De Wet aandeelhoudersrechten in de praktijk Mr. M.A.J. CreMers
ruim een jaar geleden heeft de Wet aandeelhoudersrechten1 haar intrede gedaan. Door de Wet aandeelhoudersrechten is niet alleen de richtlijn aandeelhoudersrechten2 geïmplementeerd, maar zijn ook wetsbepalingen geïntroduceerd of gewijzigd die niet uit de richtlijn aandeelhoudersrechten voortvloeien. De Wet aandeelhoudersrechten bevat voornamelijk regels voor beursvennootschappen,3 daarnaast is de wet relevant voor niet beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Voor een mooi overzicht van de wijzigingen die deze wet heeft aangebracht, verwijs ik naar het artikel van Legein dat eerder in dit tijdschrift verscheen.4 Met de Wet aandeelhoudersrechten zijn inmiddels de eerste ervaringen opgedaan, waarbij in de praktijk blijkt dat er interpretatieverschillen bestaan bij de toepassing ervan. Bovendien valt op dat sommige – doorgaans kleinere – beursvennootschappen de nieuwe regels (deels) niet lijken toe te passen. reden genoeg om een aantal bepalingen uit de Wet aandeelhoudersrechten opnieuw onder de aandacht te brengen.
Wijze van oproeping algemene vergadering De oproeping van de algemene vergadering van een beursvennootschap moet via de website van de vennootschap geschieden. In de praktijk is het al langer gebruikelijk om de oproepingsstukken ook op de website te plaatsen. Publicatie in een landelijk verspreid dagblad is niet langer nodig.5 Niettemin heeft in 2011 een groot aantal beursvennootschappen de oproeping niet alleen op de website geplaatst, maar ook in een landelijk verspreid dagblad. Een 1
2
3
4 5
Wet van 30 juni 2010 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van Richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PbEU 2007, L 184, Stb. 2010, 257. Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, PbEU 2007, L 184. Onder beursvennootschappen worden in dit artikel begrepen naamloze vennootschappen waarvan (met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten van) aandelen zijn genoteerd op een in een EER lidstaat gereglementeerde markt als bedoeld in art. 1:1 Wft. M.H. Legein, ‘Wet aandeelhoudersrechten en Wet spreekrecht ondernemingsraad op 1 juli 2010 in werking getreden’, TOP 2010-7, p. 276-279. Art. 2:113 lid 6 BW.
TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK nummer 8, december 2011 / Sdu uitgeverS
deel heeft dit vrijwillig gedaan, een deel was hiertoe verplicht op grond van de statuten die de publicatie in een landelijk verspreid dagblad voorschreven. Ik verwacht dat het aantal oproepingen dat in de toekomst nog in een landelijk verspreid dagblad zal worden gepubliceerd, steeds verder zal afnemen.
Agenderingsrecht Aandeelhouders en certificaathouders van een beursvennootschap die alleen of samen ten minste 1% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen of een beurswaarde van ten minste 50 miljoen euro,6 hebben het recht de vennootschap te verzoeken een onderwerp op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen.7 De wettelijke mogelijkheid het verzoek te weigeren ingeval een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet, is bij 6
7
Het Wetsvoorstel Corporate Governance (Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007, Kamerstukken II 2008-2009, 32 014, nr. 2) bevat het omstreden voorstel tot verhoging van de drempel van 1% naar 3% en afschaffing van de drempel van 50 miljoen euro beurswaarde. Art. 2:114a BW.
321
de invoering van de Wet aandeelhoudersrechten geschrapt. Wel kan het verzoek in bijzondere gevallen worden geweigerd met een beroep op de redelijkheid en billijkheid.8 Het verzoek om een agendapunt op te nemen, moet met redenen omkleed zijn. Het verdient aanbeveling, voor zover de statuten nog geen rekening houden met dit additionele vereiste, deze daarop aan te passen. Hiermee wordt voorkomen dat onduidelijkheid bestaat over de verplichting tot agendering indien zonder opgave van redenen een verzoek tot agendering wordt gedaan.
Met de Wet aandeelhoudersrechten zijn inmiddels de eerste ervaringen opgedaan, waarbij in de praktijk blijkt dat er interpretatieverschillen bestaan bij de toepassing ervan. Op grond van art. 2:114a BW dient het verzoek ten minste 60 dagen voor de algemene vergadering te worden ingediend. Echter, best practice bepaling IV.4.4 jo. II.1.9 van de Nederlandse Corporate Governance Code biedt de ruimte voor het bestuur om een door de aandeelhouders te respecteren responstijd in te roepen van maximaal 180 dagen ingeval het onderwerpen betreft die een wijziging van de strategie kunnen bewerkstelligen. Mocht het zover komen, dan zal het bestuur kunnen proberen om de wettelijke termijn van 60 dagen te verlengen tot maximaal 180 dagen. De kans dat een rechter toestaat dat het bestuur de wettelijke termijn van 60 dagen niet in acht neemt, maar in plaats daarvan een langere responstijd inroept, acht ik afhankelijk van datgene wat het bestuur respectievelijk de aandeelhouders eerder over deze responstijd hebben gecommuniceerd en de mate waarin de door het bestuur gewenste responstijd gerechtvaardigd is.
Oproepingstermijn De oproeping van een algemene vergadering van een beursvennootschap geschiedt uiterlijk 42 dagen voor de dag van de vergadering.9 De praktijk zucht en steunt vanwege deze uitermate lange termijn.10 Dit heeft vooral te maken met
8
Volgens de minister van Justitie staat de Richtlijn aandeelhoudersrechten niet toe dat elk agendapunt inhoudelijk wordt getoetst aan het zwaarwichtig belang van de vennootschap. Slechts in uitzonderlijke gevallen bestaat op grond van de Richtlijn aandeelhoudersrechten rechtvaardiging van de weigering van een agendapunt. In een dergelijk geval kan het verzoek worden geweigerd met een beroep op de norm van de redelijkheid en billijkheid van art. 2:8 BW (Kamerstukken II 2008-2009, 31 746, nr. 3, p. 24). 9 Art. 2:115 lid 2 BW. 10 De verlengde oproepingstermijn is bovendien dusdanig lang, dat deze niet strookt met de in art. 2:110 BW opgenomen termijn van zes weken voor de geautoriseerde oproeping van een algemene vergadering. In artikel X van de Verzamelwet Veiligheid en Justitie (Wet van 27 oktober 2011 tot partiële wijziging van een aantal wetten op het gebied van Veiligheid en Justitie, Kamerstukken 2010-2011, 32 863, Stb. 2011, 500) wordt daarom voor beursvennootschappen de oproepingstermijn gewijzigd in 8 weken.
322
het feit dat op het moment van oproeping ook alle vergaderstukken beschikbaar dienen te worden gesteld. Vooral het tijdig gereed hebben van de jaarrekening is voor veel beursvennootschappen een race tegen de klok. Voor sommige beursvennootschappen heeft dit ertoe geleid dat zij de datum van de jaarvergadering later in het jaar hebben gepland dan voordien gebruikelijk was. Dit is jammer, want hoe later de jaarvergadering plaatsvindt, hoe later verantwoording wordt afgelegd over het voorgaande boekjaar, terwijl het vanzelfsprekend de voorkeur van aandeelhouders heeft om een zo up-to-date mogelijk beeld te krijgen van het reilen en zeilen van de vennootschap. De vraag die dan ook vaak gesteld wordt: waarom is die lange termijn? De Richtlijn aandeelhoudersrechten verplicht slechts tot een oproepingstermijn van minimaal 21 dagen voor de algemene vergadering.11 Daarnaast biedt de Richtlijn aandeelhoudersrechten lidstaten de mogelijkheid om ten aanzien van buitengewone algemene vergaderingen een kortere termijn van ten minste 14 dagen op te nemen, waarbij de in die vergadering genomen besluiten slechts kunnen worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de ter vergadering vertegenwoordigde aandelen.12 Nederland heeft hiervan helaas geen gebruik gemaakt. De lange oproepingstermijn is bijzonder nijpend wanneer snelle besluitvorming door de algemene vergadering voor de vennootschap cruciaal is.13 Daarbij moet ten aanzien van bepaalde besluiten eveneens rekening worden gehouden met het spreekrecht van de ondernemingsraad;14 in die gevallen moet de ondernemingsraad tijdig voor de oproeping (doorgaans 30 dagen,15
11 Art. 5 lid 1 Richtlijn aandeelhoudersrechten. 12 Art. 5 lid 1 Richtlijn aandeelhoudersrechten stelt overigens dat om gebruik te maken van de kortere termijn tevens de verplichting geldt dat de vennootschap de aandeelhouders de gelegenheid biedt om langs voor alle aandeelhouders toegankelijke elektronische weg te stemmen. Dat betekent in de Nederlandse praktijk wel dat de statuten van de desbetreffende vennootschap elektronisch stemmen moeten toestaan. Op grond van art. 5 lid 1 Richtlijn aandeelhoudersrechten geldt het desbetreffende besluit tot uiterlijk de volgende jaarlijkse algemene vergadering. Ten slotte bepaalt art. 5 lid 1 Richtlijn aandeelhoudersrechten dat kan worden volstaan met een oproepingstermijn van ten minste 10 dagen bij de tweede of daaropvolgende oproeping tot een algemene vergadering, die wordt gedaan omdat het bij de eerste oproeping vereist quorum niet is gehaald. In dat geval moet bij de eerste oproeping wel zijn voldaan aan de geldende oproepingsvereisten en mag er geen nieuw punt op de agenda zijn geplaatst. 13 Dat kan het geval zijn bij besluiten tot uitgifte van aandelen of aan- of verkoop van een belangrijk bedrijfsonderdeel op grond waarvan art. 2:107a BW goedkeuring door de algemene vergadering voorschrijft. 14 Het spreekrecht van de ondernemingsraad is van toepassing op de besluiten als bedoeld in art. 2:107a BW, benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders en commissarissen (art. 2:134a, 2:144a en 2:158 lid 4 BW) en het bezoldigingsbeleid (art. 2:135 BW). 15 De minister van Justitie heeft bevestigd dat ingeval benoeming, schorsing of ontslag van een bestuurder of commissaris met inachtneming van art. 2:114a BW ten minste 60 dagen voor een algemene vergadering wordt geagendeerd en de ondernemingsraad daarvan onverwijld op de hoogte wordt gesteld, de ondernemingsraad niet ten minste 30, maar 18 dagen de tijd heeft om zijn standpunt te bepalen. De minister van Justitie achtte de termijn van 18 dagen in dat geval niet bezwaarlijk (Kamerstukken I 2009-2010, 31 877, E).
Sdu uitgeverS / nummer 8, december 2011 TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK
De Wet aanDeelhouDersrechten in De praktijk
daarmee dus 72 dagen voor de algemene vergadering) in de gelegenheid worden gesteld zijn standpunt te bepalen.
registratiedatum Voor beursvennootschappen geldt vanaf 1 juli 2010 een verplichte registratiedatum van 28 dagen voor de dag van de vergadering.16 Andere naamloze vennootschappen kunnen de registratiedatum vrijwillig toepassen. Daarbij moet worden bedacht dat ook bij vrijwillige toepassing van de registratiedatum niet kan worden afgeweken van de termijn van 28 dagen. Voor naamloze vennootschappen zonder beursnotering is dit onnodig beperkend en onpraktisch. Wanneer een dergelijke vennootschap vrijwillig een registratiedatum vaststelt, leidt het bovendien tot de vraag wat dit betekent voor de oproepingstermijn van de algemene vergadering. De lange oproepingstermijn van 42 dagen geldt immers alleen voor beursvennootschappen; voor gewone naamloze vennootschappen geldt in beginsel de kortere oproepingstermijn van 15 dagen.17 Moet een vennootschap in verband met het vrijwillig hanteren van de registratiedatum nu een oproepingstermijn van ten minste 28 dagen in acht nemen, of is voldoende dat de oproeping 15 dagen voor die van de vergadering plaatsvindt? Nu de wet hierover niets bepaalt, vind ik het verdedigbaar dat in het geval de vennootschap vrijwillig een registratiedatum hanteert, kan worden volstaan met een oproepingstermijn van 15 dagen.18 Een oproeping met vermelding van een registratiedatum in het verleden zal alleen niet door alle aandeelhouders met blijdschap zal worden ontvangen. Sommigen zullen zich overvallen kunnen voelen door deze vroege registratiedatum. Wanneer de registratiedatum op een moment na de oproeping zou liggen, dan zouden zij nog in staat zijn geweest om bijvoorbeeld door aankoop van aandelen vóór de registratiedatum, meer stemrecht in de algemene vergadering te verwerven. Met een registratiedatum die ligt voor de dag van oproeping is dat niet mogelijk. Het zou de praktijk ten goede komen wanneer de wet zodanig zou worden gewijzigd dat gewone naamloze vennootschappen vrij zijn om de dag van de registratie te bepalen. Op grond van de registratiedatum wordt vastgesteld wie stemgerechtigd is. Wanneer na de datum van registratie 16 Art. 2:119 leden 1 en 2 BW. Van Solinge en Timmermans gaan ervan uit dat de Wet aandeelhoudersrechten beursvennootschappen verplicht om de registratiedatum voor alle geplaatste aandelen toe te passen, terwijl Dortmond het standpunt inneemt dat beursvennootschappen niet verplicht zijn een registratiedatum toe te passen op niet beursgenoteerde aandelen zoals beschermingspreferente aandelen en prioriteitsaandelen (Van Solinge, ‘Registratiedatum voor beschermingsprefs’, WPNR 2011/6872, p. 77 e.v., R.A.F. Timmermans, ‘Registratiedatum: Preferente beschermingsaandelen niet effectief?’, Ondernemingsrecht 2011-13, nr. 92 en ‘Naschrift ‘Beschermingsprefs en de registratiedatum’’, Ondernemingsrecht 2011-16, nr. 121, Dortmond, ‘Beschermingsprefs en de registratiedatum’, Ondernemingsrecht 2011-16, nr. 120. 17 Art. 2:115 lid 1 BW. 18 Zie in gelijke zin M.H. Legein, a.w., p. 277. Anders J.G. Thijssen en W.T. Bongartz, ‘De nieuwe oproepingstermijn en registratiedatum – enkele praktische beschouwingen’, V&O 2010, 10, p. 193.
TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK nummer 8, december 2011 / Sdu uitgeverS
(certificaten van) aandelen worden ingekocht, dan kan hierop toch worden gestemd door degene die daartoe op de registratiedatum gerechtigd was. Anderzijds kan niet op (certificaten van) aandelen worden gestemd die op de registratiedatum aan de vennootschap zelf toebehoorden en nadien zijn vervreemd.19 Op aandelen die na de registratiedatum, maar voor de algemene vergadering worden uitgegeven kan evenmin worden gestemd. De registratiedatum is niet alleen van belang om vast te stellen wie in de vergadering stemgerechtigd is, maar ook om vast te stellen of een voor de besluitvorming vereist quorum ter vergadering vertegenwoordigd is. Hoewel de wet dit niet uitdrukkelijk bepaalt, is het mijns inziens in lijn met de systematiek van de registratiedatum dat het percentage van het ter vergadering vertegenwoordigde kapitaal wordt berekend aan de hand van het geplaatste kapitaal – exclusief ingekochte aandelen20 – op het moment van de registratiedatum.21
Informatieverstrekking voorafgaand aan de algemene vergadering Een beursvennootschap is verplicht om haar aandeelhouders en certificaathouders uiterlijk 42 dagen voor de dag van de vergadering via haar website in kennis te stellen van onder andere de oproeping, agenda, toelichting en overige met betrekking tot de algemene vergadering relevante informatie en documentatie als genoemd in art. 5:25ka lid 1 Wft. De website van een beursvennootschap bevat tevens
De lange oproepingstermijn is bijzonder nijpend wanneer snelle besluitvorming door de algemene vergadering voor de vennootschap cruciaal is. informatie over het totale aantal aandelen en stemrechten op de dag van oproeping.22 Ingekochte aandelen moeten bij vermelding van het totale aantal aandelen wel worden meegerekend, maar bij vermelding van het totale aantal stemrechten niet.23 Indien het totale aantal aandelen en stemrechten op de registratiedatum is gewijzigd, vermeldt de vennootschap uiterlijk de dag erna het totale aantal aandelen en stemrechten op de registratiedatum. De op de website geplaatste informatie dient gedurende ten minste een jaar na plaatsing op de website toegankelijk te blijven.24 In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat
19 Art. 2:118 lid 7 BW bepaalt dat op ingekochte aandelen niet kan worden gestemd, met uitzondering van de in die bepaling genoemde gevallen. 20 Art. 2:24d BW. 21 Anders Timmermans (a.w.) die betoogt dat beschermingspreferente aandelen die na de registratiedatum worden uitgegeven meetellen in het geplaatste kapitaal voor de vaststelling van een ter vergadering aanwezig quorum. 22 Art. 5:25ka lid 2 Wft. 23 Art. 2:24d BW. Dit is slechts anders indien op de ingekochte aandelen een pandrecht of vruchtgebruik rust en de pandhouder of vruchtgebruiker op grond van art. 2:118 lid 7 BW het stemrecht toekomt. 24 Art. 5:25ka lid 4 Wft.
323
indien het kapitaal van de beursvennootschap is verdeeld in twee of meer categorieën, uitsplitsing moet plaatsvinden over die categorieën.25 Deze toevoeging vloeit voort uit art. 5 lid 4, sub b van de Richtlijn aandeelhoudersrechten, die dit voorschrift uitdrukkelijk bevat. In de Engelse tekst van de Richtlijn aandeelhoudersrechten wordt overigens
De registratiedatum is niet alleen van belang om vast te stellen wie in de vergadering stemgerechtigd is, maar ook om vast te stellen of een voor de besluitvorming vereist quorum ter vergadering vertegenwoordigd is. het begrip “class of shares” gebruikt. Ik ga ervan uit dat wanneer het maatschappelijk kapitaal is verdeeld in verschillende soorten aandelen en daarvan slechts één soort is geplaatst, het niet nodig is om dit onderscheid te maken. De toevoeging had natuurlijk in de wettekst zelf terecht moeten komen. Omdat de toevoeging alleen in de Memorie van Toelichting is opgenomen en niet in de wet, is een beursvennootschap niet verplicht om bij de vermelding van het aantal aandelen en stemrechten onderscheid te maken tussen de verschillende soorten geplaatste aandelen. Op grond van art. 5:25j Wft is (een gedeelte van) de hiervoor bedoelde informatieverplichting – overigens onbedoeld – op meer vennootschappen van toepassing dan de Richtlijn aandeelhoudersrechten voorschrijft. Vennootschappen die geen zetel in Nederland hebben, of waarvan andere effecten dan aandelen met stemrecht zijn genoteerd, of waarvan weliswaar aandelen met stemrecht zijn genoteerd maar op een andere dan een EER gereglementeerde markt, vallen door dit artikel bijvoorbeeld wel onder de verplichting om een oproepingstermijn van 42 dagen te hanteren, terwijl deze niet onder de werkingssfeer van de Richtlijn aandeelhoudersrechten vallen. Het ontwerp wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 201326 repareert het onnodig ruime toepassingsbereik van art. 5:25ka Wft. Na invoering van deze wijziging (naar verwachting op 1 januari 2013), zal art. 5:25ka Wft slechts van toepassing zijn op uitgevende instellingen die hun zetel hebben in Nederland en waarvan aandelen zijn genoteerd op een in een EER lidstaat gereglementeerde markt als bedoeld in art. 1:1 Wft. Het huidige art. 5:25ka Wft is niet van toepassing op zogenaamde open end beleggingsinstellingen. Het ontwerp wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2013 brengt hierin geen verandering.
25 Kamerstukken II 2008-2009, 31 746, nr. 3, p. 30. 26 Consultatiedocument betreffende het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten, Wijzigingswet financiële markten 2013, www.internetconsultatie.nl/wijzigingswetfm2013.
324
Vermelding stemresultaten Uiterlijk 15 dagen na de algemene vergadering plaatst de beursvennootschap de overeenkomstig art. 2:120 leden 4 en 5 BW vastgestelde stemresultaten op haar website.27 In de praktijk wordt verschillend omgegaan met deze publicatieplicht. Sommige – met name kleinere – beursvennootschappen stellen in het geheel geen stemresultaten beschikbaar. De meeste andere beursvennootschappen doen dit wel, maar daarbij valt op dat er interpretatieverschillen bestaan bij toepassing van art. 2:120 lid 5 BW. Een op het oog zo gemakkelijk leesbare bepaling blijkt bij nadere bestudering toch minder eenvoudig. Aan de hand van de wettekst van art. 2:120 lid 5 BW zal ik nader ingaan op de bepaling en op de aandachtspunten daarbij. Op grond van het bepaalde in art. 2:120 lid 5 BW stelt een beursvennootschap voor elk genomen besluit vast: a. het aantal aandelen waarvoor geldige stemmen zijn uitgebracht; b. het percentage dat het aantal onder a bedoelde aandelen vertegenwoordigt in het geplaatste kapitaal; c. het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen; d. het aantal stemmen dat voor en tegen het besluit is uitgebracht, alsmede het aantal onthoudingen. ad a. het aantal aandelen waarvoor geldige stemmen zijn uitgebracht Het gaat om het aantal aandelen en niet om het aantal stemmen dat is uitgebracht. Bij de vaststelling van het aantal aandelen waarop geldige stemmen zijn uitgebracht, tellen onthoudingen, nietige stemmen en blanco stemmen niet mee, tenzij de statuten anders bepalen.28 Dit is eveneens van belang voor het vaststellen van de stemuitslag zelf. De wet geeft als hoofdregel dat de algemene vergadering kan besluiten met volstrekte meerderheid (de helft + 1) van de uitgebrachte stemmen.29 Ook hier tellen alleen de geldig uitgebrachte stemmen mee. ad b. het percentage dat het aantal onder a bedoelde aandelen vertegenwoordigt in het geplaatste kapitaal Het aantal onder a vermelde aandelen moet worden afgezet tegen het geplaatste kapitaal. De vraag rijst welke peildatum geldt voor het bepalen van het geplaatst kapitaal: de datum van de vergadering of de registratiedatum? Hoewel de wet dit niet uitdrukkelijk bepaalt, ben ik van mening dat hier wordt gedoeld op het geplaatste kapitaal op de registratiedatum. Slechts aandelen die op de registratiedatum geplaatst zijn, zijn immers potentieel stemgerechtigd en daarmee relevant voor het vaststellen van het percentage van de aandelen waarop is gestemd. Op grond van art. 27 Art. 5:25ka lid 3 Wft jo. art. 2:120 leden 4 en 5 BW. Ook hier geldt dat de werkingssfeer van deze wetsbepalingen ruimer is dan door de Richtlijn aandeelhoudersrechten wordt vereist; zie mijn opmerking hierover in de voorgaande paragraaf. 28 Zie voor een overzicht van de verschillende meningen op dit punt Asser/ Maeijer/Van Solinge en Nieuwe Weme 2-II* (2009), nr. 66. 29 Art. 2:120 lid 1 BW. Maar deze bepaling is natuurlijk ook van belang voor gekwalificeerde meerderheden.
Sdu uitgeverS / nummer 8, december 2011 TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK
De Wet aanDeelhouDersrechten in De praktijk
2:24d BW tellen ingekochte aandelen niet mee in het te vermelden geplaatste kapitaal.30 In de praktijk wordt hiermee niet altijd rekening gehouden. ad c. het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen Doorgaans is het aantal uitgebrachte stemmen gelijk met het aantal aandelen vermeld onder a. Alleen in geval van gedifferentieerd stemrecht zal dit anders zijn. ad d. het aantal stemmen dat voor en tegen het besluit is uitgebracht, alsmede het aantal onthoudingen Het aantal stemmen vermeld onder c wordt uitgesplitst in voor- en tegenstemmen. Daarnaast wordt het aantal onthoudingen vermeld. Wanneer met stemkastjes wordt gestemd, zijn dit niet alleen de onthoudingen waarbij de stemgerechtigden actief op het knopje “onthouden” hebben gedrukt, maar ook de onthoudingen die plaatsvinden doordat de stemgerechtigden weliswaar ter vergadering aanwezig zijn, maar – bewust of onbewust – niet op enig stemknopje drukken. Sommige vennootschappen vermelden daarnaast nog vrijwillig het percentage van de voor- en tegenstemmen. Het voordeel van het noemen van percentages is dat het in één oogopslag inzicht geeft in de stemverhoudingen. Om tot een zorgvuldige vaststelling van de stemresultaten te komen is het zaak om tijdens de vergadering oog te hebben voor stemgerechtigden die de vergadering tussentijds – voor even of voorgoed – verlaten. Dit heeft immers invloed op het ter vergadering vertegenwoordigde kapitaal en kan van belang zijn voor het nemen van besluiten waarvoor een quorum geldt. Bovendien moet worden voorkomen dat hun stemmen ten onrechte na hun vertrek worden meegeteld.31
sanctie overtreding informatieverplichting Moet een beursvennootschap zich nu grote zorgen maken wanneer later komt vast te staan dat zij de regels niet of niet juist heeft toegepast? Ja en nee. De wet verbindt geen specifieke sanctie aan de overtreding van deze informatieverplichtingen.32 Wel is denkbaar dat wanneer een
30 Tenzij het ingekochte aandelen betreft waarop een pandrecht of vruchtgebruik rust en de pandhouder of vruchtgebruiker op grond van art. 2:118 lid 7 BW het stemrecht toekomt. 31 Wanneer mondeling wordt gestemd, telt de voorzitter doorgaans alleen het aantal tegenstemmen en onthoudingen en wordt de rest van de aanwezigen geacht te hebben voorgestemd. Het is daarbij van belang om per agendapunt vast te stellen wat het totale aantal stemmen is dat de aanwezigen kunnen uitbrengen. Aan de hand daarvan kan vervolgens worden berekend hoeveel stemmen ten gunste van het voorstel zijn uitgebracht. Indien met stemkastjes wordt gestemd, moet ervoor worden gezorgd dat de stemkastjes bij het verlaten van de zaal worden ingeleverd, zodat deze stemmen niet ten onrechte als onthouding worden geregistreerd. In de praktijk is overigens wel geopperd om dit knelpunt te ondervangen door stemgerechtigden die de vergadering tussentijds verlaten een stemvolmacht met steminstructie te laten afgeven aan bijvoorbeeld de secretaris van de vennootschap. Ik ben van mening dat dit mogelijk is. 32 Het niet naleven van de informatieverplichting van art. 2:120 lid 4 BW
TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK nummer 8, december 2011 / Sdu uitgeverS
beursvennootschap niet of niet volledig voldoet aan de informatieverplichtingen voorafgaand aan de algemene vergadering, een of meer vergadergerechtigden vernietiging vorderen van een of meer in die vergadering genomen besluiten. Een vergadergerechtigde zou bijvoorbeeld kunnen aanvoeren dat hij niet (tijdig) over de voor zijn oordeelsvorming relevante informatie beschikte. Degene die de vordering instelt moet wel een redelijk belang hebben bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen.33 Ik acht de kans gering dat een rechter op grond van het enkele overtreden van art. 5:25ka Wft zal overgaan tot vernietiging van een aandeelhoudersbesluit.
Op grond van art. 5:25j Wft is (een gedeelte van) de hiervoor bedoelde informatieverplichting – overigens onbedoeld – op meer vennootschappen van toepassing dan de Richtlijn aandeelhoudersrechten voorschrijft. Uit het bovenstaande blijkt overigens ook dat verkeerde toepassing van de regels met betrekking tot de vaststelling van de stemuitslagen met zich kan brengen dat een aandeelhoudersbesluit wel in plaats van niet (of omgekeerd) is genomen. Dat is niet zozeer een gevolg van de foutieve toepassing van de nieuwe informatieverplichtingen, maar een verkeerde vaststelling van de stemresultaten wordt wel sneller zichtbaar door de uitgebreide informatieverplichtingen met betrekking tot de stemresultaten.
Tot slot De Wet aandeelhoudersrechten introduceert voorschriften voor beursvennootschappen, onder andere met betrekking tot het oproepen en houden van algemene vergaderingen. Vooral ten aanzien van de nieuwe informatieverplichtingen valt op dat niet alle beursvennootschappen deze (op de juiste wijze) toepassen. Ik ga ervan uit dat dit in het volgende vergaderseizoen aanzienlijk zal verbeteren omdat men ervaring heeft kunnen opdoen met de nieuwe regels en bij collega beursvennootschappen heeft kunnen zien hoe deze de regels toepassen. over de auteur Mr. Manon A.J. Cremers is notaris bij Stibbe NV te Amsterdam.
– dat reeds voor de inwerkingtreding van de Wet aandeelhoudersrechten van kracht was – levert op grond van het bepaalde in art. 1 lid 4 WED een economisch delict op. 33 Op grond van art. 2:15 lid 3 BW kan de vernietiging van een besluit naast de rechtspersoon alleen worden gevorderd door iemand die een redelijk belang heeft bij de verplichting die niet is nagekomen.
325