in een notering (in de zin van artikel 4 W.Venn.) van obligaties of effecten die al dan niet kapitaal vertegenwoordigen en al dan niet stemrecht verlenen, alsook de effecten die recht geven op een inschrijving op of verwezenlijking van dergelijke effecten of op de omzetting in dergelijke effecten. Een vennootschap kan slechts het statuut van publieke vennootschap verwerven indien de vennootschap beslist om haar effecten aan het publiek aan te bieden. In dergelijk geval moet de vennootschap in haar statuten melding maken van het feit dat zij een publiek beroep op het spaarwezen doet. Verder moet zij, voor zover dit nodig zou zijn, haar statuten aanpassen aan de afwijkende vennootschapsregels die voor dergelijke vennootschappen gelden.111 De vennootschap blijft haar hoedanigheid van publieke vennootschap behouden tot er zich een uitkoopaanbod voordoet in de zin van artikel 513 W.Venn. of tot het tijdstip dat de raad van bestuur in een authentieke akte heeft vastgesteld dat uit de voorgelegde stavingsstukken blijkt dat de door de vennootschap uitgegeven effecten niet meer onder het publiek verspreid zijn.112 De mogelijkheid om een beroep te doen op het spaarwezen staat niet voor elke vennootschapsvorm open. Enkel naamloze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen en de Europese vennootschap (i.e. de societas Europaea of SE) kunnen het statuut van publieke vennootschap in de zin van artikel 438 W.Venn. verwerven.113 De overige vennootschapsvormen zullen steeds de vorm aannemen van een private vennootschap114, zelfs indien de vennootschap in kwestie obligaties aan een ruime groep van beleggers aanbiedt. In dit laatste geval zal de vennootschap wel een prospectus dienen op te stellen indien zij haar effecten aanbiedt aan meer dan 100 niet-institutionele beleggers.115 7.2
De genoteerde vennootschap
Sinds de Wet van 1991 werden door het Belgische vennootschapsrecht specifieke regelen opgelegd voor de zogenaamde ‘genoteerde vennootschappen’. Krachtens artikel 4 W.Venn. zijn dit vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten op een gereglementeerde markt in de zin van art. 2, 3° van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
107. Artikel 667 W.Venn. 108. Voor een uitgebreide bespreking zie V. DE SCHRYVER, ‘De vennootschap die een openbaar beroep doet of heeft gedaan op het spaarwezen’, in BRAECKMANS, H. en WYMEERSCH, E., (eds.) Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, 1996, 71-98; D. NAPOLITANO, De Publieke Vennootschap, Gent, Larcier, 2003, 307 p; D. VAN GERVEN, ‘De regels voor vennootschappen die een publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben gedaan’, R.W. 1994-95, 65-90. 109. Het gaat hierbij om verplichtingen inzake aanhoudingen in kapitaal, de organisatie van de organen van de vennootschap, de belangenconflictenregeling, het openbaar bod. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met de prospectuswet en gelden er verzwaarde informatieverplichtingen. 110. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 50. 111. Artikel 438, tweede lid W.Venn. 112. Artikel 438, derde lid W.Venn. 113. D. NAPOLITANO, “Artikel 438 W.Venn.’ in X., Vennootschappen en Verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, (losbladig). Voor de SE zie artikel 9,1, c, ii SE-verordening juncto artikel 438 W.Venn. 114. Voor de bvba (artikel 210 W.Venn.) en de esv (artikel 841 W.Venn.) wordt de mogelijkheid om zich op het spaarwezen te beroepen uitdrukkelijk uitgesloten. 115. Artikel 3 van de Wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van de beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, BS 21 juni 2006.
DEEL 1 – Inleiding
39
HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
Concreet gaat het om vennootschappen waarvan de effecten worden verhandeld op een georganiseerde secundaire markt (e.g. Euronext).116 In de regel zijn alle genoteerde vennootschappen tevens vennootschappen die een beroep doen of hebben gedaan op het spaarwezen. Omgekeerd evenwel hebben niet alle publieke vennootschappen een notering op een secundaire markt. Genoteerde vennootschappen zijn, naast de regels die gelden voor de vennootschappen die een beroep doen of hebben gedaan op het spaarwezen, onderworpen aan een set van specifieke regels die enkel van toepassing zijn op vennootschappen waarvan de effecten genoteerd zijn op een secundaire markt. Dit maakt dat op dergelijke vennootschappen een complex geheel van voorschriften van toepassing zijn die evenwel buiten het bestek van deze bespreking vallen.
8
Andere onderscheiden
In de voorgaande titels werden de meest courante indelingen besproken. Daarnaast kan men ook nog een onderscheid maken tussen: – vennootschappen met vast kapitaal (e.g. nv, bvba) en vennootschappen met gedeeltelijk vast en gedeeltelijk variabel kapitaal (e.g. cvba); – vennootschappen van bepaalde en onbepaalde duur117; – de open en besloten vennootschappen. Open vennootschappen zijn deze waar men makkelijk toe kan in- en uittreden of waarvan de aandelen vrij verhandelbaar zijn, terwijl besloten vennootschappen meestal een intuitu personae-karakter hebben, wat maakt dat de vennoten voor een toetreding tot de vennootschap of de verhandeling van de aandelen of deelbewijzen in de regel hun toestemming moeten geven; – publieke of private vennootschappen.118
9
De vennootschap in een groepscontext
9.1
Inleiding en begrippen
Heden ten dage verschijnen vennootschapsgroepen op de meest diverse wijzen in het economische landschap en hun bestaan is dan niet meer weg te denken uit onze moderne economie.119 Ondanks deze realiteit bestaat er in het Belgische recht geen formeel georganiseerd groepsrecht.120 Dit betekent evenwel niet dat het Belgische vennootschapsrecht geen rekening houdt met het bestaan van de vennootschapsgroepen. Zo werden in het Wetboek van Vennootschappen verschillende bepalingen opgenomen die de relaties tussen onderling verbonden vennootschappen regelen.121 Deze bepalingen hebben vooral betrekking op de ‘controle’ en de ‘moeder-dochterverhouding’.122 Overeenkomstig artikel 5 W.Venn. is er sprake van controle over een vennootschap wanneer men in rechte of in feite een beslissende invloed kan uitoefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders of op de oriëntatie van het beleid. De controle in rechte wordt onweerlegbaar vermoed123: – wanneer zij voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van de betrokken vennootschap; – wanneer een vennoot het recht heeft de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te ontslaan; – wanneer een vennoot krachtens de statuten van de betrokken vennootschap of krachtens met die vennootschap gesloten overeenkomsten over de controlebevoegdheid beschikt; – wanneer een vennoot – op grond van een overeenkomst met andere vennoten van de betrokken vennootschap – beschikt over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van die vennootschap; – in geval van gezamenlijke controle.124
116. Een secundaire kapitaalmarkt is een markt waarop effecten die reeds werden uitgegeven worden verhandeld. De primaire kapitaalmarkt is de markt die men betreedt wanneer men voor de eerste maal een publiek bod van aandelen doet (de zogenaamde Initial Public Offering). Zie ook E. PONNET, ‘De organisatie en de werking van secundaire markten’, T.R.V. 1996, 131-169. 117. Artikel 21 W.Venn. 118. Voor een bespreking hiervan zie D. NAPOLITANO, De publieke vennootschap, Gent, Larcier, 2003, 1-307. 119. P. ERNST, ‘Intra-groepsverrichtingen in het vennootschapsrecht. Een voorstel de lege ferenda, geïnspireerd op het ‘reparatievoorstel van 1993’, V&F 1999, 200. 120. E. WYMEERSCH, ‘Vennootschapsgroepen in vergelijkend perspectief’ in F. DE LY, B. HANOTIAU, G. KEUTGEN, D; MATRAY, G. MATRAY, E. WYMEERSCH, Arbitrageovereenkomst, vennootschapsgroepen en groepen overeenkomsten, Brussel, Bruylant, 2007, 85. 121. In het Wetboek van Vennootschappen duikt de term ‘groep’ op in artikel 15. Deze bepaling maakt deel uit van de onderafdeling ‘kleine groepen’ en heeft een eerder pragmatisch karakter. 122. J. PEETERS, Het vennootschapsbelang en de verhouding ervan met het groepsbelang: een studie naar Belgisch en Frans recht, Mechelen, Kluwer, 2002, 38. 123. Artikel 5 § 2 W.Venn. 124. Onder gezamenlijke controle moet worden verstaan ‘de controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefenen, wanneer zij zijn overeengekomen dat beslissingen omtrent de oriëntatie van het beleid niet zonder hun gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen’ (artikel 9, eerste lid W.Venn.).
www.lexfin.be
40
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
De controle zal in feite zijn wanneer zij voortvloeit uit andere factoren dan bedoeld in de hierboven opgesomde gevallen. Een vennoot wordt, behoudens bewijs van tegendeel, vermoed over een controle in feite te beschikken op een vennootschap, wanneer hij op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van deze vennootschap stemrechten heeft uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten verbonden aan de op deze algemene vergaderingen vertegenwoordigde aandelen.125 Via het begrip controle komt men in artikel 6 W.Venn. tot de begrippen moedervennootschap en dochtervennootschap, waarbij onder moedervennootschap de vennootschap wordt verstaan die een controlebevoegdheid uitoefent over een andere vennootschap. Een dochtervennootschap is dan de vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat.126 Het begrip controle komt ook om de hoek kijken bij de definitie van een consortium (i.e. een horizontale groep). Zo bepaalt artikel 10 W.Venn. dat er sprake is van een consortium ‘wanneer een vennootschap enerzijds en één of meer andere vennootschappen naar Belgisch recht of naar buitenlands recht anderzijds, die geen dochtervennootschappen zijn van elkaar, noch dochtervennootschappen zijn van één en dezelfde vennootschap, onder een centrale leiding staan’. De centrale leiding steunt in dergelijk geval niet op een moederdochterverhouding waarbij een aandelenparticipatie van de ene vennootschap in het kapitaal van de andere vennootschap plaatsvindt, maar wel op de centrale leiding van eenzelfde, derde persoon of groep van personen. De vennootschappen worden onweerlegbaar vermoed onder centrale leiding te staan: – wanneer de centrale leiding van deze vennootschappen voortvloeit uit tussen deze vennootschappen gesloten overeenkomsten of uit statutaire bepalingen; of – wanneer hun bestuursorganen voor het merendeel bestaan uit dezelfde personen. Wanneer de meerderheid van hun aandelen wordt aangehouden door dezelfde personen, worden vennootschappen, behoudens tegenbewijs, vermoed onder centrale leiding te staan. Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat de Belgische wetgever de aanwezigheid van een controleverhouding als aanknopingspunt heeft genomen. Het moet hierbij worden opgemerkt dat een loutere controleverhouding volstaat. Hierin verschilt het Belgische recht bijvoorbeeld van het Franse recht, waar er naast een controleverhouding ook sprake moet zijn van een gezamenlijk economisch, sociaal of financieel belang.127 9.2
De zelfstandigheid van de groepsvennootschap
De afwezigheid van een formeel groepsrecht leidt ertoe dat enkel individuele vennootschappen rechtspersoonlijkheid kunnen verkrijgen. Naar Belgisch recht moet een groepsvennootschap dan ook worden beschouwd als een zelfstandige entiteit met eigen rechten en verplichtingen die losstaan van de groep. Deze stelling werd bevestigd door het Hof van Cassatie. In een arrest van 2 april 1970 oordeelde het Hof dat128: Een verbintenis die de vennootschap… heeft aangegaan enkel deze vennootschap bindt en niet kan meebrengen dat een derde de verplichtingen moet nakomen welke deze verbintenis heeft doen ontstaan. De derde waarvan hier in casu sprake was een dochtervennootschap. De regel inzake de zelfstandigheid van de individuele groepsvennootschap moet vermijden dat deze vennootschap zich in het voordeel van de groep zou verarmen.129 Dergelijke verarming zou immers mogelijk in het nadeel kunnen zijn van schuldeisers (of zelfs minderheidsaandeelhouders) die geen enkele band hebben met de groep zelf of de overige leden van de groep. 9.3
Vennootschapsbelang vs. groepsbelang
Dat elke vennootschap in een groep als afzonderlijke entiteit moet worden beschouwd, impliceert ook dat zij elk een afzonderlijk belang hebben. Het is echter niet ondenkbaar dat dit individuele vennootschapsbelang in bepaalde omstandigheden in conflict kan komen met
125. Artikel 5 § 3 W.Venn. 126. Om de controlebevoegdheid vast te stellen wordt de onrechtstreekse bevoegdheid via een dochtervennootschap bij de rechtstreekse bevoegdheid geteld. Bovendien wordt bij de vaststelling van de controlebevoegdheid geen rekening gehouden met een schorsing van de stemrechten, noch met de stemrechtbeperkingen (artikel 7 W.Venn.). 127. J. PEETERS, Het vennootschapsbelang en de verhouding ervan met het groepsbelang: een studie naar Belgisch en Frans recht, Mechelen, Kluwer, 2002, 40; E. WYMEERSCH, ‘Vennootschapsgroepen in vergelijkend perspectief ’ in F. DE LY, B. HANOTIAU, G. KEUTGEN, D; MATRAY, G. MATRAY, E. WYMEERSCH, Arbitrageovereenkomst, vennootschapsgroepen en groepen overeenkomsten, Brussel, Bruylant, 2007, 86. 128. Cass. 2 april 1970, Pas., 1970, I, 658. 129. J. PEETERS, Het vennootschapsbelang en de verhouding ervan met het groepsbelang: een studie naar Belgisch en Frans recht, Mechelen, Kluwer, 2002, 42.
DEEL 1 – Inleiding
41
HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
het belang van de gehele groep. De vraag rijst dan ook in welke mate een groepsvennootschap kan en mag rekening houden met het groepsbelang.130 In de Belgische rechtsleer en rechtspraak wordt algemeen aanvaard dat een vennootschap tot op zekere hoogte rekening kan houden met het groepsbelang. De reden hiervoor is dat een individuele vennootschap vaak voordeel haalt uit het feit dat zij tot een groep behoort (e.g. een meer voordelige levering van goederen, betere condities bij kredietopeningen…) Daarnaast heeft zij ook haar eigen verantwoordelijkheden en belangen die losstaan van het groepsbelang.131 Het bestuursorgaan zal dan ook een afweging moeten maken tussen het vennootschapsbelang en het groepsbelang. Hierbij moeten twee criteria worden afgetoetst132: – De hulp die zij (i.e. de vennootschap) biedt aan een groepsvennootschap mag niet buiten verhouding staan tot de reële draagkracht van de hulpverlenende vennootschap. – De bijstand die zij verleent mag haar voortbestaan niet in gevaar brengen.133 Deze criteria zijn naar analogie met de rechtspraak van het Franse Hof van Cassatie ontwikkeld.134 Het bestuur zal derhalve steeds moeten nagaan in welke mate de aanspraken van de bestaande schuldeisers worden aangetast. Indien de groepsbevelen ook op lange termijn gevolgen kunnen hebben voor de vennootschap (e.g. een bank die een lening verstrekt aan haar moedervennootschap), zal de leefbaarheid van de vennootschap als toetssteen worden gebruikt.135 De bestuurders zullen in dergelijk geval niet mogen toestaan dat het opvolgen van groepsbevelen leidt tot de ondergang van de vennootschap. Volgens Wymeersch moet daarom steeds een zekere tegenprestatie worden nagestreefd.136 Deze prestatie moet evenwel niet overeenstemmen met de exacte tegenwaarde en bovendien dient zij niet gelijktijdig geleverd te worden.
10
De buitenlandse vennootschap en haar bijkantoor
10.1
Begrip en kenmerken
Een buitenlandse vennootschap die haar commerciële activiteiten wil ontplooien in België heeft de keuze tussen het oprichten van een afzonderlijke rechtspersoon of het oprichten van een bijkantoor.137 Indien er twijfel bestaat omtrent de rentabiliteit van de activiteiten, zal vaak geopteerd worden voor een bijkantoor. Het openen van dergelijk bijkantoor biedt immers aanzienlijke voordelen. Zo138: – is er voor de opening van een bijkantoor geen afzonderlijk kapitaal vereist; – kan een bijkantoor vrij eenvoudig worden gesloten139; – is de administratie van een bijkantoor eenvoudiger dan die van een dochtervennootschap. De wettelijke regeling inzake het bijkantoor is terug te vinden in de artikelen 81-87 W.Venn.140 Het Wetboek van Vennootschappen bevat geen definitie van een bijkantoor. Volgens Feltkamp moet een bijkantoor worden gezien als een duurzame vestiging met een activiteit kaderend binnen het maatschappelijk doel van de vennootschap waarvan zij het verlengstuk uitmaakt, met een afzonderlijke locatie doch zonder eigen rechtspersoonlijkheid en waarvan deel uitmaken natuurlijke of rechtspersonen die bevoegd zijn om in naam en voor rekening van de vennootschap op te treden en deze ten aanzien van derden te verbinden.141 130. Over de vraag wat het begrip ‘groepsbelang’ inhoudt, bestaan verschillende meningen. Algemeen wordt in de Belgische rechtsleer aangenomen dat het groepsbelang kan worden gelijkgesteld met het gemeenschappelijk belang van de verschillende vennootschappen die tot eenzelfde groep behoren. Zie A. FRANCOIS, Het vennootschapsbelang in het Belgische vennootschapsrecht: inhoud en grondslagen, Antwerpen, Intersentia, 1999, 701. 131. E. WYMEERSCH, ‘Het recht van de vennootschapsgroepen’, in Rechtspersonenrecht, Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, 1998/1999, 419; J. PEETERS, Het vennootschapsbelang en de verhouding ervan met het groepsbelang: een studie naar Belgisch en Frans recht, Mechelen, Kluwer, 2002, 49. 132. E. WYMEERSCH, ‘Vennootschapsgroepen in vergelijkend perspectief ’, in F. DE LY, B. HANOTIAU, G. KEUTGEN, D; MATRAY, G. MATRAY, E. WYMEERSCH, Arbitrageovereenkomst, vennootschapsgroepen en groepen overeenkomsten, Brussel, Bruylant, 2007, 91. 133. Dit criterium werd reeds uitvoerig in de rechtspraak en rechtsleer besproken. Zie onder andere Brussel 29 juni 1999, J.D.S.C. 2002, 370, noot E. POTIER, A. COINION, bevestigd in Cass. 3 mei 2000, Arr. Cass. 2000, 829-840 (i.e. Assubel- arrest); Brussel, 31 mei 1990, J.T. 1993, 312, TRV 1994, 275, noot A. FRANCOIS (i.e. het Wiskemanarrest). 134. Het fameuze Rosenblum-arrest. Voor een bespreking hiervan zie o.a. F. MAGNUS, Les groupes de sociétés et la protection des intérêts catégoriels, Brussel, Larcier, 2011, 58 e.v. 135. E. WYMEERSCH, ‘Vennootschapsgroepen in vergelijkend perspectief ’, in F. DE LY, B. HANOTIAU, G. KEUTGEN, D; MATRAY, G. MATRAY, E. WYMEERSCH, Arbitrageovereenkomst, vennootschapsgroepen en groepen overeenkomsten, Brussel, Bruylant, 2007, 92. 136. E. WYMEERSCH, ‘Vennootschapsgroepen in vergelijkend perspectief ’, in F. DE LY, B. HANOTIAU, G. KEUTGEN, D; MATRAY, G. MATRAY, E. WYMEERSCH, Arbitrageovereenkomst, vennootschapsgroepen en groepen overeenkomsten, Brussel, Bruylant, 2007, 92. 137. Zij kan uiteraard ook beslissen om haar activiteiten door of via derden te laten exploiteren (e.g. via agentuur of franchiseovereenkomsten). 138. P. SUYKENS, ‘Bijkantoren en aansprakelijkheid’, in Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2009, III 4, 1. 139. Het volstaat dat het bevoegde orgaan van de vennootschap beslist om het bijkantoor te sluiten. Deze beslissing moet worden gelegaliseerd en vertaald worden door een beëdigde vertaler. Deze beslissing moet gepubliceerd worden in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad. Ten slotte moet ook de schrapping in de KBO worden aangevraagd. 140. Daarnaast bevatten de artikelen 58 en 59 W.Venn. ook een aantal bepalingen inzake bijkantoren. Zo heeft artikel 58 W.Venn. betrekking op de rechtsbekwaamheid die buitenlandse vennootschappen genieten in België en handelt artikel 59 W.Venn. over het aansprakelijkheidsregime waaraan het bestuur van het bijkantoor onderworpen is. 141. R. FELTKAMP, ‘Bijkantoren van buitenlandse vennootschappen’, in H. BRAECKMANS (ed.), De NV in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2005, I.6.5, 9.
www.lexfin.be
42
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
Gelet op de voorgaande definitie dient een bijkantoor aan de vier onderstaande vereisten te voldoen142: – Duurzame en regelmatige activiteit: een bijkantoor moet haar activiteiten in België op een duurzame en regelmatige wijze uitoefenen. Sporadische transacties geven geen aanleiding tot de opening van een bijkantoor. – Materiële uitrusting: een bijkantoor dient steeds een materiële uitrusting (i.e. lokaal, kantoor, bureau) te hebben. Deze vaste locatie moet het mogelijk maken om contacten te leggen met het publiek.143 Bovendien kan de buitenlandse vennootschap worden gedagvaard op haar bijkantoor.144 – Geen zelfstandigheid: het merendeel van de rechtsleer gaat ervan uit dat een bijkantoor slechts een verlengstuk is van de buitenlandse vennootschap en daarom geen rechtspersoonlijkheid heeft. Volgens Dewulf daarentegen verzet niets zich ertegen dat een vestiging met rechtspersoonlijkheid toch als bijkantoor wordt beschouwd.145 – Aanwezigheid van een lasthebber die het bijkantoor kan verbinden: er moet minstens één bevoegde persoon aanwezig zijn die de vennootschap in rechte kan verbinden. De omvang van deze vertegenwoordigingsbevoegdheid kan en mag evenwel beperkt zijn.146 10.2
Opening van een bijkantoor
Om een bijkantoor te openen moeten een aantal openbaarmakingsverplichtingen worden nageleefd. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen een buitenlandse vennootschap die valt onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie (artikel 81 W.Venn.) en een buitenlandse vennootschap die valt onder het recht van een andere staat dan een lidstaat van de Europese Unie (artikel 82 W.Venn.) Daarnaast zijn er ook een aantal openbaarmakingsverplichtingen die van toepassing zijn op beide categorieën. Deze bepalingen zijn terug te vinden in artikel 83 W.Venn. De beslissing om een bijkantoor te openen moet worden genomen door het bevoegde orgaan. Deze beslissing moet in principe worden gelegaliseerd.147 Daarnaast moeten ook de oprichtingsakte, de statuten (indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen) en een uittreksel uit het register waar de vennootschap werd geregistreerd, worden gelegaliseerd. Voor meer praktische informatie hieromtrent kan worden verwezen naar http://diplomatie.belgium.be. Eens gelegaliseerd moeten deze documenten worden vertaald door een beëdigde vertaler.148 De in artikelen 81, 82 en 83 W.Venn. vermelde stukken moeten worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen het bijkantoor gevestigd is.149 De neergelegde stukken worden bewaard in het dossier dat voor ieder van deze vennootschappen wordt bijgehouden en de betreffende vennootschappen worden ingeschreven in de Kruispuntbank der Ondernemingen.150 De neergelegde documenten zijn tegenwerpelijk aan derden vanaf het ogenblik dat zij gepubliceerd werden in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.151 Voor de opening van een bijkantoor moet de vennootschap ook de jaarrekening en eventuele geconsolideerde jaarrekening van het laatste afgesloten boekjaar neerleggen bij de Nationale Bank van België.152 Ook deze documenten moeten worden vertaald. Artikel 86 W.Venn. bepaalt welke vermeldingen moeten worden opgenomen in de stukken die uitgaan van de bijkantoren in België.
11
Overzicht van de vennootschapsvormen
Het aantal vennootschapsvormen is over de jaren heen steeds gestaag toegenomen. Daar waar er in 1807 slechts vier handelsvormen bestonden (vof, comm.v., comm.va. en nv)153, kent het Wetboek van Vennootschappen op heden 14 verschillende vennootschapsvor-
142. Voor een uitgebreide bespreking zie H. DE WULF, ‘Artikel 81-83 W. Venn.’, in X., Vennootschappen en Verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, (losbladig); P. SUYKENS, ‘Bijkantoren en aansprakelijkheid’, in Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2009, III 4, 1-20. 143. Het feit dat er een vaste locatie moet zijn, impliceert evenwel niet dat de buitenlandse vennootschap eigenaar moet zijn van de plaats waar ze haar activiteiten uitoefent. 144. Artikel 34 Ger.W. 145. H. DE WULF, ‘Artikel 81-83 W. Venn.’, in X., Vennootschappen en Verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, (losbladig); H. DE WULF, ‘Openbaarmakingsverplichtingen voor buitenlandse vennootschappen met Belgisch bijkantoor’, in H. BRAECKMANS, E. WYMEERSCH (eds.), Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 268-270. 146. H. DE WULF, ‘Openbaarmakingsverplichtingen voor buitenlandse vennootschappen met Belgisch bijkantoor’, in H. BRAECKMANS, E. WYMEERSCH (eds.), Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 274-276. 147. P. SUYKENS, ‘Bijkantoren en aansprakelijkheid’, in Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2009, III 4, 8. 148. Artikel 85 W.Venn. 149. Artikel 84 § 1 W.Venn. 150. Artikel 84 § 2 W.Venn. 151. Artikel 84 § 4 W.Venn. 152. Artikel 84 § 1 W.Venn. 153. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 215.
DEEL 1 – Inleiding
43
HOOFDSTUK 3 – Classificatie en onderscheiden
men die al dan niet beschikken over rechtspersoonlijkheid. Deze vennootschapsvormen worden opgesomd in artikel 2 W.Venn. Concreet gaat het om: – de maatschap; – de tijdelijke handelsvennootschap; – de stille handelsvennootschap; – de vennootschap onder firma, afgekort vof; – de gewone commanditaire vennootschap, afgekort comm.v.; – de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, afgekort bvba; – de coöperatieve vennootschap met beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid, afgekort cvba en cvoa; – de naamloze vennootschap, afgekort nv; – de commanditaire vennootschap op aandelen, afgekort comm.va.; – het economisch samenwerkingsverband, afgekort esv; – de Europese vennootschap, afgekort SE; – de Europese coöperatieve vennootschap, afgekort SCE; – de landbouwvennootschap, afgekort lv. Daarnaast bestaat ook nog het zogenaamd Europees economisch samenwerkingsverband (eesv). Deze vennootschapsvorm is niet terug te vinden in het Wetboek van Vennootschappen maar wordt geregeld door Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (eesv).154 Onderstaande tabel geeft een vertaling van de meest voorkomende vennootschapsvormen. Vermits deze vennootschapsvormen in andere landen niet noodzakelijk dezelfde inhoud en kenmerken hebben als hun Belgische variant blijft enige omzichtigheid geboden. Nederlands Naamloze vennootschap Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Coöperatieve vennootschap
Frans La société anonyme (SA) La société privée à responsabilité limitée (SPRL) La société coopérative (SC)
Commanditaire vennootschap
La société en commandite simple (SCS) La société en nom collectif (SNC)
Vennootschap onder firma
Engels Public Limited Company (PLC) Private Limited Company (Ltd.) Cooperative society (Co-op or Coop) Limited partnership (LP)
154. Pb.L. 31 juli 1985, afl. 199/1.
www.lexfin.be
Partnership
Duits Aktiengesellschaft (AG) Gesellschaft mit beschränkter Haftung (GmbH) Genossenschaft (Gen.) Kommanditgesellschaft (KG) Offene Handelsgesellschaft (OGH)
44
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
HOOFDSTUK 4 Regels gemeen aan alle rechtspersonen 1
Identiteit van de rechtspersoon
1.1
Vennootschapsnaam
1.1.1
Principes
Een rechtspersoon moet net als elk ander rechtssubject geïdentificeerd worden door een naam. Deze naam moet toelaten om een onderscheid te maken tussen de rechtspersoon in kwestie en alle overige natuurlijke en/of rechtspersonen. Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid zijn krachtens artikel 65 W.Venn. verplicht om een vennootschapsnaam te dragen. Deze naam dient verschillend te zijn van een andere vennootschap en moet (samen met de eventuele afkortingen) worden opgenomen in de oprichtingsakte. In een vennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid is de naam van groot belang. Een afwezigheid van dergelijke naam brengt immers de nietigheid van de vennootschap met zich mee.155 Bij een onvolkomen rechtspersoon (e.g. vof of comm.v.) speelt de naam een minder belangrijke rol. Hoewel artikel 69, 1° W.Venn. uitdrukkelijk bepaalt dat het uittreksel van de oprichtingsakte de naam moet vermelden, wordt in de rechtsleer aangenomen dat het ontbreken van de naam niet zal resulteren in de nietigheid van de vennootschap.156 De onvolkomen rechtspersoon zal in dat geval de naam van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten krijgen (e.g. de vof Baert-Vermeiren). Vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid mogen daarentegen geen maatschappelijke naam voeren. 1.1.2
Keuze van de naam
In principe kan een vennootschap met rechtspersoonlijkheid haar naam vrij kiezen.157 Zo kan158: – een fantasienaam worden aangenomen (e.g. nv Palanhniuk of de vof Freeball). Wat niet kan is een vennootschapsnaam die bestaat uit banale bewoordingen of beschrijvende elementen159; – een naam worden aangenomen die is samengesteld uit de namen van de onderscheiden vennoten (e.g. bvba Baert-Vermeiren en Zonen/ cvba Gebroeders Beeckman); Gebruikt men de familienaam, dan bestaat het gevaar dat er verwarring zou ontstaan tussen de vennoot en de vennootschap. Vandaar dat het aangewezen is om telkenmale naast de naam ook het vennootschapstype te vermelden.160 Op die manier wordt aan derden duidelijk gemaakt dat zij niet met de vennoot maar met de vennootschap handelen. De vrije keuze van de vennootschapsnaam wordt op een aantal punten beperkt. Zo mag de vennootschapsnaam niet strijdig zijn met de goede zeden of de openbare orde.161 Daarnaast moet de naam ook geschikt zijn om de rechtspersoon te onderscheiden van de overige rechtspersonen. Er mag met andere woorden geen verwarring ontstaan. Bestaat er toch verwarring, dan kan hiertegen worden opgetreden (zie hierna, 1.1.3 ‘Bescherming van de naam’). Ten slotte moet bij de keuze van de vennootschapsnaam ook rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde namen (of woorden) worden voorbehouden aan vennootschappen met bepaalde werkzaamheden.162 Zo mogen de woorden ‘bank’, ‘kredietinstelling’, ‘vermogensbeheer’, ‘spaarkas’, ‘instelling voor elektronisch geld’ enkel worden gebruikt voor vennootschappen die uitdrukkelijk gemachtigd zijn om deze activiteiten uit te oefenen.163
155. Artikel 227, 2° (bvba), artikel 403, 2° (cvba), artikel 454, 2° (nv) W.Venn. 156. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 429; H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 227. 157. Artikel 65 W.Venn. 158. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 429. 159. In sommige gevallen kan een verzameling van beschrijvende elementen toch een voldoende onderscheidingsvermogen bezitten door het jarenlange gebruik van de naam. Zie bv. Kh. Brussel 6 januari 2006, R.W. 2007-08, 284. 160. Voor de bvba, cv, nv, comm.va., esv, SE en SCE is het zelfs verplicht dat de vennootschapsnaam steeds vergezeld gaat van de rechtsvorm (hetzij voluit geschreven, hetzij afgekort). K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 443. 161. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 230. 162. Het verbod om bepaalde woorden te gebruiken volgt steeds uit specifieke wetgeving. Zie K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 432. 163. C. MICHIELS, ‘Artikel 65 W. Venn.’, in X., Vennootschappen en Verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, (losbladig).
DEEL 1 – Inleiding
45
HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
Een vennootschap kan haar naam in principe steeds veranderen mits inachtneming van de meerderheden die vereist zijn bij een statutenwijziging.164 Op dit principe bestaat een uitzondering voor vennootschappen in vereffening. Krachtens artikel 183 § 2 W.Venn. is het verboden om de naam van een vennootschap in vereffening te wijzigen. Dit verbod moet verhinderen dat virtueel failliete vennootschappen zich al te makkelijk aan hun schuldeisers zouden kunnen onttrekken. 1.1.3
Bescherming van de naam
Hoewel de vennootschap in beginsel vrij haar naam kan bepalen, dient zij zich ervoor te hoeden dat er geen verwarring wordt gesticht tussen de door hen gekozen naam en die van de andere rechtssubjecten. Bij verwarring bestaan een drietal actiemiddelen165: – Vordering tot naamswijziging: artikel 65 W.Venn. biedt aan de eerste gebruiker van de naam bescherming tegen elke latere gebruiker. In geval van verwarring zal de eerste gebruiker de latere gebruikers tot naamswijziging kunnen dwingen. Of er sprake is van verwarring moet in abstracto worden beoordeeld. Het is met andere woorden niet vereist dat de vennootschappen binnen eenzelfde geografisch gebied of eenzelfde sector actief zijn.166 Deze mogelijkheid geldt voor alle rechtspersonen, met inbegrip van de buitenlandse rechtspersonen.167 – Vordering tot schadevergoeding: artikel 65 W.Venn. laat daarnaast ook toe dat elke belanghebbende een schadevergoeding kan vorderen voor de door de naamsverwarring geleden schade. Deze vordering is een bijzondere toepassing van artikel 1382 B.W. en men zal derhalve de fout, schade en het oorzakelijk verband moeten bewijzen. In afwijking van het gemeen recht bepaalt artikel 65, tweede lid W.Venn. uitdrukkelijk dat de aansprakelijkheid rust op de oprichters, of, bij latere naamswijziging, op de bestuurders. – Stakingsvordering: een eerste gebruiker die meent dat er sprake is van verwarring, kan eventueel ook bescherming afdwingen via een stakingsvordering in het kader van het Wetboek Economisch Recht (die de vroegere Wet Marktpraktijken en Consumentenbescherming opneemt (WMPC).168 De eerste gebruiker moet bij het instellen van zijn vordering aantonen dat er sprake is van verwarring en dat zijn beroepsbelangen hierdoor werden (of konden worden) geschaad. Over de toelaatbaarheid van de stakingsvordering wordt uitspraak gedaan door de voorzitter van de rechtbank van koophandel die zetelt zoals in kort geding. 1.1.4
Onderscheid met de handelsnaam
Een vennootschapsnaam kan niet gelijkgesteld worden met de handelsnaam.169 Een handelsnaam is, zoals de naam het zegt, de naam waaronder men handel drijft en aldus aan het rechtsverkeer deelneemt.170 Deze mededingingsrechtelijke term wordt niet beschermt door het Wetboek van Vennootschappen maar door het zogenaamde Unieverdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot bescherming van de industriële eigendom.171 Krachtens artikel 8 van dit Unieverdrag zal degene die de handelsnaam als eerste publiek gebruikt bescherming krijgen.172 De handelsnaam wordt tevens beschermd door het nieuw ingevoerde Wetboek Economisch Recht (waarin de Wet van 6 april 2010 betreffende de Marktpraktijken en Consumentenbescherming werd opgenomen). Het grootste verschilpunt tussen de bescherming van de vennootschapsnaam onder artikel 65 W.Venn. en de bescherming onder het Unieverdrag/Wetboek Economisch Recht is dat bij een vennootschapsnaam er enkel een verwarring in abstracto moet zijn, terwijl er bij de handelsnaam een concrete verwarring moet zijn met een andere naam.173 Is er verwarring in concreto dan kan een stakingsvordering worden ingesteld bij de voorzitter van de rechtbank van koophandel op grond van artikel VI.104 WER.174 Hebben handelaars gelijkaardige activiteiten en worden deze in dezelfde regio geëxploiteerd, dan kan er verwarring ontstaan bij de klanten en afnemers.175 Diegene die de handelsnaam eerst heeft gebruikt, kan in dergelijk geval opkomen tegen elk later gebruik.176
164. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 31. 165. C. MICHIELS, ‘Artikel 65 W. Venn.’, in X., Vennootschappen en Verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, (losbladig). 166. E. DIRIX, R. STEENNOT, H. VANHEES, Handels- en economisch recht in hoofdlijnen, Antwerpen, Intersentia, 2011, 90. 167. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 31. 168. Artikel XVII.1 e.v. WER (oud artikel 95 WMPC). 169. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 424; H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 227. 170. Voor een bespreking zie ook P. MAEYAERT, De bescherming van de handelsnaam en de vennootschapsnaam in België, Brussel, Larcier, 2006, 3 e.v.; H. VANHEES, De bescherming van de handelsnaam, Mechelen, Kluwer, 2002, 3 e.v. 171. In België ingevoerd door de Wet van 26 december 1974. 172. Hiervoor geldt geen registratie of depot. Zie H. VANHEES, De bescherming van de handelsnaam, Mechelen, Kluwer, 2002, 5. 173. D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 32; P. MAYAERT, G. BOGAERT, ‘Handelsnaam – Vennootschapsnaam – Merk – Bescherming en onderlinge conflicten. Rechtspraak (1990-1997)’, T.B.H. 1999, 80-81. 174. Artikel XVII.1 WER. 175. Om na te gaan of er verwarring is, moet men kijken naar de betrokken activiteiten, de regio waarin ze actief zijn en het visuele en auditieve onderscheid tussen de verschillende handelsnamen. Zie Gent, 27 mei 2013, NjW 2014, 324, noot R. STEENNOT. 176. Bergen, 27 mei 2013, JLMB 2013, 1889.
www.lexfin.be
46
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
1.2
Zetel van de vennootschap
1.2.1
Begrippen
Elke rechtspersoon beschikt over een werkelijke en een statutaire of maatschappelijke zetel. Deze zetel geldt als woonplaats van deze rechtspersoon en sluit aan bij de verplichting van elke rijksinwoner om een woonplaats te kiezen op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft.177 De statutaire zetel is de zetel die wordt aangeduid in de statuten.178 Deze plaats moet bovendien worden gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.179 De aanduiding moet nauwkeurig zijn zodat een volledige identificatie (straat, nummer, postcode, gemeente) mogelijk is. Overtredingen kunnen aanleiding geven tot hoofdelijke aansprakelijkheid van de oprichters (in de bvba en nv) voor de schade die het onmiddellijke gevolg is van het ontbreken of de onjuistheid van de vermelding van de zetel en tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van de oprichters of de bestuurders (bij een latere wijziging van de statutaire zetel) die nalieten de vermelding te doen.180 Vermeldenswaardig is dat een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (e.g. tijdelijke handelsvennootschap of een maatschap) in principe niet beschikt over een maatschappelijke zetel.181 De vennoten kunnen eventueel wel beslissen om de hoofdvestiging van hun vennootschap als woonplaats te kiezen.182 Het gebrek aan maatschappelijke zetel kan in de praktijk soms aanleiding geven tot moeilijkheden. Zo zullen bijvoorbeeld bij een maatschap steeds alle individuele maten (en niet de maatschap) moeten worden gedagvaard in geval van een geschil.183 De werkelijke zetel is de plaats waar het werkelijke bestuurscentrum of de effectieve leiding van de rechtspersoon zich bevindt.184 De bepaling van de werkelijke zetel is steeds een feitenkwestie. Deze zetel zal zich in de praktijk meestal bevinden op de plaats185: – waar de raad van bestuur en de algemene vergaderingen van de vennootschap (of hun notulen) worden gehouden; – waar het aandeelhoudersregister wordt bewaard; – waar de boekhouding van de vennootschap zich bevindt; – waaruit of waarnaar de correspondentie van de rechtspersoon wordt verstuurd. Hoewel de statutaire en werkelijke zetel in de meerderheid van de gevallen samenvallen, gebeurt het soms dat de vennootschap niet vanuit haar maatschappelijke zetel wordt bestuurd. In dergelijk geval rijst de vraag aan welke zetel voorrang moet worden gegeven. In het Belgische recht wordt van oudsher de voorkeur gegeven aan de werkelijke zetelleer (i.e. de plaats waar de effectieve leiding wordt gevoerd).186 De statutaire zetel schept slechts een vermoeden en kan steeds door derden worden weerlegd. Indien derden het bewijs leveren dat de werkelijke zetel op een andere plaats is gevestigd, moet de rechtbank beslissen in functie van de werkelijke zetel. Het voormelde vermoeden geldt niet voor de vennootschap zelf. Deze zal moeten aanvaarden dat zij zowel op haar statutaire zetel als haar werkelijke zetel kan worden aangesproken. 1.2.2
Belang van de zetel
De zetel van de vennootschap dient als belangrijk aanknopingspunt voor tal van juridische bepalingen: – de toepasselijke taalwetgeving; – de plaats waar de vennootschap haar oprichtingsakte moet neerleggen187; – de plaats waar de algemene vergadering wordt gehouden en waar het aandeelhoudersregister zich bevindt;
177. Artikel 102 B.W. Zie ook D. VAN GERVEN, Rechtspersonen – Deel 1. Rechtspersonen in het algemeen, verenigingen, stichtingen & publiekrechtelijke rechtspersonen, Mechelen, Kluwer, 2007, 34. 178. Artikel 69,2° W.Venn. 179. Artikel 69, 2° W.Venn. juncto artikel 226 W.Venn. (bvba), artikel 355 (cv), artikel 402 (cvba), artikel 453 (nv), artikel 799 (lv). 180. Corr. Leuven, 17 juni 2008, T.Strafr. 2009, 171, JDSC 2010, 31, noot S. KETTMANN. 181. K. GEENS, ‘Procesrechtelijke en executieproblemen bij vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid’, T.R.V. 1995, 354; B. TILLEMAN, Proceshandelingen van en tegen Vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 1997, 29 e.v. 182. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 394. 183. Dergelijke dagvaarding zal moeten worden betekend aan de woonplaats van de maten (artikel 631 Ger.W.). Dit is de plaats waar zij hun inschrijving in het bevolkingsregister hebben (artikel 36 Ger.W.). 184. Artikel 110 WIPR. 185. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 391. 186. J. MEEUSEN, ‘De werkelijke zetel-leer en de communautaire vestingsvrijheid van vennootschappen. Analyse van het arrest Überseering van het Hof van Justitie’, T.R.V. 2003, 97; K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 395-396. 187. Artikel 67 § 1 W.Venn.
DEEL 1 – Inleiding
47
HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
– de zetelrechtbank heeft de uitsluitende bevoegdheid om het faillissement van de vennootschap uit te spreken188; – de betekening van de akten aan de vennootschap kan geschieden op de zetel van de vennootschap, onverminderd de mogelijkheid om te betekenen aan haar bestuurders.189 De vennootschappen met rechtspersoonlijkheid dienen de zetel te vermelden in hun oprichtingsakte. Bovendien moet de zetel worden bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.190 De aanduiding van de zetel moet nauwkeurig zijn. Dit impliceert een vermelding van de straat, het nummer, de postcode en de gemeente.191 Naast de vermelding in de statuten en de bekendmaking in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, moet de zetel ook worden vermeld op alle akten, brieven, facturen… die uitgaan van de vennootschap.192 Er geldt geen publicatieverplichting wanneer de vennootschap een nieuw huisnummer krijgt ten gevolge van een hernummering van de straat waar de vennootschap haar zetel heeft. Wenst een partij de vennootschap te dagvaarden dan zal de eerste ervoor moeten zorgen dat zij de vennootschap op het juiste nummer dagvaardt (dit kan in principe door de gerechtsdeurwaarder worden nagegaan).193 1.2.3
Zetelverplaatsing
Een rechtspersoon kan zijn statutaire zetel steeds verplaatsen. Vermits dit een wijziging van de statuten inhoudt, behoort de zetelverplaatsing in de regel dan ook tot de bevoegdheid van de algemene vergadering. In de praktijk zien we evenwel dat de statuten vaak bepalen dat de zetel door de raad van bestuur kan worden verplaatst.194 Dergelijke clausules zijn perfect rechtsgeldig voor zover zij betrekking hebben op een verplaatsing binnen eenzelfde taalgebied in België.195 Een zetelverplaatsing naar een ander taalgebied of naar het buitenland vereist wel steeds een beslissing van de algemene vergadering. Dergelijke zetelverplaatsingen hebben immers een ingrijpende impact op de vennootschap.196 Een grensoverschrijdende zetelverplaatsing is in principe slechts mogelijk voor zover deze wordt toegelaten door het land van emigratie en immigratie.197 Bovendien dient zij steeds te gebeuren in overeenstemming met de oorspronkelijke statuten. De zetelverplaatsing zal gebeuren met behoud van rechtspersoonlijkheid en zonder ontbonden te worden.198 Het besluit om de zetel te verplaatsen moet worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel en moet worden bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.199 Deze verplichting geldt ongeacht of de beslissing tot zetelverplaatsing werd genomen door de algemene vergadering of door de raad van bestuur.200 Bij gebrek aan bekendmaking zal de zetelverplaatsing niet tegenwerpelijk zijn aan derden, tenzij men kan aantonen dat de derde van deze verplaatsing op de hoogte was. In de nv, bvba en cvba kunnen de bestuurders bovendien hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade die voortvloeit uit dergelijke nietbekendmaking.201 Vennootschappen in vereffening kunnen hun zetel slechts verplaatsen na homologatie door de rechtbank waar de vennootschap haar zetel heeft.202 De rechtbank zal slechts instemmen met dergelijke verplaatsing voor zover dit dienstig is voor de vereffening.203 Deze regeling moet verhinderen dat virtueel failliete vennootschappen zich al te makkelijk aan hun schuldeisers zouden kunnen onttrekken.
188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198.
199. 200. 201. 202. 203.
Artikel 631 Ger.W. Artikel 35 en 42, 5° Ger.W. Artikel 69 W.Venn. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 401. Artikel 78 en 79 W.Venn. Kh. Dendermonde,12 oktober 2011, JDSC 2013, 47 met noot C. BROCAL, ‘La renumérotation administrative est-elle une modification de siège au sens de l’article 76 du Code des sociétés’. Sommige auteurs menen dat de raad van bestuur de zetel ook zonder statutaire machtiging binnen eenzelfde taalgebied kan verplaatsen. Zie hiervoor o.a. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 236. F. BOUCKAERT, ‘Verandering van zetel van de vennootschap: statutenwijziging of besluit van de bestuursorganen’, T.R.V. 1988, 192; B. TILLEMAN, Proceshandelingen van en tegen Vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 1997, 185. De verplaatsing naar een ander taalgebied vereist de omzetting van de statuten naar de taal van het rechtsgebied. Een verplaatsing naar het buitenland zal een wijziging van het op de vennootschap toepasselijke recht met zich meebrengen. Artikel 112 WIPR. Voor een uitgebreide bespreking van de internationale zetelverplaatsing en de problematiek die hiermee gepaard gaat, zie K. GEENS, ‘De internationale zetelverplaatsing’, in Facetten van ondernemingsrecht, Liber Amicorum Frans Bouckaert, Universitaire Pers Leuven, 2000, 563-578; E. WYMEERSCH, ‘De zetelverplaatsing in het vennootschapsrecht’, in Liber Amicorum Jean-Pierre De Bandt, Brussel, Bruylant, 2004, 757-770; K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 416-423. Artikel 76 W.Venn. M. WYCKAERT, ‘Zetelverplaatsing, vennootschapsdossier en handelsregister’, T.R.V. 1988, 459-460. Artikel 263 (bvba), artikel 408 (cvba) en artikel 528 (nv) W.Venn. Artikel 183 § 3W.Venn. Zie bijvoorbeeld Gent 13 januari 2003, R.W. 2003-04, 871, met noot F. VAN REMOORTEL.
www.lexfin.be
48
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
1.3
Nationaliteit
Rechtspersonen hebben net als natuurlijke personen een nationaliteit. Nochtans brengt de nationaliteit niet dezelfde gevolgen teweeg. Rechtspersonen verwerven door hun nationaliteit bijvoorbeeld geen politieke rechten.204 Wanneer men dan ook spreekt over de nationaliteit van een rechtspersoon, bedoelt men de (nationale) rechtsorde waaraan de rechtspersoon is onderworpen, i.e. de regelen die de geldigheid, werking, erkenning en eventuele internationale optredens van de rechtspersoon beheersen. Zo zal een ‘Belgische’ vennootschap onderworpen zijn aan de Belgische rechtsregelen en een ‘Franse’ vennootschap aan het Franse recht. De nationaliteit is een rechtspersoon is een kwestie van internationaal privaatrecht.205 Krachtens artikel 110 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht (WIPR) worden rechtspersonen beheerst door het recht van de staat op wiens grondgebied zich vanaf de oprichting hun voornaamste vestiging bevindt. Indien het buitenlandse recht verwijst naar het recht van de staat volgens hetwelk de rechtspersoon is opgericht, is dit laatste van toepassing. Concreet betekent dit dat een vennootschap met een Duitse statutaire zetel toch de Belgische ‘nationaliteit’ zal hebben indien haar werkelijke zetel in België is gelegen. Het Belgische vennootschapsrecht zal op deze rechtspersoon van toepassing zijn. Omgekeerd zal, volgens de Belgische IPR-regelen, het Franse recht van toepassing zijn op een vennootschap die haar statutaire zetel in België heeft maar waarvan haar werkelijke zetel zich in Frankrijk bevindt. Het recht dat van toepassing is op de rechtspersonen bepaalt onder andere: – het bestaan en de juridische aard van de rechtspersoon; – de maatschappelijke bepaling; – de oprichting, ontbinding en vereffening; – de verkrijging en het verlies van de hoedanigheid van vennoot; – de rechten en plichten verbonden aan de aandelen of andere deelbewijzen; – de aansprakelijkheid voor een overtreding van de wet of de statuten. In bepaalde gevallen zal de statutaire zetel toch nog als aanknopingspunt worden gehanteerd. Dit zal met name het geval zijn om te bepalen of een vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft en om na te gaan of de Belgische rechter bevoegd is.206 Deze zal immers bevoegd zijn zodra de statutaire en/of de werkelijke zetel van de vennootschap zich in België bevindt.207 Een vennootschap kan van nationaliteit veranderen. Dit gebeurt doordat een vennootschap haar werkelijke zetel verplaatst naar een ander land.208 Deze verplaatsing gebeurt slechts zonder onderbreking van rechtspersoonlijkheid wanneer zij plaatsvindt met inachtneming van de voorwaarden waaronder het recht van deze staten zulks toestaat. Wanneer een rechtspersoon zijn voornaamste vestiging verplaatst naar het grondgebied van een andere staat, wordt hij vanaf de verplaatsing beheerst door het recht van die staat.209 Het weze opgemerkt dat vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid slechts overeenkomsten zijn en bijgevolg niet beschikken over een nationaliteit. Eventuele conflicten worden opgelost aan de hand van de internationaal privaatrechtelijke verwijzingsregels voor overeenkomsten.210
2
De Kruispuntbank der Ondernemingen
2.1
Inleiding
De Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO) werd in het leven geroepen door de Wet van 16 januari 2004 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (WKBO).211 Deze wet werd recentelijk opgenomen in het Wetboek Economisch Recht (WER). Deze Kruispuntbank van Ondernemingen is een officieel register waarin identificatiegegevens over de ondernemingen en vestigingseenheden worden opgenomen en waarin de ondernemingen en vestigingseenheden verplicht moeten worden ingeschreven.212 De Kruispuntbank van Ondernemingen werd opgericht binnen de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en heeft 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212.
K. LENAERTS, ‘Het personeel statuut van een Belgische vennootschap bij overbrenging van de werkelijke zetel naar het buitenland’, T.R.V. 1988, 112 e.v. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 239. H. BRAECKMANS, R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 240. Artikel 109 WIPR. Zo is het mogelijk dat een Belgische vennootschap de Duitse nationaliteit krijgt indien zij het werkelijke centrum van haar voornaamste belangen in Duitsland onderbrengt. Artikel 112 WIPR. K. GEENS, M. WYCKAERT m.m.v. C. CLOTTENS, S. DE DIER, E. PARREIN, De vennootschap. Algemeen deel, Mechelen, Kluwer, 2011, 400. BS 5 februari 2003. P. ERNST, D. SMEETS, ‘Recente wijzigingen op het vlak van verplichtingen bij het opstarten van een onderneming (Kruispuntbank van Ondernemingen, ondernemingsloket, ondernemingsnummer, handelsregister, vestigingsattest, basiskennis van bedrijfsbeheer’, in TILLEMAN B., BENOIT-MOURY, A. CAPRASSE O. en N. THIRION, N., De oprichting van vennootschappen en de opstartfase van ondernemingen, Brugge, die Keure, 2003, 760.
DEEL 1 – Inleiding
49
HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
als opdracht bepaalde gegevens die betrekking hebben op de identificatie van de ondernemingen op te nemen, te bewaren, te beheren en ter beschikking te stellen.213 2.2
Verplichte inschrijving
Overeenkomstig artikel III.16 WER moet iedere onderneming of vestigingseenheid in de KBO worden ingeschreven. Concreet zal de inschrijvingsplicht gelden voor214: – de rechtspersonen naar Belgisch recht; – de vestigingen, instanties en diensten naar Belgisch recht die opdrachten van algemeen nut of verbonden met de openbare orde uitvoeren en over een financiële en boekhoudkundige autonomie beschikken, onderscheiden van deze van de rechtspersoon van Belgisch publiek recht waarvan ze afhankelijk zijn; – de rechtspersonen naar buitenlands of internationaal recht die in België beschikken over een zetel of die zich dienen te registreren in uitvoering van een door de Belgische wetgever opgelegde verplichting; – iedere natuurlijke persoon die in België als onafhankelijke entiteit hetzij een economische en beroepsmatige activiteit gewoonlijk, hoofdzakelijk of aanvullend uitoefent, hetzij zich dient te registreren in uitvoering van een door de Belgische wetgever opgelegde verplichting anders dan deze beoogd door de WKBO; – de verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die zich dienen te registreren in uitvoering van een door de Belgische opgelegde verplichting anders dan deze beoogd door de WKBO; – de vestigingseenheden van de bovenvermelde ondernemingen. Artikel I.2, 16°WER definieert een vestigingseenheid als ‘een plaats die men geografisch kan identificeren door een adres waar ten minste een activiteit van onderneming wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uitgeoefend’. Elke onderneming of vestigingseenheid waarop de WKBO van toepassing is, wordt in de Kruispuntbank der Ondernemingen ingeschreven. De inschrijving van een onderneming vindt plaats bij een griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel of bij een ondernemingsloket.215 De inschrijving van… De ondernemingen vernoemd in het vennootschapsrecht (e.g. bvba, nv, vzw, ivzw…) Ondernemingen natuurlijke personen (handels en niethandelsondernemingen naar privaat recht Vestigingseenheden van alle ondernemingen (zowel handels- als niet handelsondernemingen naar privaat recht) a.
vindt plaats bij… Griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel Een erkend ondernemingsloketa
Een lijst van de erkende ondernemingsloketten kan worden gevonden op http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/leven_onderneming/oprichting/ondernemingsloket/.
Elke inschrijving omvat de volgende gegevens216: – de naam, benaming of firmanaam; – de nauwkeurige aanduiding van de maatschappelijke zetel en, indien die er zijn, van de verschillende vestigingseenheden in België; – de rechtsvorm; – de rechtstoestand (e.g. vennootschap in vereffening); – de oprichtings- en stopzettingsdatum van de onderneming of vestigingseenheid; – de identificatiegegevens van de oprichters, mandatarissen en lasthebbers van de onderneming; – de door de onderneming uitgeoefende economische activiteiten; – de overige basisidentificatiegegevens; – de toelatingen en vergunningen waarover de onderneming beschikt of de hoedanigheden waaronder deze bij de verschillende overheden, administraties en diensten gekend is; – in voorkomend geval, de verwijzing naar de website van de onderneming, haar telefoonnummer, haar faxnummer en haar e-mailadres.
213. 214. 215. 216.
Artikel III.15 WER (vroegere artikel 3 WKBO). Artikel III.16 WER (vroegere artikel 4 WKBO). Bron: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/KBO/over/Inschrijving/. Artikel III.18 § 1 WER (vroegere artikel 6 § 1 WKBO).
www.lexfin.be
50
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
Iedere wijziging die wordt aangebracht aan de voormelde gegevens moet onverwijld in de Kruispuntbank der Ondernemingen worden opgenomen met aanduiding van de datum waarop zij in werking treedt.217 De gegevens worden gedurende dertig jaar bewaard te rekenen vanaf de dag van verlies van de rechtspersoonlijkheid.218 Ondernemingen die een andere handels- of ambachtsactiviteit wensen uit te oefenen dan deze waarvoor zij werden ingeschreven moeten vooraf om een wijziging van hun inschrijving in de Kruispuntbank der Ondernemingen verzoeken.219 Wanneer de uitoefening van een nieuwe handels- of ambachtswerkzaamheid voortvloeit uit een overdracht van de bedrijvigheid van een onderneming, om niet of onder bezwarende titel, onder levenden of ingevolge overlijden, dan moet de onderneming evenwel binnen een maand na de overdracht of de aanvaarding van de nalatenschap tot wijziging overgaan.220 In geval van beëindiging van alle activiteiten of sluiting van één van de vestigingseenheden, moeten de handels- of ambachtsondernemingen of haar rechtsopvolgers binnen één maand na de beëindiging om de doorhaling van de inschrijving verzoeken.221 2.3
Gebruik van het identificatienummer
Op het moment dat de onderneming of vestigingseenheid zich bij de KBO inschrijft, verkrijgt zij onmiddellijk een ondernemings- of vestigingsnummer.222 Dit nummer is haar unieke identificatienummer.223 Het gebruik van dit nummer is verplicht in betrekkingen met de administratieve en gerechtelijke overheden, evenals in de betrekkingen die deze laatste onderling hebben.224 Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, brieven, orders en andere stukken uitgaande van handels- en ambachtsondernemingen moeten steeds het ondernemingsnummer vermelden.225 Verder moet elk verzoek van een handels- of ambachtsonderneming tot betekening van een deurwaardersexploot steeds het ondernemingsnummer vermelden. Bij gebrek hieraan zal de rechtbank uitstel verlenen aan de handels- of ambachtsonderneming teneinde haar inschrijving in de Kruispuntbank der Ondernemingen op de datum van het inleiden van de vordering te bewijzen.226 Indien zij haar inschrijving niet kan bewijzen binnen de door de rechtbank gestelde termijn, zal de vordering van ambtswege onontvankelijk worden verklaard.227 Indien een handels- of ambachtsonderneming wel in Kruispuntbank der Ondernemingen is ingeschreven maar haar vordering is gebaseerd op een activiteit waarvoor de onderneming op de datum van de inleiding van de vordering niet is ingeschreven of die niet valt onder het maatschappelijk doel waarvoor de onderneming op deze datum is ingeschreven, is de vordering van die onderneming eveneens onontvankelijk.228 Aan beide voorwaarden moet zijn voldaan, anders moet de rechter de vordering als niet-ontvankelijk afwijzen.229 Deze onontvankelijkheid zal evenwel gedekt zijn, indien zij niet in limine litis (i.e. voor alle exceptie of verweer) werd opgeworpen.230 De vordering die als niet- ontvankelijk wordt afgewezen wegens niet- of gebrekkige inschrijving, stuit de verjaring.231 In de praktijk beroept een tegenpartij zich vaak op deze onontvankelijkheidsgrond. Het valt dan ook ten zeerste aan te raden om na te gaan of men de nodige inschrijvingen heeft gedaan alvorens over te gaan tot dagvaarding.232 2.4
Toegang tot de gegevens
In beginsel heeft de onderneming het recht op mededeling van de gegevens die over haar zijn opgenomen in de KBO. Indien blijkt dat de meegedeelde gegevens onnauwkeurig, onvolledig of onjuist zijn, kan men om een verbetering vragen.233
217. 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233.
Artikel III.18 § 3 WER (vroegere artikel 6 § 2 WKBO). Artikel III.18 § 4 WER (vroegere artikel 6 § 3 WKBO). Artikel III.51 § 1 WER (vroegere artikel 35 § 1, eerste lid WKBO). Artikel III.51 § 1 WER (vroegere artikel 35 § 1, tweede lid WKBO). Artikel III.52 WER (vroegere artikel 36, eerste lid WKBO). Artikel III.22 WER (vroegere artikel 10 WKBO). Artikel III.17 WER (vroegere artikel 5 WKBO). Artikel III.23 WER (vroegere artikel 11 WKBO). Artikel III.25 WER (vroegere artikel 13 WKBO). Artikel III.26 WER (vroegere artikel 14, tweede lid WKBO). Artikel III.26 WER (vroegere artikel 14, derde lid WKBO). Artikel III.26 WER (vroegere artikel 14, vierde lid WKBO). Voor welke activiteiten een onderneming is ingeschreven, kan worden teruggevonden in de zogenaamde NACEBEL-codes. Cass., 8 februari 2013, T.B.O. 2014, 15. Cass. 28 mei 2010, C.09.0528, www.juridat.be. Artikel III.27 WER. Voor een interessante bespreking van deze problematiek, zie W. CLOET, ‘De exceptie van onontvankelijkheid in geval van onvolledige inschrijving in de Kruispuntbank der Ondernemingen’, T.B.H. 2012, 686-694. Artikel III.32 WER (vroegere artikel 19 WKBO).
DEEL 1 – Inleiding
51
HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
Met de invoering van het Wetboek Economisch Recht is de toegang tot de informatie in de KBO gevoelig uitgebreid. Waar derden vroeger slechts beperkte toegang hadden, krijgen zij nu via de ‘KBO Public Search’ toegang tot de gegevens opgesomd in artikel III.29 WER. Het gaat hierbij onder andere om: – de ondernemingsnummers en vestigingsnummers; – de naam van de onderneming en van haar vestigingseenheden; – de rechtsvorm; – de rechtstoestand (e.g. normaal, in vereffening …); – de economische activiteiten van de onderneming en haar vestigingseenheden; – de hoedanigheden waaronder de onderneming is ingeschreven in de KBO (e.g. als werkgever, onderworpen aan btw, als handelsonderneming …); – de erkenningen, toelatingen of vergunningen waarover de onderneming beschikt (voor zover deze verplicht moeten worden bekend gemaakt of belang hebben voor derden); – de verwijzing naar de website van de onderneming, haar telefoon- en faxnummer en e-mailadres; – de naam en voornaam van de oprichters of personen die in de onderneming een functie uitoefenen die moet worden bekend gemaakt; – het bedrag van het maatschappelijk kapitaal; – de duur van onderneming (voor zover het zou gaan om een onderneming van bepaalde duur); – verwijzingen naar het boekjaar en de datum van de algemene vergadering; – … Enkel de actieve gegevens worden hierbij getoond. De gegevens die een begindatum hebben in de toekomst of die werden stopgezet, worden niet vermeld. Voor de gebruikers van smartphones en tablets werd er een mobiele versie van de KBO beschikbaar gemaakt (‘KBO Mobile’). De toegang tot alle andere gegevens is afhankelijk van het verkrijgen van een voorafgaande machtiging. Deze machtiging kan worden toegestaan234: – aan overheden, administraties en diensten in de mate dat zij die gegevens nodig hebben voor het vervullen van hun opdrachten en wettelijke of reglementaire verplichtingen; – aan andere instanties in de mate dat deze gegevens beantwoorden aan een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doeleinde, dat zwaarder doorweegt dan het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de onderneming waarop de gegevens betrekking hebben. Overheden en administraties hebben, behoudens uitdrukkelijke machtiging, op dezelfde wijze toegang tot de informatie in de Kruispuntbank der Ondernemingen als derden.235 Met de invoering van het Wetboek Economisch Recht kan men zich ook abonneren op de publieke gegevens van de webservices Public Search. De vergoeding hiervoor bedraagt 50 EUR per 2.000 opvragingen en laat geïnteresseerden toe om deze publieke gegevens te integreren in hun eigen toepassingen. Hierdoor wordt het voor ondernemingen mogelijk om hun eigen gegevensbestanden automatisch upto-date te houden. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan om een licentie af te sluiten met de KBO om een dagelijks bestand te ontvangen met alle KBO-gegevens die beschikbaar zijn voor hergebruik. De jaarlijkse forfaitaire prijs voor dergelijke licentie is gedaald van 100.000 naar 75.000 EUR. Dergelijke licentie moet worden aangevraagd aan de beheersdienst, die ook beslist over de toekenning ervan. Het spreekt voor zich dat men de gegevens uit de KBO niet voor elk doel zal mogen hergebruiken. De bijzondere regels hieromtrent worden dan ook vastgesteld tussen de licentienemer en de Belgische Staat. 2.5
Doorhaling in de Kruispuntbank van Ondernemingen
Sinds de Wet van 15 juni 2013 houdende dringende bepalingen inzake fraudebestrijding236 zijn de diensten van de KBO verplicht om ambtshalve de vennootschappen door te halen die volgens de gegevens van de Nationale Bank van België voor ten minste drie opeenvolgende boekjaren geen jaarrekening hebben neergelegd (voor zover zij uiteraard hiertoe de verplichting hadden.237 Een ambtshalve doorhaling zal zich ook voordoen wanneer de betrokken vennootschap cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet238: – sedert minimum drie jaar niet beschikken over actieve hoedanigheden, activiteiten of vestigingseenheden, ingeschreven in de KBO; – inschreven zijn in de KBO met een actieve status; 234. Artikel III.29 WER (vroegere artikel 18 WKBO). 235. P. ERNST, D. SMEETS, ‘Recente wijzigingen op het vlak van verplichtingen bij het opstarten van een onderneming (Kruispuntbank van Ondernemingen, Ondernemingsloket, ondernemingsnummer, handelsregister, vestigingsattest, basiskennis van bedrijfsbeheer’, in TILLEMAN B., BENOIT-MOURY, A. CAPRASSE O. en N. THIRION, N., De oprichting van vennootschappen en de opstartfase van ondernemingen, Brugge, die Keure, 2003, 767. 236. BS 19 juli 2013. 237. Artikel III.42 WER. 238. Artikel III.42 WER.
www.lexfin.be
52
DEEL 1 – Inleiding HOOFDSTUK 4 – Regels gemeen aan alle rechtspersonen
– niet beschikken over lopende toelatings- of hoedanigheidsaanvragen, ingeschreven in de KBO; – sinds zeven jaar geen enkele wijziging aangaande de ingeschreven gegevens in de KBO hebben uitgevoerd; – sinds zeven jaar geen enkele andere publicatie dan die van de jaarrekeningen in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad of het Belgisch Staatsblad hebben uitgevoerd. Wordt vastgesteld dat aan een van deze voorwaarden niet meer is voldaan, dan wordt de doorhaling terug ingetrokken.239
239. V. TRUILLET, ‘Radiation de sociétés par la Banque-Carrefour des Entreprises: au confluent du droit pénal et du droit civil – un coup dans l’eau?’, Dr.pén.entr. 2014, 121.