De Versnelling Het implementatieplan regio Zuidoost Brabant
Datum: Status:
21 mei 2013 concept
1
Implementatieplan ‘Versnelling transitie – enkelvoudig ambulant naar gemeenten’ Hoofdstuk 1 Inleiding De provincie Noord Brabant heeft in de eerste helft van 2012 voorgesteld om, vooruitlopende op de transitie van de jeugdzorg per 1 januari 2015, de enkelvoudige ambulante jeugdzorg al voor 2015 te decentraliseren naar gemeenten. Gemeenten ontvangen zowel de bevoegdheden als de verantwoordelijkheden van GS (in mandaat), maar de subsidiëring van de zorgaanbieders loopt nog via de provincie (gesloten beurzen). Hierbij is de voorwaarde gesteld dat alle gemeenten in de regio de stap gelijktijdig zetten.
Wat vooraf ging In de vergadering van 13 juni 2012 hebben de portefeuillehouders van de regio Zuidoost besloten dat men niet afwijzend staat tegenover ‘de versnelling’, maar dat het definitieve besluit hierover pas genomen zal worden als duidelijk is dat gemeenten hiermee weinig tot geen financiële risico’s lopen en dat een aantal eerder (ambtelijk) geformuleerde vragen beantwoord zijn. In de maanden juli en augustus is door de regio’s en de provincie gewerkt aan een hoofdlijnennotitie1 waarin de randvoorwaarden voor de versnelling werden uitgewerkt. Op basis hiervan hebben de portefeuillehouders in de vergadering van 27 september 2012 besloten om af te zien van de invoeringsdatum van 1 januari 2013. Wel is besloten om in beginsel akkoord te gaan met de invoering van ‘de Versnelling’ per 1 januari 2014. Op 10 april 2013 heeft ‘de versnelling’ wederom voorgelegen bij de portefeuillehouders aan de hand van een korte notitie. Er zijn positieve richting gevende uitspraken gedaan over de invoering per 1 januari 2014 en de afspraken met zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg (BJZ), alsmede de provincie, concreet uit te werken in een implementatieplan. Hierbij zijn enkele aandachtspunten benoemd en worden lopende pilots in het kader van ‘bewegen naar voren’ ingebed binnen de versnelling. Met het vaststellen van het implementatieplan op 12 juni volgt het formele besluit. Ook de jeugdzorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg hebben kennisgenomen en input geleverd op dit document en zij zien hiermee een kader dat ook hun organisaties ruimte biedt voor de beoogde vernieuwing in het licht van de transformatie van de jeugdzorg. Het implementatieplan wordt beschreven in onderhavig document en geeft weer op welke wijze ‘de Versnelling’ wordt ingevoerd binnen de regio. 1.1 Kaders in de regio Zuidoost In de hoofdlijnennotitie van de provincie (opgesteld i.s.m. de regio’s) wordt het doel van ‘de Versnelling’ als volgt samengevat: - er komt meer ruimte voor de gewenste vernieuwing (transformatie) in de jeugdzorg en - er komt meer ruimte voor het opdoen van ervaring binnen gemeenten/regio’s met hun visie, taak en organisatiestructuur op het gebied van de jeugdzorg. De visie van de regio Zuidoost voor de gewenste vernieuwing en de daarbij horende organisatiestructuur is beschreven in het functioneel model dat in mei 2012 door de portefeuillehouders binnen het SRE is vastgesteld als inspiratiemodel voor de verdere uitwerking van de lokale organisatiestructuren. Belangrijke elementen uit deze visie zijn: nadruk op normaliseren, ondersteuning is gericht op versterken eigen kracht, instroom in de gespecialiseerde zorg voorkomen en het gezin wordt niet doorverwezen, maar geholpen in de leefomgeving. Hierbij wordt uitgegaan van het ‘Wrap-around care model’ en het werken met ‘generalisten’ die een deel van de specialistische jeugdzorg w.o. enkelvoudige ambulante jeugdzorg, gaan uitvoeren.
1 Voorstel voor versnelling, eerste stap in de transitie van de jeugdzorg, Provincie Noord-Brabant, 28 augustus 2012. Te vinden op www.netwerkjeugd.nl/file/view/10132932/voorstel-voor-versnelling-28-augustus-2012pdf
2
Schematisch is het functioneel model als volgt weergegeven:
Daar waar O&O en J&G in het model staat kan ook gelezen worden ‘generalistische teams’. Deze termen zijn afhankelijk van de lokale invulling. 1
De versnelling biedt, door ‘ontschotting’ tussen gemeentelijke jeugdvoorzieningen en de ambulante jeugdzorg, ruimte om in 2014 al met dit functioneel model te gaan werken. De invoering van het model wordt per subregio/gemeente ingepast in de lopende voorbereidingen op weg naar 1 januari 2015. De versnelling betreft werkzaamheden die in het kader van de transitie toch al moeten gebeuren en daarmee levert het in de brede context geen extra werk. Op de korte termijn vraagt de versnelling wel extra capaciteit van gemeenten, omdat lopende lokale processen moeten worden bijgesteld of versneld worden uitgevoerd. 1.2 Besluitvorming Indien de wethouders tijdens het portefeuillehouderoverleg op 12 juni akkoord gaan met onderhavig implementatieplan moet er op weg naar de invoering van de versnelling het komende half jaar een aantal nadere besluiten worden genomen. Deze besluitvormingstrajecten zijn hieronder in de tijd weergegeven. Besluitvormingstrajecten Akkoord gemeenten regio ZO op het implementatieplan Inrichten 4-partijenoverleg en plannen afspraken Uitwerken afspraken rondom inkoop, sturing en monitoring Uitwerken werkinstructies vernieuwing toegang en dienstverlening Instemming Rijk en Inspectie met uitwerking afspraken Opstellen concept-bestuursovereenkomst Akkoord concept-bestuursovereenkomst GS Akkoord concept-bestuurovereenkomst poho SRE Opstellen definitieve bestuursovereenkomst Opstellen concept collegevoorstel t.b.v. bespreking B&W Akkoord definitieve bestuursovereenkomst GS Akkoord definitieve bestuursovereenkomst en raadsinformatiebrief door colleges van B&W afzonderlijke gemeenten Ondertekening bestuursovereenkomst
datum 12 juni 2013 12 juni 2013
wie Poho SRE
Sept. 2013 25 sept. 2013
GS Poho SRE
1e helft okt. 2013 1e helft okt. 2013 Half oktober
College van B&W Wethouders, gedeputeerde
3
Gemeenteraden in Zuid Oost Brabant zijn de afgelopen periode al meegenomen in de uitgangspunten die we in het kader van de transitie hanteren. Met een concept raadsinformatiebrief ligt er voor alle gemeenten een uniform richtsnoer om de raad op een passende wijze mee te nemen in de versnelling. 1.3 Sturing van de versnelling Om de versnelling goed te kunnen implementeren in het komende jaar en de voortgang van de afspraken na 1 januari 2014 te blijven volgen is het voorstel de volgende structuur in te richten: PoHo SRE Opdrachtgever voor versnelling en besluitvormend Werkgroep De reeds bestaande werkgroep, die zich bezighoudt met ‘de Versnelling’, zal worden uitgebreid, zodat elke subregio ambtelijk is vertegenwoordigd en zal ook lokale belangen van gemeenten binnen de subregio vertegenwoordigen. Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders nemen deel op uitnodiging. Het betreffen de volgende regio’s: - Best (vertegenwoordigt tevens Veldhoven) - De Kempen - Eindhoven - Peelregio - Dommelvallei+ - A2 gemeenten - provincie Noord-Brabant
Rol en taken -
Uitvoeren van het implementatieplan van de versnelling samen met de zorgaanbieders en BJZ; Afstemming organiseren met de afzonderlijke gemeenten en betrokken partners (Rijk, lokale zorginstellingen, CJG’s, wijkteams, onderwijs etc.) ten behoeve van een ‘gedragen’ implementatie.
Subwerkgroepen Daar waar dit nodig wordt geacht kunnen subwerkgroepen geformeerd worden voor de uitwerking van concrete producten. Hier zal ook vertegenwoordiging vanuit de zorgaanbieders, BJZ en het lokale veld onderdeel van uitmaken. Vier-partijenoverleg Het bestaande vier-partijenoverleg in de regio Zuidoost wordt benut/versterkt zonder daarbij de sturing van afzonderlijke gemeenten en/of subregio’s op de zorginzet over te nemen. Het voorzitterschap wordt bij een wethouder belegd. Hieraan nemen deel: - De provincie (ambtelijk) - Een afvaardiging van de gemeenten (ambtelijk) - Een of twee wethouders (Ton Steenbakkers en Jasper Ragetli zijn genoemd) - De zorgaanbieders - Bureau Jeugdzorg
Rol en taken -
-
De afspraken over de versnelling monitoren op basis van de criteria zoals geformuleerd in paragraaf 5.2. Deze sturingsinformatie wordt maandelijks aangeleverd en besproken, zodat signalen over wachtlijsten en wachttijden tijdig kunnen worden opgepakt; Knelpunten als gevolg van de versnelling te signaleren, op te lossen of ter besluitvorming te agenderen bij het poho SRE; Periodiek de resultaten en ervaringen te evalueren en kennis hierover te verspreiden; De voortgang van de versnelling rapporteren aan het poho SRE.
4
Het is duidelijk dat bij alle gremia een bepaalde verantwoordelijkheid hoort. Gemeenten, jeugdzorgaanbieders, BJZ en provincie hebben er vertrouwen in dat het implementatieplan voldoende richting geeft en ruimte biedt voor het realiseren van de nieuwe uitgangspunten in de jeugdzorg. We ontwerpen ook een route om de kaders te verruimen mocht het implementatieplan gaandeweg toch gaan knellen. In de Peelregio zal in juni een risicoscan worden uitgevoerd met als onderwerp de versnelling. Het is mogelijk dat de uitkomsten van deze risicoscan vragen om bijstelling van het implementatieplan. In geval van geschillen zullen de bestaande lijnen in de bestaande organisatie benut worden (principe escalatieladder). Bovengenoemde gremia worden daarvan passend in kennis gesteld of actief bij betrokken. 1.4 Opbouw notitie Deze notitie begint met de onderwerpen vernieuwing in de toegang (hoofdstuk 2) en vernieuwing in de dienstverlening (hoofdstuk 3), omdat hiermee de kaders worden gevormd voor de transformatie binnen de versnelling. Hiermee kunnen gemeenten vernieuwen aansluitend bij de lokale en/of subregionale visie en praktijk. In de notitie wordt op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze de regio deze vernieuwing wil vormgeven. In het tweede gedeelte worden de onderwerpen inkoop en sturing (hoofdstuk 4), registratie en monitoring (hoofdstuk 5) en cliënten (hoofdstuk 6) behandeld. Elk hoofdstuk sluit af met een paragraaf waarin de implementatie activiteiten staan beschreven. De implementatie activiteiten van alle hoofdstukken samen vormen het daadwerkelijk implementatieplan voor de regio.
5
Hoofdstuk 2 Vernieuwing in de toegang 2.1 Inleiding Vernieuwing in de toegang heeft betrekking op het primaire proces ofwel de cliëntroute die op een andere wijze ingericht moet worden. Bureau Jeugdzorg zal binnen de versnelling als het gaat om vrijwillige zorg geen indicatiebesluiten meer afgeven. De inzet van zorg vindt lokaal plaats. De beschrijving van deze nieuwe cliëntroute is een eerste stap binnen het implementatieplan. Het in kaart brengen van deze processen is belangrijk omdat deze het kader vormen voor de afspraken, rol- en taakverdeling en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen. Hiermee kan de verandering zorgvuldig worden voorbereid en doorgevoerd. 2.2 Cliëntroutes De Versnelling heeft betrekking op de zorg die nu enkelvoudige ambulante jeugdzorg heet. Deze zorgvorm wordt aangeboden door de bekende jeugdzorgaanbieders in de regio in zoverre gefinancierd vanuit de provincie en wordt geïnitieerd vanuit vier verschillende hoofdstromen: 1. Bevel rechtbank voor omgangsbegeleiding na echtscheiding 2. Maatregel rechtbank voor jeugdbescherming (JB) en/of jeugdreclassering (JR) 3. Zorgmelding of melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) 4. Zorgvraag vrijwillig Bovenstaande vier hoofdstromen zijn de start van de cliëntroute. Daarna volgt een vraagverheldering en/of integrale probleemanalyse, er wordt een plan opgesteld, er vindt verwijzing plaats naar de juiste vorm van zorg, de zorg wordt uitgevoerd en geëvalueerd en vervolgens afgesloten. Op zich verandert er binnen de versnelling weinig aan de globale opbouw van dit proces. Wat wel verandert is de wijze waarop en door wie onderdelen binnen dit proces worden uitgevoerd. Ter illustratie zijn in de bijlage de cliëntroutes opgenomen zoals in de regio Noordoost Brabant zijn opgesteld. 2.3 Twee varianten binnen de cliëntroute In de regio Zuidoost wordt in het kader van de transitie jeugdzorg toegewerkt, conform het functioneel model, naar de inzet van generalistische teams. Per subregio kan de reikwijdte van dit team verschillen. Er worden teams geformeerd met een inzet op het brede sociaal domein, maar ook teams specifiek voor jeugd en gezinnen. Daarnaast wordt in sommige subregio’s zowel gestreefd naar teams die zich alleen bezig houden met complexe/multiproblem situaties als naar teams die zowel lichte als zware problematiek onder hun hoede nemen. Momenteel is een aantal van deze generalistenteams al actief. In deze gevallen moeten de teams een onderdeel gaan uitmaken van de cliëntroute(s) zoals wordt opgesteld binnen de versnelling. In de gemeenten (subregio’s en/of wijken) waar nog geen generalistenteam is zal “het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)” een belangrijke rol binnen de cliëntroute gaan vervullen. Ook het CJG kent vele verschijningsvormen afhankelijk van de lokale danwel subregionale invulling. Soms betreft het een netwerkorganisatie met vertegenwoordiging vanuit het hele jeugd- en onderwijsveld. Soms is het daadwerkelijk een gebouw waarin alleen kernpartners aanwezig zijn. CJG wordt in deze notitie als overkoepelende term gehanteerd voor de gehele lokale structuur rondom jeugd en onderwijs waaronder ook bijvoorbeeld de Zorg Advies Teams vallen. Bij het opstellen van de concrete cliëntroute(s) binnen de versnelling zal rekening worden gehouden met beide varianten en de lokale wensen met betrekking tot de cliëntroute. Uitgangspunt hierbij is dat zowel verantwoordelijkheid als mandaat te allen tijde gekoppeld wordt aan individuele professionals.
6
2.4 Onderdelen van de cliëntroute Zoals in paragraaf 2.2 aangegeven zijn er vier hoofdstromen waarmee een cliëntroute kan starten. Binnen de hoofdstromen maatregel jeugdbescherming en jeugdreclassering en bij een zorg- en/of AMK-melding blijft Bureau Jeugdzorg een indicatie afgeven en de hoofdverantwoordelijke voor het juiste verloop van de cliëntroute. In dat proces zal op een aantal momenten afstemming moeten worden gerealiseerd met het CJG of het generalistenteam. Deze momenten zijn: bij het opstellen van het gezinsplan (of indicatiebesluit), gedurende de inzet van de zorg en bij de evaluatie van de zorg. Hoe deze afstemming wordt vormgegeven wordt uitgewerkt bij de implementatie activiteiten. Indien bij JB/JR en naar aanleiding van een zorg/AMK-melding BJZ verwijst naar het generalistische team, kan het proces van de cliëntroute wijzigen en zijn afspraken nodig over de verantwoordelijkheidsverdeling met BJZ. Binnen de hoofdstroom vrijwillige zorg is er een nadrukkelijke rol weggelegd voor het CJG of generalistenteam. Zij zijn verantwoordelijk voor de vraagverheldering/doelbepaling, het opstellen van het gezinsplan, de inzet van de enkelvoudige ambulante zorg, het casemanagement, registratie van nodige cliëntgegevens en de evaluatie. Deze onderdelen worden hieronder nader omschreven. 2.4.1 Vraagverheldering en/of integrale probleemanalyse De klant en professional van het CJG of generalistenteam raken met elkaar in gesprek. Tijdens dit gesprek zal de professional de vraag van de klant proberen te verhelderen waarbij ook duidelijk wordt wat de klant zelf kan, eventueel met behulp van het sociale netwerk (eigen kracht). Een professionele vraagverheldering en doelbepaling samen met de klant voorkomen wellicht onnodig inzet van gespecialiseerde zorgvormen waar voorlichting of lichtere vormen van begeleiding voldoende kunnen zijn. Waar nodig zal de professional een klant motiveren om hulp te organiseren wanneer de klant hier niet voor open staat. Indien uit de vraagverheldering en doelbepaling blijkt dat onder andere de inzet van enkelvoudige ambulante jeugdzorg nodig is, wordt er een gezinsplan (uitgaande van één gezin, één plan) opgesteld. Overigens kan ook gewerkt met eenzelfde gezinsplan als er geen gespecialiseerde zorg nodig is of er sprake is van enkelvoudige problematiek. 2.4.2 Gezinsplan Het voorstel is om binnen de regio afspraken te maken over de minimale eisen aan het gezinsplan als er enkelvoudige ambulante zorg moet worden ingezet. Deze afspraken kunnen worden vertaald in een formulier. Hetzelfde formulier kan overigens door het CJG of generalistenteam ook gebruikt worden voor het opstellen van een gezinsplan als alleen lichtere vormen van begeleiding nodig zijn om zo ervaring op te doen met het principe van één gezin (of huishouden), één plan en één contactpersoon. Uitgangspunten bij het invullen van het gezinsplan zijn: - De klant is mede opsteller van het zorgplan; - Eén gezin, één plan; - Het bevat enkel de informatie relevant voor de vraag en is concreet en feitelijk. Het gezinsplan bevat globaal de volgende hoofdstukken: - Persoonsgegevens - Vaste contactpersoon/casusverantwoordelijke - Vraagverheldering - Doelbepaling - veiligheid - eigen kracht, inzet sociale netwerken en zorg - Evaluatie
7
2.4.3 Rol van BJZ Binnen de cliëntroute, die start op vrijwillige basis, hoeft BJZ geen indicatiebesluit meer af te geven. De veiligheidssituatie van een kind, wordt daardoor een zeer belangrijk aandachtspunt voor verwijzers. BJZ gaat hierbij uit van de professionaliteit van de medewerkers in het CJG of generalistenteam. Het werk wordt dus niet overgedaan door BJZ.
Toetsen op veiligheid BJZ is bereid om vrijgespeelde professionals als ondersteuner beschikbaar te stellen. Hierbij kan gedacht worden aan het beoordelen van de veiligheid op basis van het (concept) gezinsplan met, indien noodzakelijk, een mondelinge toelichting van de opsteller van het gezinsplan. Het gezinsplan moet derhalve alle relevante gegevens bevatten die nodig zijn om een goede toets uit te kunnen voeren waarbij – expliciet – zichtbaar is dat de veiligheid van de jeugdige is gecheckt (risicotaxatie). De toetsfunctie kan zowel op het kantoor van BJZ plaatsvinden als op locatie van het CJG of generalistenteam. Hierover moeten afspraken gemaakt worden. Indien medewerkers van BJZ op locatie van het CJG hun standplaats krijgen wordt de reguliere caseload van deze medewerkers ook vanuit deze werkplek opgepakt. Hierin zijn in de regio al stappen gezet.
Expertise overdracht naar CJG of deelname aan generalistenteam Naast de toetsende functie heeft BJZ ruimte voor ondersteuning van medewerkers CJG of deelname binnen een generalistenteam. Een goede triage, het meekijken naar voorliggende mogelijkheden, zijn elementen die daarbij van belang zijn. Hierover staat meer beschreven in het hoofdstuk over vernieuwing in de dienstverlening. 2.4.4 Inzet van enkelvoudige ambulante zorg Met de inzet van zorg wordt in deze paragraaf bedoeld op welke wijze de verwijzing naar enkelvoudige ambulante zorg wordt georganiseerd. Hierbij moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de twee eerder genoemde varianten binnen de cliëntroute. Inzet via het generalistenteam De nu operationele generalistenteams bestaan onder andere uit ambulant medewerkers van beide zorgaanbieders in de regio. Zij hebben eenzelfde rol bij het opstellen van een gezinsplan en de vraagverheldering, maar zullen daarnaast in veel gevallen zelf de enkelvoudige ambulante jeugdzorg gaan verlenen of een andere generalist uit het team gaat deze hulp bieden. Er vindt dan geen ‘verwijzing’ naar zorg plaats. In sommige gevallen kan het zo zijn dat het team de hulp niet zelf kan bieden en zal dezelfde werkwijze worden gehanteerd als hieronder beschreven voor de medewerkers CJG. Inzet via het CJG Het CJG zal na een vermoeden van een hulpvraag waarvoor enkelvoudige ambulante jeugdzorg een oplossing biedt één van de zorgaanbieders benaderen. Vrijgespeelde professionals van BJZ kunnen hierbij ondersteunend zijn aan de CJG medewerkers. Deze werkwijze wordt in enkele gemeenten al gehanteerd in het kader van de pilot ‘Vrij Toegankelijke Zorg’ en kan binnen de versnelling aangescherpt en verbreed worden naar andere gemeenten. 2.4.5 Aanwijzen klantcontactpersoon Van Rijkswege wordt ten aanzien van de vernieuwingen die met de versnelling gepaard gaan de verplichting opgelegd dat er - expliciet - een casusverantwoordelijke wordt benoemd. Binnen de regio kunnen dat zijn: een medewerker van het CJG, een generalist uit een operationeel team of één van de zorgaanbieders. In het implementatietraject moeten hierover afspraken gemaakt worden, waarbij de huidige situatie – ketencoördinatie op basis van Zorg voor Jeugd – wordt betrokken. Tijdens het overleg met de cliënt wordt afgesproken wie de contactpersoon wordt. Dit is van belang voor helderheid richting cliënt en betrokken zorgpartners, maar ook voor de toekomstige Inspectie in geval van calamiteiten.
8
2.5 Implementatie activiteiten vernieuwing in de toegang Besluiten en activiteiten Uitschrijven nieuwe cliëntroute(s), waarbij de cliëntroutes van NO worden bestudeerd en eventueel aangepast.
Periode Juni - juli
Werkafspraken BJZ en CJG/generalistenteam over afstemming m.b.t. casuïstiek in het gedwongen kader of zorgmeldingen Opstellen minimale eisen voor het gezinsplan
Juni - juli
Werkafspraken over de toetsfunctie van BJZ (o.a waar vindt deze plaats) Werkwijze pilot ‘Vrij Toegankelijke Zorg’ aanscherpen en uitbreiden naar alle gemeenten (w.o overzicht van verwijzers) Afspraken over het benoemen van een casusverantwoordelijke in het geval van vrijwillige zorg De vertaling van alle bovengenoemde werkafspraken in werkinstructies voor BJZ, CJG, generalistenteam en ZA Bijeenkomsten voor medewerkers BJZ over de procesaanpassingen en gemaakte afspraken Bijeenkomst voor medewerkers ZA over de procesaanpassingen en gemaakte afspraken Bijeenkomsten voor medewerkers CJG/generalistenteams over de uitbreiding van taken en verantwoordelijkheden, de nieuwe cliëntroute en werkafspraken Er wordt per CJG/generalistenteam een plan opgesteld dat voorziet in training t.b.v vraagverheldering, doelbepaling en risicotaxatie
Juni - juli
Juni - juli
Sept. – okt.
Juni - juli
wie Werkgroep i.s.m. BJZ, ZA en CJG Werkgroep, BJZ, CJG Werkgroep, BJZ, ZA, CJG Werkgroep, BJZ, CJG Werkgroep, BJZ, CJG, ZA
Okt.
Werkgroep, provincie Werkgroep, BJZ, ZA, CJG BJZ
Okt.
ZA
Okt.
Per gemeente / subregio Per gemeente / subregio
Aug.
Okt.
9
Hoofdstuk 3 Vernieuwing in de dienstverlening 3.1 Inleiding Vernieuwing in de dienstverlening heeft vooral betrekking op de wijze waarop, waar en hoe de zorg wordt ingezet. Door ambulant medewerkers van de verschillende zorgaanbieders, maar ook door medewerkers van BJZ binnen de al operationele generalistische teams en CJG’s. Daarnaast betreft het de mogelijkheid om expertise uit te wisselen tussen de eerste en de tweede lijn. De regio heeft in november 2011 een notitie vastgesteld waarin voor de vernieuwing van de dienstverlening een aantal inhoudelijke kaders wordt meegegeven. Deze zijn: - Ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen; - De nadruk ligt op normaliseren en niet problematiseren; - Hulp die geboden wordt is gericht op herstel van het normale leven van kind en gezin; - Ondersteuning moet gericht zijn op het versterken van de eigen kracht en die van de omgeving; - Hulp wordt ingeroepen in de natuurlijke leefomgeving. 3.2 inzet enkelvoudige ambulante zorg Over de wijze waarop, hoe en waar de enkelvoudige ambulante zorg wordt ingezet voor een client maken subregio’s (met inachtneming van lokale nuance verschillen) nadere afspraken met de zorgaanbieders. Hierbij vormen de kaders zoals hierboven aangegeven een belangrijke leidraad. Kinderen en gezinnen moeten hulp zoveel mogelijk thuis of op school kunnen ontvangen en die zorg moet uitgaan van de eigen kracht en mogelijkheden van een gezin. Dit vraagt een zekere mate van omslag in denken en handelen van de ambulant medewerkers in dienst bij de zorgaanbieders. Daarnaast kan er ook vernieuwing in de dienstverlening worden gevonden door enkelvoudige ambulante zorg meer in combinatie met 1e lijns zorg in te zetten. Of door ambulant medewerkers naast de enkelvoudige ambulante zorg ook hulpverleningstaken te laten verrichten vanuit een meer generalistisch oogpunt. De vernieuwing in de dienstverlening zal moeten aansluiten bij de lokale situatie en wensen van gemeenten in de regio kunnen hierbij van elkaar verschillen. Onderdeel van het implementatieplan is het bepalen hoe we hierover met de zorgaanbieders afspraken gaan maken. We verwachten dat er vanuit elke subregio afspraken gemaakt gaan worden over wensen ten aanzien van zorgvernieuwing waarbij lokale wensen in acht worden genomen. 3.3 Kennisoverdracht BJZ krijgt met de invoering van de versnelling ruimte voor ondersteuning van medewerkers CJG of deelname aan een generalistenteam. Deze ondersteuning is gericht op kennisoverdracht en coaching on the job en zal op locatie plaatsvinden. Het betreft expertise op het terrein van inzet van zorg (verwijzing), motivering zorgmijders, het opstellen van gezinsplannen en bescherming van de veiligheid. Daarnaast kunnen medewerkers van BJZ ingezet worden als generalist daar waar deze teams operationeel zijn. Om hoeveel fte het gaat en waar deze medewerkers exact worden geplaatst wordt nader afgesproken. Ook vanuit de ambulant medewerkers van de jeugdzorgaanbieders kan ‘on the job’ kennisoverdracht plaatsvinden richting het CJG en de generalistenteams en vice versa.
10
3.4 Implementatie activiteiten vernieuwing in de dienstverlening Besluiten en activiteiten Bepalen van het niveau waarop afspraken gemaakt worden met zorgaanbieders over vernieuwing in de dienstverlening (regionaal, subregionaal of lokaal). Werkafspraken maken over de concrete vernieuwing in de dienstverlening (b.v. hoeveel fte beschikbaar voor generalistenteams, welke wensen leven erbij gemeenten) In kaart brengen scholingsbehoefte medewerkers ZA en BJZ t.b.v. de nieuwe dienstverlening Vaststellen aantal fte’s beschikbaar voor de regio vanuit BJZ t.b.v. kennisoverdracht en afspraken over de inzet van deze fte’s (bijv. in een generalistenteam of op locatie bij een CJG) Bijeenkomsten voor medewerkers BJZ en ZA over de gemaakte afspraken m.b.t. de dienstverlening
Periode Juni - juli
wie Werkgroep i.s.m. ZA
Juni - aug
Werkgroep, ZA, BJZ
Juni - aug juni
Werkgroep, BJZ, provincie
Okt.
BJZ, ZA
11
Hoofdstuk 4 Inkoop en sturing 4.1 Definitie Enkelvoudige Ambulante Zorg Enkelvoudig ambulant: betreft een jeugdige die uitsluitend met ambulante (jeugd)zorg geholpen wordt, ook al ontvangt hij/zij meerdere ambulante trajecten gelijktijdig of opeenvolgend. Omgangsbegeleiding geïndiceerd door de rechter is ook een vorm van enkelvoudig ambulant, evenals enkelvoudig ambulante zorg die door Bureau Jeugdzorg wordt geïndiceerd vanuit het gedwongen kader. Deze vormen van zorg komen met de versnelling over naar gemeenten. Alle zorgvormen met verblijf (24 uurs-, deeltijdverblijf of observatie-diagnostiek), ambulante crisis jeugdzorg en ambulant in combinatie met verblijf komen met de versnelling niet over naar de gemeenten maar blijven tot 2015 bij de provincie.
Toelichting op situaties waar vaak vragen over worden gesteld: -
-
-
-
-
-
-
-
Indien bij de indicatie is vastgesteld dat zowel ambulant als verblijf worden ingezet om de hulpdoelen te realiseren, hoort het ambulante traject bij het verblijfstraject en valt deze onder de verantwoordelijkheid van de provincie. Ook indien beide trajecten niet gelijktijdig beginnen of eindigen. Als een jeugdige al enkelvoudig ambulante hulp heeft (verantwoordelijkheid gemeente) en er blijkt in tweede instantie zwaardere zorg (verblijf) noodzakelijk (waarmee een aangepaste/nieuwe indicatie met verblijf wordt opgesteld), dan blijft het al gerealiseerde eerste deel van het traject (enkelvoudig ambulant) vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Vanaf de nieuwe indicatie inclusief verblijf, komt de hulpverlening (inclusief eventueel bijhorend ambulant tijdens of na verblijf) onder de verantwoordelijkheid van de provincie te vallen. Indien na afloop van een gecombineerd traject (met verblijf) een nieuw traject ambulant volgt met nieuwe hulpverleningsdoelen, is er voor het nieuwe traject sprake van enkelvoudig ambulante zorg en een verantwoordelijkheid gemeente. Indien een aanvullend traject ambulant nodig is om de in het gecombineerde traject gestelde doelen te behalen, dan is het traject ambulant onderdeel van het gecombineerde traject (provincie). Het is mogelijk dat na afloop van een crisistraject met enkelvoudig ambulante zorg, wat in geval van crisis onder de verantwoordelijkheid van de provincie valt, wordt bepaald dat de hulpverlening wordt voortgezet met inzet van enkelvoudig ambulante zorg. Op het moment dat dit vervolgtraject wordt geïndiceerd en gestart, valt dit onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Over het vervolgtraject vindt afstemming plaats met het CJG. Indien enkelvoudig ambulant wordt ingezet in combinaties met zorgvormen uit andere sectoren (zoals GGZ, LVB) dan wordt de zorg hier als enkelvoudig ambulante jeugdzorg betiteld (gemeente). Als Bureau Jeugdzorg vanuit het gedwongen kader enkelvoudig ambulante zorg indiceert, dan valt dit onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. BJZ en gemeenten maken afspraken over de procedure en monitoren het volume (t.o.v. volume 2011). Verplichte omgangsbegeleiding opgelegd door de rechter gaat via een rechtstreeks verzoek aan de zorgaanbieder. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeenten krijgen via de aangeleverde cijfers informatie over het gerealiseerde volume in 2011.
4.2 Vaststelling volume enkelvoudige ambulante zorg Enkelvoudig ambulante jeugdzorg is geen “apart product” in de verantwoording van zorgaanbieders aan de provincie. Het budget en het aantal uren dat eraan besteed is en het aantal cliënten dat ermee is geholpen, is vorig jaar “handmatig” voor de versnelling door de zorgaanbieders berekend. Deze berekening resulteerde in: € 4,2 miljoen voor 1.389 cliënten enkelvoudig ambulante hulp in de regio, gebaseerd op het zorggebruik in 2011. Het aantal betreft zowel enkelvoudige ambulante zorg in het vrijwillig kader als het gedwongen kader. Bij het besluit van Zuidoost tot implementatie van de Versnelling (10 april 2013) heeft de provincie aangegeven dat zij deze gegevens verder zal verfijnen om maximaal zicht te krijgen op het volume.
12
Het uiteindelijk beschikbare volume wordt opgenomen in de concept bestuursovereenkomst die in september aan gemeenten wordt voorgelegd. 4.3 Trekkingsrecht per gemeente In eerdere stukken is een tabel opgesteld met de trekkingsrechten ten aanzien van het volume enkelvoudige ambulante zorg per gemeenten. De afgelopen periode is er door zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg gewerkt aan een verbeterde registratie van “gemeente van herkomst”. BJZ heeft de registratie van de gemeente van herkomst met terugwerkende kracht ook voor 2011 en 2012 op orde gebracht. Provincie, aanbieders en BJZ zijn nu bezig de woonplaatsgegevens van Bureau Jeugdzorg te koppelen aan de cliëntinformatie van de zorginstellingen. Hierdoor kunnen ook aanbieders gegevens opleveren met een juist adres herkomst. Het streven is om in juni 2013 deze gegevens aan te leveren. De provincie doet op basis hiervan twee voorstellen: - trekkingsrechten o.b.v. de verbeterde gegevens over gemeente van herkomst, - trekkingsrechten door het gemiddelde zorggebruik per gemeente te nemen over 2011 en 2012. Op basis hiervan is het mogelijk om een goed voorstel na de zomer op te nemen als bijlage bij de concept-bestuursovereenkomst (najaar 2013). 4.4 Verevening gebruik van zorg Uit voorgaande paragraaf blijkt over welk deel van de enkelvoudige ambulante jeugdzorg elke afzonderlijke gemeente kan beschikken in 2014. De vraag naar jeugdzorg is echter niet elk jaar gelijk en er moeten afspraken gemaakt worden over de wijze waarop in de regio wordt omgegaan met deze fluctuaties in het gebruik van zorg. Er is hiervoor een aantal opties: - Regionale samenwerking (21 gemeenten): de trekkingsrechten van alle gemeenten worden gebundeld; - Subregionale samenwerking: per subregio worden de trekkingsrechten gebundeld; - Geen samenwerking: Elke gemeente behoudt zijn eigen trekkingsrecht. Enkelvoudige ambulante jeugdzorg ligt voor een deel in het verlengde van de zorg waar gemeenten nu al verantwoordelijk zijn. Het voorstel is wel een subregionale samenwerking te realiseren, zodat op dit niveau geoefend kan worden met het model voor risicospreiding. Dit voorstel wordt ook op 12 juni 2013 besproken. Afgesproken moet worden welke subregio’s het betreft. Hierbij moet ook aan de orde worden gesteld de subregionale samenwerking van die gemeenten, die nu nog solistisch opereren. Mocht er in de loop van het jaar aanleiding zijn om tussen subregio’s te verevenen, dan zal er een voorstel worden neergelegd bij het portefeuillehouderoverleg. 4.5 Organisatie van de inkoop en sturing De wijze waarop de inkoop door de regio wordt vormgegeven en de voorwaarden die worden afgesproken worden voor september in overleg met de zorgaanbieders uitgewerkt. Hiervoor wordt een basis sturingsfilosofie opgesteld. Daarbij willen gemeenten onderling en met alle zorgaanbieders sturingsafspraken maken die aansluiten bij de kaders van de regio, zoals omschreven in het functioneel model. De sturingsfilosofie en –afspraken moeten onder andere de volgende onderdelen bevatten: - Inhoudelijk: bijvoorbeeld inzet op eigen kracht, thuisnabije hulp, werken met effectieve methoden, generalistisch, enz. - Organisatorisch: welke twee of drie gemeenten voeren de onderhandelingen met de zorgaanbieders, wie voeren de voortgangsgesprekken namens de regio, enz. - Financieel: De gemeenten moeten in overleg met zorgaanbieders vastleggen wanneer welke tariefcategorie van toepassing is, welke monitorinformatie moet worden geleverd, wat te doen met over- en onderbesteding bij de zorgaanbieders, enz.
13
Voor 2014 verloopt de feitelijke financiering van ambulante jeugdzorg nog via de subsidieverordening en -beschikking van de provincie. De afspraken die gemaakt worden binnen de regio Zuidoost over inkoop en sturing over het jaar 2014 worden vertaald naar subsidievoorwaarden namens de gemeenten. Deze worden als bijlage toegevoegd aan de subsidiebeschikking van de provincie en vormen zodoende de juridische basis voor het verlenen van subsidie aan BJZ en de zorgaanbieders. De sturing binnen de versnelling vindt plaats vanuit de gemeenten of bundeling van gemeenten in een subregio. Wethouders zijn hierbij bestuurlijk verantwoordelijk. Het 4-partijenoverleg monitort het overkoepelende proces en kan bij algemene signalen naar oplossingen zoeken, maar geeft geen sturing aan het primair proces. 4.6 Implementatie activiteiten inkoop en sturing Besluiten en activiteiten
Periode
wie
Vastleggen afspraken over (sub)regionale solidariteit en verevening. Vastleggen afspraken over maatregelen bij dreigende budgetoverschrijding. Afspraken over de wijze van inkoop: inventariseren van de inkoop wensen, welke voorwaarden worden gesteld (zie o.a. ook zorgvernieuwing), wie doet de inkoopgesprekken, enz. Afspraken over de wijze van sturing: welke voortgangsinformatie is nodig van de zorgaanbieders en BJZ (zie ook hoofdstuk 5), wie voert de voortgangsgesprekken en hoe vaak, enz. Vastleggen van de onderlinge afspraken en afspraken met de provincie over inkoop en sturing in de regionale bestuursovereenkomst Bepalen hoe de afspraken met zorgaanbieders over inkoop en sturing worden vastgelegd. Opstellen bijlage voor de subsidieregeling provincie
Voor sept.
Werkgroep
Voor sept.
werkgroep
Voor sept.
Werkgroep
Voor sept.
Werkgroep
Voor sept.
Werkgroep, provincie
Voor sept.
Werkgroep, ZA Werkgroep, ZA, BJZ, provincie
Sept.
14
Hoofdstuk 5 Registratie en monitoring 5.1 Uitwisselen persoonsgegevens Binnen de versnelling zal er veelvuldig sprake zijn van het uitwisselen van persoonsgegevens. Daar waar de twee belangrijkste spelers in de cliëntroute BJZ en de zorgaanbieders waren, komt daar nu een derde partij bij namelijk het CJG of generalistenteam. Binnen de cliëntroute zal regelmatig met elkaar afgestemd moeten worden en worden bijvoorbeeld gezinsplannen met elkaar gedeeld. Uiteraard willen deze partijen en de regio zorgvuldig met deze gegevensuitwisseling omgaan. Een optie om dit goed te regelen is het gebruik van beveiligd e-mailverkeer waarover een aantal partners reeds beschikken. Binnen het implementatieplan is aandacht voor een veilige uitwisseling en registratie van persoonsgegevens. We maken gebruik van de ervaringen uit Noordoost Brabant. 5.2 Registratie en monitorgegevens De registratie start bij het vastleggen van klantgegevens bij het CJG of generalistenteam. Indien er een gezinsplan wordt opgesteld zal dit plan ook digitaal worden vastgelegd. Hiermee is het voor de klant beschikbaar en kan een eventuele verwijzing naar een zorgaanbieder digitaal worden verzonden. Uitgangspunt is dat alles maar één keer en zo efficiënt mogelijk wordt vastgelegd. Zorgaanbieders worden gevraagd om een aparte subsidietitel ‘enkelvoudig ambulant door gemeenten’ in hun registratiesysteem IJZA op te nemen. Bovendien dienen zij conform de landelijke definitie nauwkeurig te gaan registreren op gemeente van herkomst, zodat de ingezette uren worden toegerekend aan de juiste gemeente. Daarnaast worden de zorgaanbieders gevraagd, in afstemming met de CJG’s of generalistenteams, om maandelijks de volgende gegevens op te leveren: - Productieontwikkeling in uren enkelvoudige ambulante zorg en aantal jeugdigen; - In- en uitstroom - Wachtlijst en wachttijden enkelvoudige ambulante zorg; - Inzet enkelvoudig ambulante zorg vanuit de vier hoofdstromen; - Duur cliëntroute (en de fasen daarbinnen); - Prestatie-indicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid en reden beëindiging zorg; - De vraag of zorg is geleverd in combinatie met inzet vanuit de gemeentelijke hulp (1e lijn); - De vraag of er (een vorm van) familienetwerkberaad vooraf is gegaan aan de levering van enkelvoudige ambulante jeugdzorg. Het Ministerie van VWS heeft aangegeven dat zij rekent op de wettelijk vereiste verantwoordingsinformatie die GS jaarlijks aan haar beschikbaar stelt. In het geval van de versnelling gaat het om het aantal kinderen dat enkelvoudig ambulante zorg zonder indicatie heeft ontvangen vanuit de doeluitkering. De provincie stelt voor om in de zomer samen met gemeenten uit te werken welke registratie de CJG’s en generalistische wijkteams voor ogen hebben voor de langere termijn. Op basis daarvan kan in de zomer een voorstel worden gedaan aan het Rijk. Registratie en monitoring hebben tevens tot doel de wachttijden en wachtlijsten enkelvoudige ambulante zorg te bewaken. Gemeenten worden verantwoordelijk voor een bepaald volume aan enkelvoudige ambulante zorg. Dit totaal volume wordt gefinancierd vanuit de provincie. Zo lang binnen de regio het totaal volume aan enkelvoudige ambulante zorg niet wordt overschreden lopen gemeenten geen financieel risico. Dit betekent dat het gebruik van het volume gedurende het jaar goed gemonitord moet worden, zodat er snel bijsturing kan plaatsvinden indien er teveel zorg wordt ingezet. Daarnaast moeten er afspraken komen over hoe gemeenten elkaar kunnen aanspreken als een bepaalde gemeente en/of subregio evenredig veel zorg gebruikt. Een hoger volume aan enkelvoudige ambulante zorg kan alleen worden ingezet als gemeenten daar zelf financieel aan bijdragen. Dit is een keuze die elke gemeente afzonderlijk kan maken.
15
5.3 Implementatie activiteiten registratie en monitoring Besluiten en activiteiten
Periode
wie
Vastleggen van afspraken over (het gebruik van beveiligd e-mailverkeer voor) de uitwisseling van gegevens
Juni - aug
Inventarisatie van mogelijkheid van beveiligd e-mailverkeer bij betrokken organisaties (daar waar die mogelijkheid er nog niet is pragmatisch realiseren) Afspraken over de registratie van klantgegevens en het digitaal vastleggen van het gezinsplan. Vastleggen van de afspraken met zorgaanbieders over de maandelijkse aanlevering van monitorgegevens in de bestuursovereenkomst.
Okt - nov
Werkgroep, provincie, BJZ, ZA, lokale partners Gemeenten, lokale partners werkgroep
Juni - aug Juni - aug
Werkgroep, provincie, ZA
16
Hoofdstuk 6 Cliënten 6.1 Cliëntenrecht De rechten van cliënten mogen niet verslechteren als gevolg van de versnelling. De provincie en gemeenten maken daarom enkele afspraken over cliëntenrechten en leggen deze vast in de bestuursovereenkomst. -
-
Wanneer een cliënt enkelvoudig ambulante jeugdzorg zonder indicatie van BJZ ontvangt via een CJG of generalistenteam, dan geeft dit de cliënt geen ‘recht op zorg’ zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de jeugdzorg (WJZ). Als een cliënt toch recht op zorg eist, wordt de inzet van gespecialiseerde zorg op de traditionele wijze wordt beoordeeld/geïndiceerd. Positie van een cliënt mag ook indirect niet verslechteren. Wachttijden mogen bijvoorbeeld niet toenemen. Bestaande cliënten mogen hun lopende trajecten enkelvoudige ambulante jeugdzorg afronden bij de zorgaanbieders waar zij (voorafgaand aan de versnelling) met een zorgtraject zijn gestart, ongeacht eventuele nieuwe afspraken tussen zorgaanbieders en gemeenten.
Er verandert niets aan de mogelijkheid om een cliëntvertrouwenspersoon in te schakelen. Cliënten die via gemeenten enkelvoudig ambulante jeugdzorg ontvangen, kunnen gewoon een beroep doen op een cliëntvertrouwenspersoon die wordt gefinancierd door de provincie (art. 57 WJZ). Daarnaast blijft het klachtrecht ongewijzigd. Bureau Jeugdzorg en zorgaanbieders beschikken over een onafhankelijke klachtencommissie waar cliënten terecht kunnen (art. 68 WJZ). Daarnaast wordt nog nagedacht over het passend betrekken van participatieraden van BJZ en zorgaanbieders enerzijds, en WMOadviesraden anderzijds. 6.2 Calamiteiten In de bestuursovereenkomst zal worden ingegaan op de wijze waarop omgegaan wordt met calamiteiten. Een calamiteit wordt gedefinieerd als: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdzorg en die tot ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid. De wijze waarop provincie en gemeenten omgaan met calamiteiten wordt vastgelegd in een ‘protocol calamiteiten’ met specifieke aandacht voor de rol van de inspectie jeugdzorg. 6.3 Communicatie De vernieuwing in de toegang en de dienstverlening zal moeten worden gecommuniceerd richting lokale partners, BJZ en zorgaanbieders. Deze communicatie maakt onderdeel uit van de verschillende implementatie activiteiten zoals in de eerdere hoofdstukken beschreven. Daarnaast moeten (potentiële) cliënten op de hoogte worden gebracht van de nieuwe cliëntroute en de werkwijze. Deze communicatie vindt plaats vanuit de gemeenten of subregio, zorgaanbieders en BJZ conform de afspraken die hierover worden gemaakt. Deze afspraken worden vooraf getoetst bij een vertegenwoordiging van cliënten in de jeugdzorg. 6.4 Implementatie activiteiten cliënten Besluiten en activiteiten Communicatie voor (potentiële) cliënten via dagbladen, gemeentelijke website, verwijzers enz. De website van BJZ wordt aangepast, alle verwijzingen naar de Toegang worden gewijzigd in CJG / generalistenteam Websites van zorgaanbieders worden waar nodig gewijzigd
Periode Nov - dec
Opstellen protocol ‘calamiteiten’ als aanhangsel van de bestuursovereenkomst
Aug
Dec
Dec
wie Afzonderlijke gemeenten BJZ i.s.m. werkgroep ZA i.s.m. werkgroep Werkgroep, provincie
17
Bijlage 1
Cliëntroutes Noordoost ter inspiratie
18
Hoofdschema JB en JR (BJZ is verantwoordelijk voor het gehele proces) rechter
BJZ
T
Ontvangst maatregel
maatregel
Opstellen plan van aanpak
afstemming
CJG
ZA
afstemming
klant
afstemming
klantplan
indicatiebesluit ?
indicatiebesluit
afstemming
Ontvangst IB
afstemming
zorg
afstemming
Einde zorg
evaluatie
evaluatie
evaluatie
evaluatie
E
19
20
Hoofdschema vrijwillig klant
CJG
ZA (1e en 2e lijn)
BJZ
T
zorgvraag
Vraagverheldering /integrale probleemanalyse
Opstellen klantplan
Opstellen klantplan
Verplichte toets en afstemming (tussenkomst BJZ)
klantplan
zorg
afstemming
afstemming
afstemming
Einde zorg
evaluatie
evaluatie
evaluatie
Afronden ?
E
21