DEEL 3
VRAAGGESTUURDE ZORG - 42 -
VRAAGGESTUURDE ZORG een traject op maat Inleiding Vraaggestuurde zorg is één van de pijlers van het beleidsplan Perspectief 2020. Waar het ‘reistraject’ van personen met een beperking vroeger veel meer een all-in-verhaal was, wil men door vraaggestuurd werken meer reistrajecten op maat realiseren. Alhoewel veel organisaties zeker en vast al veel initiatieven nemen om deze zorg op maat waar te maken, is dit omwille van de huidige organisatie van zorg en regelgeving niet steeds mogelijk. We zien in perspectief 2020 aanzetten om dit te veranderen, onder andere door middel van het oprichten van de Diensten Ondersteuningsplan en het realiseren van persoonsvolgende financiering. Voor de gebruiker betekent dit dat er in de toekomst meer garanties zullen zijn voor echte zorg op maat. Zijn/ haar traject zal niet meer zo rechtlijnig en eenduidig zijn als vroeger. Op basis van een ogenschijnlijk gelijkaardige problematiek, zijn immers heel uiteenlopende antwoorden mogelijk. Dit maakt het ook voor gebruikers complexer dan vroeger. Er is meer te kiezen, er is meer verscheidenheid, maar het is niet altijd eenvoudig om de weg in dit gevarieerde zorglandschap te vinden. Op basis van welke redenen zullen gebruikers hun keuze maken op deze ‘reismarkt’? Kiest men toch nog voor een all-in formule, voor zekerheid van integrale zorg? Kiest men voor een heel specifieke functie waarin een bepaalde dienst gespecialiseerd is? Kiest men voor een specialisatie naar doelgroep? Kiest men op basis van kwaliteit, zoja,
wat is dit dan en wie oordeelt hierover? Of kiest men toch vooral op basis van de prijs? En is er überhaupt voldoende aanbod om te kunnen kiezen?
Ook voor voorzieningen en diensten is deze nieuwe situatie een uitdaging. Het betekent dat het klassieke aanbod, gebaseerd op een all-in-subsidiëring moet veranderen naar een aanbod waarin de verschillende zorgfuncties (nog) meer onderscheiden en los van elkaar kunnen aangeboden worden. Daarbij komt ook dat in deze reispuzzel niet alleen handicapspecifieke diensten de zorg opnemen, maar dat deze steeds vaker ook gedeeld wordt met andere aanbieders. Perspectief 2020 heeft de ambitie om waar het kan de zorg zo regulier mogelijk te organiseren.
- 43 -
Afbakening en profilering van het eigen aanbod komen dan ook meer op de voorgrond tegelijkertijd met het belang van samenwerking, binnen de eigen sector en daarbuiten. Welke functies kunnen en willen diensten aanbieden? Wie doet wat in de regio? Welke trajecten kan men aanbieden en welke niet? Het is duidelijk dat dit een verhaal van afstemming is waar organisaties als sociale ondernemers pas in dialoog met gebruikers en andere diensten optimale zorg kunnen realiseren. En in het vernieuwde zorglandschap moeten voorzieningen en diensten zich ook buigen over vragen als: wat is nu een correcte prijs voor deze functie? Welk kwalitatief aanbod kunnen we met deze middelen al of niet aanbieden? En alhoewel het logisch lijkt dat, vooraleer aan een reis te beginnen, men weet over welk budget men kan beschikken, is deze informatie vandaag op het moment van de vraagverduidelijking niet altijd voorhanden. In ieder geval is wel duidelijk dat vandaag vele partners aan de tafel zitten om het optimale traject uit te tekenen en uit te voeren. Vraaggestuurde zorg is dan ook niet zomaar ‘u vraagt, wij draaien’, maar een dialoog waarin iedereen samen, in overleg een bijdrage kan leveren aan het uitwerken van deze, soms complexe, maar zeker boeiende trajecten.
Vlaams Welzijnsverbond
Katrien Debreuck, Broeders van Liefde
Onderweg: van plan naar ondersteuning Ann De Roeck v.z.w. De Hoeve
Samenvatting Om een antwoord te kunnen geven op de vraag hoe en of het werken met ondersteuningsplannen leidt tot meer vraaggestuurde zorg wil ik in deze bijdrage stilstaan bij onze ervaringen met overbruggingszorg, het persoonsgebonden budget en de dienst inclusieve ondersteuning. Doorheen het verhaal zal duidelijk worden dat de term “vraagsturing” misschien niet de meest accurate term is, dat de timing en de inhoud van ondersteuningsplannen sterk bepalend zijn voor het proces dat ze al dan niet in gang kunnen zetten én dat “deze andere manier van ondersteuning” heel wat uitdagingen inhoudt voor onze organisatiecultuur en -structuur. We besluiten dit artikel met enkele nabeschouwingen.
Ter inleiding en relativering Het verhaal dat u hieronder zal lezen heeft waarschijnlijk een heel eigen kleur wat grotendeels toe te schrijven is aan een aantal specifieke eigenschappen van De Hoeve1. ✔ De Hoeve werkt bijna uitsluitend voor volwassenen met autisme, zowel met als zonder een mentale beperking, al dan niet met “moeilijker begeleidbaar gedrag”. Hun communicatieve beperkingen hypothekeren een makkelijke vraagstelling. ✔ De Hoeve is al bij al nog een zeer jonge organisatie (opgestart in 1999). Obstakels die we in het onderstaande verhaal tegen kwamen zijn dan ook wellicht het gevolg van onze jeugdigheid. De lezer is hierbij gewaarschuwd.
Wat is vraaggestuurde zorg? De term “vraagsturing” roept bij heel wat mensen uit onze sector de reactie op van “dat doet toch iedereen”. Vraagsturing wordt hierbij vertaald als “je vertrekt vanuit de vraag van de cliënt en geeft hem/haar het (gekend) aanbod dat daar het best bij aansluit”. Als we vanuit deze eenvoudige definitie kijken en ons afvragen of De Hoeve als organisatie vraaggestuurd is, dan zou ik de groei die we sinds 1999 meemaakten daar perfect in kunnen passen. Gestart als klein dagcentrum (10 plaatsen) en bezigheidstehuis (20 plaatsen) voor volwassenen met een mentale beperking en autisme hebben we op de vragen van onze wachtenden ingespeeld. Onze doelgroep is ondertussen verruimd (nu ook volwassenen met autisme zonder mentale beperking) en we bieden nu bovendien ambulante ondersteuning aan in de vorm van begeleid werk, thuisondersteuning, beschermd en geïntegreerd wonen, enz. Het bracht een uitbreiding van 30 naar 52 erkende plaatsen met zich mee. Dit type vraagsturing is in sé heel eenvoudig: je luistert naar wat de cliënten willen, kijkt dan wat er aan mogelijkheden op de markt is en je verwijst ze door naar collega’s of speelt in op het jaarlijkse uitbreidingsbeleid en ontwikkelt zelf deze extra diensten. Veel minder evident is het om klassieke vragen van cliënten te gaan vertalen in alternatieve vragen waardoor je alternatieve, nieuwe ondersteuningsvormen en samenwerkingen gaat ontwikkelen. Het overkwam ons bij een uitbreiding die we in 2005 en 2006 kregen: samen goed voor 49 extra tehuis plaatsen (10 nursing en 39 bezigheid) met de vraag om deze in te vullen met de meest urgente wachtenden. Op zich een gewone op-
1 De Hoeve is een organisatie uit het netwerk Dorp Nr.2 Koningin Fabiola in Deurne (Antwerpen). 2 We willen hier niet alleen verwijzen naar mannelijke cliënten, maar gebruiken “zijn” i.p.v. het moeilijker leesbare “zijn/haar”. 3 Sociaal staat hier tussen haakjes omdat bij gebrek aan een sociaal netwerk bij sommige cliënten het professionele netwerk van de cliënt als meest betrokkene partner mee rond de tafel zat.
- 44 -
dracht, ware het niet dat we enkel grond maar nog geen gebouwen hadden. Het klassieke “bed” waar de cliënt zeer dringend op zat te wachten was er nog niet en dit zorgde ervoor dat de ondersteuning die we toen zijn gaan ontwikkelen misschien pas (echt?) vraaggestuurd werd. Met de wetenschap van duidelijke maximum budgetten per cliënt, de onduidelijkheid over de periode die we zouden moeten overbruggen en het ontbreken van een fysiek bed zijn we gewoon rond de tafel gaan zitten met de cliënt en zijn2 sociaal netwerk. Onze missie getrouw, waarin we schreven en nog steeds schrijven dat we “vertrekken vanuit de vraag, samen op pad gaan als partner om mensen te laten groeien en te versterken”, zijn we toen gestart met een vraagverduidelijking avant la lettre. Ons doel was een grofmazig ondersteuningsplan op te stellen waarbij duidelijk zou zijn welke ondersteuning kon gerealiseerd worden en wie welk deel van deze ondersteuning zou opnemen. Deze oefening resulteerde in 49 overbruggingsplannen die uiteindelijk zeer diverse antwoorden opleverden op initieel dezelfde vraag, namelijk een vraag naar 24-uurszorg door De Hoeve. Niet alle plannen kwamen even gemakkelijk tot stand, maar we merkten snel dat de dringendheid van de ondersteuningsvraag, de “sense of urgency”, er uiteindelijk voor zorgde dat mensen loskwamen van de klassieke antwoorden die ze in hun hoofd hadden. Wild durven brainstormen over wat dan wél zou kunnen was voor heel wat mensen onwennig, maar leidde tot creatieve pistes waar we anders nooit waren op gekomen. Het (sociaal)3 netwerk van onze cliënten was als meest betrokken partij dan ook automatisch onze eerste partner. We leerden dat hun krachten in veel gevallen
Zo besloot de zus van één van onze cliënten mee de taak van “uit bed halen, aankleden en ontbijt te geven” op zich te nemen toen we in het gesprek vast stelden dat we nog een probleem hadden van 6:00u. tot 8:00u. ‘s morgens: de ouders van de cliënt moesten immers naar hun werk vertrekken en het was te duur om deze zorg door onze diensten te laten opnemen.
Sommige overbruggingsplannen kwamen heel snel tot stand, maar in doorsnee was het opzetten van de bovenstaande dialoog een proces dat tijd kost, want elke vraag is gelijkend maar ook weer anders. Wat startte als “genoodzaakte vraagsturing” omdat het klassieke aanbod niet voorhanden was, resulteerde uiteindelijk in creatieve ondersteuningsvormen en samenwerkingspartners waar we voordien nooit hadden bij stil gestaan. Het sociale netwerk nam, zoals al gezegd, heel vaak een grote rol op in de ondersteuning, gevolgd door allerhande reguliere diensten (b.v. thuisoppas en thuiszorg), andere voorzieningen uit de gehandicaptensector, maar ook residentiële psychiatrie, thuislozenzorg en zelfs de gevangenis. Voor de 49 cliënten werk(t)en we ondertussen samen met een 20-tal professionele partners. Zelf ontwikkelden we nieuwe ondersteuningsmodules, telkens op maat van de nog resterende vraag, na dat andere partners waren ingeschakeld.
Voor één van onze cliënten kochten we bijvoorbeeld zijn dagbesteding in bij een dagcentrum in zijn buurt, deden we voor een aantal avonden beroep op een thuisoppasdienst en zorgden we zelf voor opvang tussen 16:15u. en 18:30u. én elke zondag van 8:30u. tot 19:00u.
Voor een aantal van de cliënten is de alternatieve ondersteuningspiste zoals die nu is uitgewerkt een meerwaarde ten opzichte van de geplande ondersteuning in ons toekomstig tehuis4, en proberen we ervoor te zorgen dat ze hun huidige ondersteuning kunnen behouden5.
7 jaar werken met overbruggingszorg heeft ons geleerd dat een constante dialoog dé voorwaarde is voor meer vraaggestuurde ondersteuning. Je zit immers niet alleen samen bij de start van het overbruggingstraject, maar moet je continu toetsen, kijken of de gemaakte keuzes nog haalbaar zijn en snel kunnen en willen bijsturen. Het vraagt dan ook meestal beslissingen op organisatieniveau en je moet als organisatie bereid zijn je eigen structuur en aanbod geregeld bij te stellen. Dit flexibeler aanbod, de impact ervan op werkuren, op het aantal cliënten, de noodzaak van kostprijs-berekeningen, onderhandelingen, ... het doet wel wat met een organisatie: een kleine (r)evolutie is bij ons dan ook niet uitgebleven (meer hierover later).
7 jaar werken met overbruggingszorg heeft ons echter ook geleerd dat het voor sommige cliënten niet goed is dat er zeer veel partners betrokken zijn in de ondersteuning. Bepaalde cliënten hebben vooral “vastheid” en continuïteit nodig in de ondersteuning en deze staat onder druk als er teveel contexten in het spel zijn.
Een bij-effect van de overbruggingszorg is dat cliënten en hun sociaal netwerk ondertussen meer inzicht hebben gekregen in hoe (schijnbaar hoge) budgetten niet alles zalig makend zijn en dat je soms budgetten van verschillende mensen moet samenleggen om kwalitatieve, intensieve ondersteuning te kunnen bieden. Eigen creatieve inbreng van het sociale netwerk, soms zelfs materieel, kan heel wat mogelijkheden openen. Het sociaal netwerk van één van onze cliënten ging op zoek naar, vond en kocht een klein appartementsgebouwtje waar hun familielid samen met 9 anderen een tijdelijke woonopvang hebben mét nachtpermanentie.
4 Ondertussen hebben we bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ook gevraagd en verkregen dat we bij realisatie van onze nieuwbouw de werking zullen omzetten in een dienst inclusieve ondersteuning of de toekomstige variant ervan. 5 Zie ook voetnoot 3.
- 45 -
Er is ook een kanttekening te maken bij de grote inzet van de mantelzorgers of leden van het sociale netwerk van onze cliënten: velen willen en wilden zich heel graag en veel inzetten in de ondersteuning maar wel met de voorwaarde dat wij zouden overnemen als het teveel wordt. Het perspectief van de eindigheid (zelfs al was de termijn onduidelijk) trok heel wat mensen over de drempel. Mits een voorwaarde van “zorggarantie”, om het in termen van Perspectief 2020 te zeggen, kan er duidelijk meer...
Ondersteuningsplannen in PGB en DIO: een juiste timing? De Hoeve ligt in één van de twee regio’s waar het PGB-experiment werd losgelaten en al snel hadden we een 3-tal cliënten die met hun centen kwamen aankloppen voor ondersteuning. Deze werking draait ondertussen haar 3de jaar en in wat volgt wil ik graag inzoomen op het gebruik van “echte” ondersteuningsplannen binnen het experiment en binnen de 4 plaatsen DIO die later werden toegevoegd.
Vlaams Welzijnsverbond
pas zichtbaar werden in de dialoog die we opzetten: als we hun bij de start van het proces vroegen welke rol ze zelf zouden kunnen opnemen, dan was deze vraag te overweldigend. Door in de gesprekken de ondersteuning te gaan opdelen in tijds- of functiemodules werd veel makkelijker en sneller duidelijk wie wat wèl kan doen.
Tekening 1:
Tekening 2: vraagver duidelijking
zorgzwaarteinschaling
vraagver duidelijking
ondersteuningsplan
ondersteuningsplan
budget of punten
budget of punten zorgzwaarteinschaling
Het verschil met het verhaal van onze overbruggingszorg is dat de vertreksituatie deze keer heel anders was: de “sense of urgency” was niet bij alle cliënten even hoog (de PGB-cliënten waren vooral lang wachtenden), én iedereen had bij een externe onafhankelijke partner vooraf een uitgebreide vraagverduidelijking doorlopen en kwam bij De Hoeve aankloppen met een kant en klaar ondersteuningsplan plus centen (of punten).6 Net zoals bij de overbruggingszorg gingen we aan tafel zitten om te bekijken welke ondersteuning we konden opzetten. Opvallend was echter dat door de timing van de vraagverduidelijking (vóór de zorgzwaarte-inschaling en vóór de budgetbepaling), (zie tekening 1), elk gesprek startte met een onderhandeling over wat al dan niet met de toegekende middelen kon worden opgenomen.
In de vraagverduidelijking was er immers zeer sterk ingegaan op de dromen en wensen van de cliënt die echter niet noodzakelijk gelinkt waren met het budget dat aan iemand was toegewezen7. Als mogelijke ondersteuningspartner moet je dan alle creativiteit aan de dag leggen om zoveel mogelijk van deze dromen een plaats te geven, maar krijg je ook de opdracht om inderdaad te zeggen wat niet kan.
Nog een alternatief qua timing vinden we terug in tekening 3. Eerst de zorgzwaarte-inschaling, dan het budget, dan een (meer) realistische vraagverduidelijking en dan het concrete ondersteuningsplan.
Cliënten gaven aan dat ze het gevoel hadden niet eerlijk te zijn behandeld: eerst iemand laten dromen om nadien te zeggen, “je mag het wel willen, maar het kan niet”. Logischer zou alleszins zijn mocht er een duidelijke link zijn tussen het ondersteuningsplan en de zorgzwaarte-inschaling en tussen het ondersteuningsplan en het budget zodat het budget rekening houdt met de vragen (zie tekening 2).
zorgzwaarteinschaling
De situatie met de timing zoals in tekening 1, brengt bovendien met zich mee dat het hele tijdsintensieve proces van vraagverduidelijking eigenlijk opnieuw moet gedaan worden omdat mensen pas na toekenning van het budget of de punten concreet kunnen gaan plannen.
6 Voor onze DIO-cliënten was het uitbesteden van deze vraagverduidelijking en de opmaak van het ondersteuningsplan onze eerste taak. 7 Voor alle duidelijkheid: op zich hebben we absoluut geen probleem met het in kaart brengen van de dromen van mensen, maar wel met de timing hiervan in het totale proces.
- 46 -
Tekening 3:
budget of punten
vraagver duidelijking
Het is duidelijk dat de politiek momenteel andere keuzes heeft gemaakt, maar werken volgens dit laatste model – het lijkt sterk op het verhaal van onze overbruggingszorg -, geeft meer garantie op een ondersteuningsplan dat wel degelijk richting zal geven aan de ondersteuning en dat daadwerkelijk zal gebruikt worden (van “dromen”-document naar werkdocument). De schrik dat mensen dan ook het volledige budget gaan willen opsouperen is onterecht: uit onze ervaring met overbrug-
ondersteuningsplan
gingszorg (waar er sprake is van een echte zorggarantie) blijkt dat mensen alleen maar dat budget gaan opnemen dat echt noodzakelijk is en in overeenstemming is met de draagkracht van het netwerk.
Ondersteuningsplannen in PGB en DIO: een meerwaarde? Los van de timing van de opmaak van het ondersteuningsplan, is de wijze waarop het plan is opgesteld en de concrete inhoud ervan doorslaggevend voor het verder werken ermee. De vraag is immers wiens stem doorweegt in het plan en wat het niveau is van de vragen in het plan. Wat ons opviel in de plannen waarmee cliënten naar ons kwamen was dat het vaak plannen waren met heel concrete letterlijke vragen van de cliënt. Vragen met betrekking tot “een plezant leven”8: Eén van onze cliënten heeft als hoofdvraag: ik wil zo veel mogelijk (minimum drie) vrouwen hebben elke dag. Als ze bevraagd werden naar hun dromen of wensen ging het meestal over wat ze graag wilden “hebben”, bezittingen: een TV, een ijskast, ..., was het heel sterk gerelateerd aan het hier en nu en werden er zelden activiteiten vermeld die nieuw waren (hooguit de standaard algemeen sociaal wenselijke activiteiten). Op zich is dit uiteraard niet verbazingwekkend en misschien zeer eigen aan onze specifieke doelgroep van mensen met autisme voor wie verbeelding en flexibel denken niet zo vanzelfsprekend is, maar het brengt wel wat beperkingen met zich mee als dat de enige insteek is voor een ondersteuningsplan. Naast deze concrete vragen kregen we ook heel wat “existentiële vragen”, vragen van het “zingevend” niveau.
Ik wil dat mensen me graag zien. Ik wil iemand zijn waar men naar op kijkt. Ik wil mee tellen in de maatschappij, ...
Onze ervaring is dat werken met deze concrete of zingevende vragen meestal pas mogelijk is als de cliënten al kunnen “overleven”, een niveau 0-vraag die echter zelden of nooit letterlijk gesteld wordt. In heel wat van onze ambulante ondersteuning zijn het namelijk de basisbehoeftes waar we eerst aan moeten werken voordat we kunnen ingaan op de “plezant leven”- en “zingevend leven”-vragen. Een ijskast hebben uit het voorbeeld hierboven is plezant, maar ervoor zorgen dat deze ook gevuld is met eten is eigenlijk nog essentiëler. Het brengt ons bij de vraag of je nog steeds vraaggestuurd bezig bent als je vooral verder kijkt dan de vraag van de cliënt9 en daarom soms acties onderneemt die zelfs ingaan tegen wat de cliënt (letterlijk) vraagt. “Behoefte”-gestuurd werken lijkt ons een voorwaarde om nadien “vraag”-gestuurd te kunnen gaan werken. De vraag is echter wie er dan aan het stuur staat en of je op een zeker ogenblik niet eerder vraag-gericht dan wel vraag-gestuurd aan het werk bent. In zowel de PGB-plannen als de later DIO-plannen waar het sociale netwerk van de cliënt sterk betrokken was, zagen we dat de behoeftes vaak door hen uitgesproken waren. Makkelijk voor onze dienst om daar mee aan de slag te gaan, want een dergelijk plan laat toe een goede inschatting te maken van wat er aan (personeels-) middelen nodig is, maar het leidt soms ook wel tot een stevig conflict met de cliënt zelf. Zo werd door de broers en zussen van een cliënt enorm sterk gevraagd om te werken aan de hygiëne van hun broer (specifiek het douchen), terwijl de broer zelf uitdrukkelijk aangaf dat dat voor hem absoluut geen prioriteit laat staan een vraag was...
8 We hebben hier de terminologie overgenomen van Stefan Mesdagh uit een workshop die hij hield op een SEN open-leerdag op 12 maart 2009, en waar hij verschillend niveaus van levensvragen beschreef: niveau 1: plezant leven, niveau 2: geëngageerd leven (dingen doen waar je goed in bent), niveau 3: zingevend leven (gewaardeerd en gerespecteerd worden). 9 Vaak is wat cliënten vragen reeds een antwoord of oplossing voor een onderliggende vraag: de vraag “ik wil een ijskast” = oplossing voor “ik heb honger en wil eten”. Het is echter op die laatste vraag, nood, of behoefte dat we moeten ingaan. 10 We zeggen hiermee niet dat het gemakkelijk is om een netwerk op te bouwen, maar als we eerlijk zijn met onszelf, dan zijn we het onszelf en de cliënt wel verplicht.
- 47 -
Als organisatie heb je dan vooral de taak om beide perspectieven met elkaar te leren verzoenen en in je ondersteuning een middenweg te zoeken waar zowel cliënt als sociaal netwerk mee verder kunnen of op zijn minst om beider standpunten aan elkaar te verduidelijken. Na een jaar ondersteuning neemt de cliënt uit het vorige voorbeeld al twee keer per week een douche, maar enkel als vrouwelijke begeleiding dit hem vraagt. Komt zijn mannelijke begeleider langs dan vindt hij het niet de moeite... Het behoeft geen betoog dat een goed sociaal netwerk van een cliënt, ondanks de soms tegenstrijdige perspectieven, een meerwaarde is, niet alleen voor de cliënt zelf, maar ook voor de organisatie die een extra partner heeft in de ondersteuning. Is het netwerk er niet, dan is het de opdracht eraan te werken omdat een extra, liefst kritische partner, de vraag moet kunnen blijven stellen of we als ondersteuners nog wel vraag-gestuurd, of vraag-gericht, of behoefte-gestuurd genoeg aan het werken zijn.10
Het is eigenlijk niet echt een zaak van een vrager en een antwoorder, maar wèl een kwestie van een constante dialoog voeren over wat, hoe en waarom je dingen doet of niet doet in een ondersteuning en duidelijke transparante afspraken maken.
11 12 13
Wat we gemist hebben in de doorsnee ondersteuningsplannen is een goed beeld van wie de vrager eigenlijk is. Een realistische inschatting van de persoon in al zijn aspecten: zowel wat zijn kunnen als zijn aankunnen betreft. Het gaat schijnbaar in tegen de tendens om enkel te focussen op wat iemand kan, maar een goed zicht op iemands beperkingen (b.v. op emotioneel vlak) laat toe een eerlijk en degelijk antwoord te kunnen bieden op diens vragen. Ken je iemands behoeftes, dan kan je immers beter omgaan met zijn wensen en vragen.
En leidt het starten met een ondersteuningsplan nu automatisch naar vraaggestuurde zorg? Los van alle kritiek die we kunnen hebben op de timing en de wijze waarop vraagverduidelijkingen en ondersteuningsplannen er momenteel uitzien kan het werken met ondersteuningsplannen leiden tot kwalitatievere ondersteuning. Het zet je als ondersteuner aan om na te denken over de vraag of je teveel, of alleen vanuit eigen waarden en normen gaat werken en voorbij gaat aan de vraag of behoefte van de cliënt. Samen met de cliënt en zijn netwerk op pad gaan is een meerwaarde. Maar het hebben van een ondersteuningsplan is geen garantie voor een meer “vraaggestuurde” zorg. Alles staat en valt immers met de wil van een organisatie om de boven beschreven processen een plaats te geven. Als organisatie kan je er ook voor kiezen een ondersteuningsplan te ontvangen en mooi op te bergen... In het verhaal over onze overbruggingszorg gaven we al aan dat het hele gebeuren een kleine (r)evolutie veroorzaakte in De Hoeve. Echt “vraaggestuurd” werken vraagt immers een aanpassing van je organisatie, en ook dat vraagt, net zoals het uitklaren van iemands vraag, tijd. Zelf zijn we daar met vallen en opstaan op weg gegaan
Spijtig genoeg is hier in Perspectief 2020 heel weinig aandacht voor en riskeert men hier op vast te lopen. Het vraagt veranderingsmanagement in onze organisaties en daar zijn we als “ondersteuners” niet standaard voor uitgerust. Organisaties zijn geen pure uitvoerders van de vragen, ze hebben ook een meerwaarde en moeten deze durven inbrengen zonder dit op te dringen. Dit in tegenstelling met de term “vraagsturing” die soms een heel “eisen-of rechten”discours oproept, waar zelden ook het “plichten”-element belicht wordt.
- 48 -
en hebben in de loop van die weg al heel wat geleerd, maar zijn we na 7 jaar werken zeker nog niet waar we moeten zijn. Ellen Sebregts, een student “Zorgmanagement” aan de Erasmus universiteit van Rotterdam maakte in 2007 haar eindwerk over dit thema “Vraaggestuurde zorg: van trend naar praktijk. Een explorerend onderzoek naar factoren die in het veranderingsproces van aanbodsturing naar vraagsturing een rol spelen”. Haar conclusies geven een mooi raamwerk van waar je als organisatie moet aan werken om “vraagsturing” een kans te geven11: ✔ de organisatiestructuur: • competentiegericht, gedecentraliseerd, ondernemend en dynamiserend, van buiten naar binnen gericht ✔ de organisatiecultuur: • resultaatsgericht, professioneel, pragmatisch, onzeker, informeel, flexibel, individueel, veranderlijk, gelijk, open en met losse controle, maar wel werkgericht ✔ competenties van medewerkers: • oplossingsgerichtheid, kunnen anticiperen, organisatievermogen, cliëntgerichtheid, goed kunnen onderhandelen, flexibel en zelfstandig kunnen werken ✔ competenties van leidinggevenden: • verbeeldingskracht, creativiteit, ondernemingszin, organisatievermogen, cliëntgerichtheid, kunnen regisseren, kunnen enthousiasmeren en resultaatsgericht zijn ✔ iedereen: visiegedreven, kostenbewust, omgevingsbewust, durf en gericht op ontwikkeling Nog enkele nabeschouwingen Uit de bovenstaande bespreking zal duidelijk zijn dat er nog heel wat werk aan de winkel is. De term “vraagge-
stuurde” zorg of ondersteuning wekt vaak misverstanden op en een te letterlijke interpretatie van deze vraagsturing levert bovendien niet altijd de verwachte kwaliteit van ondersteuning op. Extra termen zoals “vraag-gericht” zijn en “behoefte-gestuurd” werken doemen op en de vraag is of we hier veel wijzer van worden. Als we zelf terug kijken naar onze ervaringen uit overbruggingszorg, PGB en DIO dan hebben we vooral geleerd dat het zeker niet gaat over “u vraagt, wij draaien”, maar soms eerder over “u vraagt, wij draaien niet alleen wat u vraagt en sommige dingen draaien we ook niet”12. Het is eigenlijk niet echt een zaak van een vrager en een antwoorder, maar wèl een kwestie van een constante dialoog voeren over wat, hoe en waarom je dingen doet of niet doet in een ondersteuning en duidelijke transparante afspraken maken. Als er al een term moet gebruikt worden zouden we opteren voor “dialoog-gestuurd werken”, een proces dat nooit af is en waar je in wederzijds respect werkt. Het laat alle partijen (cliënt, netwerk en organisatie) in hun waarde en wijst op ieders verantwoordelijkheid13.
Vlaams Welzijnsverbond
“Dialoog-gestuurd werken” is ook niet in tegenspraak met “de regie in de handen van de cliënt”, de grote doelstelling van het “vraag-gestuurd werken”. Een goede dialoog laat immers ieders stem horen en zowel cliënt als organisatie hebben het recht om te zeggen welke richting ze uit willen, het is echter alleen als er een gezamenlijk pad gevonden wordt dat ze samen op weg gaan.
- 49 -
De nieuwe diensten ondersteuningsplan en de werking van de mentororganisatie in dit alles mensen met een (vermoeden) van een handicap die (nog) geen beroep doen op begeleiding of opvang van een door het VAPH erkende dienst of voorziening :
mensen als An, een vrouw van 41 die nog bij haar ouders woont en in een beschutte werkplaats werkt en waar de ouders hopen dat er, als zij de zorg niet meer kunnen opnemen, een plaats zal zijn in het tehuis werkenden in het nabijgelegen dorp voor hun dochter, terwijl An zelf niet echt goed weet wat ze wil…
mensen als Luc, die in het verleden wegtrok uit een voorziening om alleen te gaan wonen maar waar dit mislukte (o.a. doordat de ondersteuning vanuit begeleid wonen nooit kon worden opgestart wegens de te lange wachtlijst) en er noodgedwongen een opname in psychiatrie volgde. Binnenkort mag Luc terug naar huis, maar de kans op vereenzaming, verlies aan dag-nachtritme, … blijft even groot
Mensen met een vraag, een vraag naar ondersteuning waar niet direct een antwoord op is : Geertrui Vandelanotte, mentororganisatie P.L.A.N. vzw
De diensten ondersteuningsplanning De oprichting van diensten ondersteuningsplan is één van de nieuwe initiatieven van de Vlaamse overheid en het VAPH in het kader van Perspectief 2020 en het grote proces van de vermaatschappelijking van de zorg. Dit laatste is volgens Reijen1
‘de verschuiving binnen de zorg waarbij er naar gestreefd wordt om mensen met beperkingen met al hun potenties en kwetsbaarheden een eigen zinvolle plek in de samenleving te laten innemen en hen daarbij waar nodig te ondersteunen.’ Om dit fundamentele veranderingsproces mee een duwtje in de rug te geven werden de diensten ondersteuningsplan opgericht. Deze diensten richten zich naar
1 Van Reijen, M. (2007). Met de beste bedoelingen. Veertig jaar theorie en praktijk van vermaatschappelijking in beeld gebracht. Avans Hogeschool, Breda, p16.
- 50 -
✔ Omdat er heel lange wachtlijsten zijn ✔ Omdat mensen door de veranderingen in het opnamebeleid niet meer in aanmerking komen
✔ Omdat het professioneel aanbod vanuit het VAPH, hoe kwaliteitsvol ook, niet toereikend is én misschien ook wel niet het meest ideale antwoord is op de vraag ✔ Omdat mensen een zo gewoon mogelijk leven willen, in de samenleving ✔ …
Dit gebeurt door : ✔ tijd te nemen om te luisteren naar wat de persoon met een handicap wil en wat voor hem of haar een goed leven inhoudt :
wat wil An zelf? Wat heeft Luc nodig opdat het deze keer wel zal lukken?
✔ tijd te nemen om ook de mensen die rechtstreeks en direct betrokken zijn als familie, vrienden, buren en eventueel reeds betrokken hulpverleners een stem te geven in het hele verhaal en dit van bij de start en niet louter in functie van het opnemen van een aantal ondersteuningstaken
Want als An blijft denken dat haar ouders haar liever in het tehuis werkenden zien, zal zijzelf ook nooit de stap durven zetten naar iets anders
Als we rond Luc geen mensen samenbrengen uit zijn netwerk en de buurt waar hij woont om samen na te gaan wat hij effectief nodig heeft om niet opnieuw in de psychiatrie terecht te komen gaan we er niet geraken : de ondersteuning die mogelijk is vanuit bestaande ambulante diensten (mochten er geen wachtlijsten zijn) is onvoldoende voor Luc. Maar om dit te kunnen doen slagen moet het netwerk rond Luc mee in het proces genomen worden rond wat voor hem essentieel is, zodat zij vanuit hun persoonlijke band de ondersteuning die nodig is, mee kunnen helpen invullen, vanuit wat Luc zelf aangeeft.
✔ de automatische link tussen vraag en gespecialiseerd
aanbod te doorbreken en met alle betrokken op zoek te gaan naar alternatieven
✔ door garanties in te bouwen dat het proces dat op
gang gebracht wordt niet enkel leidt tot een mooi ondersteuningsplan op papier maar de aanzet is tot een hogere mate van zelfregie en kennis van het ruime ondersteuningsaanbod bij de cliënt en zijn direct betrokkenen, én duidelijke afspraken bevat over wie wat zal opvolgen en coördineren in de toekomst, zodat het opgemaakte ondersteuningsplan geen statisch iets blijft meer mee evolueert met de cliënt
Rol van de mentororganisatie in dit alles De invoering van deze nieuwe diensten houdt, zoals reeds aangegeven, een heel fundamenteel veranderingsproces in dat soms haaks staat op de vertrouwde manier van werken en dit zowel voor de cliënt en zijn netwerk, als voor de ‘zorgaanbieders’ in de meest brede zin van het woord maar natuurlijk ook voor de DOP zelf. Komt daar nog bij dat mensen die kiezen voor deze avontuurlijke weg, onderweg zullen geconfronteerd worden met allerlei dringende en noodzakelijke ‘wegwerkzaamheden’ die door de overheid en betrokken diensten nog moeten worden uitgevoerd vooraleer zij hun ‘bestemming’ ook effectief zullen kunnen bereiken (o.a. met betrekking tot meer persoonsvolgende financiering, …).
✔ van oplossingsgericht te werken naar een meer procesmatige aanpak
✔ van het zoeken naar antwoorden binnen het bestaande VAPH-aanbod naar het creatief verkennen van het ruime zorgaanbod én het betrekken van ruimere familie, vriendenkring, buren en vrijwilligers ✔ van het zelf opnemen van een coördinerende rol naar het eerder op de achtergrond faciliteren van de mogelijkheden en capaciteiten die aanwezig zijn bij de cliënt, zijn netwerk en de betrokken diensten Hiervoor werd P.L.A.N. vzw aangeduid als mentororganisatie, een organisatie die de voorbije 10 jaar expertise opgebouwd heeft rond netwerkontwikkeling, het faciliteren van groepsprocessen bij personen met een handicap en hun netwerk en het aan de slag gaan met allerlei strategieën en methodieken rond person centerd planning. Concreet biedt de mentororganisatie de medewerkers van de verschillende diensten ondersteuningsplan mogelijkheden aan om vanuit de achterliggende visie met betrekking tot inclusie vaardigheden en methodieken aan te leren, als groepswerker aan de slag te gaan met het netwerk, zichzelf en hun handelen in vraag te stellen, te leren uit ervaringen, … en dit door :
✔ het aanbieden van opleidingen, intervisiemomenten en leergroepen
✔ het aanreiken en ter beschikking stellen van allerhande ‘tools’ die hun opdracht kunnen ondersteunen
Kortom, geen evidente opdracht …
✔ het bieden van een helpdesk ✔ het mee opvolgen van de effecten en resultaten
Vandaar de beslissing van de overheid en het VAPH om aan deze nieuwe diensten ondersteuningsplan en hun medewerkers de kans te bieden ook zelf de voor hen noodzakelijke omslag te leren maken : ✔ van 1-1 begeleidingen naar groepsprocessen waarbij het netwerk sterk betrokken wordt
Op die manier probeert de mentororganisatie als een soort compagnon de route mee op weg te gaan met de diensten ondersteuningsplan en probeert de mentororganisatie op haar beurt om in deze opstartfase de medewerkers van de DOP een inhoudelijk duwtje in de rug te geven ... niet meer maar ook niet minder.
- 51 -
Vlaams Welzijnsverbond
Deze mensen kunnen als ze dit wensen, terecht bij een dienst ondersteuningsplanning, wiens kernopdracht het is om (in een tijdsbestek van maximum 1 jaar en via maximum 12 contactmomenten) een groei- en bewustwordingsproces op gang te brengen bij alle betrokkenen (=cliënt, persoonlijk netwerk, eventueel betrokken hulpverleners) in functie van het uittekenen en realiseren van een ondersteuningsplan op maat van de cliënt.
praktijkvoorbeelden: intersectorale samenwerking in functie van de vraag Intersectorale samenwerking als antwoord op vraaggestuurde zorg Ludo Timmermans, WZC Sint-Vincentius Geert Stroobant, De Heide vzw Vraaggestuurde zorg lijkt de toekomst te zijn voor de organisatie van ons zorglandschap. Een bredere erkenning van de hulpvrager en zijn specifieke vraag wordt de leidraad om ons aanbod vorm te geven. Op vandaag wordt dit reeds in de praktijk gebracht, in verschillende vormen en sectoren. Maar wat houdt dit nu concreet in, hoe begin je er aan, zijn er belemmeringen, …? Zorgsituaties kunnen zeer complex zijn. Niet alleen de zorgvraag op zich zorgt hiervoor, maar ook de zorgvrager en zijn omgeving. Deze laatsten zijn immers beter geïnformeerd en veeleisender. En terecht. Plaats uzelf in de situatie en vraag u af welke zorg u wil krijgen in een vergelijkbare situatie. Zal u nog tevreden zijn met het standaardantwoord op uw specifieke vraag? M.a.w. het cliëntperspectief wordt minstens even belangrijk als het aanbod.
Hoe kunnen we het anders organiseren? Heel wat voorzieningen breiden intern hun dienstverlening uit. In de gehandicaptenzorg wordt gewerkt met arbeidszorgateliers in functie van activerende begeleiding, er wordt in verschillende sectoren samengewerkt met dienstenchequebedrijven (of ze worden zelf opgericht)
om verschillende (zorg)aspecten op te nemen. Maar misschien is het mooiste voorbeeld nog de evolutie naar woonzorgcentra. Binnen één zorgsite wordt niet alleen dienstverlening aangeboden voor de bewoners maar is ook een lokaal dienstencentrum aanwezig, een sociaal restaurant waar ook mensen uit de buurt terecht kunnen, een dagverzorgingscentrum voor thuiswonende personen (lang niet meer alleen ouderen), … Een uitgebreid aanbod binnen één site is meestal echter gericht op één bepaalde doelgroep. Wat doen we met personen met NAH die ouder worden, of met hulpvragers die geen gepast antwoord vinden in hun nabijheid en bijgevolg dreigen ontworteld te worden?
En wat als de expertise uit de verschillende sectoren gebundeld wordt? Een concreet voorbeeld Enkele jaren terug boden twee personen uit Deinze met een NAH (niet aangeboren hersenaandoening) zich aan in De Heide vzw (centrum voor mensen met een motorische handicap) te Merelbeke. Op dat ogenblik verbleven beiden in een psychiatrische kliniek vanwege te lange wachtlijsten, u weet wel. Beide personen hebben echter een sterk sociaal netwerk in Deinze, met voldoende mantelzorg. De hulpvraag situeerde zich hoofdzakelijk op vlak van ondersteuning rond inclusief wonen en dagbesteding. Daarnaast was een vorm van nachtpermanentie ook aangewezen.
- 52 -
Vanuit de aanbodzijde is De Heide in deze situatie het beste antwoord. Maar los van het feit dat binnen de voorziening op dat ogenblik geen plaats is, is een verblijf in een residentiële voorziening geen gepast antwoord uit het cliëntperspectief. Na een proces van vraagverduidelijking werd een alternatief gezocht en gevonden.
Project Ten Bosse 120: zorg op maat De doelstelling was om hulpvragers binnen het eigen sociaal netwerk te kunnen opvangen en een antwoord te geven op de specifieke hulpvraag zonder zorgtechnisch aan kwaliteit te verliezen. Deze zoektocht resulteerde in een samenwerking met WZC Sint Vincentius te Deinze die op hun woonzorgsite de mogelijkheid had een woonproject te realiseren.
De rol van de partners Binnen het project Ten Bosse 120 wordt de expertise van beide partners samengebracht. Kort samengevat komt het hier op neer: De Heide zorgt voor de organisatie van het zorgtraject ism WZC Sint Vincentius en de coördinatie van de dagbesteding en verzorging. WZC Sint Vincentius zorgt voor ondersteuning door inschakeling van de verschillende initiatieven binnen de woonzorgsite: lokaal dienstencentrum, sociaal restau-
Project Ten Bosse 120: meer dan zorg Al vlug werd duidelijk dat de vraag binnen de regio groter was. Het project werd dan ook op verschillende niveaus uitgebreid.
✔ Gedecentraliseerd arbeidszorgatelier en dagbeste
✔
✔
ding Op vandaag wordt tweemaal per week een arbeidszorgatelier ingericht met 5 gebruikers. Daarnaast zijn er ook 10 personen die op het project beroep doen in functie van dagbesteding. Decentraal woonproject De kern van het project met twee vaste bewoners en één plaats voor crisisopvang of trainingshuis. Dit laatste voor een welbepaalde periode en met welomschreven opdracht. De begeleiding hiervan is gekoppeld aan de inclusieve woonvormen van De Heide. Aanmeldpunt NAH en Netwerk NAH Deinze Het aanmeldpunt NAH wil een éénloketfunctie opnemen voor mensen met NAH uit de regio Deinze. Op deze manier kunnen personen met NAH toegeleid worden naar de gepaste zorg. Op basis van een vraagverduidelijking wordt, samen met de hulpvrager een gepast antwoord gezocht binnen de zorgsite of daarbuiten. Het Netwerk NAH wil de hiaten in de dienstverlening mbt NAH detecteren. Maar daarnaast wil het Netwerk ook partners samenbrengen en hen
beter leren kennen. Op die manier kan een betere zorgafstemming voor de hulpvrager bekomen worden in functie van het zorgtraject.
innovatie is ook het zelf creëren van ruimte om vernieuwing te initiëren.
✔ de financiering van dergelijke projecten is niet evi-
De toekomst van het project Ten Bosse 120 Is Ten Bosse 120 aan het eind van de groei gekomen? Natuurlijk niet. Er zijn niet alleen ambities, maar ook concrete plannen. Het groepswonen willen we uitbreiden met 7 personen. Dit is gericht op personen met NAH die niet onder de klasse “ouderen” vallen van het nieuwe woonzorgdecreet. Ook op de planning staan 21 assistentiewoningen voor ouderen. Ook ouderen met NAH moeten zich hierin thuis voelen. In deze woningen leeft men op een ander ritme dan in het groepswonen, wat meer moet aanleunen bij de ouderen. Dit alles natuurlijk ingebed in een organisatie die uitgaat van de zorgvraag van de cliënt.
Ingrediënten voor dit recept Wat is er nodig om dergelijke samenwerking vorm te geven? Het is duidelijk dat dergelijk project van elke partner een inspanning vraagt van middelen en mensen. Verder werken zoals gisteren is eenvoudiger en minder belastend voor de eigen organisatie, dat is duidelijk. Een duidelijke visie op hulpverlening en de positie van de gebruiker is dan ook onontbeerlijk. Integrale en inclusieve hulpverlening met de gebruiker als uitgangspunt is hiervan de basis. Een visie op zich volstaat echter niet als deze niet gedragen en geconcretiseerd wordt door de organisatie en zijn medewerkers. Want zij zijn het die in eerste instantie geconfronteerd worden met het extra werk.
Struikelblokken? Vernieuwen is niet altijd eenvoudig. Niet alle risico’s zijn vooraf in te schatten, regelgeving is soms stug, … Maar
- 53 -
dent en vraagt enige creativiteit;
✔ dergelijke projecten vragen van medewerkers soms andere competenties en actieve betrokkenheid;
✔ tussen partnerorganisaties kunnen cultuurverschillen
bestaan die een opstartfase niet altijd even makkelijk maken; ✔ regelgeving die niet aangepast is maakt het soms moeilijk om “over het muurtje” te kijken; Gelukkig stellen we vast dat binnen het uitgebreide zorglandschap er zeker een tendens is naar samenwerking. Ook vanuit de overheid worden hier al stappen in gezet. Denken we aan de ZP3 projecten van het Riziv, die toch een andere manier van werken moeten stimuleren (zowel vanuit overheid als zorgsector). Hopelijk worden heel wat van de vernieuwende projecten ook in de reguliere regelgeving opgenomen vooraleer de looptijd (en dus de financiering) van de projecten ten einde is. Het zou de continuïteit ten goede komen. Dit project is echter ook innovatief qua financiering. De sociale bouwmaatschappij als realisator van aangepast immobiliën, een dienstenchequebedrijf wordt ingeschakeld als zorgpartner, … Dit toont aan dat er wel mogelijkheden zijn, maar dat de noodzaak in mensen en organisaties die initiatief willen nemen nog groot is. Bij de start weet men immers niet altijd waar men zal uitkomen. Ook dit wordt duidelijk gemaakt met de groei van het project Ten Bosse 120.
Vlaams Welzijnsverbond
rant, activiteiten van het WZC, … Ook de nachtpermanentie wordt door hen opgenomen. Deze vorm van samenwerking vraagt echter extra inspanningen van de partnerorganisaties. Voor De Heide is dit een decentrale werking. Dit vraagt qua middelen, personeelsinzet, … een extra inspanning en heel wat flexibiliteit. Ook vanuit WZC Sint Vincentius wordt van de medewerkers een andere aanpak verwacht. Een persoon met NAH heeft een eigen specifiek ziektebeeld en dus een andere hulpvraag. Zo werden vormingsmomenten voorzien voor de medewerkers van het WZC om hen voor te bereiden, zijn er overlegmomenten om de woon- en zorgsituatie op te volgen en bij te sturen (in overleg met de bewoners).
Vraaggestuurde zorg door samenwerking tussen reguliere thuiszorg en handicapspecifieke zorg De rol van de dienst Maatschappelijk Werk bij personen met een handicap Els Desmet, CM Midden Vlaanderen
1. Algemeen De dienst Maatschappelijk Werk van het ziekenfonds is één van de thuiszorgvoorzieningen die hun erkenning vinden binnen het Woonzorgdecreet. De dienst heeft als algemene doelstelling een hulp- en dienstverlening te bieden aan gebruikers en mantelzorgers in het bijzonder als zij door ziekte, handicap, ouderdom of vanuit sociale kwetsbaarheid blijvend of tijdelijk problemen ondervinden. Naast deze reguliere werking heeft de dienst Maatschappelijk Werk een bijkomende erkenning als multidisiciplinair team (MDT) in het kader van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en een erkenning als gemachtigd indicatiesteller in het kader van de Vlaams Zorgverzekering. De dienst Maatschappelijk Werk besteedt bijzondere aandacht aan de meest kwetsbare gebruikers, personen die een combinatie van de volgende kenmerken bezitten: ✔ ze hebben een beperkte zelfredzaamheid; ✔ ze hebben een beperkte draagkracht in het omgaan met persoonlijke levenservaringen en kunnen daardoor moeilijker oplossingsgerichte alternatieven zoeken voor hun noden; ✔ ze zijn aangewezen op hulpmiddelen of hulp van personen voor het stellen van activiteiten van het dagelijkse leven (ADL-activiteiten);
✔ ze hebben een beperkt inkomen; ✔ ze hebben een zwak of beperkt sociaal netwerk. Door deze beperkte mogelijkheden ontstaan er op diverse levensdomeinen moeilijkheden, is men minder in staat om toegang te vinden tot diensten en voorzieningen en zijn er belemmeringen in de deelname aan sociale en culturele activiteiten. De concrete opdrachten van de dienst zijn verankerd binnen het woonzorgdecreet en worden als volgt omschreven: ✔ het oriënteren van hulp- en zorgvragen van gebruikers of mantelzorgers op basis van vraagverheldering en vraagverduidelijking, of toeleiden naar de georganiseerde thuiszorg ✔ informatie, advies, ondersteuning en bemiddeling om rechten maximaal uit te putten en maximaal toegang te hebben tot zorg (directe hulp en ondersteuning) ✔ administratieve en psychosociale ondersteuning aanbieden, als de draagkracht of vaardigheden van de gebruikers of mantelzorgers ontoereikend zijn ✔ het zelfzorgvermogen en de samenwerking tussen de zorgaanbieders, evalueren ✔ proactief benaderen van gebruikers met een indicatie van verminderd zelfzorgvermogen ✔ in complexe zorgsituaties of als een wijziging van zorgvorm wenselijk is, de mogelijkheid tot langdurige begeleiding en ondersteuning aanbieden, waarbij de gebruiker in elke fase van zijn persoonlijke zorgtraject een beroep kan doen op een professionele zorgverlener (zorgbegeleiding, trajectbegeleiding, psychosociale begeleiding bij verliesverwerking) ✔ belemmerende factoren beleidsgericht signaleren
- 54 -
2. Basisprincipes in de hulpverlening
De dienst werkt vanuit een aantal kenmerkende basisprincipes die de werking en het omgaan met gebruikers sturen:
✔ Focus op laagdrempeligheid of de 5 B’s:
• Beschikbaarheid: Elke persoon is aangesloten bij een ziekenfonds, de dienst Maatschappelijk Werk is dichtbij in de eigen leefomgeving en goed gekend. Via een fijnmazig kantorennetwerk is deze dienst gemakkelijk toegankelijk. • Bereikbaarheid: Er is een mogelijkheid om via verschillende contactvormen de gebruiker te bereiken, vb. telefonische permanentie, werken op afspraak, open zitdag, op huisbezoek, via elektronische weg. Het huisbezoek – waar de betrokkene benaderd wordt binnen zijn eigen gezinscontext en leefwereld – is essentieel om de doelgroep te bereiken in kader van thuiszorg. • Betaalbaarheid: Het hulp- en dienstverleningsaanbod is gratis. Gebruikers en leden komen gemakkelijk langs. • Bruikbaarheid: Er wordt vertrokken vanuit een ruime vraagverheldering en indien nodig wordt er actief doorverwezen naar de meest geschikte dienst of voorziening. De maatschappelijk werkers worden ingezet in sectoren die overeenkomen met een of meerdere gemeenten en kennen de provinciale en gemeentelijke regelgeving en het aanbod aan voorzieningen. Moeilijke wetgeving wordt eenvoudig vertaald en dossiers worden van bij de aanvraag tot de afsluiting opgevolgd. De dienst is goed gekend omwille van de kennis op vlak van sociale wetgeving en de thuiszorg.
• Betrouwbaarheid: Gebruikers zijn aangesloten bij een ziekenfonds van bij hun geboorte. Dit maakt dat de dienst mogelijkheden heeft om de persoon in kwestie op te volgen gedurende de volledige gezondheidsgeschiedenis. De medewerkers worden gecoacht en er wordt systematisch gewerkt aan het actualiseren van de kennis en de methodiek (via intervisie, vorming, enz.).
✔ Proactief contacteren: door de inbedding in het zie-
kenfonds beschikt de dienst over signalen die nuttig zijn om zelf contact op te nemen met de gebruikers nog voor deze een vraag hebben gesteld. Deze werkwijze biedt mogelijkheden om sneller in te spelen op eventuele probleemwording en preventief te werken.
✔ Vraaggericht werken: de maatschappelijk werk ver-
trekt vanuit de vraag en het perspectief van de cliënt en zijn omgeving en zoekt op het tempo van de cliënt naar concrete oplossingen. Gebruikers worden gedurende een langere periode gevolgd. Indien nodig en mits akkoord is er systematisch overleg met andere zorgaanbieders met als doel de continuïteit in het zorgtraject en in de begeleiding te bewaken.
✔ Integrale benadering: een probleem wordt niet louter geïsoleerd behandeld, maar steeds in de volledige context bekeken.
✔ Centraal staat de ondersteuning van het netwerk en
de focus op het bewaken van de draagkracht en de draaglast van het cliëntsysteem en het toezien op de grenzen aan haalbare en kwalitatieve thuiszorg.
✔ Empowerende benadering: de begeleiding vertrekt
niet enkel van problemen maar focust ook op de krachtgebieden en oplossingsmogelijkheden van de cliënt en zijn omgeving. Samen met de cliënt worden de prioriteiten vastgelegd waarmee in de hulpverlening wordt gestart, deze worden geëvalueerd gedurende de begeleiding.
3. Het aanbod van de dienst maatschappelijk voor personen met een handicap Het hulpaanbod voor personen met een handicap is gelijkaardig aan de hulpverlening voor andere kwetsbare personen, wat op zich reeds beantwoordt aan het principe van vermaatschappelijking in zorg, en bestaat uit vraagverheldering, gevolgd door één of meerdere hulpverleningsmodules: ✔ Directe hulp en ondersteuning ✔ Begeleiding: • Zorgbegeleiding in complexe thuiszorgsituaties • Psychosociale begeleiding bij verliesverwerking • Trajectbegeleiding ✔ Evaluatie van het zelfzorgvermogen via indicatiestelling (VAPH en ZVZ) ✔ Proactief benaderen van personen met een verminderd zelfzorgvermogen Vraagverheldering Vraagverheldering is een kerntaak voor de dienst Maatschappelijk Werk en de cruciale start van elke hulpverlening. Cliënten komen immers zelden naar de dienst met een duidelijk omschreven vraag, maar wel met de omschrijving van een probleem. In het vraagverhelderingsgesprek wordt dit probleem verder verkend, de vraag verhelderd en in al zijn facetten in kaart gebracht. Het uiteindelijke doel van deze vraagverheldering is de cliënt en zijn omgeving zo efficiënt mogelijk bij de juiste zorgverlener te brengen voor een hulpaanbod dat afgestemd is op de hulpvraag. Dit betekent dat de dienst Maatschappelijk Werk nagaat of de hulpvraag behoort tot het eigen takenpakket of dat een toeleiding naar een andere dienst (intern of extern) meer wenselijk is. Deze vraagverheldering vertrekt vanuit een generalistische en integrale benadering. Vraagverheldering is niet eenmalig maar een continu en terugkerend onderdeel binnen elk hulpverleningsproces.
- 55 -
De vraagverheldering omvat: ✔ verfijnen van de hulpvraag op alle levensdomeinen ✔ zicht krijgen op de zelfredzaamheid (problemen en krachtgebieden), ✔ peilen naar verwachtingen/wensen/doelstellingen ✔ inschatten probleemoplossend vermogen (draagkracht-last) Vanuit deze analyse worden strategieën verkend, wordt nagegaan wie de eigen steunfiguren zijn. Samen met de cliënt wordt het hulpaanbod op de hulpvraag afgestemd en wordt ook actief toegeleid naar reguliere zorg of handicapspecifieke zorg. In de praktijk wordt steeds gezocht naar mogelijkheden om de zorg binnen de eigen leefomgeving te versterken alvorens meer gespecialiseerde zorg in te schakelen. Aanbieden van directe hulp en ondersteuning Deze eerder kortdurende module (één of een beperkt aantal contacten) waarin de dienst goed gekend is, heeft tot doel informatie en advies te verstrekken aan de persoon met een handicap over tegemoetkomingen, voordelen en voorzieningen en te komen tot het realiseren van maximale rechtsverkrijging. Afhankelijk van de noden wordt administratieve ondersteuning geboden door dossiervorming rond aanvragen tegemoetkomingen en voorzieningen. Ook alle nodige informatie en advies om de thuiszorg zelf in handen te nemen, zelf te organiseren en te sturen kan verkregen worden. Deze hulpverleningsmodule omvat ook het bieden van emotionele of psychosociale ondersteuning. Aanbieden van begeleiding Naast de eerder kortdurende module Directe hulp en Ondersteuning, biedt de dienst Maatschappelijk Werk ook langdurige begeleiding en ondersteuning aan. Het Woonzorgdecreet bepaalt dat dit gebeurt in complexe zorgsituaties of als een wijziging van de zorgvorm wenselijk is. De gebruiker moet in elke fase van zijn persoonlijk zorgtraject een beroep kunnen doen op een professionele zorgverlener.
Vlaams Welzijnsverbond
De diensten Maatschappelijk Werk hebben deze begeleidingsopdracht verder geconcretiseerd in drie begeleidingsmodules:, namelijk ‘zorgbegeleiding’, ‘trajectbegeleiding’ en ‘psychosociale begeleiding bij verliesverwerking’. Kenmerkend is dat de gebruiker gedurende een langer durende periode begeleid wordt op een systematische wijze met een hulpverleningsplan.
✔ Zorgbegeleiding:
Dit is het integrale pakket van maatschappelijk werkhulpverlening in de thuiszorg waarbij gedurende een langere periode via meerdere persoonlijke contacten gewerkt wordt aan de organisatie van de thuiszorg en het onevenwicht in de balans tussen draagkracht en draaglast. De maatschappelijk werker bewaakt de grenzen aan de thuiszorg en zoekt naar (neven) oplossingen bij het bereiken van grenzen door het versterken van de mogelijkheden van het systeem, door inschakeling van reguliere thuiszorgdiensten (o.a gezinszorg, thuisverpleging…), hulpmiddelen (o.a. personenalarmsysteem, tillift…) en woningaanpassing (ergotherapeutische begeleiding), ontlasting van de mantelzorg door inschakeling van vrijwillige oppas, kortverblijf enz. De maatschappelijk werker treedt hierbij ook op als zorgbemiddelaar.
In zware thuiszorgsituaties waar minstens 3 verschillende professionele zorgverleners (arts, verpleging, gezinszorg) betrokken zijn, kan de maatschappelijk werker ook een multidisciplinair overleg aanvragen bij het regionaal dienstencentrum. Dit is een overleg waarbij alle betrokken zorgverleners samen met de cliënt/mantelzorger onder leiding van een overlegcoördinator komen tot een afgestemd zorgplan. Eén van de zorgverleners wordt door de cliënt aangeduid als zorgbemiddelaar. Deze zorgbemiddelaar volgt de situatie van nabij op.
✔ Trajectbegeleiding: Deze begeleidingsmodule leunt nauw aan bij de zorgbegeleiding maar omvat duidelijk meerdere levensdomeinen en is expliciet gericht op de doelgroep personen met een handicap.
- 56 -
De maatschappelijk werker treedt op als zorgbemiddelaar tussen het reguliere en handicapspecifieke aanbod en kan optreden als contactpersoon in de Zorgregie. Het gaat hierbij in de praktijk vaak over personen met een handicap die een beroep doen op onze dienst, die begeleid worden in de thuiszorg en (nog) geen (intensieve) handicapspecifieke zorg nodig hebben.
✔ Psychosociale begeleiding bij verliesverwerking:
Deze module omvat het intensief ondersteunen van de cliënt bij aspecten als zelfbeeld, emotionele noden, eigen levensgeschiedenis, relaties, gedragsproblematiek en psychische problematiek. Doel is niet het aanbieden van therapie, wel het verhogen van het probleemoplossend vermogen van de cliënt. We begeleiden de cliënt bij overgangsmomenten in het leven en proberen samen met de cliënt te zoeken naar nieuwe omgangsvormen in de nieuwe leefsituatie.
Ervaring en rondvraag in de sector leert ons dat het begeleidingsaanbod van de dienst Maatschappelijk Werk heel wat minder gekend is. Nochtans kan deze begeleiding een duidelijke meerwaarde betekenen voor de persoon met een handicap op cruciale momenten. We denken bijvoorbeeld concreet aan personen met een handicap die op de wachtlijst staan om opgenomen te worden in een intramurale zorgvorm. Tijdens de overbruggingsperiode thuis kan de maatschappelijk werker zeer zinvol werk verrichten inzake de organisatie van de zorg thuis, de afstemming tussen verschillende zorgverleners, psychosociale ondersteuning enzovoort. Ook voor gezinnen waar een kind met een handicap geboren wordt, kan de maatschappelijk werker een belangrijke partner zijn in informatie, organisatie, coping en ondersteuning.
Multidisciplinair team VAPH De dienst Maatschappelijk Werk is tevens erkend als MDT (multidisciplinair team) in het kader van het VAPH. Dit gespecialiseerde team dat bestaat uit refertewerkers, ergotherapeuten, artsen en psychologen werkt nauw samen met de maatschappelijk werkers, maar staat niet in voor de begeleiding. Zij staan in voor de inschaling (op een systematische wijze een objectiveerbaar en gedetailleerd beeld van de zorgbehoefte maken) en de opmaak van het multidisciplinair verslag dat wordt ingediend bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Het continue samenspel tussen de maatschappelijk werker - die instaat voor de begeleiding - en de indicatiesteller binnen het multidisciplinair team VAPH – die de zorgbehoevendheid vaststelt - zorgt voor een totaalbeeld over de mogelijkheden en draagkracht van de persoon en de dringendheid van zijn handicapspecifieke vraag. De dienst Maatschappelijk Werk treedt in het verlengde ook op als contactpersoon voor de Centrale Wachtlijst voor Zorgvragen, kortweg CRZ genoemd. We profileren ons als contactpersoon voor de CRZ wanneer we vanuit onze begeleidingopdracht de persoon en zijn context goed kennen, daaruit voortvloeiend het PAB inschalingsverslag opmaken of indien door het bereiken van de grenzen van de thuiszorg een brugfunctie naar meer handicapspecifieke zorg nodig wordt. Indicatiestelling zorgverzekering Ook de rol als indicatiesteller zorgverzekering waarbij een zorgbehoefte profiel wordt opgemaakt in het kader van de toeleiding tot de Vlaamse Zorgverzekering wordt door een apart team uitgevoerd. Het belang van de functiescheiding tussen de rol van hulpverlener (meedenken en ondersteunen, opkomen voor de belangen van de cliënt) en de rol van indicatiesteller (vaststellen van de zorgbehoevendheid in opdracht van de Vlaamse overheid, rekening houdend met de vigerende en opgelegde regelgeving) is zowel voor de zorgverzekering als voor het MDT een belangrijke meerwaarde.
- 57 -
Proactief benaderen De dienst Maatschappelijk Werk neemt zelf het initiatief om personen ‘outreachend’ te contacteren op een ogenblik dat dit voor hen nuttig is of zou kunnen zijn. Dit met als doel zo snel mogelijk in te grijpen in het proces van probleemwording en een passend hulp- of dienstverleningsaanbod te kunnen realiseren. Als voorbeeld: we organiseren onder meer binnen het team een proactief aanbod in het kader van verhoogde kinderbijslag, personen met verpleegkundige zorgen (B/C forfait), personen die een erkenning rolwagen ontvangen enz.
4. Grenzen en samenwerking De dienst Maatschappelijk Werk is betrokken in diverse samenwerkingsverbanden en zet in op afstemming met andere sectoren en diensten in het belang van het realiseren van een passende hulpverlening voor de gebruikers/cliënten. Deze samenwerking maakt het mogelijk om vertrekkende van de sterktes en kerntaken te komen tot functionele wederzijdse taakafstemming die een antwoord kan bieden op de schaarste in het beschikbaar hulpverleningsaanbod. In de reguliere thuiszorg is er ervaring met zorgafstemming waarbij vanuit een samenspel tussen de diverse thuiszorgdiensten en met inzet van mantelzorgers ‘gepuzzeld’ wordt om de thuiszorg te continueren. Uiteraard botsen we ook op grenzen en is er nood aan specialistische handicapspecifieke ondersteuning. Mogelijks kan er naar analogie met de zorgvernieuwingsprojecten tussen woonzorgcentra en de thuiszorg ook tussen de reguliere thuiszorg en de handicapspecifieke zorg een boeiende synergie groeien, in het belang van personen met een handicap.
Vlaams Welzijnsverbond
Gedurende meerdere contacten wordt de persoon met een handicap ondersteund op vlak van noden die zich situeren op verschillende levensdomeinen (zorg, vrije tijd, opvang,…).
Intersectorale samenwerking VAPH – GGZ volwassenen Sabrine Roelandt O.C. Br.Ebergiste, Noël De Rycke O.C. Br. Ebergiste & Leen De Neve Outreach De Steiger-De Meander, P.C. Caritas
Inleiding Dit artikel is een weergave van de workshop “Intersectorale samenwerking VAPH-GGZ – Volwassenen” die werd gegeven tijdens de studiedag “Vraaggestuurde zorg” van het Vlaams Welzijnsverbond op 20 april 2012. In een eerste deel wordt het bestaande netwerk en zorgcircuit binnen Oost-Vlaanderen beschreven. Vervolgens staan we stil bij de concrete ervaringen en aandachtspunten binnen de dagelijkse samenwerking.
Het intersectoraal netwerk en zorgcircuit voor volwassenen met een verstandelijke beperking en psychi(atri) sche stoornissen en/of gedragsproblemen uit Oost-Vlaanderen Verschillende partners1 uit GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg) en VAPH-voorzieningen binnen de provincie Oost-Vlaanderen hebben sinds 1 oktober 2009 een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met het oog op het aanbieden en afstemmen op elkaar van deskundige geestelijke gezondheidszorg en specifiek ortho-agogische zorg voor volwassen personen met een verstandelijke beperking en bijkomende psychiatrische stoornissen en/of gedragsproblemen.
De ondertekenende partijen onderschrijven volgende basisprincipes waarop de werking en de organisatie van het samenwerkingsverband gestoeld zijn: ✔ Mensen met een verstandelijke beperking hebben, ongeacht hun niveau van cognitief functioneren, recht op geestelijke gezondheid en geestelijke gezondheidszorg. ✔ Personen met een verstandelijke beperking en bijkomende psychiatrische stoornissen en/of gedragsproblemen hebben specifieke en wisselende noden; partners uit diverse sectoren (gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, welzijnszorg, justitie, onderwijs en CLB, …) dienen hieraan een bijdrage te leveren; de zorg is meestal niet te isoleren of te begrenzen in één of enkele voorziening(en) en vereist interdisciplinaire, interorganisationele en transsectorale samenwerking. ✔ De zorgvraag van de doelgroep en zijn context staan centraal bij het uitvoeren van deze overeenkomst; de begeleidingsvragen en -behoeften van de doelgroep vormen de basis voor het ontwikkelen van initiatieven. ✔ De behandeling gebeurt zoveel als mogelijk en wenselijk in de natuurlijke context; hulpverlening wordt bij voorkeur opgenomen door reguliere diensten; er wordt enkel gebruik gemaakt van een gespecialiseerd aanbod wanneer de zorgvraag van de doelgroep dit vereist (cfr. het principe van subsidiariteit). ✔ Zorg voor continuïteit in de therapeutische relatie moet het uitgangspunt zijn voor alle zorgverleners. ✔ Niet de voorzieningen vormen het uitgangspunt, maar wel de patiëntengroep én zijn behandelnoden.
1 CGGZ Waas en Dender; RCGG Deinze – Eeklo – Gent; GGZ Zuid Oost Vlaanderen; COVER – team consulentenwerking; P.C. Dr. Guislain, de Steiger en de KOS; P.C. Caritas, de Meander; Polikliniek P.C. Dr. Guislain; outreach De Steiger-de Meander; O.C. Broeder Ebergiste; DVC de Triangel; Vzw de Vierklaver.
- 58 -
De verschillende partners hebben hun aanbod gedefinieerd binnen een aantal modules. Het is de bedoeling om regelmatig te evalueren of dit aanbod toereikend is voor de problematiek van de betreffende doelgroep, hiaten te vatten en alternatieven te formuleren, in gezamenlijk overleg. De verschillende modules zien er als volgt uit: ✔ Het gemeenschappelijk aanknopingspunt ✔ Niet-residentiële modules: • psychotherapie, psychiatrische hulp in centra geestelijke gezondheidszorg • consulentenwerking • mobiele interventiecel • diagnose, behandeling en advies in de polikliniek psychiatrisch ziekenhuis • behandeling en activering in dagkliniek psychiatrisch ziekenhuis ✔ Residentiële modules: • crisiszorg in (psychiatrisch) ziekenhuis • kortdurende behandeling in psychiatrisch ziekenhuis • kortdurende observatie-diagnose- behandeling in VAPH-unit • langdurige residentiële verzorging in PVT • intensieve woonbegeleiding in VAPH voorziening Het gemeenschappelijk aanknopingspunt Is één van de uitvoerende modules van het zorgcircuit. Op regelmatige basis komen de ‘antennes’ van de verschillende partners samen om niet voor de hand liggen-
Elke antenne ontvangt en verwerkt actueel aanmeldingen. Er bestaat dus geen uniek telefoonnummer of adres waar hulpvragers terecht kunnen. Iedere partner behoudt zijn ‘voordeurfunctie’. Evenwel beantwoorden de partners sinds 01 oktober 2009 elke aanmelding alsof de vraag gesteld wordt aan het netwerk dat de partners samen vormen. Aan de hand van een eerste telefonische screening zal de aangesproken antenne bekijken waar de hulpvraag best kan opgevolgd worden. Er kan derhalve verwezen worden - uiteraard met respect voor de autonomie van de hulpvrager - naar één van de partners voor verdere opvolging en behandeling van de hulpvraag. De hulpvragen worden m.a.w. niet langer bekeken vanuit het eigen aanbod, maar vanuit het geheel van het aanbod en de specifieke behoefte van de hulpvrager. Een aanvraag impliceert dus niet per definitie een behandeling in de setting tot wie de hulpvrager zich wendt. Elke partner engageert zich om deze werkwijze ook expliciet toe te lichten aan de hulpvragers. Indien het duidelijk is
dat de vraag dient opgenomen te worden door de aangesproken antenne, geldt de reguliere intakeprocedure zoals gehanteerd door die partner of dienst. Doelstelling van het aanknopingspunt is aldus de samenwerking en afstemming tussen de partners wat de instroom en het aanbod betreft, met het oog op een meer efficiënt, transparant en kwalitatief doordacht ggz en ortho-agogisch aanbod naar de doelgroep toe te optimaliseren. Deze gemeenschappelijke aanmeldingswerking wordt alsnog niet apart gefinancierd en de overlegmomenten zijn gebaseerd op goodwill van de betrokken partners.
Samenwerking …. ‘Wat het is!’ en ‘zou kunnen zijn?’ De intersectorale samenwerking tussen organisaties ‘Geestelijke GezondheidsZorg’ en ‘Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap’, krijgt steeds meer vorm. Alle betrokkenen zien in functie van de cliënt het nut en de noodzaak in van deze samenwerking. De com-
- 59 -
plexe zorgvragen van bepaalde cliënten brengen de verschillende werkingen nader tot elkaar. In het kader van ‘Perspectief 2020’ zal deze samenwerking steeds meer vorm krijgen. Een goeie samenwerking laat zich sturen door een cliëntgerichte aanpak. Een individuele aanpak op maat, waarbij netwerking en reguliere zorg primordiaal zijn. Het is belangrijk om de bestaande netwerken in kaart te brengen en vervolgens beroep te doen op hun eigen – reeds aanwezige - expertise. Het is niet onbelangrijk om reeds aanwezige krachten – die misschien wat ondergesneeuwd raken bij een ernstige problematiek – nieuw leven in te blazen en weer te versterken; in plaats van over te nemen. Verder heeft de cliënt alles te winnen bij een netwerk waarvan de leden elkaar respecteren vanuit een wederzijds vertrouwen. Duidelijke afspraken in functie van een uitgekiend traject zijn de bakermat voor een doorgedreven samenwerking.
Vlaams Welzijnsverbond
de hulpvragen van cliënten samen te bespreken en te behandelen.
De diensten vertrekken vanuit hun eigen discipline en visie, om met open vizier elkaar te boeien en in verbondenheid met de cliënt op pad te gaan. Deze eendracht wordt steeds belangrijker gezien de toenemende complexiteit van bepaalde zorgvragen. Een gedeelde zorg op basis van een uitgesproken visie, zorgt ervoor dat de bestaande netwerken bevestigd worden en waar het kan versterkt worden.
Wat zorgt ervoor dat je elkaar gaat opzoeken? Diverse aanleidingen kunnen ervoor zorgen dat sectoren gaan samenwerken. Zo verblijven in diensten geestelijke gezondheidszorg soms personen met verstandelijke beperkingen die op zoek zijn naar een vaste woonomgeving. Hun kansen worden vaak belast door hun voorgeschiedenis en complexe problematiek, waardoor zij soms verzeild raken in een lang (en uitzichtloos) verblijf in een psychiatrische context. Een (kort)verblijf in een woonvorm van het VAPH kan helpen bij het opbouwen van positieve verhalen, waardoor hun kansen op een nieuwe en permanente woonomgeving toenemen. Het herschrijven van verhalen leidt tot een positievere beeldvorming; waarin de mogelijkheden weer in beeld komen en er perspectieven verschijnen. In verschillende woonvormen van het VAPH wonen personen die heel belastend kunnen zijn voor hun directe omgeving. Hun huisgenoten en begeleiders worden dikwijls zwaar op proef gesteld. Een kortverblijf voor de betrokken cliënt in een andere omgeving kan de woonomgeving en de begeleiding ontlasten. Zodat zij even op adem kunnen komen en bijtanken, waarna zij met vereende krachten de weg verder zetten. Ook voor de betrokken bewoner is het goed dat hij/zij er even tussenuit kan, zodat hij/ zij (steeds weer) nieuwe kansen krijgt. Wetende dat op geregelde tijdstippen een adempauze kan voorzien worden. Zo worden burn-outs voorkomen. Begeleiders in de voorzieningen van het VAPH hebben heel wat expertise in de handicapspecifieke noden van hun cliënten, de voorzieningen van de GGZ zijn dan weer sterk in bepaalde afwijkingen en ziektebeelden. Indien
beide partijen met hun specifieke kennis en expertise elkaar vinden, dan kan dit alleen maar ten goede komen van de cliënten.
Agressie van cliënten brengt professionele hulpverleners dichter bij elkaar en noopt hen tot samenwerken… Het is vaak zo dat agressie de noodkreet tot samenwerking is. Agressie hanteren is moeilijk en vraagt heel wat blijvende aandacht. Agressie leidt vaak tot handelingsverlegenheid en dan kan een samenwerkingsverband wonderen doen. Beide partijen hebben geleerd om in specifieke gevallen creatief aan het werk te gaan en overstijgen daarbij het ‘hokjes’denken. Beide partijen stimuleren het beleid om creatieve oplossingen te officialiseren. Een doorgedreven vraagverduidelijking in samenwerking met alle netwerkleden is hierbij een noodzakelijk dynamisch gegeven. Een onderling besproken engagement kan echter enkel slagen indien er een wederzijds vertrouwen is en er respect is voor aangegeven grenzen. Een vervlechting tussen diensten zorgt voor een ondersteuning waarbij het geheel meer is dan louter de som van de delen.
Empowerment in het gepaste perspectief? We kunnen ervan uitgaan dat in heel wat diensten VAPH het emancipatorisch gedachtegoed richtinggevend is met aandacht voor inclusie, empowerment (eigen regie en keuzes maken), netwerking (zowel natuurlijk als professioneel) en kwaliteit van bestaan. De praktijk leerde ons echter dat er veelal sterke schouders nodig zijn om de hoeveelheid keuzes te dragen, om om te gaan met levensvragen en om samen te werken met de diverse netwerken. Doorheen de jaren werd het duidelijk dat de emotionele draagkracht van de cliënt een belangrijke factor is in het streven naar een grotere emancipatie van de cliënt.
- 60 -
Diensten GGZ brengen meestal duidelijker de emotionele draagkracht van de cliënt in beeld. Maar ook zij willen vraaggericht en cliëntgericht werken, dit vind je terug in visies zoals bemoeizorg, kwartier maken, ketenzorg en rehabilitatie. Beide sectoren hebben – vanuit een andere achtergrond - gemeen dat zij cliëntgericht willen werken en dit met de nodige aandacht voor de emotionele draagkracht. Deze gemeenschappelijke visie leidt tot verbinding vanuit betrokkenheid voor de cliënt. De betrokkenen delen hun specifieke visie, kennis en expertise. Het belang van het levensverhaal wordt door beide sectoren erkend. In de ambulante werking van O.C. Br.Ebergiste, waarbij cliënten in hun eigen huis begeleid worden, wil men de begeleiders omscholen tot ‘casemanagers’. Zij werken vanuit een vraaggericht traject en coördineren de zorg rond een bepaalde cliënt. Zij zijn de belangenbehartiger van een cliënt en brengen alle netwerkleden samen. Vanuit het contextuele denken, onthouden we dat ‘meerzijdige partijdigheid’ (en niet louter en alleen de cliënt) en ‘loyaliteit’ belangrijke begrippen zijn. Een goede samenwerking vraagt tot slot een respect voor gemaakte afspraken. De partners zijn integer en loyaal ten aanzien van elkaar. Heldere afspraken worden gebaseerd op elkaars grenzen en mogelijkheden. De betrokkenen zijn op de hoogte van elkaars mogelijkheden en houden hiermee rekening. We zijn ervan overtuigd dat dergelijke samenwerkingsverbanden er effectief voor kunnen zorgen dat ondersteuning op maat wel degelijk hét verschil maakt voor een cliënt.
- 61 Vlaams Welzijnsverbond
interview Kiezen waar je woont, met wie je woont en wie er je vrienden zijn. Dit is vraagsturing ten voeten uit. met Viviane Sorée van Onafhankelijk Leven Interview Ann Degezelle
Vraagsturing heeft alles te maken met keuzevrijheid en zelfbeschikking Mensen met een handicap bepalen zelf hoe ze hun leven organiseren, welke doelen zij in hun leven vooropstellen en welk traject zij zullen volgen om deze doelen te bereiken. Net als ieder ander willen zij de voldoening ervaren de regie over hun leven in eigen handen te hebben. Dit kan gaan over –op het eerste zicht–evidente zaken als: Waar wil ik wonen: in de stad? op de buiten? in een flat of liever in een huis met tuin? met wie deel ik mijn leven? waar volg ik onderwijs, kan ik de richting volgen die mij het meeste interesseert? Een goede organisatie van de zorg moet toelaten dat deze keuzes inderdaad mogelijk en evident zijn, zodat mensen met een handicap zelf de verantwoordelijkheid kunnen opnemen om hun plannen te laten slagen. Mits de juiste ondersteuning is keuzevrijheid en zelfbeschikking ook bij mensen met een verstandelijke handicap of een meervoudige handicap een haalbaar en dus na te streven doel. Een persoonsgebonden budget dat rekening houdt met zorgzwaarte en omgevingsfactoren Het ondersteuningsbudget waarover de persoon met een
beperking kan beschikken, moet vanuit zijn zorgzwaarte vastgesteld worden. Daarbij is het belangrijk dat de zorgnood op alle levensdomeinen in kaart wordt gebracht. Pas als deze zorgnood volledig is opgelijst, kan er gekeken worden welke ondersteuning door mantelzorg (nu nog) haalbaar is. Met andere woorden haalbare mantelzorg (zowel voor de mantelzorger als de persoon met een handicap) mag van het totale budget, bepaald door zorgzwaarte en omgevingsfactoren, afgetrokken worden op voorwaarde dat de totale zorgzwaarte op alle levensdomeinen in kaart wordt gebracht en naar een budget wordt vertaald dat de volledige zorgzwaarte honoreert. Momenteel is dit zeker niet het geval en daarom willen we niet dat het toegekende budget wordt verminderd met de al aanwezige ondersteuning. De persoon met een handicap of beperking moet de volledige vrije keuze hebben om met een cashsysteem, een vouchersysteem of een combinatie van beide een beroep te kunnen doen op de dienstverlenende centra die volgens hem/haar het meest aan zijn/haar huidige zorgbehoefte beantwoorden. Nadenken hoe het anders kan Hoe zou de ondersteuning er in de (nabije) toekomst kunnen uitzien? Volgens Viviane zal de organisatie van de
- 62 -
dienstverlenende organisaties in dit veranderingsproces een cruciale rol spelen. Hoewel er verschillende mogelijkheden zijn om vraaggestuurde zorg te organiseren, zal decentralisatie in alle modellen voorkomen. Hulpverleners kunnen nog wel centraal aangestuurd worden maar hun flexibiliteit en bereikbaarheid zullen door een decentralisatie van diensten sterk verhogen. Ondersteuners zullen veel meer individueel moeten werken omdat de vraag van elke individuele persoon de centrale leidraad wordt bij de organisatie van de zorg. Ook voor de vakbonden is een belangrijke taak weggelegd. Zij dienen niet enkel te waken over de personeelsinzet, goede werkomstandigheden en verloning, maar Viviane hoopt dat zij ook actief meedenken over hoe de overgang kan gemaakt worden naar persoonsgebonden financiering. "Ik versta dat ze de werkzekerheid niet in het gedrang willen laten komen, maar een persoonsgebonden financiering en vraaggestuurd werken hoeven dit zeker niet in de weg te staan." Netwerken en relaties maken de wereld anders Vrienden en sociale netwerken spelen een belangrijke rol bij de inbedding van mensen in hun woon- en leefomgeving. Dat is voor mensen met een handicap niet anders. Een vraaggestuurde zorg moet oog hebben voor het netwerk en indien dit nodig is, actief meewerken aan de uitbouw van een bevredigend sociaal netwerk.
Een goede beeldvorming doet wonderen Als mensen de leefwereld van een persoon met een handicap ongedwongen leren kennen, gaan ze al snel anders kijken naar en denken over de persoon. Het is dus zeer belangrijk dat mensen met een handicap in de maatschappij zichtbaar en aanwezig zijn. Het belang van media en publiciteit mag niet onderschat worden in het streven naar een toegankelijke maatschappij waar het aangenaam leven is voor personen met een beperking. Het vraagt actieve inspanningen om stereotype ideeën te doorbreken. Een foutieve link is immers nog steeds snel gelegd: iemand met een handicap die werkt, hoort thuis in een beschermd milieu, wonen zal wel in een instelling gebeuren. Om mensen alle kansen te geven op de open arbeidsmarkt en in een gewone leefomgeving, is het belangrijk dat er actief aan de beeld-
vorming gewerkt wordt, bijvoorbeeld in reclame, via TV series enz. Zo kan men voorkomen dat mensen met een handicap hun leven lang steeds opnieuw moeten opboksen tegen vooroordelen in elke nieuwe omgeving waar zij komen. Als de beeldvorming goed zit, horen mensen met een handicap er automatisch bij. Een veranderende zorgomgeving moet oog hebben voor de onzekerheid bij ouders Het is belangrijk dat ouders zich ervan verzekerd weten dat de zorg voor hun kind met een handicap door de maatschappij zal gedragen worden, afgestemd op de noden en de wensen van hun kind. Ook als zij niet langer (alleen) kunnen instaan voor die zorg. Een zorg vertrekkende vanuit de vraag, met een persoonsgebonden budget dat gekoppeld wordt aan de zorgzwaarte, is voor veel mensen nog onvoldoende gekend. Onduidelijkheid brengt onzekerheid met zich mee. Dit doet mensen die nu een beslissende keuze moeten maken, vaak terugvallen op de gekende woon- en ondersteuningsvormen. Logisch, wie nu moet kiezen, laat zich het liefste leiden door zekerheid en duidelijkheid. Hier ligt een belangrijke taak voor alle mensen die de zorgvernieuwing ter harte nemen. Men moet ouders veilige vooruitzichten bieden en aantonen dat de vernieuwende ondersteuningsvormen mensen minstens evenveel
- 63 -
zekerheid bieden dat hun kind zijn weg zal kunnen uitbouwen in de maatschappij. Het is enkel dan dat mensen vrij kunnen kiezen voor de ondersteuningsvorm die het dichtste bij hen aansluit. Middelen voor ondersteuning hebben niets te zien met het inkomen van de persoon Iedere persoon met een beperking moet dezelfde mogelijkheid krijgen om de belemmeringen in zijn omgeving ongedaan te maken door gebruik te maken van de meest gepaste ondersteuningsvormen. Dit moet volledig losstaan van het inkomen dat mensen hebben. Er mag hiertussen geen vermenging zijn. Wie niet kan werken, moet een beroep kunnen doen op een inkomen, dit via een inkomensvervangende tegemoetkoming, dat hen niet in armoede doet belanden. Crisis niet als excuus Een schaarste in de middelen mag geenszins afbreuk doen aan het “quality of life” model van waaruit het proces van zorgvernieuwing vertrokken is. Dit is een recht voor elke persoon, dus ook voor elke persoon met een handicap. Het maatschappelijk debat heeft hier een belangrijke taak in het zoeken naar antwoorden en in het uitdenken van nieuwe wegen waarin de kwaliteit van bestaan centraal staat voor iedere burger in onze samenleving. "Ik hoop dat de huidige (economische) crisis niet het maatschappelijk debat vertroebelt."
Vlaams Welzijnsverbond
Mensen die door de specificiteit van hun handicap moeilijker de stap naar sociale interactie zetten, dienen hierin ondersteund te worden. Ook wanneer mensen in een voorziening verblijven, hebben zij nood aan sociale contacten, zowel binnen de voorziening als in hun ruimere omgeving. Het is belangrijk dat hun wereld niet stopt aan de deur van hun voorziening. Via goede netwerken kunnen zij actief deelnemen aan activiteiten die hen interesseren en die zich in hun bredere leefomgeving bevinden.