GEMEENTEPROFIEL VOORSCHOTEN
December 2015
Inhoudsopgave VOORWOORD ......................................................................................................................................... 4 1.
ALGEMEEN ...................................................................................................................................... 5 a.
Bevolking ..................................................................................................................................... 5
b.
Etnische samenstelling ................................................................................................................ 6
c.
Sociaaleconomische status.......................................................................................................... 6
d.
Participatiegraad ......................................................................................................................... 7
2.
JEUGD .............................................................................................................................................. 8 a.
Vechtscheidingen ........................................................................................................................ 8
b.
Middelengebruik ......................................................................................................................... 8
c.
Criminaliteit ............................................................................................................................... 10
d.
Gezonde levensstijl.................................................................................................................... 10
e.
Psychische problematiek ........................................................................................................... 12
f.
Kindermishandeling ................................................................................................................... 12
3.
OUDEREN – MANTELZORG – VRIJWILLIGERS............................................................................... 14 a.
Senioren..................................................................................................................................... 14
b.
Mantelzorgers ........................................................................................................................... 14
c.
Vrijwilligers ................................................................................................................................ 15
4.
GEZONDHEID................................................................................................................................. 17 a.
Algemeen beeld......................................................................................................................... 17
b.
Fysieke gezondheid ................................................................................................................... 17
c.
Psychische gezondheid .............................................................................................................. 18
d.
Individueel welzijn (Sociale gezondheid) .................................................................................. 18
e.
Leefstijl ...................................................................................................................................... 20
f.
Huiselijk geweld......................................................................................................................... 21
g.
Kwetsbare groepen ................................................................................................................... 21
5.
LEEFBAARHEID .............................................................................................................................. 23
6.
PARTICIPATIE ................................................................................................................................. 24 a.
Integratie van statushouders en vluchtelingen ......................................................................... 24
b.
Volwasseneneducatie................................................................................................................ 24
7.
WERK EN INKOMEN ...................................................................................................................... 26 a.
Kenmerken uitkeringsgerechtigden .......................................................................................... 26
b.
Jeugdwerkloosheid .................................................................................................................... 27
c.
In- en uitstroom ......................................................................................................................... 28
d.
Kenmerken minimahuishoudens............................................................................................... 28 2
e.
Gebruik minimaregelingen ........................................................................................................ 29
f.
Schuldhulpverlening .................................................................................................................. 30
8.
ONDERWIJS ................................................................................................................................... 31 a.
Voor- en vroegschoolse educatie .............................................................................................. 31
b.
Passend onderwijs ..................................................................................................................... 31
c.
Vroegtijdig schoolverlaten ........................................................................................................ 32
Bijlage 1
Gebruikte bronnen ........................................................................................................... 34
3
VOORWOORD Het voorliggende document geldt als onderlegger bij het Plan van aanpak preventie sociaal domein 2016, dat dient als startpunt van de transformatie in het sociale domein. In de Startnotitie Transformatie is ‘Van curatief naar preventief’ een van de ontwikkelrichtingen, waarbij actief ingezet wordt op het vergroten en versterken van preventieve voorzieningen. Om een goed beeld te hebben van de startsituatie op de diverse thema’s is het voorliggende gemeenteprofiel Voorschoten opgesteld. Het maakt op basis van verzamelde feiten en cijfers een foto van zeven kernthema’s: a. Jeugd b. Ouderen – mantelzorgers – vrijwilligers c. Gezondheid volwassenen en senioren d. Leefbaarheid e. Participatie f. Werk en inkomen g. Onderwijs Het gemeenteprofiel is hiermee ingedeeld naar de verschillende beleidsdomeinen en heeft daarmee een andere indeling dan het Plan van aanpak preventie, dat is opgebouwd langs de hoofddoelen zoals omschreven in het traject om te komen tot een monitor Sociaal Domein. Het Plan van aanpak preventie laat daarmee de integraliteit van acties zien, het voorliggende Gemeenteprofiel biedt per beleidsdomein een overzichtelijk beeld van de startsituatie 2015. Ten behoeve van dit document zijn talrijke documenten en sites bekeken en geanalyseerd. De ervaring heeft ons verschillende lessen geleerd. Op enkele domeinen blijkt er geen actuele informatie voorhanden te zijn. Daarnaast heeft nadere bestudering van documenten en sites geleerd dat bronnen elkaar tegen kunnen spreken of dat gevonden gegevens onvoldoende betrouwbaar zijn. Het leert ons dat we voorzichtig moeten zijn in het gebruik van gegevens en dat nadere analyse en vergelijking met meerdere bronnen een absolute ‘must’ is. Voornoemde observaties zijn zoals gezegd een les en van lessen leren we. In het kader van de transformatie ligt er nu voor het eerst een startfoto van de gemeente Voorschoten en het zal de gebruikers ervan prikkelen om de feiten en cijfers gedurende de tijd aan te vullen en aan te scherpen.
4
1. ALGEMEEN In dit eerste algemene gedeelte van het gemeenteprofiel geven we een aantal relevante basiskenmerken van de gemeente weer. Achtereenvolgens gaan we in op de demografische structuur, de bevolkingssamenstelling qua etniciteit en sociaaleconomische status en op de participatiegraad van de inwoners van Voorschoten. We baseren ons met name op de gegevens uit de site www.voorschoten.incijfers.nl. a. Bevolking
Bevolking
Voorschoten
NL
25.150
16.974.093
Bevolkingsdichtheid (aantal inwoners per km )
2.250
500
Groene druk (%)
44%
38%
39.6%
29%
Aantal inwoners 2
Grijze druk (%)
Groene druk: het aantal 0 t/m 19-jarigen gedeeld door het aantal 20 t/m 64-jarigen Grijze druk: het aantal 65-plussers gedeeld door het aantal 20 t/m 64-jarigen
Bijzonderheden: De bevolkingsdichtheid in Voorschoten is t.o.v. het landelijke gemiddelde substantieel hoger. Volgens de classificatie van de VNG behoort Voorschoten tot sterk stedelijke gemeente. De leeftijdsgroep 20 t/m 44 jaar is in Voorschoten verhoudingsgewijs kleiner dan gemiddeld in de regio en in Nederland. De leeftijdsgroepen 5 t/m 19 jaar en de 65-plussers zijn oververtegenwoordigd, wat de hoogte van de groene druk en de grijze druk verklaart. De groene druk is tussen 2010 en 2015 nauwelijks gestegen, de grijze daarentegen van 34% naar bijna 40%. Die stijging heeft mogelijk invloed op het type zorgvraag en de toekomstige groei daarvan. De leeftijdsopbouw is weergegeven in de onderstaande figuur, waarbij een vergelijk wordt gemaakt met gemeenten met vergelijkbare sterke stedelijkheid.
5
De huishoudsamenstelling wordt weergegeven in onderstaande tabel. Samenstelling huishoudens totaal aantal huishoudens % alleenstaand % samenwonend met kinderen + eenoudergezinnen % samenwonend zonder kinderen
Voorschoten 10.754 32% 37% 31%
Nederland 7.590.228 37% 34% 29%
Voorschoten 5.213 21% 8% 13%
Nederland 21% 12% 9%
b. Etnische samenstelling Etnische samenstelling totaal aantal allochtonen Als % van de bevolking % niet-Westerse allochtonen % Westerse allochtonen
Bijzonderheden: In Voorschoten wonen relatief veel Westerse allochtonen, het aandeel niet-Westerse allochtonen is lager dan het landelijke gemiddelde. Van de niet-Westerse allochtonen vormen de mensen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst de grootste groep. c. Sociaaleconomische status Onderstaande figuur geeft de inkomensverdeling aan in percentages. laag inkomen
hoog inkomen
Voorschoten
30,0
32,0
sterk stedelijk
40,7
19,3
Nederland
40,3
19,9
Laag inkomen: het inkomen waarvoor geldt dat 40% van de huishoudens een lager of een even groot inkomen heeft. Hoog inkomen: het inkomen waarvoor geldt dat 20% een hoger of een even groot inkomen heeft.
Bijzonderheden: De inkomensverdeling in Voorschoten wijkt af van de gemiddelden in andere sterk stedelijke gemeenten en in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Het gemiddeld besteedbaar inkomen is € 41.700 zo blijkt uit CBS-gegevens, hetgeen hoog is in vergelijking met andere Nederlandse gemeenten. 6% van de huishoudens in Voorschoten heeft een inkomen tot 105% van het Wettelijk sociaal minimum. Dat is lager dan het landelijke gemiddelde van 9.5 %.
6
d. Participatiegraad In onderstaande tabel staan enkele indicatoren weergegeven over de participatiegraad van de bevolking in Voorschoten. Participatiegraad Werkzame beroepsbevolking (%)
Voorschoten 67%
Nederland 65%
Werkloze beroepsbevolking (%)
6.1%
7.4%
Niet beroepsbevolking (%)
26.9%
27.6%
2%
3%
Arbeidsongeschiktheidsuitkering (%)
Bijzonderheden: Het aandeel werkzame beroepsbevolking ligt in Voorschoten iets hoger dan het landelijk gemiddelde, het werkloosheidspercentage ligt lager.
7
2. JEUGD In dit hoofdstuk gaan we in op thema’s die verband houden met de opgroeiende jeugd. Aan de orde komt achtereenvolgens de problematiek rond vechtscheidingen, middelengebruik onder jongeren, criminaliteit, gezonde levensstijl, psychische problematiek onder jongeren en het aantal meldingen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Afgezien van de onderwerpen ‘vechtscheidingen’ en ‘kindermishandeling’ gaat het om jongeren tussen 11 en 18 jaar. a. Vechtscheidingen Een vechtscheiding gaat gepaard met hevige spanningen en conflicten tussen ouders waardoor ze niet meer in staat zijn om het belang van hun kind(eren) voorop te stellen, of waardoor het kind inzet wordt van de strijd. Vechtscheidingen leiden tot zeer negatieve gevoelens naar de partner en tot acties die bedoeld zijn om de ander schade toe te brengen. Kinderen worden dan ingezet als middel om elkaar pijn te doen, met alle schadelijke gevolgen voor kinderen zelf. In Voorschoten gaat het vaak om vechtscheidingen waarbij factoren als langslepende procedures, financiële gevolgen (vaak voor een van de partners) of emotionele schade een rol spelen. Ouders zijn niet meer in staat een onderscheid te maken tussen het scheiden als partners en het scheiden als ouders. Uit informatie van het Nederlands Jeugdinstituut blijkt dat het aantal vechtscheidingen is toegenomen door de veranderde wetgeving in 2009 waarbij beide ouders het gezag houden en daardoor verplicht zijn om met elkaar in overleg te gaan over de zorg voor kinderen. Uit informatie van de lokale jeugdconsulenten komt naar voren dat de problematiek van vechtscheidingen in Voorschoten frequent voorkomt. Concrete cijfers over het aantal vechtscheidingen in Voorschoten zijn echter niet voorhanden. Uit landelijke cijfers van het Nederlands Jeugdinstituut blijkt dat er jaarlijks 33.000 stellen scheiden (40% van de aantallen voltrokken huwelijken per jaar). Van de 33.000 stellen die scheiden, hebben 20.000 minderjarige kinderen. Jaarlijks hebben 55.000 kinderen te maken met de scheiding van hun ouders. De nationale Kinderombudsman noemt het aantal van 16.000 minderjarige kinderen die ernstig leiden onder de vechtscheiding van hun ouders. b. Middelengebruik We besteden hier aandacht aan het gebruik van ‘genotmiddelen’: roken, alcohol en drugs. De cijfers zijn afkomstig van de Jongerenpeiling 2013, uitgevoerd door de GGD Hollands Midden. Roken Het gaat om het roken van sigaretten en een waterpijp. Het roken van een waterpijp heeft de laatste jaren aan populariteit gewonnen. Jongeren zien het roken van een waterpijp vooral als een gezellige activiteit en menen dat een waterpijp minder schadelijk is dan sigaretten. De werkelijkheid is anders: het roken van een waterpijp is niet minder schadelijk dan het roken van een sigaret. Gebruik genotmiddelen jongeren 11 – 18 jaar Waterpijp Jongeren Ooit gerookt Recent gerookt Hollands Midden (%) 27% 12% Voorschoten (%) 33% 12% Bron: Jongerenpeiling 2013 – GGD Hollands Midden
Ooit gerookt 24% 27%
Sigaretten Recent gerookt Rookt dagelijks 12% 5% 13% 5%
Bijzonderheden: Jongeren in Voorschoten hebben vaker ‘ooit’ een waterpijp gerookt dan gemiddeld in de regio. Ook het percentage jongeren dat ‘ooit’ of ‘recent’ sigaretten heeft gerookt ligt in Voorschoten hoger dan gemiddeld in de regio. 8
9% van de 11-13-jarige, 27% van de 14-15-jarige en 43% van de 16-18-jarigen heeft ooit gerookt. Jongeren in de regio roken overigens minder vaak sigaretten dan gemiddeld in Nederland maar hebben vaker recent een waterpijp gerookt. De risicogroepen onder jongeren die de sterkste relatie hebben met roken zijn jongeren uit eenoudergezinnen en met een laag opleidingsniveau (zowel van de ouder als de jongere zelf).
Alcohol Bij alcoholgebruik is het binge-drinken een belangrijk aspect, dat betekent dat een jongere bij één gelegenheid vijf of meer glazen alcoholische drank neemt. Ondanks de veranderde wetgeving staat twee van de vijf ouders van 11- tot 15-jarigen positief tot neutraal ten opzichte van het drinken van hun kind. Zie hieronder de tabel met gegevens. Gebruik genotmiddelen jongeren 11 – 18 jaar Alcohol Ooit Recent Hollands Midden (%) 43% 33% Voorschoten (%) 47% 35% Bron: Jongerenpeiling 2013 – GGD Hollands Midden
Binge-drinken 22% 23%
Aantal glazen / week 6.7 glazen / week 5.4 glazen / week
Bijzonderheden: De percentages van alcohol gebruik onder jongeren in Voorschoten zijn gemiddeld iets hoger in vergelijking met gemiddeld in de regio. Bijna een kwart van de jongeren in Voorschoten heeft recent aan binge-drinken gedaan. Dit percentage is overigens tussen 2008 – 2013 afgenomen. Gemiddeld drinken 11- t/m 18-jarigen 1 tot 2 dagen per week. 4% van de 11-13-jarige, 20% van de 14-15-jarige en 51% van de 16-18-jarigen heeft recent aan binge-drinken gedaan. Belangrijkste risicogroepen zijn: jongeren uit eenoudergezinnen, laag opleidingsniveau van zowel de jongere als de ouders. Jongeren van niet-Westerse afkomst drinken minder alcohol, veelal om godsdienstige redenen. Drugs Bij drugs wordt gekeken naar het gebruik van soft- en harddrugs. Zie voor de gegevens onderstaande tabel. Gebruik genotmiddelen jongeren 11 – 18 jaar Cannabis Ooit Recent Hollands Midden (%) 8% 4% Voorschoten (%) 12% 4% Bron: Jongerenpeiling 2013 – GGD Hollands Midden
Ooit 2% 1%
Harddrugs Recent 1% 0.2%
Bijzonderheden: Een derde van de jongeren in Voorschoten die ooit cannabis gebruikt heeft, heeft dat ook recent gedaan. Dat aandeel ligt hoger dan het gemiddelde in de regio. Een op de 100 jongeren in Voorschoten heeft ooit harddrugs gebruikt, waarbij het gaat om een van de volgende middelen: heroïne, GHB, paddo’s, XTC, cocaïne of amfetamine. De belangrijkste risicogroepen zijn zelfstandig wonende jongeren en jongeren met laagopgeleide ouders.
9
c. Criminaliteit De onderstaande figuur geeft het aantal jeugdige verdachten weer in Voorschoten. (bron: www.voorschoten.incijfers.nl)
Uit deze gegevens kunnen we constateren dat er een afname is van jeugdige verdachten. De gegevens laten overigens niet zien wat de delicten zijn.
d. Gezonde levensstijl Met het oog op een gezonde levensstijl richten we ons op de thema’s beweging, voeding en gewicht (over- en ondergewicht). De gegevens zijn afkomstig uit de Jongerenpeiling 2013, uitgevoerd door de GGD Hollands Midden. Beweging Bij beweging wordt als indicator gebruikt de Nederlandse Norm Bewegen (NNGB), wat inhoudt dat jongeren minimaal zeven dagen per week een uur of meer matig tot intensief (fietsen, wandelen of sporten) moeten bewegen. Onderstaande tabel biedt enkele gegevens. Beweging van jongeren 11 – 18 jaar Aspecten van beweging Voldoet aan NNGB Sport: min. 1 keer / week Lid sportvereniging 81% 73% Hollands Midden (%) 17% 20% 83% 79% Voorschoten (%) Bron: Jongerenpeiling 2013 – GGD Hollands Midden
Inactief 9% 6%
Bijzonderheden: Het percentage jongeren dat voldoet aan de NNGB daalt licht naarmate de leeftijd stijgt van 19% bij de 11 t/m 13-jarigen naar 16% bij de 16- t/m 18-jarigen. Jongens voldoen vaker aan de norm en sporten vaker wekelijks dan meisjes. Het percentage jongeren dat lid is van een sportvereniging daalt met toenemende leeftijd. Jongeren die vallen onder de categorie ‘inactief’ bewegen gemiddeld minder dan drie dagen per week, daarbij gaat het om 10% van de 14-15-jarigen en 14% van de 16- 18-jarigen. De belangrijkste risicogroepen die vaker inactief zijn en minder sporten zijn: jongeren uit eenoudergezinnen, zelfstandig wonende jongeren, jongeren met laagopgeleide ouders en jongeren uit niet-Westerse gezinnen. Het percentage jongeren dat niet voldoet aan de norm verschilt weinig tussen genoemde groepen. Een onderwerp dat verband houdt met het bewegen, is het aantal uren dat jongeren doorbrengen voor de tv of computer. Ruim de helft van de jongeren (54%) zit twee of meer uur per dag achter de tv of computer. Voor Voorschoten ligt dit percentage iets hoger (56%). Zie onderstaande grafiek waarin het aantal uur schermgebruik is afgezet tegen onderwijsniveau en klas. 10
65% 60% 55% 50% 45% 40% 35% 1
2
3
4
5
6
Klas vmbo
havo/vwo
De figuur laat zien dat het aantal uur dat jongeren achter het scherm doorbrengen toeneemt naarmate ze ouder worden. Ook laat de figuur zien dat er een verschil is naar schooltype, daarbij besteden havo/vwo-leerlingen in klas 6 evenveel uren als vmbo-leerlingen in klas 4. Voeding Als het gaat om gezonde voeding wordt in het GGD-onderzoek gekeken naar de hoeveelheid fruit en groente die jongeren eten en de vraag hoe vaak er ontbeten wordt per week. Beweging van jongeren 11 – 18 jaar < 5 x / week ontbijt Hollands Midden (%) 12% Voorschoten (%) 11% Bron: Jongerenpeiling 2013 – GGD Hollands Midden
Aspecten van voeding Niet dagelijks groenten 65% 54%
Niet dagelijks fruit 66% 65%
Bijzonderheden: Bijna een op de 10 jongeren in Voorschoten ontbijt minder dan vijf keer per week. Het onderzoek maakt niet helder wat het ontbijt vervangt. Bijna de helft van de jongeren in Voorschoten eet niet dagelijks groente en twee derde niet dagelijks fruit. De groenteconsumptie onder jongeren ligt landelijk hoger, de fruitconsumptie iets lager in vergelijking met jongeren in Voorschoten. Met toenemende leeftijd daalt het percentage dat vijf of meer keer ontbijt per week evenals het percentage dat elke dag groente en fruit eet. Risicogroepen voor minder frequent ontbijten zijn jongeren uit niet-tweeoudergezinnen, vmbo-leerlingen, jongeren van laag en middelbaar opgeleide ouders en jongeren uit allochtone gezinnen. Risicogroepen voor minder frequent eten van groente en fruit zijn jongeren uit eenoudergezinnen, vmbo-leerlingen en jongeren met laagopgeleide ouders. Allochtone jongeren eten meer groente en fruit dan autochtone jongeren. Gewicht In het kader van gezond gewicht wordt gekeken naar onder- en overgewicht. Om het gewicht te categoriseren wordt gebruik gemaakt van de BMI-score (gewicht/lengte). In de onderstaande tabel wordt onder overgewicht zowel matig overgewicht als obesitas verstaan.
11
Beweging van jongeren 11 – 18 jaar Overgewicht Hollands Midden (%) 8% Voorschoten (%) 7% Bron: Jongerenpeiling 2013 – GGD Hollands Midden
Aspecten van gewicht Obesitas 1% 0.1%
Ernstig ondergewicht 4% 5%
Bijzonderheden: Van de jongeren in Hollands Midden heeft 76% een normaal gewicht, 8% overgewicht en 16% ondergewicht (een kwart daarvan ernstig ondergewicht). Jongens hebben iets vaker overgewicht dan meisjes, obesitas komt even vaak voor bij jongens als meisjes. Meisjes hebben vaker ondergewicht dan jongens. Het percentage jongeren in de regio met overgewicht is lager dan het landelijk gemiddelde (8% vs. 13%) en het percentage met ondergewicht is hoger dan het landelijk gemiddelde (17% vs. 14%). Risicogroepen voor overgewicht en obesitas zijn jongeren uit eenoudergezinnen, zelfstandig wonende jongeren, vmbo-leerlingen, jongeren met laagopgeleide ouders en jongeren van niet-Westerse afkomst. Risicogroepen voor ernstig ondergewicht zijn jongeren in leeftijd 11-13 jaar, zelfstandig wonende jongeren, vmbo-leerlingen, jongeren met laagopgeleide ouders en jongeren uit autochtone gezinnen. Obesitas komt onder jongeren in Voorschoten tien keer minder voor dan onder jongeren in de regio. Ernstig ondergewicht in Voorschoten komt voor bij een op de 20 jongeren. e. Psychische problematiek In de Jongerenpeiling 2013 door de GGD Hollands Midden is gevraagd naar de psychsociale gezondheid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de SDQ (Strenghts and Difficulties Questionnnaire), een vragenlijst die psychosociale problemen signaleert. Het gaat daarbij om hyperactiviteit, emotionele problemen, problemen met leeftijdsgenoten en gedragsproblemen. Beweging van jongeren 11 – 18 jaar Verhoogd risico op psychosociale problemen Hollands Midden (%) 15% Voorschoten (%) 15% Bron: Jongerenpeiling 2013 – GGD Hollands Midden
Aspecten van psychosociale gezondheid Hoog risico op psychosociale Suïcidale gedachten problemen 6% 3% 4% 3%
Bijzonderheden: Een verhoogd risico op psychosociale problemen komt vaker voor bij de leeftijdsgroep 13t/m 17-jarigen dan bij 11 t/m 13-jarigen. Hyperactiviteit als probleem komt vaker voor (17%) dan gedragsproblemen of emotionele problemen (beiden 7%). Problemen met leeftijdsgenoten komt het minst voor (2%). Meisjes hebben vaker een verhoogd risico dan jongens. Risicogroepen voor een slechtere psychsociale gezondheid zijn jongeren in eenoudergezinnen, zelfstandig wonende jongeren, vmbo-leerlingen, jongeren met laagopgeleide ouders en jongeren uit niet-Westerse gezinnen. f. Kindermishandeling In de gemeente Voorschoten bedraagt het aandeel meldingen van mishandelde kinderen in de leeftijd van 0 t/m 17 jaar van het totaal aantal 0- t/m 17 jarigen 0,92%. In de groep gemeenten van vergelijkbare omvang is dit aandeel met 0,75% kleiner. In de periode 2005-2012 is in de gemeente 12
Voorschoten het aantal meldingen van kindermishandeling toegenomen met 64,5%. Over de gehele linie is een stijging te zien van het aantal meldingen (bron: www.waarstaatjegemeente.nl). Er is de laatste jaren veel meer aandacht gekomen voor de problematiek met de implementatie van het landelijke actieplan aanpak kindermishandeling 2012-2016 (‘Kinderen Veilig’: gecombineerde aanpak van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en Ministerie van VWS) en de daaruit voortvloeiende regionale samenwerkingsverbanden (RAAK), waarin gemeenten binnen regio’s zorgdragen voor een sluitende aanpak bij kindermishandeling. Ook geldt er in verband met de aanpak een wettelijke Meldcode kindermishandeling voor professionals en overheden.
13
3. OUDEREN – MANTELZORG – VRIJWILLIGERS Met de invoering van de nieuwe Wmo 2015 wordt onder andere beoogd dat inwoners zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen. Het hebben van een actief en betrokken sociaal netwerk rondom een inwoner met een zorg- of ondersteuningsvraag is daarbij van belang. Mantelzorg speelt daarin een belangrijke rol. In dit hoofdstuk kijken we naar de situatie van thuiswonende ouderen, de mate waarin bewoners bereid zijn vrijwilligerswerk te verrichten en de situatie van de mantelzorgers in Voorschoten. Het is voor dit hoofdstuk lastig gebleken relevante en recente gegevens te vinden. We kunnen ons met name baseren op de Volwassenen- en ouderenpeiling 2012 van de GGD Hollands Midden en op het rapport ‘Participatie en individueel welzijn binnen de Wmo’ (2012), opgesteld door SGBO. a. Senioren De groep 65-plussers in Voorschoten is oververtegenwoordigd in vergelijking met Nederland. De grijze druk (het aantal 65-plussers gedeeld door het aantal 20 t/m 64-jarigen) neemt in Voorschoten toe van 34% in 2010 naar bijna 40% in 2015. De grijze druk is hoger dan de gemiddelde grijze druk in Nederland (29%). Dit zal de komende twee decennia niet veranderen omdat het aandeel 45-64jarigen verhoudingsgewijs hoger is dan het landelijk gemiddelde. Mantelzorg en hulpbehoefte Mantelzorg en hulpbehoefte Mantelzorger Ontvangt mantelzorg Ontvangt hulp onder de groep 65+ (incl. Mantelzorg) Hollands Midden (%) 10% 10% 17% Voorschoten (%) 7% 13% 18% Bron: Volwassenen- en ouderenpeiling 2012 – GGD Hollands Midden Senioren
Behoefte aan meer hulp 9% 10%
Bijzonderheden: De meerderheid van de ouderen in de regio ontvingen in 2012 hulp voor huishoudelijke taken. De grootste behoefte onder senioren bestaat uit hulp in de huishouding, gevolgd door gezelschap, troost, afleiding of vervoer/begeleiding. Ongeveer een op de tien senioren in Voorschoten had in 2012 behoefte aan meer hulp en ondersteuning. Een grote groep senioren die meer hulp wensen ontvangen deze niet omdat ze niemand in de omgeving hebben waar ze het aan kunnen of willen vragen. De behoefte aan hulp neemt sterk toe met het ouder worden. Een WMO-consulent Voorschoten over het eigen initiatief van ouderen: ‘Het aanbod van woonruimte en activiteiten voor ouderen in Voorschoten is prima. Maar de huidige generatie ouderen begrijpt niet altijd dat je moet anticiperen en vooruit moet denken. Ze zijn nog steeds gewend aan het oude systeem, dat alles werd verzorgd, ze gaan er niet actief op uit.’
b. Mantelzorgers Het GGD-onderzoek geeft aan dat in 2012 18% van de inwoners zich inzette als mantelzorger. Dit percentage zal waarschijnlijk hoger liggen omdat niet iedereen zich als mantelzorger benoemt maar gewoon hulp en/of zorg verleent aan de eigen partner, een van de ouders of het eigen kind. Onderstaande tabel geeft de kenmerken weer van de groep mantelzorgers. 14
Voorschoten – kenmerken populatie mantelzorgers Geslacht
Leeftijdsgroep
Persoon aan wie mantelzorg wordt verleend
Man Vrouw 18 t/m 34 35 t/m 64 65 t/m 74 75 en ouder Eigen partner Kinderen (schoon)ouders Andere familieleden Buren, vrienden of kennissen Anders
% 30% 70% 3% 66% 17% 14% 14% 13% 41% 16% 9% 7%
Bijzonderheden: De grootste groep mantelzorgers zijn vrouw en de grootse ontvangers zijn de ouder wordende ouders met een hulp- en zorgvraag. Een op de acht mantelzorgers voelt zich regelmatig tot vaak overbelast. De groep overbelaste mantelzorgers wordt gevormd door mensen ouder dan 75 die voor hun partner zorgen en de mensen met eigen kinderen die daarnaast voor een ander zorgen. Bijna een op de vijf mantelzorgers maakt gebruik van enige vorm van mantelzorgondersteuning. Het merendeel dat gebruik maakt van mantelzorg is hier tevreden tot zeer tevreden over.
Een WMO-consulent Voorschoten over eigen kracht en zelfregie: ‘Mensen denker minder in instellingen als eindstation, dat is geen thema meer. Ouderen gaan ook het liefst dood in ‘hun eigen huisje’, ze willen zo lang mogelijk thuisblijven. Maar voor sociaal zwakkeren, waaronder sommige senioren, is het zelfregisserend vermogen en eigen kracht een probleem. Zij zijn bijvoorbeeld niet handig op internet om hun mogelijkheden te onderzoeken en informatie te vergaren. Als je geen netwerk hebt voor mantelzorg, geen geld hebt en niet intelligent genoeg bent, dan is zelfregie een lastige opgave. De meeste tijd die wij besteden gaat op aan uitleg: hoe mensen zaken kunnen regelen, aanvragen en organiseren. Sommige regels zijn zo ingewikkeld dat ik – bij wijze van spreken - ze zelf amper snap. Zonder een mantelzorger erbij die kan meedenken en ondersteunen, is het voor een kwetsbare oudere soms niet mogelijk om zelfregie te hebben en voorzieningen te organiseren. Het eigen regisserend vermogen is een kernprobleem. Cliënten hebben overigens altijd de mogelijkheid cliëntondersteuning van MEE in te roepen.’
c. Vrijwilligers Vrijwilligerswerk staat – zo wordt het gedefinieerd in het SGBO-onderzoek – voor ‘werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving’. Het kan gaan om vrijwillige inzet in de zorg, maar ook om vrijwilligerswerk in andere sectoren van de samenleving, bijvoorbeeld op school, in een vereniging of binnen een kerkgemeenschap. Er wordt weleens gezegd dat het vrijwilligerswerk de kurk is waarop onze samenleving drijft. Eén van de doelen van de Wmo is om de participatie van burgers te bevorderen en ondersteuning te bieden aan mensen die dit nodig hebben. Vrijwilligerswerk speelt hierin op twee manieren een belangrijke rol. Op de eerste plaats is vrijwilligerswerk is een van de vele vormen om te participeren en een bijdrage te leveren aan de samenleving. Op de tweede plaats zorgen vrijwilligers ervoor dat 15
anderen, die wat extra hulp nodig hebben, ook mee kunnen doen. Zo snijdt het mes van het vrijwilligerswerk aan twee kanten. De motieven om vrijwilligerswerk te doen kunnen voor mensen verschillend liggen: voor de een is de wens iets voor een ander of de samenleving te betekenen, voor een ander maakt het onderdeel uit van een re-integratietraject of als onderdeel van een zinvolle dagbesteding. Uit het SGBO-onderzoek komt naar voren dat 28% van de inwoners in Voorschoten actief is als vrijwilliger. Ook hierbij gaan we er vanuit dat het vrijwilligerswerk niet alleen zorg-gerelateerd maar zich uitstrekt over diverse maatschappelijke gebieden. Dit aandeel is hoger dan in de referentiegroep van andere gemeenten die aan het onderzoek deelnamen (25% van de inwoners). Het grootste deel (19%) van de vrijwillige bewoners zet zich incidenteel in. Op de vraag of de groep vrijwilligers zich ook ‘wijden’ aan het vrijwilligerswerk antwoord 44% hier positief op, tegenover 41% van de vrijwillige inwoners in de referentiegroep. Van de inwoners die zich niet als vrijwilliger inzetten, noemt 26% tijdgebrek als reden, gevolgd door het ontbreken van interesse of behoefte (12%). Onderstaande tabel geeft een aantal kenmerken weer van de populatie vrijwilligers in Voorschoten. Voorschoten – kenmerken populatie vrijwilligers Leeftijdsgroep
Opleidingsniveau
18 t/m 34 35 t/m 64 65 t/m 74 75 en ouder Laag Middelbaar Hoog
% 10% 53% 26% 11% 14% 18% 63%
Bijzonderheden: Vrijwilligerswerk wordt het meest gedaan door: o de leeftijdsgroepen 35 t/m 64 en 65-plussers; o die hoger zijn opgeleid; o met een betaalde baan, dan wel gepensioneerd en o van autochtone afkomst. Dit beeld van de vrijwilliger komt overeen met de uitkomsten in de referentiegroep. Vrijwilligers worden over het algemeen door intrinsieke motieven gedreven en niet door de veranderende visie van de overheid op de civil society. Het ACT team Voorschoten over ouderenzorg: ‘Ouderen wonen nu langer thuis. De zorgvraag neemt met het ouder worden toe maar de regelingen en voorwaarden zijn verschraald. De combinatie van zorg en wonen is nog in ontwikkeling. Daarnaast valt mij op dat het sociale domein en het zorgdomein onvoldoende op elkaar aansluiten, ze werken nog te veel op twee sporen qua organisatie van voorzieningen. De uitdaging van de transformatie is juist om integraler met elkaar te gaan werken.’
16
4. GEZONDHEID In dit hoofdstuk gaan we in op de fysieke en geestelijke gezondheid van volwassenen (19 t/m 64jarigen) en senioren (65+) in Voorschoten. In hoofdstuk 2 hebben we al stilgestaan bij de gezondheidsaspecten onder jongeren. Er wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de Volwassenen- en ouderenpeilingen 2012 van de GGD Hollands Midden en het benchmarkonderzoek van de SGBO ‘Participatie en individueel welzijn binnen de Wmo’ (2012). a. Algemeen beeld In zijn algemeenheid ervaren de mensen in Voorschoten hun gezondheid als goed, dit cijfer neemt met het ouder worden af. Van de volwassenen ervaart 85% hun gezondheid als (zeer) goed. Van de senioren beoordeelt 64% de gezondheid als goed tot zeer goed, 32% als matig en 4% als slecht. Deze percentages zijn iets gunstiger dan de regionale gemiddelden. Vrouwen scoren lager dan mannen, de reden is dat vrouwen gemiddeld ouder worden. Met het ouder worden gaat de eigen beoordeling van de gezondheid achteruit: 28% van de 75-plussers beoordeelt de eigen gezondheid als matig tot slecht, tegenover ruim 50% van de 80-plussers. De gemiddelde levensverwachting (83.2 jaar) ligt boven het landelijke cijfer (81 jaar). De gemiddelde levensverwachting en de ervaren gezondheid worden beïnvloed door de sociaaleconomische status, we noemen dit sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Bepalend factoren hierbij zijn inkomensen opleidingsniveau. In onderstaande tabel zijn de verschillen in gezondheid weergegeven naar opleidingsniveau. 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Ervaren >= 1 chronische gezondheid 'gaat aandoening wel' tot 'zeer slecht'
Beperking in Matig-hoog risico horen, zien of op angststoornis mobilitieit of depressie
lo, mavo, lbo
havo, vwo, mbo
Sociaal uitgesloten
Matig - (zeer) ernstig eenzaam
hbo, wo
Bijzonderheden: Lage inkomensgroepen scoren op alle aspecten lager. De gemiddelde levensverwachting voor laagopgeleiden is 6 jaar lager dan voor hoger opgeleiden. Het verschil in jaren m.b.t. goed ervaren gezondheid tussen laagopgeleiden en hoogopgeleiden is 19 jaar. Etniciteit speelt ook een rol, mensen van niet-Westerse komaf scoren gemiddeld lager, maar een relatief groot aandeel van hen heeft een gemiddeld laag inkomens- en opleidingsniveau. b. Fysieke gezondheid Beperkingen in de fysieke gezondheid nemen toe met het ouder worden. De belangrijke fysieke kwalen onder senioren zijn hoge bloeddruk (41%) en gewrichtsslijtage (37%). Minst voorkomende kwalen zijn hartkwalen en beroertes (beiden 7%). Onder de senioren heeft 14% diabetes, dat 17
percentage is lager dan het landelijk gemiddelde. Naarmate de leeftijd stijgt ontstaat er een stapeling van aandoeningen. De fysieke beperkingen zijn ook van invloed op de mobiliteit. Van de senioren heeft een kwart een functiebeperking, waarbij de mobiliteitsbeperking het meest optreedt (21% van de senioren). Gehoor- en gezichtsbeperking komen minder voor (7%). Op alle gebieden scoren vrouwen het meest ongunstig. De meest kwetsbare groepen m.b.t. de fysieke gezondheid vormen: De alleenstaande ouderen (m.n. weduwen en weduwnaars): deels te verklaren door de gemiddeld hogere leeftijd; De senioren met een lagere sociaaleconomische status, veroorzaakt door de sociaaleconomische gezondheidsverschillen; en De allochtone senioren: zij ervaren hun gezondheid 1.5 keer slechter dan autochtone senioren. c. Psychische gezondheid 32% van de volwassenen en 33% van de senioren heeft een verhoogd risico op angststoornissen of depressie, daarbij heeft 5% van de volwassenen en 3% van de senioren een hoog risico op deze stoornissen. Boven de 75 jaar neemt het risico toe. Voor senioren is dit percentage iets hoger dan het gemiddelde in de regio. Er is een sterk verband tussen lichamelijke en psychische gezondheid. Hoe meer langdurige aandoeningen mensen rapporteren, des te vaker heeft men een matig of hoog risico op een angststoornis en/of depressie. Onderstaande figuur geeft het percentage ouderen weer met een matig of hoog risico op een angststoornis en/of depressie naar aantal langdurige aandoeningen per persoon.
d. Individueel welzijn (Sociale gezondheid) SGBO gaat in haar rapport in op het individueel welzijn van inwoners in Voorschoten. In het onderzoek wordt een vergelijk (benchmark) gedaan met 12 andere gemeenten die deel hebben genomen. Het individueel welzijn wordt bepaald door diverse factoren, zoals de mate van geestelijke en fysieke gezondheid, tevredenheid, eenzaamheid, meetellen in de samenleving en last but not least de mate van participatie. Het hebben van sociale contacten is van grote invloed op de ervaren eenzaamheid. Het sociale contact loopt vandaag de dag deels via social media en deels natuurlijk direct. Een ruime meerderheid van de jongeren in Voorschoten maakt gebruik van social media, tegenover 30% van de 75-plussers. In Voorschoten is 10% van de inwoners ontevreden over de omvang en 9% over de kwaliteit van hun kennissen- en vriendenkring. 18
Zoomen we in op de mate van ervaren eenzaamheid dan geldt een onderscheid tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Sociale eenzaamheid betekent dat het aantal en/of kwaliteit van de sociale relaties is minder dan gewenst. Emotionele eenzaamheid refereert aan het gemis van intimiteit in de persoonlijke relatie: vaak het gemis van een levenspartner. SGBO hanteert in haar onderzoek een eenzaamheidsscore van 0 t/m 11, waarbij er vier niveaus worden onderscheiden: niet eenzaam (score 0-2), matige eenzaamheid (score 3-8), sterke eenzaamheid (score 9-10), zeer sterke eenzaamheid (score: 11). In onderstaande tabel volgt de score van Voorschoten, afgezet tegen de referentiegroep. gemeenten Voorschoten
Referentie
Eenzaamheidsscore
Eenzaamheidsscore
18 t/m 34
2.34
1.84
35 t/m 64
2.49
2.73
65 t/m 74
2.87
3.01
75 en ouder
3.32
3.50
nee
3.21
3.35
ja
2.12
2.28
autochtoon
2.34
2.68
niet-westers allochtoon
4.53
3.85
westers allochtoon
3.82
3.08
2.64
2.77
Leeftijdsklasse
Betaalde arbeid
Herkomst
Respondenten
alle
Bijzonderheden: De eenzaamheid neemt toe met het ouder worden. Het verschil tussen de jongste en de oudste leeftijdsklasse is in Voorschoten kleiner dan in de referentiegroep. De reden is dat inwoners in de jongste leeftijdsklasse eenzamer zijn vergeleken met de referentiegroep en dat de oudste leeftijdsklasse minder eenzaam is. Het hebben van betaalde draagt bij aan minder ervaren eenzaamheid. Zowel westerse als niet-westerse allochtonen zijn in Voorschoten bovengemiddeld eenzaam.
19
SGBO gaat bij het meten van het individueel welzijn uit van een score tussen 0 en 20: hoge score staat voor zeer hoog individueel welzijn, lage score voor heel weinig individueel welzijn. Zie hieronder de tabel met de scores van Voorschoten en de referentiegroep. gemeenten Voorschoten
Referentie
Individueel welzijn
Individueel welzijn
18 t/m 34
17.52
17.56
35 t/m 64
17.16
17.03
65 t/m 74
17.32
16.95
75 en ouder
16.64
15.37
nee
16.01
15.53
ja
17.76
17.77
autochtoon
17.52
17.05
niet-westers allochtoon
14.83
15.73
westers allochtoon
15.59
16.44
alle
17.18
16.94
Leeftijdsklasse
Betaalde arbeid
Herkomst
Respondenten
Bijzonderheden: De inwoners van Voorschoten kennen gemiddeld een hoger individueel welzijn dan de referentiegroep. Het individuele welzijn is vooral bovengemiddeld hoog onder de inwoners in de leeftijdsklasse van 75 en ouder. Zowel niet-westerse als westers allochtonen scoren minder positief dan in de referentiegroep. Zoals al aangegeven hangt individueel welzijn sterk samen met deelname aan het maatschappelijk leven. Daarbij kan er een onderscheid gemaakt worden tussen het objectief deelnemen aan de maatschappij, bijvoorbeeld via betaalde arbeid en het subjectief deelnemen: in hoeverre iemand het gevoel heeft mee te tellen. Het subjectief deelnemen vertaalt zich in de mate van sociale uitsluiting: het al of niet hebben van sociale contacten of het al of niet sociaal participeren. Als het gaat om objectief deelnemen dan geeft het SGBO-onderzoek aan dat lidmaatschap van een vereniging en een betaalde baan in Voorschoten de meest bepalende factoren voor het individueel welzijn te zijn. Als het gaat om subjectief deelnemen dan heeft 45% van de inwoners in Voorschoten het gevoel volledig mee te tellen, 2% heeft het gevoel helemaal niet mee te tellen. e. Leefstijl Bij leefstijl wordt gekeken naar de mate van beweging, overgewicht, roken en alcoholgebruik. Bij het alcoholgebruik wordt een onderscheid gemaakt tussen overmatig (3 glazen/dag bij mannen en 2 bij vrouwen) en zwaar alcoholgebruik (6 glazen/dag bij mannen en 4 bij vrouwen). Zie onderstaande tabel voor de gegevens onder volwassenen en senioren in Voorschoten. Onvoldoende beweging Volw. 65+ 30% 27%
Overgewicht Volw. 43%
65+ 55%
Roken Volw. 23%
65+ 11%
Overmatig alcoholgebruik Volw. 65+ 10% 14%
Zwaar alcoholgebruik Volw. 65+ 7% 7%
20
Bijzonderheden: Het percentage senioren dat voldoende beweegt komt overeen met het regionale gemiddelde. Het aandeel senioren met overgewicht is lager dan het regionale gemiddelde (59%). Het aandeel is ook gedaald tussen 2009 en 2012. Het roken onder volwassenen en senioren is de afgelopen jaren afgenomen. Het overmatig drinken komt in Voorschoten meer voor dan in de regio, met name onder de senioren in Voorschoten ligt het percentage overmatige drinkers hoger dan in de regio (10%). Het percentage zware drinkers ligt een procent hoger dan de gemiddelden in de regio. Het percentage zware drinkers is de laatste jaren onder alle leeftijdsgroepen gedaald. De belangrijkste risicogroepen voor een slechtere leefstijl vormen de alleenstaande verweduwde ouderen, de mensen onder de lage inkomens- en opleidingsgroepen. De nietWesterse allochtonen hebben een groter risico op overgewicht en bewegen minder. f. Huiselijk geweld Ruim 6% van de senioren geeft aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld, dit percentage ligt in Voorschoten hoger dan het regionaal gemiddelde (4%). Dit is een stijging ten opzichte van GGD-onderzoek uit 2008. Het onderzoek van de GGD geeft aan dat het percentage van mensen die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld waarschijnlijk hoger is. Landelijk onderzoek geeft een percentage van 14%. Vrouwen zijn vaker slachtoffer van huiselijk geweld dan mannen. Het gaat in de meeste gevallen om psychisch of emotioneel geweld, gevolgd door fysiek geweld. g. Kwetsbare groepen Op basis van het onderzoek van de GGD en SGBO onderscheiden we de volgende meest kwetsbare bevolkingsgroepen in Voorschoten: De 75-plussers: de fysieke en psychische beperkingen nemen toe, nog in sterkere mate voor de 85-plussers. Deze beperkingen hebben gevolgen voor de intensiteit van het maatschappelijk deelname en leidt tot een toenemende eenzaamheid. Binnen de 75-plussers is een kwetsbare groep de alleenstaande weduwen en weduwnaars, binnen deze groep zien we meer eenzaamheid en een lager sociaal welzijn. De inwoners met lichamelijke en/of geestelijke beperkingen: deze groep kent deels een overlap met de 75-plussers maar valt er niet volledig mee samen. Het is een groep met twee of meer beperkingen. Naast de genoemde beperkingen ervaren zij ook financiële belemmeringen. De bevolkingsgroep met een laag opleidings- en inkomensniveau vormen een andere risicogroep. In dit hoofdstuk is al aandacht besteed aan sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Roken, overmatig drinken en overgewicht komt binnen deze groep meer voor dan binnen de hogere opleidings- en inkomensgroepen. Een laatste kwetsbare groep vormen de mensen van niet-Westerse afkomst. Overgewicht komt meer voor met alle fysieke gezondheidsproblemen als consequentie. Ook beweegt deze groep gemiddeld minder dan andere bevolkingsgroepen. Deze groep, zeker de eerste generatie, voelt zich vaker ernstig eenzaam en uitgesloten op maatschappelijk gebied. Het ACT team Voorschoten over kwetsbare groepen en zorgmijding: ‘De begeleiding van de kwetsbare groepen is van het rijk naar de gemeente gegaan. Het is daarom een nieuwe doelgroep voor gemeenten en het opbouwen van kennis en ervaring vraagt tijd. Het gaat vaak om ouderen of mensen met een psychische of (licht) verstandelijke beperking. Zij begrijpen 21
onvoldoende hoe het systeem werkt. Het is een zoektocht naar de beste soort begeleiding. Het aanbod aan vrijwilligers is nog niet voldoende ingericht en organisaties en gemeenten zijn nog niet voldoende op elkaar ingespeeld. De kwetsbare doelgroep heeft het daarom lastig. Daarbij komt dat in deze groep veel zorgmijders zitten: ze wijzen hulp af of melden zich niet. Die kwetsbare mensen zijn voor de hulpverlening hierdoor onzichtbaar en soms ongrijpbaar.’
22
5. LEEFBAARHEID De mate van leefbaarheid wordt door diverse factoren bepaald, zoals de woningvoorraad, de openbare ruimte, overlast en onveiligheid, aanwezigheid van voorzieningen, bevolkingssamenstelling (sociaal/economisch) en de levensopbouw en sociale samenhang van de bevolking. Het Ministerie van Binnenlandse zaken hanteert de Leefbaarometer, een instrument dat inzicht biedt in de leefbaarheid in alle wijken en buurten in Nederland. Het instrument is nog niet uitontwikkeld en hierdoor zijn alleen algemene scores bekend. Gemiddeld genomen wordt de leefbaarheid in Voorschoten als ‘goed’ geclassificeerd, zo laat de Leefbaarometer zien. Er komt geen verschil in waardering tussen de wijken naar voren. Op de site Waarstaatjegemeente.nl kunnen ook gegevens opgehaald worden. Hieruit blijkt dat 88% van de inwoners zich veilig voelt (gemid. NL: 86%), 6% van de inwoners ervaart overlast van andere buurtbewoners (gemid. NL: 6%), de inwoners waarderen de eigen buurt met een 8.2 (gemid. NL: 7.9) en 77% ervaart de eigen buurt als schoon. Het Weekblad Elsevier en Bureau Louters presenteren jaarlijks het onderzoek naar de kwaliteit van de woonomgeving van alle 393 gemeenten onder de titel ‘Beste buurten & gemeenten’. Het onderzoek richt zich op zeven thema’s: basisvoorzieningen, plusvoorzieningen (cultuur & recreatie), economie en werk, groene en blauwe kwaliteit, rust en ruimte, harmonieus leefklimaat en bereikbaarheid. Op basis van de totaalscore eindigde Voorschoten op plek 10 als een van de meest aantrekkelijke gemeente om te wonen. Voorschoten behaalt een maximale score op o.a. een harmonieus leefklimaat en basis- en plusvoorzieningen. In het rapport ‘Participatie en individueel welzijn binnen de Wmo’ van SGBO wordt ingegaan op de sociale samenhang in Voorschoten. Volgens de definitie van het Sociaal Cultureel Planbureau verwijst sociale samenhang naar ‘de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving’. Volgens het rapport van de SGBO wordt de sociale samenhang gewaardeerd met een 6.5, iets lager dan de score van de referentiegroep van 12 andere gemeenten1 (6.8) die SGBO in haar benchmark heeft betrokken. Van de inwoners voelt 21% zich heel betrokken en 59% enigszins betrokken bij de eigen buurt. In de referentiegroep zijn deze percentages respectievelijk 26% en 56%. Het onderzoek concludeert dat inwoners in Voorschoten een hogere score hebben voor individueel welzijn dan inwoners van andere onderzochte gemeenten. De breedte van maatschappelijke participatie heeft een samenhang met individueel welzijn, dat wil zeggen dat participatie tot meer gelukkige mensen leidt of andersom. Inwoners zijn overigens op alle terreinen van buurtparticipatie minder actief dan de inwoners in de referentiegroep. Vooral buurtparticipatie in de vorm van inzet voor sfeer en onderling contact en deelname aan leuke activiteiten komt in Voorschoten minder voor. Wel helpen buren elkaar in dezelfde mate. Daarbij wordt geconstateerd dat met name de meer intensieve vorm van burenhulp in Voorschoten minder voorkomt dan gemiddeld in de referentiegroep.
1 Namen van de andere gemeenten zijn niet opgenomen in het rapport.
23
6. PARTICIPATIE Dit hoofdstuk “Participatie’ gaat in op twee onderwerpen: a) integratie en deelname van statushouders en vluchtelingen in de gemeente en b) volwasseneneducatie. a. Integratie van statushouders en vluchtelingen Het is van groot belang dat statushouders duurzaam integreren in de samenleving. Per 1 januari 2007 werd inburgeren bij wet (Wet inburgering) verplicht. Hierin was vastgelegd dat nieuwkomers 3,5 jaar de tijd krijgen om hun inburgeringsexamen te behalen. Hiertoe kregen nieuwkomers een aanbod van de gemeente. In 2013 werd de Wet inburgering gewijzigd waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige centraal kwam te staan. Sinds die tijd dienen nieuwkomers hun inburgering zelf te bekostigen. De integratie van nieuwkomers is sinds de toename van de vluchtelingenstroom in 2015 een actueel en urgent thema. De gemeente Voorschoten kent twee groepen inburgeringsplichtigen: van voor en na de wetswijziging per 1 januari 2013. Op basis van ambtelijke informatie bestaat de eerste groep uit 22 inburgeringsplichtigen en de tweede groep ook uit 22 mensen. De Rijksoverheid bepaalt elk half jaar het aantal vergunninghouders dat gemeenten moeten huisvesten, daarbij wordt rekening gehouden met het inwonersaantal per gemeente. Het COA is belast met de toewijzing van vergunninghouders aan gemeenten. Onderstaande tabel geeft inzicht in de taakstelling 2015-2016 en de huidige stand van zaken voor de gemeente Voorschoten. Stand op 0101-‘15
Taakstelling 1 helft 2015
0
21
e
Realisatie 1 helft 2015 17
e
e
Taakstelling 2 helft 2015 22
Taakstelling incl. e stand van zaken 1 helft 2015 26
Realisatie tot 01-12-‘15
Voorsprong / achterstand
15
11 (nog te plaatsen)
De huisvestingstaakstelling voor de 1e helft van 2016 is vastgesteld op een aantal van 30 vergunningshouders. Gezien de huidige toestroom van nieuwe vluchtelingen is het reëel te veronderstellen dat de totale taakstelling voor 2016 verhoogd zal worden. Er zijn momenteel geen feiten bekend over de huidige integratie van statushouders. b. Volwasseneneducatie In Nederland is ongeveer 10% van de (allochtone en autochtone) bevolking laaggeletterd. Er zijn geen cijfers bekend over de laaggeletterdheid in Voorschoten of de regio. Volwasseneneducatie is er in hoofdzaak op gericht om de laaggeletterdheid terug te dringen. Door het wegvallen van Inburgeringfinanciering per 2013 is het budget Volwasseneneducatie het enige gemeentelijke middel om taalvaardigheid te bevorderen. In 2013 heeft de rijksoverheid besloten om de bestemming van de rijksbijdrage te beperken tot taal, rekenen en computerbasisvaardigheden voor de doelgroep laaggeletterden. In eerdere jaren was het mogelijk om andere, meer algemeen vormende, activiteiten uit dit budget te financieren. Per 1 januari 2015 is de Wet educatie en beroepsonderwijs op onderdelen gewijzigd. De wijziging houdt onder ander in dat de contactgemeente van de arbeidsmarktregio met ingang van 2015 het budget voor de inkoop van educatieopleidingen ontvangt en verantwoordelijk wordt voor het opstellen van een regionaal educatieplan. Een andere wijziging is dat de – tot dan toe geldende verplichte winkelnering bij de ROC’s in een afbouwregeling van drie jaar wordt opgeheven.
24
Gemeente Voorschoten heeft in het kader van volwasseneneducatie een Productovereenkomst met het ROC Leiden. In 2014 waren er in totaal 20 cursisten. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor de toeleiding van cursisten en gezien de toestroom van vluchtelingen zal de toestroom geïntensiveerd gaan worden. Daartoe zijn er afspraken met Stichting Vluchtelingenwerk en de Sociale Dienst.
25
7. WERK EN INKOMEN De gegevens in dit hoofdstuk zijn afkomstig uit de Managementrapportage eerste helft 2015 Werk & inkomen Samenwerkingsverband (Marap), Armoedemonitor Voorschoten 2012 en van de site www.waarstaatjegemeente.nl. In 2016 wordt een nieuwe Armoedemonitor uitgebracht, wat betekent dat de hier gebruikte data niet altijd actueel zijn. a. Kenmerken uitkeringsgerechtigden In figuur 1 is de ontwikkeling weergegeven van het aantal huishoudens met een uitkering. Het gaat hier om het aantal huishoudens dat een uitkering ontvangt in het kader van de Participatiewet, IOW, WWZ of IOAZ.
Figuur 1 aantal huishoudens met een uitkering (bron: Marap 2015)
Bijzonderheden: Het totale bestand bestaat uit ongeveer 325 klanten. In de eerste helft van 2015 is het bestand gestegen met 11 klanten, een stijging van 3,5 %, overeenkomstig het landelijk gemiddelde. De stijging van het bestand in de eerste maanden van 2015 toont aan dat het lichte economische herstel (nog) niet zichtbaar is in een afname van het aantal uitkeringsgerechtigden. Onderstaande figuren geven de verdeling van het bestand (aantal huishoudens met een uitkering) naar leefvorm en naar leeftijd.
Bijzonderheden: In de verdeling naar leefvorm is ten opzichte van 2014 weinig verandering opgetreden. Er is sprake van een lichte stijging over de gehele linie. Opvallend is het grote aandeel van alleenstaande huishoudens in het bestand.
26
Onderstaande figuur geeft de participatieladder weer waarin de afstand van klanten tot de arbeidsmarkt weergegeven wordt. In de figuur zijn de absolute aantallen opgenomen per trede.
Voorschoten 2015 11 0 2 47
Participatieladder 001 Geïsoleerd
24
30
Participatieladder 002 Sociale contacten buiten de deur
94
Participatieladder 003 Deelname georganiseerde activiteiten Participatieladder 004 Onbetaald werk Participatieladder 005 Betaald werk met ondersteuning
166
Participatieladder 006 Economisch zelfstandig Participatieladder 009 Wordt 'nog' niets gedaan
Klanten op trede 1 en 2 zijn moeilijk te bemiddelen. De inspanningen op re-integratie gebied zijn met name gericht op klanten op trede 4 en 5 en mensen op trede 3 met perspectief op werk. Personen op trede 6 verrichten als zelfstandige werkzaamheden en zijn reeds bemiddeld. Trede 9 betreft mensen die net een uitkering hebben aangevraagd, voor wie een medische keuring aangevraagd is, of in ieder geval waar het traject nog van bepaald moet worden. Bijzonderheden: 33% van de klanten behoort tot trede 1 en 2 en heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt. 21% van de klanten behoort tot trede 4 en 5 en is bemiddelbaar. Het aandeel mensen behorend tot trede 3 en bemiddelbaar is niet bekend. Het aandeel mensen behorend tot trede 9 is met 0,6% klein. b. Jeugdwerkloosheid Onderstaande tabel geeft het aantal jonge werkzoekenden (< 27 jaar) aan die geregistreerd zijn bij het UWV (Bron: Basiscijfers Jeugd UWV d.d. maart 2015). Voorschoten Totaal maart 2015 81
Geen startkwalificatie 43
Diploma middelbaar VO 32
Diploma Hoger VO 0
Het aantal jongeren in het bestand is gestegen met de invoering van de Participatiewet. Daardoor komen alleen jongeren die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn in aanmerking voor een Wajong-uitkering. De overige jonggehandicapten hebben onder bepaalde voorwaarden recht op bijstand waardoor er een extra instroom ontstaat van jongeren met een beperking. Bijzonderheden: Het aantal jongeren (< 27) met een uitkering op grond van de Participatiewet is toegenomen van 22 naar 25. In Voorschoten is 0,55% van de jongeren (16 t/m 24 jaar) werkzoekend. De werkloosheid onder jongeren is daarmee lager dan het gemiddelde van gemeenten van vergelijkbare omvang en de werkloosheid onder jongeren in de provincie Zuid-Holland (beiden 1.3 %). In 27
de periode 2005-2012 is in de gemeente Voorschoten de werkloosheid onder jongeren afgenomen met 56%. (bron: www.waarstaatjegemeente.nl). Bij ruim de helft van de jonge werkzoekenden gaat het om jeugdigen zonder een startkwalificatie, wat de bemiddelbaarheid richting arbeidsmarkt bemoeilijkt.
c. In- en uitstroom Volgens de Marap 2015 waren er in de eerste helft van 2015 97 meldingen voor een aanvraag in het kader van de Participatiewet door het UWV overgedragen. Van de meldingen was: 12 % afkomstig van jongeren (< 27 jaar) 10% van de aanvragen had betrekking op het bereiken van de maximale termijn WW 13% heeft een PW-uitkering aangevraagd in verband het ontbreken van inkomsten 10% in verband met verhuizing naar de gemeente 4% in verband met inkomsten onder de bijstandsnorm De overige aanmeldingen (51%) leidden uiteindelijk niet tot een aanvraag, waaruit blijkt dat de poortwachtersfunctie doelmatig is ingericht. De betreffende groep klanten wordt verwezen naar voorliggende voorzieningen en andere mogelijkheden om in de kosten van het bestaan te voorzien. Uit de Marap blijkt dat in de eerste helft van 2015 19 cliënten geplaatst zijn in een reguliere baan. Dit is ongeveer gelijk aan de eerste helft van 2014. Onderstaande tabel geeft de in- en uitstroom weer van het aantal jongeren (<27) met een uitkering op grond van de Participatiewet. Voorschoten Stand per 31-12-2014
Totaal per 01-07- 2015
24
25
Instroom 2015 tot 01-072015 6
Uitstroom 2015 tot 1-72015 5
d. Kenmerken minimahuishoudens In de gemeente Voorschoten worden de huishoudens met een inkomen tot 110% van het Wettelijke sociaal minimum (Wsm) tot de minima gerekend. Deze huishoudens hebben toegang tot de minimaregelingen. Overigens staat de deelname aan de collectieve zorgverzekering open voor huishoudens met een inkomen tot 125% van het Wsm. De gebruikte gegevens in deze paragraaf zijn afkomstig uit de Armoedemonitor 2012. Onderstaande tabel geeft de aantallen en de percentages weer ten opzichte van het totaal aantal huishoudens in Voorschoten. Armoedemonitor 2012 Voorschoten Aantal en aandeel minimahuishoudens tot 110% Aantal en aandeel kinderen (< 18) in minimahuishoudens Aantal en aandeel langdurige minima (> 3 jaar)
Aantal 516 235 322
Percentage 5% 4% 62%
Bijzonderheden: Het aantal minimahuishoudens is verhoudingsgewijs lager dan het landelijk gemiddelde. Het aantal kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden is lager dan het landelijk gemiddelde (10%). 45% van de minimakinderen in Voorschoten groeit op in een eenoudergezin, het overige deel in een meerpersoonshuishouden. 28
52% van de minimakinderen groeit op in een huishouden van niet-westerse afkomst, doch 13% van de kinderen in een niet-Westers gezin behoort tot de minima.
De Kinderombudsman deed in 2013 onderzoek naar de gevolgen van armoede voor kinderen. Een van de conclusies is dat geldgebrek van ouders zorgt voor fysieke en psychische klachten bij hun kinderen. Armoede zorgt ook voor sociaal isolement omdat kinderen niet mee kunnen doen aan ‘gewone’ activiteiten zoals sporten of het vieren van een verjaardag. Armoede leidt tot uitsluiting en beïnvloedt daarmee de toekomst van kinderen. In de onderstaande tabel zien we de verdeling van minimahuishoudens naar huishoudtype, leeftijdscategorie etniciteit.
Armoedemonitor 2012 Voorschoten Categorie
Aantal
%
Aandeel minima t.o.v. het totaal
Huishoudtype Alleenstaand Eenoudergezin Meerpersoons zonder kinderen Meerpersoons met kinderen
272 72 104 68
53% 14% 20% 13%
8% 17% 3% 3%
Leeftijdscategorie < 27 27 – 65 65 en ouder
35 381 100
7% 74% 19%
17% 12% 3%
Etniciteit Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon
295 57 164
57% 11% 32%
4% 3% 21%
Bijzonderheden: Meer dan helft van de minimahuishoudens is alleenstaand. Ruim een op de zes eenoudergezinnen moet rondkomen van een minimuminkomen. De minimahuishoudens in de leeftijdscategorie tussen de 40 en 65 vormt absoluut gezien de grootste groep. Onder de 65-plussers komen relatief de minste minima voor. Het aandeel minima onder de niet-Westerse gezinnen is relatief het grootst. e. Gebruik minimaregelingen Onderstaande figuur geeft het gebruik aan van minimaregelingen door minimahuishoudens. 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
29
Bijzonderheden: Het gemiddeld gebruik van alle minimaregelingen ligt op 30%, waarbij het bereik van minimaregelingen verschilt per regeling. Kwijtschelding van belasting en heffing heeft het hoogste bereik onder de minimaregelingen, gevolgd door de collectieve zorgverzekering en de langdurigheidstoeslag. Laatstgenoemde regeling is overigens per 1 januari 2015 afgeschaft. Minder dan 30% van de minimahuishoudens maakt van geen enkele minimaregeling gebruik. Dit aandeel komt overeen met het landelijk gemiddelde. Bijna een derde van de minimahuishoudens maakt gebruik van één regeling en bijna 14 procent maakt gebruik van twee regelingen. Niet-Westerse allochtonen maken gemiddeld gezien van meer voorzieningen gebruik dan huishoudens van andere afkomst.
f. Schuldhulpverlening Onderstaande tabel geeft een overzicht van aantallen en type huishoudens aan die in 2012 in een minnelijk schuldtraject hebben gezeten. Het aantal huishoudens met schulden is daarom groter dan de hieronder genoemde aantallen. Categorie Minima tot 110% Overige huishoudens Totaal
Aantal 19 14 33
Percentage 58% 42% 100%
Aandeel t.o.v. het totaal 4% 0,1% 0,3%
Bijzonderheden: Het grootste aandeel huishoudens in een schuldhulpverleningstraject wordt gevormd door de minimahuishoudens. Op het totaal aantal minimahuishoudens heeft 4% gebruik gemaakt van de minnelijke schuldhulpverlening. Autochtone huishoudens vormen de grootste groep onder de gebruikers van schuldhulpverlening. Van de minimahuishoudens die gebruik maken van de schuldhulpverlening heeft 75% een WWB-uitkering en 40% is alleenstaand. Uit de Marap blijkt dat in de eerste helft van 2015 17 nieuwe dossiers zijn gestart t.o.v. 15 in de eerste helft 2014.
30
8. ONDERWIJS In dit hoofdstuk komen thema’s aan de orde die verband houden met onderwijs van kinderen en jongeren. Achtereenvolgens gaan we in op voor- en vroegschoolse educatie, passend onderwijs en vroegtijdig schoolverlaten. a. Voor- en vroegschoolse educatie Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal vestigingen en aantal kindplaatsen in kinderdagverblijven, gastouderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen. Met name de peutspeelzalen bieden plekken voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Voorschoten KDV Locaties 9 Kindplaatsen 371 Bron: gemeente Voorschoten in cijfers
BSO 10 575
Gastouder 36 161
Peuterspeelzaal 5 80
Bijzonderheden: Ten opzichte van 2012 is het aantal kindplaatsen binnen de kinderdagverblijven in 2015 gegroeid met 1.6%, landelijk is het aantal kindplaatsen gegroeid met 0.1%. Ten opzichte van 2012 is het aantal kindplaatsen binnen de buitenschoolse opvang in 2015 gelijk gebleven, landelijk is het aantal kindplaatsen afgenomen met 3.4%. Volgens informatie van de beleidsambtenaar zitten er 25 kinderen in het kader van VVE op de peuterspeelzalen en bestaat er geen wachtlijst. In het kader van VVE melden we hier het onderzoeksgegeven dat bijna 5% van de leerlingen in het basisonderwijs achterstand kent. Dat aandeel is lager dan het percentage in ZuidHolland (15%). In de periode 2005-2012 is het aandeel leerlingen met een achterstand in Voorschoten afgenomen met 31%. (bron: www.waarstaatjegemeente.nl). b. Passend onderwijs Per 1 augustus 2014 is de Wet passend onderwijs ingevoerd. Het uitgangspunt is dat alle kinderen een plek moeten krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Per 1 augustus hebben scholen een zorgplicht, wat betekent dat de school een passende plek moet zoeken als het kind extra ondersteuning nodig heeft. Met de invoering van de wet wil de overheid bereiken dat ieder kind een passende plek krijgt en bij voorkeur op een reguliere school. Om ervoor te zorgen dat alle kinderen goed bediend worden, hebben scholen regionale samenwerkingsverbanden gevormd. In het primair en het voortgezet onderwijs zijn in totaal 152 samenwerkingsverbanden opgericht, waarvan 77 in het primair onderwijs en 75 in het voortgezet onderwijs. In deze samenwerkingsverbanden werken het regulier en speciaal onderwijs samen. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over onder andere de begeleiding en ondersteuning die alle scholen in de regio kunnen bieden en over welke leerlingen een plek kunnen krijgen in het speciaal onderwijs. Ook maakt het samenwerkingsverband afspraken met de gemeenten in de regio over de inzet en afstemming met (jeugd)zorg. In het primair onderwijs maakt de gemeente Voorschoten deel uit van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs regio Leiden. Voor het voortgezet onderwijs hangt het af van de specifieke school. Er zijn nog geen concrete gegevens bekend over de situatie in Voorschoten gezien de invoering van de wet in dit schooljaar 2014-2015. Wel kan gezegd worden dat 1% van de kinderen in het basisonderwijs in Voorschoten een geestelijke of fysieke beperking heeft, maar dat zegt onvoldoende over het aantal kinderen dat extra ondersteuning behoeft. Eind van dit lopende schooljaar zullen meer gegevens beschikbaar zijn. 31
c. Vroegtijdig schoolverlaten Jongeren tussen de 5 en 18 jaar moeten onderwijs volgen totdat ze een startkwalificatie hebben of 18 jaar worden. Voor leerlingen van 5 tot 16 jaar heet dit de leerplicht. Voor jongeren tussen 16 en 18 jaar heet dit de kwalificatieplicht. Een startkwalificatie is (minimaal) een havo-diploma, vwodiploma of een mbo-diploma op niveau 2 of hoger. De kwalificatieplicht is een van de maatregelen om schooluitval van jongeren tegen te gaan. Het is ook bedoeld om de kansen van startende jongeren op de arbeidsmarkt vergroten. Op basis van de gegevens van het Regionaal Bureau Leerplicht kent Voorschoten in het schooljaar 2013-2014 35 voortijdig schoolverlaters (vsv-ers), dat overeenkomt met bijna 2% van alle onderwijsdeelnemers in de gemeente. Het uitvalpercentage komt overeen met de gemiddelde uitval in de regio Zuid-Holland Noord. Onderstaande grafiek en tabellen geven de ontwikkeling weer van het aantal vsv-ers in de periode 2005/2006 – 2013/2014 en het onderscheid naar leeftijd en geslacht.
70 60 50 40 30 20 10 0
54
50
37
56
45
37
43
37 28
17
60
23
24 19
23 22
13
Uitval VO
Uitval MBO
35 25
34 26
35 30
10
8
5
Uitval totaal
7
NIEUWE VSV'ERS
6 5 4 3 2 1 0 16
17
18
19
20
21
22
LEEFTIJD Jongens
Meisjes
32
Bijzonderheden: Van het totaal aantal vsv-ers zijn 6 leerlingen leer- en kwalificatieplichtig ten tijde van de uitval en dus jonger dan 18. Het grootste gedeelte van de vsv-ers is 18 of 19 jaar bij uitval. Van de 35 vsv-ers zijn er 5 afkomstig van het voortgezet onderwijs en 30 van het middelbaar beroepsonderwijs, de laatste groep volgde met name onderwijs op het ROC Leiden. De percentage uitval op ROC Leiden is met ruim 8% aanzienlijk hoger dan op andere scholen in de regio. De uitval doet zich met name voor in de domeinen ‘Handel en ondernemerschap’, ‘Veiligheid en sport’ en ‘Media en vormgeving’. In onderstaande schema wordt de uitval per school belicht.
Vo
Bonaventuracollege
Vo
Het Vlietland
Vo
Leonardo
Mbo Mbo Mbo Mbo Mbo Vo
0
Overig
5 1 1
10
15
20
25
2 1
ROC Leiden
18
ROC ID
3
ROC Mondriaan
1
2
Wellantcollege
1
Overig
1
3
1
Niet-leerplichtig op 1 okt. 2014
Leerplichtig op 1 okt. 2015
In onderstaande tabel is het aantal leerlingen per onderwijsniveau afgezet tegen het percentage vsvers. Wat opvalt, is dat de uitval met name op het mbo is. Vmbo 0nderbouw
Vmbo bovenbouw
Havo/Vwo bovenbouw
Totaal VO
Mbo 1
Mbo 2
Aantal leerlingen
759
219
567
Aantal vsv
0
1
Aandeel vsv/aantal leerlingen
0%
< 1%
Mbo 3 / 4
Totaal Mbo
1545
6
69
279
354
4
5
2
17
11
30
1%
< 1%
33%
25%
4%
8%
33
Bijlage 1
Gebruikte bronnen
Gremmen, M., e.a. , ‘Participatie en Individueel Welzijn binnen de Wmo in de gemeente Voorschoten’, SGBO (Den Haag, 2012) Werkgroep Financiën en Werkgroep Vraag en Aanbod, ‘Startfoto Jeugdhulp Holland Rijnland’, Holland Rijnland. (2013) Werkorganisatie Duivenvoorde, ‘Startnotitie Transformatie’, gemeente Voorschoten. (2015) Du Long, drs. K., Mes, dr. C., ‘Beleidsthema’s – Gemeente Voorschoten’, Waarstaatjegemeente.nl, Het PON kennis in uitvoering. (Tilburg, 2015) ‘Feiten en cijfers Vrijwillige inzet, MOVISIE, (Utrecht, 2014) Dupon, P., e.a., Jongerenpeiling 2013: diverse thema’s, GGD Hollands Midden. (2014) Hanning, C., e.a., Volwassenen- en ouderenpeiling 2012: diverse thema’s, GGD Hollands Midden. (2013) ‘Eindrapportage Productovereenkomst Holland Rijnland inzake opleiding Educatie 2014’, ROC Leiden. (2014) Hak, A.W., Schoot-Uiterkamp, T., Armoedemonitor Voorschoten 2012, KWIZ. (Groningen, 2014) Minimabeleid Voorschoten 2015-2018. Werkorganisatie Duivenvoorde (2015) ‘Managementrapportage Eerste helft 2015, Werk & inkomen Samenwerkingsverband gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar. (2015) ‘Minima-effectrapportage gemeente Voorschoten 2013’, NIBUD. (Utrecht, 2013) ‘Beste Buurten en Gemeenten’, Weekblad Elsevier en Bureau Louter, (2015) ‘Factsheet Voortijdig Schoolverlaten 2013-2014 RMC-regio 026 Zuid-Holland Noord’, Holland Rijnland (2015). Geraadpleegde websites: www.waarstaatjegemeente.nl www.voorschotenincijfers.nl www.cbs.nl www.rijksoverheid.nl
34