Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
HANDBOEK SCHILDERDECORATEUR
DEEL 1: PLEISTER EN GIPSACHTIGE ONDERGRONDEN BINNENSHUIS
2
Depotnummer: D/2012/1698/06
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VOORWOORD Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (fvb-ffc Constructiv) kreeg de afgelopen jaren veel vraag naar een degelijk naslagwerk voor de schilder-decorateur. Dit werk heeft een dubbel doel : het geeft enerzijds een overzicht van de hedendaagse producten, technieken en toepassingen, én sluit anderzijds aan bij de beroepsprofielen die stap voor stap zullen omgezet worden in opleidingsprogramma’s. Vele slimme mensen met slimme handen hebben met dit werk een onschatbare bijdrage geleverd om het vakmanschap in ons land op een hoger peil te brengen. Dit handboek richt zich dan ook tot iedereen die het vak onder de knie wil krijgen. In bevattelijke taal en in een sterk visuele stijl worden alle aspecten van het beroep in de kleinste bijzonderheden omschreven en uitgelegd. De lezer zal er een schat aan informatie in vinden, de opleider wordt een handleiding aangereikt die hem toelaat alle aspecten van het beroep aan te leren. In de werkgroep was de inbreng van o.a. de beroepsorganisaties van doorslaggevend belang. Alleen zo kan immers een brug worden geslagen tussen het opleidingsveld en de realiteit van werkvloer of bouwplaats.
Veel leesplezier en vooral succes!
Robert Vertenueil, Voorzitter fvb-ffc Constructiv
3
Opgesteld op initiatief en in opdracht van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (fvb-ffc Constructiv): Leden stuurgroep: Luc Defrijn (fvb-ffc Constructiv - directeur Vlaanderen), Eric Dujacquier (fvb-ffc Constructiv - directeur Wallonië), Monique Hens (fvb-ffc Constructiv - regiomanager),Omer Vandenrijt (VDAB), Herman De Buck (Boss Paints), Dominique Vanden Driessche (Akzo Nobel), Robert Surkijn (NMC), Bruno Déthune (PPG), Jos Mispelters (onderwijs), Nico Goedgezelschap (onderwijs), Geert Baert (Bouwunie), Piet Delanghe (Bouwunie), Luc Vanrenterghem (coördinator) Coördinator Handboek voor schilders: Luc Vanrenterghem Schrijversgroepen: Werkgroep Pleister: Herman De Buck (voorzitter) Meewerkende schrijvers : Luc Mariën, Bruno Déthune Werkgroep Hout: Jos Mispelters (voorzitter) Meewerkende schrijvers: Arsène Wendelen, Guido Tanson Werkgroep Metalen: … Meewerkende schrijvers: … Werkgroep Kunststoffen: Dominique Vanden Driessche (voorzitter) Meewerkende schrijvers: Robert Surkijn, Nico Goedgezelschap Werkgroep Werkmethodiek : Luc Vanrenterghem (voorzitter) Meewerkende schrijvers: Pascal Heydt, Willy Lauwers, Klaus Meersman, Herwig Spitaels Met dank voor medewerking aan: t het WTCB t VDAB t Scholen t (verf )fabrikanten Akzo Nobel (Herbol, Sikkens, Trimetal), Boss Paints, PPG (Sigma Coatings), ...
© Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, Brussel, 2012 Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen. versie mei 2012 D/2012/1698/06 4
Contact Voor opmerkingen, vragen en suggesties kun je terecht bij: fvbtffc Constructiv Koningsstraat 132/5 1000 Brussel Tel.: 0032 2 210 03 33 Fax: 0032 2 210 03 99 website : fvb.constructiv.be
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
INLEIDING Meer dan 30.000 jaar geleden al werden de eerste muurschilderingen gemaakt in de grotten van Lascaux in Frankrijk en Altamira in Spanje. Aanvankelijk werden uitsluitend kleuren gebruikt die in de natuur te vinden waren. Door de vooruitgang van de techniek en de wetenschap evolueerde de functie van verven van aanvankelijk puur decoratief naar een combinatie van beschermend, functioneel en esthetisch. Tegenwoordig kan verf ingedeeld worden in twee grote groepen: gebouwenverf (voor binnen- en buitenschilderwerken aan woningen, winkels, kantoren, …) en industriële verf (voor industriële schilderwerken, bijvoorbeeld tanks, wegenverf, hoogspanningspylonen, auto-industrie, …). In dit handboek komt enkel schilderwerk aan bod voor utilitaire bouw en woningbouw waar de bedoeling is om de ondergrond te beschermen en te verfraaien. Het handboek is samengesteld op basis van de kennis en de ervaring van een groep mensen, zowel mensen uit de schilderswereld en de opleidingssector als verffabrikanten. De bedoeling is een hulpmiddel te bieden voor voornamelijk de uitvoerders van bouwschilderwerken. Het is een nietbindende tekst. Voor een wetenschappelijke en/of juridische benadering wordt verwezen naar het WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf ).
5
6
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
INHOUD DEEL 1 : THEORIE I. MATERIALENKENNIS HERKENNING, SAMENSTELLING, EIGENSCHAPPEN.....9 I.1 Wat is pleister? ........................................................................9
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER ...............................................11 II.1 Leempleister........................................................................11 II.2 Kalkpleister ...........................................................................12 II.3 Gipspleister ..........................................................................12 II.4 Kunstharspleister ..............................................................13 II.5 Cementpleister (klassieke pleister) ........................13 II.6 Gipsblokken.........................................................................14 II.7 Gipsplaten (gipskartonplaten) .................................15 II.8 Gipsvezelplaten .................................................................16 II.9 Kalkzandsteen ....................................................................17 II.10 Afbouwplaten (vezelcementplaten) .................17 II.11 Brandwerende platen .................................................18 II.12 Spuitpleister......................................................................18
III. VOORONDERZOEK ...............................................19 III.1 ONBEHANDELD PLEISTERWERK ...................19 III.1.1 Leempleister: beschadigde toplaag ................19 III.1.2 Leempleister: onvaste raaplaag .........................20 III.1.3 Kalkpleister: onvoldoende hechting van de oppervlaktelaag ..........................................21
III.1.4 Gipspleister: slecht hechtende oppervlaktelaag ...........................................................22 III.1.5 Kalk- en gipspleister: slechte samenhang van het pleister .............................................................23 III.1.6 Slechte hechting van het pleister op de ondergrond ......................................................24 III.1.7 Gipspleister: bruine vlekken in het pleister ...25 III.1.8 Zoutmigratie naar het oppervlak ......................26 III.1.9 Oppervlaktevervuiling .............................................29 III.1.10 Schimmel ......................................................................30 III.1.11 Vochtproblemen.......................................................31 III.1.12 Scheuren in het oppervlak .................................33
III.2 GESCHILDERD PLEISTERWERK........................35 III.2.1 Niet of slecht hechtende verflagen .................35 III.2.2 Afschilferende verflagen.........................................36 III.2.3 Gebarsten (gecraqueleerde) verf ......................37 III.2.4 Verpoederende verflagen ......................................38 III.2.5 Oude olie- of alkydharsverven............................39 III.2.6 Poreuze verflagen .......................................................39 III.2.7 Vervuiling .........................................................................40 III.2.8 Schimmel .........................................................................41 III.2.9 Lijmresten ........................................................................41 III.2.10 Divers oud schilderwerk of behandelde ondergronden ............................................................42
DEEL 2 : PRAKTIJK I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN ...................................................................45
V. SCHILDEREN................................................................ 113
II. GEREEDSCHAPPEN ................................................59
VI. MEEST VOORKOMENDE GEBREKEN EN CONSTRUCTIEFOUTEN .................... 127
III. VOORBEREIDING .....................................................77
VII. VEILIGHEID EN MILIEU .............................. 133
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE ................................................................83
VIII. WOORDENLIJST VAN DE SCHILDER ........................................................ 139 7
8
I. MATERIALENKENNIS HERKENNING, SAMENSTELLING, EIGENSCHAPPEN
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.
MATERIALENKENNIS HERKENNING, SAMENSTELLING, EIGENSCHAPPEN
I.1
Wat is pleister? t Pleister is een bouwmateriaal dat aangebracht wordt voor de afwerking van binnenmuren en plafonds. t De dikte varieert van enkele millimeter tot enkele centimeter. t In de meeste gevallen is pleister witachtig. Afhankelijk van de samenstelling kan het ook beige tot grijs zijn. t Pleister wordt gebruikt om muren of plafonds vlak te maken, zodat ze geschilderd of behangen kunnen worden. t Er bestaat echter ook decoratieve pleister met een gestructureerdere afwerking. Dit pleister is in verschillende kleuren beschikbaar. t Naast pleister bestaan er ook gipsplaten en gipsblokken. Deze hebben dezelfde functie als klassieke pleister, namelijk de ondergrond vlak maken, zodat erop geschilderd of behangen kan worden.
9
10
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER II.1
Leempleister Herkenning t Onbeschadigd pleisterwerk is wit van kleur (aan het oppervlak). t Dit witte pleister is slechts enkele millimeter dik. t Meestal zijn er haarscheurtjes zichtbaar in de oppervlaktelaag. t Onder het witte pleister zit de basisbepleistering, die 1 à 2 centimeter dik is. t De basisbepleistering is beige van kleur. t De oppervlaktelaag is hard, de basisbepleistering is vrij broos en poederig. t Voor plafonds op houten roosterwerk worden houten latjes op een houten structuur genageld. t De basisbepleistering wordt aangebracht op de muur of op de houten latjes. t Met een hard voorwerp kunnen we gemakkelijk krassen maken in het pleister. Samenstelling t De basisbepleistering bevat leem, een mengsel van zand en klei. t De basisbepleistering bevat ook natuurlijke vezels, zoals bv. stro. t Het afwerkingspleister wordt gemaakt op basis van kalk. Eigenschappen t Leempleister is niet watervast. t De basisbepleistering is broos en poederig. t Het witte pleister heeft een slechte hechting op het basispleister. t Leempleister is niet bestand tegen constante vochtbelasting.
Leempleister
11
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.2
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
Kalkpleister Herkenning t Kalkpleister is wit van kleur, zowel aan het oppervlak als binnenin. t Kalk is zeer poreus en neemt gemakkelijk water op (cf. test met plantenspuit). t De pleisterlaag is 1 à 2 cm dik. t Met een hard voorwerp kunnen we krassen maken in het pleister. Samenstelling t Kalkpleister bevat kalk en hulpstoffen. Eigenschappen t Kalk hardt steeds verder uit en wordt dus alsmaar harder. t Kalkpleister is waterdampdoorlatend. t Kalk is bestand tegen de inwerking van solventen. t Kalk is niet bestand tegen zuur. t Kalk is onbrandbaar. t Kalkpleister is niet bestand tegen constante vochtbelasting.
II.3
Gipspleister Herkenning t Gipspleister is wit van kleur, zowel aan het oppervlak als binnenin. t Gips is poreus, maar neemt moeilijk water op (cf. test met plantenspuit). t De pleisterlaag is 1 à 2 cm dik. t Met onze vingernagels kunnen we gemakkelijk krassen maken in het pleister. Samenstelling t Gipspleister bevat gips en hulpstoffen. Eigenschappen t Gips is onbrandbaar. t Onbehandeld ijzer dat in contact komt met gips, roest. t Gips is bestand tegen de inwerking van solventen. t Gips is niet bestand tegen zuren. t Gipspleister is niet bestand tegen constante vochtbelasting.
12
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
II.4
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Kunstharspleister Herkenning t Kunstharspleister is meestal wit van kleur. t Er bestaat ook gestructureerd kunstharspleister (beschikbaar in verschillende kleuren). t Dit pleister is slechts enkele millimeter dik. t Kunstharspleister wordt week met aceton. Samenstelling t Kunstharspleister bevat kunstharsen die gedispergeerd zijn in water. t Het bevat ook vulstoffen, zoals carbonaten, silicaten en talk. t Het gekleurde pleister bevat kleurpigmenten. Eigenschappen t Kunstharspleister is thermoplastisch (hoe warmer, hoe zachter). t Het is wel waterdampdoorlatend, maar niet bestand tegen constante vochtbelasting. t Het is niet bestand tegen sterke solventen (aceton).
II.5
Cementpleister (klassieke pleister) Herkenning t Cementpleister is meestal grijs, maar kan soms ook wit zijn. t Cementpleister is grover van structuur dan kalk- en gipspleister. t Het wordt vooral gebruikt in badkamers en douchecellen. t Het wordt verder ook toegepast voor ondergrondse muren. t Cementpleister is zeer hard, we kunnen er heel moeilijk krassen in maken. Samenstelling t Cementpleister bevat altijd cement en zand. t Soms bevat het ook hulpstoffen om de watervastheid te verhogen. Eigenschappen t Klassieke cementpleister droogt traag uit (1mm per dag droogtijd). t Er bestaat echter snelcement dat al na één dag droog is. t Cementpleister is harder dan gips- en kalk-pleisters. t Er kunnen gemakkelijk haarscheuren of barsten ontstaan. 13
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.6
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
Gipsblokken Herkenning t Gipsblokken lijken goed op kalkzandstenen: het zijn witte blokken. t Gipsblokken zijn zachter dan kalkzandsteen. t In één vierkante meter zitten meestal drie blokken. t Gipsblokken zijn effen, glad en meestal wit. t Soms hebben ze een lichte kleur (groen, blauw, paars, …). t Ze zijn voorzien van tand en groef (zichtbaar in de doorsnede). t Aangezien ze gelijmd worden, hebben de blokken geen brede voeg. t Ze worden gebruikt voor scheidingswanden (niet voor dragende muren). t Er is een licht niveauverschil ter hoogte van de voeg. Samenstelling t Gipsblokken bestaan hoofdzakelijk uit gips. t Daarnaast bevatten ze ook vulstoffen en hulpstoffen (bv. waterafstotende stoffen). t Bepaalde stenen bevatten kleurstoffen, zodat we het type kunnen herkennen. Eigenschappen t De blokken hebben een glad oppervlak. t Ze hebben een hoge brandweerstand. t Ze hebben ook goede akoestische eigenschappen. t Er is geen droogtijd nodig na de plaatsing.
14
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
II.7
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Gipsplaten (gipskartonplaten) Herkenning t Deze platen bestaan uit een kern van gips. t De zichtbare kanten zijn van karton. t De standaardplaat is grijs. t Er bestaan ook groene platen voor natte ruimtes. t Er bestaan ook roze platen. Deze hebben een hoge brandweerstand. t De lange kanten van de platen zijn afgerond (ABA-kant of AK-kant). t De kopse kanten zijn meestal recht afgezaagd. t De voegen worden dichtgemaakt met voegband en een vulmiddel. t De platen zijn ongeveer 60 of 120 cm breed. t De platen worden gelijmd, geschroefd of genageld. Samenstelling t De kern is van gips. t De zichtbare kanten zijn van karton. Eigenschappen t Er is geen droogtijd nodig na de plaatsing. t De platen hebben een hoge brandweerstand. t Gipsplaten zijn niet bestand tegen constante vochtbelasting. t Er is een licht niveauverschil ter hoogte van de voeg.
15
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.8
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
Gipsvezelplaten Herkenning t De platen hebben een lichte kleur. t In tegenstelling tot gipsplaten zijn de zichtbare kanten van gipsvezelplaten niet van karton. t De platen hebben een voeg van ongeveer 5 mm aan de rechte kant. t De platen hebben een voeg van ongeveer 80 mm aan de AK-kant. t De platen worden gelijmd en geschroefd. Samenstelling t Gipsvezelplaten bestaan hoofdzakelijk uit gips. t Er zijn papiervezels in de platen verwerkt. Eigenschappen t Er is geen droogtijd nodig na de plaatsing. t Gipsvezelplaten hebben een hoge brandweerstand. t Ze zijn geluidsisolerend (contactgeluid, niet luchtgeluid). t Ze zijn geschikt voor vochtige ruimtes (badkamers), maar niet bestand tegen constante vochtbelasting. t Er is een licht niveauverschil ter hoogte van de voeg.
16
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
II.9
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Kalkzandsteen Herkenning t Kalkzandsteen is wit van kleur. t De blokken kunnen geplaatst worden met mortel of gelijmd worden. t Kalkzandsteen lijkt goed op gipsblokken. t Kalkzandsteen is harder dan gipsblokken. t Kalkzandsteen wordt meestal gebruikt voor dragende muren. t Kalkzandsteen bestaat in verschillende afmetingen. Samenstelling t Kalkzandsteen bestaat uit kalk en zand. Eigenschappen t Kalkzandsteen heeft een hoge brandweerstand. t Kalkzandsteen is geluidsisolerend. t Wanneer de stenen gelijmd worden, is er een licht niveauverschil ter hoogte van de lijmvoegen. t Wanneer de stenen geplaatst worden met mortel, is er een structuurverschil ter hoogte van de voegen.
II.10 Afbouwplaten (vezelcementplaten) Herkenning t Deze platen hebben een witte, beige of grijze kleur. t Ze zijn meestal licht gestructureerd. t Afhankelijk van het type kan er een glasvezelstructuur aanwezig zijn aan het oppervlak. t De platen worden gemonteerd met bevestigingsschroeven. t Voegen kunnen dichtgelijmd, met een vulmiddel dichtgemaakt, dichtgekit of opengelaten worden. Samenstelling t Afbouwplaten bestaan uit portlandcement met hulpstoffen. t Sommige platen hebben een glasvezellaag. t Andere platen bevatten natuurlijke vezels en mica. Eigenschappen t De platen zijn onbrandbaar. t Ze hebben een hoge weerstand tegen vocht. t Ze zijn onrotbaar. 17
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II. OVERZICHT VERSCHILLENDE SOORTEN PLEISTER
II.11 Brandwerende platen Herkenning t Deze platen bestaan in verschillende kleuren (wit, beige of grijs). Samenstelling t De platen bevatten calciumsilicaat. t Ze zijn versterkt met organische vezels. t Sommige platen bevatten mica. Eigenschappen t De platen zijn onbrandbaar. t Er is een licht niveauverschil ter hoogte van de lijmvoegen. t Sommige platen zijn ook vochtbestendig.
II.12 Spuitpleister Herkenning t Spuitpleister wordt veelal gebruikt op prefab betonplaten. t Het wordt pneumatisch aangebracht en gladgestreken met een spackmes door gespecialiseerde bedrijven. Samenstelling t Spuitpleister bestaat uit kunststofgebonden spuitpleister. Eigenschappen t Spuitpleister heeft een grote zuigkracht en een hoog vochtopnemend vermogen. t Verder heeft het een hoog vullend vermogen en kan het gemakkelijk verwerkt worden. t Spuitpleister heeft vele eigenschappen, waaronder ook minder goede. Hier moet rekening mee worden gehouden bij de afwerking.
18
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK III.1 ONBEHANDELD PLEISTERWERK
III.1.1 Leempleister: beschadigde toplaag Herkenning t De bovenste, witte kalklaag komt los van de raaplaag (de poederige, beige laag met vezels). t De raaplaag is zichtbaar. Oorzaak t Een mechanische beschadiging t Verbouwingswerken t Trillingen als gevolg van zwaar verkeer Oplossing t De losse delen verwijderen. t De ondergrond fixeren of voorstrijken. t Gaten herstellen met een aangepast vulmiddel. Nadien indien nodig plaatselijk of geheel uitplamuren. t Zuigingsverschillen egaliseren met een aangepaste primer. Bijkomende maatregelen t Een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen.
19
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.2 Leempleister: onvaste raaplaag Herkenning t Het kalklaagje komt gemakkelijk los van de raaplaag. t Als we met onze hand over de raaplaag wrijven, komen er gemakkelijk deeltjes los. Oorzaak t Het leempleister heeft een slechte samenhang (= slechte cohesie). t Het leempleister bevat te weinig kalk. Oplossing t Een diep indringende impregneerlaag aanbrengen om de cohesie van de raaplaag te verbeteren. t De cohesie van de raaplaag na het opdrogen van de impregneerlaag controleren door met onze hand over het vlak te wrijven. Er mogen geen deeltjes loskomen. t De beschadigde delen met een aangepast vulmiddel herstellen. t Zuigingsverschillen egaliseren met een aangepaste primer. Bijkomende maatregelen t Een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de onderliggende laag te versterken en de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen.
20
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1.3 Kalkpleister: onvoldoende hechting van de oppervlaktelaag Herkenning t Om de hechting van de oppervlaktelaag te controleren drukken we er een stukje plakband op die voldoet aan de voorgeschreven normen. Na een half uur trekken we de plakband weer los. Als er witte kalkpleisterkorrels aan de achterzijde van de plakband kleven, is de hechting van de oppervlaktelaag onvoldoende. Oorzaak t Kalkpleister heeft ongeveer tien maanden nodig om helemaal uit te harden. Pas na die periode krijgt het zijn volledige samenhangsterkte of cohesie. Als de kalkpleister onvoldoende tjid krijgt om uit te harden, niet in de juiste omstandigheden droogt of niet correct gepolierd is, hangen zijn deeltjes niet goed aan elkaar. Oplossing t Het pleisterwerk langer laten uitharden. t Het pleisterwerk behandelen met een aangepast fixeermiddel. Soms is de toplaag zo dik dat dit onvoldoende is en de toplaag verwijderd moet worden. t Bij een te dikke, loszittende toplaag: deze laag verwijderen door bv. te schuren. Het oppervlak vervolgens volledig uitplamuren. t Op voorhand de dikte van de loshangende laag controleren om de juiste methode te bepalen. t Zuigingsverschillen achteraf egaliseren met een aangepaste primer. Bijkomende maatregelen t Een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen.
21
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.4 Gipspleister: slecht hechtende oppervlaktelaag Herkenning t Om te controleren of de gepolijste gipslaag wel voldoende hecht kleven we een stukje plakband die voldoet aan de voorgeschreven normen, stevig tegen de muur. Vervolgens verwijderen we de plakband. Als er op de kleefzijde van de plakband poeder of gipsresten zitten, hecht de laag te weinig en is de cohesie ervan te laag. Oorzaak t Tijdens het droogproces bevochtigt en polijst de stukadoor het gipspleister. Wanneer dat polijsten verkeerd gebeurt, is het mogelijk dat de oppervlaktelaag niet goed aan de onderliggende gipsmassa hecht. t Deze losse laag wordt ook wel ’sinterhuid’ genoemd. Oplossing t Poederende delen behandelen met een fixeermiddel. t Losse gipsresten verwijderen door te schuren. De verwijderde delen met een aangepaste plamuur bijplamuren. t Daarna de hechting opnieuw controleren met een stuk plakband. t Als het gipspleister loskomt na het verwijderen van de plakband: overschakelen op drastischere maatregelen, zoals de delen die te sterk zijn gepolijst, verwijderen. t Zuigingsverschillen egaliseren met een aangepaste primer. Bijkomende maatregelen t Een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen.
22
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1.5 Kalk- en gipspleister: slechte samenhang van het pleister Herkenning t Als we met een mesje aan het oppervlak krabben, voelen we hoe zacht het pleister is. Als het pleister ongewoon zacht is, hangt het materiaal niet voldoende samen. Oorzaak t Ongeschikte of onvoldoende menging van het gipspoeder tijdens de applicatie. t Vorst tijdens het droogproces, voordat al het water verdampt is. Oplossing t Een slechte samenhang in de volledige laagdikte (1 à 1,5 cm) kunnen we niet oplossen als schilder-decorateur. De enige oplossing bestaat erin het slechte pleister weg te kappen en te vervangen door een nieuwe laag pleister. Hiervoor contacteren we een stukadoor. Bijkomende maatregelen t Ook dit is niet de taak van de schilder-decorateur, maar van de stukadoor. t De voorschriften van het WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf ) raadplegen. t De aannemer of bouwheer inlichten en zelf geen verantwoordelijkheid nemen.
23
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.6 Slechte hechting van het pleister op de ondergrond Herkenning t Om dit te controleren kloppen we het oppervlak af met een houten balkje. Als het hol klinkt, hecht het pleister niet goed op het onderliggende metselwerk. Mogelijke oorzaken t De ondergrond was te vochtig bij het aanbrengen van het pleister of er werd geen aangepaste grondlaag toegepast vooraleer te pleisteren (bijvoorbeeld een grondlaag voor beton of een grondlaag voor gipsplaten, …). t Het pleister heeft tijdens het droogproces te lijden gehad onder de vorst. t De ondergrond was niet draagvast bij het aanbrengen van het pleister. t Verbouwingswerken of zwaar verkeer hebben zware trillingen veroorzaakt. Oplossing t De delen die hol klinken, verwijderen en een nieuwe pleisterlaag aanbrengen. t Zuigingsverschillen tussen de herstelde en de oude delen egaliseren met een aangepaste primer. t Wanneer de omvang van de schade te groot is: een stukadoor contacteren. Bijkomende maatregelen t Achteraf nog een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de pleisterlaag te versterken en de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen.
24
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1.7 Gipspleister: bruine vlekken in het pleister Herkenning t De bruine vlekken aan het gedroogde en verharde oppervlak van pleister zijn met het blote oog zichtbaar. t Ze zijn meestal roestbruin tot blauwpaars. Oorzaak t Roestmigratie van slecht behandelde stalen profielen onder het pleisterwerk t Het gebruik van bevestigingsmaterialen die niet roestbestendig zijn t IJzerhoudende bestanddelen in bouwmaterialen Oplossing t De vlekken behandelen met een isolatieverf om doorbloeding in de afwerklaag te voorkomen.
Onbehandeld stalen profiel onder pleisterwerk
Bijkomende maatregelen t De volledige pleisterlaag met een isolatieverf behandelen om doorbloeding te voorkomen.
Gebruik van niet-roestbestendige bevestigingsmaterialen
25
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.8 Zoutmigratie naar het oppervlak Herkenning t Zouten komen meestal voor in de vorm van kristallen. Ze zijn gemakkelijk zichtbaar met het blote oog. t Zouten op gipspleister zien eruit als wit poeder op het oppervlak. t Als we er met onze hand over wrijven, kleeft er wit poeder aan onze handpalm. t Het poeder smaakt ‘zoutachtig’. t Soms krijgen zouten de naam ‘salpeter’ mee, maar dat is een onjuiste benaming.
Oorzaak 1 Vochtopstijging onder capillaire druk t De bodem bevat zouten in de vorm van nitraten en sulfaten. Ze lossen op in het grondwater en verspreiden zich zo gemakkelijk in de bodem. Als het pleister tot onder de waterkering komt of er geen waterkering is, neemt het onderliggende metselwerk het grondwater op. De voortdurende opwaartse capillaire druk doet de zouten migreren naar het oppervlak van het pleister. Het water in het pleister verdampt en de zoutkristallen blijven achter op het oppervlak. We kunnen ze wel verwijderen, maar na een tijdje komen ze terug. Oplossing t Een waterkering in het metselwerk plaatsen. t Daarvoor eerst de plinten en alle vochtige gipspleisterdelen verwijderen. Hoe doen we dat? Twee mogelijkheden: t Een polyethyleen- of bitumenfolie laten inbrengen op de exacte plaats waar de horizontale voeg boven het vloeroppervlak loopt. Dat wordt ook wel ‘onderkappen’ genoemd. Hiervoor is een aannemer nodig die zijn vak kent. t Vochtafstotende producten in het metselwerk injecteren: eerst gaten boren boven het grondniveau, tot een diepte van twee derde van de totale muurdikte; hier vervolgens vochtwerende producten in aanbrengen. Hou er wel rekening mee dat de muren een lange droogperiode nodig hebben voor ze afgewerkt kunnen worden. Deze droogperiode bedraagt minstens 12 maanden. Bij dikke muren kan dit nog langer duren. We raadplegen een specialist om te bepalen wat de beste methode is. 26
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1.8 Zoutmigratie naar het oppervlak Oorzaak 2 Lekkende dakgoot, barst in een muur t Als er langs een lek of een barst vocht naar binnen sijpelt, ontstaan zoutkristallen. Het water in het pleister verdampt en de zoutkristallen blijven achter op het oppervlak. We kunnen ze verwijderen, maar na een tijdje komen ze terug. Oplossing t Alle lekken herstellen. t De barsten dichtmaken. t De muur laten uitdrogen. t De zouten wegborstelen met een droge, harde nylonborstel. t Het oppervlak indien nodig fixeren.
Oorzaak 3 De bakstenen zijn verzadigd met zouten en trekken het vocht uit de lucht aan. t Wanneer de luchtvochtigheid daalt, droogt de muur uit en blijven de zouten aan het oppervlak liggen. Wanneer de luchtvochtigheid stijgt, nemen de zouten opnieuw vocht op. Het pleister kan niet volledig uitdrogen en er ontstaan telkens nieuwe zoutuitbloedingen. Oplossing t Een vochtwerend membraan plaatsen over de volledige muur. t Een nieuwe laag pleister aanbrengen over het membraan. t Zuigingsverschillen tussen oude en nieuwe pleister egaliseren met een aangepaste primer.
27
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.8 Zoutmigratie naar het oppervlak Oorzaak 4 Zouten uit nieuwbouw t Mortel, waarmee muren gebouwd worden, bevat ook zouten. Tijdens de droogperiode na het pleisteren migreren deze zouten naar het oppervlak. De bepleistering droogt, het water erin verdampt en de zouten blijven achter aan het oppervlak. Oplossing t Het pleisterwerk laten opdrogen. t De zoutkristallen verwijderen met een harde, droge nylonborstel. t Als de ondergrond na het drogen poederend is: de ondergrond fixeren met een aangepast product. Bijkomende maatregelen t Wanneer de zouten verwijderd zijn, is het wenselijk om een isolerende grondlaag aan te brengen op de ondergrond. t Een isolatieverf voorkomt dat de resterende zouten de vochtigheid uit de lucht opnemen. t We wassen de zoutkristallen nooit weg met een natte spons. Het water zal de nog aanwezige zouten activeren, waardoor deze naar het oppervlak komen.
28
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1.9 Oppervlaktevervuiling Herkenning t Potlood-, stift- en balpensporen t Roetaanslag t Nicotineaanslag t Opgedroogde vochtkringen Oorzaak t Potlood, stift en balpen: aantekeningen van de schrijnwerker, elektricien, loodgieter, … t Roetaanslag: brandschade, doorslag van schoorsteenkanaal, kaarsen, … t Nicotineaanslag: roken t Opgedroogde vochtkringen: na condens of waterschade Oplossing t Een grondlaag aanbrengen die doorbloeding voorkomt. Bijkomende maatregelen t Heel sterke vervuiling eerst afwassen met water en een (biologisch afbreekbaar) detergent.
Potlood, stift- en balpenstrepen, roet, nicotine, gedroogde vochtkringen
29
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.10 Schimmel Herkenning t Gekleurde vlekken (zwart, bruin, roze) t Zwarte puntjes Oorzaak t Onvoldoende ventilatie t Condens t Optrekkend vocht Oplossing t De schimmels doden met bleekwater. t Naspoelen met zuiver water. t Laten opdrogen. t Een watervaste grondlaag aanbrengen. t Afwerken met een niet-absorberende verf (bv. zijdeglanzende verf ) en/of een schimmelbestendige verf. Bijkomende maatregelen t Voldoende ventileren. t Bij optrekkend vocht: de muren injecteren. t Schilderen met satijnverf. t Regelmatig afwassen.
30
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1.11 Vochtproblemen Opstijgend vocht Herkenning t Er is vooral schade boven de plint (tot ca. 1,20 meter boven de grond) t Het behangpapier komt los. t De verf pelt af of vormt blazen. t Soms is er schimmel zichtbaar. t Soms zijn er zoutkristallen zichtbaar. t Vochtgevoelige pleistersoorten (leem, gips en kalk) worden zacht. t De vochtmeter duidt een hogere waarde aan. Oorzaken t Er ontbreekt een grondwaterwering (polyethyleenfolie, roofing, ‘terrepapier’). t Het pleister loopt door tot onder de grondwaterwering. t De spouw is bevuild (met bouwafval, mortelresten). t De spouwisolatie is verkeerd geplaatst. t De bouwplaten steunen rechtstreeks op de grond. Oplossing t Het is belangrijk om eerst de juiste oorzaak te bepalen en dan de nodige maatregelen te nemen. t Als er geen grondwaterwering aanwezig is, kunnen de muren behandeld worden tegen opstijgend vocht.
31
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.11 Vochtproblemen Hoe doen we dat? Twee mogelijkheden: t Een polyethyleen- of bitumenfolie laten inbrengen op de exacte plaats waar de horizontale voeg boven het vloeroppervlak loopt. Dat wordt ook wel ‘onderkappen’ genoemd. Hiervoor is een aannemer nodig die zijn vak kent. t Vochtafstotende producten in het metselwerk injecteren: eerst gaten boren boven het grondniveau, tot een diepte van twee derde van de totale muurdikte; hier vervolgens vochtwerende producten in aanbrengen. Hou er wel rekening mee dat de muren een lange droogperiode nodig hebben voor ze afgewerkt kunnen worden. Deze droogperiode bedraagt minstens 12 maanden. Bij dikke muren kan dit nog langer duren. We raadplegen een specialist om te bepalen wat de beste methode is. Bijkomende maatregelen t De ruimte verwarmen om het drogingsproces te versnellen. t Een bouwdroger plaatsen om het vocht in de lucht sneller af te voeren.
Condensatie Herkenning t Het pleister ziet er iets donkerder uit dan normaal. t Op de muren zijn de voegen zichtbaar door het pleister. t Op plafonds zijn de draagbalken zichtbaar door het pleister. t Soms zijn er schimmelsporen. Oorzaak t Koudebruggen (= plaatsen in de constructie met een lage thermische isolatie). t Onvoldoende verwarming of ventilatie van de woning. Oplossing t De thermische isolatie verbeteren (een thermische wandbekleding plaatsen). Bijkomende maatregelen t Voor voldoende ventilatie in de woning zorgen.
32
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1.12 Scheuren in het oppervlak Herkenning t Haarscheuren (scheuren van minder dan 0,1 mm breed): dit zijn haast onzichtbare scheurtjes in het oppervlak. We sporen ze op door het oppervlak met water te besproeien. Zo kleuren ze donker en kunnen we ze zien. t Krimpscheuren (tussen 0,1 en 0,25 mm breed): deze scheuren kunnen we met het blote oog zien. t Dynamische scheuren (vanaf 0,25 mm breed): deze scheuren herkennen we met het blote oog. Oorzaak t Haarscheuren: tijdens het binden van het pleister met water komt warmte vrij. Als het pleister daarna te snel afkoelt omdat de omgeving te koud is, ontstaat er een te hoge spanning in het pleister en ontstaan haarscheurtjes. t Krimpscheuren: tijdens de droging verdampt het water uit het natte pleister. Hierdoor ontstaat krimp in het pleister en ontstaan er krimpscheuren. Bij cementpleister ontstaan krimpscheuren door een te hoge spanning in het cementoppervlak. t Dynamische scheuren: deze scheuren ontstaan door scheuren in de onderliggende bouwmaterialen en in het gebouw zelf.
Krimpscheuren
33
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.1.12 Scheuren in het oppervlak Oplossing t Haarscheuren: haarscheurtjes zijn stabiel en niet breed. Daarom volstaat het om ze te overschilderen met een dekkende verf, zodat ze onzichtbaar worden. t Krimpscheuren: door het oppervlak uit te plamuren kunnen we de krimpscheuren vullen. Ze zullen niet meer terugkeren omdat ze stabiel zijn. Een goed alternatief is een cellulose- of glasvlies aanbrengen. t Dynamische scheuren: deze scheuren moeten we openmaken, daarna indien nodig een aangepaste grondlaag plaatsen, vervolgens een elastisch voegmiddel in de scheuren spuiten tot ze helemaal gevuld zijn en de scheuren ten slotte effenen met de rest van het oppervlak. We gebruiken bij voorkeur een voegmiddel dat niet krimpt tijdens het drogingsproces. Afhankelijk van de breedte en diepte van de scheur kan het voegmiddel na verloop van tijd invallen of uitpuilen. t Er bestaat ook een andere manier om dynamische scheuren aan te pakken, nl. enkele centimeters van het pleisterwerk verwijderen aan beide kanten van de scheur en de ondergrond zuiver maken, de opening vervolgens over de totale breedte opvullen met vulmiddel met daarin een wapeningsgaas en het wapeningsgaas ten slotte onmiddellijk uitplamuren met hetzelfde product. t Hou er rekening mee dat dynamische scheuren blijvend bewegen. Ongeacht van het systeem dat we toepassen kan de scheur in hardnekkige gevallen terugkomen. Let wel op: iedere methode heeft een grens voor de grootte van scheuren die ermee opgevangen kan worden. t We kunnen het best een specialist raadplegen om de beste manier van aanpakken te bepalen bij dynamische scheuren. t Eventuele zuigingsverschillen tussen herstellingen en bestaande delen egaliseren met een aangepaste primer. Dynamische scheuren
34
Bijkomende maatregelen t Achteraf een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de pleisterlaag te versterken en de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen. t Opgelet: een cellulosevlies vangt geen dynamische scheuren op. t Dynamische scheuren ontstaan door bewegingen in de constructie. Hier kunnen we nooit garanties geven.
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.2 GESCHILDERD PLEISTERWERK III.2.1 Niet of slecht hechtende verflagen Herkenning t Om de hechting van verf te controleren kunnen we een hechtingstest uitvoeren. Met een nieuw breekmes snijden we een kruis in de verf (onder een hoek van 60°). Hierover plaatsen we een genormaliseerde plakband, die we goed aandrukken en in één keer verwijderen. Als er verf aan de plakband hangt, is de hechting onvoldoende (voor meer info, zie WTCB TVN). Oorzaken t Er is geen correcte grondlaag gebruikt bij de eerste schilderbeurt. t Er is misschien een vochtprobleem. t De verf is geschilderd op een heel gesloten verf (bv. oude olieverf ). t Pleisterwerk dat in slechte staat is, werd overschilderd. Oplossing t De verf mechanisch verwijderen met een steekmes. t In sommige gevallen: de verf chemisch verwijderen (met een afbijtmiddel). t De oude verflagen matteren, zodat de aanhechting van de nieuwe verflagen verbetert. Dit matteren kan gebeuren door de verf af te wassen met ammoniakaal water of soda en ze onmiddellijk en voldoende na te spoelen. Het matteren kan ook mechanisch gebeuren door te schuren. t Vrijgekomen pleister plaatselijk bijplamuren, eventueel volledig uitplamuren. t Zuigingsverschillen tussen herstelde en bestaande delen egaliseren met een aangepaste primer. t Bij vochtproblemen: de vochtigheid van het pleister controleren met een vochtmeter. Hierbij de nodige maatregelen nemen zoals beschreven in de delen ’optrekkend vocht‘ en ‘condensatie’. t Bij pleisterwerk in slechte staat: de nodige maatregelen nemen zoals beschreven in het deel ’vooronderzoek van onbehandeld pleisterwerk’. Bijkomende maatregelen t Achteraf een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen.
35
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.2.2 Afschilferende verflagen Herkenning t De verf komt los van de ondergrond. t Meestal is de verf plaatselijk gebarsten. Oorzaak t Er is geen correcte grondlaag gebruikt bij de eerste schilderbeurt. t Het pleisterwerk is niet samenhangend. t Het ’kalklaagje’ komt los van de raaplaag (leempleister). t Het pleister (gips) is te lang of verkeerd gepolijst. t Er worden zouten gevormd onder de verflaag. t Mogelijk is er een vochtprobleem. Oplossing t De vochtigheid van het pleister controleren met een vochtmeter. De nodige maatregelen nemen zoals beschreven in de delen ’optrekkend vocht‘ en ’condensatie’. t De verf mechanisch verwijderen met een steekmes. t In sommige gevallen: de verf chemisch verwijderen (met een afbijtmiddel). t Het pleister behandelen met een impregneermiddel. t Plaatselijk bijplamuren, eventueel volledig uitplamuren. t Zuigingsverschillen tussen herstelde en bestaande delen egaliseren met een aangepaste primer. Bijkomende maatregelen t Een cellulose- of glasvlies aanbrengen om de mechanische weerstand in de eindafwerking te verhogen.
36
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.2.3 Gebarsten (gecraqueleerde) verf Herkenning t Er zijn veel barstjes in de verffilm, waarbij kleine stukjes verf (eilandjes) ontstaan. t Er zijn barstjes in alle richtingen (geen evenwijdige barsten). t Sommige randen van de ’verfeilandjes‘ krullen op. Oorzaak t De verffilm is aan het verouderen. t Er is meestal een groot verschil in zachtheid tussen de verschillende verflagen. t Dit probleem ontstaat meestal wanneer een ’harde‘ verf wordt aangebracht op een ’zachte‘ verflaag. t De barstjes zijn soms enkel zichtbaar op de kitvoegen. Oplossing t In ernstige gevallen: de verf volledig verwijderen (zie ‘afpellende en loszittende verflagen’). t Wanneer de randen opkrullen: de ondergrond effen schuren. t Een grondlaag aanbrengen die zorgt voor een goede aanhechting van de plamuur. t Het geheel uitplamuren (meestal zijn twee lagen plamuur nodig). Bijkomende maatregelen t Een cellulose- of glasvlies aanbrengen om te voorkomen dat de barsten zich opnieuw manifesteren.
37
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.2.4 Verpoederende verflagen Herkenning t Wanneer we met onze handpalm over de verf wrijven, blijft er een poederige laag aan onze handen hangen. t Als we een stukje plakband op de verf kleven, blijft er bij het verwijderen van de plakband poeder aan de kleefzijde van de plakband kleven, maar blijft de verf wel aan de muur hangen. Oorzaak t De gebruikte verf is van een lage kwaliteit of er is kalkverf gebruikt, t De verf is gewassen met ammoniak of bijtende soda en onvoldoende nagespoeld. Oplossing t De verf afwassen met zuiver water om een deel van de verpoedering te verwijderen en de restanten van agressieve reinigingsproducten op te lossen. t De verffilm na het afwassen volledig laten opdrogen. t Bij oppervlakkige verpoedering: een fixeermiddel aanbrengen dat de verpoedering vastzet. t Bij extreem verpoederende verven (die blijven verpoederen ondanks het wassen): de verf volledig verwijderen.
38
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.2.5 Oude olie- of alkydharsverven Herkenning t Deze verflagen vertonen weinig rolstructuur en zijn meestal (zijde)glanzend. De verf lost niet op in alcohol of methanol. Oorzaak t Doordat de verffilm steeds verder verhardt, wordt hij zeer gesloten en kan de hechting van nieuwe verflagen onvoldoende zijn. Oplossing t De oude verflagen matteren, zodat de aanhechting van de nieuwe verflagen verbetert. Dat matteren kan gebeuren door de verf af te wassen met ammoniakaal water of soda en ze onmiddellijk en voldoende na te spoelen. Het matteren kan ook mechanisch gebeuren door te schuren. Bijkomende maatregelen: t Een hechtingsprimer aanbrengen.
III.2.6 Poreuze verflagen Herkenning t De verflaag is mat. Wanneer ze bevochtigd wordt, absorbeert ze het water. Hierdoor verdonkert of verkleurt ze. De verflaag kan ook gemakkelijk geschuurd worden zonder dat het schuurpapier volloopt. Oorzaak t Het pleister is geschilderd met een overgepigmenteerde verf (een verf die meer vulstoffen bevat dan het bindmiddel aankan). Oplossing t De poreuze verflaag voorschilderen met een grondlaag die zuigingsverschillen egaliseert.
39
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.2.7 Vervuiling Herkenning t De verf is vuil (zwart). t Er zijn vuilsporen boven de radiatoren. t Er zijn vlekken zichtbaar (van koffie, nicotine, roet, ...). Oorzaak t Externe vervuiling (spatten, vuile handen, …) t Restanten van verbranding (roet, nicotine, …) t Stofverbranding (kachels, radiatoren, …) t Koudebruggen (zie ‘condensatie’) t Externe vervuiling (olie, vet, boter, …) t Spatten (keuken, restaurant, …) t Industriële vervuiling (garage, fabrieken, …) Oplossing t Oppervlakkig vuil afwassen met water en een neutraal (biologisch afbreekbaar) detergent. Bijkomende maatregelen t Bij vlekken die kunnen doorbloeden in de nieuwe verflagen (koffie, stift, inkt, …): een isolerende grondlaag gebruiken op de vervuilde verflaag.
40
III. VOORONDERZOEK
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.2.8 Schimmel Herkenning t Gekleurde vlekken (zwart, bruin, roze) t Zwarte puntjes Oorzaak t Onvoldoende ventilatie t Condens t Optrekkend vocht Oplossing t De vlekken bestrijden met bleekwater. t Ze naspoelen met zuiver water. t Ze laten opdrogen. t Afwerken met een niet-absorberende verf (bv. zijdeglanzende verf ) en/of een schimmelbestendige verf. Bijkomende maatregelen t Voldoende ventileren. t Bij optrekkend vocht: de muren injecteren. t Regelmatig afwassen.
III.2.9 Lijmresten Herkenning t Soms zijn de lijmresten duidelijk zichtbaar na het verwijderen van de wandbekleding. t Wanneer de ondergrond bevochtigd wordt met een spons, voelt hij kleverig aan. Oorzaak t Lijmresten zijn afkomstig van de lijm die gebruikt werd bij het plaatsen van de wandbekleding. t Soms wordt de ondergrond voorbehandeld met een voorstrijk (verdunde behangerslijm). Oplossing t De lijmresten verwijderen met hete stoom en een steekmes (thermisch losweken). t De lijmresten afwassen met bijtende soda (chemisch losweken) + grondig naspoelen met zuiver water. Bijkomende maatregelen t Een isolerende grondlaag aanbrengen vooraleer verder te schilderen. 41
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORONDERZOEK
III.2.10 Divers oud schilderwerk of behandelde ondergronden Herkenning t Oude, geschilderde ondergronden die niet gerestaureerd, maar overschilderd moeten worden, zoals ‘Peinture de Paris‘, marmerimitaties van voornamelijk wit marmer, zijn afgewerkt met boenwas. t Verguldsel (poederverguldsel) t Behang met opdruk met aniline kleuren t Schuimvinylbehang: de verf blijft kleverig door weekmakers. Oplossing t De boenwas maximaal verwijderen met terpentijn, grondig nawassen met een ontvettend product en de ondergrond volledig decaperen met een traagwerkend afbijtmiddel kan goede resultaten opleveren. Doe een hechtings- en drogingstest. t Het verguldsel indien mogelijk verwijderen en in ieder geval een isolerende grondlaag aanbrengen. t Het behang met aniline kleuren bij voorkeur volledig verwijderen (niet overschilderen) als het overschilderd moet worden. Een isolerende grondlaag aanbrengen. t Schuimvinylbehang verwijderen. Bij overschilderen: een verf gebruiken die ervoor zorgt dat de eventuele weekmakers niet migreren door de verf (bv. isolerende verf, raadpleeg hiervoor de verffabrikant).
42
43
44
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.
WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
I.1
Algemene informatie Temperatuur Bij een temperatuur van minder dan 10 °C droogt een verf trager en bij een temperatuur van minder dan 5 °C droogt watergedragen verf helemaal niet. Zorg in dergelijke gevallen voor verwarming om de droging te bevorderen. Bij een temperatuur van meer dan 20 °C droogt de verf sneller en is de verwerking ervan moeilijker. De beste temperatuur om te schilderen, is tussen 10 °C en 20 °C.
Relatieve luchtvochtigheid Bij een lage relatieve luchtvochtigheid (RV) van 30% à 40% gaat de verf sneller drogen. Bij een hoge RV (meer dan 80 %) is de lucht verzadigd met vocht, waardoor de droging van watergedragen verven trager verloopt en de kans op lopers groter is. Bij een RV van 100% droogt de verf helemaal niet.
Alkaliteit Ondergronden op basis van kalk of cement zijn alkalische ondergronden. Deze ondergronden kunnen verzeping veroorzaken, voornamelijk bij oxidatief drogende verven. De waarde wordt uitgedrukt in pH, waarbij een neutrale stof een waarde van 7 heeft. Problemen met alkaliteit doen zich pas voor nadat de ondergrond langdurig nat geweest is. Om te controleren of een alkalische stof geneutraliseerd is, kunnen we fenolftaleïne gebruiken, een stof die blauw/purperachtig verkleurt in contact met een pH-waarde vanaf 9.
Verluchten Na de schilderwerken kunnen we de ruimte het best verluchten om de droging van de aangebrachte verf te stimuleren. Zorg voor een tochtvrije verluchting, want tocht kan de verf ongelijkmatig doen drogen.
Stof Voor het schilderen kunnen we het best eerst de vloer stofzuigen en vermijden om hierna nog werken uit te voeren waarbij veel stof vrijkomt dat in de verflaag kan terechtkomen.
Afwerkingsgraden Naast het aanbrengen van een verfsysteem (voornamelijk technisch) onderscheiden we ook afwerkingsgraden van de ondergronden, die gedefinieerd worden door het WTCB. De afwerkingsgraden van ondergronden en de voorbereidingswerken die uitgevoerd moeten worden, zijn opgenomen in de TV (Technische Voorlichting) van het WTCB over schilderwerken.
45
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.2
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Verfsoorten Verf kunnen we op verschillende manieren indelen, o.a. volgens het bindmiddel, droogproces of de soort.
1. Volgens bindmiddel Acrylaatharsen
Info het verschil tussen een emulsie en een dispersie In de letterlijke zin van het woord zijn zowel een emulsie als een dispersie emulsies. Een zuivere emulsie bestaat uit twee onverenigbare vloeistoffen die in elkaar geëmulgeerd worden door toevoeging van een emulgator (verbinder). Een dispersie is een mengsel van twee onverenigbare stoffen, waarvan één vloeistof en één vaste stof (polymeer), die in elkaar gedispergeerd worden door toevoeging van een emulgator (verbinder).
46
t Kunsthars (polymeer) t Meestal als watergedragen dispersie, maar soms ook in oplossingen (solventgedragen) t De dispersies worden op grote schaal gebruikt in de bouw. t Verschillende soorten: › Verf met 100% acrylaat › Acrylaatcopolymeren t Bestaat als grondlaag (primer) en als afwerkingslagen
Alkydharsen t Kunsthars (polymeer) t Meestal solventgedragen Er bestaan ook watergedragen alkydemulsies. t Ondergaan sinds 2010 een enorme gedaanteverwisseling onder invloed van de VOC-wetgeving (Volatile Organic Compound), die moet leiden tot solventarmere producten.
Vinylharsen (latex) t Gebruikt in watergedragen dispersies t Kunnen toegepast worden op een grote verscheidenheid van ondergronden, bv. beton, baksteen, bepleistering, gipskarton, oude verflagen, enz. t Vooral gebruikt als eindlaag
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
I.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Verfsoorten 2. Volgens droogproces t Chemisch drogende bindmiddelen (oxidatief ) › Deze bindmiddelen drogen door oxidatie. Door zuurstof uit de lucht op te nemen zal het bindmiddel veranderen van een vloeistof in een vaste stof. Bv.: alkydharsverf. t Fysisch drogende bindmiddelen › Deze bindmiddelen drogen door verdamping van de vluchtige bestanddelen van hun oplosmiddel (acrylaat).
3. Volgens soort Klassieke muurverven Meestal op basis van de volgende bindmiddelen: t acrylaat t vinyl Soms kunnen ook mengelingen van verschillende kunststofharsen gebruikt worden.
Minerale muurverven Minerale muurverven zijn bekend door hun dampopen en waterabsorberende karakter en kunnen enkel op minerale ondergronden aangebracht worden. Ze zijn gemaakt op basis van de volgende bindmiddelen: Kalkverf t Wordt meestal geleverd in droge vorm en moet zelf aangemaakt worden t Is een hot item in decoratie t Buitentoepassing: op een gepaste ondergrond voor een authentiek karakter t Binnentoepassing: decoratief
47
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.2
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Verfsoorten Kalei t Kaleien is in wezen een handeling die het midden houdt tussen pleisteren en schilderen. t We onderscheiden drie soorten kalei: › op basis van kalk › op basis van hydraulische kalk › op basis van cement (nog weinig in gebruik) t Kaleien kan enkel op een poreuze ondergrond. Silicaatverf t Kaliwaterglas als bindmiddel dat op een vrij milieuvriendelijke manier wordt gewonnen uit kwartszand en kalium. t Kan alleen toegepast worden op minerale ondergronden, zowel binnenshuis als buitenshuis. t Beter weersbestendig dan kalkverven en kaleien. Op solventbasis t op basis van natuurlijke producten (terpentijn)
Natuurverven op solventbasis t Samenstelling uit natuurlijke oliën (houtolie, lijnolie) t Oplosmiddel: terpentijn, citrusolie t Enkel aan te kleuren met minerale pigmenten
48
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
I.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Herkenning van verf Algemeen geldende regels (tips) en herkenning van droge verfsoorten: t Lees aandachtig de mededelingen van de fabrikant van de diverse producten. t Laat nieuwe bepleistering bij voorkeur enkele maanden uitdrogen. Er is een verschil tussen een woning laten uitdrogen en een wand laten uitdrogen. t Een schilder moet zorgen voor de afwerking: zorg dat de gedeelten die niet behandeld worden, beschermd zijn met de aangepaste middelen. t Verwijder regelmatig stof, zodat het uiteindelijke resultaat goed blijft. t Denk ook aan veiligheid en hygiëne. t ... In de TV van het WTCB over schilderwerken staat een correcte en uitgebreide analysemethode om diverse verfsoorten te herkennen. De onderstaande tabel kan helpen om een eerste ruwe schatting van het bestaande verftype te maken.
Herkennen van verfsystemen Lost op in water
JA
krijtverf
Met een natte spons kan de verf gemakkelijk weggewassen worden. Dit is meestal een zeer goedkope, minder kwaliteitsvolle verf.
NEE Verweekt in alcohol 96%
JA
NEE Lost op in White Spirit of Synt.Thinner (aceton werkt trager)
JA
De beide verven verweken met alcohol. dispersie- of siloxaanverf Thermoplastisch (acrylaat, latex, copolymeer) Siloxaan stoot water af. (Verwijder altijd vuil en poeder.) Wordt zacht met afbijt.
acrylaat in oplossing
Duidelijk reversibel. Let op: dit verftype lost ook op in xyleen! Wordt zacht met afbijt.
NEE Verweekt met afbijt (afbijtmiddel voor alkydhars)
JA
alkydharsverf alkyd-emulsie
JA
silicaatverf / kalkverf
Het water wordt zeer duidelijk geabsorbeerd. Er ontstaan donkere plekken die verdwijnen bij het drogen.
epoxy / polyurethaan
Niet aantastbaar met solvent Epoxy vergeelt en verkrijt onder invloed van UV-licht
NEE Absorbeert water
Vorming van blazen en onthechting Bij oudere lagen zal het opweken meer tijd vergen. Niet thermoplastisch. Brandende verfschilfer ruikt typisch houtachtig. Let op: minder oude lagen weken licht op met xyleen.
NEE
49
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.3
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Herkenning van verf
Toelichting bij verftypes
Opmerkingen
Krijtverf
Kan met een natte spons volledig weggewassen worden tot op de ondergrond. Let op: oppervlakkig wegwassen = verkrijten!
Dispersie
Op hout (acrylaatverf ) en op steenachtige ondergronden (‘tex’-verf ).
Copolymeerdispersie
Siloxaan / acrylaat Oplosmiddelhoudend acrylaatcopolymeer
De kwaliteit wordt bepaald door het percentage bindmiddel. Wrijf 10 tot 30 seconden met een in alcohol gedrenkt doekje / watten. Let op: ook siloxaan lost op in alcohol! Extra test: dispersies zijn enigszins thermoplastisch. Dat kunnen we herkennen aan de wrijvingswarmte. Het kan getest worden door met zeer fijn schuurpapier te wrijven / schuren. De verflaag wordt iets zachter en elastischer en het schuurpapier loop vol. Dit werkt bij hout en steen. Het verschil tussen dispersieverf en siloxaan is het waterafstotende karakter van siloxaanverf. Dit kunnen we testen door de verf te besprenkelen met water. Let op: verwijder bij oudere siloxaanverf altijd eerst vuile en verkrijte lagen om voldoende zekerheid te krijgen. Pliolite verftype: lost helemaal op wanneer het 10 tot 30 seconden belast wordt met een doordrenkt doekje / watten. De verfsoort is duidelijk omkeerbaar. Let op: dit type lost ook op in xyleen, dus test alleen met white spirit.
Polyurethaan-alkyd
Alkyd
Alkydharsverven verstenen langzaam wanneer ze verouderen. Door deze eigenschap is de test moeilijk uit te voeren. Minder oude lagen verweken licht met xyleen; oude of zeer oude lagen reageren niet op xyleen, de lagen weken of rimpelen op met afbijt. Voor oudere lagen is meer tijd nodig: door vuil en verkrijting te verwijderen zal de glans enigszins terugkomen. Wrijvingswarmte heeft geen invloed. Let op: dit is het verschil met dispersie: schilfers branden met houtgeur / ‘ouderwets’ (niet zuur).
Waterverdunbaar PU- bindmiddel (Kalium-)silicaat Epoxy
50
Reageert niet met oplosmiddelen, is niet thermoplastisch, kan sterk verkrijten en verpoederen (droge stofresten), heeft een groot absorptievermogen, verdonkert wanneer er veel water aan toegevoegd wordt en krijgt zijn oorspronkelijke kleur terug wanneer het droog wordt. Zeer hard oppervlak; chemisch bestendig. Xyleen heeft geen effect. Verkrijt en vergeelt heel sterk onder invloed van UV-licht.
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
I.4
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Type grondlagen Het is zeer belangrijk dat het schilderwerk goed voorbereid wordt. Ondergronden kunnen onregelmatig absorberend zijn of in andere gevallen onsamenhangend zijn, m.a.w. poederig, stofferig of schilferend. Soms wordt de schilder geconfronteerd met specifieke materialen of probleemondergronden waar ‘gewoon’ afwassen, schuren en gronden ontoereikend zijn. Hij zal in al deze gevallen de ondergrond passend moeten behandelen met de juiste verfproducten. Bij het proces van een schilderwerk is de juiste voorbereiding immers van groot belang. Het vormt tenslotte de basis voor een verdere, kwaliteitsvolle afwerking. De mogelijke grondverven voor de voorbereiding zijn: t fixerende verf t isolerende verf t verf die de zuiging egaliseert Wat is fixeren? t Fixeren betekent letterlijk: vastzetten of vastmaken. We gebruiken een fixeermiddel om poederige of nietconsistente ondergronden te behandelen, zodat de volgende verflagen zich er goed op kunnen hechten. t Fixeermiddelen zijn meestal solventgedragen, maar er bestaan ook watergedragen versies. t Deze producten drogen over het algemeen kleurloos en transparant op. t Een fixeermiddel zet deze probleemgronden vast, zodat de volgende lagen een goede hechting hebben.
Opgelet Sommige grondverven combineren in mindere of meerdere mate specifieke eigenschappen, zoals de zuiging egaliseren, fixeren of isoleren. Volg in dit verband altijd de aanbevelingen van de fabrikant.
Wat is isoleren? t Door een isolerende verf aan te brengen worden oplosbare vlekken of verontreinigingen zo afgeschermd of geïsoleerd dat ze niet kunnen doorbloeden in de volgende verflagen. t Onder doorslaggevoelige verontreiniging verstaan we rookaanslag, roet, nicotine, bitumenvervuiling, stift of krijt met aniline, waterkringen, roestvlekken, enz. Wat is zuiging egaliseren? t Onder zuiging egaliseren verstaan we het voorbereiden van sterk absorberende ondergronden, zoals steen, pleister, cellenbeton, gipskartonplaten en gipsvezelplaten. Door de zuiging te egaliseren werken we de zuigingsverschillen van de ondergrond weg en vermijden we absorptievlekken en de bijbehorende wolkvorming in de eindlaag. t De gebruikte producten zijn meestal watergedragen.
51
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.5
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Type afwerklagen De afwerklagen moeten maximaal beschermend zijn voor de ondergrond en reinigbaar en esthetisch zijn. Afwerklagen worden onderverdeeld volgens eigenschappen zoals: t de glansgraad t de reinigbaarheid t de functie t …
1. Volgens glansgraad
Opgelet Variatie van laagdikte kan leiden tot verschil in glansgraad!
Glansgraden worden gemeten met een meetinstrument dat de hoeveelheid gereflecteerd licht van het verfoppervlak vergelijkt met de hoeveelheid gereflecteerd licht van een gepolijst zwart oppervlak en dit onder een bepaalde hoek die verschillend is voor lakken en muurverven. Hierbij wordt de reflectie van het gepolijste zwarte oppervlak gekalibreerd op 100%. Metingen moeten uitgevoerd worden onder verschillende hoeken in functie van de glansgraad. De glansgraden bij muurverf worden volgens de norm EN 13300/ISO 2813 onderverdeeld in de volgende categorieën:
Naam glansgraad
Meetwaarde
Doodmat
< 5% (gemeten bij 85°)
Mat
< 10% (gemeten bij 85°)
Zijdeglans
< 60% (gemeten bij 60°) ≥ 10% (gemeten bij 85°)
Hoogglans
≥ 60% (gemeten bij 60°)
Fabrikanten gebruiken ook variaties van woorden en tussenwaarden, zoals: eimat, halfmat, fluweelmat, eiglans, satijn, blinkend, enz.
52
Afhankelijk van de glansgraad hebben de meeste verven verschillende eigenschappen. Algemeen kunnen we stellen dat hoe hoger de glansgraad is, hoe meer bindmiddel de verf bevat en hoe beter ze gereinigd kan worden. Hoe matter een verf is, hoe slechter eventuele gebreken van de ondergrond zichtbaar zijn.
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
I.5
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Type afwerklagen 2. Volgens reinigbaarheid Reinigbaarheid wordt aangeduid volgens de norm EN 13300 / EN ISO 11998. Hierbij worden verven ingedeeld in vijf categorieën in functie van hun natwasbaarheid, waarbij 5 de laagste en 1 de hoogste klasse is. Bij de test wordt geschrobd op een verfstaal. Hoe hoger de weerstand van de verf is, hoe minder verf verloren gaat. Hoe lager de weerstand, hoe meer verf verloren gaat. Er wordt dus geen onderscheid meer gemaakt tussen nat- en droogwasbaar zijn van een verf.
3. Volgens functie Verven kunnen ook ingedeeld worden volgens hun functie: t muurverf t plafondverf t verf voor vochtige ruimtes t schimmelwerende verf t ….
53
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.6
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Kitten t Door zettingen of kleine blijvende bewegingen in de ondergrond kunnen gemakkelijk scheuren ontstaan die door de verschillende uitzettingscoëfficiënten van de materialen niet opgevangen kunnen worden met een harde mortel, maar enkel met een elastische kit. Van deze elastische kitten bestaan verschillende soorten, waarvan we hieronder enkele belangrijke soorten en hun eigenschappen behandelen. t Kitten mogen niet om duurzaamheidsredenen overschilderd worden, wel uit esthetische overwegingen. t Kitten zijn verkrijgbaar in verschillende kleuren (wit, zwart, bruin, transparant). Er worden ook kitten voor hout geproduceerd in een aangepaste kleur en kitten in RALen/of NCS-kleuren. Kitten om gaten, barsten, scheuren of aansluitvoegen op te stoppen dienen om overschilderd te worden. t Glasvoegen worden enkel om esthetische redenen overschilderd.
SAMENSTELLING 1. BINDMIDDEL Voor plastische, halfelastische en elastische kitten zijn dit speciale kunstharsen, zoals siliconenhars, polyurethaanhars, polysulfidehars of een mengsel (hybride kitten). 2. VULSTOFFEN Krijt - talk - kaolien - micapoeder - vezelstoffen. Vulstoffen maken van de kit een dik, pasta-achtig product en zorgen voor vulling. Ze geven de kit bepaalde eigenschappen, zoals een soepele verwerking. 3. PIGMENTEN Pigmenten worden gebruikt voor de kleur. 4. HULPSTOFFEN Versnellers - weekmakers - katalysatoren - oplosmiddelen schimmeldodende middelen - enz. Hulpstoffen verbeteren bepaalde eigenschappen, zoals de droging, uitharding en velvorming. Sommige hulpstoffen kunnen echter een nadelige invloed hebben op de verf waarmee de kitten overschilderd worden. Zo kunnen alkydharsverven hierdoor bijvoorbeeld slechter uitharden en kunnen dispersieverven beginnen te kleven of snel vervuilen. 54
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
I.6
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Kitten EIGENSCHAPPEN EN TOEPASSING VAN KITTEN ACRYLAATKIT » EIGENSCHAPPEN t Verdunbaar met water t Gemakkelijk verwerkbaar t Wordt na droging enigszins stijf, maar blijft ietwat elastisch (plasto- of halfelastisch) t Kan enige krimp vertonen t Goed overschilderbaar t Blijft ietwat kleverig, waardoor vuil zich eraan hecht t Goed overschilderbaar met alkydharsverven en acrylaatverven t In de handel verkrijgbaar in verschillende kwaliteiten t Alleen een kit van goede kwaliteit heeft de juiste eigenschappen en is duurzaam. » TOEPASSING t Aansluitvoegen binnenshuis (3 à 4 mm) en buitenshuis › Tussen hout en steen, bv. tussen kozijn en muur, plint en muur › Tussen hout en hout (krimpnaden), bv. opengetrokken naden in oud schilderwerk t Scheurtjes in pleisterlagen en beton (3 à 4 mm) t Bevestigen van lijsten, plinten, … t Een goede acrylaatkit kan ook buitenshuis gebruikt worden.
55
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.6
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Kitten SILICONENKIT Siliconenkitten worden geleverd in vele soorten en kwaliteiten. Er bestaan twee belangrijke soorten: t azijnzuurhoudende siliconenkitten t niet-azijnzuurhoudende siliconenkitten (neutrale siliconenkitten) » EIGENSCHAPPEN t Zeer elastisch en duurzaam t Zeer goede hechting op glas en andere ondergronden t Moeilijk verwerkbaar t Niet overschilderbaar Sommige kitten worden ‘overschilderbaar’ genoemd. Dit betekent dat de verf niet friseert tijdens het overschilderen. De hechting van de verf is echter altijd onvoldoende. t Schimmelgevoelig t Sanitaire siliconen zijn minder schimmelgevoelig. » TOEPASSING t Met toevoeging van schimmeldodende middelen (sanitairkit): als voegkit in natte ruimtes t Kitten met azijnzuur zijn niet geschikt voor gebruik op gevoelige materialen (natuursteen, …): risico op onomkeerbare verkleuring. t Als beglazingskit voor isolerende beglazing (topafdichting) in aluminium profielen (kit wordt niet overgeschilderd)
56
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
I.6
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Kitten MS-POLYMEERKITTEN (MODIFIED SILANE) MS-kitten bieden een alternatief voor siliconenkitten. Ze kunnen beter overschilderd worden. » EIGENSCHAPPEN t Zeer elastisch t Blijven lang goed t Goede hechting op de meeste ondergronden t Matige tot goede verwerking t Droog of nat afmesbaar (afhankelijk van de fabrikant) t Overschilderbaar Het is altijd aan te bevelen om eerst een testoppervlak te overschilderen om de droging, de doorbloeding van weekmakers (vervuilt de verf ), enz. te testen. » TOEPASSING t Beglazing t Dichtings-, uitzettings- en aansluitvoegen, ook buitenshuis
57
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
I.6
I. WAT EEN SCHILDER OP VOORHAND MOET WETEN
Kitten KITTEN AANBRENGEN Kitten mooi glad en strak aanbrengen is een vak apart. Vele bedrijven hebben speciale ’kitters‘ in dienst. Wie hier niet veel ervaring mee heeft, moet vaak de kitvoegen afplakken. Het is een kunst om een mooie, glad afgewerkte kitvoeg te krijgen. AFMESSEN t De kit aanbrengen. t Bevochtigen met zeepsop of glijmiddel. t Afmessen met bv. een plamuurmes of spatel. t Indien nodig glad afstrijken met de vingers. Sommige beglazingskitten moeten niet bevochtigd worden voor het afmessen. De kunst van het kitten is de kit zo aanbrengen dat hij zo weinig mogelijk afgemest hoeft te worden. Hiervoor moet de spuittip op precies de goede breedte en schuinte afgesneden worden en moet de kit in een vloeiende beweging aangebracht worden.
KITTEN AL DAN NIET OVERSCHILDEREN? Op de markt zijn vele soorten kitten verkrijgbaar. Sommige zijn ’overschilderbaar‘, andere niet. Als we een kit gebruiken, moeten we altijd de technische informatie van de kitfabrikant raadplegen. Als de kit al aangebracht is en we niet weten welke kit gebruikt werd, kunnen we de bestaande kit het best vervangen of een verfstaal plaatsen om de overschilderbaarheid te beoordelen.
58
II. GEREEDSCHAPPEN
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II. GEREEDSCHAPPEN II.1
Werfinrichting en nuttige attributen Bouwdroger Eigenschappen t Krachtige en volautomatische bouwdroger met een ontvochtigingscapaciteit van 36 liter water in 24 uur. t Optimaal geschikt om nieuwbouw en gebouwen met waterschade effectief en kostenbesparend te drogen. t Wateropvangreservoir voor continubedrijf.
Halogeenstraler Eigenschappen t Kan verblindend werken. t Beperkte levensduur van de lamp, voornamelijk door de minder goede stootvastheid. t Hoger verbruik van elektriciteit. t Wordt zeer warm. t Kan ook op een uitschuifbare voet gemonteerd zijn.
Industriële stof- en waterzuiger Eigenschappen t Moet krachtig zijn en geleverd worden met de nodige toebehoren. t Schuurmachines moeten er probleemloos op aangeschakeld kunnen worden met een automatische startmodule.
Kleurlezer Eigenschappen t Toestel dat de kleur van een effen, niet-gestructureerd oppervlak opmeet en omzet naar een kleurcode uit keurcollecties. t Kan niet gebruikt worden voor stoffen of gedrukte kleuren (kleurpixels). t Werkt met batterijen of een stroomadapter.
59
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.1
II. GEREEDSCHAPPEN
Werfinrichting en nuttige attributen Stellingen en ladders Eigenschappen t Stellingen en ladders zijn onderworpen aan normen en gebruiksbeperkingen die door het navb opgesteld zijn. Raadpleeg in dit verband navb dossier 119 over het gebruik van ladders en stellingen via de onderstaande link: http://navb.constructiv.be en consulteer de publicatie t ….
Verfmenger Eigenschappen t Vervangt een roerstok voor het mengen van grotere hoeveelheden verf. t De draaisnelheid kan geregeld worden. t Verschillende soorten roerstaven, waaruit een keuze gemaakt wordt in functie van het te mixen verftype.
Verfrolreiniger Eigenschappen t Gebruikt om verfrollen uit te spoelen en droog te zwieren die gebruikt zijn met waterverdunbare verven. t Gemakkelijk aan te sluiten op de waterleiding. t Het vuile water kan opgehouden worden, zodat we het daarna milieubewust kunnen verwijderen. Dit is dus interessant om op de werf te gebruiken.
60
II. GEREEDSCHAPPEN
II.1
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Werfinrichting en nuttige attributen Verlengkabel Eigenschappen t Een verlengkabel moet altijd geaard zijn, voldoende belasting toelaten en voldoen aan de keuringsvereisten. t Bij gebruik moet hij ook volledig afgerold zijn.
Verwarmingskanon Eigenschappen t Gebruikt om de temperatuur van een lokaal te verhogen. t Kan elektrisch of op gas werken. t Bij gebruik van een gastoestel is het belangrijk om aandacht te hebben voor de aanvoer van verse lucht.
Vochtmeter Eigenschappen t Instrument voor het algemene meten van diverse bouwmaterialen. t Werkt met elektrisch geleide sonden en wordt op de werf het meest door schilders toegepast. t Door een oplichtende diode kunnen we onmiddellijk het resultaat aflezen.
Werfverlichting Eigenschappen t Mogelijkheid tot montage op een statief. t Beschermde tl-lampen in armatuur die meestal nog een aanvullend stopcontact bevat. t Laag elektriciteitsverbruik.
61
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.2
II. GEREEDSCHAPPEN
Afplakken en beschermen Afdek- of protectiekarton Eigenschappen t Een dunne, waterdichte bescherming die veelal gebruikt wordt om vloeren en trappen af te dekken en te beschermen. t Beschikbaar in rollen. t De waterdichte tussenlaag voorkomt dat mogelijke vloeistofvlekken doorsijpelen, maar kan door het uitzweten van de ondergrond ook condensvlekken veroorzaken op de onderzijde. t Zeer dun, zodat deuren nog kunnen opendraaien. t Neemt geen stof op en kan desnoods vochtig gereinigd worden. t Kan het best niet rechtstreeks op de ondergrond vastgekleefd worden ter voorkoming van lijmresten op de ondergrond.
Afdekfolie Eigenschappen t Bestaat in vellen en op rollen, is beschikbaar in verschillende diktes en wordt gebruikt als bescherming tegen zowel vocht als stof. t Grotere diktes worden meestal gebruikt voor vloeren en kleinere diktes om meubels af te dekken en te beschermen. t Indien nodig moet de ondergrond kunnen ademen. Condensvorming tussen de afdekfolie en het te beschermen materiaal moet voorkomen worden.
Breekmes Eigenschappen t Metalen geleiding, automatische vergrendeling van het mes, kunststofgreep. t Bestaat in uitvoeringen met brede en smalle vervangmesjes.
62
II. GEREEDSCHAPPEN
II.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Afplakken en beschermen Maskeerapparaat Eigenschappen t Dit handafrolapparaat is tijdbesparend. Het wordt gebruikt om smalle stroken papier snel af te plakken met de hand of met een uitvouwbare, statisch geladen folie. Dit gebeurt met toevoeging van plakband die aangepast kan worden in functie van de uit te voeren werken. Dit alles is gecombineerd met een afscheurmes. t De handmatige dispenser is een compacte kunststof dispenser die gebruikt kan worden met een statisch geladen folie met plakband aan één zijde. Deze dispenser kan in verschillende uitvouwbreedtes verkregen worden.
Plakband (tape) Eigenschappen t Bestaat in verschillende breedtes en uitvoeringen. Afhankelijk van de fabrikant worden verschillende kleuren gebruikt voor een langere of minder lange UV-bestendigheid, voor buiten- of binnengebruik, voor delicate ondergronden, … t Moet aangebracht worden op een schone en droge ondergrond. t Mag niet uitgerekt worden, maar moet gewoon aangedrukt worden en aan de zijkanten goed gewreven worden. t Mag niet op verwarmingsbronnen of in de zon liggen. t Mag niet onnodig op de ondergrond blijven plakken.
63
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.3
II. GEREEDSCHAPPEN
Ontstoffen, afwassen, ontvetten en schoonmaken Afwasmiddel Eigenschappen t Zuiver water, ammoniak of universele ontvetter. t Vroeger was ammoniak de ontvetter bij uitstek. Tegenwoordig bestaan er universele reinigingsmiddelen met minder onaangename nevenverschijnselen. t Ongeacht het gebruikte product is het altijd belangrijk goed na te spoelen.
Spons en zeemleer Eigenschappen t Natuursponzen zijn afkomstig van zeediertjes, onregelmatig van vorm en nemen veel water op. t Kunstsponzen hebben een regelmatigere vorm. t Een natuurlijk zeemleer, ook wel zeemvel genoemd, is ook onregelmatig van vorm, van dierlijke oorsprong en neemt goed water op. t Sponzen worden gebruikt om af te wassen en af te spoelen. Een zeemleer wordt dan weer gebruikt om afgewassen voorwerpen af te drogen. t Belangrijk is dat ze na het gebruik goed uitgespoeld worden, want resten van afwasmiddelen, zepen of ammoniak kunnen vooral sponzen schade toebrengen. Een zeemleer mag nooit uitgewrongen worden.
Stofborstel Eigenschappen t Wordt gebruikt in combinatie met een stofzuiger om schuurstof droog te verwijderen. Heeft meestal een houten handvat dat volgens de klassieke fabricatiemethode van huishoudborstels met paardenhaar of varkenshaar is bezet. t Het haar mag nooit in aanraking komen met verf of lijm. Anders gaan de haren samenkleven.
64
II. GEREEDSCHAPPEN
II.4
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schuren en/of verwijderen van oude verflagen of oude bekledingen Excentrisch roterende schuurmachine Eigenschappen t De schuurkorrel beweegt zich in een cirkelvormig patroon (excentrische schuurbeweging). Het schuurpapier wordt tegenwoordig meestal vastgehouden met een klitsysteem. t Ideaal voor vlakschuren: levert een aanzienlijke tijdwinst op. Stofafzuiging is zowel ideaal om stofontwikkeling tegen te gaan als om de levensduur van de machine te verlengen.
Flex-schuurmachine (langehalsschuurmachine) Eigenschappen t Maakt het mogelijk om hoge wanden en plafonds tot 3 meter hoog moeiteloos te schuren. t Met behulp van een stofzuiger kunnen we stofvrij schuren. t Verkrijgbaar met een ronde kop (uitermate geschikt voor grote oppervlakken) en met een driehoekschuurkop (om hoeken gemakkelijker te bereiken). t Elektronische toerentalregeling voor het bewerken van verschillende oppervlakken. t Wordt tegenwoordig ook gemaakt met een bedieningswagentje, waardoor de schuurmachine omhooggehouden wordt zonder ze op te tillen, en dat voorzien is van licht en plaats voor een stofzuiger.
Muurschaaf of vlakschaaf Eigenschappen t Ontgraanmes: dient vooral om nieuw pleisterwerk te ontdoen van kleine vuiltjes die we met de blote hand kunnen voelen. t Nuttig om grotere oppervlakten een eerste maal op te zuiveren.
65
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.4
II. GEREEDSCHAPPEN
Schuren en/of verwijderen van oude verflagen of oude bekledingen Orbitale schuurmachine Eigenschappen t Maakt een ortbitale schuurbeweging met een ronde schijf. De schuurkorrel beweegt volgens een willekeurig patroon om terugkerende schuurkrassen te voorkomen. Bevestiging met een klitsysteem. t Zorgt voor een zeer goede afwerking, kan gebruikt worden met verschillende korrelgroottes van schuurpapier. Kan met één hand gebruikt worden voor zowel plamuurwerk, kaalschuren als tussenschuren. Een bijpassende stofzuiger maakt het werken aangenamer.
Schrapers Eigenschappen t Kunnen voor hetzelfde werk gebruikt worden als steekmessen. t Het mes is vervangbaar, kan verschillende vormen aannemen en komt daardoor in aanmerking om stuclijstwerk op te zuiveren.
Schuurblok Eigenschappen t Rechthoekig, rubberen handschuurblok waarop schuurpapier gemonteerd wordt. t Dit schuurblok is waterbestendig. t Het bevat velcro voor aangepast schuurpapier en is ook geschikt voor ronde kanten.
66
II. GEREEDSCHAPPEN
II.4
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schuren en/of verwijderen van oude verflagen of oude bekledingen Schuurpapier Eigenschappen t Bestaat in rollen en bladen, eventueel aangepast aan een type schuurmachine, met de rug in velcro. t Welke soort gebruikt wordt, hangt voornamelijk af van de samenstelling van de korrel en de wijze van verlijming: › Zandschuurpapier: onregelmatige verdeling van de korrels – goedkope uitvoering. Korrel tussen 60 en 180. › Droog schuurpapier (geel, groen of rood gekleurd): afhankelijk van fabrikant geschikt voor het schuren van solvent- of watergedragen verven. Korrel tussen 40 en 240. › Waterschuurpapier: bestaat enkel in bladen, door de samenstelling geschikt om nat te gebruiken. Wordt gebruikt voor het nat schuren van alle verfwerk en voor het matteren en het schuren van harde onderlagen of plamuur. Korrel tussen 60 en 1200.
Schuursponzen Eigenschappen t Behalve afwassen kunnen we er ook de ondergrond enigszins nat mee schuren en zo vuil gemakkelijker verwijderen. t Bestaan in verschillende uitvoeringen, zoals homogene schuurtampons of gecombineerd met een spons of schuurkorrel. Raadpleeg hiervoor de fabrikant of leverancier van de verschillende merken.
67
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.4
II. GEREEDSCHAPPEN
Schuren en/of verwijderen van oude verflagen of oude bekledingen Steekmes Eigenschappen t Een steekmes moet voldoende stevig en weinig veerkrachtig zijn, aangezien het gebruikt wordt om hindernissen weg te steken. t Er bestaan drie soorten: korte, halflange (foto hiernaast) en lange steekmessen. Het korte model is handiger, het lange model wordt meestal gebruikt bij afbranden. t Goedkopere steekmessen hebben een dunner lemmet, wat de kans op ongevallen kan vergroten. Door een teveel aan veerkracht op het lemmet zou het mes kunnen wegslingeren bij het steken. t In de meeste gevallen is het lemmet van een degelijk steekmes overal even dik. t Bij een plamuurmes loopt de doorn door tot op het uiteinde van het plamuurmes. Dat is niet altijd het geval bij een steekmes. t De hoeken zijn gelijk. Er is dus geen scherpe en geen stompe hoek. t Een steekmes wordt door schilders voor verschillende doeleinden gebruikt, o.a. om losse delen verf en pleistermaterialen te verwijderen.
Vibrerende schuurmachine Eigenschappen t De schuurkorrel beweegt zich in een cirkelvormig patroon (orbitale schuurbeweging). Het schuurpapier wordt tegenwoordig meestal vastgehouden met een klitsysteem. t Ideaal voor vlakschuren: levert een aanzienlijke tijdwinst op. Stofafzuiging is zowel ideaal om stofontwikkeling tegen te gaan als om de levensduur van de machine te verlengen.
68
II. GEREEDSCHAPPEN
II.5
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Stoppen en plamuren Kitpistool Eigenschappen t Skeletpistool voor het inbrengen van kokervullingen. t Bestaat ook in gesloten vorm voor vullingen in zakjes en tegenwoordig ook op batterijen.
Plamuurmes
Engels plamuurmes
Eigenschappen t Er bestaan verschillende soorten plamuurmessen. t De bekendste plamuurmessen zijn de Engelse plamuurmessen. Ze hebben de beste eigenschappen voor goed plamuurwerk. t Naast Engelse bestaan er ook Franse en Japanse plamuurmessen. t Engelse plamuurmessen worden gemaakt van prima veerkrachtig staal. Het handvat is gemaakt van kokospalm en ligt prettig in de hand. Een messing ring zorgt ervoor dat het handvat niet scheurt. t Het lemmet is in horizontale en in verticale richting geslepen. t Bij het plamuren is de veerkracht van groot belang. Daarom is het lemmet bij Engelse plamuurmessen veel dikker bij het handvat dan bij het werkeinde. t Van het werkeinde is één punt langer gemaakt. t De bedoeling is dat deze punt bij het plamuren altijd naar de kant van de duim is gekeerd. t Als we de normale plamuurregels in acht nemen, zal deze extra veerkrachtige punt zorgen voor een goede overlapping van het al geplamuurde gedeelte.
Dubbelbladige vlakspatel t Een breed lemmet met een tegenmes. t Het lemmet is rechtstreeks in de houten handgreep vastgemaakt. t Bestaat in een roestvrije uitvoering. t Om efficiënter te plamuren zonder sporen. t Verkrijgbaar in verschillende breedtes. Dubbelbladige vlakspatel
69
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.5
II. GEREEDSCHAPPEN
Stoppen en plamuren Japans mes t Heeft een rechthoekig lemmet dat zeer buigzaam is. t Heeft geen handvat. t Breedtes verspringen elke centimeter van 2 tot 12 cm.
Japanse messen
Amerikaans mes t Mes om voegen van gipskartonplaten en grotere naden uit te plamuren (niet soepel).
Amerikaans plamuurmes
Pleisterspaan Eigenschappen t Gehard en gepolijst blad van roestvrij staal. t Om pleister aan te brengen en te egaliseren.
Rei Eigenschappen t Lange aluminium lat, die als gereedschap gebruikt wordt. t Gebruikt om grotere herstellingen uit te voeren en om specie (vulmiddel, pleistergips, …) over het oppervlak uit te vlakken. t Bestaat in verschillende afmetingen.
Spackmes, vlakspatel of vlindermes Eigenschappen t Om plamuur te egaliseren op grotere oppervlakten.
70
II. GEREEDSCHAPPEN
II.6
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Bewapening Behangspatel Eigenschappen t De behangspatel is speciaal ontwikkeld om diverse bekledingen zonder reliëf glad te strijken. t De soepele aandrukzijde zorgt ervoor dat er snel en efficiënt aangedrukt kan worden zonder beschadigingen.
II.7
Schilderen MANUEEL Borstels Eigenschappen t Volgens de vorm kunnen we schilderborstels onderverdelen in ronde borstels (de meest gebruikte), ovale borstels (meest gebruikt bij verniswerken, kunnen als brede en als smalle borstel gebruikt worden), platte borstels (voor verniswerken en dunne producten), radiatorborstels (voor moeilijk bereikbare plaatsen) en blokkwasten (om decoratieve verven of verven op onregelmatige gronden aan te brengen). Daarnaast bestaat er nog een reeks borstels voor speciale doeleinden, zoals tamponneerborstels, teerborstels, scheepsborstels, enz. t Borstels kunnen uit verschillende natuurlijke (voornamelijk Chinees varkenshaar) of synthetische haren (Chinex, Orel, …) worden gemaakt. Ze moeten soepel zijn en een capillaire eigenschap bezitten. Ze moeten de verf ook maximaal opnemen en ze achteraf soepel, gelijkmatig afgeven op de ondergrond. De steel speelt ook een rol, want ervaren schilders maken een draaiende beweging bij het schilderen. Daarvoor hebben ze een ronde steel nodig die niet te glad is, maar ook niet remmend werkt.
71
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.7
II. GEREEDSCHAPPEN
Schilderen t Borstels uit Chinees varkenshaar (zwart) zijn zeer goed bestand tegen solventen en hebben een conische vorm, waardoor ze in tegenstelling tot cilindrisch gevormde haren (eerste generatie synthetische haren) naar binnen gericht blijven. Ze zijn wel minder goed bestand tegen water. Door de opkomst van watergedragen verven zijn daardoor nieuwe types ontwikkeld, o.a. de Orel-vezel, die hol is met een geschubd oppervlak, en de Chinexvezel, die vol is en gesplit aan de uiteinden, waardoor hij gelijkmatiger en gladder kan uitstrijken. Een mengeling van soorten biedt de ideale oplossing voor de schilder. t Een nieuwe borstel moet eerst gezuiverd worden van losse haartjes, enz. Dit doen we door hem voor het eerste gebruik over een ruw oppervlak of schuurpapier te wrijven en hem daarna heen en weer te rollen tussen onze handen. t Na gebruik moet de borstel gereinigd worden met een gepast verdunningsmiddel in functie van de verf die ermee verwerkt werd. Dit kan o.a. water, olie, white spirit of alcohol zijn. Daarna wordt de borstel los van de bodem opgehangen in een ’borstelpot’. Enkel de haren mogen in het water komen. De borstel kan ook goed uitgewassen worden met water en zeep. Verwijder eventuele verharde verf met een borstelreiniger.
72
II. GEREEDSCHAPPEN
II.7
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schilderen Rollen Eigenschappen t Volgens de vorm kunnen we verschillende soorten onderscheiden: het normale model, de radiatorroller, het buizenrollertje en het hoekrollertje. t Naargelang van het type en de samenstelling van de rollen zijn de eigenschappen en de toepassingen verschillend. t De vacht kan uit kunstvezels of uit natuurlijke vezels (schapenvacht) bestaan en van verschillende lengte zijn. t Langharige rollen worden gebruikt voor gestructureerde verven en op oneffen ondergronden. Voor muurverven binnenshuis kunnen rollen met middellang haar gebruikt worden en voor de fijnere afwerking gebruiken we kortharige rollen. Deze laatste zullen minder verf opbrengen. Om synthetische lakken op te brengen wordt een mohairrol gebruikt. Voor watergedragen lakken en kleinere oppervlakten zijn o.a. moltopreenrollen, velvetrollen, Anza viltrollen en Modacryl rollen geschikt. t Om op de juiste manier met een verfrol te kunnen werken hebben we bij voorkeur een verfrooster nodig om de verf gelijkmatig over de rol te verdelen. t Voor het gebruik van een nieuwe rol moeten we ze eerst grondig uitspoelen met water om loszittende deeltjes of haartjes te verwijderen. t Ook een verfrol moet onderhouden worden en moet bij een werkonderbreking beschermd worden tegen aandroging. Dit kan bijvoorbeeld door ze in een folie te wikkelen. Na het gebruik verwijderen we zo veel mogelijk verf door de rol met een niet-kwetsend voorwerp af te schrapen en ze daarna met het oplosmiddel uit te spoelen en verder met zeep te reinigen. We zorgen ervoor dat een gereinigde rol los hangt, zodat ze geen vezelvervorming veroorzaakt tijdens het drogen.
73
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.7
II. GEREEDSCHAPPEN
Schilderen MECHANISCH Airless spuitapparatuur Eigenschappen t Nevelvorming, waardoor dit systeem niet overal gebruikt kan worden. t Grotere werksnelheid dan conventionele spuitsystemen of lagedrukspuiten, maar veel afplakwerk. t Grotere laagdikte: mogelijkheid om in één laag af te werken. t De verf kan rechtstreeks uit de emmer opgezogen worden. t Minder geschikt voor kleine oppervlakten.
Airmix spuitapparatuur Eigenschappen t Combineert de specifieke voordelen van een airless spuitsysteem (hoge prestatie en nevelarm) en een conventioneel spuitsysteem (instelbaarheid van lucht en materiaal). t Hoe minder druk, hoe minder nevel. t We kunnen het best verschillende toestellen gebruiken voor muurverven en lakverven.
Conventionele spuitappatuur Eigenschappen t t t t t t t
Vrijwel perfecte afwerking. Zeer goed regelbare pistolen. Vlugge en gemakkelijke reiniging. Grote hoeveelheid spuitnevel. We hebben altijd een compressor nodig. Pistolen met onderbeker, bovenbeker of drukvat. Hoofdzakelijk gebruikt voor schrijn- en meubelwerk.
Drukvat
Drukvat
74
Eigenschappen t Wordt meestal gebruikt bij het injecteren van een waterkerend product of voor het aanbrengen van meerkleurige verven.
II. GEREEDSCHAPPEN
II.7
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schilderen HVLP-spuitapparatuur (High Volume Low Pressure) Eigenschappen t Lagedruk-spuitapparatuur. t De grotere luchtstroom en hogere luchtdruk zorgen voor een hogere productiviteit met minder verdunning. t De verf moet verdund worden. t Weinig nevel: geschikt voor toepassingen in woningen. t Lage werksnelheid. t Geschikt voor een breed gamma aan fijne afwerkingstoepassingen. t Licht en compact. t Door de hogere efficiëntie dan standaardturbines is het energieverbruik lager en de levensduur langer. t Toepasbaar voor radiatoren, deuren, sierlijsten, trappen, kleine renovatiewerken en omheiningen.
Lagedruk-spuitappatuur Eigenschappen t Minder nevel door het lagedrukprincipe. t Minder verfverbruik. t De lucht wordt door de weerstand in de slang opgewarmd, wat de kans op lopers verkleint. t Gemakkelijk te onderhouden. t Kan ook uitgebouwd worden met een compressor en een drukvat. t We kunnen niet rechtstreeks uit de verfverpakking spuiten. t Iets minder mooie afwerking (sinaasappeleffect). t Trage werksnelheid. t De verf moet goed verdund worden.
Wormpomp Eigenschappen t Wordt gebruikt voor het verspuiten van pasteuze producten (spuitplamuren) en structuurkwartsen.
75
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
II.8
II. GEREEDSCHAPPEN
Veiligheid Handschoenen Eigenschappen t Veel verschillende types die voornamelijk de huid beschermen bij het gebruik van schadelijke stoffen.
Maskers Eigenschappen t Beschermingsmateriaal voor fijn stof en/of verfnevel, dat beschermt tegen de inademing van schadelijke stoffen. t Verkrijgbaar in verschillende types met of zonder uitlaatventiel, met actievekoolfilter. t Het is belangrijk dat ze voldoen aan de toepasbare Europese norm in functie van het gebruik.
Veiligheidsbril Eigenschappen t Dient als bescherming tegen opspattende deeltjes of producten (gevaarlijke vloeistoffen), die zowel frontaal als zijdelings kunnen aankomen. t Moet goed aansluiten op het hoofd en gebruikt worden volgens de arbeidswetgeving.
76
III. VOORBEREIDING
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III. VOORBEREIDING Een goede voorbereiding is noodzakelijk om een goed eindresultaat te verkrijgen
III.1
Afplakken en beschermen Wanneer en waarom? t Per definitie moeten gedeelten die niet behandeld worden, altijd beschermd en/of afgeplakt worden. t Het gebruik van beschermingsmiddelen is echter geen waarborg dat er niets kan mislopen en moet bovendien aangepast zijn aan de werken die uitgevoerd worden. Een bescherming tegen vallende voorwerpen zal anders zijn dan een bescherming tegen stof. t Bij een correct gebruik van de juiste middelen kan veel tijd bespaard worden, omdat er nadien een propere omgeving achtergelaten wordt en de eventuele reiniging beperkt blijft. t Een schilder zal in het bijzonder bij het gebruik van minder gemakkelijk verwerkbare en/of verspoten producten voor een efficiëntere en mooiere afwerking kunnen zorgen. Gereedschappen t Plakband t Afdekfolie t Afplakpapier t Afdek- of protectiekarton t Afdekvlies t Maskeerapparaat
77
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.1
78
III. VOORBEREIDING
Afplakken en beschermen Werkmethode t Verwijder zo veel mogelijk zaken uit de te behandelen ruimtes. Verwijder ook verlichtingstoestellen, afdekplaatjes van schakelaars en stopcontacten, deurklinken en slotplaatjes. Bescherm de gedeelten die niet behandeld moeten worden, voldoende met aangepaste middelen. Bescherm ook glas, voorkom krassen in glas bij het schuren en let goed op met gezandstraald glas, dat onuitwisbare vlekken kan nalaten in de gezandstraalde gedeelten. Halfzachte en harde vloeren of vensterbanken uit hout, natuursteen of marmer, enz. kunnen we het best beschermen tegen vallende voorwerpen, maar we moeten er ook voor zorgen dat de bescherming de ondervloer laat ademen. Ook bepaalde vloeistoffen kunnen de ondergrond aantasten door de damp alleen al. Zo kan ammoniakgas eik verkleuren. t Voor we de afscherming aanbrengen zorgen we ervoor dat alle vuil onder het afdekmateriaal verwijderd is. Voor het aanbrengen van plakband is een schone en droge ondergrond nodig. We drukken de plakband aan zonder hem uit te rekken, leggen hem nooit op een radiator, beperken de periode van afplakken zo veel mogelijk en vermijden de zon zo veel mogelijk. t Bij gebruik van afdekmaterialen proberen we zo veel mogelijk dunne en vloeistofdichte materialen te gebruiken. Zo kunnen deuren en andere doorgangen gemakkelijker geopend worden en loopt de ondergrond een kleiner risico op beschadiging door vochtinfiltratie. t Wanneer we plakband gebruiken, mogen we niet vergeten dat warmte of oplosmiddelen in de gebruikte producten de kleeflaag van de plakband kunnen oplossen en moeilijk verwijderbare vlekken kunnen opleveren in de ondergrond. t We zorgen ook dat de ondergrond verder kan ademen. Zo voorkomen we schimmel of andere vlekken bij natuursteen, marmer, parket, enz. We denken er ook aan dat het nodig kan zijn dat de dekvloer (chape) kan uitdrogen om achteraf vloerbekleding te kunnen plaatsen. t De bescherming kan ook verkleuring in de ondergrond veroorzaken, wat nog moeilijk weg te werken is, bv. een houten trap (beuk, eik, …) die transparant afgewerkt moet worden. t Kleef de dikte van het aan te brengen product te kort af. Wanneer een structuurpleister van 2 mm aangebracht zal worden, kleven we de ondergrond bijvoorbeeld 2 mm te kort af. t Bij gebruik van banen afdekkarton kleven we de banen aan elkaar en niet aan de ondergrond.
III. VOORBEREIDING
III.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Ontstoffen, afwassen, ontvetten en schoonmaken Wanneer en waarom? t Stof, vuil en verontreinigingen vormen geen geschikte ondergrond om door een schilder behandeld te worden. In de eerste plaats moeten ze verwijderd worden met aangepast materiaal. t Ook oude watergedragen producten zoals ’blanc fixe’ en verpoederende verven moeten altijd eerst grondig afgewassen worden, omdat er anders geen goede hechting verkregen kan worden. t Poreuze ondergronden kunnen dikwijls beter niet afgewassen worden omdat het vuil daardoor niet verwijderd wordt. Een aangepaste grondlaag biedt hier een betere oplossing. Gereedschappen t Stofborstel t Industriële stof- en waterzuiger t Schuurspons t Reinigingsmiddel Werkmethode t Bij droog reinigen werken we van boven naar onderen. Aangepaste stofmaskers kunnen prikkelingen in de luchtwegen beperken. Ook een krachtige industriële stofzuiger is een goed hulpmiddel. Bij nat reinigen van bijvoorbeeld blijvend schilderwerk werken we echter van onderen naar boven omdat aflopende druppels blijvende markeringen kunnen veroorzaken. Ondergronden die herschilderd moeten worden, kunnen het best van boven naar onderen gereinigd worden.
79
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
III.3
III. VOORBEREIDING
Schuren en/of verwijderen van oude verflagen of oude bekledingen Wanneer en waarom? t We wassen af, ontvetten en ontglanzen de ondergrond voor een goede hechting. Om gebreken weg te werken schuren we, bijvoorbeeld om borstelstrepen, lopers, stofdeeltjes, scherpe randen of oude laklagen te verwijderen. Gereedschappen t Muurschaaf of vlakschaaf t Schuurblok t Schuurpapier t Behangstomer t Vlakschuurmachine t Excentrische schuurmachine t Haakse schuurmachine t Roterende schuurmachine Werkmethode t Er bestaan twee schuurmethodes, nl. manueel en machinaal schuren. Dat schuren gebeurt meestal met een vlakschuurder of een excentrische schuurmachine. Voor grotere plafond- of muuroppervlakken wordt tegenwoordig een langehalsschuurder gebruikt. t Schuren bestaat uit drie fases: de voorbereiding, het tussenschuren en de afwerking. Op beschadigde of nietintacte ondergronden kan de voorbereiding intensief zijn, terwijl ze op bijna intacte of fijn gestructureerde ondergronden een fijne klus is. Het tussenschuren is voornamelijk het schuren van onderlagen en plamuur. Het afwerkingsschuren behelst dan weer het fijn vlakschuren van oppervlakken en afrondingen om een hogere afwerkingsgraad te verkrijgen. t Afhankelijk van de toestand van de ondergrond kan het nodig zijn om eerst de ondergrond te reinigen voor we beginnen te schuren. t Maak een juiste keuze voor de methode en het schuurpapier. Watergedragen verven gedragen zich anders dan solventgedragen verven. Bij bepaalde ondergronden kan schuurpapier vlug vollopen. t De keuze van de korrelgrootte van het schuurpapier wordt afgestemd op de staat van de ondergrond en de gevraagde afwerking. Vooral bij onderhoudsschilderwerk volstaat het om intacte verflagen te matteren om te voorkomen dat schuurkrassen zichtbaar zijn in de eindlaag van watergedragen verfsystemen.
80
III. VOORBEREIDING
III.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schuren en/of verwijderen van oude verflagen of oude bekledingen t Te gebruiken korrelgrootte bij conventionele verfsystemen: › Verwijderen van oude laklagen: P 40 - 80 › Schuren van oude laklagen: P 120 › Schuren van grondlagen: P 180 › Schuren voor aflakken: P 220 / grof schuurvlies t Te gebruiken korrelgrootte bij watergedragen verfsystemen: › Verwijderen van oude laklagen: P 40 - 80 › Schuren van oude laklagen: P 180 › Schuren van grondlagen: P 280 › Schuren voor aflakken: fijn schuurvlies t Hou het schuurwerk ordelijk en georganiseerd. Werk niet ongeordend door elkaar. t Zorg voor een regelmatig schuurpatroon. t Bij geprofileerde oppervlakken beginnen we altijd met de moeilijkst bereikbare gedeelten om met de vlakke gedeelten te eindigen. t Denk eraan dat niet alles machinaal geschuurd kan worden en zorg ervoor dat rechte of scherpe hoeken blijven zoals ze bedoeld zijn en niet afgerond worden. t Bespaar niet op schuurpapier, want hier geldt de regel: “De gierigheid bedriegt de wijsheid.”
Na het schuren moet het volledige oppervlak grondig en degelijk ontstoft worden vooraleer we met de schilderwerken starten. Zorg zeker dat alle stofdeeltjes verwijderd zijn.
81
82
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE IV.1
Grote gaten vullen = stoppen Vooraleer we met vul- of plamuurwerken starten moeten we nagaan of de ondergrond droog en draagkrachtig is en of er geen aangepaste grondlaag (bv. fixatie) toegepast moet worden. Raadpleeg hiervoor de richtlijnen van de fabrikanten. Wanneer en waarom? Middelgrote tot grote oneffenheden in de ondergrond kunnen hersteld worden met stop- of vulmiddelen. Welke producten? t Vulmiddelen zijn meestal verkrijgbaar in poedervorm. Het poeder moet aan water toegevoegd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. t Behalve vulmiddelen in poedervorm bestaan er ook kanten-klare vulmiddelen. Gereedschappen t Rei t Plamuurmes t Pleisterspaan Werkmethode t Voor grotere herstellingen gebruikt een stukadoor of schilder een rei om de specie (vulmiddel of pleistergips, afhankelijk van de omstandigheden) over het oppervlak uit te vlakken. t Reien bestaan ook in verschillende afmetingen. t De specie wordt aangebracht met een pleisterspaan. t Als de specie uit pleistergips bestaat, zal hij na verharding aan het oppervlak egaal dichtgespateld worden met de vlakspatel. t Het geheel wordt nadien ook nagesponst en gepolijst met een pleisterspaan. t Voor de juiste en volledige werkmethode is het aan te raden om voldoende informatie in te winnen over het te gebruiken product of een degelijke stukadoorsopleiding te volgen.
83
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren Wanneer en waarom? Plamuren is het wegwerken van kleine oneffenheden in de ondergrond of op een voorbereide ondergrond. Dit kan al dan niet na het stop- of herstelwerk gebeuren. Producten t Plamuur is een pasta-achtige materie met een licht vullend karakter die op bijna alle ondergronden aangebracht kan worden.
Het product klaarzetten
Zuiver water in een emmer gieten
Plamuur-poeder aan het water toevoegen
84
Gereedschappen t Steekmes t Plamuurmes (Engels, Frans, Japans, …) t Vlakspatel t Pleisterspaan t Stukadoorsmes Aanmaken van poederplamuur t We zorgen voor propere emmers als we zelf vulmiddel en/of plamuur moeten klaarmaken. Verontreinigingen in de emmer veroorzaken immers brokjes in de plamuur. t Voor kleinere herstellingen kunnen we ook een gipsbeker gebruiken om poederplamuur aan te maken. t We gebruiken enkel koud, zuiver water om plamuur aan te maken. t Voor het aanmaken van de plamuur kunnen we het best een Engels plamuurmes gebruiken. Voor grotere hoeveelheden gebruiken we een mixer met mengstaaf. t Het is de bedoeling dat de plamuur bij het aanmaken wordt gekneed en niet opgeroerd. t We maken de plamuurmessen tijdig proper. t De dikte van het aangemaakte poederplamuur is belangrijk. Een goede mengverhouding is meestal 1 deel water voor 2 delen poeder. t We laten het mengsel even rusten. t Wanneer de plamuur aangemaakt is, wordt het afgeraden achteraf nog water toe te voegen. t Vulmiddel wordt meestal iets dikker aangemaakt. t Voor alle poederproducten wordt het poeder toegevoegd aan het water en niet omgekeerd.
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren
De producten mengen
Binding van de producten
Gebruiksklaar plamuur-middel
Werkmethode t Deze methode zal er uiteindelijk voor zorgen dat we snel en dus economisch verantwoord te werk kunnen gaan. t Hoe iemand te werk gaat, hangt ervan af of hij links- of rechtshandig is. t De werkmethode van een linkshandige is het spiegelbeeld van die van een rechtshandige. t Het is belangrijk te weten hoe de ondergrond afgewerkt zal worden. t We zorgen dat de omgeving schoon blijft. t Als we de plamuur zelf nog moeten aanmaken, zorgen we voor een zuivere emmer. Daar gaat het soms al fout! Als de plamuuremmer niet voldoende schoongemaakt is alvorens we plamuren, komen er al snel brokjes in de plamuur terecht. Dat leidt tot slecht en tijdrovend plamuurwerk, omdat we telkens vuil in het geplamuurde deel krijgen en het vuil zelfs voor krassen in het plamuurwerk kan zorgen, omdat we het door het plamuurwerk trekken. t Voor kleine herstellingen kunnen we ook een gipsbeker gebruiken om de poederplamuur aan te maken. t Als de plamuur aangemaakt wordt met water, zorgen we er ook voor dat het aanmaakwater koud en zuiver is. t Bij het aanmaken van de plamuur kunnen we het best een Engels plamuurmes gebruiken. t We zorgen dat dit plamuurmes niet te smal is. Het is niet de bedoeling dat de plamuur opgeroerd wordt, maar wel dat hij gekneed wordt. Met een breder plamuurmes kunnen we de plamuur beter en sneller mengen tot één homogene massa. Het plamuurmes gaan we ten slotte ook gebruiken voor ons plamuurwerk. Wanneer we grotere hoeveelheden aanmaken, gebruiken we een mixer met een mengstaaf. t We maken de plamuurmessen tijdig proper. Daarbij gebruiken we geen water. Sommige messen zijn immers van ijzer en kunnen roesten. Als we met synthetische plamuur werken, gebruiken we het juiste oplosmiddel om de messen zuiver te maken. t We laten de plamuurmessen zeker niet op de grond slingeren of vallen. Kleine vullingen t De specie wordt aangebracht met een plamuurmes. t De breedte van het plamuurmes wordt aangepast aan de breedte van de vulling. t Tijdens het drogen verdampt het water, wat een lichte krimp veroorzaakt. Daarom gebeurt de vulling in twee of meerdere beurten.
85
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren Scheuren of barsten t We brengen de specie dwars op de lengterichting van de scheur aan. t We pleisteren af in de richting van de scheur. Het omringende pleisterwerk dient als geleider. t We plaatsen een scheurband (geweven polyamide, geweven polyester of glasweefsel) over de scheur. t Deze scheurband kan zelfklevend zijn, verlijmd worden of in de specie ingebed worden. t Na verharding werken we verder af.
Opgelet Dynamische scheuren moeten behandeld worden zoals besproken in het gedeelte ‘vooronderzoek’, eerder in dit boek.
86
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren Hanteren van gereedschappen t De stand van het plamuurmes ten opzichte van de ondergrond is heel belangrijk (groene pijl op de foto hiernaast). Een juiste stand zal ervoor zorgen dat we een juiste laagdikte aanbrengen. t Als we het mes te dicht tegen de ondergrond houden, zullen we meer plamuur achterlaten. t Als we het mes te veel naar boven kantelen, halen we meer plamuur weg. Het is ook heel belangrijk om een juiste spanning of druk op het plamuurmes te zetten. De juiste spanning is afhankelijk van het type plamuur (dun, dik, voorzien van een korrel). Een juiste spanning zal er uiteindelijk voor zorgen dat we goed uitvlakken.
Manipuleren of sturen van het mes t Ook het manipuleren of sturen van het mes is zeer belangrijk. t Als we volgens de foto de plamuur naar rechts verwerken, zorgen we ervoor dat we het mes links (rode pijl) een beetje los van de oppervlakte laten gaan. t Zo krijgen we een goede overlapping in het deel dat al geplamuurd is (in dit geval het linkse deel). Het mes sturen doen we met onze vingers. t Als we van rechts naar links werken, zal het mes rechts een beetje los van de oppervlakte moeten komen. t Het mes niet voldoende bijsturen kan leiden tot een braam (een dikke lijn). De kunst van het plamuren is om die te vermijden. t Het mes te veel sturen mag ook niet. We moeten de lengte van het plamuurmes zo veel mogelijk benutten om een vlak resultaat te verkrijgen.
87
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren Werkmethode van een rechtshandige t We starten vanaf de plint. t We beginnen onderaan aan de rechtse kant en blijven iets van de binnenhoek weg. t Vertrekkende vanuit de plint trekken we een baan plamuur van ongeveer 50 cm hoog naar boven toe. Waarom ongeveer 50 cm? t Dit heeft in de eerste plaats te maken met het menselijke gezichtsvermogen. We krijgen een goed beeld van de geplamuurde banen zonder dat we ons hoofd telkens op en neer moeten bewegen. t Een fout die vaak wordt gemaakt in de praktijk, is dat de banen te lang doorgetrokken worden. Sommigen denken sneller te kunnen werken door de banen bv. 1 meter lang te maken. Dat lijkt alleen maar zo. Meestal blijven ze gewoon ter plaatse trappelen en plamuren ze te veel over dezelfde baan tot het resultaat goed is. Ze werken soms ook te schraal (te dun) en schrapen de plamuur te veel weg. Geoefenden zullen de banen later wel iets hoger doortrekken dan 50 cm. t We verspreiden de plamuur naar links toe. t We trekken de volgende banen weer van onderen naar boven. Daarbij houden we rekening met de hoogte van 50 cm (rode pijl). t Hoeveel banen we trekken, hangt af van de hoeveelheid plamuur die we op ons mes genomen hebben. t We trekken niet te veel banen in één keer, want we moeten nog even terugkomen naar het beginpunt om een goede spreiding van de plamuur te bekomen. In beginsituaties is het aan te raden een stuk te maken van 50 cm bij 50 cm om een goed overzicht van de situatie te behouden. We zorgen dat we een juiste laagdikte bekomen. Dit hangt af van de staat waarin de ondergrond zich bevindt. We houden ook rekening met de maximale laagdikte die er met plamuur geplaatst mag worden.
88
Vergeet ook niet dat de plamuur minder snel zou kunnen aantrekken op een al geschilderde ondergrond. Een onbehandelde of geplamuurde ondergrond zal de plamuur sneller doen aantrekken. Omdat het water dat in de plamuur zit, sneller door de ondergrond wordt opgenomen, kunnen we dus minder lang in de plamuur werken.
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren Plamuren van een binnenhoek t Om een binnenhoek te plamuren vertrekken we vanuit de hoek. We plamuren dus weg van de hoek. In de hoek tegen de plint kunnen we het best een Engels plamuurmes gebruiken.
t Voor het deel naar boven toe nemen we een dubbelbladige vlakspatel. t Bij het plamuren letten we op dat we geen rondingen in de hoeken plamuren. We houden de hoeken dus zo scherp mogelijk. t We houden de messen vooral langs de andere kant zuiver. Zo kan er ook geen plamuur op de andere muur terechtkomen.
t We werken verder naar links toe en proberen op één lijn te blijven. t We laten de plamuur op het einde (rode pijlen) goed uitvloeien. Anders krijgen we later problemen als we de aansluiting (overlapping) gaan maken.
t Op het einde plamuren we terug van de hoek weg en werken we de plamuur mooi in elkaar.
89
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren t Als we de plamuur in het andere stuk inwerken, zorgen we ervoor dat ons mes zich nog in dezelfde positie bevindt wanneer we weggaan van het oppervlak (de hoek waaronder we de plamuur met het mes hebben aangebracht). t Als we het mes kantelen als we de plamuur hebben ingewerkt, halen we de plamuur deels terug weg. Dit is een veelvoorkomende beginnersfout.
t Een rechtshandige plamuurder begint van links naar rechts (rode pijl) te werken. t De werkwijze is dezelfde als in de beginsituatie, alleen trekken we de banen van boven naar onderen. t Als we rechts geëindigd zijn, beginnen we weer van links naar rechts te plamuren. Op die manier werken we de muur verder af.
90
t Als we de plamuur van boven naar onderen aanbrengen, stoppen we waar we de vorige keer geëindigd waren met de plamuur. Anders plamuren we uiteindelijk veel te ver in het andere stuk. Dit is tijdverlies en kan ook voor een hechtingsprobleem zorgen. t We gaan de aansluiting pas maken wanneer we de plamuur verdelen. t Het is belangrijk dat we de plamuur goed gaan inwerken in het al geplamuurde deel. t De overlapping moet ongeveer 10 cm zijn om een goede aansluiting te krijgen met het al geplamuurde deel. t We moeten de plamuur in alle omstandigheden mooi in elkaar kunnen laten aansluiten, zowel wanneer hij nat is als wanneer hij aan het drogen is en wanneer het ene deel al droog is. t We proberen de ondergrond altijd in zo weinig mogelijk bewerkingen klaar te maken voor de afwerking. t Het is belangrijk dat we weten welke afwerking vereist wordt om te weten in hoeverre we de ondergrondvoorbereiding zullen uitvoeren.
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren Schematisch overzicht van het plamuren van een muur voor rechtshandigen t Als de hoogste vorm van afwerking vereist is of als de ondergrond nog niet voldoende vlak staat voor de gevraagde afwerking, is het mogelijk dat hij een tweede keer uitgeplamuurd moet worden. t We zorgen dat de overlappingen niet op dezelfde hoogte komen als de eerste keer. Als de stukken niet goed in elkaar gewerkt zijn, ontstaat een dikte. Als de aansluiting dan opnieuw op dezelfde hoogte komt, is dat zeer nadelig voor het zicht. t We houden vooral rekening met de delen die op ooghoogte liggen en dus onmiddellijk opvallen bij het binnenstappen van een ruimte. t We zorgen dat er op het te plamuren oppervlak voldoende juiste belichting aanwezig is. Eventueel gebruiken we een halogeenstraler die we langs de muur plaatsen, zodat we scheerlicht krijgen. t Te weinig schilders houden er rekening mee dat licht kan veranderen. Ze houden alleen maar rekening met de verlichting die al aanwezig is (het daglicht op dat moment of de nog aanwezige verlichting). Licht kan echter veranderen. De zon kan binnenschijnen of de klant kan na het schilderwerk besluiten om zijn verlichting te vernieuwen. Dit kan zorgen voor onaangename verrassingen als de muren al geschilderd zijn. t De tweede laag kan ook gekruist aangebracht worden. Op die manier verkleinen we de kans dat slechte overlappingen zichtbaar blijven. t Het is pas bij het schilderen dat zichtbaar wordt dat er niet voldoende aandacht besteed is aan de ondergrondvoorbereiding. t Sommige mensen denken dat hun plamuurprobleem opgelost kan worden met schuurpapier. Dit klopt gedeeltelijk, maar als de overlappingen niet goed zijn en de plamuur niet goed verdeeld is over het oppervlak, ontstaan juist golvingen in de ondergrond, terwijl plamuren bedoeld is om de ondergrond uit te vlakken. Deze golvingen kunnen niet weggeschuurd worden! t Afhankelijk van het licht en de glans kan dit opvallen.
91
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren Schematisch overzicht van het verticaal plamuren van een muur voor rechtshandigen t We beginnen links onderaan. Met het plamuurmes trekken we een baan vanuit de binnenhoek naar rechts. We herhalen dit en werken zo naar boven toe. t De grootte van de banen is dezelfde als in het overzicht hierboven. t Wanneer we boven aangekomen zijn, beginnen we weer onderaan. t We zorgen ervoor dat de banen nu van rechts naar links in het andere stuk overlappen, weer rekening houdend met de uitleg in de methode hierboven. t We herhalen dit en werken weer naar boven toe. t We herhalen deze bewerkingen tot de muur volledig uitgeplamuurd is.
Werkmethode voor linkshandigen t Idem, maar in spiegelbeeld.
92
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren HOEKEN Algemeen t Als binnen- en buitenhoeken gebreken vertonen, zal de schilder die ook op gepaste wijze moeten herstellen. t Een binnenhoek zal anders behandeld worden dan een buitenhoek. Het is in de eerste plaats belangrijk dat de muren en plafonds, ongeacht uit welk materiaal ze gemaakt zijn, overeenkomstig de norm zijn opgebouwd. t Het is niet de bedoeling dat een schilder muren en plafonds moet rechttrekken. t Vooraleer een schilder de hoeken kan herstellen, moet de ondergrond zuiver zijn. Alle loszittende delen moeten verwijderd zijn. Waar nodig, moet geschuurd zijn. t Breng indien nodig een voorstrijk (fixeer) aan om sterk zuigende ondergronden te nivelleren.
Binnenhoeken t Bij een binnenhoek is het de bedoeling dat die loodrecht, onder de juiste hoekstand en zo scherp mogelijk komt te staan. t Het is mogelijk dat er later in de hoeken twee verschillende kleuren samenkomen. Als de hoek niet juist is voorbereid, kan dat zichtbaar worden in het eindresultaat. t Het is ook mogelijk dat de muren behangen worden. Als het behang voorzien is van een in het oog springende tekening, kan een stuk van de tekening verloren gaan als de binnenhoek niet goed is behandeld, met een slecht eindresultaat tot gevolg. Dit zal ook zichtbaar zijn bij een slecht geplaatste buitenhoek.
93
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren Herstellen van een binnenhoek t Voor kleine herstellingen kunnen we een gepast vulmiddel gebruiken. t De gereedschappen die we kunnen gebruiken, zijn een Engels plamuurmes, een pleisterspaan en een vlakspatel. Een stukadoor noemt deze gereedschappen ook wel spaakmes en dubbelbladige vlakspatel. t Wanneer de binnenhoek tussen een muur en het plafond hersteld moet worden, herstellen we eerst het plafond en dan de muur. t We hebben een beter zicht op de situatie om de binnenhoek mooi in lijn te laten doorlopen als we de muur als laatste behandelen. t In sommige omstandigheden zullen de beide kanten tegelijkertijd hersteld moeten worden, bv. als we in een kleine ruimte werken en niet kunnen wachten tot de ene kant droog is.
t In dit voorbeeld worden de beide kanten onmiddellijk voorzien van vulmiddel. t We brengen het vulmiddel aan met een pleisterspaan of een Frans plamuurmes en verdelen het. t Afhankelijk van de te herstellen hoek is het aan te raden een minimumbreedte van 20 cm te trekken om golvingen te vermijden (rode pijl). t We maken de stukken niet te groot, zodat er nog voldoende tijd overblijft om af te werken.
t We brengen het vulmiddel ook in de binnenhoeken aan met het Engelse mes.
94
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren t Nadien nemen we de vlakspatel om het stuk onmiddellijk vlak te trekken. De vlakspatel mag toch een veertigtal centimeter breed zijn. t Vlakspatels zijn verkrijgbaar in verschillende afmetingen. t Neem geen te kleine vlakspatel. Het is de bedoeling dat de kapotte hoeken weer mooi recht in lijn komen te staan (rode lijn). Met een te klein mes is het moeilijk om de binnenhoek in een mooie rechte lijn te krijgen.
t De laatste plamuurbeweging maken we in de andere richting (zie foto). t We zorgen dat de kant van het mes de hoek niet raakt. Anders maken we de binnenhoek opnieuw kapot. t Het nog bestaande pleisterwerk moet als steunvlak dienen om ervoor te zorgen dat we een vlakke ondergrond verkrijgen met de vlakspatel. t Het natrekken in deze richting dient ook ter controle. t Als de plamuur bij de vorige plamuurrichting te dik is aangebracht, zal dit duidelijk zichtbaar worden bij deze laatste plamuurbeweging en zal een braam ontstaan. t Als dat het geval is, plaatsen we het mes weer op de lijn in de binnenhoek en trekken we de braam weg. t Ook tekorten zullen op dit moment opvallen. We lossen ze onmiddellijk op. t Indien nodig trekken we nog even na in de lengterichting (foto hierboven) om er zeker van te zijn dat alles voldoende uitgevlakt is. t Let op! Al deze handelingen gebeuren terwijl de plamuur nog verwerkbaar is. We maken dus geen te grote stukken. t Waar de hoeken samenkomen, gebruiken we het Engelse plamuurmes. t Deze herstelling zal niet altijd alles in één keer schilderklaar kunnen maken. t Alle stappen moeten nadien herhaald worden met een gepast plamuurmiddel. t We zorgen ervoor dat er voldoende breed wordt uitgetrokken om golvingen te vermijden (minimum 30 cm). 95
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren BUITENHOEKEN Algemeen t De buitenhoeken moeten verstevigd worden, want ze zijn het meest kwetsbaar. t Afhankelijk van het soort materiaal (pleistergips, gipskarton) zal een profiel of versterkingsband worden geplaatst. t Elk profiel en elke versterkingsband heeft zijn eigen toepassing in een bepaald systeem. We vragen advies aan de leverancier voor we overgaan tot de plaatsing.
Herstellen van een buitenhoek op pleisterwerk t Binnenpleisterprofielen bestaan meestal uit thermisch verzinkt staal. Het profiel dient als geleider voor het pleisterwerk.
Versnijden van de profielen t Om een profiel te versnijden gebruiken we een zinkschaar. t Eerst maken we het profiel op maat. t Het profiel op de foto hieronder wordt gebruikt voor muren die voorzien worden van pleistergips. t We versnijden het met een zinkschaar t Belangrijk is de haakse stand van het bekken van de schaar ten opzichte van het profiel.
t We knippen de beide vleugels van het profiel schuin tot aan de neus.
96
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren t We scharnieren het profiel tot het breekt. t Als er een verticaal profiel wordt geplaatst tussen het plafond en de vloer, zorgen we ervoor dat het profiel tegen het plafond aansluit en dat het onderaan een beetje van de grond blijft. Zo gaan we spanningsverschillen tegen die er anders achteraf toe kunnen leiden dat de bezetting afscheurt. t Als het profiel tegen de vloer geplaatst zou zijn en lang onderhevig zou zijn aan vocht, zou het op termijn kunnen roesten.
t Als er meerdere profielen moeten samenkomen, laten we ze goed tegen elkaar aansluiten en zorgen we ervoor dat ze gelijk zitten.
97
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.2
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Plamuren Het plaatsen van de profielen Bij grote gebreken worden de slechte delen bepleisterd met pleistergips. Meestal wordt daarvoor een beroep gedaan op een stukadoor. Sommige schilders doen dit echter zelf.
Opgelet Haaks profiel
Het nadeel van het herstellen met pleistergips is dat er nadien niet onmiddellijk verder op afgewerkt kan worden. De vochtigheidsgraad is nog te hoog en de alkaliteit (zuurtegraad) is nog niet neutraal.
Pleistergips heeft een langere droogtijd nodig. De droogtijd is afhankelijk van de geplaatste dikte, de omgevingstemperatuur en de relatievochtigheid in de ruimte. t Bij kleine herstellingen kunnen we eventueel gebruik maken van een vulmiddel in poedervorm om de profielen te positioneren. Als de profielen vast genoeg staan, kunnen we het vulmiddel gebruiken om alles terug op te vullen en te laten aansluiten op het bestaande pleisterwerk.
Loodrecht profiel
Waterpas profiel
98
t We zorgen ervoor dat de profielen, afhankelijk van het soort buitenhoek dat hersteld moet worden, haaks, loodrecht of waterpas komen te staan.
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Plamuren t We plaatsen voldoende specie op de buitenhoek (ongeveer elke 50 cm). t We duwen het profiel in de natte specie. t We verwijderen het teveel aan specie dat buiten het profiel komt en positioneren het profiel met het waterpas. t We zorgen dat de twee zijden van het profiel loodrecht komen te staan (afhankelijk van de constructie). t We controleren met een rei of de neus van het profiel gelijk zit met het nog bestaande pleisterwerk.
t De libel van het waterpas moet tussen de streepjes blijven staan.
t We brengen het product aan op een pleisterspaan en verwerken het op het te herstellen oppervlak. t Nadien vlakken we het uit met een vlakspatel. Daarbij gebruiken we de profielneus en het nog bestaande pleisterwerk als geleider. t We laten het geheel goed drogen. t Het is de bedoeling dat we de herstelling met zo weinig mogelijk bewerkingen tot een goed einde brengen. t Waar nodig plamuren we na de droging bij. t Bij het herstellen houden we rekening met de basisprincipes.
99
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.3
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) Wanneer en waarom? t Er bestaan verschillende soorten geprefabriceerde platen die gebruikt kunnen worden om wanden en plafonds te maken. t Ook een schilder zal deze platen soms moeten afwerken. t We zorgen dat we voor de aanvang van de werken voldoende geïnformeerd zijn over het materiaal, zodat we weten op welke manier we de materialen moeten behandelen. t Sommige platen zijn sterk inzuigende ondergronden en zullen dus ook voorzien moeten worden van een voorstrijk. t Naargelang van het merk en het soort materiaal kunnen de afwerkingsproducten verschillen. t Voor het plaatsen van lichte wanden en plafonds zijn uitvoeringstoleranties en afwerkingsgraden vooropgesteld. Deze uitvoeringstoleranties en afwerkingsgraden vinden we bij het WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf ) onder TV 232 (Technische Voorlichting verlaagde plafonds) en TV 233 (Technische Voorlichting lichte wanden). t We zorgen dat er duidelijk in het contract staat welke afwerkingsgraad er voorzien zal worden om latere discussies te vermijden. t Als de schilder de wanden en plafonds behandelt, begint zijn verantwoordelijkheid. Hij heeft later weinig verhaal als blijkt dat de muren en plafonds niet op een juiste manier tot stand zijn gekomen. t We zorgen voor een gunstig klimaat. t De omgevingstemperatuur en relatieve luchtvochtigheid moeten dezelfde zijn als de temperatuur en vochtigheid die later ook in de ruimtes aanwezig zullen zijn. t Te grote schommelingen kunnen leiden tot spanningsverschillen, met scheurvorming tot gevolg.
100
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) Welke producten? t Onder lichte wanden verstaan we onder andere gipsplaten, gipsvezelplaten, cementgebonden vochtwerende platen, … t Er zijn veel verschillende assortimenten, allemaal met specifieke eigenschappen en afmetingen. t Onder eigenschappen verstaan we onder andere de waterwerende kwaliteit, platen die al voorzien kunnen zijn van isolatie, platen met afgeschuinde kanten, gipsvezelplaten die ontstaan zijn uit een proces van gips en cellulosevezels, platen met schimmelwerende eigenschappen, … Gereedschappen t Pleisterspaan t Plamuurmes, gipsplatenmes of Amerikaans plamuurmes t Vlakspatel
Werkmethode De te behandelen ondergrond controleren t Als schilder hebben we kennis genomen van de TV’s en weten we op welke manier deze controle uitgevoerd kan worden vooraleer er met de afwerking van start gegaan kan worden. We hebben ook weet van de verschillende afwerkingsgraden. t We verwijderen losse delen (bv. karton aan gipsplaten dat los zit). t Als het materiaal is vastgeschroefd, zorgen we dat de schroeven voldoende diep in het materiaal verzonken zitten. t De schroefmachine van plaatsers is voorzien van een speciale kop die er automatisch voor zorgt dat de schroeven een tweetal millimeter verzonken zitten in het plaatmateriaal. Versterken van buitenhoeken t Buitenhoeken kunnen met verschillende materialen verstevigd worden. t Welke materialen gebruikt worden, hangt af van de afspraken tussen de plaatser en de opdrachtgever. Als er een architect is aangesproken, zal de afwerking bepaald zijn in het lastenboek. t De keuze hangt ook af van waar de binnenhoek zich bevindt. t Als er zwaar loopverkeer is, zullen de sterkste materialen voorzien worden. 101
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.3
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) Afwerkingsprofiel uit thermisch verzinkt staal t Afwerkingsprofiel met volle afgeronde hoek en mazen voor rechte buitenhoeken (90°). Afmeting t Breedte: 32 mm, lengte: 2500 mm of 3000 mm. Verwerking t Het profiel kan aangebracht worden met een nietjesmachine. We controleren met het waterpas (afhankelijk van waar het profiel geplaatst moet worden). t Het profiel kan ook bevestigd worden met een Clinchon-systeem. t We houden de Clinch-on op het profiel en slaan met een rubberen hamer op het uiteinde. t Binnen in de Clinch-on zitten twee mesjes, die ervoor zorgen dat de mazen van het profiel langs de beide kanten in de plaat gedrukt worden. t We herhalen dit over de lengte van het profiel tot het stevig vasthangt. Afwerking t Dit profiel is het sterkste profiel. t Het nadeel is dat de neus van het profiel verder naar buiten steekt. t Om dit dikteverschil weg te werken zal er uiteindelijk uitgevlakt moeten worden over een breedte van ongeveer 1 meter. Bij scheerlicht of bij een bepaalde glansgraad zou een slecht behandelde buitenhoek kunnen opvallen. t We behandelen met het gepaste vulmiddel dat de fabrikant aanbeveelt. t We gebruiken een pleisterspaan om het vulmiddel aan te brengen op het oppervlak. t We verdelen het vulmiddel en vlakken na met een vlakspatel die breed genoeg is. t Er zijn ook kant-en-klare producten op de markt die een vullend vermogen hebben. Die producten kunnen gebruikt worden voor de volgende laag en voor de afwerkingslaag.
102
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) Papierband met metalen strips t Geperforeerde papierband waarop twee verzinkte stalen strips gehecht zijn. t Kan onder een willekeurige hoek geplaatst worden. Afmetingen t Afhankelijk van het merk kan een rol tot 30 meter papierband bevatten. t De breedte kan variëren van 50 mm tot 53 mm, ook afhankelijk van het merk. Verwerking t We meten de te plaatsen lengte. t We knippen de band schuin door met een zinkschaar. t We rechten de papierband op voorhand op een vlak oppervlak om het papier mooi in een rechte lijn te krijgen. We zorgen dat de metalen strip zich langs de binnenkant bevindt. t We plooien de band dubbel en zorgen dat de hoek kleiner is dan de hoek die uiteindelijk bekomen moet worden. Zo vermijden we dat het papier tijdens het plaatsen zou openspringen. t We brengen het voorgeschreven vulmiddel aan op de buitenhoek. t We drukken de papierband in het nog natte vulmiddel met de stalen strips naar binnen gericht. Dit doen we met de nodige voorzichtigheid: als we te veel druk zetten met onze vingers, drukken we de metalen strips in. t We verwijderen het overtollige product met een plamuurmes. t Na de droging werken we af met een gepaste afwerkingslaag.
103
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.3
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) Flexibele banden t Er bestaan ook flexibele wapeningsbanden voor hoekafwerking. t Deze banden zijn opgebouwd uit een copolymeerkern op een met latex verzadigde ondergrond. t Ze kunnen onder elke gewenste hoek geplooid worden. Afmetingen t Breedte: 41,40 mm t Lengte: 30 m
Verwerking t We snijden de band op maat af met een cuttermes. t We plooien hem dubbel met de t kunststofstrip naar binnen. t We zorgen dat de hoek kleiner is dan de hoek die uiteindelijk bekomen moet worden. Zo vermijden we dat de band tijdens het plaatsen zou openspringen.
t We brengen het gepaste vulmiddel aan op de buitenhoek. t We drukken de band in het nog natte vulmiddel.
104
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) t We halen het overtollige vulmiddel weg met een plamuurmes.
t We drukken aan met een buitenhoekroller. Die is speciaal ontwikkeld voor deze flexibele banden. t We verwijderen het overtollige vulmiddel dat onder de band vandaan komt.
Flexibele buitenhoeken t Deze gebogen buitenhoeken zijn vervaardigd uit wit pvc. t Ze worden vastgeniet. t Er bestaan ook flexibele buitenhoeken uit copolymeer op een met latex verzadigde papierkern. t De buitenhoeken uit polymeer worden in het vulmiddel geduwd, zoals hierboven besproken is. t We rollen na met de buitenhoekroller en nemen de overtollige plamuur weg met het plamuurmes. Afmetingen van gebogen pvc buitenhoeken t Bestaan onder andere in een breedte van 25 mm met een lengte van 30 meter (afhankelijk van het merk). Afwerking t We behandelen met een gepast vulmiddel. t In één of twee bewerkingen werken we af met een afwerkingsproduct. 105
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.3
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) Andere profielen t Verder bestaan er nog stopprofielen, dilatatieprofielen (om het uitzetten en krimpen van verschillende materialen, ook wel de werking genoemd, op te vangen).
Voegbanden t Ook de binnenhoeken zullen op een gepaste wijze behandeld moeten worden. t Afhankelijk van de omstandigheden kan dit gebeuren met een papieren voegband, een voegband uit copolymeer op een met latex verzadigde papierkern of een papierband met een metalen strip. In sommige gevallen zal een elastische voeg aangebracht worden.
Haakse binnenhoek (90°) t Als we een geperforeerde papieren band gebruiken, voorzien we eerst de binnenhoek van een gepast vulmiddel.
t De band is al voorgevouwen. We nemen de juiste lengte en plooien hem voorzichtig in het midden door, zodat het gemakkelijker is om hem nadien goed in de hoek te plaatsen. t We drukken de papierband in het nog natte vulmiddel. t We zorgen dat het midden van de band mooi in de hoek komt.
106
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) t We wrijven voorzichtig met een plamuurmes in de binnenhoek om de band goed op zijn plaats te duwen. t We verwijderen het overtollige vulmiddel met het plamuurmes. t We laten alles voldoende drogen om daarna af te werken met het gepaste afwerkingsproduct. t Hiervoor kan ook copolymeer op een met latex verzadigde papierkern gebruikt worden. De plaatsing gebeurt op dezelfde manier. t Voor de plaatsing van deze band kunnen we een binnenhoekroller gebruiken.
Niet-haakse binnenhoek t Voor een niet-haakse binnenhoek kunnen we een papierband met een metalen strip gebruiken. t De constructie voor niet-haakse binnenhoeken is anders dan voor haakse binnenhoeken. t De metalen strip zal zorgen voor een mooiere binnenhoek als de wanden of plafonds in de hoeken niet goed aansluiten. t Ook een voegband uit copolymeer op een met latex verzadigde papierkern kan hiervoor gebruikt worden. t De plaatsing gebeurt weer op dezelfde manier als hierboven besproken.
Aansluitingen tegen andere materialen in de binnenhoek t Als de platen in de binnenhoek aansluiten tegen andere materialen (bv. een gepleisterde stenen muur), kunnen we een elastische voegkit voorzien als de voeg tussen de plaat en de muur over de volledige lengte niet meer bedraagt dan 3 mm. t Als de afstand groter is, moet eerst opnieuw een papieren band voorzien worden. t Die band loopt dan niet door in de hoek, maar stopt in de hoek. t We werken de band af. Later voorzien we in de hoek nog een elastische voeg. t Met later wordt bedoeld na de eerste verflaag, wanneer er geen sprake meer is van statisch stof.
107
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.3
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) Aansluitingen tegen andere materialen op hetzelfde wand- of plafonddeel t Soms sluit een lichte wand aan op een ander materiaal. Soms moet een bestaande deuropening in een stenen bepleisterde muur ook dichtgemaakt worden. t Hiervoor wordt soms gebruik gemaakt van een lichte wand. t Om scheuren tussen de twee materialen te vermijden kunnen we ook een papieren band gebruiken.
Afwerken van afgeschuinde kanten t Sommige platen zijn voorzien van afgeschuinde kanten. Dit kan zowel links als rechts van de lengterichting zijn. Een plaat kan ook aan de vier kanten afgeschuind zijn. t Deze platen worden vooral gebruikt in ruimtes waarvan de hoogte groter is dan de plaat of voor plafonds. t De bedoeling van de afgeschuinde kanten is om een glad oppervlak te verkrijgen na het opvullen en afwerken van de voegen. t Voor de voegen worden opgevoegd, brengen we eerst weer een voegband aan. Deze voegband kan een papieren band zijn. t Voor deze voegen kunnen we ook gebruik maken van een voegband uit glasvezel met open mazen, die langs één zijde zelfklevend is. Het voordeel daarvan is dat we de afgeschuinde kant onmiddellijk gelijk met de plaat kunnen uitvlakken wanneer we de naden van de afgeschuinde kant voorzien van een band. t Bij een papieren band mag dat niet. Wanneer we een papieren band in de voegpasta gedrukt hebben, mogen we er niet onmiddellijk over plamuren. Dat zou immers tot blaasvorming kunnen leiden omdat de voegpasta onder de band nog niet uitgedroogd is. t We maken het vulmiddel aan volgens de voorschriften. Bij grote hoeveelheden gebruiken we een mixer.
108
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Lichte wanden en plafonds (gipsplaten) t Met een plamuurmes leggen we voldoende vulmiddel op de pleisterspaan. t Vervolgens nemen we met het plamuurmes het nodige vulmiddel van de pleisterspaan en brengen we het aan op het oppervlak. t We vullen de afgeschuinde kant op met het plamuurmes. t Als de wanden en het plafond niet volledig in lijn staan, is het mogelijk dat een deel van het vulmiddel buiten de afgeschuinde kant valt.
t Als alles voldoende is uitgedroogd, werken we in één of twee bewerkingen af met een gepast afwerkingsproduct. Welk product we gebruiken, hangt af van de gevraagde afwerking en de staat waarin de wanden of plafonds zich bevinden. t De afwerking kan gebeuren met een pleisterspaan. t Het product kan ook met een pleisterspaan aangebracht worden en verder uitgevlakt worden met een vlakspatel. t We plamuren de afwerkingslaag ongeveer 30 cm breed uit. t Als er een tweede laag aangebracht moet worden, mag dit ongeveer 40 cm zijn. Zo verkrijgen we een mooi vlak. t Bij de hoogste afwerkingsgraad zal het volledige oppervlak uitgeplamuurd worden.
109
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
IV.4
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
Bewapening Wanneer en waarom? t Pleisters op binnenmuren en plafonds kunnen barsten en scheuren vertonen. t Dikwijls is dit fenomeen een gevolg van het verschil in uitzetting en krimp tussen verschillende bouwmaterialen die aan elkaar aansluiten. Denk maar aan het verschil in uitzetting tussen hout en ijzer of het krimpen van hout ten opzichte van steen. t Op de markt zijn verschillende producten beschikbaar die professionele schilders kunnen helpen bij het herstellen en behandelen van barsten en scheuren. Naast de traditionele vulmiddelen en plamuren bestaan er ook schildersvliezen om muren of plafonds te wapenen. t Het doel van zulke vliezen is in eerste plaats de ondergrond versterken. Verder kunnen ze barsten overbruggen.
Soorten vliezen Schildersdoek t Schildersdoek is gemaakt van linnen of katoen. Kunstenaars gebruiken het al eeuwenlang voor het opspannen op spieramen. Professionele huisschilders gebruiken dit fijngeweven doek om op muren en plafonds te lijmen. t Het is sterk. t Het is kamerhoog en bestaat in een voorgeschilderde versie. t Het is niet zo gemakkelijk om te plaatsen, arbeidsintensief en duur. t De uitstraling is decoratief en luxueus. Glasvezelvlies t Glasvezelvlies bestaat voor 100% uit glasvezels, die gladgeperst zijn. t Het is gemakkelijk te plaatsen, maar moeilijk te verwijderen. t Het is het minst sterke soort vlies. t Het kan irriterend zijn voor de huid bij de plaatsing. t Oorspronkelijk werd dit soort vlies na de plaatsing volledig uitgeplamuurd. Er zijn schilders die rechtstreeks op het gelijmde vlies schilderen.
110
IV. STOPPEN EN PLAMUREN WERKWIJZE
IV.4
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Bewapening Non-woven vlies Geweven polyamidevlies (nylon) of polyestervlies (trevira) t Dit is een uit kunststof geweven vlies dat dient voor de plaatselijke wapening van barsten. t Het vlies is zeer sterk. t Het bestaat in banden van verschillende breedtes. t Het wordt onder andere gebruikt om voegen van gipsplaten te wapenen.
Gereedschappen t t t t t t
Plooimeter en potlood, schietlood Breekmes en reservemesjes, behangschaar Snijlat Behangspatel Rol en borstel Lijm
Praktijk Algemene voorbereiding t De fabrikanten van de diverse vliezen benadrukken de ‘barstoverbruggende’ eigenschappen van hun vliezen. De meeste vliezen laten zich inderdaad mooi over barsten spannen. t Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat we bij de voorbereiding van het ‘te bevliezen oppervlak’ voldoende zorg moeten besteden aan het vullen van de barsten. Als we dit aspect van onze voorbereiding zouden verwaarlozen of achterwege laten, is de kans zeer reëel dat de barsten zich na verloop van tijd gaan aftekenen aan de zichtbare zijde van het vlies. Als we te maken hebben met bouwdynamische scheuren, zal het vlies deze krachten niet kunnen opvangen en rekken, scheuren of blazen vormen.
Plaatsen van bewapening (vlies) t Deze materie wordt uitvoerig behandeld in het gedeelte ‘behangen’.
111
112
V. SCHILDEREN
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
V. SCHILDEREN V.1
Grondlagen De grondlaag kan verschillen in functie van de ondergrond. Meer informatie over de gepaste grondlagen is te vinden in het hoofdstuk ‘Wat een schilder op voorhand moet weten’. Deze producten moeten aangebracht worden met aangepast materiaal. Raadpleeg hiervoor de technische fiches van de fabrikant. Respecteer altijd de droogtijd van de verf. De verf moet voldoende droog zijn voor we ze mogen overschilderen. Raadpleeg bij twijfel de technische fiches van de fabrikant.
V.2
Schilderen van plafonds V.2.1
Algemeen
t Een plafond schilderen is een onderdeel waar voldoende aandacht aan besteed moet worden. In de meeste gevallen valt er op een plafond meer licht dan op wanden, vooral scheerlicht. Dat licht kan zowel zonlicht als kunstlicht zijn. t Bij muren kan slecht schilderwerk nog verdoezeld worden door er bv. meubels of kaders voor te plaatsen. Een plafond blijft meestal echter een leeg vlak. t Het is de taak van de schilder om een juiste methode toe te passen om zo een mooi egaal oppervlak te bekomen. t We zorgen dat we voor de aanvang van het werk weten over welke verf het gaat, zodat we weten welke rol en borstel we moeten gebruiken om een juiste laagdikte te bekomen. t We houden rekening met de toestand van de ondergrond en lezen de verwerkingsvoorschriften van het product. t Als we een plafond schilderen, proberen we rekening te houden met de grootste lichtinval die binnenkomt (zie tekening op de volgende pagina, blauwe lijn). t We beginnen te werken van het licht weg. De laatste rolbeweging die we uitvoeren, is naar het licht toe. Zo vermijden we schaduwen. Als we achteraan in de ruimte gaan staan met ons gezicht naar het licht toe en we naar het plafond kijken, loopt de rolstructuur mee met het licht.
113
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
V.2
V. SCHILDEREN
Schilderen van plafonds t We houden de rolbeugel bij het afwerken altijd in dezelfde richting. Als we de beugel tijdens het afwerken zouden draaien, kunnen we een verschil in rolstructuur krijgen. Dit hangt vooral af van het soort vezel dat op de rol zit en hoe lang die is. Dit verschil kan zich bij om het even welke glans aftekenen. Hoe meer glans, hoe groter de kans dat het zou opvallen. t Rechthoekige vlakken worden geschilderd over de kortste zijde. t We proberen het oppervlak in de mate van het mogelijke in gelijke vlakken te verdelen. t Op deze tekening is een voorbeeld van volgorde weergegeven van de vlakken die geschilderd moeten worden. In dit voorbeeld wordt van links vertrokken. t We maken de vlakken niet te groot. t We zouden ook rechts (3) kunnen vertrekken. De volgorde van de vlakken is dan het spiegelbeeld van dit voorbeeld. Hier moeten we er geen rekening mee houden of we rechts- of linkshandig zijn, want we werken toch boven ons hoofd. t De bedoeling is dat we vanaf een ladder een vlak schilderen zonder ons te moeten rekken en zonder dat we onze rug te veel moet draaien. We staan dus op een comfortabele hoogte, zodat onze rug en nek niet te veel belast worden. t In plaats van de rug te draaien is het beter dat we ons volledige lichaam laten meedraaien in de richting waarin we aan het werken zijn. We verplaatsen de ladder zo dat we telkens een vlak van dezelfde grootte kunnen schilderen. t De vlakken mogen in geen geval te groot zijn, want het is de bedoeling dat ze uiteindelijk onzichtbaar bij elkaar aansluiten. Ze moeten dus nat in elkaar verwerkt worden. t Als dat niet gebeurt, ontstaat zogenaamde ‘lassen’. Waar de vlakken elkaar raken, is de structuur iets grover en kan een matter uitzicht ontstaan. t Men spreekt ook wel van aanzwelling. Dit komt omdat bij het in elkaar werken van de vlakken het vorige vlak al aan het aandrogen was en we aan de aansluiting een overlapping krijgen. Er komen dus op korte tijd twee lagen over elkaar te liggen terwijl de verwerkingsvoorschriften afhankelijk van het product voorschrijven dat er een aantal uren moeten voorbijgaan vooraleer we mogen overschilderen. t Voor een betere verfopname aan de rol kunnen we in het begin eventueel de rol even bevochtigen.
114
V. SCHILDEREN
V.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schilderen van plafonds Gereedschappen t Verfborstels t Rollen t Spuitapparatuur
V.2.2
Praktijk
t In de praktijk gebruiken verschillende schilders vaak verschillende technieken om muren en plafonds te schilderen. t De basistechniek die hier besproken wordt, is één van de mogelijkheden om een plafond op een juiste manier te schilderen. Er is voor deze techniek gekozen omdat hij zonder grote wijzigingen aan de basistechniek ook bruikbaar is om andere oppervlakken te schilderen. Er kan dus verdergebouwd worden op dit systeem zonder dat we in een andere situatie telkens weer een volledig nieuw systeem moeten toepassen. t We lijnen eerst het deel af langs de kant van het vlak dat we gaan schilderen (zie rode belijning op de tekening). t We nemen de rol en dompelen de vezels in de verf. We laten de rol goed ronddraaien op het afstrijkraster, zodat de vezels voldoende voorzien zijn van verf. t We zetten de rol aan, langs de kant en in het midden van het vlak (zie verfrol op de tekening). t We verdelen de verf eerst in de lengterichting. t We duwen niet op de rol. Als we op de rol moeten duwen om de verf aan het plafond te krijgen, hangt er te weinig verf aan de rol. We voorzien de rol dus van voldoende verf.
115
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
V.2
V. SCHILDEREN
Schilderen van plafonds t Nadat we de verf in de lengterichting hebben aangebracht, verdelen we de verf in de breedterichting. t We brengen dus geen extra verf meer aan. t Als de verf gekruist wordt, zorgen we ervoor dat we in de breedterichting niet buiten het vlak komen (paarse stippellijn). Als we in de breedterichting banden buiten het vlak zouden doortrekken, zouden die voorzien zijn van weinig verf en zouden we dus een verfspoor krijgen dat zeer snel opdroogt. Wanneer we het blok daarnaast inschilderen, zou dat verfspoor al droog zijn en zouden we dus eigenlijk twee lagen op elkaar schilderen, wat niet mag. Bovendien zou dit verfspoor in de verkeerde richting staan, want zoals al aangehaald, rollen we op het einde in de richting van het licht (blauwe lijn). De structuur die in de andere richting zou staan, zou kunnen opvallen als er licht op schijnt of als de oppervlakte voorzien is van een bepaalde glansgraad. t Bij het kruisen in de breedterichting mogen we aan de andere kant (groene stippellijn op de tekening) wel een beetje buiten het vlak rollen (een vijftal centimeter). Zo laten we de verf daar al een beetje uitvloeien en vermijden we een dikte omdat het volgende vlak dat gekruist zal worden, het vlak is dat langs de paarse lijn loopt. Wanneer het derde vlak dat aansluit op de groene stippellijn, gekruist wordt, kan die dikte al gedeeltelijk aangedroogd zijn en krijgen we ze niet meer weg.
116
V. SCHILDEREN
V.2
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schilderen van plafonds t De laatste rolbeweging maken we naar het licht toe (blauwe lijn). t We beginnen af te werken langs de kant waar we eerst hebben afgelijnd (rode lijn), want daar zal de verf al beginnen aan te drogen. t We rollen weer een beetje buiten de groene lijn (een vijftal centimeter). Zo loopt de structuur in dezelfde richting en vloeit de verf uit, zodat we diktes vermijden. t We rollen een beetje over de paarse lijn (een vijftal centimeter). De rolstructuur staat over het volledige geschilderde vlak in dezelfde richting en vloeit ook uit aan de paarse lijn. Zo vermijden we weer diktes, want ten slotte gaan we nu het vlak ernaast eerst weer aflijnen. t Bij het schilderen van de volgende vlakken passen we dezelfde werkmethode toe, zoals eerder beschreven. t Wanneer we het tweede vlak inrollen, zorgen we ervoor dat we tegen het eerste vlak aansluiten (aan de paarse lijn). Pas bij de laatste rolbeweging naar het licht toe sluiten we het tweede vlak bij het eerste aan. We rollen niet te veel in het eerste vlak (ongeveer 10 cm), want dit is aan het aandrogen. t Vervolgens werken we het plafond volledig af. Daarbji houden we rekening met de basisprincipes die hier beschreven zijn. t Op werven kunnen we met nog andere situaties geconfronteerd worden, situaties waarbij we niet altijd van het licht weg kunnen werken omdat de grootste lichtinval in sommige ruimtes langs de lengterichting van de kamer binnenkomt (blauwe lijn). Voor grote ruimtes is het dan natuurlijk moeilijk om van het licht weg te werken, zeker als we alleen werken. Met twee personen om het plafond te schilderen, zou dit eventueel wel lukken, afhankelijk van de lengte van het te schilderen oppervlak. We mogen niet vergeten dat we ook met zijn tweeën de vlakken nog altijd nat in elkaar moeten werken. We beginnen dan elk van een kant naar elkaar toe te werken (zie voorbeeld). t We houden rekening met het optische zicht. We kijken hoe mensen de kamer binnenkomen en beslissen op basis daarvan wat de beste en de snelste manier is om het plafond af te werken.
117
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
V.3
V. SCHILDEREN
Schilderen van muren V.3.1
Algemeen
t Zoals beschreven in het onderdeel ‘plafonds’, zorgen we ook hier dat we voor de aanvang van het werk weten over welke verf het gaat, zodat we weten welke rol en borstel we moeten gebruiken om een juiste laagdikte te bekomen. t We houden ook hier rekening met de toestand van de ondergrond. t We lezen de verwerkingsvoorschriften van het product.
Gereedschappen Normaal gezien zijn dit dezelfde gereedschappen als voor het schilderen van plafonds: t Verfborstels t Rollen t Spuitapparatuur
118
V. SCHILDEREN
V.3
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schilderen van muren V.3.2
Praktijk
t Waar er wordt begonnen met het schilderen van een muur, hangt ervan af of de schilder links- of rechtshandig is. t Als we als rechtshandige schilder met ons gezicht naar de muur staan, zullen we rechts in de hoek beginnen en zo de muur naar links afwerken. t We plaatsen het trapje zo dat we tijdens het rollen van de muur de volledige vrijheid van werken hebben en het trapje geen hindernis vormt. t Het trapje staat naar de werkrichting geplaatst, zodat de verfemmer, die erop staat, gemakkelijk bereikbaar is. t We schilderen het deel over de kortste lengte en werken zo naar de langste lengte toe, zodat we nat in nat kunnen werken. t Wanneer we muren van ongeveer 2,50 m hoog schilderen, kunnen we zoals in het voorbeeld het bovenste vlak tot onder de helft schilderen (groene lijn). t De beide vlakken komen dan samen onder het gezichtsveld. Daardoor is er minder kans dat de schilder afgerekend wordt op zijn werk wanneer de vlakken niet goed in elkaar vloeien. t Het is nog altijd de bedoeling dat er een egaal oppervlak verkregen wordt, ongeacht de methode die de schilder toepast. t De verdeling van het in te rollen vlak is dezelfde als in het onderdeel ‘plafonds’. Hier zal de laatste rolbeweging naar boven zijn. t Bij het schilderen van het onderste vlak zal er op het einde ook naar boven ingerold worden. De rolstructuur loopt nu overal in dezelfde richting. t Als er zich aan de muur dagkanten bevinden, worden die eerst geschilderd (dagkanten = muurdelen die aansluit aan het vensterraam of de deur). t We schilderen dus altijd eerst de delen die uit het zicht vallen en dan de delen die in het zicht vallen.
119
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
V.4
V. SCHILDEREN
Werken met verschillende kleuren V.4.1
Algemeen
t In sommige kamers zal gebruik gemaakt worden van een combinatie van verschillende kleuren. Die combinatie van kleuren zal ervoor zorgen dat er accenten worden gelegd. t De scheiding van verschillende kleuren kan zowel in binnenhoeken en buitenhoeken als op een vlak zelf gemaakt worden. t Muren en plafonds die voorzien zijn van sierlijsten en ornamenten, kunnen op hun beurt in een bepaalde kleur geschilderd worden. t Het gebruik van de juiste plakband is zeer belangrijk.
V.4.2
Praktijk
Afplakken van een binnenhoek t We plaatsen de plakband ongeveer 2 mm van de hoek. t We kleven plakband nooit in de hoek zelf. Een binnenhoek is niet overal even scherp. Als de ondergrond al vaak behandeld is, kunnen er in de binnenhoek kleine rondingen ontstaan. We houden vooral rekening met het optische zicht, zodat we bij het verwijderen van de plakband een mooie rechte lijn bekomen.
120
V. SCHILDEREN
V.4
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Werken met verschillende kleuren t Sommige schilders brengen na het kleven van de plakband een fijne elastische voeg aan om de scheiding tussen de muur en de kant van de plakband af te sluiten. Zo voorkomen ze dat er verf tussen de plakband vloeit. t Als we dit toepassen, mogen we niet te veel kit op de plakband laten komen. t Een andere methode is de plakband dichtschilderen met de afgeplakte kleur.
t We wrijven na met een vochtig penseeltje en/of een vinger, zodat de kit mooi in de diepte verzonken wordt.
t We schilderen het oppervlak. t Na het schilderen verwijderen we onmiddellijk de plakband om schade aan het oppervlak te voorkomen. We doen dit met de nodige voorzichtigheid en trekken hem min of meer schuin weg van het oppervlak.
121
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
V.4
V. SCHILDEREN
Werken met verschillende kleuren Afplakken van een buitenhoek t We schilderen eerst de eerste kleur (groen in dit geval) een beetje door over de scheidingsrand. t Na het drogen kleven we de geschilderde delen af. t Muren hebben meestel een lichte rolstructuur. Daarom is het belangrijk de plakband goed aan te drukken om te vermijden dat er verf tussen kan vloeien. t We verwijderen de plakband.
Sommige schilders kiezen voor een andere werkwijze. t Ze plakken de nog te schilderen muur af en laten een opening van ongeveer 2 mm. t Ze schilderen eerst met diezelfde kleur (groen in dit geval) de rand van de plakband dicht. Afhankelijk van de rolstructuur die zich op de muur bevindt, is het niet altijd te vermijden dat er toch nog verf tussen de rand van de plakband vloeit. In dit geval vloeit dezelfde kleur tussen de plakband en sluit hij ook de rand van de plakband af. t Ze halen vervolgens de rechtse plakband weg en wachten tot de bijgeschilderde kant droog is om de lichtere kleur te schilderen. t Ten slotte verwijderen ze voorzichtig de plakband. t Deze werkwijze vraagt meer tijd, maar het resultaat is een mooie scherpe lijn. Deze manier van werken kan ook gebruikt worden als er verschillende kleuren gebruikt worden op één muurdeel.
122
V. SCHILDEREN
V.5
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schilderen van een kamer met sierlijsten Het verfsysteem is bepaald en het schilderen kan beginnen.
Volgorde van werken We proberen in de mate van het mogelijke een logische werkvolgorde te respecteren en denken altijd goed na over de situatie voor we beginnen. Basisprincipes veranderen niet, maar situaties wel. 1. Eerst schilderen we het plafond. We stoppen in de hoek waar de sierlijst begint. Het kleine kantje van de sierlijst dat het plafond raakt, schilderen we niet mee. In projectwerk wordt dit dikwijls wel gedaan om sneller te werken, maar esthetisch is dit niet verantwoord. Het doet afbreuk aan de schoonheid van de lijst. 2. Wanneer het plafond geschilderd is, schilderen we de lijsten. › We schilderen eerst de plafondlijst. › Voor het schilderen van de lijsten in de eerste laag kunnen we de verf tot in de hoek aflijnen. Dit hoeft bij de eerste laag nog niet perfect te zijn. › Naargelang van de situatie van de ondergrond, het soort verf of het gemak kunnen we ook kiezen om plakband te plaatsen. Afplakken kunnen we ook doen om sneller te kunnen werken. › Watergedragen verven laten zich moeilijker aflijnen, want snelheid en een juiste laagdikte zijn belangrijk. De verwerkingstijd is korter dan bij synthetische verven. Afplakken is hier aangewezen. › We schilderen vervolgens de lijst van de bovenkader. › Daarna kunnen we de muurlijst schilderen. › Nadien schilderen we de lijstjes van de kleine kaders. › Als laatste schilderen we de plint. › Alle lijsten zijn nu geschilderd en we hebben van boven naar onderen gewerkt. Zo hebben we ook vermeden dat we in ons eigen werk gaan hangen.
123
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
V.5
V. SCHILDEREN
Schilderen van een kamer met sierlijsten 3. Vervolgens schilderen we bovenaan de buitenste muurdelen rond de grote kader. Deze delen worden ook wel de buitenspiegel genoemd. Ook hier maken we weer de keuze tussen aflijnen of afplakken. 4. We schilderen bovenaan het binnenste muurdeel, ook wel de binnenspiegel genoemd. Het is ook mogelijk om eerst de binnenspiegel en dan de buitenspiegel te schilderen, maar het oppervlak van de binnenspiegel is hier groter, waardoor ook de kans op schade veel groter wordt omdat we ons als schilder nog rond de binnenspiegel moeten verplaatsen om het buitenste deel te schilderen. Een goede vakman kan met de beide situaties overweg. 5. We schilderen onderaan de buitenspiegel. 6. Nadien schilderen we de binnenspiegels. Ook hier kunnen we de situatie omdraaien, aangezien het hier gaat om kleinere binnenspiegels. We moeten wel proberen om een beetje uniformiteit te krijgen in het werk en zo mogelijk hetzelfde systeem aan te houden.
124
V. SCHILDEREN
V.5
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Schilderen van een kamer met sierlijsten 7. Nadat alle voorbereidingen gemaakt zijn, kunnen we de tweede laag schilderen. De volgorde van werken is dezelfde als bij de eerste laag. Eerst schilderen we het plafond en vervolgens volgen we hetzelfde stappenplan. › We kunnen de lijsten afplakken vooraleer we de muurdelen schilderen. Aflijnen kan ook, maar vraagt meer tijd en bij een hogere afwerkingsgraad moet de aflijning zo perfect mogelijk zijn. › De gelakte ondergrond (lijsten) is sterker om af te plakken dan de muren. Daarom schilderen we beter eerst de lijsten en dan pas de muurdelen. Op natte en droge bepleistering kunnen we de ondergrond sneller beschadigen bij het verwijderen van de plakband. › Als we op lijsten afplakken, zullen we een betere lijn verkrijgen omdat de ondergrond van lakwerk strakker en minder gestructureerd is dan een muur. › Het optische zicht is ook beter als de kleur van de muren 2 mm doorloopt op de lijsten. Als de lijsten, zoals in de tekening, een lichte kleur hebben en we die 2 mm op de muur laten doorlopen, lijkt het alsof we te vroeg voor de lijsten gestopt zijn met de kleur van de muren. › We verwijderen telkens de plakband na ieder deel dat is afgewerkt. › Als er verf onder de plakband is gevloeid, kunnen we die misschien nog verwijderen terwijl ze nog nat is. Er is ook minder kans dat we schade toebrengen aan de delen die al geschilderd zijn.
125
126
VI. MEEST VOORKOMENDE GEBREKEN EN CONSTRUCTIEFOUTEN
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VI. MEEST VOORKOMENDE GEBREKEN EN CONSTRUCTIEFOUTEN VI.1
Optrekkend grondvocht Optrekkend grondvocht kan veroorzaakt worden door vochtinfiltratie, onvoldoende grondwaterisolatie of een beschadiging van het waterkeringsmembraan. Optrekkend grondvocht beperkt zich tot een hoogte van ongeveer van 120 cm boven het maaiveld. Problemen met de grondwaterisolatie moeten vooraf opgelost worden (bv. door isolatie in de muren te injecteren), eventueel door muren te onderkappen en een membraan te plaatsen. Als de oorzaak van dit vocht niet weggenomen wordt, kan er niet geschilderd worden. Een veelvoorkomend probleem is dat o.a. elektriciens of werklui van sanitair of cv het waterkeringsmembraan doorkappen en dat de herstelling uitgevoerd wordt met een niet-waterdicht opstopmiddel. Vochtinfiltratie kan ook veroorzaakt worden door een niet voldoende afsluitende buitenmuur of een onvoldoende verluchte spouw, waardoor condensvocht afloopt tot op het membraan en zo in de binnenmuur gezogen wordt. Het aanbrengen van aluminiumpapier biedt bij optrekkend grondvocht geen oplossing, aangezien het water verder zal stijgen.
127
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VI.2
VI. MEEST VOORKOMENDE GEBREKEN EN CONSTRUCTIEFOUTEN
Muren die onderhevig zijn aan condens Condensvorming kan het gevolg zijn van koudebrugge of van onvoldoende verluchting. Om een vochtprobleem dat veroorzaakt is door koudebruggen te verhelpen moet een bijkomende isolatie voorzien worden (bv. isolerend onderbehang uit polystyreenschuim, waarop een laag karton aangebracht is). Voor onvoldoende verluchte keukens en badkamers kan eventueel een schimmelwerend product aan verf worden toegevoegd. Dit kan enkel als tijdelijke oplossing gebruikt worden.
VI.3
Muren die opgetrokken zijn met recuperatiemateriaal Nitraten in de ondergrond kunnen het vocht aan de lucht onttrekken en in de muur ophouden. Dit vochtprobleem komt het vaakst voor in historische gebouwen of gebouwen die opgetrokken zijn met recuperatiematerialen van oude gebouwen (vnl. hoeven, stallingen, …).
128
VI. MEEST VOORKOMENDE GEBREKEN EN CONSTRUCTIEFOUTEN
VI.4
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Regendoorslag en lekken Regendoorslag kan behandeld worden door het buitenblad van de muur te hydrofoberen of transparant te behandelen. Hydrofoberen is niet in alle situaties een oplossing. Het is een behandeling van buitenmuren, waarbij een vloeibaar product in het bouwmateriaal ingebracht wordt om het wateropslorpend vermogen van de muur te verminderen. De bedoeling is verticale buitenmuren die opgebouwd zijn uit poreuze bouwmaterialen beter regendicht te maken met behulp van een waterafstotend product. Dit zorgt er niet enkel voor dat de muur beschermd is tegen indringing van regenwater, maar beperkt ook het risico op vorstschade, vermindt de vervuiling door mos-, algenen schimmelbegroeiing, vermindert zoutuitbloeiingen en verbetert de isolatiewaarde van de muur. De basisvoorwaarde om een hydrofoberende behandeling te overwegen, is dat er een intacte ondergrond aanwezig is. Daarnaast moet de gevel volledig worden behandeld, want bij een gedeeltelijke behandeling is het mogelijk dat er water door de niet-behandelde gedeelten blijft infiltreren. Lekken zetten meestal op één bepaalde plaats uit en de vochtigheidsgraad neemt normaal af op een afstand van het lek.
VI.5
Problemen ten gevolge van spouwproblemen Door een onzorgvuldige uitvoering van het metselwerk kan de spouw in de buitenmuren vervuild zijn met bouwresten die contact maken tussen het binnen- en het buitenspouwblad. Dat kan lokale vochtvlekken veroorzaken op het binnenspouwblad. Het is ook mogelijk dat de spouwhaken verkeerd geplaatst werden. Wanneer te slappe isolatiematerialen (flensen van mineraalwol) of producten die niet waterafstotend genoeg zijn, gebruikt worden voor gedeeltelijke spouwvulling, kunnen door het uitzakken van de isolatie vochtvlekken ontstaan.
129
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VI.6
VI. MEEST VOORKOMENDE GEBREKEN EN CONSTRUCTIEFOUTEN
Problemen ten gevolge van verkeerde ingrepen van andere technieken Het gebeurt meermaals dat het waterkeringsmembraan door anderen (elektriciens, installateurs cv, …) beschadigd werd en dat de muur wordt bijgewerkt met een niet-waterkerend product, waardoor plaatselijk capillaire vochtinfiltratie ontstaat.
VI.7
Koudebruggen Koudebruggen veroorzaken schimmelvorming: zie ‘muren die onderhevig zijn aan condens’ hierboven.
VI.8
Siliconen Bij het gebruik en de toepassing van siliconen wordt dikwijls onzorgvuldig gewerkt tegenover aansluitende delen en wordt onvoldoende afgeveegd, zodat er uiteindelijk restanten van het product kunnen overblijven. Bij het overschilderen van deze ondergronden die met siliconen bevuild zijn, zullen deze restanten hechtingsproblemen veroorzaken.
130
VI. MEEST VOORKOMENDE GEBREKEN EN CONSTRUCTIEFOUTEN
VI.9
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Slecht geplaatste gipsplaten (vlak + gladheid) Herkenning t De muur is niet vlak. Dit zien we door er een lange lat tegen te plaatsen. Onder de lat zien we ‘openingen’. t De voegen zijn ingevallen en zitten dieper dan de rest van de platen. Oorzaken t De plaatser heeft de draagstructuur van de platen (Metalstud®, houten skelet) niet recht of in de loodlijn geplaatst. t De platen zijn niet op de juiste manier of met de goede materialen gevoegd. Oplossing t Als de fout niet te groot is, kan ze opgevangen worden door de platen gedeeltelijk of volledig te plamuren. t Grove fouten moeten hersteld worden door de plaatser van de platen. t Ook gipskartonplaten die in een te vochtige omgeving gelegen hebben en opgestopt en effen gemaakt zijn (nieuwbouw), kunnen na opstop een minimale krimp ondergaan en zo gebreken in het werk van de schilder veroorzaken. Het is in het bijzonder de opstop op de bevestigingspunten die bij scheerlicht deze gebreken zal weergeven. Daarom is het belangrijk dat de luchtvochtigheid en de omgevingstemperatuur onder controle blijven.
Bijkomende maatregelen Het WTCB beschikt over goed uitgewerkte documentatie over hoe platen juist geplaatst en gevoegd moeten worden vooraleer van start te gaan met schilderwerken, nl. de documenten TV 222 en TV 223. Deze zijn te raadplegen via onderstaande link: http://www.wtcb.be en consulteer via tabblad publicaties TV 222 en TV 223
131
132
VII. VEILIGHEID EN MILIEU
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VII. VEILIGHEID EN MILIEU Het gebruik van gevaarlijke producten is in de laatste jaren sterk toegenomen. Hierbij gaat het niet alleen over chemische producten, zoals zuren en basen, maar ook over vele preparaten, zoals solventen, lijmen, verven en vernissen, die dagelijks gebruikt worden. t Oplosmiddelen vormen een gevaar als er te veel van wordt ingeademd of als ze in contact komen met de huid. Een in België erkende beroepsziekte die veroorzaakt wordt door langdurige blootstelling aan hoge concentraties oplosmiddelen, is OPS (Organisch Psychosyndroom), waarbij het centrale zenuwstelsel onherstelbaar wordt aangetast. De beste manier om ons hiertegen te beschermen, is het gebruik van solventarme en watergedragen verven. Verder is is het bij binnenschilderwerken nodig om voldoende te ventileren. Bij het spuiten van verf is ademhalingsbescherming met adequate maskers noodzakelijk. Voorkom dat oplosmiddelen op de huid komen door gepaste handschoenen te dragen, zeker bij het spuiten van verf.
t Bij twee verftypes veroorzaakt contact met het bindmiddel een gevaar voor de gezondheid. Het gaat vooral om epoxyharsen (2K) en 2K-PUR. Contact met bindmiddel uit verven kan veroorzaakt worden door bv. spatten of morsen tijdens het mengen en het aanbrengen en door verfstof in de lucht en op de huid tijdens het schuren van verflagen. Epoxyharsen zijn gekende veroorzakers van huidallergieën en kunnen allergisch eczeem veroorzaken. De verharder (isocyanaat) in 2K-polyurethanen irriteert de huid, ogen en luchtwegen, wat een allergie kan veroorzaken. Op de huid uit zich dat in eczeem, in de luchtwegen in astma. Ons tegen de gevaren van bindmiddelen beschermen, doen we o.a. door: › Te mengen bij lage snelheid. › Gepaste handschoenen te dragen, ze eenmalig en niet langer dan 4 uur te dragen en te zorgen dat ze niet vervuild raken. › Ademhalingsbescherming te gebruiken wanneer we verspuiten. › Waar mogelijk verpakkingen te gebruiken met afgepaste hoeveelheden hars en verharder.
Het etiket is een eerste informatiebron over een bepaalde stof. Voor verfproducten bestaat een Europees etiketteringssysteem met gevarencodes en veiligheidszinnen.
133
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VII. VEILIGHEID EN MILIEU
VII.1 De gevarencodes Wijzen op chemische eigenschappen van het product en hebben de onderstaande inhoud en symbolen: Gevarensymbool
Pictogram
Pictogram vanaf 1 juni 2015 (GLS)
Omschrijving
Voorkomen van ongelukken
C
Corrosief: stoffen die bij aanraking Huidcontact vermijden, een een vernietigende werking kunnen veiligheidsbril dragen, eventuele hebben op levende weefsels, huid speciale instructies opvolgen. en ogen.
E
Explosief
De stof niet wrijven (bv. in een mortier) en niet verhitten.
F
Licht ontvlambaar: producten met een vlampunt beneden 21°C krijgen de vermelding ‘licht ontvlambaar’. Bij een vlampunt tussen 21°C en 55°C blijft het symbool achterwege en wordt de aanduiding ‘ontvlambaar’.
Geen vuur in de buurt: bij het werken met deze stof mogen geen branders aanstaan. Geen lucifers gebruiken. Niet werken met apparaten die elektrische vonken kunnen afgeven. Hete voorwerpen uit de buurt houden.
N
De stof niet door de afvoer van de Milieugevaarlijk: giftig tot zeer giftig gootsteen spoelen. voor organismen die in het water De stof niet in de vuilnisbak gooien. leven. De richtlijnen voor chemisch afval opvolgen.
O
Oxiderend – brandbevorderend: stoffen die bij aanraking met andere stoffen reacties veroorzaken waarbij veel warmte vrijkomt.
134
Deze stoffen weghouden van brandbare stoffen. Zuurstof mag niet in contact komen met kleding.
VII. VEILIGHEID EN MILIEU
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VII.1 De gevarencodes Gevarensymbool
Pictogram
Pictogram vanaf 1 juni 2015 (GLS)
Omschrijving
Voorkomen van ongelukken
T
Giftig: stoffen die bij inademing of opname via de mond of de huid ernstige gevaren, tot zelfs de dood, met zich meebrengen.
Extra instructies opvolgen. Niet eten of drinken bij gebruik. Huidcontact vermijden.
Xi
Irriterend: producten die bij rechtstreekse, langdurige of herhaalde aanraking met de huid of de slijmvliezen een ontsteking kunnen veroorzaken.
Niet eten of drinken bij het gebruik. Huidcontact vermijden. Een veiligheidsbril kan nuttig zijn.
Extra instructies opvolgen. Schadelijk: producten die bij Niet eten of drinken bij gebruik. inademing of opname via de Huidcontact vermijden. mond of de huid beperkte gevaren Een veiligheidsbril kan nuttig zijn. kunnen opleveren, bv. misselijkheid.
Xn
VII.2 De R- en S- zinnen De bovenstaande symbolen moeten aangevuld worden met de nodige R(isk)- en S(afety)-zinnen. R-zinnen zijn risicozinnen, die de gevaren aanduiden die eigen zijn aan de gevaarlijke stoffen en preparaten (verf, lijm, …). S-zinnen zijn veiligheidsaanbevelingen met betrekking tot gevaarlijke stoffen en preparaten, instructies om ze zo veilig mogelijk te verwerken. Het is dan ook belangrijk dat het etiket wordt overgenomen wanneer kleine hoeveelheden worden afgevuld. Bij de invoering van het nieuwe labeling systeem in de Europese Unie wordt een nieuw systeem van indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen gehanteerd. De R- en S-zinnen worden vervangen door H-zinnen of gevarenaanduidingen (de H van hazard) en P-zinnen of voorzorgsmaatregelen (de P van precaution), in overgangsfase tussen 2010 en 2014. 135
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VII. VEILIGHEID EN MILIEU
VII.3 Hygiëne De opname van gevaarlijke stoffen in het organisme kan op meerdere manieren gebeuren: t via de mond t via de huid (inclusief de ogen) t via de longen Daarom moeten we als schilder nauwlettend hygiënische voorzorgen nemen. Deze zullen voornamelijk bestaan uit het gebruik van preventieve middelen: t Tegen (o.a. fijn of schadelijk) stof of schadelijke gassen kunnen we ons beschermen door maskers te gebruiken. Deze maskers bestaan in verschillende types, naargelang van de fijnheid en de samenstelling van het stof of de gebruikte producten. t Onze huid beschermen we met behulp van de handschoenen die voor het gebruikte producttype het meest geschikt zijn. t We kunnen onze huid ook beschermen met huidcrèmes die we voor aanvang van het werk in een dunne laag aanbrengen. t We vermijden zo veel mogelijk contact met de producten waarmee we werken en verwijderen verfproducten zo vlug mogelijk van onze huid, bij voorkeur met een droge doek. Daarbij gebruiken we zo weinig mogelijk oplosmiddel. t Voor we eten, wassen we onze handen en trekken we vervuilde kledij uit. t We verzorgen onmiddellijk alle kwetsuren, ook de kleine. Daarnaast zijn ook de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) een niet te verwaarlozen aandachtspunt: aangepaste beschermende kledij (lange broek, lange mouwen, …), bescherming tegen vallen of vallende voorwerpen, gehoorbescherming tegen lawaai, … Het is geen overbodige luxe om deze middelen te gebruiken, want meestal beschermen ze ons tegen onherstelbare schade.
136
VII. VEILIGHEID EN MILIEU
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VII.4 Werkmiddelen Ongevallen door het niet of niet correct gebruiken van aangepast materieel, kunnen en moeten we voorkomen en vermijden. Ook een juiste houding bij het werken is belangrijk. Navb-cnac Constructiv heeft hierover specifieke brochures uitgebracht betreffende de preventie van rugklachten in de bouw en het gebruik van ladders en steigers. Navb dossier 115 behandelt de preventie van rugklachten; navb dossier 119 geeft een duidelijke uitleg over het gebruik van ladders en steigers tijdens de afwerkingsfase. Navb dossiers 125 en 126 (deel 1 en 2) geven een aanvullende uitleg over werken op hoogte. Al deze dossiers zijn te raadplegen op de website navb.constructiv.be : consulteer de publicaties.
137
138
VIII. WOORDENLIJST VAN DE SCHILDER
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
VIII.WOORDENLIJST VAN DE SCHILDER Een uitgebreide woordenlijst van de schilder vinden we in de TV 112 van het WTCB via de onderstaande link: http://www.wtcb.be en consulteer de publicatie TV 112
139
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
NOTITIES
140
NOTITIES
NOTITIES
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
NOTITIES
141
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
NOTITIES
142
NOTITIES
%FIBOECPFLFO[JKOUPUTUBOEHFLPNFOEBOL[JKEFCJKESBHFWBOEFWPMHFOEFPSHBOJTBUJFT
GWCtGGD$POTUSVDUJW Koningsstraat 132/5, 1000 Brussel U tG GWCDPOTUSVDUJWCFtGWC!DPOTUSVDUJWCF ªGWCtGGD$POTUSVDUJW #SVTTFM "MMFSFDIUFOWBOSFQSPEVDUJF WFSUBMJOHFOBBOQBTTJOHPOEFSFFOEFSXFMLFWPSN WPPSCFIPVEFOWPPSBMMFMBOEFO
143
MODULAIRE HANDBOEKEN SCHILDER DECORATEUR t Overzicht beschikbare handboeken Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
HANDBOEK SCHILDER-DECORATEUR
HANDBOEK SCHILDER-DECORATEUR
IMITATIE- EN DECORATIETECHNIEKEN
DEEL 1: PLEISTER EN GIPSACHTIGE ONDERGRONDEN BINNENSHUIS
Imitatie- en decoratietechnieken
Deel 1: Pleister en gipsachtige ondergronden binnenshuis
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid