Werken in de buurt Goede praktijken in Rotterdam1 Eric Haas
Inleiding Globaliseringprocessen en migratie hebben de Nederlandse samenleving ingrijpend veranderd. Zij hebben geleid tot de veelbesproken ontwikkeling van de multiculturele samenleving, en in haar voetspoor, sociale vraagstukken zoals integratie, in – en uitsluiting, en heden ten dage, de vraag over de Nederlandse identiteit en burgerschap. Identiteit kan worden beschouwd als het resultaat uit zowel lokale als
transnationale identificatieprocessen. De multiculturele
samenleving wordt lokaal zichtbaar in de urbane gebieden in de westerse moderne samenlevingen, zichtbaar in de multiculturele, multi-etnische samenstelling van wijken en buurten van de steden. De geürbaniseerde samenleving is al eerder gekarakteriseerd als ‘glocaal’, 1
Dit artikel is een bewerking van een paper gepresenteerd bij London South Bank University (Zie Haas en Hofs,
2008). Het fragment over de Briljantjes vormt de neerslag van het deelonderzoek dat door de kenniskring Dynamiek van de Stad van Hogeschool INHolland in samenwerking met Seinpost Adviesbureau BV is verricht naar twee lopende projecten in Hoogvliet (Kenniskring Dynamiek van de Stad en Seinpost Adviesbureau , 2008). De kenniskring is betrokken bij de voortgang van het Kreekhuizen project. Met dank aan Dr. Richard de Brabander voor commentaar op eerdere versies.
1
een intrigerende samenvoeging van ‘globaal’ en ‘lokaal’ (Haas en Visser-Rotgans, 2003). Multiculturalisering van de Nederlandse samenleving leidt hier en daar tot problemen tussen verschillende etnische groepen, maar heeft nooit geleid tot de recente sociale onrust in Frankrijk of het zogenaamde multicultureel geweld in Groot-Brittannië, hoe verschillend de sociale omstandigheden ook mogen zijn. Tevens kan het multiculturele karakter van de oorzaken van het conflict in twijfel worden getrokken (Community Cohesion, 2001). Toch, ook in Nederland is er een gevoel van ongemakkelijkheid tussen ‘autochtone’ Nederlanders en nieuwkomers, met name bij de opkomst van Pim Fortuyn, de aanval op de Twin Towers in New York, en de moord op de Nederlandse filmmaker Theo van Gogh. In het publieke domein is het geluid hoorbaar dat het loyaliteitsgevoel, het gevoel te behoren bij de Nederlandse samenleving onder druk is komen te staan. Mensen handelen als individuen, leven voor zichzelf en hoogstens binnen hun eigen etnische groep. Groepen bestaan naast elkaar en zouden nauwelijks met elkaar contact hebben. Zij staan min of meer met de ruggen tegen elkaar (RMO, 2005). Gevoelens van onveiligheid en wantrouwen kenmerken de ideeën van de criticasters van de multiculturele samenleving. Alleen al in de Rotterdamse regio zijn er tal van projecten gestart en initiatieven genomen om licht te werpen op de verschillende aspecten van de multiculturele samenleving of om bepaalde doelgroepen te helpen te participeren in de Nederlandse samenleving, zoals:
-
Het oprichten en verdere verspreiding van brede scholen
-
Mentorprojecten voor jongeren van verschillende afkomst en verschillende leeftijden
-
Tijdelijke avondklok voor jongeren in een bepaalde buurt
2
-
De ontwikkeling van gezinscoaching
-
Naturalisatierituelen
-
Nieuwe perspectieven
-
Thuis Op Straat projecten
-
Communities that Care projecten
-
Verschillende buurtinitiatieven geïnitieerd door burgers zelf maar ook door andere partijen
De twee projecten die in dit artikel centraal staan zijn het zogenaamde Briljantjes Project en het Kreekhuizen Project. Beide projecten hebben als inzet om het gevoel van gemeenschap terug te brengen of liever gezegd, tot een reconstructie van de gemeenschap te komen. Deze projecten verschillen veel van elkaar, met betrekking tot organisatie achtergronden, doelgroepen en hun doelen en methoden, maar ook met betrekking tot schaalgrootte en, ook interessant, in de sociale en etnische achtergronden van buurten en wijken waar de projecten zijn gestart. Tevens zal in dit stuk getracht worden om de benadering en methoden van deze casestudies te herinterpreteren in het licht van het WRR-rapport Identificatie met Nederland (2007) dat gaat over nationale identiteit en heeft ogal wat stof doen opwaaien nadat het werd gepubliceerd. Met name de discussie over de dubbele paspoorten en de volgens enkele criticaster de onmogelijkheid om loyaal aan Nederland te zijn, recentelijk weer aan de orde gesteld bij de installering van de pasbenoemde burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb. Gedurende de laatste jaren hebben globaliseringprocessen en migratie de vraag versterkt naar wat de Nederlandse identiteit is en wat Nederlands burgerschap nu eigenlijk precies betekent.
3
Identititeit en de kritiek op het integratiediscours Een centraal punt dat het rapport stelt is dat een samenleving veelal wordt gevormd door meervoudige, hybride, continue sociale processen en kan juist niet worden beschouwd als een aanpassing aan een zogenaamd typisch Nederlands één dimensioneel ankerpunt. Identiteit op deze manier omschreven is dan een te kunstmatig ge(re)construeerde grootheid waarvan men eigenlijk niet precies weet wat het betekent. Toch is dit wel vaak het impliciete standpunt van de overheid, soms ook expliciet van politieke partijen en ook soms omhelst door wetenschappers. Het rapport probeert te laten zien dat Nederlandse burgers meerdere loyaliteiten kunnen bezitten zonder dat zijn problemen ervaren in hun betrekkingen met Nederland. In andere Europese landen, zoals België, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk, ondanks de verschillen, spelen vergelijkbare discussies een rol in het multiculturele debat. Uit GrootBrittannië heb ik begrepen dat de regering van Blair het bij het denken over de multiculturele samenleving het in feite ook had over een monoculturalistisch concept in plaats van het multiculturalisme. Het concept van het Brits zijn is dominant geworden. Volgens Gordon Brown, de huidige minister-president van Groot-Brittannië, is de enkelvoudigheid van de ‘Ander’ ten koste gegaan van de zogenaamde Britse eenheid van het ‘ons’. Volgens de Argentijnse schrijver Alberto Manguel heeft Brown niet goed begrepen dat de enkelvoudigheid van de ander geen bedreiging van de nationale eenheid zelf betekende, maar dat dit juist wordt veroorzaakt door de ander als een vijand van die eenheid aan te merken.2 ‘Britsheid’ is de standaard geworden aan de hand waarvan andere culturele, etnische groepen worden afgemeten, een proces dat ook 2
Interview van Paul Depondt met Alberto Manguel in de Volkskrant, 26 september 2008
4
zichtbaar is in Nederland waarbij niet-westerse allochtonen worden vergeleken met ‘De (ge(re)construeerde) Nederlander’, die nooit aan de hoge eisen en verwachtingen kunnen voldoen, juist door de gecreëerde tegenstelling. Er is altijd wel wat dat anders is, en dat dus meestal als minder kan worden beschouwd, is. Zo worden de tegenstellingen in de discours over de multiculturele samenleving in stand gehouden en zelfs versterkt (zie ook Schinkel 2007; 2008).
Identificatie met Nederland In de inleiding van dit artikel is gesteld dat er een aansluiting zou worden gemaakt met aanpak van de hierboven besproken projecten met de mogelijkheden die het rapport van de WRR (2007) Identificatie met Nederland qua thematiek biedt. Voordat wij deze stap kunnen zetten wordt in deze paragraaf een aantal sociaal-psychologische achtergronden benoemd die van belang kunnen worden geacht om de vergelijking te kunnen maken. Gedurende de laatste tien jaar zijn een aantal onderzoeksrapporten verschenen over de multiculturele samenleving en de aan dit fenomeen gerelateerde vraagstukken. Hierbij kan men onder andere denken aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), de Verwey-Jonkerstichting en het Sociaal Cultureel Planbureau. Identificatie met Nederland gaat over
het multiculturele karakter van de Nederlandse
samenleving. Het WRR-rapport en Schinkel (2007; 2008) zijn kritisch over de veranderingen in de discours over de multiculturele samenleving. Vraagstukken van integratie zijn hoe langer hoe meer veranderd in vraagstukken van identiteit. Al dan niet uitgesloten worden is niet langer een
5
kwestie van integratie maar van identiteit, die vaak als onveranderbaar wordt gekenschetst en die meestal wordt gekoppeld aan nationaliteit en etnische afkomst. Volgens het WRR-rapport is dit een statische opvatting van het toch al zo complexe identiteitsbegrip. Het rapport hanteert identiteit als een dynamisch concept. Identiteit kan nooit de uitkomst zijn van een proces van pure adaptatie aan een gefixeerde opvatting van een (meestal) verzonnen één dimensionale Nederlandse identiteit, geschiedenis en traditie, omdat dat de ‘machtigen’ in het discours dat nu goed uitkomt. In plaats hiervan wordt identiteit per definitie opgevat als een multi-dimensionaal concept. Identiteitsontwikkeling en de bijbehorende identificatieprocessen zijn gebaseerd op een sociaalpsychologische interpretatie van het fenomeen, waarbij zowel (schijnbaar) aangeboren kenmerken als omgevingskenmerken een rol spelen, Identiteit is niet louter een uitwerking van geïsoleerde continue kenmerken, zoals de persoonlijkheidstrekkenbenaderingen ons willen doen geloven.
Primaire en secundaire identificatie Het rapport maakt een onderscheid tussen primaire en secondaire identificatie. Deze benadering komt overeen met cultureelantropologische gezichtspunten van identiteitsvorming. Bij de primaire identificatieprocessen en de identiteit die in het kader van de multiculturele samenleving wordt gevormd gaat het om de cultuur waarin de persoon het eerst wordt gesocialiseerd (WRR, 2007). De cultuur waarin men is geboren speelt een belangrijke rol in de vorming van de identiteit. Deze eerst gevormde identiteit vormt de zogenaamde voetprint van het individu en kan niet worden genegeerd of afgezworen; deze culturele ervaringen in de eerste
6
socialisatie kunnen niet worden uitgezet. Secondaire identificatieprocessen treden op in de cultuur van het ’gastland’ die evenzeer de identiteit vormt. In de moderne wereld wordt de identiteit gevormd door zowel primaire als secondaire identificatieprocessen die beide gelijkwaardig zijn zonder dat duidelijk kan worden vastgesteld welke vorm doorslaggevend is voor de uiteindelijke vorming van de identiteit. Oldham, Burnley en Bradford toonden aan hoe in Groot-Brittannië de onwetendheid over elkaars etnische achtergronden uiteindelijk leidde tot interetnisch geweld. In het rapport van Oldham, Burnley & Bradford over de situatie in Groot-Brittannië Community Cohesion (2001) ‘[…] little attempt [has been made] to develop clear values which focus on what it means to be a citizen of a modern multi-racial Britain and many still look backwards to some supposedly halcyon of a mono-cultural society, or alternatively look to their country of origin for some form of identity.’ (Oldham et al., 2001: 9). Dit citaat geeft ook de Nederlandse situatie aan met betrekking tot de multiculturele samenleving. Het bevorderen van cross cultureel contact door het slechten van muren, het overschrijden van etnisch-culturele grenzen, het bevorderen van begrip tussen etnische groepen en het opblazen van de mythe van het bestaan van een ééndimensionale kijk op identiteit zouden kunnen leiden tot sociale cohesie in de wijken van de grote stad. Zowel autochtonen als allochtonen houden elkaar gevangen in een bijna oneindige spiraal. Mochten dit overigens al homogene groepen zijn, die het dus niet zijn, is het al het heel goed mogelijk dat beide groepen geloven in de illusie van die ééndimensionele identiteit en verkeren dus bijna vanzelfsprekend in de ban van de wij-zij groep. Vandaar dat ondanks de welwillendheid van verschillende groepen toch vaak niet lukt om tot sociale samenhang te komen.Volgens Identificatie met Nederland bieden identificatieprocessen juist mogelijkheden om tot een
7
identiteit te komen die past bij modern multicultureel burgerschap. Identiteit is een paradoxaal begrip. Aan de ene kant definieert het de uniciteit van het individu, de persoonlijke identiteit, die het onderscheid tussen andere mensen mogelijk maakt, maar aan de andere kant definieert identiteit datgene wat wij met andere mensen gemeenschappelijk hebben: de sociale identiteit. In tegen stelling tot de persoonlijke identiteit biedt de sociale identiteit juist de mogelijkheid om ons te binden aan en te verbinden met andere mensen. De ingewikkelde combinatie van persoonlijke en sociale identiteitsaspecten vormt de fragiele grens tussen insluiting en uitsluiting. Het definieert wie ‘wij’ zijn, maar tegelijkertijd wie de ander, ‘zij’, is. Met andere woorden, identificatie biedt oriëntatiepunten om de gedachten, gevoelens, verwachtingen en gedrag van onszelf en van anderen te begrijpen. Sociale identiteit biedt sociale herkenning en zelfvertrouwen. Volgens het rapport zou globalisering moeten zorgen voor de ontwikkeling van transnationale, transculturele, transetnische identiteiten, identiteiten die
twee of meer
multiculturele settings omvat. In moderne tijden zouden identificaties meervoudig moeten zijn en dus op verschillende niveaus moeten kunnen spelen, in plaats van identiteit als expressie van een romantisch ééndimensionaal meestal verzonnen historische illusie. De Zuid-Afrikaanse schrijver Breyten Breytenbach spreekt in dit verband volgens het WRR-rapport over zogenaamde ‘mengelmensen’. Mensen die de beschikking hebben over een dergelijke ‘mixed identities’ zouden de beschikking hebben over bindende kwaliteiten (bonding) binnen hun eigen primaire identiteitsgroep, en tegelijkertijd overbruggende kwaliteiten (bridging) bezitten om met andere groepen contact te leggen (vergelijk Putnam, 2000).
8
Drie identificatieprocessen In Identificatie met Nederland worden drie analytische vormen van identificatie onderscheiden. In het werkelijke leven zijn deze onderscheiden vormen overigens op ingewikkelde wijze met elkaar verbonden en is het in een bepaalde context meer een kwestie van nadruk op een bepaalde vorm. Functionele identificatieprocessen gaat over lidmaatschap van verschillende groepen die tot uiting komen door institutionele regels en procedures en in praktische omstandigheden in het dagelijks leven waarin mensen elkaar ontmoeten door de functies die zij bekleden, vanuit gemeenschappelijke interesses en om bepaalde doelen te bereiken. Mensen zijn werknemers, studenten, collega’s, familieleden, moskeebezoekers, kortom individuen die optreden in verschillende sociale zettingen waarin zij verschillende aspecten van hun identiteit ervaren en presenteren en waarbij zij zich constant relateren aan anderen. Normatieve identificatie omvat de juridische, sociale en morele normen die richting geven aan de groepsleden. Ruwweg vormen de regels een oriëntatiesysteem dat structuur en grip biedt voor het dagelijks leven. Normatieve identificatie gaat over harde formele codes voor gedrag, maar tevens over gedeelde gewoontes en tradities maar ook over de meer verborgen zachte informele gedragscodes. Emotionele identificatie centreert zich voornamelijk over de emotionele gevoelens van loyaliteit binnen groep of de gemeenschap. Het biedt een gevoel van verbondenheid, van behoren tot, en levert gevoelens van trots en zorg voor de gemeenschap waarbij het individu zich betrokken voelt. Wanneer er gebrek is aan deze identificatieprocessen spanningen treden er angst en onrust op en mogelijk spanningen tussen groepen, maar zelfs ook botsingen en regelrecht gewelddadig gedrag. Terugtrekgedrag en rebellie kunnen zowel de oorzaak als het resultaat zijn van deze
9
zogenaamde processen van ‘desidentificatie’ Wanneer mensen zichzelf niet als welkom of gewaardeerd voelen door hun omgeving, kunnen zij zich louter richten op hun eigen culturele of etnische groep en/of rebelleren tegen de samenleving. Multiculturele ontevredenheid is zowel een probleem voor zowel autochtonen en allochtonen, hetgeen respectievelijk letterlijk ‘wel van (Nederlandse) grond’ en ‘niet van deze grond’ betekent. De eerste representeert de dominante groep, de tweede de groep immigranten, de nieuwkomers, meestal beperkt tot van niet-westerse origine. Volgens de discoursanalyse van Schinkel, integratie betekent de aanpassing van nietwesterse nieuwkomers aan de dominante Nederlandse samenleving, hoewel ander onderzoekers, zoals psychologen, die veel meer kijken naar het gedrag van mensen, en andere processen waarnemen met betrekking tot adaptatiestrategieën (zie Berry genoemd in Van Oudenhoven, 2002). Vanuit de invalshoek van Berry betekent integratie het behoud van de eigen culturele achtergronden en tradities (primaire identificatie) die met het contact met de Nederlandse samenleving worden vermengd met de Nederlandse cultuuraspecten (secondaire identificatie). De ‘nieuwkomers’ worden nog steeds opgevat als buitenstaanders zelfs wanneer zij al tot de derde generatie van de originele gastarbeiders behoren en geboren en getogen zijn in Nederland. In de discours over de multiculturele samenleving en het integratiedebat is dit nog steeds een onderscheid. Allochtonen moeten zich meten aan de hoge eisen en verwachtingen van de dominante cultuur die bijna onmogelijk te behalen zijn. Er is altijd wel iets wat niet wordt behaald. Volgens Schinkel (2007) zal zelfs de ‘nde’ generatie nog altijd als verschillend van de Nederlandse worden beschouwd. Wanneer er gedoe in de buurt is dan is de neiging groot allochtonen aan te wijzen als de schuldigen. Het feit dat als zij bijvoorbeeld van Marokkaanse afkomst zijn, wordt de identiteit en de culturele achtergrond als oorzaak van het vervelende
10
gedrag aangewezen, vervelend gedrag dat evengoed als uit de hand lopend pubergedrag kan worden beschouwd.
Werken in de buurt In de laatste jaren worden steden en buurten gezien als de schoolvoorbeelden van plaatsen waar problemen gerezen zijn met betrekking tot de ontwikkeling van de multiculturele samenleving zoals degeneratie, vernieling, verval, anonimiteit, onveiligheid, de strijd om de openbare ruimte, spanningen, de ‘witte’ vlucht, het terugtrekken uit de samenleving en dergelijke. Toch, aan de andere kant biedt volgens Identificatie met Nederland buurten ook kansen voor de moderne multiculturele samenleving. Buurten worden beschouwd als potentiële kaders voor functionele identificatie, maar ook voor normatieve en emotionele identificatie. In de wijken en buurten kunnen voldoende functies worden bedacht, maar ook kunnen burgers met elkaar gedragsregels afspreken en zijn er in de stad voldoende mogelijkheden tot het creëren van emotionele binding tussen mensen, die de etnische grenzen kunnen overschrijden. Tevens kunnen maatregelen worden genomen om problemen met onveiligheid, verval, straatvuil het hoofd te bieden. Daar heeft namelijk iedere burger last van. Volgens het RMO-rapport (2005) (en in een wat andere terminologie in het WRR-rapport (2007)) zijn wederzijds vertrouwen en openbare familiariteit de sleutelwoorden voor het creëren van loyaliteit en binding. Vanuit de sociaalpsychologische zomerkampstudie van Muzaffer Sherif is het bekend dat problemen en spanningen tussen groepen kunnen worden voorkomen door het (laten) bewerkstelligen van
wederzijdse
afhankelijkheid tussen groepen. Louter blootstelling leidt soms tot de verergering tot de
11
conflicten. De sleutel is dat individuen elkaar gaan beschouwen als individuen die gezamenlijk een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van het probleem en niet als typische stereotypen van de groep waartoe zij behoren (zie Vonk, 2007). Zonder de hulp van een ieder is het oplossen van het probleem onmogelijk. Bovendien, in het bijzonder wanneer burgers zich committeren om de buurt te verbeteren en dat de burgerinitiatieven worden ondersteund door de gemeente, dan stijgen de kansen op integratie.
Briljantjes Het Project Briljantjes vertoont grote verwantschap met de Communities that Care (CtC) benadering die in Nederland vanaf 2000 is geïntroduceerd. In de negentiger jaren van de vorige eeuw is deze benadering ontwikkeld in de Verenigde Staten door Hawkins en Catalano ter preventie van misdaad, geweld en andere gedragsproblemen bij jongeren van 12-18 jaar in een bepaalde buurt. De benadering bestaat uit uitgebreid onderzoek naar de problematiek van de betreffende buurt waar risicojongeren wonen en naar school gaan, naar bestaande succesvolle en indien nodig naar nieuw te ontwikkelen interventiemethodes. CtC is dus een Amerikaans programma gericht op jongeren met mogelijk problematisch gedrag en de mogelijkheden die een wijk biedt om de leefomgeving van jonge mensen, en daarbij ook van andere bewoners, te verbeteren. Het maakt geen gebruik van een vast omlijnde methodiek, maar het specificeert criteria en weegt de effectiviteit van de gebruikte methoden. CtC start vanuit een model waarin risico en beschermende factoren op de verschillende levensgebieden van de jongeren een rol spelen, zoals
12
-
de buurt, waarin de aanwezigheid van drugs, wapens en overlast een rol kunnen spelen
-
de familie van de jongeren: de geschiedenis van het probleemgedrag, de aard van de conflicten en houding van de opvoeders
-
de school: hierbij spelen het falen, het niet betrokken voelen bij de school, spijbelgedrag en dergelijke een rol
-
de relatie tussen leeftijdgenoten en het individu: antisociaal gedrag, de betrokkenheid bij bendes, rebellie, attitudes met betrekking tot het problematische gedrag.
Aan de hand van evidence based onderzoek hebben Hawkins en Catalano (2003) geconcludeerd dat de reductie van risicofactoren en de stimulering van beschermende factoren de sleutelwoorden zijn, hetgeen oplossingen bieden in het bijzonder op de lange termijn. Het Ministerie van Justitie heeft het CtC programma in enkele steden in Nederland geïntroduceerd. Deze experimenten worden ondersteund door het voormalige Nederlandse Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW, 2005), thans Movisie. De eerste resultaten lijken veelbelovend te zijn, bijvoorbeeld in Rotterdam. Een belangrijke voorwaarde voor succes is dat de initiatieven vanuit de wijk worden ondersteund en gestimuleerd door de (deel)gemeentelijke overheden in nauwe samenwerking met betrokken andere sociale partners. De hierboven genoemde risico- en beschermende factoren vormen de basis van het onderzoek naar de buurt en de leefomgeving van jonge mensen met als doel om een preventief programma te ontwikkelen dat nauw verband houdt met de bestaande problematiek van de buurt en jongeren daarbinnen. Het programma wordt uitgevoerd met behulp van bestaande of nieuw ontwikkelde methoden die effectief zijn gebleken. Het uitgangspunt van CtC is om via vaststaande criteria programma’s onder het CtC vaandel te brengen die zich bezighouden met gezinszorg, sociaal werk en buurt en opbouwwerk, waarbij
13
een zinnige vrijetijdsbesteding een van de uitgangspunten zou kunnen zijn. Dit in nauwe samenwerking met locale politieke overheden, woningbouworganisaties en de (wijk)politie, enz. (Kenniskring Dynamiek van de Stad, 2008; Hawkins en Catalano, 2003; NIZW 2005). Het Briljantjesproject is voortgekomen uit het initiatief van Luz di Trafico, een belangenorganisatie voor de Antilliaanse populatie in samenwerking met de deelgemeente Hoogvliet. Hoogvliet heeft ruim ongeveer 34000 inwoners en vormt een belangrijke deelgemeente van Rotterdam, kent een sterk multicultureel karakter en kan gedeeltelijk representatief worden beschouwd voor de populatie van Rotterdam in het algemeen, alleen is de populatie van Antilianen oververtegenwoordigd en die van Turkse en Marokkaanse herkomst vergelijkenderwijs ondervertegenwoordigd (Veldboer e.a., 2007). Uit de veiligheidsmonitor blijkt
dat
Hoogvliet
wordt
ervaren
als
een
relatief
veilige
deelgemeente
(www.Cos.Rotterdam.nl). Bij de start van het project in 2004, werd er toch een belangrijk probleem gesignaleerd, weliswaar in tegenstelling tot de CtC aanpak, niet door uitgebreid onderzoek, maar veelal door observaties en common sense kennis. Er werd gezien dat Antilliaanse jongeren allerlei gedragsproblemen ervoeren die problemen genereerden voor zowel henzelf als voor de buurt waar zij woonden, zoals overlast, bedreiging, diefstal, agressie en geweld, maar ook spijbelen en vroegtijdig schoolverlaten. Briljantjes is in het leven geroepen door Luz di Trafico als onderdeel van een preventieplan voor de in Hoogvliet wonende Antilliaanse jongeren. Het programma is erop gericht dat deze jongeren de kans kunnen grijpen om zichzelf te ontwikkelen: om een studie te beginnen en deze succesvol te beëindigen, om werk te vinden en om zichzelf te ontwikkelen via culturele vaardigheden als muziek, dans, presentatie en dergelijke. Na een jaar besloot men om deelname aan het project open te stellen voor alle
14
jongeren, met name omdat ook niet-Antillianen belangstelling hadden getoond voor deelname, maar ook omdat men zich vanuit de organisatie bewust werd van de mogelijke stigmatisering van de Antilliaanse gemeenschap. De jongeren nemen een jaar deel. Het gaat om ongeveer 20 tot 25 jongeren. De voorwaarde voor deelname is dat in principe kandidaat-deelnemers een positieve motivatie hebben om mee te doen met het programma en de bereidheid om iets te kunnen betekenen voor hun buurt. Eigenlijk hadden de gekozen deelnemers ook een positieve houding ten opzichte van hun eigen toekomst. In wat andere bewoordingen zou men kunnen stellen dat zij als ‘high potentials’ kunnen worden aangemerkt, briljantjes die nog wat bewerkt, nog wat gepolijst moeten worden om hun mogelijkheden te realiseren, om maar in de beeldspraak te blijven. Elke deelnemer krijgt een persoonlijke coach toegewezen. Samen met de coach wordt een plan opgesteld met de doelen voor het ondersteuningsproces zoals het verminderen van de beperkingen bij de studie zodat deze positief kan worden afgesloten, voor het vinden van werk, activiteiten gedurende de vrije tijd, het maken van muziek, het faciliteren van het opzetten van een bescheiden studio, en dergelijke. Deze afspraken worden vastgelegd in een contract waarin de verplichtingen van de deelnemer en de coach zijn vermeld. Tevens staat in het contract vermeld wat de tegenprestatie van de deelnemer is die hij in ruil voor de ontvangen begeleiding zal leveren. Deze tegenprestatie dient gericht te zijn op de deelgemeente, zoals het organiseren van sportevenementen van muzikale en anders cultureel georiënteerde activiteiten, zoals een rapfestival. Tevens leverden de jongeren een bijdrage aan een film over Hoogvliet en maakten zij een fotoreportage over de deelgemeente. Tevens leverden zij een bijdrage aan het ontvangen van hoogwaardigheidsbekleders, zoals Balkenende en de koningin. Hierbij kunnen de deelnemers
15
zich ontpoppen als rolmodellen voor andere jongeren in Hoogvliet, een van de belangrijke doelen van de tegenprestatie. Indirect speelt hierbij de gedachte dat met het rolmodel ook een positief beeld van Antillianen, maar ook van jongeren uit andere etnische groepen, kan worden gecreëerd, zodat het negatieve beeld kon worden omgevormd waardoor jongeren niet langer worden gehinderd bij het integratieproces in Hoogvlietse deelgemeente. Of dit ook daadwerkelijk is gebeurd valt overigens moeilijk te achterhalen. Ons onderzoek was hierop ook niet gericht, bovendien is er nooit sprake geweest van een nauwkeurige nulmeting. Dit verhindert niet te concluderen dat zowel de jongeren, de deelnemers zelf, maar ook de verschillende partijen die bij het project betrokken zijn, positief zijn over het project. Jongeren bereikten op de op hun toekomst geformuleerde doelen, stonden positief ten opzichte van de tegenprestaties die waren afgesproken, hoewel er wel wat kritiek was op de tijdstippen voor verschillende besprekingen, dit in verband met school en werk. Tevens is er kritiek hoorbaar over bepaalde taken, zoals het projectmatig werken, het maken van notulen en rapporten, waarmee zij geen ervaring hadden. Interessant is aan de ene kant het individuele belang en aan de andere kant het zich bewust zijn van het optreden als rolmodel in de gemeenschap. Na afloop van de deelname aan het project zie je dat de ex-participanten wel met hun individuele activiteiten die zij aanvankelijk tijdens het project hebben ontplooid, bezig blijven, maar nog nauwelijks oog hebben voor het werken voor de gemeenschap. De tol van het leven in een individualistische samenleving wellicht? Het feit dat de onderzoekers problemen ervoeren om met deelnemers afspraken te maken voor interviews zijn wellicht hiervan de symptomen.
16
Kreekhuizen Kreekhuizen is een deel van de wijk Groot-IJsselmonde binnen de deelgemeente IJsselmonde te Rotterdam. In de veiligheidsmonitor Groot-IJsselmonde staat de aanbeveling dat er aandacht moet worden gegeven aan veiligheidsaspecten van het leven in IJsselmonde, dus ook in Kreekhuizen. Volgens het Buurtactieprogramma is overlast beheersbaar.3 Volgens de Nieuwsbrief Kreekhuizen, is Kreekhuizen een buurt zonder voorzieningen, maar ook zonder grote problemen, om kort te gaan, een vergeten hoekje van Rotterdam. Toch zijn er al veranderingen zichtbaar zoals de vergrijzing van de populatie en de instroom van nieuwkomers met
verschillende
etnische
en
culturele
achtergronden.
Tegelijkertijd
staat
het
gemeenschapsgevoel op een laag pitje. In 2007 wordt de projectgroep Ontmoeten in Kreekhuizen opgericht. Verschillende partners hebben zich hiervoor sterk gemaakt, die kort daarop in de uitvoerende projectgroep nauw zouden gaan samenwerken. Hierbij, maar ook bij de voortgang van het project is vooral de inzet van de individuele vertegenwoordigers van de organisaties opvallend geweest. Het gaat het om Nieuw Zorg Beheer, woningcorporatie Woonbron, De Stromen Opmaat groep en Hogeschool INHolland (studenten van verschillende opleiding en de kenniskring Dynamiek van de Stad). Tijdens het project zijn ook het ROC Albeda en het Wellant College betrokken geraakt. Het project wordt ondersteund door de deelgemeente en gefinancierd door de Provinciale Staten van Zuid-Holland. Enkele onderzoeksfellows van de kenniskring Dynamiek van de Stad waren
3
www.Cos.Rotterdam.nl; www.Rotterdam.nl
17
betrokken bij de start van het project en blijven periodiek betrokken bij de processen rondom het project. Hierbij kan men denken aan inhoudelijke ondersteuning en monitoring. Het hoofddoel van het project is de preventie van toekomstige problemen met vergrijzing en de instroom van nieuwe bewoners, waarbij het bevorderen van de sociale cohesie binnen de wijk van doorslaggevend belang zijn. Het vertrekpunt van de activiteiten is de empowerment en verrijking van de eigen kracht van de bevolking. De ondersteuning en participatie zijn daarom van zo’n groot belang voor het welslagen van het project. Er zijn twee leidende principes. De eerste is de positieve benadering. De aandacht is niet gericht op de problemen maar richt zich juist op de vooruitzichten en mogelijkheden van organisaties om veranderingen te bewerkstelligen. Korte lijnen tussen de participerende organisaties en de burgers dienen om goede ideeën zo snel mogelijk gerealiseerd te krijgen. Er zijn meerdere bijeenkomsten georganiseerd om ideeën van burgers te genereren over de inhoud en activiteiten die ontplooid moeten worden. Eerst heeft men zich beperkt tot bewoners- en leefbaarheidcommissies, maar vrij snel heeft men ook individuele bewoners bevraagd over hun wensen en ideeën. Deze bijeenkomsten dienen als forum waar ideeën over de toekomst worden uitgewisseld. De onmiddellijkheid van het handelen en de resultaatgerichtheid zouden de eerste weerstand bij de bewoners moeten doorbreken en zouden als positieve stimulans dienen voor participatie van bewoners in de toekomst. Er gebeurt werkelijk iets, zij luisteren werkelijk naar ons. Dat is eigenlijk het motto. Activiteiten zoals de ontmoetingen tussen burgers, belastingadviezen, computerlessen en muziekfestivals hebben de belangstelling van het publiek gegenereerd en pogen een band tussen burgers te initiëren.
18
Een belangrijk resultaat van de inspanningen binnen het project was de oprichting van Zorgwacht, een centraal punt, waar in de eerste plaats burger vragen kunnen stellen over persoonlijke problemen, waar mensen worden uitgenodigd om zelf deze problemen met informele hulp van ‘leken’ op te lossen of kunnen worden doorverwezen naar professionals wanneer de problemen te complex zijn om zelf, met bescheiden hulp op te lossen. Ten tweede kunnen mensen er terecht die wat te bieden hebben aan de wijkbewoners als tegenprestatie voor de hulp die eerder werd geboden. Ten derde kunnen burgers daar terecht als zij ideeën hebben over verbeteringen in de wijk. Zorgwacht gaat eigenlijk over vraag en aanbod. De medewerkers van Zorgwacht bieden geen onmiddellijke oplossingen op de vragen maar helpen om de vragen helder te maken en denken mee met de vragenstellers en doen hier en daar suggesties voor informele hulp en, indien nodig, voor professionele hulp. Soms worden vrijwilligers gezocht om een muziekproject met wijkbewoners te doen of voor een toekomstig project over de ontmoeting tussen moslims en niet-moslims. Naast het leidende principe van de positieve benadering is het creëren van de ontmoeting tussen oudere en jongere mensen. Hierbij maakt men gebruik van studenten van ROC Albeda en INHolland. Studenten van INHolland hebben in het kader van buurtonderzoek buurtbewoners geïnterviewd over hun behoeftes op het gebied van welzijn en zorg, maar ook hebben zij hen bevraagd over algemene wensen met betrekking hun toekomst in Kreekhuizen. Tevens hebben zij ouderen geïnterviewd over hun levensgeschiedenis. Deze verhalen zijn gepubliceerd in een boekje vol met individuele portretten. Het ROC Wellant College is een plan aan het voorbereiden om de groene buitenruimte te verbeteren. Het contact tussen jong en oud is zowel de ouderen als de jongeren zelf goed ontvangen. Volgens de ouderen brengen de jongeren iets
19
extra’s: genoemd worden spontaniteit, enthousiasme en openheid. Voor de studenten zelf was het van belang om via deze ontmoetingen de buurt en haar bewoners te leren kennen en de positieve resultaten van hun handelen te zien. Het zien van de vrolijke gezichten van de bewoners tijdens de activiteiten hebben de eigen competenties inzake bijvoorbeeld het leggen van contacten, versterkt. De samenwerking tussen oud en jong hebben voor beide groepen bevredigende resultaten opgeleverd. Ondanks de positieve gedachten over de start van het programma en de positiviteit met betrekking tot de leidende principes, blijft men als organiserende projectgroep wel wensen houden voor de toekomst. Een van die wensen is om meer inbreng van individuele burgers te genereren. Ondanks pogingen komen de ideeën toch nog steeds vanuit de eigen projectgroep of vanuit allerlei organisaties komen en veel minder vanuit individuele burgers zelf, terwijl dat wel het uiteindelijke doel van het project is. Een meer actieve rol zou moeten worden gespeeld door individuele burgers zelf om zich te committeren aan de wijk. Tot nu toe worden de opvattingen met name geuit door representanten van bewonersorganisaties. Individuen moeten de eigenaren worden van de activiteiten en moeten alleen worden geholpen door professionals als er sprake is van obstakels, beperkingen en ‘echte’ problemen. Het oprichten van Zorgwacht is hiertoe een eerste aanzet. Deze verzamelt initiatieven van burgers. Bovendien is een, meer duurzame, lange termijn financiering van belang. Nu is men afhankelijk van de financiering door gemeente en provincie van het project op korte termijn, hetgeen onzekerheden oproept op het gebied van continuïteit van Ontmoeten in Kreekhuizen en de ontwikkeling van een lange-termijn visie op de problematiek.
20
Nogmaals Briljantjes en Kreekhuizen Zowel met het Briljantjes- als het Kreekhuizen project tracht men uiteindelijk het sociale klimaat in de wijken te verbeteren, hoe verschillend deze projecten met betrekking tot achtergrond en doelen ook mogen zijn. Het Briljantjesproject maakt gebruik van de verschillende vormen van identificatie. Het uitgangspunt is de positieve benadering, namelijk de mogelijkheden van de deelnemers. In het project leren de participanten verschillende rollen spelen. Participanten wordt de mogelijkheid geboden om hun potentieel te realiseren en zichzelf te ontplooien als toekomstige professionals, uitgaande van hun eigen wensen. Voor wat betreft het emotionele aspect van identiteitvorming biedt het project jongeren de mogelijkheid om een gevoel van binding met anderen te krijgen. Zij voelen de verplichting om een rolmodel voor andere jongeren te zijn en zij spelen deze rol met overtuiging. Als deelnemers aan het project worden zij gezien als individuen met unieke kenmerken, kansen en mogelijkheden en niet als typische representanten van hun eigen etnische groep, een van de leidende sociaal psychologische principes om positieve interne attributies te creëren en om vooroordelen tussen groepen te verkleinen. In de onderlinge samenwerking worden zij dus beschouwd als individuen. Door de noodzaak aan samenwerking om de doelen te bereiken en als werkers in een team beginnen zij zichzelf maar ook de anderen als zelfbewuste individuen te zien, hetgeen zelfvertrouwen en een positieve zelfwaardering oplevert. Vanuit deze secondaire analyse van het project kan worden verklaard waarom men bij de projectleiding al snel koos om het project open te stellen voor andere groepen jongeren. Jongeren zijn op deze
21
manier niet langer de lastposten van de buurt, maar kunnen via hun gedrag een andere beeldvorming over jongeren bewerkstelligen. Geen typische representanten van een etnische groep, maar individuele mensen die hun goede wil tonen om iets voor de gemeenschap te kunnen betekenen. De deelnemers worden gehouden aan de formele codes van het project, zoals de wederzijdse verplichtingen, neergelegd in de contracten, maar ook aan allerlei andere informele codes, bijvoorbeeld bij het contact met andere organisatie hetgeen hen in staat stelt om zich de codes eigen te maken, te ondergaan en ermee te experimenteren. Deelname aan het project stelt de jongeren in de gelegenheid om zich op verschillende manieren te kunnen identificeren, de vormen die in het WRR-rapport worden genoemd. Hoewel het niet het directe doel van het project is kunnen deze identificatieprocessen bij nader inzien wel duidelijk worden gemaakt. Met de totstandkoming van positieve interne attributies en de identificatieprocessen is een begin gemaakt met de mogelijkheden die de meervoudige gelaagdheid van de Nederlandse identiteit zou kunnen bieden. Het Kreekhuizenproject verschilt van karakter in vergelijking met het Briljantjes project. Het doel van dit project is om burgers in de wijk Kreekhuizen te activeren om daarmee de wijk nieuw leven in te blazen. Na het eerste experimentele jaar liggen er, met de oprichting van Zorgwacht, plannen om te bemiddelen tussen mensen, voor wat betreft behoeftes, initiatieven en mogelijkheden van individuele burgers. De bruikbaarheid van de directe resultaten werken als prikkels voor verdere samenwerking binnen de buurt door burgers. Vanuit de behaviouristische traditie binnen de psychologie is de werking hiervan bekend. Het uitgangspunt van samenwerking is de crux van de identificatieprocessen binnen de wijk en daarmee het ontwikkelen van sociale cohesie in de buurt. De binding tussen burgers van welke afkomst dan
22
ook is van belang. Hierbij gaat het niet om het onrealistische en overbodige ééndimensionale Nederlandse identiteitsbegrip. De wederzijdse uitwisseling van individuele kwaliteiten is het uitgangspunt. Individuele wederzijdse afhankelijkheid kan worden benadrukt bij de bestudering van
de
identificatieprocessen.
Als men de identificatieprocessen vergelijkt met het WRR-rapport blijkt dat gedurende het eerste jaar van het project zich met name heeft gericht op de emotionele aspecten van identificatie. Het ging om een band te creëren tussen burgers onderling en burgers en de wijk: het gevoel bij de buurt en haar bewoners te horen en wederzijdse loyaliteit. In het tweede jaar zal met een heldere positie van Zorgwacht zich meer richten op de identiteitsvorming op functioneel gebied. Welke capaciteiten hebben burgers en vanuit welke hoedanigheid kunnen zij elkaar met raad en daad bijstaan. Vanuit de activiteiten van burgers kunnen burgers verschillende rollen spelen, afhankelijk van de mogelijkheden van de individuen en hun taak in Kreekhuizen. Identificatie in normatieve zin heeft nog geen grote rol gespeeld. Deze vorm blijft impliciet. Beide projecten kunnen worden aangemerkt als veelbelovende praktijken op sociaal werk gebied. Met name heranalyse met de sociaal psychologische achtergronden uit het WRR-rapport Identificatie met Nederland biedt mogelijkheden om een aantal aspecten van de projecten uit te vergroten. Met name de positieve uitgangspunten, de meer reële kijk op identificatieprocessen en de herwaardering van individuele capaciteiten hebben mogelijkerwijs een belangrijke rol gespeeld in de positieve inkleuring van de projecten, hoewel men bij de start van deze projecten niet bewust bij heeft stilgestaan. Met name de dynamische visie op, de meervoudige gelaagdheid van, identiteit sluit aan bij het multiculturele karakter van het Briljantjes project in Hoogvliet lijkt werkbaar te zijn geweest.
23
Bovendien heeft deze heranalyse aannemelijk gemaakt dat mede door de nadruk op individuele kwaliteiten de wijk de deelnemers mogelijkheden biedt om zich op verschillende niveaus, functioneel, normatief en emotioneel, met anderen te identificeren. Met deze projecten lijkt een duurzame basis te zijn gelegd voor het versterken van wijken, projecten die, weliswaar aangepast, ook positief kunnen worden ingezet voor andere wijken. Met name ook door expliciet gebruik te maken van sociaal psychologische achtergronden van identiteitsvorming en dergelijke kan men nauwkeurig inzoomen op de speciale kenmerken van wijken en doelgroepen.
Referenties Community Cohesion. A report of the Independent Review Team. London: Home Office, 2001.
Haas, E. & Visser-Rotgans, R. (2003) Mentoring in Rotterdam. A glocal network. Paper presented at the IASSW Social Work Conference. Copenhagen, May 26 - 29, 2003.
Haas, E. and Hofs J. (2008) Working with the community. Good practices in Rotterdam. Paper presented at the joint staff meeting of the Schools of Social Work of London South Bank University and INHolland University of Applied Sciences, London,November 7th, 2008. Hawkins, J.D. and Catalano, R.F. (2003) Investing in your community’s youth. An introduction to the Community that Care system. South Deerfeld: Channing Bete Company. Kenniskring Dynamiek van de Stad en Seinpost Adviesbureau BV(2008) Evaluatie van twee projecten in Hoogvliet. ’Briljantjes’ en ‘Projectweek Jonge Moeders’. Rotterdam/Arnhem: Inholland University of Applied Sciences; Seinpost Adviesbureau. 24
NIZW (2005) Werken met Communities that Care. CtC-handboek. Utrecht: NIZW. Oudenhoven, J.P. van (2002) Cross-culturele psychologie. De zoektocht naar verschillen en overeenkomsten tussen culturen. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Putnam, R (2000) Bowling alone. The collapse and revival of American community. New York: Simon and Schuster. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2005) Niet langer met de ruggen naar elkaar. Een advies over verbinden. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Schinkel, W. (2007) Denken in een tijd van sociale hypochondrie. (Thinking in a time of social hypochondria). Kampen: Uitgeverij Klement. Schinkel, W. (2008) De gedroomde samenleving Kampen: Uitgeverij Klement. Veldboer, L., Duyvendak, J.W, Kleinhans, R.en Boonstra N. (2007) In beweging brengen en richting geven. Herstructurering en sociale stijging in Hoogvliet. Rotterdam: deelgemeente Hoogvliet, Vestia Rotterdam Hoogvliet en Woonbron. Vonk, S. (red.) (2007) Sociale Psychologie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2007) Identificatie met
Nederland.
Amsterdam: Amsterdam University Press. www.Cos.Rotterdam.nl www.Rotterdam.nl
25