De Vluchteling en de Nederlandse samenleving 2000-2011, ontwikkelingen en vooruitzichten
Inleiding voor de Verenigingsraad bij gelegenheid van het afscheid van J. van Gennip als vice-voorzitter van VluchtelingenWerk Nederland
Utrecht, 17 maart 2011
Jos J.A.M. van Gennip
1. Inleiding
In de zomer van 2000 werd ik voorgedragen voor deze Verenigingsraad als nieuw bestuurslid. In de pauze van de vergadering had ik contact met mijn secretaresse en die vroeg of de Raad had ingestemd met de voordracht. Ik kon antwoorden dat dit het geval was, maar dat ik intussen ook al als deel van dat bestuur een motie van wantrouwen aan m‟n broek had. Dat kenmerkte een beetje de sfeer van spanning en wantrouwen en dat werd nog eens onderstreept door het feit, dat de toenmalige en huidige voorzitter, Harry van de Bergh, niet eens deze vergadering mocht voorzitten, maar de leiding moest overlaten aan een daarvoor speciaal ingehuurde kracht, te weten Aart Jan de Geus, de latere minister van sociale zaken! Tenminste in de relatie Verenigingsraad-Bestuur is er veel ten goede veranderd en dat geldt ook in zeer sterke mate onze gezamenlijke inzet om het ten kwade veranderende tijdbeeld voor wat betreft asielzoekers en vluchtelingen, met flexibiliteit en veerkracht op te pakken. Het zijn zeker intern tien jaren van veranderingen en aanpassingen geweest; het zijn ook tien jaren geweest waarin de positie van de vluchteling steeds slechter werd, en wie zou verwachten dat dit zijn oorzaak vond in een toenemende stroom asielaanvragen vergist zich. Diezelfde tien jaren zijn ook gekenmerkt door juist een zeer sterke terugloop ervan. Desalniettemin is bij tenminste twee opeenvolgende verkiezingen ons „lakse‟ beleid ten aanzien van vluchtelingen hoofdpunt geweest in de verkiezingscampagne. Tien jaar ook waarin duidelijk werd, dat de nationale politiek onmachtig was om oorzaak en gevolgen van mensen op de vlucht aan te pakken.
1
2. Het maatschappelijke klimaat
Eigenlijk werden de afgelopen tien jaren gekenmerkt door een proces van verwarring, groeiende scepsis en vooral verminderde identificatie met het lot van de vluchteling en de asielzoeker. We kunnen dat in negatieve en veroordelende termen duiden, maar ik denk, dat om het goed te analyseren, we juist moeten kijken naar dat proces van verval van identificatie. Mijn eerste herinnering aan vluchtelingen betrof de Hongaarse opstandelingen. Zij waren onze vrijheidstrijders en we hebben hen toen met open armen ontvangen, in 1956. Intussen hadden we als Nederland al te maken met een voortdurende stroom van terugkerende Indo‟s, spijtoptanten, en later Surinamers. Met hen voelde we nog steeds verwantschap, zeker met de Indo‟s, die zo moesten lijden onder een boze Soekarno. Ze werden allen opgevangen, ondanks onze toenmalige armoede en vooral woningnood. De vijftiger en zestiger jaren leverde wat dat betreft weinig problemen op. Dat gold ook op de grens van de zestiger en zeventiger jaren de bootvluchtelingen uit ZuidOost Azië, en zeker de Oost Europeanen, zoals de Tjechoslowaken of de asielzoekers uit Chili of andere Latijns-Amerikaanse landen. Vervolgden, martelaren, met een verwante, herkenbare achtergrond, zo al niet etnisch dan toch in ieder geval als slachtoffers in de strijd voor door ons beleden idealen.
Maar langzamerhand wordt het slechter. Met name na de implosie van de Sovjet Unie komt dat verschijnsel van binnengesmokkelde vluchtelingen op, hier gedumpt door traffickers of op eigen kracht uit de voormalige lidstaten van de Unie, en later massaal de Joegoslaven en dan Afrikanen, Afghanen, Irakezen en vooral veel asielzoekers uit Somalië. Het is duidelijk, dat die geografische en etnische ontwikkeling steeds minder sympathie en herkenbaarheid oproept. Dat heeft natuurlijk te maken met groeiende twijfel aan de echte motivering achter een asielaanvrage, zeker als de grens tussen beroep op gastvrijheid en criminaliteit bij enkele groepen bewust overschreden wordt. Maar het heeft ook te maken met de vraag of de ontwerpers van het Vluchtelingenverdrag, die geïnspireerd waren door het verschijnsel van de individuele vervolging en onderdrukking, de mogelijkheid voor ogen hebben gehad van massale landvlucht vanwege oorlog of ineenstorten van het staatsgezag. Dat verval van identificatiemogelijkheid werd nog versterkt door de al dan niet vermeende gevallen van misbruik van de procedures door economische gelukzoekers of door bewuste misbruikers ervan (bijvoorbeeld door via de AMA-regeling jongeren de – Chinese – horeca of de prostitutie in te jagen). 2
Maar er is diezelfde tijd nog iets anders in het maatschappelijk klimaat aan de hand en dat is, wat door sommige politicologen wel genoemd wordt de Bermudacrisis in het publieke klimaat in het algemeen. De Bermuda Driehoek is die inter-relatie tussen media-geld-politiek. Sensatie, negatieve berichtgeving, publiciteitsgeilheid, lekken, omzet, oplages en kijkcijfers zijn meer en meer het publieke klimaat gaan beheersen. Alle domeinen worden belicht en soms overbelicht, van declaratiegedrag van bestuurders tot onbetrouwbaarheid van politici, van arrogantie van de macht tot misbruik van sociale voorzieningen. In dit klimaat past het uitvergroten van dat ene mislukte ontwikkelingsproject en past zeker het uitvergroten van misbruik van een asielprocedure of van die één zich misdragende asielzoeker.
En dan is er nog iets heel anders, namelijk het wegvallen van de stabilisatoren in onze samenleving. Geloofwaardigheid van instellingen als politieke partijen, kerken, zelfs onze eigen Vereniging, verbleekt in een klimaat van individualisering en scepsis.1 In de negentiger jaren nog waren deze instellingen veel invloedrijker dan nu. Ze vormden tegenwicht tegen gemakzuchtige en populistische opvattingen. En niet zelden schiepen zij, juist op ons terrein, faciliteiten en gaven een helpende hand. Het is de Raad van Kerken geweest die een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de oprichting van VluchtelingenWerk Nederland, met haar initiatief, maar ook met haar toenmalige gezag nog naar de Nederlandse bevolking. Een voorbeeld: Toen ik aantrad bij VWN zaten in onze Verenigingsraad nog een aantal vertegenwoordigers van katholieke ordes en congregaties, die met woord en vooral ook met daad ons werk ondersteunden. Ik herinner me nog een discussie die ik had met generaal Fabius, de commandant van de Marechaussee in de negentiger jaren, die me bekende dat zo velen van zijn ondergeschikten – niet zelden van gereformeerde afkomst – een geweldig gewetensdilemma hadden als ze illegalen moesten oppakken en wisten dat er in feite geen uitzettingsmogelijkheid was, anders dan de straat, en dat ze daarom zo blij waren dat ze de opgepakten bij een kloosterpoort veilig konden afleveren! Institutioneel gezag is dikwijls verbleekt en waar bijvoorbeeld kerken nu opkomen voor het lot van verdrukten en vluchtelingen, zoals kardinaal Simonis een aantal keren in de afgelopen tien jaar heeft gedaan, worden zij niet zelden nu met wantrouwen en sneers als „kijk naar je eigen‟ bejegend.
1
Tezelfdertijd biedt die individualisering ook weer perspectieven op zeer bewuste keuzes en engagementen, zoals uit ons vrijwilligersbestand blijkt, of betrokkenheid bij bijvoorbeeld Amnesty International.
3
En dan komt er ook nog bij de ontmaskering van de multiculturele droom. In het najaar van 1999 publiceert Paul Scheffer hierover zijn essay, en sindsdien is de twijfel alleen maar toegenomen over het perspectief van het kunnen samenleven en wonen van groepen met zo‟n verschillende achtergrond als na de oorlog in Nederland zijn binnengestroomd. Soms in buitengewoon overdreven toonzettingen. Het multiculturele Nederland is niet een totale mislukking, zoals zelfs Stef Blok als voorzitter van de Parlementaire Commissie heeft moeten constateren. Wie in onze ziekenhuizen en stadhuizen rondkijkt, maar ook in de collegebanken van onze universiteiten, kan niet om de toegevoegde waarde, soms de onmisbaarheid en de perspectieven van de nieuwe Nederlanders heen. Daar hoort ook de Poolse loodgieter of de Marokkaanse schoonmaakster bij! Maar voor die nieuwe spanning, die elf jaar geleden op het Christelijk Sociaal Congres werd getekend als een Nederland tussen getto‟s en pleinen, is intussen in dit decennium geen duidelijk oplossingsperspectief gekomen. We zien verloedering en gettoïsering afgewisseld met assimilatie, integratie en sociaal-culturele vooruitgang en verrijking. Maar wel is in heel de samenleving die onzekerheid binnengedrongen over hoe het nu verder moet met onze maatschappij als sámenleving. En van die twijfel en verwarring heeft de derde partij in ons land maximaal profijt getrokken en is daar overigens zelf de uitdrukking van. De afgelopen tien jaren was in die zin ook het tijdperk van de onverwachte en voor sommigen ondenkbare opkomst van Fortuin en van Wilders, en in lijn met het bovenstaande van het verval van de grote volkspartijen, en ook dat heeft de gastvrijheid voor de vluchteling zwaar onder druk gezet.
Maar daar komt tot slot nog een ander fenomeen bij, dat van de globalisering. Men kan het ook vertalen als van de onmacht en een tekortschieten van de nationale staat. Het asielverzoek neemt in het kader van die globalisering een speciale plaats in. En wel op drie manieren: -
Conflicten, vervolging veraf ook, is ook hier voelbaar geworden in het tijdperk van „the death of distance‟. Daar hebben de auteurs van het Vluchtelingenverdrag zeker niet aan gedacht.
-
In het kader van die globalisering komen dan bovendien juist aan onze deur kloppen, zo is de perceptie, die tienduizenden analfabeten, tot geen nuttig werk in staat zijnde, en anderskleurige heilzoekers van andere continenten;
-
En dan is er nog iets anders, dat ook met de globalisering samenhangt, maar dan van de kant met name van het Zuiden bekeken. Vele „extended families‟ uit Afrika zoeken, 4
begrijpelijkerwijze, naar een verzekeringspremie voor hun overleven. De voor de hand liggende oplossing, eigenlijk de enige, is het sturen van een van de leden, tenminste een, naar Europa en hetzelfde gebeurt vanuit Midden en Zuid Amerika naar de Verenigde Staten. Iemand moet daar werken en een harde valuta inkomen verdienen, voor de scholing van de achtergeblevenen, voor een tv-toestel, en voor hun dure medicijnen. Dat lukt via sluipwegen, via de oversteek over de Middellandse zee, en ook via een oneigenlijk beroep op de asielprocedure.
Die globalisering creëert een realiteit van de illegaliteit, van een nieuwe onderklasse, maar ook tezelfdertijd van de onmacht van de politiek, zeker de nationale politiek, om de instroom effectief aan te pakken. Daarmee wordt ook die vicieuze cirkel van wantrouwen ten opzichte van de politiek, van onmacht en minstens de schijn van voortmodderen vastgezet.
Het is juist de asielzoeker meer en meer in de afgelopen tien jaren die symbool en symptoom is geworden van de crisis van onze democratie en voor een tekortschietend immigratiebeleid. Ook de dikwijls verborgen realiteit van de illegaliteit krijgt een rekening, die door de asielzoeker dikwijls moest worden betaald.2
2
Ik heb eens het initiatief genomen om de problematiek van de honderdduizenden illegalen op onze agenda te krijgen, maar uiteindelijk moesten ook wij door de ongrijpbaarheid van het probleem passen.
5
3. Antwoord van de politiek
We kennen eigenlijk in de afgelopen twintig-dertig jaar vier duidelijke fases in het politieke antwoord op de asielproblematiek.
Ooit was het staatssecretariaat van justitie, dat zich met vluchtelingeninstroom bezig moest houden, weinig omstreden, en zelfs relaxt. In lijn met de toen nog grote mate van identificatie met vluchtelingen konden mensen als mevrouw Bert Haars of Virginie Korte van Hemel, tamelijk ongetroebleerd hun werk doen. Aad Kosto en Elisabeth Schmitz kregen het al moeilijker.
Met die val van de Muur, met de ontbinding van de Sovjet Unie, met de burgeroorlog in Joegoslavië, kwam er in de Nederlandse politiek het gevoel van urgentie om een betere dijk op te werpen tegen de vloedgolven van immigratie. Dat werd nog versterkt door het Akkoord van Schengen en het poreus worden van de grenscontroles, zelfs op Schiphol. Hirsch Ballin en Elisabeth Schmitz zetten in de begin jaren negentig in op in ieder geval bekorting van de procedures en met name beperking van het hoger beroep. In december 1993 dreigt dit nog te leiden tot een kabinetscrisis, nota bene in de Eerste Kamer, maar mede door bemiddeling van de Minister President, kon in de late uren van de laatste zittingsdag van dat kalenderjaar dat voorkomen worden.
Een tweede dijkverhoging, een wel heel zware, kwam van de zijde van Cohen, die als staatssecretaris in een mum van tijd de asielwetgeving en de daaraan gekoppelde procedures ingrijpend veranderde. In ieder geval daardoor of daarna kwam er bijna een drooglegging van de nieuwe toestroom. In de daaropvolgende fase zal Ella Kalsbeek proberen het stuwmeer van nog lopende aanvragen ook te laten leeglopen. Ze doet dat overigens met een beleid dat beoogt verworven rechten niet te schaden.
Al deze drie fases hebben dus, vanuit het oogpunt van inperking van de asielzoekerstroom, effect gehad. Maar ook is het duidelijk, dat in de Bermuda Driehoek, de publieke opinie naijlt en de druk in de publieke opinie blijft - in strijd met de feiten - onverminderd groot om tot nog scherper beleid te komen. Dat verharde beleid – de vierde fase - wordt vanaf 2002 gevoerd door een aparte minister, Nawijn, die op zijn beurt weer wordt opgevolgd door Rita Verdonk en nu door Leers. Weliswaar even onderbroken door het Generaal Pardon, met de 6
kleinst mogelijke meerderheid in de Tweede Kamer in 2006. Het hoogste recht kon immers tot het grootste onrecht leiden, namelijk tot uitzetting, ook van die twintig- tot dertigduizend illegalen, die door een misschien niet effectief rechtssysteem hier nu vele jaren waren geduld en hier verworteld waren. Een andere onderbreking van die „harde‟ lijn, die sinds oktober 2010 weer is opgenomen, is het beleid geweest van het duo Hirsch Ballin, in herhaling, en mevrouw Albayrak, die probeerden met „een streng maar humaan‟ asielbeleid de dijken dicht te houden, gecontroleerde doorlatingen open en de polder leefbaar.
Intussen blijft de publieke opinie gekenmerkt door golven van onvrede over het zogenaamd niet effectieve en parasitisme bevorderende asielbeleid. Wilders kon een grote overwinning boeken, en de regering van de opdracht voorzien om de dijken nog verder te verhogen en te versterken. En waar Europa de boosdoener is, omdat er toch nog water doorheen sijpelt, moet dan ook maar Brussel op z‟n kop worden gezet onder het motto van „een streng maar rechtvaardig beleid‟. De humaniteit is geschrapt! „Waarom is dat woord humaan vervangen door rechtvaardig?‟, aldus recent de vorige minister van justitie Hirsch Ballin. Is dat een tegenstelling en áls er een tegenstelling is, dan is dat die vreselijke spanning tussen geformuleerd recht van de autoriteit, zelfs de meerderheid, en die grondwaarde van humaniteit. Wie die spanning in de Europese geschiedenis kent, weet ook hoe diep en fataal die kan zijn. En, zegt Hirsch Ballin ook nog, die toetsing bij gezinsvorming of – hereniging, waarbij moet blijken dat de band met Nederland groter is dan de band met andere landen. Die toetsing, zoals die in het regeerakkoord is opgenomen, lijkt iets logisch te hebben, maar beseft iedereen, dat in liefde met elkaar verbonden echtparen, zonder dat ze enig maatschappelijk probleem veroorzaken, desalniettemin naar een ander land worden verwezen? Ook dat, zegt dezelfde Hirsch Ballin, die toch niet bekend staat als een softy.
Inderdaad, het tweede antwoord vanuit de politiek is de europeanisering van het asielbeleid. Het begon tien jaar geleden met de blauwdrukken van Tampere. En hoewel binnen VWN met argusogen naar deze europeanisering gekeken werd, moeten we achteraf constateren, dat de beginselen, waarop het beleid in Tampere gebouwd werd,herkenbaar waren naar de maat van humaniteit en haar respect voor mensenrechten. Het waren dan ook de jaren van het ontwerpen van het Charter van de Mensenrechten, een kostbare erfenis en opdracht aan Europese politici en beleidsmakers. Degenen die mij in de Verenigingsraad over de jaren gevolgd hebben weten, dat ik een bijna continue pleidooi heb gevoerd om de kansen die 7
Europa bood te benutten en te verruimen en tezelfdertijd te waken voor een alibifunctie van verstrakking en verdere verscherping. De uitspraken, met name in de laatste jaren, van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens indiceren dan ook, dat niet alles dat in ieder geval vanuit Straatsburg komt, een verslechtering is, integendeel. En natuurlijk en terecht hebben wij dikwijls bezwaar gemaakt tegen het beroep dat regeringen deden op de overeenkomst van Dublin, ook omdat bij de opstellers nog niet bekend kon zijn, hoe sommige lidstaten de principes van recht en humaniteit bij de eerste opvang aan hun laars lapten, ofwel – heb oog daarvoor – overweldigd werden - soms letterlijk - door de vloedgolven van asielzoekers. Het pleidooi voor een voortgezette en nog intensievere aandacht voor Brussel, door VWN maar liefst zoveel mogelijk samen met de vluchtelingenorganisaties van andere lidstaten, blijft daarom bij dit „work in progress‟ onverminderd van kracht.
En dan is er nog een derde antwoord vanuit de politiek. Dat is de stimulering van de zogenaamde regionale opvang. Het is goed dat VWN niet meteen die uitlaatklep alleen maar heeft afgedaan als een voorwendsel om in Europa geen vluchtelingen meer op te nemen. Natuurlijk, de regionale opvang wordt in het politieke debat als een effectief middel tegen de vluchtelingenstroom gepropageerd. Zeker, het zijn al juist de armste landen in de wereld, die de meeste vluchtelingen opvangen, meestal die nabuurlanden van conflicthaarden, vervolgingen en etnische zuiveringen. En in toenemende mate zullen zij ook te maken krijgen met milieuvluchtelingen. In sommige serieuze voorspellingen gaat het over aantallen van twee tot driehonderd miljoen mensen, die vanwege klimaat-verslechtering, voedsel- en waterschaarste op de vlucht gaan. Op de aan dit thema gewijde Vijverbergsessie van SID (mede mogelijk gemaakt door VWN) sprak de burgemeester van Dar es Salaam, die alleen al in zijn stedelijke agglomeratie meer dan één miljoen van dit soort vluchtelingen elders uit Tanzania maar ook uit nabuurlanden moet opvangen, en dat ook nog met een zeker succes doet ook. Door het gebrek aan gastvrijheid, en ook door de verschuiving in het karakter van de vluchtelingenstromen, is het daarom goed dat VluchtelingenWerk Nederland, uiteraard in samenwerking met organisaties als de UNHCR en ontwikkelingsorganisaties, probeert de levensomstandigheden in de kampen en in andere vluchtelingenconcentraties in de regio zelf te verbeteren. De politiek zal blijven doorgaan met het hameren op deze mogelijkheid en wij kunnen de ogen daar niet voor sluiten zonder dat we ons hoeven te verlagen tot een instrument voor verdere wering hier. 8
Tien jaren vluchtelingenpolitiek heeft er in sterke mate toe bijgedragen dat de toelating verengd is en samen met het wegvallen van een aantal conflicten zoals in ex-Joegoslavië, heeft dit alles tot een drastische vermindering van de vluchtelingenstroom geleid. Geen illusieoverigens: wanneer bijvoorbeeld in de Mahgreb een nieuw groot conflict zou uitbreken, dan is Fort Europa eenvoudigweg niet verdedigbaar, zoals ik bij eerdere gelegenheden hier heb mogen voorspellen. Maar voor het moment kunnen we alleen maar constateren, dat die drastische afname er is geweest.
4. Ons antwoord
Hierboven is al bij een aantal punten ingegaan op de reactie van VluchtelingenWerk Nederland op de maatregelen en ontwikkelingen in de maatschappij en in de politiek. Maar wie de periode van tien jaren overziet kan naast die constateringen over verharding van het klimaat toch ook constateren, dat vanuit onze organisatie bijzonder hard, bijzonder inventief en vooral met niet aflatend engagement is gewerkt aan het in stand houden van een humaan vluchtelingenbeleid en aan de zorg voor de afzonderlijke asielzoeker. -
Met name die inzet voor het Generaal Pardon is een markeringspunt geweest. Nu een aantal jaren later kunnen we aan de ene kant zeggen dat die voorspellingen van de tegenstanders over een enorm kostenbeslag niet zijn uitgekomen en dat eigenlijk de uitvoering van wat dan geen Generaal Pardon meer mag heten, tamelijk rimpelloos is verlopen (op een aantal uitzonderingen na) maar dat aan de andere kant door dat Generaal Pardon een eindeloze reeks menselijke drama‟s is voorkomen. Als dat Generaal Pardon er niet was gekomen, hadden we waarschijnlijk bijna dagelijks te maken gehad met tientallen schrijnende gevallen, met feitelijke onmogelijkheden om tot uitzetting over te gaan, laat staan het losscheuren van goedgeïntegreerde kinderen van kennissen en omgeving. De campagne om de anonieme 27.000 illegalen een gezicht te geven is een vondst geweest, die wat mij betreft in de geschiedenisboeken van geslaagde pr mag.
-
Ik kan niet alle interventies van VWN van de afgelopen tien jaar opsommen, maar ook onze inzet om te trachten na te gaan wat de Ambtsberichten nu eigenlijk betekenen in individuele gevallen en om teruggestuurden te volgen heeft een belangrijke - ook preventieve - werking gehad. Dat geldt ook de mythe, dat een vluchteling zonder documenten per se iemand zou zijn die misbruik van de procedure maakt. De afstand tussen bureaucratie en politiek aan de ene kant en de harde realiteit van vervolging en 9
geweld anderzijds blijkt misschien nergens beter uit dan de eis, dat de vluchteling zich eerst maar tot z‟n eigen autoriteiten moet wenden om de benodigde reispapieren of identiteitsbevestigingen te verkrijgen! Ook reken ik tot een van de grootste successen van VWN, dat voorlichtingscampagnes, of die nu over individuele gevallen gingen of over het beleid in zijn algemeenheid, steeds geloofwaardig zijn gebleven, nooit afgesleten en saai zijn geraakt, en zelden het effect hadden van: daar heb je ze weer. Dat gold ook onze contacten met de politiek in het algemeen en de opeenvolgende bewindspersonen in het bijzonder. Onze houding van het openhouden van de communicatie is ons wel eens verweten, evenals het trekken van de lijn omdat wij zelf ons te houden hebben aan democratisch tot stand gekomen wetten. Het heeft veel balanceren gekost, maar wij hebben die dubbelrol steeds kunnen blijven vervullen van tegen wat wij zien als onrechtvaardige beleidsintenties ingaan, maar van de andere kant ook onze kennis en ervaring beschikbaar stellen aan een overheid die de verantwoordelijkheid heeft voor een correcte uitvoering van de procedures en voor een adequate opvang. Wij zijn een uitstekende advocaat van de asielzoeker gebleken, maar we hebben niet de prijs betaald van de verwording tot een schreeuwerige actievoerder. -
Op het Europese vlak – ik stipte dit al even aan – zijn de ervaringen wat meer gemengd. De voorzitter en ik hebben allerhande pogingen gedaan, evenals opeenvolgende directeuren, om ECRE, de koepel van Europese vluchtelingenorganisaties, een sterke rol te laten spelen bij de vormgeving van het steeds belangrijker wordend Europees beleid. Bijzonder is de inzet geweest om vluchtelingenorganisaties in nieuwe lidstaten en aan de randen van de Europese Unie op te richten of te professionaliseren. Het is goed dat die rol ook met subsidie van de Nederlandse overheid erkend is. Maar ondanks onze inspanningen blijft er nog heel veel werk te doen om ECRE uit te laten groeien tot dé gezaghebbende gesprekspartner van de Europese autoriteiten en op Europees niveau ook die rol van advocaat te laten vervullen. Tampere was een behoorlijk startpunt, zoals ik zei maar de drama‟s aan de grenzen van Griekenland en op Lampedusa bewijzen dat het beleid in zijn algemeenheid tekortschiet, juist ook in de delicate relatie tussen een nationale staat en de Europese bestuurslaag. Een handicap is zeker, dat in de verschillende lidstaten de kracht en de onderlinge samenwerking van de vluchtelingenorganisaties zo verschillend is. Dat heeft het tot op heden niet gemakkelijk gemaakt om ook een college van eminente personen bijeen te brengen, dat werkelijk namens de Europese bevolkingen kan spreken en kan meedenken over het adequate Europese antwoord op een wereld, waar door vervolging, oorlog, armoede en klimaat zoveel mensen op drift raken. 10
En bijzonder veel werk zal er nog te doen zijn bij het beantwoorden van de vraag of taakverdelingen, lastendelingen er überhaupt een integraal antwoord in deze zin mogelijk is. Tot dat integrale antwoord hoort ook de vraag naar opvang in de regio. Mede dankzij Han Baartmans zijn we op dit terrein met oriënteringen en experimenten begonnen. En zal praktisch engagement hand in hand moeten gaan met de ontwikkeling van een samenhangend en integraal beleidsconcept waardoor opvang in de regio, die in vele gevallen onvermijdelijk en beter is, niet wordt gebruikt als smoes of alibi maar onderdeel uitmaakt van een totaalaanpak, zoals ik eerder zei.
En nog iets anders: we moeten ook constateren, met erkentelijkheid, ook aan mensen hier achter de tafel als Jan van Zijl, dat de integratie van heel veel asielzoekers en vluchtelingen succesvol is geweest. De Verenigingsraad staat ook voor die duizenden vrijwilligers die middels taallessen en inburgeringsbegeleiding daartoe hebben bijgedragen. Een geïntegreerde asielzoeker, zeker die in staat is om in z‟n eigen levensonderhoud te voorzien, heeft een stuk menselijke waardigheid en vrijheid herwonnen. Het banenoffensief heeft daar ook een belangrijke bijdrage aan geleverd en het is als signaal voor de samenleving van grote politieke betekenis.
5. De agenda
Tegenover dat onverminderd harde klimaat in een samenleving, waarin traditionele schokbrekers en stabiliteitsmechanismen zijn weggevallen, waar die kilheid, die bijna Siberische kou voortduurt ondanks het feit dat er een scherpe en gestage afname van het aantal asielzoekers te bespeuren valt, zullen wij in de komende jaren een duidelijk antwoord moeten creëren. En dat geldt ook die andere Europese en zelfs mondiale trends. - Ik denk dat op de allereerste plaats nodig is een nieuwe coalitie van verantwoordelijkheid. Lubbers en anderen onderstrepen dat wat er op het spel staat is de kwaliteit van onze beschaving. Er zal iets moeten komen van een samenspraak tussen ons en de bewegingen die staan voor een verantwoordelijke en humane samenleving. Voor mijn part zelfs milieuorganisaties of instellingen voor internationale solidariteit, maar ook die beweging voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar het is zeker ook nodig de geestelijke stromingen, oude en nieuwe, die getekend hebben voor gastvrijheid en een beleid van openheid, opnieuw en systematisch in ons 11
gesprek te betrekken. In dit verband is een nieuwe dialoog met bijvoorbeeld de Raad van Kerken maar ook met andere Wereldgodsdiensten op z‟n plek. In deze opzet past ook de fondswerving want die heeft een dubbele betekenis: bijspringen in tijden van teruglopende inkomsten van onze vaste fondsverstrekkers, maar ze heeft ook een betekenis als referendum, namelijk dat wij aan die samenleving kunnen duidelijke maken hoe velen daadwerkelijk bij het lot van vluchtelingen betrokken zijn. - Daarmee komen we op onze voorlichtings- en publiekscampagnes. Ik refereerde al aan de gezichtencampagne en haar bijna ongeëvenaard succes. Maar het is ook de toonzetting waardoor wij tot nu toe ontsnapt zijn aan de valkuil waarin sommige ontwikkelingsorganisaties terecht zijn gekomen. Wie alsmaar tamboereert op zieligheid, genereert ook vermoeidheid en verveling. Het gaat om mensen en hun capaciteiten, hun mogelijkheden, waarvan ook wij kunnen profiteren. Eerder heb ik wel eens gezegd – en onze voorzitter had daar een voetnoot bij – dat als de regering van de VS Albert Einstein acht jaar lang had vastgehouden op de bedrand van een asielzoekerscentrum, ze de Tweede Wereldoorlog niet of in ieder geval veel later hadden gewonnen. Asielzoekers kunnen en moeten volwaardige medeburgers worden. - In die benadering is ook de huidige inzet van het bestuur om na te gaan of we een klein reservoir van echte opinieleiders kunnen scheppen met gezag en deskundigheid, die samenleving en politiek kunnen wijzen op die potentie, maar ook op het moreel en historisch falen als wij in een globaliserende wereld, juist dan, onze grenzen sluiten. - En wat onszelf betreft staan we voor die noodzaak, om in een geïndividualiseerde samenleving toch mechanismen te ontwikkelen, waardoor we een nieuw vrijwilligersbestand creëren en tezelfdertijd onze professionaliteit zodanig op peil houden, dat we een onvermijdelijke gesprekspartner zijn voor politici en beleidsmakers die zich met dit onderwerp in brede zin moeten bezighouden. Eduard Nazarski kwam van het Landelijk Steunpunt Vrijwilligerswerk. Hij symboliseerde ook een beetje de essentiële lijn die er is tussen vrijwillige inzet en ons werk. Waar de rekrutering steeds minder via de traditionele instituties verloopt, vraagt dat telkens vernieuwing en creativiteit. Maar dat werk van vrijwilligers is ook voor de hele samenleving van betekenis vanuit dat eerder geschetste perspectief, dat het gaat om bouwen aan een beschaving en samenleving van recht en humaniteit. - Wie over vrijwilligers spreekt, spreekt vooral over integratie. Dat werk heeft ups en downs gehad in de afgelopen jaren. Vrijwilligers laten hun „cliënten‟ van de eerste opvang niet los wanneer zij hun weg moeten vinden in de samenleving. Maar die vrijwillige inzet staat 12
soms op wat gespannen voet met en commercialiserings- en aanbestedingscultuur, die de afgelopen jaren voor het integratietraject is gaan gelden. Sommige van de afdelingen zijn buitengewoon succesvol geweest, maar anderen hebben, net als andere zorgaanbieders overigens, een paar stevige bloedneuzen opgelopen. We zullen een nieuw evenwicht ook hier tussen vrijwilligheid en professionaliteit verder moeten ontwikkelen. - Het op niveau houden van professionaliteit zal ook een geweldige uitdaging worden inzake onze beleidsontwikkelingen en de individuele bescherming. Op het terrein van het laatste heeft VWN ook een goede juridische reputatie opgebouwd, maar het wordt ingewikkeld en er zijn ook nieuwe kansen in verband met het Europees niveau. Dat vereist aandacht maar misschien nu nog veel meer het verleggen van de velden van individuele bescherming van het nationale niveau naar een bredere internationale aanpak. Innovatie en degelijkheid zijn beleidskenmerken geweest van onze benadering en dat heeft onze geloofwaardigheid naar de overheid en de publieke opinie verzekerd. De band met de universitaire gemeenschap dient gekoesterd te worden, maar misschien zou het ook een idee zijn als we, al dan niet in samenwerking met andere organisaties, middels een speciale presentatie op academisch niveau van tijd tot tijd naar buiten zou treden. Het publieke en politieke debat zit zeer verlegen om de ontwikkeling van realistische alternatieven op het huidige ontmoedigingsbeleid. Ook internationale ervaringen en een aansluiting bij het internationale discours over het migratie- en vluchtelingenvraagstuk lijkt het gebod van het uur. Samen met bijvoorbeeld de UNHCR, maar ook met organisaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, zeker die op het terrein van de humanitaire hulpverlening, met instellingen als de Jezuit Refugee Services en andere, die op nationaal en in ieder geval op mondiale schaal alternatieve benaderingen voorstellen en stimuleren. - En natuurlijk mijn grammofoonplaat: versterking van ECRE of een andere organisatie die echt een vuist kan maken en een gezicht heeft op Europees niveau. Dat vereist prominentie, dat vereist mandaat, dat vereist beleidsverdieping. Misschien is de tijd gekomen om hier een geconcentreerde en beslissende kwaliteitsimpuls te geven. VWN kan het niet alleen, maar kan wel een katalyserende rol op dit terrein spelen en zou een historische bijdrage kunnen leveren aan de vorming van die tegenkracht tegen en met degenen die op Europees niveau staan voor het nieuwe vluchtelingen- en migratiebeleid. - En dan is er natuurlijk tot slot het geweldige werk van het scheppen een mobiele organisatie, die met slagvaardigheid, met engagement en met degelijkheid kan reageren op de snel wisselende politieke en maatschappelijke (en financiële!) ontwikkelingen. Wat tot nu toe in het kader van VWN 2.2 bereikt is, is hoopvol. Het is begrijpelijk dat sommigen 13
een beetje vermoeid worden door de snelheid van de veranderingen, maar de weg van die nieuwe mobiliteit en slagvaardigheid zal onvermijdelijk in hoog tempo moeten worden afgelegd.
Het is een voorrecht geweest om meer dan tien jaar met u te mogen samenwerken. Ik ben dankzij VWN met een realiteit in contact gekomen, die ik alleen uit wat artikelen kende maar die inderdaad pas echt gaat leven als je de kans krijgt door te dringen tot de realiteit, die realiteit van afwachten, onzeker, wanhopig zijn, het gevoel van alles verloren te hebben, zoals we die kunnen ervaren op Schiphol, Ter Apel en op zoveel andere plaatsen. Ik ben onder de indruk geraakt van het niveau, de deskundigheid en vooral de betrokkenheid van zovelen in en rond VWN. En het wordt helemaal mooi – laten we dat ook niet vergeten – als dat kan gebeuren in een klimaat van maatje zijn, van humor ook, en onze voorzitter heeft daar in niet geringe mate aan bijgedragen. Al die elementen zijn onmisbaar om het niveau van rechtvaardigheid en humaniteit van onze samenleving, ja onze beschaving, op peil te houden. Maar op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking hebben we de afgelopen twee jaren kunnen constateren hoe snel de publieke opinie een radicale wijziging terzake het principe van de internationale solidariteit accepteert. Dat mag terzake het vluchtelingenvraagstuk niet gebeuren. In de christelijke kerken wordt deze weken in de voorbereiding op Pasen door velen nog een vorm van vasten beoefend. Maar in de beste traditie wordt dat niet gezien als iets prive‟s, als iets van binnenskamers. Het wordt gekoppeld aan een duidelijk sociaal engagement. Afgelopen zondag was het lied in de kerken: “Als gij de zwervers niet uw woning biedt, durf ik uw vasten niet vertrouwen”. Dat is de kern, dat is de waarheid.
Dank voor dit decennium en heel veel succes.
14