Deel 4: Communicatie en identiteit in de jongerentaal Communicatie, identiteit en gender Fiona Shelton (UK)
1. Inleiding De rol van de communicatie en identiteitsontwikkeling tijdens de jeugd heeft een bijzondere betekenis, aangezien jonge mensen tijdens deze ontwikkelingsfase zichzelf zoeken en zichzelf op een manier definiëren die tijdens hun kindertijd nog niet mogelijk was (Calvert, 2002). Identiteit - zoals beschreven bij Huffaker en Calvert (2005) - is een centrale ontwikkelingsopdracht, die in de vroege kindertijd begint en eindigt op het hoogtepunt van het leven. Er zijn facetten van de communicatie die het jonge mensen mogelijk maakt op hun eigen gedachten, ideeën en handelingen te reflecteren, die een nieuwe dimensie toevoegen aan de zelfontdekking, zeker met betrekking tot de ontwikkeling van de geslachtsidentiteit. Er zijn aanwijzingen dat onze denkwijzen in de communicatie over de geslachtsrollen gewijzigd zijn; de communicatiemethodes, waarvan jonge mensen zich bedienen, lijken vooral rond mobiele technologieën
geconcentreerd te zijn, hetgeen verder in deze
bijdrage wordt besproken. Geslachtspecifieke verschillen in de communicatie worden al voor het eerst zichtbaar in de jonge jaren, jongens en meisjes verschillen op dit vlak al als ze drie of vier jaar zijn. De meeste kinderen brengen het grootste deel van de dag spelend en communicerend met anderen door. Jongens en meisjes spelen over het algemeen in groepen die geslachtshomogeen zijn. Deze groepen met kinderen van hetzelfde geslacht ontwikkelen en onderhouden specifieke en verschillende communicatiestijlen en gedragswijzen, die bijdragen tot een geslachtelijke identiteitsvorming. Bij de overgang van de kindertijd naar de adolescentie is communicatie een beslissend middel waarmee rollen van geslachtsbepaalde identiteit verkend en geconstrueerd worden (Harter 1998). HARTERs visie op de ontwikkeling in de adolescentie ziet de constructie van het zelf als iets dat meerdere „openbare ikken“ bevat, die naar behoefte in bepaalde situaties kunnen worden ingezet. Volgens ERIKSON (1993) wordt een uniforme identiteit na een succesvolle zoektocht geconstrueerd volgens wie men is. ERIKSON (1968) beschouwt de adolescentie als een kritische fase van de identiteitsvorming; jongeren ervaren volgens ERIKSON tijdens hun puberteit een „crisis“, tijdens dewelke ze kernvragen over hun waarden en idealen, hun toekomstige beroep of hun loopbaan en over hun seksuele identiteit opwerpen. – Deze ideeën worden verder besproken, rekening houdend met nieuwe onderzoeken over gender en over communicatieve vaardigheden.
2. Gender, identiteit en digitale media In de 21ste eeuw presenteren jonge mensen hun „meervoudige ikken" (Huffaker en Calvert, 2005) door de inzet van „social networking“ en van media-platformen waarop jongeren
op speelse wijze de rollen van anderen spelen, waarbij ze verschillende
standpunten innemen en waardoor het voor hen mogelijk wordt om verschillende facetten van de rol die ze willen spelen, uit te testen (Huffaker en Calvert 2005). Dit begrip van meervoudige identiteiten
zorgt voor verschillende wegen naar een beter
begrip van de relaties die jonge mensen met digitale media hebben. BUCKINGHAM (2008) bijvoorbeeld presenteert twee kanten van deze argumentatie. Aan de ene kant biedt het internet diverse mogelijkheden om diverse facetten van een identiteit te verkennen, die iemand waarschijnlijk vroeger ontzegd werden of die gestigmatiseerd waren. ‚Dit doet vermoeden dat media als uitdrukkingsmiddel gebruikt kunnen worden of als middel tot ontdekking van zijn/haar „ware ik“, bijvoorbeeld met betrekking tot seksualiteit’ (Buckingham 2008, p. 8). Aan de andere kant stelde hij echter vast dat deze media daarentegen ook beschouwd kunnen worden als middelen die mogelijkheden bieden voor een speelse omgang met identiteit en navolging vinden, waarmee jonge mensen identiteiten kunnen aannemen die ze voor zichzelf en voor andere willen verkennen. In de virtuele wereld, waar flexibiliteit en anonimiteit mogelijk zijn, kunnen jongeren zich beter voelen als ze hun seksuele geaardheid tot uitdrukking brengen en hun seksuele identiteit buiten de sociale regels om verkennen
(Huffaker & Calvert 2005). De taal is een beslissend middel
waardoor seksuele identiteit uitgedrukt en onderzocht kan worden, vooral op online fora. Volgens een groots opgezette enquête in de VSA, die het SMS-gedrag van jongeren onderzocht
(Lenhart,
Ling,
Campbell
&
Purcell
2010),
gaan
jongeren
in
hun
communicatie om met mensen van dezelfde leeftijd, partners en voor een deel ook met hun ouders en andere volwassenen op communicatie via SMS. De resultaten uit de enquête tonen aan dat het versturen van sms het meest de voorkeur wegdroeg als middel waarmee jongeren hun vrienden contacteren; dat scoort hoger dan face-to-face-contacten, e-mails, chat en telefoneren („voice calling“) als dagelijkse manier om te communiceren – zoals die typisch is voor deze leeftijdsgroep. Bovendien bleek uit de enquête dat telefoneren voor de meeste jongeren nog steeds de meeste voorkeur wegdraagt om hun ouders te bereiken. Gelijkaardige resultaten werden in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld, waar enquêtes aantonen dat jonge mensen liever sms'jes sturen dan te spreken; werkgevers hebben vastgesteld dat veel jonge mensen met beperkte sociale vaardigheden instappen in de arbeidsmarkt, omdat ze tijdens hun jeugd hun communicatievaardigheden niet in dezelfde omvang hebben ontwikkeld als jonge mensen dat deden voor de opkomst van mobiele telefoons en sms. Onderzoeksresultaten (Lenhart et al. 2010 en Ofcom 2012) wijzen erop dat mensen enorme hoeveelheden sms'jes per dag sturen. Een gemiddelde gebruiker stuurt 50
sms'jes per week, hetgeen de afgelopen vier jaar meer dan verdubbeld is – met meer dan 150 miljard sms'jes, die in 2011 in Groot-Brittannië verstuurd werden (Ofcom 2012). Tieners sturen meer sms'jes, waarbij de helft van de teenagers 50 of meer sms'jes per dag of 1.500 tekstberichtjes per maand stuurt; een op drie stuurt meer dan 100 sms'jes per dag. Wat betreft verschillen op basis van geslacht staan 14- tot 17-jarige meisjes aan de leiding in het sturen van sms'jes – met gemiddeld 100 sms'jes per dag. De jongste jongens van deze leeftijdsgroep zijn resistenter tegen deze manier van communiceren; ze sturen gemiddeld rond de 20 sms'jes per dag. Volgens een onderzoek dat Pew Internet (2007) heeft uitgevoerd, gebruiken meisjes en jongens media op een verschillende manier. Jongens zitten meer voor de tv en wisselen online filmpjes uit, terwijl meisjes bloggen, e-mails of sms'jes sturen; youtube en andere videowebsites zijn eerder de domeinen van jongens. 14- tot 17-jarige jongens zetten dubbel zoveel filmpjes online (ter vergelijking: 19 % tegenover 10 %).
3. Jongeren en communicatieve vaardigheden - hun perspectieven Hoe is het gesteld met de algemene communicatievaardigheden? Een groots opgezette enquête, de eerste van haar soort, die de inschatting van jonge mensen wat betreft hun communicatieve vaardigheden opvroeg,werd door het National Literacy Trust (2011) in Groot-Brittannië uitgevoerd. De enquête bevroeg 6.865 jongeren in de leeftijd van 8 tot 16; de verdeling van de geslachten in de steekproef was vrijwel gelijk: 51,5 % mannelijk (n=3511), 48,5 % vrouwelijk (n=3309). Doel van de enquête bestond erin te onderzoeken wat jonge mensen denken over communicatieve vaardigheden, hoe zeker ze zijn van hun vaardigheden en hoe belangrijk ze deze vaardigheden inschatten met betrekking tot school, werk of in andere maatschappelijke contexten. Enkele van de belangrijkste resultaten tonen het volgende aan: •
Er waren meer meisjes dan jongens van mening dat het beschikken over goede communicatievaardigheden betekent, dat je goed kunt praten en
goed kunt
luisteren. In tegenstelling hiermee geloofden duidelijk meer jongens dan meisjes dat
dit
betekent:goed
zijn
in
het
gebruik
van
informatie-
en
communicatietechnologieën (ICT). •
Vijf op tien jongens – in vergelijking met vier op tien meisjes – stemden met grote overtuiging in met de stelling, dat goede communicatievaardigheden hun vertrouwen in sociale situaties versterken. Drie op tien jongens – in vergelijking met twee op tien
meisjes – brachten in hoge mate tot uitdrukking dat goede
communicatieve vaardigheden vaak als vanzelfsprekend worden beschouwd, waarbij het gevaar bestaat dat ze niet ernstig worden genomen als ze hun bedoelingen niet duidelijk tot uitdrukking kunnen brengen.
•
Er zijn enkele verschillen te zien tussen jongens en meisjes wat betreft hun vertrouwen in het gebruik van bepaalde communicatieve vaardigheden, waarbij de jongens zichzelf significant over het algemeen zekerder voelen dan meisjes. Jongens hebben in hun uitspraken eerder dan meisjes de neiging te stellen, dat ze zich zeker voelen om voor klasgenootjes te spreken, tegen vrienden „nee“ te zeggen, met vreemde mensen te praten, hun standpunten uit te leggen en uitleg te vragen als ze iets niet begrijpen. Terwijl jongens op deze vlakken meer zelfvertrouwen vertonen dan meisjes, zouden meisjes zich graag zekerder voelen in de omgang met deze vaardigheden.
•
Jongens gaven met een grotere waarschijnlijkheid dan meisjes aan dat ze zich in een gesprek met leerkrachten en andere volwassenen zeker voelen. Er waren geen significante geslachtspecifieke verschillen bij jongeren met betrekking tot de zelfzekerheid in gesprekken met vrienden en de familie.
•
Er is geen verschil tussen jongens en meisjes in hoe belangrijk ze goede communicatieve vaardigheden vinden voor het bereiken van goede kwalificaties; ook niet in hun belang voor een goede verstandhouding met familie en met vrienden en voor het leiden van een succesvol leven. Meisjes gaven vaker (acht op tien) dan jongens (zeven op tien) aan dat je goede communicatieve vaardigheden nodig hebt om een goede job te vinden.
•
Zowel
jongens als meisjes waren
van mening dat taalvaardigheden het
belangrijkste zijn om in het leven succes te hebben, hoewel er meer meisjes (vier op tien) waren dan jongens (drie op tien) die dit aangaven. Jongens hebben vaker dan meisjes de neiging van mening te zijn, dat wiskunde en ICT de belangrijkste vaardigheden/bekwaamheden zijn om succes te hebben in het leven (Clark 2011, p. 6).
4. Conclusies Waarschijnlijk is het bijzonder interessant dat jongens zichzelf over het algemeen als meer zelfbewuste gesprekspartner inschatten bij mensen met gezag (leerkrachten) en zowel bekende als onbekende volwassenen dan meisjes dat doen, temeer omdat wat meisjes betreft aangenomen wordt, dat ze beter zijn dan jongens in hun vaardigheid tot communiceren. Jongens lijken ook eerder bezorgd te zijn over de sociale effecten van communicatie, waarbij ze bv. – meer dan meisjes – verwijzen naar een waargenomen samenhang tussen communicatie en intelligentie . Dus, ondanks het feit dat kleine meisjes vroeger en met grotere complexiteit spreken dan jongens van dezelfde leeftijd, lijkt er bij de overgang naar de adolescentie een verschuiving plaats te vinden in de richting van een groter zelfvertrouwen bij jongens. Communicatie is meer dan spreken; ze heeft ook wat te maken met luisteren, met de overdracht van informatie, met begrijpen en handelen. Meisjes konden meer informatie uitwisselen, ze hebben een grotere woordenschat en gebruiken media anders dan
jongens, maar jongens steken hen voorbij op vlak van communicatie en de manier waarop ze hun zelfvertrouwen inzetten. Het
onderzoek
geeft
een
volledig
ander
beeld
van
mannelijke
jongeren:
als
communicatoren met zelfvertrouwen, die er zich ongelooflijk bewust van zijn welke belangrijke
rol
communicatieve
vaardigheden
spelen
voor
een
succesvolle
schoolloopbaan, op de arbeidsmarkt en op het sociale vlak. Stereotypes over „communicatie en geslacht“ zijn misleidend en bewijzen vooral jongens, die vaak het stereotype van "knorrige, jankende tieners“ krijgen opgekleefd, geen goede dienst. Dit is een verouderde houding, die in scholen, gezinnen en in onze samenleving tegengegaan moet worden.
Literatuur- en bronnenlijst Buckingham, D. (2008) “Introducing Identity." Youth, Identity, and Digital Media, MA: The MIT Press, p. 1–24. Calvert, S. L. (2002). Identity construction on the internet. In S. L. Calvert, A. B. Jordan & R. R. Cocking (red.), Children in the Digital Age: Influences of Electronic Media on Development (p. 57-70). Westport, CT: Praeger. Calvert, S. L., Mahler, B. A., Zehnder, S. M., Jenkins, A., & Lee, M. S. (2003). Gender differences in preadolescent children's online interactions: Symbolic modes of selfpresentation and self-expression. Journal of Applied Developmental Psychology, 24 (6), p. 627-644. Clark, C. (2011). Boys, girls and communication: Their views, confidence and why these skills matter. London: National Literacy Trust. Communication Trust, (2012), Leading Communication Coalition Responds To Ofcom Study
That
Shows
Texting
Is
Overtaking
Talking
In
UK
beschikbaar
op:
http://www.thecommunicationtrust.org.uk/media/20197/finalofcom_report_ texting_response__2_.pdf. Erikson, E. H. (1993). Childhood and Society. New York: W.W. Norton & Company. Huffaker, D. A., Calvert, S. L. (2005). Gender, identity, and language use in teenage blogs. Journal of Computer-Mediated Communication, 10 (2). Pew/Internet (2007). Teens and social media: The use of social media gains a greater foothold in teen life as they embrace the conversational nature of interactive online media. Beschikbaar op:http://www.pewinternet.org/PPF/r/230/report_ display.asp Turkle, S. (1995). Life on the Screen, New York: Simon en Schuster.
„I am seen, therefore I am”
1
– Het gebruik van Facebook bij Hongaarse
jongeren, vooral met betrekking tot opgeladen profielfoto's Erika Grossmann (HU)
1. Facebook – Een wonder of een pest? 1.1 Het sociale netwerk: wereldwijd en in Hongarije Facebook bestaat sinds 2004 en heeft in die bijna negen jaren ongeveer 1 miljard gebruikersaccounts bereikt; dat betekent dat 1 persoon op zeven lid is van dit enorme globale sociale netwerk. De talrijke mogelijkheden (profielpagina, foto's en video's uploaden,
prikbord
met
openbare
berichtjes,
opmerkingen,
commentaren,
links,
informatie over vriendschappen, tijdlijn, online chatmogelijkheid, enz.) staan gratis ter beschikking van de gebruikers. Volgens de gegevens van Spiegel online ligt de gemiddelde leeftijd van de facebookgebruiker op 22 jaar, in Europa ligt deze leeftijdsgrens veel hoger (in: Spiegel online. http://www.spiegel.de/ netzwelt/web/facebook-zaehlt-einemilliarde-mitglieder-a-859510.html). Het aandeel vrouwen bij de actieve gebruikers bedraagt 377,7 miljoen (48 %), het aandeel mannen 410,7 miljoen, maar bijvoorbeeld in Noord-Amerika is het aandeel vrouwen met 54 % het hoogste, en ook in Europa vormen de vrouwen de meerderheid met 50,5 %. Het exacte aantal Hongaarse FB-gebruikers is niet makkelijk na te gaan en is om deze reden in geen geval eenduidig. De officiële Facebookgegevens geven aan dat er in januari 2011 ongeveer 2,6 miljoen geregistreerde FB-gebruikers waren. Meer recente gegevens van de RG Stúdió (die alles samen 12 bronnen gebruikte), beweren dat dit aantal in april 2012 al op 3,08 miljoen lag. De samenstelling van de Hongaarse FB-gebruiker op leeftijd ziet er als volgt uit: De groep van 13- tot 17-jarigen bestaat uit 576.000 mensen, die van 18- tot 24-jarigen uit 754.000 mensen en de 25- tot 34-jarigen zijn met 770.000. Wat de verdeling volgens geslacht betreft: de vrouwelijke gebruikers zijn met 52 % vertegenwoordigd, de mannelijke
met
48
man/vrouwverhouding
%.
Jammer
volgens
leeftijd.
genoeg
is
(Hongaarse
er
geen
informatie
Facebookpagina
op
over
de
Wikipedia:
http://hu.wikipedia. org/wiki/Facebook, Facebookozásban EU-rekorder Magyarország, in: Origó,
2011.
július
12.,
SPECIAL
EUROBAROMETER
359,
in:
ec.
europa.eu/
public_opinion/archives/ ebs/ebs_359_ en.pdf). Zoals uit de gegevens blijkt, is het aantal vrouwelijke FB-gebruikers in Noord-Amerika, Europa (en Hongarije) veel hoger dan de mannelijke. De reden hiervoor kan aan de ene kant zijn dat volgens BONKA-KRAUT-FROHLICH (2003: 147) de traditionele sociale rolverdeling het onderhouden van sociale relaties meestal bij de vrouwen ligt. Aan de andere kant bevestigen meerdere empirische onderzoeken dat ook jonge meisjes meer belang hechten aan sociale contacten dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. 1
Röttgers (2009: 91), geciteerd volgens Veszelszki (2011a)
1.2 Facebook als communicatieforum en informatiebron van de jeugd Zoals SZIBER (2012a) beweert is Facebook het enige medium dat als informatiebron kiest voor de Z-generatie, die na 1992 is geboren. Terwijl de X- en Y-generatie zich informeert via online nieuwsportalen, richten de leden van de Z-generatie zich liever op de eigen bekendenkring, op informele wegen. De officiële hulpbronnen worden door hen dan ook naar de achtergrond verdrongen als het over online platformen gaat, zoals jobportaals of eigen websites van bedrijven. VESZELSZKI (2012a) beschrijft verder dat met hen een generatie is ontstaan, die geen onderscheid wil of kan maken tussen het strikt genomen „mondelijke”, maar mediaal schriftelijk en traditioneel „schriftelijke” discours of teksttype. Ze spreekt van een nieuw begrip, het „digilect” (digitaliteit + dialect), als taalvariant, die ook als computermediated communication kan worden gedefinieerd en door de Z-generatie als digitale communicatie
wordt
gebruikt.
Deze
"nieuwe"
taal
wordt
door
de
jonge
Facebookgebruikers als een gemeenschappelijk platform beschouwd, en het is heel duidelijk dat "de digitale geletterdheid voor een speciale groepscohesie zorgt en bovendien nog een functie heeft die buitenstaanders talig buitensluit. De zgn. digitale kloof heeft er niet alleen mee te maken, dat men de IT-toestellen niet kan gebruiken, maar dat men de bijzondere tekens van de digitale communicatie (bv. acronymen, emoticons) niet begrijpt en niet kan gebruiken, en dat kan ook in de niet-digitale communicatie tot storingen leiden." (Veszelszki 2012a: 454). 1.3 Effecten van infocommunicatie-technologie op de taal In een empirisch onderzoek dat in 2008 onder scholieren (13-14 jaar) is uitgevoerd, werd erop gefocust welke verschillen er zijn tussen de tekstsoorten die op computer worden gemaakt en het "traditionele" handschrift (VESZELSKI 2011b). Men merkte namelijk dat de digitale communicatie een grote invloed heeft op het taalgebruik van de scholieren, en wel - tegen alle verwachting in - in positieve zin: de scholieren gebruikten in de traditionele tekstsoorten (met de hand geschreven teksten, werkstukken, huiswerk op school) uiterst creatieve uitdrukkingen die ze vervolgens als digilect gebruikten, vooral in chats en facebooktoepassingen. In een volgende studie in 2010 bleek dat scholieren heel goed in staat zijn om de verschillende tekstsoorten uit elkaar te houden, te differentiëren. 90% van de scholieren gebruikten
namelijk
regelmatig
internetspecifieke
uitdrukkingen,
afkortingen,
woordvormen, emoticons, Engelse invloed, en slechts 10 % deed dat ook in officiële, traditionele tekstsoorten zoals in handgeschreven teksten, werkstukken, huistaken op school, officiële brieven, documenten (Veszelszki 2011b). Ook SÁNDOR (2001) is van mening dat bijvoorbeeld het wijdverbreide gebruik van sms en de internettaal zowel voor- als nadelen kan hebben. Haar hypothese is dat dit middel (sms, chat via internet, e-mail) wel kan leiden tot verwaarlozen van het schrift, dat het taalgebruik minder precies en bescheidener wordt, maar anderzijds wordt ze ondersteund door de mondelinge communicatie ondersteund en verrijkt, en zo wordt het netwerk van intermenselijke relaties versterkt. VESZELSZKI (2011b) en ook BALÁZS (2005) benadrukken dat het belangrijk is om de internetcommunicatie, dit nieuwe cybdiscours, de nieuwe
digitale teksttypes, de verschillende taalregisters, taalvarianten, neologismen in het schoolse communicatieonderwijs te integreren.
2. Profielfoto's op Facebook als communicatiemiddel 2.1 „I am seen, therefore I am” – Resultaten van een onderzoek onder jongeren De Hongaarse mediaverantwoordelijke voerde in het jaar 2012 een omvangrijk onderzoek van diverse media-aspecten in Hongarije uit. Alles samen werden 1645 kinderen en jongeren van 8-14 jaar bevraagd over onder meer hun gebruik van en gewoonten met betrekking tot internet en sociale netwerken. 82 % gebruikt dagelijks internet, en bij de 12- tot 14-jaringen is dat al rond de 90 %. Van de 12- tot 14-jarige meisjes zit 21 % meerdere keren per dag op internet, bij de jongens lag deze waarde op 27 %. Dagelijks zit 41 % van de meisjes en 45 % van de jongens op internet. De intensiteit van het gebruik van de online communicatie (MMS, e-mail) en sociale netwerken (FB) heeft bij de meisjes een veel significantere waarde (KID.COMM 2 kutatási eredmények). Een ander onderzoek, dat door EUKidsOnline II. in Europa werd uitgevoerd, leverde de 2
volgende verrassende resultaten op: van alle 9- tot 12-jarige kinderen beschikten 38 % (in Hongarije 51 %) over een profielpagina op een van de sociale netwerken (Facebook of iwiw), en van de 13- tot 16-jarigen was dat 77 % (in Hongarije 79 %). Uit een genderspecifiek onderzoek in Hongarije bleek dat jongens (van 14-18 jaar) gemiddeld meer voor de monitor zitten en daar ook meer tijd doorbrengen dan de meisjes (M. Fazekas/Cs. Czachesz 2011). Er wordt uitvoerig over bericht dat het doel van het internetgebruik bij meisjes en jongens van deze leeftijd heel verschillend is. Aangenomen wordt dat deze verschillende interesses ook bij jongere meisjes en jongens aanwezig zijn, en dat in de eerste plaats de meisjes een voorkeur hebben voor Facebook als communicatiemiddel, terwijl jongens internet voor spelletjes, muziek, het uploaden en delen van filmpjes en het downloaden van films gebruiken. 2.2 Analyse van profielfoto's op Facebook In het volgende deel van onderhavige bijdrage wordt, zowel aan de hand van een onderzoek dat in de zomer van 2010 door VESZELSZKI (2011a) werd uitgevoerd als aan de hand van eigen ervaringen, gepresenteerd hoe jongeren zich profileren via hun profielfoto. De profielfoto op facebook is een uitdrukking van het "ik" van het individu die voor iedereen bereikbaar is en voor die "buitenwereld" iets heel persoonlijks, zelfs intiems heeft. Ze wordt als "privé homepage" gedefinieerd, maar aangezien die voor iedereen bereikbaar is, is het eigenlijke doel een "open geheim". Profielfoto's op Facebook zijn zowel visuele "vingerafdrukken" als een vorm van zelfuitdrukking, een soort "marketingcommunicatie" met en naar de buitenwereld. Ze kunnen vanuit een psychologisch, sociologisch, cultureel, sociocultureel aspect heel veel verklappen over de 2
Men moet er rekening mee houden, dat de minimale leeftijdsgrens bij Facebook wettelijk op 13 jaar ligt.
"eigenaar". Bij het gebruik van het internet is de zogenaamde web 2.0-generatie tegelijkertijd "Producer" en "Consumer", en dus "Prosumer". In het onderzoek van VESZELKIS (2011a) werden in het totaal 1500 toevallig geselecteerde profielfoto's van uitsluitend Hongaarse FB-gebruikes geanalyseerd, vooral met oog op de aspecten gender en leeftijd.
Verzamelde FB-profielfoto's – volgens gender en leeftijd (VESZELSZKI 2011a: 4).
Zoals reeds verwend zijn vooral vrouwelijke online gebruikers actief op Facebook. Om deze reden was het ook moeilijker om foto's van mannelijke FB-gebruikers te localiseren. Als we naar de doelgroep van ons Comeniusproject kijken, dan valt op dat bij jongeren onder 14 en die tussen 15-18 jaar het aantal meisjes die een profielfoto opladen veel hoger is dan bij de oudere FB-gebruikers. Ook als jongens van deze leeftijd Facebook gebruiken, komt het vaker voor dat ze helemaal geen "klassieke" profielfoto van zichzelf opladen. Foto's van het volledige lichaam zijn vrij zeldzaam, veel vaker staat om zo te zeggen het deel voor het geheel, waarbij meestal het gezicht of een deel daarvan (ogen, ogen met zonnebril, mond enz.) wordt beklemtoond. VESZELSZKI (2011: 5) benadrukt: hoe jonger de FB-gebruikers op de foto's zijn, hoe gedetailleerder, uitgewerkter, opgesierd ze ook zijn. Het is duidelijk te zien dat deze foto's met grote zorgvuldigheid werden gemaakt, ook als ze de indruk willen wekken dat ze spontaan, nonchalant, cool zijn. Heel geliefd zijn ook vervormingen, manipulaties met behulp van diverse programma's zoals bv. Paint, Photoshop enz. Ongeveer de helft van de 15- tot 18-jarigen manipuleren hun profielfoto op de een of andere manier, waarbij ook hier het genderverschil duidelijk zichtbaar - en ook waarschijnlijk verrassend - is: jongens maken veel vaker gebruik van fotomanipulaties dan meisjes.
Fotomanipulatie volgens geslacht bij 15-jarige tot 18-jarige meisjes en jongens (Veszelszki 2011a: 5).
Meisjes poseren vaak of ze maken collages met vriendinnen. Heel geliefd ook zijn foto's, die de jongens of meisjes zelf (met webcam of smartphone) voor bijvoorbeeld een spiegel maken. Het valt ook op dat profielfoto's van meisjes (vooral in de leeftijd jonger dan 14) veel vaker vervangen wordt op de Facebook-pagina dan die van de jongens. VESZELSZKI (2011a: 5) geeft enkele voorbeelden:
FB-profielfoto's van meisjes jonger dan 14.
FB-profielfoto's van jongens jonger dan 14
Een verrassend resultaat om even over na te denken is, dat jongeren - vaker dan volwassenen! – erotische, seksueel uitdagende foto's van de gebruikers beschikbaar maken. Volgens DAVID (2009, blz. 84) worden zulke intieme foto's als iets bijzonders, speciaals, origineels gezien, en net jogneren willen "bijzonder" zijn - ook als ze net door deze generalisering hun individualiteit kwijtspelen.
3. Samenvatting, conclusie In de tijd van Facebook wordt de uitspraak van de filosoof DESCARTES "Ik denk, dus ik ben." vaak geherformuleerd als "I share, therefore I am." Zoals bleek uit een onderzoek dat in 14 landen (2010) werd uitgevoerd in de kring van de Y-generatie (18- tot 30jarigen), is ongeveer de helft van deze generatie van mening dat internet een integraal deel van het leven is, zoals water en lucht (2012 Cisco Connected World Technology Report). Daarom kan met goede redenen worden aangenomen, dat de daarop volgende Zgeneratie, die vrijwel geboren werd in de online wereld, van mening is dat ze niet meer zonder Facebook zou kunnen leven. Het is een grote uitdating om deze jongeren een bewuste omgang met afgeschermde gegevens bij te brengen en hen bewust te maken van de mogelijke risico's, gevaren die Facebook met zich meebrengt, terwijl op hetzelfde moment in geen geval voorbijgegaan mag worden aan de positieve aspecten van dit nieuwe, revolutionaire communicatiemedium.
Literatuur- en bronnenlijst 2012
Cisco
Connected
World
Technology
Report.
http://www.cisco.com/en/US/
netsol/ns1120/index.html Balázs, Géza: Az internetkorszak kommunikációja. In: Balázs, Géza/Bódi, Zoltán (szerk. 2005): Az internetkorszak kommunikációja. Tanulmányok. Budapest, Gondolat–Infonia. p. 25–57. Bonka,
Boneva/Kraut,
Robert/Frohlich,
David
(2003):
E-Mail
und
interpersonale
Beziehungen. Das Geschlecht macht den Unterschied. In. Höflich, Joachim R./Gebhardt, Julian (Oitg.): Vermittlungskulturen im Wandel. Brief, E-mail, SMS. Frankfurt am Main, etc., Lang. p. 147–72. EUKidsOnline II. kutatás. A magyarországi kutatás eredményei. Készült a Nemzeti Média-
és
Hírközlési
Hatóság
megrendelésére.
www2.lse.ac.uk/.../
EUKidsOnline/.../Hungary%20webpage.pdf David, Gabriela (2009): Clarifying the mysteries of an exposed intimacy. Another intimate representation Mise-en-scène. In. Nyíri, Kristóf (Uitg.). Engagement and exposure. Mobile Communication and the ethics of social networking. Wien, Passagen Verlag. p. 77–86. Facebook-Seite auf Wikipedia. http://de.wikipedia.org/wiki/Facebook Kid.Comm 2 kutatási eredmények – a 8-14 éves gyerekek médiahasználati szokásai. Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság. Médiatanács. Budapest, 2012. mediatorveny.hu/ dokumentum/293/KidComm2_tanulmany.pdf M. Fazekas, Ágnes/Cs. Czachesz, Erzsébet (2011): Középiskolás tanulók számítógép- és internethasználati szokásai. In. Iskolakultúra 2011/8-9.
RG
Súdió.
Infographics:
Több
mint
3
millió
magyar
a
Facebook
on.
http://infographics.blog.hu/2011/04/08/tobb_mint_3_millio_magyar_a_facebookon Röttgers, Kurt (2009): The pornographic turn – or: the loss of decency. In. Nyíri, Kristóf (uitg.): Engagement and exposure. Mobile Communication and the ethics of social networking. Wien, Passagen Verlag. p. 87–91. Sándor, Klára (2001): Mobiltársadalom és nyelvhasználat: valami új vagy újra a régi? In: Mobil információs társadalom. (Tanulmányok). Szerk.: Nyíri, Kristóf. Budapest, p. 83-93. SPECIAL EUROBAROMETER 359. Attitudes on Data Protection and Electronic Identity in the European Union. REPORT. Publication: June 2011. Conducted by TNS Opinion & Social at the request of Directorate-General Justice, Information Society & Media and Joint Research Centre. ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_359_en.pdf. Spiegel
online.
http://www.spiegel.de/netzwelt/web/facebook-zaehlt-eine-milliarde-
mitglieder-a-859510.html Sziber, Éva (2012): A közösségi oldalakról tájékozódik a Z-generáció. In: Mediainfó – Médiások
médiája.
05.03.2012.
article.php?id=23321&utm
http://www.mediainfo.hu/hirek/
_source=mandiner&utm_medium=link&utm_campaign
=mandiner_media_201304 Ungarische
Facebook-Seite
auf
Wikipedia.
http://hu.wikipedia.org/wiki/Facebook,
Facebookozásban EU-rekorder Magyarország. In. Origó, 2011. július 12., SPECIAL
EUROBAROMETER
359.
In.
ec.europa.eu/public_opinion/archives/
ebs/ebs_359_en.pdf Veszelszki, Ágnes (2011a): Image and Self-representation. In. Benedek, András; Nyíri, Kristóf (uitg.): Images in Language. Metaphors and Metamorphoses. Visual Learning Vol. 1. Frankfurt am Main. Peter Lang. p. 125−136. Veszelszki, Ágnes (2011b): Az infokommunikációs technológia hatása a nyelvre. A DOKTORI
ÉRTEKEZÉS
TÉZISEI.
Budapest,
2011.
(Manuscript)
http://doktori.btk.elte.hu/lingv/veszelszkiagnes/tezis.pdf Veszelszki, Ágnes (2012a): Digilekt in deutscher Sprache? In. Ockenfeld, Marlies/Peters, Isabella/Weller, Katrin (Uitg.): Social Media und Web Science. Das Web als Lebensraum. 2. DGI-Konferenz, 64. Jahrestagung der DGI (Düsseldorf, 22. bis 23. März 2012). Tagungen
der
Informationspraxis,
Deutschen Band
16.
Gesellschaft Frankfurt
für am
Informationswissenschaft
Main:
Deutsche
Gesellschaft
Informationswissenschaft und Informationspraxis e. V. (DGI). p. 453-456. Veszelszki, Ágnes (2012b): Netszótár.@-tól zukbergnetig. ELTE, Eötvös Kiadó, Budapest
und für