DE WERELD IN BALANS 11 WAAR IS HET VERTROUWEN? In wat een bruisende wereld leven we! Met deze wat euforische uitroep hebben we ‘De wereld in balans 10’ afgesloten. We openen er deze aflevering van onze ‘roman fleuve’ (sic) mee. De wereldpolitiek is in transitie. Na de implosie van de Sovjet-Unie manifesteerden de VS zich als een hyperpower. Maar dat was slechts strovuur. Nine Eleven was een uitslaande brand, een Aha-Erlebnis van eerste orde voor de Amerikanen én voor de wereld. Datzelfde jaar toonde ook de toetreding van de Volksrepubliek China tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aan dat we met z’n allen terecht kwamen in ‘a post-American world’ (F. Zakaria). Maar dat besef is nog niet volledig doorgedrongen … de psychologische aanpassing aan zulke paradigmaverschuiving vergt tijd, zeker in de VS, zeker bij de Republikeinen in de VS. Sindsdien zat de mensheid verwikkeld in een proces van economische globalisering. Maar die transformatie werd grondig verstoord door de financiële crisis die in 20072008 in New York uitbrak. Wat startte als een bankencrisis, had vrij vlug een enorme fallout op de reële economie. En dit jaar zitten de wereldleiders met de handen in het haar over het dilemma hoe en aan welk tempo ze de schuldencrisis moeten oplossen. De bankencrisis is een landencrisis geworden. Waar prioriteit aan geven: aan sanering of aan economische groei? Of is dat een vals dilemma? Is het inderdaad zo dat economische groei het best bevorderd wordt door groeivriendelijke saneringsstrategieën (standpunt-Herman Van Rompuy)? Wolfgang Schäuble, de Duitse minister van Financiën, huldigt diezelfde visie: ‘Geen enkel empirisch gegeven bewijst dat de deficits van de staten het herstel stimuleren’, zo verzekert hij. ‘In Duitsland is de onzekerheid, veroorzaakt door de openbare schulden, de voornaamste hinderpaal om een verhoging van de consumptie én van de investeringen te bereiken’ (Le Monde, 26-06-2010, p. 7). Dus zou het erop aankomen heel selectief tewerk te gaan en voor de exit uit de overheidsschulden een minutieuze timing te bepalen. Dat is het ideale scenario om het vertrouwen te herstellen en dàt is cruciaal. Het is het gebrek aan vertrouwen dat de motor van de wereldeconomie doet sputteren en de relance lood in de vleugels geeft. Barack Obama, Timothy Geithner, Lawrence Summers zien dat helemaal anders. Ook binnen de Europese Unie
bestaat daar geen eensgezindheid over: Angela Merkel en Christine Lagarde zijn de exponenten van twee sterk uiteenlopende visies. Wat impliceert dat Duitsland en Frankrijk, die het draagvlak vormen van de Europese Unie, het niet met elkaar eens zijn. Ook over de reactie op de bankencrisis is op wereldvlak eensgezindheid vér wèg. Zo vormen Canada, Australië, India en Brazilië front tégen een eventuele bankentaks. Een bankentaks die nog iets heel anders is dan een taks op internationale financiële verrichtingen. Allemaal voorbeelden die illustreren dat in een tijd dat de wereld op zijn kop staat en machtsverschuivingen - zowel op het politieke als op het economische vlak - voor fundamentele uitdagingen zorgen, het niet zo verwonderlijk is dat het vertrouwen zoek is. Dat alles resulteert in een nerveuze, snelle opeenvolging van mondiale topconferenties. Eind 2008 was er een eerste top van de G20 (Groep van 20) in Washington. In april 2009 kwamen de G20 opnieuw samen in Londen. In september van datzelfde jaar kwam er al een derde G20-top in Pittsburgh. En op 26 juni 2010 controleerden de G20 in Toronto of de afspraken die in Pittsburgh gemaakt waren, wel werden opgevolgd. In november 2010 is er al een nieuwe top in Seoel gepland, die de agenda voor de volgende ontmoetingen moet voorbereiden. En in september 2010 wordt er een VN-conferentie georganiseerd waar de ontwikkelingssamenwerking absolute prioriteit zal krijgen. Als sommigen (velen?) dergelijke mondiale samenkomsten afdoen als ‘dure praatbarakken’ of ‘hoogmissen’ zitten ze meteen op het niveau van de toogpraat (Dirk Dewilde, De Tijd, 26-06-2010, p.9). Je kan wanhopig worden als je de confrontaties vaststelt van meningsverschillen, van uiteenlopende visies, maar bedenk dan dat dit typisch is voor internationale diplomatie en multilaterale samenwerking. Beter dat dan confrontatie – die er sowieso óók is – of erger: conflicten, hard power (oorlogen)… Afghanistan, Irak, Iran, Israël tonen waar dàt allemaal toe leidt. Daarenboven is het realistisch te bedenken dat diplomaten ‘het doel nooit bereiken door er in rechte lijn op af te gaan’ (Dirk Dewilde). Du choc des idées jaillit la lumière… die wijsheid staat pal overeind, óók in een wereld die niet meer weet naar welke kant draaien.
Hugo Van de Voorde Ere-inspecteur Geschiedenis-S.O. van de Vlaamse Gemeenschap
[email protected]
Herme s • J a a rg a ng 1 4 • n r. 4 8 • Se p t em b e r 2 0 1 0 •
69
DE G20 Hoe ook, feit blijft dat de verruiming van de G8 naar de G20 een onmiskenbaar signaal is dat de wereld drastisch verandert. Eén: de groeieconomieën zijn niet langer te negeren! Twee: het veiligheidsconcept is nu zoveel ruimer dan vroeger, aangezien uitdagingen als klimaat en milieu, migraties en nucleaire veiligheid er integraal deel van uitmaken. De G20-niveau focust uiteraard op de wereldeconomie. Maar juist omwille van zijn representativiteit – die zoveel groter is dan deze van de VN-Veiligheidsraad die nog steeds niet meer is dan de afspiegeling van de machtsverhoudingen van na 1945 – is de verleiding groot om de G20 ook zeggingskracht te geven op het politieke vlak. De voorbeelden van de G20 en de VN-Veiligheidsraad illustreren ten andere de gelaagdheid van het wereldgebeuren: de staten die de bestaande machtsconcentratie domineren (VN-Veiligheidsraad) gaan op het rempedaal staan als machtsverschuivingen zich aandienen en nieuwe fora van internationaal overleg (de G20) de kop opsteken. Dat interpretatie en evaluatie van feiten en ontwikkelingen in een dergelijke transitieperiode voor waarnemers niet vanzelfsprekend zijn, blijkt uit de tegengestelde standpunten die zij innamen na de laatste G20-top in Toronto. Na de slotverklaring was de conclusie bij de enen dat het eens te meer een maat voor niets was geweest, want het hoogst haalbare was dat iedere deelnemer/staat zijn ding kon doen. Tegen 2013 zouden de leiders hun overheidstekort tot de helft herleiden en tegen 2016 zouden ze hun schuldratio – de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product – stabiliseren of verminderen (De Standaard, 28-06-2010, p.19). Ook een bankentaks kan opgelegd worden. Maar… dat hoeft niet echt en op al die heikele vlakken mag elk land zelf beslissen hoe het dat doet, en dus kan elk land rekening houden met zijn eigen specifieke situatie. De kool en de geit bleef gespaard. Wat in dergelijke commentaar zwaar onderstreept wordt, is de vaagheid, het gebrek aan duidelijke, afdwingbare richtlijnen. En dus de afwezigheid van consensus. Anderen concludeerden dat de deelnemers aan de top wel lief bleven voor elkaar maar dat het zaak was de top van Toronto in het perspectief te plaatsen van de opeenvolgende G20-bijeenkomsten: in Washington (eind 2008) werden de grote lijnen uitgetekend; in Londen (april 2009)
7 0 • H er me s • Jaarg an g 1 4 • nr. 48 • Sep temb er 20 10
werd in detail besproken welke regulering nodig was; in Pittsburgh (september 2009) werd afgesproken het macro-economisch beleid beter te coördineren: in casu betrof het een afspraak over het tijdstip waarop ze ‘van een expansief begrotingsbeleid zouden overstappen naar saneringen’. Ook kwamen er in Pittsburgh duidelijke afspraken over de noodzakelijke regelgeving. Iedereen zou in het perspectief van de top van Toronto zijn huiswerk maken en uitgerekend dat zou dan in Canada einde juni 2010 gecontroleerd worden. Daar zou ook vastgelegd worden wat de volgende stappen en opdrachten zouden inhouden, die dan weer in Seoel (november 2010) zullen geëvalueerd worden (Dirk Dewilde, Toronto ligt tussen Pittsburgh en Seoel, in De Tijd, 26-06-2010, p.9). Wat in zulke commentaren reliëf krijgt, is de continuïteit, de coherentie en de voortgang in het proces. En naar het ons voorkomt, is dat inderdaad cruciaal. Het is een tectonische stille transformatie van mondiale omvang die zich ontvouwt en dat vraagt tijd en planning en een besluitvormingsproces dat complex is omwille van de tegengestelde belangen maar dat tegelijk visie, ‘rustige vastheid’, vraagt (Le Monde, Le G20 est-il la nouvelle gouvernance mondiale? en Le G20 à l’heure des choix, 26-06-2010, resp. pp.8-9 en 20-21). Maar … waar bij de waarnemers van de internationale politiek duidelijk wél eensgezindheid over bestaat bij de waarnemers is de transAtlantische kloof die bestaat tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. En waar we hierboven al naar verwezen. Saneren – het terugdringen van de overheidstekorten – staat daarbij tegenover het stimuleren van investeringen en van de binnenlandse consumptie, de invoering van een bankentaks tegenover de invoering van enkele eenvoudige regels om het risicogedrag van de banken onder controle te houden. In deze omstandigheden groeit bij sommigen ook bezorgdheid en onrust. Het hoeft dan er ‘ballonnetjes worden opgelaten’, zo het pleidooi om … een trans-Atlantische economische unie tot stand te brengen (Richard Rosecrance in Foreign Affairs, May/June 2010, pp.42-50). Laten we besluiten. Zowel de G20 als de Europese Unie staan voor een vergelijkbare uitdaging. Het parallellisme is frappant. - Pas de dreiging van een systeemcrisis heeft de staten wereldwijd gemobiliseerd om een hervorming van de instellingen te overwegen.
De financiële crisis en de fall-out ervan op de reële economie heeft de leden van de G20 er in Pittsburgh toe gebracht te erkennen dat de verschillende internationale instellingen moeten herdacht worden. Ze moeten gebaseerd worden op een nieuw globaal concept. De oude wereld is op sterven na dood en komt niet terug. De globale economische verhoudingen zijn verstoord. Het epicentrum van de economische macht in de wereld verschuift van west naar oost. Door de confrontatie met de excessen van het vrijemarktfundamentalisme – een eufemisme voor ongeremde hebzucht (greed) – is de wereld in shock. In die context is er een schrijnende nood aan een of andere vorm van economisch betuur, leiding, regering, coördinatie. De directieven en besluiten van de G20 hebben momenteel echter geen afdwingbaar karakter. De G20 moet een instelling worden met gevestigd en erkend gezag. - Pas de dreiging met een systeemcrisis heeft de Europese Unie zover gekregen te erkennen dat het ontbreken van een ‘gouvernance économique’ catastrofale gevolgen kan hebben. De schuldencrisis van Griekenland, en de mogelijke uitdeining naar Spanje, Portugal en andere landen… heeft nog maar eens de trivialiteit en amoraliteit van de financiele wereld aangetoond. Die financiële wereld doet er echter goed aan te beseffen dat ‘hoe zwakker de ethiek is, hoe strenger de noodzakelijke reglementering moet zijn’ (Eric De Keuleneer in De Tijd, 05-06-2010, p.14). Het feit dat de overheden zich in de schulden hebben gestoken om met het geld van de belastingbetalende burgers de banken te redden heeft niet belet dat speculatie de genoemde staten op de rand van het faillissement heeft gebracht. Het voortbestaan van de euro werd in vraag gesteld. Het geloof in de vitaliteit en de cohesie van de Europese Unie brokkelde af… Natuurlijk is de crisis niet uitsluitend af te schuiven op de speculanten en op de excessen van de bankensector. De Europese Unie zelf zit met structurele problemen. Eén: de kloof in economische prestaties tussen de ‘kernlanden’ (vooral Duitsland) en de (daarnet genoemde) landen in de periferie. De drastische besparingen in die laatste landen zouden de Duitse export kunnen drukken. Twee: de lage productiviteitsgroei van circa 1 percent, veel te laag om het sociale zekerheidssysteem te kunnen financieren. Een derde structureel probleem is het ontbreken van een Europese economische regering. Ook voor de EU kreeg
deze crisis alle kenmerken van een systeemcrisis. Meteen echter is het ook ‘a window of opportunity’ om tot een versterking van de Unie te komen, om zowel op het economische als politieke vlak Europa meer gewicht te geven en dus soevereiniteit over te dragen. Er zijn resultaten. Er wordt gewerkt aan de verwezenlijking van federale doelstellingen. In mei jl. raakten de Europese lidstaten het eens over de oprichting van een noodfonds, officieel de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (met 440 miljard € garanties vanwege de lidstaten). De leiding berust bij Klaus Regling, niet toevallig een Duitser. Strakke discussies, zowel tussen de lidstaten als met het Europese parlement, worden gevoerd om te komen tot een hervorming van het Europees financieel toezicht. Op de top van 17 juni in Brussel zijn de staats- en regeringsleiders het eens geworden over een Europese bankentaks. Tegelijk werd beslist dat de grote banken in Europa zouden onderworpen worden aan stresstests, naar het voorbeeld van de VS, waar de overheid op 7 mei 2009 een stresstest uitvoerde bij de grootste 19 banken van het land. De uitslagen in de Europese Unie werden bekend gemaakt op 23 juli jl.: zeven van de 91 geteste banken scoorden ondermaats en komen samen 3,5 miljard euro te kort om te voldoen aan de strenge Europese normen die de Europese bankregulator (CEBS) oplegde (vooral de norm van 6 percent kernkapitaal). Dit resultaat moet vertrouwen inboezemen dat de banken voldoende kapitaal hebben om een recessie te overbruggen of in staat zijn om een schok op de financiële markten te overleven. Maar of deze stresstests ook het broodnodige vertrouwen tussen de banken heeft hersteld, blijft nog maar de vraag. Als gevolg van de gehanteerde criteria weten we alleen of een bank kapitaalschokken kan overleven. Maar kan ze ook een liquiditeitsschok verwerken? Koen Schoors wijst er op dat liquiditeitsschokken zoveel gevaarlijker zijn dan kapitaalschokken. En daar zeggen deze stresstests niets over, zo waarschuwt hij(Zijn onze banken echt stressbestendig?in De Standaard, 28-07-2010, p.16). Er is een belangrijke stap gezet, maar het is slechts een eerste stap… Verder heeft de euro de voorbije weken (juli 2010) een merkwaardige prestatie neergezet: de voorspelde neergang naar een pariteit met de dollar is ver weg. Nadat het vertrouwen in de Europese eenheidsmunt in de voorbije maanden was weggelekt, is de situatie ge-
Herme s • J a a rg a ng 1 4 • n r. 4 8 • Se p t em b e r 2 0 1 0 •
71
keerd (De Tijd, 17-07-2010, p.22). Ten slotte is op het politieke vlak einde juni in Madrid een akkoord bereikt over de oprichting van een Europese diplomatieke dienst, die de coherentie van het Europese buitenlandse beleid moet versterken en dus mede de Europese economische belangen in de wereld kan ondersteunen. Kortom, zowel op mondiaal als op Europees vlak, wordt na deze crisisjaren eindelijk gereageerd op het teveel aan markt en het tekort aan overheid, op het teveel aan vrijheid en het gebrek aan regulering (Paul Goossens in De Standaard, 05-06-2010, p.48). Want in essentie gaat het daar allemaal om: is de overheid de oplossing of het probleem? Tijdens de voorbije dertig jaar werd de overheid beschouwd als het probleem. Weg ermee! En dus werd toezicht, werd regulering teruggedrongen. Nu is er de noodzaak én de opportuniteit om weerwerk te bieden. Na wat we recent hebben meegemaakt, zegt het gezond verstand dat het menselijk tekort uiteraard ook in de financiële en economische wereld destructief zijn gangen gaat als het niet wordt ingeperkt. Allicht is het dan verstandig te kiezen voor toezicht, correcties, regulering, veeleer dan voor ‘de creatieve destructie’ van het kapitalisme (Joseph Schumpeter). Een fundamentele bedenking is dat ‘de vooruitgang, waarvan het kapitalisme de drager pretendeert te zijn, is verworden tot een blinde vlucht vooruit’. Opmerkelijk voor de moderniteit en de ‘post-moderniteit’ is ‘de verzelfstandiging van het economische veld’ (Ton Lemaire). Dat heeft geleid tot een omkering van de fundamentele rangorde: wat middel (de economie) is, is doel geworden en heeft al de andere maatschappelijke domeinen naar de rand verdrongen, gebagatelliseerd. De voorbije jaren hebben we kunnen vaststellen tot welke impassen dat heeft geleid. ‘De keerzijden van de verzelfstandigde economie zijn voelbaar geworden – onbeheersbaarheid van de markt en optredende crises, uitbuiting en verpaupering van een groot deel van de bevolking, verzakelijking van de menselijke verhoudingen, vervreemding…’ (Ton Lemaire, De val van Prometheus. Over de keerzijden van de vooruitgang, AMBO, 2010, pp.126-127 en 338339). We moeten, aldus Ton Lemaire, ‘de ideologische dimensie’ – met andere woorden het fragmentaire en verstorende karakter van het neoliberalisme – ‘ontmaskeren’.
7 2 • H er me s • Jaarg an g 1 4 • nr. 48 • Sep temb er 20 10
GEGIJZELD Op de bijeenkomsten van de G20 moesten de Verenigde Staten zich opnieuw positioneren in een volop veranderende wereldeconomie. Ten aanzien van de Europese Unie was er sprake van een trans-Atlantische kloof: Washington verschilde/verschilt grondig van mening met de Duitse optie voor sanering, een beleid waar Berlijn uiteindelijk de hele Europese Unie voor ‘gewonnen’ heeft. Onlangs verklaarde Ben Bernanke, de FED-voorzitter, dat hij onmiddellijk extra stimuli zou aanwenden mocht de Amerikaanse economie terug gaan ‘kwakkelen’. Twee dagen later publiceerde Jean-Claude Trichet in de Financial Times een opiniestuk onder de titel ‘Stimuleer niet meer’:’Het is tijd om de opstapeling van overheidsschulden een halt toe te roepen en de begrotingsdiscipline wereldwijd aan te scherpen’(het artikel werd integraal overgenomen in De Tijd, 24-07-2010, p.12). ‘Ook de Europese beurzen hebben genoeg van de dictatuur van Wall Street’ (Ilse De Witte, in De Tijd, 24-07-2010, p.14). Het is ontegensprekelijk zo dat de rol van de Verenigde Staten als groeimotor van de wereldeconomie is uitgespeeld. De tijd is voorbij dat de Amerikaanse economie de grootste bijdrage leverde tot de expansie van de wereldeconomie. De cijfers liegen niet. Anno 2010 is de Amerikaanse economie drie keer groter dan de Chinese. In 2004 was ze nog zes keer zo groot. Het aandeel van de Verenigde Staten in de wereldeconomie daalde de laatste vijf jaar van 28,3 naar 24,6 percent. Het begrotingsdeficit steeg in 2009 met 12,5 percent. En bijna twee derde van dat deficit van 1 780 dollar (1 280 €) was structureel. Dat impliceert dat strenge bezuinigingen nodig zijn of aanzienlijke belastingverhogingen of…beide. De negatieve impact daarvan op de consumptie en dus op de groei is er het logische gevolg van. De Verenigde Staten – de overheid, de bedrijven, de gezinnen – leven boven hun stand. Aangezien ze onvoldoende sparen, moeten ze enorme leningen aangaan in het buitenland. En daar komt China om de hoek kijken… want de Volksrepubliek staat ‘garant’ voor een groot deel van die leningen (Peter de Groote / Wouter Vervenne, in De Tijd, 05-06-2010, p.67). Ofwel gaan de States door met hun spilzucht, ofwel gaan ze minder consumeren en investeren en meer sparen. ‘In beide scenario’s blijft de Chinese economie veel sneller groeien dan de Amerikaanse. De Verenigde Staten verlie-
zen wellicht over tien tot twaalf jaar hun status van ’s werelds grootste economie. Een verdere verschuiving van het zwaartepunt van de wereldeconomie van de VS en West-Europa naar Oost-Azië lijkt onvermijdelijk’ (Peter de Groote / Wouter Vervenne, op.cit.). De situatie is duidelijk: economisch gezien zijn de Verenigde Staten en zijn bevolking gegijzeld. Het hoeft dus niet te verbazen dat vanuit de States gepleit wordt voor een trans-Atlantische economische unie (Foreign Affairs, May-June, pp.4250). De tweede gijzeling. Barack Obama kreeg een loodzware erfenis van zijn voorganger, de weledelgestrenge George W. Bush. In die erfenis twee oorlogen, namelijk in Afghanistan en Irak. De Bush Administratie had zich bezondigd aan ‘imperial overstretch’. Het unilateralisme, de preemptive strike, het blinde vertrouwen in hard power, het afwijzen van overleg met bondgenoten, het veronachtzamen van het internationaal recht … kortom de hele Bush Doctrine en al elementen die vervat zaten in de National Security Strategy die Bush in 2002 formeel bekendmaakte, dat alles zadelde Washington op met een ‘missie’ die het land toen al niet meer aankon: ‘the U.S. was overextending its power’…. Vers van de pers werd de nieuwe president dan nog eens geconfronteerd met het losbarsten van de financiële crisis in Wall Street. Obama gegijzeld: de visie, waarmee hij zoveel burgers tijdens de verkiezingscampagne had overtuigd, die zijn populariteitscurve de hoogte had ingejaagd en waardoor hij in het Witte Huis was beland, kon hij meteen opbergen. Kapitalen waarmee hij een structureel en gezond beleid wou voeren, moest hij spenderen aan banken die too big to fail waren. En van die bankensector kreeg hij intussen stank voor dank. De Republikeinen spinnen er momenteel garen bij. De Amerikaanse economie trekt onvoldoende aan. En de werkloosheidscijfers blijven torenhoog. Wat de Amerikanen daarbij vooral steekt, is het feit dat het om langdurige werkloosheid gaat. Wat zo typisch was aan werkloosheid in de States in vroeger tijden, was dat het telkens weer om relatief korte perioden ging. De laatste cijfers tonen dat 46 percent van de werkloze Amerikanen geclassificeerd zijn als mensen die al minstens zes maanden werkloos zijn (Floyd Norris, Joblessness with a new twist for U.S., in International Herald Tribune, 17-072010, p.10). Dat is af te lezen uit de populari-
teitscurve van Obama. Het verwachtingspatroon van de gewone Amerikaan ten aanzien van Obama was wel schrikwekkend hoog. En die mensen willen niet alleen brood op de plank. Ze willen geborgenheid en ook toekomst voor hun kinderen. Ze willen in hun huis blijven wonen, maar kunnen hun lening niet meer afbetalen. Ze willen hun werk houden en dus het inkomen waarmee ze hun levensstandaard kunnen in stand houden. En ze hebben dus lak aan de beleidsdoelstellingen op middellange termijn van Barack Obama. Het toezicht op de banken zal hun dus een zorg zijn! De openbare schuld en het handelsdeficit zijn voor hen abstracties! De nieuwe president was voor hen de Gids die een ‘roze toekomst’ garandeerde. En daar bakt hij niets van. Hij heeft wél de banken gered en daar fabelachtige bedragen voor veil gehad. Maar hun woning en hun werk heeft hij niét gered. In november komen er tussentijdse verkiezingen aan: het Huis wordt vernieuwd en een derde van de Senaat. De Republikeinen lopen zich warm. De ‘No-party’ ziet haar kans schoon. De zorg om het algemeen belang is ver weg… Er speelt nog een andere vorm van gijzeling in de Verenigde Staten, die me duidelijk werd toen ik onlangs op excursie was naar Guestrow, een deelgemeente van Rostock. Het gezelschap in de bus bestond grotendeels uit Amerikanen. De reisgids gaf talloze concrete voorbeelden van wat de regimewisseling na de val van de Muur en de hereniging van Duitsland voor de streek en zijn bewoners had betekend. Hun leven was er door veranderd: hun levenswijze, hun levensstandaard, hun behuizing, hun mobilititeit, hun toekomstperspectief… Uit het landschap, uit de straten en de huizen in Guestrow konden we aflezen wat uit de DDR-tijd stamde, en wat sindsdien allemaal gerenoveerd en veranderd was. Allemaal voorbeelden die aantoonden welke enorme impact een regime – politiek in het algemeen – heeft op het dagelijkse leven van mensen. Een verband dat de Amerikaanse toeristen
Herme s • J a a rg a ng 1 4 • n r. 4 8 • Se p t em b e r 2 0 1 0 •
73
niét legden. Zij leven in een land waar regimewisseling onbekend is: de VS vormen al sinds hun ontstaan een democratie, een rechtsstaat, een federatie. En de levensstandaard van de modale Amerikaan wordt niét gelinkt aan de overheid, aan ‘politiek’, maar wél aan de werklust en ondernemingsgeest van de enkeling / de pionier, aan de vitaliteit en creativiteit van bedrijven. Toen Ronald Reagan hen in de vroege jaren 1980 vertelde dat de overheid niét de oplossing maar wél het probleem was, verzekerde hij zich bij de bevolking van een immense populariteit. Hun wantrouwen ten aanzien van de overheid werd door hun president bevestigd: overheidsinmenging is ‘socialisme’ en ‘socialisme’ is des duivels. Maar … de orkaan Katrina die New Orleans verwoestte, de financiële crisis van 2007-2008, de economische recessie, de exit uit de oorlogen in Afghanistan en Irak en dus de reïntegratie van tienduizenden jonge Amerikanen in de samenleving (no more body-bags!), het BP-gestuntel in de Golf van Mexico, de strijd tegen de werkloosheid, de bescherming van de rechtsstaat die door George Bush is uitgehold, het herstel van het imago van de VS in de wereld door het uitbouwen van een geloofwaardig want evenwichtig buitenlands beleid… het vergt allemaal overheidsinmenging van de Unie, vanuit het vermaledijde Washington. Obama is een ‘socialist’!... Nee, Obama is door deze mentaliteit vleugellam, gekortwiekt, gegijzeld… Hij krijgt niet de ruimte, niet de tijd, niet het krediet om een beleid op middellange termijn te voeren…
SELECTIEVE WAARNEMING ‘Ill Fares the Land’, aldus Tony Judt. Inderdaad, hij heeft gelijk: het gaat slecht met het land; de Verenigde Staten zijn er slecht aan toe. De zorg om het algemeen belang is wég bij de Amerikaanse burgers en ze worden in hun myopie gesteund door de Republikeinen. Van ‘bipartisanship’, overleg tussen de twee partijen met het oog op een beleid dat het algemeen belang dient, is geen sprake meer. De Republikeinse Partij, zoals ze al van in de Clinton-jaren en tot op dit moment reilt en zeilt, is echter geen conservatieve partij die zich afzet tegen ‘progressievelingen’ als Bill Clinton en Barack Obama. De grondtrekken van het conservatisme – zo heb ik onlangs ergens gelezen - zijn intelligentie en zin voor
7 4 • H er me s • Jaarg an g 1 4 • nr. 48 • Sep temb er 20 10
verhoudingen, ‘maatgevoel’. Paul Krugman stelt vast dat de Republikeinen zich laten leiden door ‘the big hate’ , door een zeer selectieve verontwaardiging, door het eigenbelang en dus door deelbelangen. Obama wordt niét belaagd door conservatisme, maar door extremisme. Obama, zijn regering, de Verenigde Staten, worden niét (alleen) gegijzeld door een externe dreiging (bijvoorbeeld het internationale terrorisme) maar door een interne verdwazing. Voor een lezerspubliek van historici is het zeker niet ongepast te herinneren aan … Demosthenes. Hij waarschuwde de Atheners er inderdaad voor welke dreiging uitging van Philippus van Macedonië, een externe dreiging dus. De overlevingskansen van Athene, de vraag in hoeverre de Atheners er zouden in slagen een antwoord te vinden op deze uitdaging, dat alles was volgens Demosthenes echter evenzeer afhankelijk van de interne vitaliteit van de democratie. Hij bekloeg zich over de kwaliteit van de Atheense democratie van zijn tijd en vergeleek ze met deze van de 5de eeuw v.C.:’Maar ik houd het voor de plicht van een rechtschapen burger het algemeen welzijn boven de gunst der toehoorders te stellen. Naar die beginselen en die politieke gedragslijn richtten zich, naar ik gehoord heb en gij ook wellicht, de staatslieden uit de tijd onzer vaderen, die thans door al wie hier optreedt geprezen, maar niet zo bijzonder nagevolgd worden… Sinds dat slag van redenaars opgekomen is, die gaan vragen: ‘Wat verlangt gij? Wat zou ik voorstellen? Waarmee kan ik u dienen?’, worden de belangen van de staat als op een drinkpartij ten beste gegeven voor de gunst van het ogenblik. Intussen hebben die redenaars het goed en gij leeft in schande… Overweegt eens, Atheners, de hoofdtrekken van de geschiedenis uwer vaderen en van de uwe. … Die mannen bestuurden eertijds immers de staat niet om zich te verrijken, maar ieder van hen meende het algemeen belang te moeten bevorderen’ (Demosthenes, Vier politieke redevoeringen. Vertaald door A.Geerebaert s.j. Hierin: de ‘Derde Oluntische Rede’ gehouden in de Atheense volksvergadering in de herfst van het jaar 349 v.C., vnl. 21-32). Mutatis mutandis geldt dat Atheense probleem van de 4de eeuw v.C. ook voor de Verenigde Staten op dit moment. Net zoals toen, halen de meeste Republikeinen nu - en met hen vele Amerikaanse burgers - de geschiedenis van de zolder om recht te praten wat krom is. Daarbij grijpen ze wat graag terug naar Adam Smith, die in de 18de eeuw met zijn
standaardwerk ‘The Wealth of Nations’ (1776) de ‘bijbel’ van het economisch liberalisme heeft geschreven. Iedereen denkt het verhaal te kennen…‘The invisible hand’ is het nec plus ultra. De wetten van de markt zorgen automatisch, spontaan voor economisch rendement en maatschappelijk evenwicht. Voorwaarde is wél dat je de markt vrij haar gang laat gaan, dat je niét intervenieert. De vrije markt, free enterprises garanderen vooruitgang en welvaartscreatie: ‘tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles’ als je eenieder zijn eigenbelang laat nastreven. Overheidsinterventie is dan ook taboe. Wie het daar niet mee eens is, zich daar niet naar conformeert, krijgt de banbliksems over zich, niet alleen van de Grand Old Party, maar ook van Glenn Beck en Fox News. Blijkt dus dat het om een bijzonder selectieve lectuur gaat van Adam Smith, en dus niet alleen van ‘The Wealth of Nations’. Volgens Smith was de markt bijzonder efficiënt om het eigenbelang te kanaliseren in functie van welvaartscreatie voor iedereen. Inderdaad. Smith was feitelijk de propagandist van een ‘democratische filosofie van de rijkdom’, want hij had een afkeer van egoïsme. Zo staat in ‘The Wealth of Nations’ te lezen: ‘When the happiness or misery of others depends in any respect upon our conduct, we dare not, as self-love might suggest to us, prefer the interest of one to that of many’. Daarenboven richt men de schijnwerpers steeds op ‘The Wealth of Nations’ en vergeet men systematisch om de aandacht te vestigen op een ander boek van Adam Smith, namelijk ‘The Theory of Moral Sentiments’. Beide boeken vormen een tweeluik en het is intellectueel niet verantwoord om het ene boek de hemel in te prijzen en het andere nooit te vermelden. Resultaat is dat de publieke opinie steeds een zeer gekleurde interpretatie van Adam Smiths visie opgedist krijgt. Welke standpunten verdedigt Smits in ‘The Theory of Moral Sentiments’? ‘Het gaat over de menselijke natuur en niét over markten. Een gezonde samenleving vereist vertrouwen, zodat banken leningen verstrekken. Het vereist zorg om de armen. Het vereist sympathie: het boek prijst de gevoelens in iedere mens die zijn belangstelling voeden voor het lot van anderen. Een gezonde samenleving vergt ook voorzichtigheid: eenvoud, eerlijkheid, spaarzaamheid, dat mensen belang hechten aan inzet en voldoening in hun beroepsleven, de weigering
om fortuin en kalmte op het spel te zetten ‘in hun zoektocht naar nieuwe ondernemingen en avonturen’. Niet het minst: een gezonde samenleving heeft nood aan…regulering, transparantie en mechanismen van fair play (Anand Giridharadas, Selling short a Humanistic Economist, in International Herald Tribune, 30-01-2010, p.2). In Smiths ogen is hebzucht sociaal enkel aanvaardbaar als het doeltreffend in het gareel gehouden en gekanaliseerd wordt. In ‘The Wealth of Nations’ is Smith de economist die de werking van de markt beschrijft; in ‘The Theory of Moral Sentiments’ is hij de sociaal-psycholoog die beschrijft hoe mensen feitelijk de markt gebruiken. Wanneer de hebzucht niet in toom gehouden wordt, is het sociaal een ramp. ‘Smith erkende ook hoe de machtigen in hun ijdelheid worden aangemoedigd door de mensen: hoe we hen ‘opblazen’, ons vastklampen aan hun daden, meer aandacht aan hen geven dan aan de onfortuinlijken, en hen geleidelijk aan het gevoel geven dat ze zich om het even wat kunnen veroorloven. ‘De ambitieuze man’, zo schrijft Smith, ‘komt tot de overtuiging dat de glans, de roem van zijn gedrag, in de toekomst volledig de verwerpelijkheid zal toedekken van de stappen die hem tot dat resultaat gebracht hebben of ze uit het geheugen zal wissen’ (citaat bij Anand Giridharadas, op.cit.). Het is die straffeloosheid inzake de jacht op rijkdom, waar Adam Smith bezorgd om was. De relevantie van een evenwichtige lectuur van Adam Smith voor de huidige crisis in de financiële wereld en voor de straffeloosheid waarmee die wereld momenteel handelt – de onverantwoorde bonussen die alweer worden toegekend; de vanzelfsprekendheid waarmee het geld van de belastingbetalers is aanvaard en op basis waarvan opnieuw grote sier wordt gemaakt; de schaamteloze lobbying om de op handen zijnde regulering en toezicht zoveel mogelijk af te zwakken – is bijzonder opmerkelijk.
HET BELEID VAN OBAMA Des te merkwaardiger is dat Obama zich niet laat afleiden van de fundamentele beleidsopties die volgens hem noodzakelijk zijn om de Amerikaanse Unie te saneren en perspectief te bieden. 1- Herinneren we aan de hervorming van de gezondheidszorg, waar zovele presidenten
Herme s • J a a rg a ng 1 4 • n r. 4 8 • Se p t em b e r 2 0 1 0 •
75
voor hem de tanden hebben op stukgebeten: op 23 maart 2010 kreeg de Affordable Care Act kracht van wet. Maar ook hier is het opvallend hoe er alles is aan gedaan om de impact van die hervorming af te zwakken. Zo lanceerde de verzekeringssector een desinformatiecampagne die tot doel had de Amerikanen af te schrikken van een staatsgezondheidszorg. Het Huis van Afgevaardigden wilde zo’n verzekeringsplan dat door de overheid zou gerund worden, maar de Senaat heeft die publieke optie gekelderd. Niettemin: een marathon van honderd jaar hervormingspogingen werd door Obama succesvol afgerond. Ongetwijfeld een historische prestatie, zij het dat een allesomvattende algemene gezondheidszorg nog ver af is. 2- Ander voorbeeld: op woensdag, 21 juli 2010 ondertekende Obama de Dodd-Reid Financial Regulation Reform Bill. Deze wet is een kaderwet die, voor het eerst sinds de jaren 1930, de financiële wereld weer aan strengere regels onderwerpt. Maar nu moet het echte werk beginnen. Elf toezichthouders moeten niet minder dan 243 nieuwe regels uitvaardigen. Zo de uitwerking van controlemaatregelen op de handel in derivaten, op de instandhouding van hefboomfondsen door de banken en het verpakken van kredieten (Le Monde, 17-07-2010, p.12). Die regelgeving zal bepalen wat de draagwijdte van de nieuwe wet in de praktijk zal zijn. De wet heeft ook tot doel de consumenten van financiële producten te beschermen. Daartoe moet een Bureau of Consumer Financial Protection, een nieuwe toezichthouder, opgericht worden (Jean Vanempten, Na de wet komt de echte financiële hervorming, in De Tijd, 24-07-2010). Nu al is er heel wat politiek getouwtrek rond de persoon van de voorzitter die moet worden aangesteld. Een grijze muis zou voor de tegenstanders van de wet zoveel verkieslijker zijn dan de harde tante, Elisabeth Warren (professor aan de Harvard Law School), ‘die het idee van de consumentenbescherming influisterde bij Lawrence Summers, de economische topadviseur van Obama’ (Jean Vanenmpten, op.cit., p.2). De uitwerking van al die uitvoeringsbesluiten zal dus nog heel wat tijd vergen. Uitgerekend zo ontstaat de ruimte voor de banken om te lobbyen en voor de politieke tegenstanders om weerwerk te bieden teneinde te harde maatregelen te doen schrappen. Een voorbeeldje ter staving… Kenneth Feinberg, de man die vorig jaar door Washington werd aangesteld om
7 6 • H er me s • Jaarg an g 1 4 • nr. 48 • Sep temb er 20 10
het bonusbeleid van banken en bedrijven te evalueren die overheidssteun ontvingen, heeft zonet een rapport uitgebracht waarin staat dat zeventien Amerikaanse banken op het hoogtepunt van de financiële crisis 1,58 miljard dollar aan ‘overdreven’ bonussen hebben uitbetaald aan hun topmensen. Tachtig percent van dat bedrag was onterecht, aldus Feinberg. Het gaat onder andere om Citigroup, Bank of America, JPMorgan Chase, AIG en…Goldman Sachs. In het rapport geeft hij echter toe dat de banken geen regelgeving hebben overtreden en is hij van oordeel dat ze evenmin het algemeen belang geschaad hebben. Maar hij stelt wél een maatregel voor om een herhaling van dergelijke excessieve bonusuitbetalingen te voorkomen! Haast potsierlijk!...’De Amerikaanse financiële sector ontsnapt voorlopig aan strikte beperkingen op het vergoedingsbeleid. De financiële hervormingswet geeft aandeelhouders wel de kans te stemmen over de vergoedingspaketten voor de banktop, maar die stem is niét bindend’ (Kris Van Hamme, in De Tijd, 24-07-2010, p.10). De financiële hervormingwet? Kaas met gaten! Ill fares the land… 3- Derde voorbeeld… De boete van 550 miljoen dollar die door de Securities and Exchange Commission (SEC) is opgelegd aan Goldman Sachs levert een vergelijkbaar verhaal. Die boete is feitelijk een minnelijke schikking. Op 15 juli jl. maakte Goldman Sachs bekend dat het zich daarmee kon verzoenen en erkende meteen ook dat het ‘onvolledige informatie’ had verstrekt en zo vele beleggers op het verkeerde been had gezet en hen wetens en willens in de val had gelokt. Het ging om kredieten waarvan Goldman Sachs vooraf wist dat ze zouden falen! De mededeling dat Goldman Sachs ‘zich voegde’ kwam enkele uren nadat de Senaat de ‘Dodd-Reid Financial Regulation Reform Bill’ had goedgekeurd. Twee successen voor Obama! De Securities and Exchange Commission (SEC), de beurswaakhond, klopte zich op de borst dat het het machtigste Wall Street-huis had aangepakt! Het zou zijn aandacht nu kunnen toespitsen op Morgan Stanley, JPMorgan Chase en Bank of America… De gedupeerden - de IKB Deutsche Industriebank en de Royal Bank of Scotland – leden echter een totaal verlies van 1 miljard dollar en hun aandeel in de minnelijke schikking bedraagt respectievelijk 150 en 100 miljoen dollar (300 miljoen dollar gaat naar de Schatkist) (International Herald Tribune, 17-07-2010, Costly set-
tlement seen as Goldman coup, pp.1 en 10). De boete van 550 miljoen dollar (425 miljoen euro) is voor Goldman Sachs een habbekrats. Jean Vanempten doet opmerken dat de winst van Goldman Sachs vorig jaar ‘afklokte op 13,39 miljard dollar. …Het is zoiets als twee weken werken zonder inkomsten. De volgende 50 weken zijn dan weer helemaal voor Goldman Sachs (Boete Goldman Sachs etaleert straffeloosheid van Wall Street, in De Tijd, 17-07-2010, p.12). Daarenboven heeft de bank niet moeten toegeven fraude te hebben gepleegd en de beurskoers van Goldman Sachs is sindsdien zijn verlies van 21 percent fluks aan het goedmaken. In feite illustreert het hele verhaal, aldus Jean Vanenmpten: ‘hoe machteloos de politiek wel is. […] De controle zal strenger zijn, maar Goldman Sachs staat bekend om het gebruiken van alle mogelijke achterpoortjes van de wet, binnen de legale limieten wel te verstaan. Bovendien heeft de wetgeving niet ingegrepen op de kern van de zaak, het terugdringen van ‘too big to fail’. En Goldman Sachs is meer dan ooit ‘too big to fail’. De boete is niet meer dan een strafstudie voor de slimste van de klas’ (De Tijd, 17-07-2010, p.12). De International Herald Tribune is het volledig eens met die analyse: ‘It looks like a big win for Goldman. Its eems like a paltry sum’(17-07-2010, p.10). En Wall Street haalt de Adam Smith van ‘The Wealth of Nations’ van stal om het allemaal te legitimeren. Van de Adam Smith van ‘The Theory of Moral Sentiments’ heeft het nooit gehoord… In de kern is dat de aanklacht van Tony Judt in zijn magistraal essay ‘Ill Fares the Land’ . Het land is niet moe, zoals de kleurloze, flauwe titel van de Nederlandse vertaling luidt (Uitgeverij Contact, 2010). Het gaat slecht met het land!. Zeker sinds het presidentschap van Ronald Reagan zit het land op het verkeerde spoor, heeft het de Keynesiaanse consensus verketterd als socialisme, is het blind voor de cruciale rol van de overheid in de economie, in de financiële wereld, in het dagelijks leven van de citizens, van de modale Amerikanen. Decennia zijn verloren gegaan, verspild. Waste! Stagnatie troef! Het land is een gepolariseerd land geworden. De ongelijkheid is gegroeid; er is een diepe welvaartskloof ontstaan die het land verdeelt. Het land heeft de voorbije dertig jaar een grotesk ongelijke samenleving gegenereerd. No-parties en Tea parties hebben de democratie uitgehold. Het land is gegijzeld. Volgens Eric De Keuleneer, hoogleraar economie aan de Solvay Business School van de
ULB, is het ‘Atlantisch model’ in crisis. En wel omdat het niet trouw is gebleven aan zijn waarden en twee essentiële eigenschappen heeft verwaarloosd: samenwerking en reglementering: ‘Elke keer dat er een probleem ontstond in de grote ondernemingen of bij de toezichtautoriteiten, heeft men gekozen voor marktgebaseerde oplossingen’ (Weg met pijnstillers en steroïden, in De Tijd, 05-06-2010, p.14). Daardoor zijn de problemen enorm vergroot. En dus is het hoog tijd om ze echt aan te pakken: 1- ‘de governance van grote ondernemingen moet serieus verbeterd worden. Ze moeten zich opnieuw richten op de creatie van welvaart in plaats van naar de verrijking van geprivilegieerden. 2- de markteconomie moet opnieuw functioneren op basis van haar fundamentele beginselen (voldoende concurrentie) en met efficiënte beperking van risico’s en schade (op sociaal vlak, voor het milieu, de gezondheid enz.)’. Maar ten gronde is de bezorgdheid van de Brusselse hoogleraar dat hoe zwakker de ethiek is, hoe strenger de noodzakelijke reglementering uitvalt. Het gaat om een rangorde van waarden: doelstelling is de mens, de samenleving. Politiek, economie, middenveldorganisaties… zijn middelen. Door platte hebzucht hebben Goldman Sachs, BP en andere banken en bedrijven hun maatschappelijke functie en ethische verantwoording uit het oog verloren. Ill fares the land…
NAAR EEN G2? Vele waarnemers hebben de mogelijkheid in uitzicht gesteld dat de G20 evolueert naar een G2. Een bipolariteit-nieuwe-versie, zeg maar… Op het westelijke halfrond wordt de macht geconcentreerd in Washington, op het oostelijke halfrond in Beijing. De unipolaire machtspositie van de Verenigde Staten is slechts een momentopname geweest (beperkt tot de jaren 1990 / Charles Krauthammer, The Unipolar Moment, in Foreign Affairs). Natuurlijk is de Amerikaanse economie op wereldvlak nog even de grootste en inzake militair vermogen zal Amerika nog lang ongeëvenaard blijven. Maar we moeten ons hoeden voor ‘le charme des synthèses faciles’ (François Furet)…De wereld zit complexer in elkaar. Op 27 mei 2010 heeft president Barack Obama zijn eerste formele National Security Strategy bekendgemaakt. Als je het vergelijkt met het beruchte National Security Strategy-document van Ge-
Herme s • J a a rg a ng 1 4 • n r. 4 8 • Se p t em b e r 2 0 1 0 •
77
orge W. Bush uit 2002, blijkt zonneklaar hoe Obama zich bewust is van de verander(en) de wereld en dus van de totaal àndere positie daarin van de Verenigde Staten. Het is de kloof tussen het simplistische unilateralisme van een president die niet in staat was de wereldsituatie correct te analyseren (Bush) tot de strategie van een president die de limieten van Amerika’s vermogen erkent (Obama). De visie van een president ook die beseft dat de wereld veranderd is en aan een verbijsterende snelheid blijft veranderen. - De Verenigde Staten zelf zijn op de proef gesteld door de oorlogen in Irak en Afghanistan en door een verwoestende financiële en economische crisis: zij zijn niet in staat om in dergelijke oorlogen te blijven investeren (sic) en tegelijkertijd fundamentele interne uitdagingen en externe verplichtingen te beantwoorden. Een mooie definitie van ‘overstretch’ is dit… Obama zegt in de inleiding van het document ook uitdrukkelijk dat tegenstanders, rivalen, vijanden van Amerika dergelijk realisme liever niét zien: ‘Indeed, our adversaries would like to see America sap our strength by overextending our power’ (International Herald Tribune, 28-05-2010, pp. 1 en 6; Le Monde, 29-052010, p.6). En in dezelfde inleiding:’Regelmatig is de Amerikaanse natie in zijn geschiedenis geconfronteerd met perioden van transitie. We bevinden ons nu in zo’n tijd: wij beleven jaren van monumentale veranderingen’. De wereld kent een snelle ‘mutatie’, aldus Obama, en we moeten de wereld nemen zoals die is. Er zijn nog altijd protagonisten die particuliere en dus tegengestelde belangen najagen. Maar er is een gemeenschappelijk algemeen belang: de instandhouding van de planeet. Obama heeft het begrip ‘national security’ ook opmerkelijk verbreed. De strijd tegen het internationale terrorisme was de absolute topprioriteit van de natie ten tijde van George W.Bush. Obama verwerpt dat: ‘efforts to counter violent extremism are only one element of our strategic environment and cannot define America’s engagement with the world’. De veiligheidsdreigingen laten zich niet langer verengen tot de fysieke integriteit van de Amerikanen, maar omvatten evenzeer de armoede in de wereld, de opwarming van het klimaat en de pandemieën. Tijdens de Koude Oorlog en zelfs nog onder het presidentschap van George W. Bush werd de wereldpolitiek beheerst door en geinterpreteerd vanuit ideologische en militaire tegenstellingen. De ‘national security state’
7 8 • H er me s • Jaarg an g 1 4 • nr. 48 • Sep temb er 20 10
was in de Verenigde Staten een obsessie, die geleid heeft tot een exponentiële groei van het militaire budget. Pure waanzin. Voor het eerst in de Amerikaanse geschiedenis worden thema’s als ‘de versterking van het onderwijs en van het menselijk kapitaal’ en ‘de steun aan wetenschap, technologie en innovatie’ in een National Security Strategy-document vermeld als fundamenteel voor en inherent aan de nationale veiligheid. De vijanden van weleer (opvallend voorbeeld: Vietnam) kunnen morgen vrienden zijn (cf. Charles Kupchan, How Ennemies become Friends, Princeton University Press, 2010). Want Obama beseft ook dat, op uitzondering van het militaire vermogen, de Verenigde Staten zich op geen enkel ander vlak nog kunnen aanmatigen de enige ‘superpower’ te zijn. Hij bepleit dan ook de noodzakelijke samenwerking met Amerika’s bondgenoten – waar is de tijd van Rumsfelds ‘coalition of the willing’???! – en de ‘uitgestoken hand’ naar Amerika’s tegenstanders. Natuurlijk heeft de No-party bergen kritiek op deze National Security Strategy: naïviteit, één grote illusie, defaitisme, de afstand van Amerika’s natuurlijke leiderschap (sic) in de wereld… ‘Men wist al wel dat Republikeinen en Democraten het over haast niets meer eens zijn op het vlak van de binnenlandse politiek en de economie. Het is nu duidelijk dat dat dat voortaan ook zo is op geostrategisch vlak en dat is verontrustend’ (Charles Kupchan). Ill fares the land… - De tegenhanger van Amerika – in de veronderstelling dat een G2 in de maak is – is China. Terecht spreken we over de comeback van Azië, na twee eeuwen vernedering en afhankelijkheid. Azië wordt rijker en machtiger en dat proces zal nog een hele tijd doorgaan. Veel politici – zeker de Republikeinen in de Verenigde Staten – zien dat als een bedreiging voor de Amerikaanse en Europese levensstandaard. Ten onrechte. Op termijn zal de competitieve druk, zullen handel en innovatie voor effect hebben dat ook het Westen rijker en machtiger wordt. Net zoals de economische groei van West-Europa en Japan in de periode na de Tweede Wereldoorlog een belangrijk aandeel heeft gehad in de verrijking van de Verenigde Staten tijdens de daaropvolgende halve eeuw, zo zal de fall-out van de economische groei van China en andere Aziatische landen voor het Westen positief zijn. Natuurlijk zullen Noord-Amerika en Europa nooit nog de wereld kunnen domineren zoals ze dat in het verleden
konden. Dat is voltooid verleden tijd. Maar … ook hier dreigt ‘le charme des synthèses faciles’… Er bestaat nergens iets als een ‘entiteit Azië’. Azië is verdeeld! En het proces van snelle economische ontwikkeling zal die verdeeldheid nog versterken en verdiepen, ook op het politieke vlak. De opkomst van Azië gaat niet zomaar een tegenstelling tussen het Oosten en het Westen creëren omdat er een machtsverschuiving plaatsheeft van west naar oost. Het gaat vooral een confrontatie tussen Aziaten genereren. Aziaten tegen Aziaten! Ook als Azië in de vele eeuwen vóór circa1800 het kerngebied van de wereldeconomie was, ging het feitelijk steeds enkel en alleen over de meest ontwikkelde samenlevingen in Azië. Er waren er zovele andere, die op een lager ontwikkelingspeil leefden, tot en met de Papoea’s op Nieuw-Guinea… Ook nu zijn er drie machtige staten in Azië, namelijk China, India en Japan. En ze zijn niet lief voor elkaar, allesbehalve… En ze zijn ook niet compatibel. China en Azië zijn géén synoniemen. Met andere woorden, Azië is een arena waarin zich een machtsstrijd afspeelt, en waarin men hoogstens kan hopen op een machtsbalans. Dat zou dan tenminste nog crisismanagement mogelijk maken. De machtspositie van de Volksrepubliek China roept allicht de herinnering op aan deze van Groot-Brittannië in de 19de eeuw, maar het is weinig waarschijnlijk dat Beijing er ooit zal in slagen het hele continent te overheersen. Het is ontegensprekelijk zo dat Beijing een netwerk in Oost-Azië aan het uitbouwen is, dat herinnert aan het tribuutsysteem van weleer (Martin Jacques, When China Rules the World. The Rise of the Middle Kingdom and the End of the Western World, Allen Lane, 2009, pp.418-421), maar Japan voegt zich niet. En India evenmin. Herinneren we er aan dat ook Jonathan Holslag in zijn recente publicatie, China + India. Prospects for Peace (New York, 2010. Columbia University Press), vooral de rivaliteit tussen beide Aziatische grootmachten profileert. De toenadering van de Bush Administratie tot India (2005-2006) – denk aan het nucleaire akkoord, dat compleet haaks staat op het Non-proliveratieverdrag – was een strategische zet in ‘Asia’s new power game’ tussen China, Japan en India. Die machtsstrijd heeft, nu al, een enorme impact op wat er in Azië gebeurt en dat zal tijdens de volgende decennia nog scherper worden. Het is slechts als je Azië bekijkt door het prisma van die machtsstrijd dat veel gebeurtenissen
en ontwikkelingen duidelijk worden (Bill Emmott, Rivals. How the Power Struggle between China, India and Japan will Shape our Next Decade. Allen Lane, 2008, pp.8-24). De lectuur van de statistieken van Angus Maddison leidt tot verrassende vaststellingen, aldus Emmott, en tot de conclusie dat de machtsverschuiving naar Azië een soort mythe is. Het aandeel van de regio in het mondiale BNP is tussen 1990 en 2006 slechts gestegen van 20,6 naar 22,3 percent (de VS van 25,5 naar 27,5). Maar binnen Azië is er wél een ernstige verschuiving van het stagnerende Japan naar China. Hoe ook, in ‘the brave new world’ waar we in leven, wordt machtsstrijd niet louter meer gemeten in militaire termen maar in financiële markten, aandeelhouderschap en enorme staatsgecontroleerde fondsen (de beruchte SWAPS, sovereign wealth funds)… In de context van de globalisering trachten staten – bijvoorbeeld China – of staatgecontroleerde bedrijven strategische bedrijven elders in de wereld over te nemen. Dat heeft al voor heel wat beroering gezorgd, zowel in de Verenigde Staten als in West-Europa. Maar… we hoeven er niet aan te twijfelen dat dergelijke interventies zich in een nabije toekomst ook zullen voordoen in Azië zelf en binnen de drie genoemde Aziatische grootmachten. China, India en Japan zijn rivalen. En ze staan terecht wantrouwig en afgunstig tegenover elkaar. SWAPS die in elkaars markten aandelen verwerven … het moet bij vele mensen het equivalent zijn van een invasie of kolonisatie in vroeger tijden. Dat alles is uiteraard ook het gevolg van wat we ‘disruptive technologies’, ontwrichtende technologieën zouden kunnen noemen. En die leiden onontkoombaar tot ontwrichtende transformaties. In vorige afleveringen van De wereld in balans spraken we over stille transformaties (François Jullien). Maar dergelijke processen gaan ook in Azië ‘huishouden’: ze gaan de Aziatische landen zelf verstoren én de relaties tussen die landen. Dat proces van interne Aziatische ontwrichting zou wel eens tektonische verschuivingen kunnen genereren, verschuivingen met een mondiale fall-out.
Herme s • J a a rg a ng 1 4 • n r. 4 8 • Se p t em b e r 2 0 1 0 •
79