Monitor
Mensen met een beperking aan het werk in de regio Zuidoost-Brabant
April 2014 MEE Zuidoost Brabant
Woord vooraf Inzicht MEE ondersteunt mensen met een beperking bij het MEEdoen in de samenleving. Vanuit haar signaleringsfunctie publiceert MEE diverse handreikingen, trend en signaleringsrapportages. Doel hiervan is een actueel beeld te geven van knelpunten en belemmeringen die mensen met een beperking ervaren, maar ook van kansen en mogelijkheden voor verbetering. De MEEmonitor is een andere manier om onze signaleringsfunctie weer te geven. Voorliggende monitor is een initiatief van een vijftal MEEorganisaties waaronder MEE Zuidoost Brabant en is bedoeld om gemeenten inzicht te geven in de situatie van mensen met een beperking. Het bevat de resultaten van de tweede MEEmonitor en gaat over mensen met een beperking en hun (gewenste) werksituatie. Daarnaast beogen we met deze MEE monitor ook de cliëntenbelangenverenigingen van input te voorzien. Hiermee voeden we elkaar zodat we gezamenlijk kunnen zorgen dat mensen met een beperking MEE kunnen doen in de samenleving en hierbij zo min mogelijk belemmeringen ondervinden. Mensen met een beperking aan het werk Werk is belangrijk voor mensen, is goed voor mensen. De invoering van de Partcipatiewet is een wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en een harmonisatie van deze regelingen. De Participatiewet heeft als doel de arbeidsmarkt toegankelijker te maken voor doelgroepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, zoals voor mensen met een beperking, mensen met een bijstandsuitkering of gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Het wetsvoorstel voor de Participatiewet is goedgekeurd door de ministerraad en is in december 2013 bij de Tweede Kamer ingediend. Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015, als de Participatiewet in werking treedt, verantwoordelijk voor de mensen die kunnen werken, maar die het zonder steuntje in de rug niet redden op de arbeidsmarkt. Werkgevers moeten samen met de overheid zorgen voor 125.000 extra banen in 2026 voor mensen met een arbeidshandicap. De Participatiewet moet mensen met een arbeidsbeperking aan het werk helpen. In eerste instantie bij reguliere werkgevers, maar als dit niet lukt in een beschutte werkomgeving. Bij de inwerking treding van de Participatiewet komen er straks 35 regionale Werkbedrijven die de schakel vormen tussen werkgevers en werknemers met een arbeidsbeperking. Als werkgevers in 2015 en 2016 niet 11.000 banen voor arbeidsgehandicapten hebben gerealiseerd, treedt de quotumregeling in werking. Werkgevers zijn dan verplicht om een bepaald percentage arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. De Wajong wordt per 1 januari 2015 beperkt tot mensen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Mensen die nu een Wajonguitkering krijgen, worden beoordeeld op hun huidige arbeidsvermogen. Blijkt dat zij wel kunnen werken, dan behoren zij tot de doelgroep van de Participatiewet. MEE heeft onderzocht hoe mensen met een beperking staan ten opzichte van werk. Wat zijn hun wensen, wat zijn hun mogelijkheden? Vergroot scholing hun kansen op de arbeidsmarkt? Hoe schatten zij die kansen in? Hebben zij ondersteuning nodig bij het vinden van werk? De antwoorden op deze vragen vindt u in dit rapport. 2
Inhoud
Pagina
1. Onderzoeksverantwoording
4
2. Enkele opvallende resultaten
5
3. Mensen met een beperking aan het werk
7
4. Mensen met een beperking op zoek naar werk
19
5. Over scholieren en studenten
23
6. Kans op werk
27
7. Adviezen van respondenten aan gemeenten
33
Bijlagen I. Kenmerken van respondenten uit de regio ZuidoostBrabant II. Ondersteuning door MEE
3
1. Onderzoeksverantwoording Het onderzoek Cliënten van vijf MEEorganisaties, verspreid over Nederland, zijn bevraagd over hun werk of schoolsituatie. Het betreft cliënten van vijftien jaar of ouder. Er is gebruik gemaakt van een online enquête. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in september 2013 en werd onder regie van de vijf MEEorganisaties uitgevoerd door het adviesbureau Shift Consultants BV. Ongeveer 50% van de respondenten was in staat zelf, of met enige hulp, de vragen te beantwoorden. Voor de andere helft van de respondenten zijn de vragen beantwoord door iemand uit de directe omgeving, meestal een ouder. In totaal hebben 1.613 mensen met een beperking (respondenten) meegedaan aan het onderzoek. Daarvan wonen 629 respondenten (39%) in de regio Zuidoost Brabant. Hoe deze MEEcliënten tegenover werk staan hangt af van hun specifieke situatie. De respondenten van deze MEEmonitor zijn daarom onderverdeeld in drie subgroepen: werkenden, werkzoekenden en scholieren/studenten. Aan iedere subgroep is een aparte vragenlijst voorgelegd die ingaat op de specifieke situatie van de respondenten die in de betreffende subgroep vallen. De gemeenten in de regio Zuidoost Brabant De regio Zuidoost Brabant omvat de gemeenten Eindhoven, Helmond, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Eersel, GeldropMierlo, HeezeLeende, Nuenen, Oirschot, ReuselDe Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre, Asten, Deurne, GemertBakel, Laarbeek, Someren. Geen verbijzondering naar de regio Anders dan bij de vorige MEEmonitor (MEEmonitor Zelfredzaamheid en de behoefte aan begeleiding bij mensen met een beperking; november 2012), is het beeld per respondentengroep (werkenden, werkzoekenden, scholieren/studenten) voor het overgrote deel niet verbijzonderd naar de regio Zuidoost Brabant. Dit heeft twee redenen. Allereerst is het aantal respondenten per subgroep te beperkt om verantwoorde uitspraken te doen. Daarnaast blijken er geen significante verschillen te zijn tussen het regionale beeld en de gemiddelde uitkomsten over alle deelnemende regio’s. Verschillen lijken veelal te verklaren uit de samenstelling van de steekproef/het cliëntenbestand van de betreffende MEEorganisatie. Wanneer we verschillen zien met een mogelijke andere verklaring zijn in een enkel geval de resultaten wel verbijzonderd naar de regio Zuidoost Brabant. De opbouw van dit rapport Het rapport begint met een overzicht van enkele opvallende resultaten van deze MEEmonitor (hoofdstuk 2). Daarna volgen drie hoofdstukken waarin een beschrijving wordt gegeven van de drie subgroepen in dit onderzoek: � Werkenden (betaald en onbetaald) � Werkzoekenden � Scholieren/studenten In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe de drie verschillende subgroepen hun kansen op de arbeidsmarkt ervaren en wat zij vinden van de aansluiting tussen hun opleiding en werk. De laatste twee hoofdstukken bevatten de adviezen die respondenten geven aan gemeenten op het gebied van werk en hun tips aan anderen mensen met een beperking die werken of werk zoeken. In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van de algemene kenmerken van de respondenten uit de regio Zuidoost Brabant en van de specifieke ondersteuning die de diverse MEEorganisaties aan de respondenten bieden of hebben geboden.
4
2. Enkele opvallende resultaten �
�
�
� �
�
�
�
�
Werk is belangrijk Voor circa 90% van de respondenten is werken erg belangrijk. Kunnen werken en werk hebben zijn van grote invloed op hun gevoel van eigenwaarde en op de kwaliteit van leven. Er van uit gaande dat de respondenten representatief zijn voor een deel van de groep mensen met een beperking, richt de Participatiewet zich dus op een zeer gemotiveerde doelgroep die heel graag wil werken. Vrijwilligerswerk als opstap naar betaald werk Het vinden van betaald werk lijkt voor velen best lastig. Het doen van vrijwilligerswerk wordt gezien als nuttige bezigheid maar ook als een goede opstap naar betaald werk. Het geeft werkervaring en een netwerk van waaruit de kans op een betaalde baan groter lijkt. Een groep met veel werkervaring Mensen met een beperking blijken in uiteenlopende functies werkzaam te zijn en doen op diverse banen werkervaring op. 74% van de subgroep werkenden werkt meer dan 3 jaar. 67% van hen heeft in meer dan één baan werkervaring opgedaan. Ook de groep werkzoekenden verrassend veel werkervaring te hebben. De meest voorkomende functies zijn logistieke functies. Deze worden vooral binnen de sociale werkvoorziening verricht. De meest voorkomende betaalde functies bij reguliere bedrijven en instellingen zijn functies bij winkels en supermarkten, logistieke functies, administratieve functies en technische functies. Vrijwilligers lijken vooral werkzaam te zijn als activiteitenbegeleider, in de verzorging/verpleging en of administratie. Vaker een flexibele arbeidsrelatie De groep werkenden heeft, in vergelijking met de Nederlandse beroepsbevolking, aanzienlijk minder vaak een vast dienstverband en veel vaker een flexibele arbeidsrelatie. Sociale contacten en inhoud van werk zijn belangrijkste aspecten De contacten met collega’s, de omgang met de leidinggevende en de inhoud van het werk zijn voor alle subgroepen de meest belangrijke aspecten van werk. Deze aspecten worden veelal belangrijker geacht dan de financiële aspecten (loon/salaris). (Enige) aanpassing van de werksituatie noodzakelijk Voor zo’n 80% van de respondenten moet de werksituatie (enigszins) aangepast zijn aan hun beperking. Vooral het aanpassen van het werktempo lijkt in veel gevallen noodzakelijk te zijn. Één derde van de respondenten zegt dat voor hen aanpassing van het werktempo nodig is. Extra ondersteuning nodig om te kunnen werken De meerderheid van de respondenten heeft extra ondersteuning nodig om te kunnen werken. In de praktijk lijkt deze ondersteuning vooral gegeven te worden door de direct leidinggevende. Aansluiting opleiding – werk kan beter Minder dan de helft van de werkenden en de werkzoekenden vindt dat hun opleiding goed aansluit op de werkzaamheden die zij momenteel verrichten of zouden willen verrichten. Zo’n 40% van de werkenden en werkzoekenden vindt dat hetgeen ze op school geleerd hebben goed van pas komt of zal komen in het werk. De scholieren/studenten zijn daarmee vergeleken opvallend optimistisch. In de regio ZOB is school/stageplaats het belangrijkste vindkanaal. Hierin is de ruim 12 jarige inzet van MEE ZOB, UWV en scholen terug te zien met betrekking tot een sluitende aanpak van school naar werk. Ondersteuning bij het zoeken naar werk gewenst De grote meerderheid van de respondenten zegt ondersteuning nodig te hebben bij het zoeken naar voor hen geschikte werkzaamheden. Deze ondersteuning is vooral gewenst omdat de arbeidsmarkt voor hen erg onoverzichtelijk is. 5
�
Inschatting kansen op de arbeidsmarkt weinig positief Gemiddeld vindt slechts 16% van de respondenten dat er voldoende kansen zijn op betaald werk. De subgroep werkzoekenden is het meest negatief. Slechts 9% van de werkzoekenden vindt dat er voldoende kansen zijn op betaald werk. Van de scholieren/studenten denkt 19% dat er voldoende kansen zijn op betaald werk.
6
3. Mensen met een beperking aan het werk Algemene kenmerken In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten beschreven die betrekking hebben op de respondenten die aan hebben gegeven te werken. Zij zijn werkzaam in een betaalde baan bij een bedrijf/ instelling of werkzaam in een betaalde functie bij de sociale werkvoorziening. De respondenten die in dit rapport tot de subgroep werkenden gerekend worden kunnen echter ook werkzaam zijn in een onbetaalde baan als vrijwilliger of onbetaalde werkzaamheden verrichten op een dagbestedingcentrum. De subgroep werkenden bestaat uit 949 respondenten. Dit is circa 60% van het totaal aantal respondenten aan deze MEEmonitor. Van de 949 werkenden heeft 61% betaald werk en 39% onbetaald werk Figuur 3.1 : verdeling subgroep werkenden
werkend bij dagbestedingscentrum (onbetaald) 23%
werkend bij bedrijf of instelling (betaald) 37%
vrijwilliger (onbetaald) 16%
werkend bij sociale werkvoorziening (betaald) 24%
Leeftijd, beperking en hoogst genoten opleiding De onderstaande tabellen laten de leeftijdsverdeling zien, geven een beeld van de beperkingen die de werkende respondenten hebben (soms meerdere beperkingen per respondent) en tonen de hoogst genoten opleiding. Leeftijd (n = 949) 1522 jaar 2325 jaar 3049 jaar 5064 jaar Totaal
betaald werkend bedrijf/instelling SW 26% 16% 22% 16% 34% 47% 18% 21% 100% 100%
onbetaald werkend vrijwilliger 14% 18% 39% 29% 100%
7
dagbesteding 47% 20% 22% 10% 100%
Beperking
betaald werkend bedrijf/instelling Lichamelijke beperking 31% Licht verstandelijke beperking 28% Verstandelijke beperking 6% ASS* 48% Zintuiglijke beperking 3% *inclusief ADHD en psychiatrische stoornis
SW 36% 48% 15% 33% 6%
onbetaald werkend vrijwilliger dagbesteding 54% 26% 15% 27% 3% 44% 41% 45% 3% 5%
Opleiding en startkwalificatie Met een startkwalificatie heb je meer kans op een baan. Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger. De overheid wil dat meer leerlingen een startkwalificatie halen. Daarom vallen leerlingen van 16 tot 18 jaar onder de kwalificatieplicht. Uit onderliggende gegevens blijkt dat in totaal 624 respondenten (71%) onder of net op de startkwalificatie scoren. Van deze groep hebben 199 respondenten (62%) een betaalde baan bij een bedrijf/instelling. Hoogst genoten opleiding (n = 949) Geen opleiding Basis onderwijs Praktijkschool Voortgezet Speciaal Onderwijs VMBO of MBO 1 of 2 Specifieke opleiding MBO 3 of 4 HAVO of VWO HBO of WO Totaal
betaald werkend onbetaald werkend bedrijf/instelling SW vrijwilliger dagbesteding 0% 0% 1% 4% 4% 8% 4% 10% 8% 21% 6% 9% 15% 23% 12% 34% 32% 26% 22% 17% 3% 7% 1% 15% 21% 10% 18% 1% 4% 1% 13% 2% 14% 3% 23% 7% 100% (323) 100% (208) 100% (137) 100% (205)
De werkervaring Iemands werkervaring bestaat uit het aantal jaren dat hij/zij gewerkt heeft en het aantal verschillende banen in die jaren. Over het algemeen kunnen we stellen dat de groep werkenden een ruime werkervaring heeft: 74% werkt al meer dan 3 jaar, 67% heeft in meer dan 1 baan werkervaring opgedaan. Aantal jaren werkervaring (n = 949) Minder dan ½ jaar ½ t/m 2 jaar 3 t/m 5 jaar 6 t/m 10 jaar Meer dan 10 jaar Totaal
betaald werkend bedrijf/instelling 4% 16% 19% 15% 47% 100% 8
SW 1% 14% 9% 16% 60% 100%
onbetaald werkend vrijwilliger dagbesteding 7% 31% 11% 22% 15% 20% 13% 7% 53% 20% 100% 100%
Aantal banen waarin werkervaring is opgedaan (n = 949) 1 baan 2 tot 5 banen 6 tot 10 banen Meer dan 10 banen Totaal
betaald werkend bedrijf/instelling 26% 54% 14% 6% 100%
onbetaald werkend SW 40% 40% 12% 8% 100%
vrijwilliger 14% 57% 15% 15% 100%
dagbesteding 52% 44% 5% 1% 100%
De huidige baan Aan de 949 werkenden is gevraagd in wat voor functie zij werkzaam zijn. Mensen met een beperking blijken in uiteenlopende functies aan het werk te zijn. De meest voorkomende functies zijn logistieke functies. Deze worden vooral verricht binnen de sociale werkvoorziening. De meest voorkomende betaalde functies bij reguliere bedrijven en instellingen zijn functies bij winkels en supermarkten, logistieke functies, administratieve functies en technische functies. Vrijwilligers lijken vooral werkzaam te zijn als activiteitenbegeleider, in de verzorging/verpleging en of administratie. De ruime meerderheid (85%) van de werkenden is werkzaam in 1 functie, 12% heeft 2 functies en 3% heeft 3 of 4 functies. Vooral degenen die vrijwilligerswerk doen hebben meerdere functies. Figuur 3.2 Huidige functie
9
De omvang van de huidige baan In totaal werkt 12% van de Nederlandse beroepsbevolking in een kleine baan. Volgens de definitie van het CBS wordt iemand met een baan van minder dan 12 uur per week niet gerekend tot de werkende beroepsbevolking. Wil deze persoon wel meer dan 12 uur per week werken, dan rekent het CBS hem of haar tot de werkloze beroepsbevolking, wil deze persoon minder dan 12 uur werken, dan wordt hij of zij niet gerekend tot de beroepsbevolking. De onderstaande tabel laat zien hoeveel uren per week de werkenden in de MEEmonitor aan het werk zijn. Aantal uren per week (n = 949) minder dan 12 uur 13 tot 20 uur 21 tot 36 uur meer dan 36 uur Totaal
betaald werkend bedrijf/instelling 10% 21% 39% 30% 100%
SW 3% 22% 55% 20% 100%
onbetaald werkend vrijwilliger dagbesteding 77% 39% 15% 17% 6% 42% 3% 3% 100% 100%
Ruim een kwart van de werkenden werkt minder dan 12 uur per week. Vooral de groep vrijwilligers is minder dan 12 uur per week werkzaam. Het percentage werkenden dat een betaalde baan van minder dan 12 uur per week heeft bij een bedrijf of instelling is vergelijkbaar met de 12% van de Nederlandse beroepsbevolking. Niet iedereen is tevreden over het aantal uren dat hij/zij werkzaam is. Vooral degenen die nu minder dan 12 uur per week werken zouden liever meer willen werken. Degenen die werkzaamheden verrichten op een dagbestedingcentrum zijn over het algemeen tevreden over het aantal uren dat zij per week werken.
10
De arbeidsrelatie Het aantal mensen met een vast dienstverband loopt terug in Nederland. Op dit moment werkt volgens het CBS circa 80% van de werknemers in een vast dienstverband en 20% van de Nederlandse werknemers heeft een flexibele arbeidsrelatie. In vergelijking met de totale werkzame beroepsbevolking in Nederland, wijkt de aard van het dienstverband van de werkenden in deze MEE monitor sterk af. Het aandeel vaste dienstverbanden is aanzienlijk lager en het aandeel flexibele arbeidsrelaties veel hoger. Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie zijn personen met een arbeidsovereenkomst van beperkte duur en personen die niet voor een vast overeengekomen aantal uren in dienst zijn. Figuur 3.3 Arbeidsrelatie 80% 70% 70%
69%
67%
60% 50% 40%
49%
34%
30%
24%
24%
22%
20% 10%
5% 5%
2%
0%
2% 2%
1% 0% 1% 1% 0% 0%
3% 2%
0% 1%
3%
5% 1%
0% 1% 0% 1%
0%
0% werkend bij bedrijf/instelling
werkend bij SWV
vrijwilliger
vaste dienst/heb een contract voor onbepaalde tijd uitzendkracht vrijwilligersovereenkomst zelfstandig ondernemer
werkend bij dagbesteding
tijdelijke dienst/heb een contract voor bepaalde tijd oproepkracht/invalkracht/ heb een nuluren contract dagbestedingsplaats geen contract
11
Het vinden van werk Bij het vinden van werk lijkt ondersteuning essentieel. Het merendeel van de werkenden heeft werk gevonden met hulp van anderen. Eigen netwerken zijn een belangrijk kanaal om aan werk te komen. 1 op de 5 werkenden heeft werk gevonden dankzij de ondersteuning van het eigen netwerk. betaald werkend Vindkanalen (n = 949, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) bedrijf/instelling SW Via begeleiding 0% 4% Via specifieke organisatie 1% 9% Via social media zoals Facebook, LinkedIn 2% 0% Via de gemeente 2% 11% Via MEE 2% 11% Via eerder werk 2% 0% Via UWV Werkbedrijf/Werkplein/Werk.nl 7% 25% Via een uitzendbureau of werving&selectiebureau 8% 1% Via een vacaturesite of websites van bedrijven 9% 0% Via een advertentie in de krant of huis aanhuis blad 9% 1% Via een reintegratiebureau of jobcoachbureau 13% 7% Via school of via een stageplaats 15% 28% Door zelf het bedrijf te benaderen (open sollicitatie) 20% 5% Via familie, vrienden of bekenden 23% 13%
onbetaald werkend vrijwilliger dagbesteding 5% 4% 9% 14% 1% 0% 4% 16% 4% 17% 2% 2% 1%
2%
1%
0%
4%
0%
4%
1%
8% 5%
4% 29%
22% 27%
7% 18%
Uit onderliggende cijfers blijkt dat er is enig verschil tussen de regio ZOB (n= 329 werkenden, 213 betaald en 116 onbetaald) en het landelijke beeld. Oorzaak hiervan kan zijn de socio demografische variabelen van respondenten zoals leeftijd. In ZOB zijn relatief meer jongere respondenten wat van invloed kan zijn op de resultaten. De drie belangrijkste vindkanalen, zijn zowel regionaal als landelijk hetzelfde. De top 3 positie (familie/ vrienden, via school/stage, open sollicitatie) heeft een andere rangorde. In de regio ZOB is school/stageplaats het belangrijkste vindkanaal. Hierin is de ruim 12 jarige inzet van MEE ZOB terug te zien met betrekking tot een sluitende aanpak van school naar werk. Dit doen we door leerlingenbesprekingen op de Voortgezet Speciaal Onderwijs en Praktijk scholen. In deze leerlingenbesprekingen worden samen met school, UWV en MEE al vroegtijdig acties ondernomen om de doorstroom te organiseren.
12
Belangrijke aspecten in werk “Werk is belangrijk voor me” zegt 89% van de 949 werkenden. Aan alle werkenden is gevraagd hoe belangrijk ze de diverse aspecten van werk vinden. Vervolgens is gevraagd hoe tevreden zij zijn over deze specifieke aspecten in hun huidige werk. De onderstaande grafieken geven daarvan de resultaten weer. Figuur 3.4 Belang en tevredenheid werkaspecten van werkenden met een betaalde baan 93%
Een vaste baan/contract voor onbepaalde tijd
72% 93%
De omgang met de leidinggevende
77% 92%
De inhoud van het werk
68% 92%
De contacten met collega’s/de werksfeer
76% 91%
Het aantal werkuren per week
77% 90%
De balans tussen werk en privéleven
76% belangrijk
88%
De werkdruk/het werktempo
tevreden
66% 87%
Werktijden
86% 86%
De werkomgeving (hoe ziet de werkplek eruit)
73% 86%
De beloning/het salaris
58% 82%
De reisafstand
82% 82%
De mogelijkheden om ervaring op te doen/iets te leren
59% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Degenen die betaald werk verrichten bij een bedrijf/instelling of bij de sociale werkvoorziening, vinden vooral een vaste baan, de omgang met de leidinggevende, de inhoud van het werk en de contacten met de collega’s belangrijk. Het meest tevreden zijn deze betaald werkenden over de werktijden, de reisafstand, het aantal uren per week en de omgang met de leidinggevende. Relatief het minst tevreden is men over de beloning/het salaris en de mogelijkheden om ervaring op te doen/iets te leren. Opvallend is de relatief lage tevredenheid over de aspecten inhoud van het werk en werkdruk.
13
Figuur 3.5 Belang en tevredenheid van werkaspecten van werkenden met een onbetaalde baan
87%
De contacten met collega’s/de werksfeer
78% 87%
De inhoud van het werk
73% 85%
De omgang met de leidinggevende
77% 83%
De werkdruk/het werktempo
73% 82%
Het aantal werkuren per week
71% 81%
Werktijden
80%
belangrijk
80%
De reisafstand
tevreden
76% 77%
De balans tussen werk en privéleven
70% 76%
De werkomgeving (hoe ziet de werkplek eruit)
77% 76%
De mogelijkheden om ervaring op te doen/iets te leren
69% 47%
Een vaste baan/contract voor onbepaalde tijd
46% 38%
De beloning/het salaris
35% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
De werkenden die onbetaalde werkzaamheden verrichten, vinden de contacten met collega’s, de inhoud van hun werk en de omgang met de leidinggevende het meest belangrijk. Opvallend laag scoren de aspecten beloning/salaris en een vaste baan. Het meest tevreden zijn de onbetaald werkenden over de werktijden, de contacten met de collega’s en de omgang met de leidinggevende. Opvallend is de lage tevredenheid op de aspecten beloning/salaris en vaste baan. Dit komt deels omdat een relatief groot aantal onbetaald werkenden deze aspecten niet zo belangrijk vindt en er daarom noch tevreden noch ontevreden over is.
14
De noodzakelijke aanpassingen Het is niet vanzelfsprekend dat mensen met een beperking passen in een reguliere werksituatie. Daarom is aan de werkenden gevraagd of het werk dat zij doen is aangepast aan hun mogelijkheden en of zij ondersteuning nodig hebben om te kunnen werken. Figuur 3.6 Noodzakelijke aanpassingen voor werkenden
Zeker gezien het doel van de Participatiewet om mensen met een beperking aan werk te helpen, is het opvallend dat 80% van de werkenden zegt aanpassingen nodig te hebben. Het werktempo blijkt voor bijna één derde van de respondenten een probleem. Ze hebben naar eigen zeggen “gewoon meer tijd nodig om iets te doen”. Dit geldt met name voor mensen werkzaam bij dagbesteding en sociale werkvoorziening.
15
De benodigde ondersteuning Mensen met een beperking hebben soms extra ondersteuning nodig om te kunnen werken. De onderstaande tabel en grafiek geven een beeld van de ondersteuning die de werkenden zeggen nodig te hebben.
Benodigde ondersteuning (n = 949, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) Doorlopend gedetailleerde werkinstructies Ondersteuning bij het nakomen van werkafspraken zoals op tijd komen, ziekmelden, verlof vragen Ondersteuning in de samenwerken met collega’s Hulp bij het omgaan met werkdruk Anders Geen ondersteuning nodig
betaald werkend
onbetaald werkend
bedrijf/instelling SW
vrijwilliger dagbesteding totaal
20%
43%
18%
65%
36% (311)
6%
18%
4%
35%
15% (132)
11%
25%
11%
42%
21% (187)
13% 15%
20% 7%
15% 8%
38% 14%
21% (181) 12% (103)
46%
26%
51%
6%
33% (286)
Circa twee derde van de werkenden heeft naar eigen zeggen extra ondersteuning nodig om te kunnen werken met hun beperking. Dit is een belangrijk signaal aan de Werkbedrijven die straks in het kader van de Participatiewet mensen met een beperking aan het werk moeten helpen. Zoals verwacht hebben vooral de mensen bij de sociale werkvoorziening en bij de dagbestedingcentra extra ondersteuning nodig. Maar ook de helft van degenen die betaald werk verrichten bij een bedrijf/instelling en de helft van de vrijwilligers zegt extra ondersteuning nodig te hebben om te kunnen werken. De werkenden in een betaalde baan bij een bedrijf of instelling noemen veelal een jobcoach als benodigde ondersteuning. Bij ruim 50% van de werkenden geeft de leidinggevende de benodigde extra ondersteuning. 15% zegt extra ondersteuning te krijgen van collega’s. Bij een kwart van de respondenten spelen ouders, familieleden of vrienden (ook nog) een ondersteunende rol. 80% van de respondenten is tevreden over de extra ondersteuning die zij krijgen. Slechts 7% is helemaal niet tevreden. Het bovenstaande laat zien hoe belangrijk de leidinggevende en in mindere mate de collega’s zijn voor mensen met een beperking die werken. Om hen effectief te kunnen ondersteunen, zal vooral de leidinggevende extra tijd moeten hebben en goed op de hoogte moeten zijn van de mogelijkheden en beperkingen van de betreffende personen. Dit vergt aanvullende competenties van leidinggevenden. Wat gaan de werkenden uit de MEEmonitor doen als zij door bezuinigingen geen extra ondersteuning meer kunnen krijgen? Bijna de helft van respondenten die nu extra ondersteuning ontvangen weet dan niet wat te doen. Één op de vijf respondenten die extra ondersteuning nodig hebben, zal dan extra hulp vragen aan ouders familieleden of vrienden. Ongeveer één op de tien respondenten hoopt dan ondersteuning te krijgen van vrijwilligers.
16
De verwachtingen over de eigen werksituatie Hoe zien de werkenden hun situatie in de nabije toekomst? De onderstaande tabel geeft een beeld. Verwachting werksituatie over een half jaar betaald werkend (n = 949) bedrijf/instelling SW Werkt dan nog bij hetzelfde bedrijf 62% 74% Werkt dan ergens anders 3% 4% Werkt dan niet meer 6% 0% Gaat dan weer naar school/volgt een opleiding 1% 1% Anders 10% 4% Weet niet 17% 17% Totaal 100% 100%
onbetaald werkend vrijwilliger dagbesteding 40% 11% 1%
53% 5% 2%
0% 18% 31% 100%
2% 17% 21% 100%
De meeste werkenden verwachten over een half jaar nog bij hetzelfde bedrijf te werken. Ondanks de zorgelijke berichten over de toekomst van de sociale werkvoorziening, denkt drie kwart van de respondenten die werken bij de SW daar over een half jaar nog steeds te werken. Toch is er ook veel onzekerheid onder de werkenden. Bijna één op de vijf weet niet wat de nabije toekomst brengen zal. De groep vrijwilligers is het meest onzeker.
17
3. Mensen met een beperking op zoek naar werk Algemene kenmerken Dit hoofdstuk beschrijft de subgroep respondenten die op dit moment geen werk hebben, maar daar wel naar op zoek zijn. Wij noemen hen de werkzoekenden. Deze groep werkzoekenden bestaat uit 247 respondenten Dit is 15% van het totale aantal respondenten van deze MEEmonitor. Leeftijd (n = 247) 15 – 22 jaar 23 – 29 jaar 30 – 49 jaar 50 – 64 jaar
% werkzoekenden
Beperking (n = 247, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) Lichamelijke beperking Licht verstandelijke beperking Verstandelijke beperking ASS* Zintuiglijke beperking *inclusief ADHD en psychiatrische stoornis
% werkzoekenden
34% 20% 29% 17%
31% 28% 7% 55% 3%
Opleiding en startkwalificatie Met een startkwalificatie heb je meer kans op een baan. Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger. De overheid wil dat meer leerlingen een startkwalificatie halen. Daarom vallen leerlingen van 16 tot 18 jaar onder de kwalificatieplicht. 165 respondenten (67%) scoren onder of net op de startkwalificatie. Hoogst genoten opleiding (n = 247) Basis onderwijs Praktijkschool Voortgezet Speciaal Onderwijs VMBO of MBO 1 of 2 MBO 3 of 4 HAVO of VWO HBO of WO anders
Aantal werkzoekenden
aantal % werkzoekenden
16 20 26 87 36 12 34 16
6% 8% 11% 35% 15% 5% 14% 6%
De werkervaring De werkzoekenden blijken al verrassend veel werkervaring te hebben. Slechts 5% van de 247 werkzoekenden zegt nog nooit gewerkt te hebben. 23% heeft maximaal 2 jaar werkervaring. 43% heeft 3 tot 10 jaar werkervaring en bijna 30% zegt al meer dan 10 jaar werkervaring te hebben. De ervaring is in 62% opgedaan in 2 tot 5 banen. Bijna 20% van de werkzoekenden met werkervaring zegt meer dan 6 banen gehad te hebben.
18
Het werk dat men zoekt De werkzoekenden zijn geïnteresseerd in een breed spectrum aan functies, zo blijkt uit de grafiek 4.1. Meest gezochte functies zijn logistieke en administratieve functies. Daarnaast worden door de werkzoekenden ook hele specifieke functies genoemd zoals matroos, podiumbouwer en acteur. Meerdere respondenten geven aan dat ze met name werk zoeken dat gedaan kan worden in combinatie met hun beperking. 35% van de werkzoekenden wil tussen de 5 en 20 uur per week werken. 60% zoekt een baan van meer dan 20 uur per week. Figuur 4.1 Gezochte functie Anders*
34%
Magazijn, productie of inpak
23%
Administratief of receptionist/telefonist
20%
Winkel / supermarkt
17%
Organiseren en begeleiden van activiteiten
15%
Horeca, catering, keuken, bediening
14%
Technisch
13%
Schoonmaak
11%
Chauffeur
11%
Verpleging/verzorging
11%
Commercieel
11%
Bouw
9%
Ict
8%
Onderwijs
4%
Beveiliging
4%
Callcenter
4%
Financieel
4% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
*anders= specifieke functie of weet niet precies of is afhankelijk van mogelijkheden die er zijn op de arbeidsmarkt in combinatie met beperking
19
Hoe zoekt men naar een baan? Aan de werkzoekenden is gevraagd welke kanalen zij gebruiken bij hun zoektocht naar een baan. Figuur 4.2 Zoekkanalen werkzoekenden
UWV Werkbedrijf/Werkplein/Werk.nl
49%
Familie, vrienden of bekenden
45%
Vacaturesite of websites van bedrijven
40%
Open sollicitatie
36%
Reintegratiebureau of jobcoachbureau
31%
Advertentie
26%
Uitzendbureau of werving&selectiebureau
25%
MEE
23%
Gemeente/stadsdeel
11%
Social media zoals Facebook, LinkedIn
10%
School of stage
6% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Gemiddeld gebruiken de werkzoekenden meer dan 3 kanalen bij hun zoektocht. Opvallend is dat het UWV voor werkzoekenden een belangrijk kanaal is voor het vinden van werk. Bijna 50% probeert via het UWV werk te vinden. Kijken we naar de kanalen waarlangs werkenden hun baan gevonden hebben (hoofdstuk werkenden), dan zien we dat slechts een beperkt aantal werkenden (9%) daadwerkelijk via het UWV aan een baan is gekomen. Net als bij de werkenden, speelt ook voor werkzoekenden het eigen netwerk een belangrijke rol. 45% van de werkzoekenden zegt bij het zoeken naar werk gebruik te maken van familie, vrienden of bekenden. Meer dan de helft (55%) van de werkzoekenden zegt te weinig ondersteuning te krijgen bij het zoekproces. Het andere deel ervaart voldoende ondersteuning of heeft, naar eigen zeggen, geen ondersteuning nodig bij het zoeken naar werk. Als vanwege de bezuinigingen de ondersteuning bij het zoeken naar werk stopt, weet de helft van de werkzoekenden, die nu ondersteuning krijgt, niet wat te doen. 17% gaat in dat geval extra hulp vragen aan het sociale netwerk. 16% vraagt ondersteuning aan vrijwilligersorganisaties. Belangrijke werkaspecten “Werk is belangrijk voor me” zegt 86% van de 247 werkzoekenden. Aan de werkzoekenden is gevraagd hoe belangrijk ze de diverse aspecten van werk vinden. De belangrijkste aspecten die ze noemen zijn: de omgang met de leidinggevende, de contacten met collega’s en de inhoud van het werk. De werkzoekenden noemen dezelfde belangrijke aspecten als de werkenden. Salaris scoort relatief het laagst, 65% van de werkzoekenden vindt dit belangrijk. Het lijkt erop dat het kunnen werken voor mensen met een beperking en het sociale aspect van werken belangrijker zijn dan het financiële aspect. 20
De benodigde aanpassingen Ook voor de werkzoekenden is het niet vanzelfsprekend dat zij passen in een reguliere werksituatie. Hen is gevraagd aan te geven of het werk dat zij zoeken, aangepast moet worden aan hun mogelijkheden. Benodigde aanpassing (n = 247, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) Werkplek aangepast Werktijden aangepast Vervoer geregeld Werkinhoud aangepast Werktempo aangepast Geen aanpassingen nodig
Noodzakelijk voor
22% 27% 19% 35% 53% 12%
Bijna 80% van de werkzoekenden heeft een aangepaste werksituatie nodig. Vooral het werktempo moet worden aangepast zeggen de werkzoekenden. De benodigde ondersteuning Ook de werkzoekenden hebben vaak extra ondersteuning nodig als zij gaan werken. Benodigde ondersteuning (n = 247, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) Doorlopend gedetailleerde werkinstructies Begeleiding bij het nakomen van werkafspraken zoals op tijd komen, ziekmelden, verlof vragen begeleiding in de samenwerking met collega’s Hulp bij het omgaan met werkdruk Geen begeleiding nodig
Noodzakelijk voor
32% 21% 27% 48% 23%
Circa driekwart van de werkzoekenden denkt bij het werken extra ondersteuning nodig te hebben. Hulp bij het omgaan met de werkdruk wordt het meest genoemd. Dit sluit aan bij de verwachting van veel respondenten dat het werktempo moet worden aangepast aan hun mogelijkheden.
21
4. Over scholieren en studenten Algemene kenmerken In dit hoofdstuk beschrijven we de subgroep scholieren en studenten. Dat zijn respondenten van 15 jaar en ouder die op dit moment een opleiding volgen. Hun belangrijkste dagelijkse activiteit is hun studie. Daarnaast kunnen zij nog wel een bijbaantje hebben. De groep scholieren/studenten in deze MEEmonitor bestaat uit 417 respondenten. Dit is 26% van het totaal aantal respondenten van de MEEmonitor. Leeftijd % scholieren/studenten (n = 417) 15 – 22 jaar 92% 23 – 29 jaar 6% 30 – 49 jaar 2% 50 – 64 jaar 0% Beperking (n = 417, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) Lichamelijke beperking Licht verstandelijke beperking Verstandelijke beperking ASS* Zintuiglijke beperking *inclusief ADHD en psychiatrische stoornis
% scholieren/studenten
18% 32% 15% 65% 3%
Huidige opleiding Er is een grote diversiteit aan opleidingen die door de scholieren en studenten in dit onderzoek gevolgd wordt. De helft van de scholieren/studenten is tevreden over de school/opleiding en de ondersteuning die zij daarvan ontvangen. Slechts 5% is ontevreden. 18% wil graag extra hulp bij hun voorbereiding op hun werkzame leven en zegt die niet te ontvangen. Huidige opleiding (n= 417) Basis onderwijs Praktijkschool Voortgezet Speciaal Onderwijs VMBO of MBO 1 of 2 MBO 3 of 4 HAVO of VWO HBO of WO Anders
% scholieren/studenten 3% 13% 26% 26% 12% 9% 7% 4%
Opleiding en startkwalificatie Met een startkwalificatie heb je meer kans op een baan. Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger. De overheid wil dat meer leerlingen een startkwalificatie halen. Daarom vallen leerlingen van 16 tot 18 jaar onder de kwalificatieplicht. 72 % van de scholieren en studenten scoort onder of net op de startkwalificatie wanneer zij de opleiding met goed gevolg afronden. 22
Gewenste functie Op de vraag naar welke functie de scholieren/studenten straks op zoek gaan, komen uiteenlopende antwoorden. Dit is uiteraard inherent aan de diversiteit aan opleidingen die gevolgd wordt door de scholieren en studenten. Een aantal respondenten noemt een specifieke functie. Een groot aantal scholieren en studenten zegt dat zij het moeilijk vinden op deze vraag antwoord te geven omdat dit afhankelijk is van hun mogelijkheden. Daarvan hebben zij nog niet altijd een goed beeld. Figuur 5.1 Gewenste functie
Anders*
45%
Horeca, catering
16%
ICT
12%
Technisch werk
11%
Verpleging, verzorging
8%
Werk in een winkel
7%
Magazijnwerk, productiewerk, inpakwerk
7%
Administratief medewerker, receptionist, telefonist
7%
Organiseren en begeleiden van activiteiten
5%
Commercieel werk
4%
Werk in het onderwijs 3% Financiële dienstverlening 3% Werk in de bouw 3% Schoonmaak1% Beveiliging1% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
*anders= specifieke functie in richting van studie of nog geen goed beeld van mogelijkheden op de arbeidsmarkt Bijna de helft van de scholieren/studenten weet nog niet hoeveel uren ze straks willen gaan werken. Het merendeel (47%) denkt wel aan een baan van meer dan 20 uur per week. 7% wil tussen de 5 en 20 uur per week werken.
23
Hoe gaan scholieren/studenten straks naar een baan zoeken? De meeste scholieren/studenten hebben al nagedacht over de kanalen die zij gaan gebruiken om op zoek te gaan naar werk (figuur 5.2). Figuur 5.2 Zoekkanalen voor werk School of stage
72%
Familie, vrienden of bekenden
37%
Vacaturesite of websites van bedrijven
35%
Open sollicitatie
35%
UWV Werkbedrijf/Werkplein/Werk.nl
32%
MEE
26%
Advertentie
23%
Uitzendbureau of werving&selectiebureau
18%
Reintegratiebureau of jobcoachbureau
14%
Nog onbekend
13%
Social media zoals Facebook, LinkedIn
12%
Gemeente/stadsdeel
8% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Gemiddeld denken de scholieren/studenten meer dan 3 kanalen te gaan gebruiken bij hun zoektocht naar een baan. Opvallend is dat 72% de school of stageplaats noemt als mogelijkheid om aan een baan te komen. Daarmee hebben de scholieren/studenten hoge verwachtingen van hun school/stage adres. Het is de vraag of scholen en organisaties die stageplaatsen bieden over voldoende mogelijkheden beschikken om hun scholieren/studenten zo uitgebreid te ondersteunen bij het vinden van een baan. Kijken we naar de kanalen waarmee werkenden een baan hebben gevonden, dan lijkt de effectiviteit van dit kanaal in de praktijk beperkt. Voor werk via de sociale werkvoorziening en vrijwilligerswerk lijken school en stage wel goed vindkanalen. De belangrijke aspecten van het werk “Werk is belangrijk voor me” zegt 88% van de scholieren/studenten. Aan de scholieren/studenten is gevraagd hoe belangrijk ze de diverse aspecten van werk vinden. Het belang dat zij hechten aan de diverse aspecten wijkt niet af van wat de werkenden en werkzoekenden belangrijk vinden. De omgang met de leidinggevende, de contacten met collega’s, de inhoud van het werk en de mogelijkheden om ervaring op te doen vinden ook scholieren en studenten de belangrijkste aspecten in werk. Het aspect salaris scoort ook bij deze doelgroep relatief het laagst, 69% van de scholieren/studenten vindt dit belangrijk.
24
De benodigde aanpassingen Ook aan de scholieren/studenten is gevraagd of het werk dat zij gaan zoeken aangepast moet worden aan hun mogelijkheden. Benodigde aanpassing (n = 417, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) Werkplek aangepast Werktijden aangepast Vervoer geregeld Werkinhoud aangepast Werktempo aangepast Geen aanpassingen nodig Weet niet
Noodzakelijk voor
15% 19% 23% 28% 48% 16% 22%
Ongeveer één op de vijf scholieren/studenten weet nog niet of het toekomstig werk moet worden aangepast aan hun beperkingen. Net als bij de werkzoekenden denkt bijna de helft een aangepast werktempo nodig te hebben. De benodigde ondersteuning Benodigde ondersteuning (n = 417, meerdere antwoorden per respondent mogelijk) Doorlopend gedetailleerde werkinstructies Begeleiding bij het nakomen van werkafspraken zoals op tijd komen, ziekmelden, verlof vragen begeleiding in de samenwerking met collega’s Hulp bij het omgaan met werkdruk Geen begeleiding nodig Weet niet
Noodzakelijk voor
43% 30% 37% 53% 14% 14%
14% van de scholieren/studenten weet nog niet of ze straks extra ondersteuning nodig hebben om te kunnen werken. Net als bij de werkzoekenden denkt ongeveer de helft van de scholieren/studenten moeite te zullen hebben met de werkdruk/het werktempo en op dat aspect extra begeleiding nodig te hebben.
25
5. Kans op werk De kansen op werk volgens de werkenden (n= 949), werkzoekenden (n= 247), scholieren/studenten (n=417) Aan alle respondenten van deze MEEmonitor is gevraagd hoe zij hun kansen op de arbeidsmarkt inschatten. Het algemene beeld dat hieruit komt, is niet erg optimistisch. De kansen op de arbeidsmarkt worden over het algemeen beperkt ingeschat. Figuur 6.1 Inschatting arbeidsmarktkansen 19%
Er zijn voor mij voldoende kansen op betaald werk
9% 16%
9% 11%
Er zijn voor mij voldoende kansen op werk bij een sociale werkvoorziening
19%
scholier/student werkzoekend 24%
Er zijn voor mij voldoende kansen op vrijwilligerswerk
29% 27%
werkend
14% 15%
Er zijn voor mij voldoende kansen op een dagbestedingsplaats
24% 0%
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35%
Grafiek 6.1 geeft het aandeel respondenten aan dat het eens is met de stelling dat er voldoende kans op werk is. Het merendeel van de respondenten is het niet eens met deze stelling en ziet de kansen op de arbeidsmarkt dus somber in of is onzeker over hun arbeidsmarktperspectief. De groep werkzoekenden (n= 247) is het meest pessimistisch is over de kans op een betaalde baan. De meeste kans om te kunnen werken wordt gezien in vrijwilligerswerk. Scholieren en studenten (n=417) lijken iets meer vertrouwen te hebben in de kansen op betaald werk in vergelijking met de subgroepen werkenden en werkzoekenden.
26
Grafiek 6.2 Inschatting arbeidsmarktkansen door werkenden 5% 6%
Er zijn voor mij voldoende kansen op betaald werk
13% 28% 10% 11%
Er zijn voor mij voldoende kansen op werk bij de sociale werkvoorziening
41% 12% 12% 48%
Er zijn voor mij voldoende kansen op vrijwilligerswerk
20% 32% 53% 15% 15%
Er zijn voor mij voldoende kansen op een dagbestedingsplaats 11% 0% werkend bij dagbesteding
vrijwilliger
10% werkend bij SWV
20%
30%
40%
50%
60%
werkend bij bedrijf/instelling
Zoomen we in op de subgroep werkenden, dan valt op dat zij nog het meest positief gestemd zijn over hun kansen binnen het segment waarin zij werkzaam zijn. Zo vindt meer dan de helft van de medewerkers op een dagbestedingcentrum dat er voor hen voldoende kansen zijn op dit soort werk. Kansen op een betaalde baan lijken voor de meeste werkenden beperkt. Ook degenen die nu werkzaam zijn in een betaalde baan geven aan dat er voor hen beperkte kansen zijn.
27
Arbeidsmarktpositie over een half jaar De respondenten is gevraagd aan te geven wat zij verwachten van hun eigen arbeidsmarktpositie over een half jaar. Grafiek 6.3 Inschatting arbeidsmarktpositie over half jaar 90%
82%
80% 70% 60% 60% 50% 40%
34%
30%
27%
24%
22%
20%
13%
10% 2%
5%
3%
10%
7%
3%
3%
4%
0% Ik ga (weer) naar school/volg een opleiding
Ik ben dan werkzoekend
werkenden
Ik werk dan (nog)
werkzoekenden
Anders
Weet niet
scholieren/studenten
Opvallend is dat het merendeel van de betaald en onbetaald werkenden (60%) verwacht binnen een half jaar nog steeds werkzaam te zijn. Slechts 3% verwacht dan geen werk te hebben. 65% van de betaald werkenden in een bedrijf verwacht binnen een half jaar nog steeds werkzaam te zijn. 6% verwacht dan geen werk te hebben. 78% van de werkenden bij SW verwacht binnen een half jaar nog steeds werkzaam te zijn. Van de werkzoekenden verwacht circa een kwart binnen een half jaar werk gevonden te hebben. Het merendeel van hen verwacht nog werkzoekend te zijn of geeft aan het niet te weten. Opvallend is het aantal werkenden (22%) en werkzoekenden (27%) dat onzeker is over hun werksituatie is over een half jaar. Dit bevestigt het beeld dat de arbeidsmarkt ondoorzichtig is voor veel respondenten.
28
De aansluiting tussen opleiding en werk In hoeverre sluiten opleiding en werk goed aan op elkaar? Aan alle respondenten (n = 949) is gevraagd hoe zij denken over de aansluiting van hun opleiding op hun (toekomstige) werkzaamheden en of zij hetgeen ze geleerd hebben goed kunnen gebruiken in de werksituatie. Grafiek 6.4 Aansluiting werk en opleiding
76% Mijn (toekomstige) werk sluit aan op mijn opleiding
42% 44%
67%
Wat ik op school heb geleerd, kan ik goed gebruiken in mijn werk
42% 37%
77% 80%
Werkgevers stellen steeds meer eisen aan werknemers 65%
51% Ik moet blijven leren om te kunnen blijven werken
40% 39% 0%
scholieren/studenten
10%
20%
werkzoekenden
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
werkenden
Grafiek 6.4 geeft het aandeel respondenten weer dat het eens is met de stellingen over werk en opleiding. Wat daarbij opvalt is dat de subgroep scholieren/studenten relatief positief gestemd is over de aansluiting van hun opleiding op hun toekomstige werk. De subgroep werkenden en de subgroep werkzoekenden zijn daarover minder positief. Van hen zijn respectievelijk 44% en 42% het eens met de stelling dat hun werk aansluit op hun opleiding. Ook lijkt hetgeen de werkenden en werkzoekenden geleerd hebben op school minder goed aan te sluiten bij het werk dat zij verrichten of zoeken. Scholieren en studenten verwachten over het algemeen een betere aansluiting. 67% van de scholieren en studenten verwacht dat hetgeen zij op school leren goed te gebruiken is in het toekomstige werk. Het merendeel van de respondenten vindt dat werkgevers steeds meer eisen stellen aan werknemers. Ondanks de niet optimale match tussen opleiding en werk en de toenemende eisen van werkgevers, leeft bij lang niet alle respondenten het besef dat hij/zij moet blijven leren om te kunnen blijven werken. Daar waar duurzame inzetbaarheid op dit moment een belangrijk thema is op de arbeidsmarkt, lijkt dit vooral voor de werkenden een weinig zeggend thema. 39% van de werkenden en 40% van de werkzoekenden geeft aan het eens te zijn met de stelling “ik moet blijven leren om te kunnen blijven werken”. De werkzoekenden en scholieren en studenten lijken zich daar meer van bewust. Van de scholieren/studenten geeft 51% aan het met de stelling eens te zijn.
29
Grafiek 6.5 Aansluiting werk en opleiding volgens werkenden
36% 26%
Mijn werk sluit aan op mijn opleiding
36% 47% 32% 31% 30% 37%
Wat ik op school heb geleerd, kan ik goed gebruiken in mijn werk
44% 55%
Werkgevers stellen steeds meer eisen aan werknemers
62% 68% 24% 28% 34%
Ik moet blijven leren om te kunnen blijven werken
41% 0% werkend bij dagbesteding
vrijwilliger
10%
20%
werkend bij SWV
30%
40%
50%
60%
70%
80%
werkend bij bedrijf/instelling
Zoomen we in op de doelgroep werkenden (n= 949), dan valt op dat degenen die betaald werk verrichten in een bedrijf of instelling relatief het meest positief (47%) zijn over de aansluiting tussen werk en opleiding. Vrijwilligers lijken het minst positief (26%). Met name de mensen die betaald werk verrichten in een bedrijf of instelling vinden dat het blijven leren belangrijk is om te kunnen blijven werken (41%).
30
De gewenste ondersteuning bij het zoeken en vinden van werk Aan alle respondenten is gevraagd of zij goed in staat zijn om zelf werk te vinden. De overgrote meerderheid zegt daarop ondersteuning nodig te hebben bij het zoeken naar geschikte werkzaamheden. Dit geldt voor zowel de werkenden, de werkzoekenden als de scholieren/studenten. In grafiek 6.6 staat het aandeel respondenten dat aangeeft het eens te zijn met de stelling “ik ben zelf goed in staat om werk te vinden”. Slechts een klein deel van alle drie de subgroepen geeft aan het daarmee eens te zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het overgrote deel van de respondenten ondersteuning nodig heeft. Grafiek 6.6 Ondersteuning bij werk en werk vinden
17%
Ik ben zelf goed in staat om werk te vinden
11%
18%
0%
2%
4%
scholieren/studenten
6%
8%
werkzoekenden
31
10%
12%
werkenden
14%
16%
18%
20%
6. Adviezen van respondenten aan gemeenten Aan alle respondenten, werkend, werkzoekend of scholier/student, is gevraagd of zij een advies hebben aan hun gemeente over de ondersteuning van mensen met een beperking die werken of op zoek zijn naar werk. Circa 60% van de 1.613 respondenten heeft één of meerdere adviezen gegeven. Deze adviezen zijn in vier thema’s in te delen: � Kennis en kunde van ondersteuners � Inzichtelijk maken van de (lokale) arbeidsmarkt � Investeren in plaats van bezuinigen � Houding en gedrag van ondersteuners Adviezen van respondenten m.b.t. de kennis en kunde van ondersteuners Veel respondenten geven aan dat om iemand met een beperking goed te kunnen adviseren en te begeleiden het essentieel is goed te weten wat de beperkingen inhouden en wat dat voor consequenties heeft voor het te verrichten werk. Naast goede kennis van de beperkingen is een goede kennis nodig van de mogelijkheden die de lokale arbeidsmarkt te bieden heeft. Dit is noodzakelijk om een goede match te kunnen maken tussen werkzoekende en werkgever. Een veelgehoorde opmerking op dit gebied is dat hierbij de focus moet liggen op de mogelijkheden die iemand heeft in plaats van op zijn/haar beperkingen: Uitgaan van iemands kracht. Een goede match vergt maatwerk en volgens de respondenten ontbreekt het daar nog vaak aan. Adviezen van respondenten m.b.t. het inzichtelijk maken van de (lokale) arbeidsmarkt Voor veel respondenten is de arbeidsmarkt een ondoorzichtig gebied. Het is onduidelijk waar ze moeten zoeken naar vacatures, tot wie ze zich kunnen richten voor advies en vooral waar ze moeten beginnen met hun zoektocht. Respondenten geven ook aan dat de ondersteuning bij het werken beter afgestemd zou kunnen worden op de dagelijkse praktijk. Daarvoor is o.a. een betere samenwerking tussen gemeente, werkgevers en werkondersteuners nodig. Adviezen van respondenten m.b.t. investeren in plaats van bezuinigen Er is ook een groep respondenten die de financiële kant benadrukt. Volgens hen is het beter om te investeren in werk en werkbegeleiding dan om daarin te bezuinigen. Volgens hen levert investeren op de langere termijn meer op omdat mensen zich hierdoor ontwikkelen en duurzaam inzetbaar worden. Daar heeft ook de maatschappij meer aan bijvoorbeeld omdat dit kosten zal besparen op gebied van uitkeringen en zorg. Men adviseert investeringen in leerwerktrajecten, scholing, zinvolle dagbesteding en werkbegeleiding. Adviezen van respondenten m.b.t. de houding en gedrag van ondersteuners Volgens veel respondenten moeten ondersteuners beter luisteren naar de mensen met een beperking die werk zoeken en zich beter inleven in hun situatie. Veel adviezen van respondenten worden geformuleerd in woorden als: “goed luisteren”, “ondersteunen”, “helpen”, “aandacht hebben voor”, “meedenken”, “nakomen van afspraken” en “inleven”. Velen ervaren nog onbegrip voor hun situatie en een “kastjenaardemuursituatie”. In dit kader wordt door de meeste respondenten benadrukt dat het prettig is om een vaste ondersteuner te hebben bij het zoeken naar werk en het werken zelf. Een vaste ondersteuner zoals een jobcoach, geeft inzicht in de mogelijkheden, structuur en vertrouwen.
32
Hieronder een bloemlezing van de adviezen van respondenten uit de regio Zuidoost Brabant aan hun gemeenten. � Eerst de vraag goed in kaart brengen en dan de mogelijkheden onderzoeken. Vooral bij mensen met een verstandelijke beperking is dit zeer complex omdat er geen constante factor aanwezig is. � Ga in gesprek met betreffende mensen. Geef niet alleen advies die uit boeken gehaald zijn, de werkelijkheid is anders! Zorg voor goede gespecialiseerde begeleiding. � Geef mensen vooral de mogelijkheid om betaald iets te leren, een uitkering is zo laag dat daar geen opleiding van betaald kan worden. BBL banen moeten ook toegankelijker worden voor mensen die willen switchen zoals in ons geval van bouw/hout naar (auto)techniek. We hebben al wel verschillende sollicitaties gedaan, maar wordt steeds afgewezen op (VMBO) vooropleiding. LVGers zijn niet van die doorzetters dus laten ze het maar voor wat het is. Ze hebben het gevoel erg op te moeten boksen tegen de maatschappij en mislukt te zijn. � Het is moeilijk om de gemeente advies te geven omdat ik een niet aangeboren beperking heb die ik pas op latere leeftijd heb gekregen daarvoor was ik zo gezond als een vis en heb ik mijn opleidingen gewoon met goed gevolg af kunnen leggen en ook mijn werkervaring in het reguliere bedrijfsleven in zowel binnen als ook buitenland op kunnen doen. Advies voor de gemeente: de mensen laten doen waar ze goed in zijn en waar ze interesse in hebben. � Houd de sociale werkplaatsen in eer! Deze mensen komen anders thuis te zitten. � Juiste begeleiding is essentieel. Bijvoorbeeld de jobcoaches bij de Sociale Werkvoorziening komen wel langs maar hebben toch te weinig tijd voor goed persoonlijk gesprek. Wel als de werknemer daar om vraagt maar in deze omstandigheden en voor deze doelgroep moeten ze zelf proactief zijn. Meeste mensen met een beperking hebben nl. moeite met planning en afspraak maken. Verder moeten ze open staan voor de reacties. Ook mijn zoon was in het begin bang om niet te veel kritiek te uiten om zo zijn baan te behouden. Ervaring met meerdere functies is ook belangrijk. Zo kunnen ze de leukere en minder leukere werkzaamheden ervaren. Dit is lastig. Zeker in de huidige economische omstandigheden. � Kijk en luister alstublieft naar de mensen wat ze graag willen. De meeste mensen met een beperking willen graag sociaal meedoen en graag een baan of vrijwilligers werk. � Kijk meer naar de individuen ipv massa zoals nu het geval is � Kijk naar wat deze mensen wél kunnen en geef ze de kans om dit te laten zien! Dus niet na één week werken zeggen "deze jongen heeft niet voldoende tempo". Na een poos werken komt dit vaak vanzelf. Ook voldoende sturing blijft belangrijk!! Niet denken na twee keer voordoen of vertellen "weet ie het nou nog niet". � Om binnen de eigen gemeente werkplekken te creëren, actief hiernaar op zoek te gaan. � Regel een (laagdrempelige) bijeenkomst voor de bedrijven in de omgeving m.b.t. informatie over de mogelijkheden voor medewerkers met een beperking. � Schakel een goede begeleiding in voor mensen met een beperking. Zij zijn meestal niet in staat om zelf werk te vinden en te houden. De begeleiding moet worden gegeven door mensen die kennis hebben van de denkwereld van mensen met een beperking. Dan kunnen zij daar op inspelen. Werkgevers zijn op zoek naar mensen zonder beperking, geef het goede voorbeeld en zoek ook als gemeente zelf naar werk voor mensen met een beperking. Doe een beroep op werkgevers en overtuig hen dat maatschappelijk verantwoord ondernemen in houdt dat men ook mensen met een beperking en met ieder hun eigen kansen en mogelijkheden in dienst te nemen. Men kijkt te veel naar de beperking en te weinig naar de kansen/mogelijkheden. Met kleine aanpassingen in bejegening en werkplek kunnen zij naar tevredenheid van de werkgever functioneren. 33
Bijlage I: De kenmerken van de respondenten uit de regio Zuidoost Brabant De leeftijdsverdeling De verdeling van de respondenten over leeftijdscategorieën ziet er als volgt uit: Leeftijd Regio Zuidoost Brabant Landelijk beeld (n = 629) (n = 1.613) 15 – 22 jaar 53% 45% 23 – 29 jaar 16% 16% 30 – 49 jaar 21% 25% 50 – 64 jaar 10% 13% De beperkingen MEE is er voor mensen met een beperking. De respondenten van deze MEEmonitor hebben naar eigen zeggen de volgende beperkingen (vaak ook combinaties van): Beperking Regio Zuidoost Brabant Landelijk beeld (n = 629) (n = 1.613) Lichamelijke beperking 30% 26% Licht verstandelijke beperking 28% 30% Verstandelijke beperking 13% 14% ASS* 56% 51% Zintuiglijke beperking 3% 4% *inclusief ADHD en psychiatrische stoornis De opleiding Aan alle respondenten is gevraagd wat hun hoogst genoten opleiding is. Dit kan een afgeronde opleiding zijn of een opleiding waar zij nog mee bezig zijn. De onderstaande tabel laat zien dat MEE cliënten zeer divers zijn opgeleid. Degenen die de MEEpopulatie onvoldoende kennen, zijn mogelijk verrast over het behoorlijke niveau van de genoten opleidingen. Hoogst genoten opleiding Regio Zuidoost Brabant Landelijk beeld (n = 629) (n = 1.613) Basis onderwijs 4% 5% Praktijkschool 11% 11% Voortgezet Speciaal Onderwijs 23% 20% VMBO of MBO 1 of 2 27% 26% MBO 3 of 4 12% 13% HAVO of VWO 6% 5% HBO of WO 10% 10% De situatie De volgende tabel laat zien in welke situatie de respondenten verkeren. Degenen die betaald werk verrichten bij een bedrijf of bij de sociale werkvoorziening en degenen die vrijwilligerswerk doen of werken op een dagbestedingcentrum vormen de categorie ‘werkenden’ (zie hoofdstuk 3 van dit rapport). 34
Situatie Betaald werk bij een bedrijf Betaald werk bij de sociale werkvoorziening Vrijwilligerswerk Dagbesteding Werkzoekend Schoolgaand Schoolgaand en bijbaan
Regio Zuidoost Brabant (n = 629) 20% 15%
Landelijk beeld (n = 1.613) 20% 13%
10% 12% 13% 24% 8%
11% 13% 15% 21% 5%
35
Bijlage II: De ondersteuning ontvangen van MEE Alle 1.613 respondenten van de MEEmonitor zijn cliënten van een MEEorganisatie. MEE ondersteunt hen op één of meerdere levensgebieden. De onderstaande tabel laat zien op welke levensgebieden de diverse categorieën respondenten ondersteuning hebben gekregen of nog krijgen. Levensgebied Werkenden Werkzoekenden Scholieren/student Gemiddeld ondersteund door ondersteund ondersteund door MEE door MEE MEE Totaal ZOB Totaal ZOB Totaal ZOB Totaal ZOB Opvoeden 9% 8% 11% 9% 20% 20% 12% 12% Wonen 26% 28% 24% 16% 17% 15% 24% 22% Leren 8% 10% 7% 4% 20% 21% 11% 13% Werken 25% 25% 26% 28% 8% 8% 21% 20% Zorg 19% 16% 17% 13% 23% 26% 20% 19% Inkomen 14% 13% 17% 20% 12% 11% 14% 14% Vrije tijd/ 12% 16% 6% 3% 13% 14% 6% 14% sport Vrienden, 15% 21% 10% 4% 15% 17% 10% 17% relaties Informatie, 24% 24% 23% 38% 30% 32% 23% 28% regelgeving Bezwaar, 11% 8% 12% 14% 7% 9% 12% 9% beroepszaken 21% van alle respondenten (een kwart van de respondenten die momenteel werken of werk zoeken) heeft ondersteuning gehad op gebied van werken. In de regio ZOB zien we met name dat werkzoekenden zijn ondersteund op gebied van werken (28%) en wet en regelgeving (38%) hierover, wat afwijkend is met het landelijk beeld. Verklaring hiervoor kan zijn dat MEE Zuidoost Brabant veel inzet op het versterken van de cliënt, door ze goed voor te lichten op het gebied van wet en regelgeving. Gemiddeld heeft 11% van alle respondenten ondersteuning (gehad) van MEE op het gebied van leren. In de regio ZOB is dat iets meer (13%). In de onderstaande tabel is weergegeven welke specifieke ondersteuning MEE op gebied van leren en werken heeft geboden. Opvallend verschil t.o.v. landelijke totaal (32%) is dat in de regio ZOB het begeleiding van het sociale netwerk/familie op gebied van leren en werken hoger scoort (42%) Ondersteuning bij % respondenten met hulpvraag op gebied van leren en/of werken waaraan deze specifieke ondersteuning is geboden Totaal ZOB Vinden van school/studie 80 44% 40 49% Vinden van werk/dagbesteding 144 43% 56 44% Vinden van reintegratiebedrijf 74 22% 36 29% of jobcoach Begeleiding op school 74 22% 34 23% Begeleiding bij werken 91 27% 42 33% Begeleiden netwerk / familie 107 32% 53 42% Aanvragen uitkering 128 38% 57 45% 36
��������������������������������������������������������������������������� ��������������������������������������������������������������������������������� �����������������������������������������������������