De toekomst van onze senioren en het ontwerpen van hun woningen: uitdagingen en opportuniteiten Jean-Christophe Vanderhaegen
Aan mijn vader, overleden in de kracht van zijn leven, door een bliksemflits bij heldere hemel Aan onze betreurde vriend Guy Goossens, de geestesvader van de wil om in de bouwwereld de obstakels te bannen Met dank aan Carlo Van Peteghem, Mireille Rex, Laurent Schiltz, Kirsti Pesola, Emiel Van Moer, Jean Fassin, Georges Klepfish, Cléon Angelo, Raija Hynynen, Eeva Wuorenjuuri, Marianne Lundsgaard, Georg Gottschalk, Eline Bjerke, Herbjørg Fagertun, Jim Warner, Jamison Gosselin, Jim Murphy, Kathleen Otte, Tom Skahen, Frank Crane , Janice Dumont, Guy Dargent, Åse Ribe , Tor Inge Romøren , Géraldine Gautiers, Guy Hoogmartens, de medewerkers van ALFA, AAHSA, IAHSA, CAST, ASA, NCOA, Frédéric Lievens, Steinar Pedersen, Milo Poulsen, Robert Devillers, Paul Klaassen, Eric Dishman, Loren B. Shook, Victor Régnier, Thibault Van Honacker, Anne Wasén, Raija Ruuskanen, Markku et Liisa Sievänen, Hilkka Määttä, Juha Pasanen, Leif Sonkin en de anderen Mijn dank gaat ook naar Ilse en Elena omdat zij mijn talrijke verblijven in het buitenland positief hebben onthaald
Het doel is jong te sterven… zo laat mogelijk Ashley Montagu
Er zal een dag komen waarop de totale afwezigheid van rimpels het enige middel wordt om de ouderdom te zien Philippe Bouvard
Net als een beter beheer van het milieu, is de veroudering van de bevolking één van de grote uitdagingen waarmee onze maatschappij geconfronteerd wordt. In deze twee domeinen heeft de bouwsector een wezenlijke rol te spelen. Stoelend op zijn know-how, kan de bouw duurzame woningen bouwen, die minder beslag leggen op de hulpbronnen van onze planeet en bovendien toegankelijk en aanpasbaar zijn. In die woningen zullen de ouderen zo lang mogelijk kunnen blijven wonen. Zij zullen er midden hun familie sereen hun laatste levensjaren slijten. Op die manier zullen zij maximaal het moment kunnen uitstellen waarop zij door een sterk verminderde autonomie niet meer kunnen leven zonder permanente assistentie. De onontbeerlijke know-how komt uit alle bouwberoepen. De ruwbouw- en de voltooiingsaannemer zal woningen optrekken met volumes, toegangen en interne communicatie die, door hun concept en de keuze van de materialen, zowel voor jonge gezinnen als voor senioren of personen met een beperkte mobiliteit geschikt zijn. De wegenbouwer zal toegankelijke wegen en stoepen aanleggen voor wie weinig mobiel is. De installateur van sanitair zal badkamers inrichten, waarin de gebruikers hun dagelijkse wasbeurt zullen blijven houden wanneer hun fysieke mogelijkheden afnemen. De keukenbouwer zal een keuken ontwerpen, die handig en functioneel is voor zowel kind, jonge sportman, blinde als rolstoelgebruiker. In het huis van de dementerende bejaarde zal de schilder het plafond, de muren en de deuren van een verschillende kleur voorzien. Zo zal de bewoner zich beter kunnen oriënteren, zal zijn onrust verminderen en zal hij langer in zijn huis kunnen blijven. In het merendeel van deze disciplines zal de domotica in het beheer van de woning toelaten heelwat taken te verlichten en het comfort op te drijven. Deze know-how zal er niet enkel toe bijdragen de levenskwaliteit van de ouderen en van het verzorgend personeel te verbeteren, maar zal, naar wij verhopen, de verschillende belgische overheden helpen om, op lange termijn, het evenwicht in de overheidsfinanciën te verbeteren, zoals de OESO vraagt in haar economisch rapport 2005 over België. Ik wens dat deze studie, die met passie en hard werk werd uitgevoerd en die lang en grondig onderzoek vergde, een bron van ideeën en projecten zal vormen, zowel voor onze aangesloten ondernemingen als voor de overheidsinstanties in deze toekomstmarkten met een hoge toegevoegde sociale waarde. Dat zij deel moge uitmaken van de sluitsteen van deze motivatie, die de bouwsector moet betonen tegenover zijn land en zijn medeburgers. Jacques De Meester Voorzitter Confederatie Bouw Brussel Hoofdstad
p.25
Hoofdstuk I
p.33
A. De toename van het aantal ouderen
p.36
A.1.
De toename van de levensverwachtingen
p.36
A.2.
Het opduiken van de vierde leeftijd is vooral een zaak van vrouwen
p.37
A.3.
Het geboortecijfer is vaak onder de vervangingsdrempel
p.37
A.4.
Het fenomeen van de baby boomers
p.39
B. De veroudering en de overeenkomstige toename van de kosten van de gezondheidszorg: het zwaard van Damocles
p.42
B.1.
De verhoging van de gezondheidskosten in de OESO
p.42
B.2.
Het geval van België
p.48
B.2.1.
De boodschappen en prioriteiten van de OESO
p.50
B.2.2.
Het rapport Prospero
p.54
B.2.3.
Wegen voor de financiering van de veroudering in België
p.55
B.2.3.1. De zilverfonds
p.55
B.2.3.2. De ontwikkeling van de tweede pijler
p.56
B.2.3.3. De Vlaamse Zorgverzekering
p.57
- DE VEROUDERING VAN DE BEVOLKING -
Inleiding
p.60
A. De historische evolutie
p.68
A.1. A.2. A.3.
A.4.
De wet van 12 juli 1966 betreffende de rusthuizen voor bejaarden
p.68
De wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de ziekenhuiswetgeving
p.70
Het bijzonder ingewikkeld institutioneel kader in ons land sinds de hervormingen van de jaren 1980
p.70
A.3.1.
Zes betrokken machten of machtsniveaus
p.71
A.3.2.
De situatie in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
p.73
A.3.3.
Een drievoudige complexiteit
p.74
De protocolakkoorden tussen de federale regering en de gewestelijke entiteiten
B. De typologie en de kenmerken van de rusthuissector in België
p.75
p.77
B.1.
De typologie van de collectieve huizen
p.77
B.2.
De kenmerken van de sector
p.78
B.2.1.
p.79
Programmatie en moratoria B.2.1.1.
B.2.2.
De decreten, van het Waalse gewest van 5 juni 1997 en 6 februari 2003
p.80
B.2.1.2.
Besluit van de Waalse regering van 15 januari 2004
p.81
B.2.1.3.
Het artificiële karakter van de programmatie: een beheer van het aanbod zonder onderzoek van de vraag
p.81
De erkenning
p.82
B.2.2.1.
De normen op het gebied van personeel
p.83
B.2.2.2.
De architecturale normen
p.86
B.2.2.2.1.
Koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen van de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging
p.86
- HET VERBLIJF VAN HOOGBEJAARDEN IN EEN INSTELLING IN BELGIE -
Hoofdstuk II
B.2.2.2.3.
B.2.3.
Het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 maart 1996
p.87
Het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998
p.87
De reconversie
p.89
B.2.3.1.
Van ziekenhuisbedden in bedden in rust- en verzorgingstehuizen
p.89
B.2.3.2.
Van bedden van rusthuizen voor bejaarden (ROB) naar bedden in rust- en verzorgingstehuizen (RVT)
p.90
B.2.4.
Overheidsfinanciering via forfaits en enveloppen
p.90
B.2.5.
Besluiten
p.91
C. Statistisch beeld van de sector van de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en van de rusthuizen voor bejaarden (ROB)
p.92
C.1.
Inleiding
p.92
C.2.
De rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en de rusthuizen voor bejaarden (ROB)
p.93
De rust- en verzorgingstehuizen (RVT)
p.97
C.3.1.
Het aantal rust- en verzorgingstehuizen (RVT) in België
p.97
C.3.2.
Financiële gegevens
p.100
C.3.2.1.
Gemiddelde prijs van de RVT-bedden
p.100
C.3.2.2.
Supplementen naast de dagprijs
p.102
C.3.2.3.
Bezettingsgraad van de rusthuizen
p.103
C.3.
C.4.
De rusthuizen voor bejaarden (ROB)
D. Verwachte behoeften aan rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en rusthuizen voor bejaarden (ROB) tegen 2030 - 2050
p.103
p.105
D.1.
Gebruikte methodologie
p.105
D.2.
Beschikbare gegevens
p.107
- HET VERBLIJF VAN HOOGBEJAARDEN IN EEN INSTELLING IN BELGIE -
B.2.2.2.2.
D.2.2.
D.3.
Evolutie van het percentage geïnstitutionaliseerde personen per leeftijdscategorie in België
p.107
Evolutie van de bevolking per leeftijdcategorie tot 2050
p.108
Prospectieve berekeningen D.3.1.
D.3.2.
Verwachte behoeften inzake opname in een instelling van afhankelijke ouderen (in aantal bedden en per leeftijdscategorie)
p.109
Verwachte behoeften inzake aantal RVT- en ROB- instellingen tegen 2010, 2030 en 2050
p.111
E. De situatie van de afhankelijke personen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
F.
p.109
p.114
E.1.
De bicommunautaire rusthuizen
p.116
E.2.
De Franstalige rusthuizen
p.117
E.3.
De Nederlandstalige rusthuizen
p.118
E.4.
Tele-Senior
p.119
Besluiten
p.119
- HET VERBLIJF VAN HOOGBEJAARDEN IN EEN INSTELLING IN BELGIE -
D.2.1.
p.124
A. De verslechtering van de gezondheidstoestand met de leeftijd en de opname in een instelling
p.130
B. De gemiddelde duur van de afhankelijkheidsperiode tijdens de laatste levensjaren: een netelig probleem
p.131
B.1.
Het rapport Qualidem en het rooster van Katz
p.132
B.2.
De toename van de levensperiode zonder ongeschiktheid en de evolutie van de afhankelijkheidsperiode
p.134
B.2.1. B.2.2. B.2.3. B.2.4.
B.2.5.
B.3.
De theorieën inzake toename van de levensverwachting en inkrimping van de afhankelijkheidsperiode
p.134
De theorieën over de schommelingen van de afhankelijkheidsperiode en de verschuiving ervan naar latere leeftijd
p.136
De theorieën inzake verlenging van de levensverwachting en inkrimping van de afhankelijkheidperiode
p.136
De verlenging van de levensverwachting zonder ongeschiktheid
p.137
B.2.4.1. Een verbetering, gekoppeld aan het levensniveau en de levenskwaliteit
p.138
B.2.4.2. Het netwerk levensverwachting in gezondheid en de Europese Commissie
p.138
B.2.4.3. Tachtig procent van de negentigjarigen zijn autonoom in een Zweeds project
p.139
Zal deze gunstige evolutie zich verderzetten?
p.139
Besluit
C. Wegen naar een oplossing – efficiency, toegang, kwaliteit en uitvoerbaarheid
p.140
p.140
C.1.
De wegen van de OESO
p.141
C.2.
De wegen van de Europese Commissie
p.141
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
Hoofdstuk III
De filosofie van de systemen herzien en de efficiency ervan vergroten
p.142
C.3.1.
De actieve veroudering in de hand werken
p.142
C.3.2.
De verscheidenheid inzake huisvesting en diensten
p.144
C.3.2.1.
Rekening houden met de kenmerken van de babyboom-generatie
p.144
C.3.2.2.
Overgang van een model gericht op de zorg naar een model gericht op de persoon - Het nieuwe paradigma -
p.145
C.3.2.2.1.
Het nieuwe Scandinavische paradigma
p.145
C.3.2.2.2.
Volharden in de boosheid? Het Franse actie-programma voor bejaarden
p.147
C.3.2.2.3.
Het negatieve imago van de instellingen: de tevredenheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (België, 2001)
p.149
C.3.3.
De professionalisering van de hulp en de diensten
D. De beste praktijken D.1. D.2.
p.152
p.154
Moeilijkheden van de vergelijking – verschillende stelsels van sociale bescherming: Bismarck vs. Beveridge
p.154
Het gemak van de vergelijking - grotendeels dezelfde menselijke uitdagingen
p.156
E. Assisted Living (VS)
p.157
E.1.
De jaren negentig
p.158
E.2.
De herstructureringen en de consolidatie van de jaren 2000
p.159
E.3.
Definities van assisted living
p.160
E.3.1.
Assisted living vs. nursing home
p.161
E.3.2.
Definities van de werkgroep van assisted living
p.161
E.3.3.
De sleutelfactoren van assisted living
p.163
E.3.3.1.
Een residentiële, eerder dan een institutionele architectuur
p.164
E.3.3.2.
In principe, is de instelling van assisted living geen verzorgingstehuis
p.165
Een bijzondere filosofie
p.165
E.3.3.3.
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
C.3.
E.5.
E.6.
De identiteitskaart van de Amerikaanse sector van assisted living
p.165
De architectuur van assisted living
p.167
E.5.1.
Nieuwbouw eerder dan renovatie
p.167
E.5.2.
Not in my backyard (NIMBY)
p.168
E.5.3.
De noodzakelijke architecturale elementen
p.168
De kosten van assisted living E.6.1.
E.7.
E.8.
E.9.
p.169
De kosten schommelen naargelang van de staten en de instellingsklasse
p.169
E.6.2.
Het inkomen van de ouderen
p.170
E.6.3.
Betaalbare assisted living
p.171
E.6.3.1.
Medicare en Medicaid
p.173
E.6.3.2.
Een privé – afhankelijkheidsverzekering
p.173
E.6.3.3.
HUD - Afdeling 202
p.175
E.6.3.4.
Fannie Mae en Freddie Mac
p.175
E.6.3.5.
Besluit
p.176
Wetgeving en reglementering
p.176
E.7.1.
De federale overheid
p.177
E.7.2.
De gefedereerde Staat
p.177
E.7.3.
De lokale overheden
p.179
Drie voorbeelden van instellingen van assisted living
p.179
E.8.1.
Granite Ledges te Concord (NH)
p.179
E.8.2.
Tamarisk Assisted Living in Warwick (RI)
p.180
E.8.3.
Sunrise senior living (MA)
p.181
E.8.3.1.
Het Sunrise of Gardner Park
p.182
E.8.3.2.
Het John Bertram House
p.182
E.8.3.3.
Het Bertram House of Swampscott
p.185
Besluiten
p.186
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
E.4.
Niet-institutionele huisvesting (Europa)
p.187
G. Denemarken: waar senioren koning zijn
p.189
H. Een goede conceptie van de ziekenhuizen
p.190
I.
p.191
Besluiten
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
F.
p.199
A. Demente personen behouden een zekere levenskwaliteit, in ruime mate afhankelijk van de kwaliteit van hun omgeving
p.207
B. Thuis blijven wonen
p.208
B.1.
De woningen aanpassen voor de persoon, maar ook voor de verwanten
p.209
B.1.1.
Het huis door de ogen van een zieke bekijken
p.209
B.1.2.
De potentieel gevaarlijke plaats beveiligen
p.210
B.1.3.
Technologische hulp en intelligente huizen
p.211
B.1.3.1.
B.1.3.2.
B.1.4.
Tönsberg - «intelligente» gemedicaliseerde appartementen (Noorwegen)
p.212
Controle op ronddolen
p.213
B.1.3.2.1.
HomeFree at Home (VSA)
p.213
B.1.3.2.2.
Bewaking per satelliet (Japan)
p.213
B.1.3.3.
Gezelschapsrobotten om de ziekte van Alzheimer te verzorgen (Japan) p.214
B.1.3.4.
Pro-actieve informatica ten dienste van de dementen (VSA)
p.214
B.1.3.5.
Medication Aid Device and the Parkinson Card (Nederland)
p.214
De ziekte van Parkinson
p.215
C. Dagopvang
p.216
D. Huisvesting in een verzorgingstehuis
p.217
D.1.
De opname van demente personen in een instelling
p.218
D.2.
De grote principes: naar de huisvesting van demente personen in kleine groepen
p.219
D.2.1.
p.220
Een gepersonaliseerd en evolutief onthaal gericht op de persoon
- DE HUISVESTING VAN PERSONEN GETROFFEN DOOR DEMENTIA SENILIS -
Hoofdstuk IV
Een relatieve bewegingsvrijheid behouden
p.221
D.2.3.
Extern het intern verloren evenwicht herscheppen: de ontwerpprincipes van gebouwen
p.221
E. Enkele voorbeelden van goede praktijken E.1.
De «Centres d’Animations Naturelles Tirées d’Occupations Utiles et Sécurisantes (of Cantous)» (Frankrijk en België) E.1.1. E.1.2.
E.2.
p.227
De oorsprong van het concept: de eerste Cantous van Rueil Malmaison
p.228
De Cantous in België vandaag
p.229
Ulrika Eleonora, Loviisa, Finland
p.231
E.2.1.
Een nationaal beleid toegepast op lokaal vlak
p.231
E.2.2.
Een concept in kleine groepen, zoals in de Cantous (small-group clusters of units)
p.232
De organisatie van een architectuurwedstrijd voor een nieuw-bouw
p.233
Een huisvesting in beperkte groepen
p.234
E.2.3. E.2.4.
E.3.
p.226
Sonjatun omsorgssenter, Nordreisa, Noorwegen E.3.1.
p.236
Een sterke overheidssector en een hoge graad van sociale samenhang
p.237
Een gedecentraliseerd systeem van gezondheidszorg onder controle van de centrale overheid
p.238
Het actieplan voor de opvang van ouderen 1998-2001
p.239
E.3.3.1.
Een gevolg van de vermindering van de informele hulp
p.240
E.3.3.2.
Het aanbod in overeenstemming brengen met de vraag
p.240
E.3.3.3.
Aanzienlijke subsidies voor bouw en renovatie
p.241
E.3.3.4.
De Husbanken
p.242
E.3.4.
Een Cantous in Noord-Europa
p.243
E.3.5.
Een centrale cirkelvormige gang om ronddolen en opwinding te vermijden
p.243
Nieuwbouw nodig
p.244
E.3.2. E.3.3.
E.3.6.
- DE HUISVESTING VAN PERSONEN GETROFFEN DOOR DEMENTIA SENILIS -
D.2.2.
E.4.
F.
Een moeilijke financiering maar een verwezenlijking bekroond met succes
p.245
E.3.8.
Een residentiële sfeer in beperkte groepen
p.245
E.3.9.
Wat verstaat men onder «Zoals thuis»?
p.246
E.3.10. Een ruim positieve balans
p.247
Silverado Senior Living, Californië, VSA
p.248
E.4.1.
Uiteenlopende reglementeringen in volle ontwikkeling
p.249
E.4.2.
De gespecialiseerde instellingen van assisted living
p.251
Besluiten
p.253
- DE HUISVESTING VAN PERSONEN GETROFFEN DOOR DEMENTIA SENILIS -
E.3.7.
p.260
A. De veroudering thuis
p.268
A.1. A.2.
Hulp van de familie of professionele hulp? Internationale vergelijking
p.268
Thuishulp -zorg in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
p.270
A.2.1.
De Franse Gemeenschap
p.270
A.2.2.
De hulp voorgesteld door het OCMW van Brussel
p.271
A.3.
De zorg van lange duur en het zorgcontinuüm
p.271
A.4.
Thuis of in een instelling ouder worden: waarvan hangt het af?
p.272
B. Het universele ontwerp
p.273
B.1.
Resolutie ResAP (2001) 1 van de Raad van Europa
p.274
B.2.
Universeel ontwerp, Design for all of Universal design
p.276
B.2.1.
Lifetime Homes (Groot-Brittannië)
p.279
B.2.2.
Toimiva Koti (Finland)
p.280
B.2.3.
De badkamers Korpinen Gaius (Finland)
p.284
C. De Continuing Care Retirement Communities (CCRC) C.1.
p.288
De Amerikaanse CCRC’s
p.288
C.1.1.
De soorten woningen
p.289
C.1.2.
De geboden diensten
p.289
C.1.3.
De kosten
p.290
C.1.4.
De CCRC: een toekomstformule in de VS
p.291
C.1.5.
De CCRC van Riverwoods at Exeter, New Hampshire, VS
p.292
- LIFETIME HOUSING -
Hoofdstuk V
C.2.1.
Caritas-home, Oulu, Finland
p.295
C.2.2.
Saga-Seniorikeskus, Helsinki, Finland
p.298
D. Senior housing - Active adults 55+ D.1.
p.299
Noord-Amerika en de Verenigde Staten
p.299
D.1.1.
Wanneer de baby boomers «empty nesters» worden
p.299
D.1.2.
De woningmarkt voor «actieve volwassenen»
p.301
D.1.2.1.
Wat is een «actieve volwassene?»
p.301
D.1.2.2.
Hoeveel actieve volwassenen zijn er?
p.301
D.1.2.3.
In welk soort gemeenschap wensen de «actieve volwassenen» zich te vestigen?
p.301
Over welke financiële middelen beschikt de «actieve volwassene» gemiddeld?
p.302
D.1.2.4.
D.2.
p.295
D.1.3.
Carriage Hill, Southborough, MA, VS
p.303
D.1.4.
Het multigeneratiehuis voor 55-plussers van de Huisvestingsmaatschappij van Québec
p.305
Europa
p.307
D.2.1.
AktiiviKoti, Finland
p.307
D.2.2.
Een model van een voluntaristisch beleid om het «thuis ouder worden» te bevorderen: Denemarken
p.310
De Abbeyfield-huizen (Verenigd Koninkrijk, België)
p.311
D.2.3.1.
Een VZW op maat voor elk project
p.311
D.2.3.2.
Het architecturaal concept van een Abbeyfield-huis
p.312
D.2.3.
D.2.4.
Seniorgården (Zweden)
p.313
D.2.5.
Omenakoto en Iso Omena, seniorenhuizen en commercieel centrum (Finland)
p.313
Het seniorendorp «Grand Logis» (Frankrijk)
p.314
D.2.6.
- LIFETIME HOUSING -
C.2. Twee voorbeelden van Europese CCRC’s
E.1.
p.315
De enquête Leefsituatie Onderzoek Vlaamse Ouderen (LOVO1)
p.315
E.1.1.
De woning is goed uitgerust maar te groot
p.315
E.1.2.
Weinig verhuizingen, onder meer door de hoge registratierechten in België
p.317
E.2.
Zicht op zee voor twee personen, aub!
p.318
E.3.
Recente wettelijke initiatieven om de aanpassing van de woningen van bejaarden te bevorderen
p.318
E.3.1.
De wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie
p.318
E.3.2.
Wetsvoorstel van 11 maart 2004 houdende de invoering van een belastingvermindering voor werken aan de eigen woning met het oog op het ouder worden
p.319
F. Besluiten: de hoofdrol van de bouwsector bij een dynamische veroudering
p.320
- LIFETIME HOUSING -
E. België – de toestand inzake huisvesting van 55-plussers in Vlaanderen: eerste resultaten van de enquête «Leefsituatie Onderzoek Vlaamse Ouderen» (LOVO1)
p.326
A. De informatie- en communicatietechnologieën
p.331
B. Telegezondheid, telegeneeskunde en domotica
p.333
C. Een belangrijk instrument om de inflatie van uitgaven voor gezondheidszorg in te dijken
p.336
C.1. De efficiency van de systemen verhogen via vernieuwende strategieën
p.338
C.2. Het gedrag veranderen, de kwaliteit en de productiviteit verhogen.
p.339
C.3. Toelaten dat ouderen thuis blijven wonen.
p.340
C.4. Het gebrek aan verpleegsters verhelpen
p.341
D. De systemen van gezondheidszorg hervormen en optimaliseren met telegeneeskunde: twee voorbeelden
p.342
D.1. De optimalisering van diensten: het project Aerotel en CardioVida in Portugal
p.342
D.2. De globale hervorming van het zorgsysteem: het gebruik van de telegeneeskunde en telegezondheid in het Amerikaanse leger
p.344
E. Telegezondheid, telegeneeskunde en telezorg aan huis E.1. Intelligente huizen
p.347
p.349
E.1.1. De bewaking van hartkwalen
p.350
E.1.2. Pro-actieve informatica en de impact hiervan op de diensten aan ouderen, de visie op de toekomst van David Tennenhouse, vice-voorzitter van Intel en directeur research
p.351
- DE TELEGEZONDHEID EN DE DOMOTICA -
Hoofdstuk VI
E.1.3.1.
SAFE 21 - Sociale alarmsystemen voor het Europa van de XXIste eeuw p.355
E.1.3.3.
MOBCARE - Diensten van gezondheidszorg aan huis en ambulant, op basis van mobiele communicatie
p.355
TELECARE - Virtuele gemeenschappen
p.356
Andere voorbeelden van telegezondheidstoepassingen
p.357
E.2.1.
CAST (VS)
p.357
E.2.2.
iWell (Finland)
p.358
E.2.3.
Een robot–gezel en een robot-arts (VSA)
p.359
E.2.4.
Detectiereceptoren voor vallen
p.360
E.2.5.
Het ziekenhuis thuis
p.360
E.2.6.
Elektronisch patiëntendossier en elektronisch gezondheidsdossier (Verenigd Koningrijk)
p.360
F. De voorwaarden voor succes van de telegezondheid en de telegeneeskunde F.1. De aanvaarding door de betrokken actoren, de maatschappij en de politieke wereld F.2. F.3.
p.354
E.1.3.2.
E.1.3.4.
E.2.
METROPOLIS – telecommunicatiediensten voor toegevoegde waarde in de gezondheidszorg: strategieën voor de invoering van telematicasystemen in grootstedelijke gebieden met het doel de prestaties van de gezondheidszorg te verbeteren
p.354
p.361
p.362
De bescherming van het privé-leven en de eerbiediging van het medische geheim
p.365
De standaardisatie en de interoperabiliteit
p.366
G. Besluiten
p.368
- DE TELEGEZONDHEID EN DE DOMOTICA -
E.1.3. Europese Unie
p.373
A. De mobiliteitskenmerken van de ouderen - naar een dynamische benadering
p.378
A.1. A.2. A.3. A.4.
De vermindering van de functionele en zintuiglijke vermogens van de ouderen
p.378
De mobiliteit van personen die aangetast zijn door één of andere vorm van dementia senilis
p.381
De toeneming van de mobiliteitsbehoeften van de ouderen - eerder een pro-actief antwoord geven dan een reactief
p.382
De acht politieke prioriteiten volgens de OESO
p.384
B. De bijkomende elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de uitwerking van een toegankelijkheidsbeleid
p.384
B.1.
De continuïteit van de vervoersketen
p.384
B.2.
Het universeel ontwerp inzake vervoer
p.385
B.3.
De functievermenging in de stedelijke omgeving
p.386
B.4.
De mobiliteit en het huisvestigingsbeleid
p.388
C. De ontwikkeling van veiliger en toegankelijker wegen en infrastructuur C.1. C.2.
p.388
Rekening houden met de evolutie van de functionele en zintuiglijke mogelijkheden van de ouderen
p.388
De inrichting van de infrastructuur
p.389
C.2.1.
Snelheidvertragende kunstgrepen: het beste is de vijand van het goede
p.389
C.2.2.
De aanbevelingen van de OESO
p.390
C.2.3.
De aanbevelingen van de Conferentie van Ministers van Transport
p.391
- DE MOBILITEIT VAN DE OUDEREN -
Hoofdstuk VII
De aanbevelingen van de Wereldbank
p.392
C.2.5.
De verkeersveiligheidsaudit (VVA)
p.393
De inrichting van een toegankelijke en beveiligde omgeving
p.393
C.3.1.
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor de bestuurders
p.393
C.3.1.1. Moeilijke omstandigheden vermijden
p.394
C.3.1.2. Old Driver Highway Design Handbook (US, 1998)
p.395
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor de gebruikers van het openbaar vervoer
p.395
C.3.2.1. Autobussen uitgerust met een hefplatform of met een verlaagde vloer?
p.395
C.3.2.2. De autobus met verlaagde vloer en met brandstofcel
p.397
C.3.2.3. De veiligheid
p.398
C.3.2.4. De financiële toegankelijkheid: de Belgische initiatieven
p.398
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor voetgangers
p.398
C.3.3.1. Ouderen lopen meer dan jongeren
p.399
C.3.3.2. De groep van de ouderen vertegenwoordigt een hoog percentage in de overlijdens van voetgangers
p.399
C.3.3.3. Goed opgevatte infrastructuren om ongevallen te verminderen
p.400
C.3.3.4. De meest gebruikte wegen van voetgangers vastleggen om de afstanden te optimaliseren
p.401
C.3.3.5. De veiligheid en vlotheid van alle infrastructuren veilig stellen
p.401
C.3.3.6. De informatie en de vorming van de voetgangers
p.402
C.3.3.7. Voorbeeld van aangepaste infrastructuur: wandeling in het park van Suursunpuisto te Helsinki, Finland
p.403
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor fietsers
p.403
C.3.2.
C.3.3.
C.3.4.
D. Drie voorbeelden van strategische acties ten bate van de toegankelijkheid van het vervoer en de infrastructuur
p.404
D.1.
De wetgeving en de strategische plannen van Japan
p.404
D.2.
Het decennium Azië - Stille Oceaan voor de personen met een handicap (1993-2002)
p.406
- DE MOBILITEIT VAN DE OUDEREN -
C.3.
C.2.4.
Het Noorse actieprogramma voor universeel ontwerp
E. De IVS (Intelligente vervoerssystemen)
F.
p.407
p.408
E.1.
De IVS en het besturen van een auto
p.408
E.2.
De IVS en het openbaar vervoer
p.409
E.3.
De IVS en de voetgangers
p.410
Besluiten
p.411
- DE MOBILITEIT VAN DE OUDEREN -
D.3.
p.416
A. De veroudering van de Belgische bevolking
p.419
B. De huisvesting van hoogbejaarden in een instelling in België
p.421
C. De huisvesting van afhankelijke personen
p.427
D. De huisvesting van personen met dementia senilis
p.432
E. Levenslang wonen (lifetime housing)
p.436
F. Telegezondheid en domotica
p.443
G. Mobiliteit van de bejaarden
p.446
H. Besluit
p.450
- BESLUITEN -
Hoofdstuk VIII
INLEIDING Inleiding
Augustus 2003. Frankrijk ondergaat een hittegolf van een nooit voordien gekende intensiteit en duur. Het Zuiden van het land wordt geteisterd door branden die echter vrij weinig menselijke slachtoffers maken. De meeste slachtoffers van de hitte vindt men in ziekenhuizen en rusthuizen. Ten gevolge van de hitte en van een onaangepaste omkadering overlijden immers 15.000 bejaarden, vijf maal meer slachtoffers dan door de vernieling van de twintorens in New-York door de terroristen van Al Qaida, op 11 september 2001. De ziekenhuizen worden overstelpt en de lijkhuisjes liggen vol. De ramp begint op 4 augustus, met bij de 300 bijkomende overlijdens in vergelijking met de vorige jaren. 12 augustus is het hoogtepunt van de gezondheidscatastrofe met 2.000 overlijdens. De lijken worden naast elkaar gelegd in min of meer gekoelde tenten. Zij rusten in noodkisten, op de tafels met plastieken stoelen rond geplaatst om de rouwende familieleden toe te laten hen de laatste groet te brengen. Sommige lijken krijgen geen bezoek. Niemand komt ze opeisen. De pers wordt niet toegelaten. Zeer snel worden verantwoordelijke gezocht. De regering van Jean-Pierre Raffarin heeft tekort geschoten in haar elementaire verplichtingen en vertoonde een duidelijk gebrek aan communicatie. Het Instituut voor gezondheidscontrole, waarvan de aandacht toegespitst was op de SRAS en het bio terrorisme heeft zijn rol niet vervuld en liet na de overheid te verwittigen zoals dat hoort bij een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. De socialistische regeringen van de jaren negentig hebben te weinig geïnvesteerd in de sector van de bejaardenhulp. De verantwoordelijken van de urgentiediensten van de ziekenhuizen trekken aan de alarmbel: de Samu staat door een gebrek aan middel aan de rand van de afgrond. In de maand september volgen de onderzoeksrapporten elkaar op. Zij onderzoeken de oorzaken van de ramp en stellen verschillende oplossingen voor om de herhaling van een dergelijke nationale ramp in de toekomst te vermijden. De buurlanden, die eveneens getroffen werden door de hittegolf, hebben immers geen hoger sterftecijfer geregistreerd dan de vorige jaren. Deze rapporten hekelen voornamelijk de gebrekkige doorstroming van de informatie tussen de verschillende machtsniveaus, evenals het gebrek aan verzorgend personeel en beschikbare bedden in de ziekenhuizen. «De schotten tussen de (centrale en gewestelijke) besturen van het ministerie, tussen ministeries en met de diensten op het terrein hebben de samenvoeging van de beschikbare informatie belet. De ziekenhuizen ondervinden in toenemende mate moeilijkheden om te beschikken over voldoende personeel in de geriatrische diensten. In augustus werden meer ziekenhuisbedden gesloten dan het aantal dat aanvankelijk gepland was door het Centrale ziekenhuisbestuur. Hierdoor kwamen veel meer bejaarden terecht op de reeds overbelaste urgentiediensten.1» De onderzoeksrapporten hebben ook geen goed woord voor de onaangepaste architectuur van de rusthuizen, want 5000 bijkomende overlijdens werden in deze instellingen geregistreerd. Zo meldt De Figaro van 8 februari 2004 «Te kleine dubbele kamers, te smalle deuren voor rolstoelpatiënten, afwezigheid van individuele douches, te kleine liften… In heel wat gevallen speelden de architectuur van de rusthuizen en de interne indeling van de gebouwen een noodlottige rol tijdens de hittepiek van de zomer» en verder dat «Het feit dat de Franse rusthuizen onaangepast zijn, met de tragische gevolgen in de hete zomer vandien, maakt ook van het dagelijkse leven van de bejaarden en van het personeel een ware hel.2» 25
INLEIDING Inleiding
Op 24 september 2003, publiceert de Commissie voor Culturele, familiale en sociale aangelegenheden van de «Assemblée Nationale» een informatierapport dat «de gezondheids- en sociale crisis van augustus 2003 onderzoekt,» en dit verslag «leidt tot enkele zware vaststellingen voor een maatschappij die de blik heeft afgewend van haar bejaarden»; het stelt «vijfendertig wegen voor om de eerste lessen te trekken uit de crisis.3» Deze pistes zijn er bijna allen op gericht een nieuwe gelijkaardige sanitaire ramp te voorkomen, ondermeer via een aanpassing van de zorgdiensten en een betere uitwisseling van de informatie. Op 10 februari 2004 erkent de Franse Senaat4 in zijn verslag «La France et les Français face à la canicule : les leçons d'une crise,» uiteindelijk dat, om de herhaling van een dergelijke tragedie te vermijden, Frankrijk in de eerste plaats een culturele aanpassing moet doorvoeren. Zo is de Senaat ondermeer van mening «dat men moet rekening houden met de lessen van de hittegolf voor de bouwconcepten en de besluiten trekken uit de vergrijzing van de Franse bevolking. Tot nu toe waren wij cultureel niet klaar om ons een drama zoals dit in te beelden. Tussen 2000 en 2050 zal het aantal 85-plussers stijgen van 1,2 tot 4,5 miljoen. Deze evolutie is des te belangrijker gezien deze leeftijd steeds meer een kritische drempel vormt voor het isolement en het beheren van de afhankelijkheid.» Om te vermijden dat een dergelijke – of andere – tragedie zich herhaalt is inderdaad in de eerste plaats een diepgaande wijziging ten gronde nodig, voornamelijk van culturele aarde. Het komt er niet alleen op aan om de stelsels in vraag te stellen van vervroegde uittreding, invaliditeit en werkloosheidsvergoeding, die 50-plussers ertoe aansporen hun activiteiten stop te zetten. Ook de manier waarop onze maatschappij de ouderen, hun onthaal en hun huisvesting zien, is aan herziening toe. Wat in Frankrijk in 2003 gebeurde blijft actueel en is in feite enkel het zichtbare gedeelte van de iceberg, een samenloop van tragische omstandigheden die geleid heeft tot een slippartij op een sinds lang bevroren oppervlak. De grond van het probleem dat dit drama stelt is het systeem van hulpverlening aan bejaarden en de huisvesting van de bejaarden, dat eruit voortvloeit. Wat in Frankrijk gebeurd is, had zich in feite in tal van andere Europese landen kunnen voordoen. De culturele verandering: de onthaalvoorzieningen voor de hoogbejaarden uit het keurslijf van de instellingen halen Zoals in tal van andere Europese landen, is het bejaardenbeleid in Frankrijk en in België gebaseerd op een systeem van zorg en bijstand aan afhankelijke bejaarden. De bejaarde wordt beschouwd als een zieke die moet worden verzorgd door artsen en verpleegsters en die moet worden bijgestaan in zijn dagelijkse taken door zorgpersoneel of vrijwilligers. Dit systeem, dat erg duur uitvalt door de kwaliteit van het vereiste personeel, werkt op een optimale wijze in een institutionele omgeving van het ziekenhuistype. Dit soort van architectuur laat doet de zorg op een efficiënte wijze te organiseren. In deze landen vindt men zelden innoverende inrichtingen die dit instellingenmodel, gebaseerd op de zorgverstrekking, opzij schuift en opteren voor een residentieel model, gericht op de persoon. De wetgeving en de reglementering terzake zijn op dit vlak zo dwingend dat elke creatieve
26
INLEIDING Inleiding
poging onmiddellijk in de kiem wordt gesmoord of enkel voorbehouden blijft aan de meest welstellende. De directeurs van de Belgische rusthuizen ondervinden dezelfde problemen als de vastgoed-promotoren: het lezen, begrijpen en toepassen van de op hen toepasselijke wetteksten neemt een belangrijk deel van hun tijd in beslag. Dit stramien van normen, verplichtingen en erkenning van allerlei aard vormt een grote rem op innoverende initiatieven. Tal van kandidaten haken vroegtijdig af wanneer zij beseffen met welke administratief octopus zij te maken zullen krijgen in hun dagelijkse activiteiten.5 Eenmaal dat hij is «opgenomen» of «geplaatst» in een traditionele instelling, verliest de bejaarde zijn autonomie of zijn drang naar autonomie. Deze toestand van gedwongen globale afhankelijkheid bespoedigt zijn levenseinde. In het residentiele model, gericht op de persoon, moet de bejaarde in staat zijn om zo lang mogelijk autonoom te blijven, ofwel thuis in zijn woning of in een rusthuis. De persoon behoudt dezelfde rechten als voordien – wij zien trouwens niet in waarom het anders moet –: eerbied voor het privé-leven, recht om te kiezen, respect van de menselijke waardigheid. Zijn omgeving blijft aangenaam. De bejaarde die naar een rusthuis verhuist, neemt zijn meubelen en zijn persoonlijke voorwerpen mee naar zijn nieuwe studio. Te kleine kamertjes zijn uit ten boze. Behoudens uitdrukkelijk verzoek of in geval van overmacht, worden de maaltijden niet in de kamer maar in een aangename eetzaal opgediend. De voeding is van goede kwaliteit en houdt rekening met de bijzondere diëten die bepaalde bewoners moeten volgen. De instelling organiseert activiteiten met de deelname van de bewoners, die tevens initiatiefrecht hebben. De bewoners voeren een maximum aantal dagelijkse activiteiten autonoom uit, zodat het verplegend personeel zich op de medische taken kan toespitsen. Voor dementerende bewoners worden geëvolueerde herinneringsprogramma's ingericht. Deze programma's laten toe de angst te verminderen en aldus de medicatie te beperken. De Alzheimerpatiënten voelen zich beter en moet slechts definitief in het ziekenhuis worden opgenomen in de laatste weken van hun leven. De opkomst van de babyboom-generatie: de papy boom Deze culturele verandering lijkt onvermijdelijk, enerzijds als gevolg van de demografische veroudering die het aantal hoogbejaarden aanzienlijk zal doen stijgen en anderzijds door de vergrijzing van de babyboomers. Zo onderstreept de OESO sinds ettelijke jaren dat «de vergrijzing van de bevolking alle OESO-landen zal treffen in de volgende decennia. De demografische vooruitzichten zijn weliswaar onzeker, maar op basis van gematigde hypothesen, zou de verhouding tussen het aantal 65-plussers en de bevolkingscategorie tussen 20 en 64 jaar tegen het midden van deze eeuw kunnen verdubbelen. Dit fenomeen zal de overheidsbegrotingen en de pensioensystemen zwaar op te proef stellen. Met de inkrimping van de beroepsbevolking zal het aantal belastingplichtigen en bijdragebetalers noodgedwongen afnemen. Tezelfdertijd zal de toename van het aantal bejaarden gepaard gaan met een toename van het aantal gepensioneerden en personen die aanspraak maken op dure gezondheidszorgen, enz. In het licht van deze stijgende druk zullen de regeringen moeilijke keuzes moeten maken.6» 27
INLEIDING Inleiding
Tot nu toe werd de veroudering vertraagd door het feit dat de generaties die de leeftijd van 60 jaar bereikten weinig talrijk waren als gevolg van de rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen van de twee wereldoorlogen. Vanaf 2010 zullen de eerste vertegenwoordigers van de babyboom – dat fenomeen slaat op de hoge vruchtbaarheidsgraad na de oorlog – hun 65ste verjaardag vieren. Vanaf dat ogenblik zal de vergrijzing sneller verlopen. «Het groeipercentage van de bevolking ouder dan 65 jaar zal dan in de meeste landen pieken, alvorens terug te lopen en negatieve waarden te bereiken of rond het nulpunt te draaien tussen 2040 en 2050. Dan komen de minder grote generaties van na de babyboom aan. Tussen 1950 en 2050, zullen Canada, Australië, Japan en de Verenigde Staten de grootste stijging van het aantal 65-plussers meemaken.7» In een maatschappij met zo’n massale hoeveelheid ouderen, zullen de overheidsmiddelen op termijn niet meer in staat zijn om de hoge kosten van de opname in instellingen te dragen. Temeer daar de babyboom-generatie het financieel heel wat makkelijker heeft dan de vorige generatie. Zij hebben de economische depressie van de jaren dertig en de oorlogen niet gekend. Zij hebben kunnen genieten van een hoog opleidingspeil. Zij zijn individualistisch ingesteld. De babyboomers hebben vanaf hun kindertijd en adolescentie een economisch gunstige periode beleefd. Hun ouders hadden moeilijke periodes van ontbering gekend, maar de babyboomers hebben zich kunnen toeleggen op hun persoonlijke ontplooiing die zij niet wensen af te remmen eens zij met pensioen gaan. Deze generatie zal een opname in – zoals gebeurde met hun ouders – oude omgebouwde ziekenhuizen afwijzen en zal dit massaal verkondigen aan de politieke verantwoordelijken. Diversificatie van het aanbod: van patiënt naar cliënt Bepaalde landen hebben deze culturele omschakeling al ingezet. Het initiatief is ondermeer afkomstig van de overheden en van de drukkingsgroepen van ouderen in de landen van Noord Europa: Finland, Noorwegen en Denemarken. In de Verenigde Staten, is het de privé-sector – zoals commercieel als niet-commercieel – die de beweging op gang bracht sinds het begin van de jaren negentig. In Denemarken hebben de ouderen zich gegroepeerd in drukkingsgroepen en raden, de ældrerådene. Zij zijn op militante wijze opgekomen voor hun rechten. Zo heeft de Deense regering in 1987 beslist de bouw van nieuwe rusthuizen stop te zetten. Het aantal plaatsen in de instellingen is zelfs afgenomen. In 1982 leefde 16% van de 75-plussers in een instelling, tegen minder dan 6% in 2002. Parallel hiermee werd een groot aantal aangepaste woningen gebouwd in de nabijheid van diensten, waardoor de ouderen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. In 1999, kreeg 13,4% van de personen tussen 65 en 79 jaar en 50% van de tachtig-plussers thuishulp.8 Anderzijds heeft Denemarken werk gemaakt van de bouw of herinrichting van instellingen van een nieuw type, waarbij voorrang wordt gegeven aan het residentiële model gericht op de persoon, eerder dan aan de architectuur van het ziekenhuistype. Noorwegen heeft, dankzij zijn stevige overheidseconomie, veel geïnvesteerd in de diversificatie van de huisvesting voor ouderen. Via het «Actieplan voor de zorg voor ouderen 1998 - 2001», heeft het land, met een aanvankelijk
28
INLEIDING Inleiding
overheidsbudget van 4 miljard euro, meer dan 30.000 appartementen voor bejaarden of kamers in verzorgingstehuizen gebouwd of zwaar gerenoveerd. Deze inspanningen zijn opmerkelijk wanneer men weet dat de totale Noorse bevolking 4,4 miljoen inwoners telt. De belangrijkste doelstellingen van het actieplan bestonden erin om, enerzijds de ouderen een behoorlijk leven in veiligheid en zelfstandigheid te bieden en anderzijds, de bejaarden toe te laten zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, tenslotte ervoor te zorgen dat de diensten in geval van noodzaak zonder fout toegankelijk zijn. In Finland is het aandeel van de 65-plussers hoger dan in de rest van de Europose Unie. Het land buigt zich bijgevolg intens over zijn vergrijzing en inspireerde zich op het Deense model. Het richt een maximum aan rusthuizen opnieuw in (vervanging van kleine kamertjes door studio’s, invoering van een residentiële omgeving eerder dan klassieke instellingen) en ontwikkelt een politiek van thuis ouder worden via ambulante hulp- en zorgdiensten. Ten gevolge van een grondige culturele wijziging, worden de patiënten nu klanten die beschikken over de mogelijkheid om de hen aangeboden diensten te kiezen. Parallel met deze gewijzigde filosofie in de sector van de rusthuizen, bouwen de Finnen nieuwe soorten privé-woningen in de stedelijke centra. Die liggen in de nabijheid van diensten en zijn universeel ontworpen. Onze Noordervrienden zijn erg gesteld op technologie en ontwikkelden tal van instrumenten bestemd om personen de mogelijkheid te bieden zolang mogelijk thuis te blijven wonen. Al dient er nog heel wat werk te worden verricht, toch is Finland er in enkele jaren tijd in geslaagd een doorgedreven verscheidenheid van woonoplossingen voor ouderen op gang te brengen. Niet de familie, maar de lokale overheid is verantwoordelijk voor het welzijn van de bejaarden. Dat principe van de Scandinavische voorzienigheidstaat heeft ervoor gezorgd dat deze huisvesting toegankelijk is voor een groot aantal betrokkenen. In een totaal verschillende context van sociale bescherming, zijn ook de Verenigde Staten erin geslaagd het woningaanbod voor ouderen te diversifiëren, te beginnen met de meest welstellende ouderen. De opvang van personen met een middelmatig of beperkt inkomen van zijn kant verkeert in een grondige crisis. Die zou in de toekomst nog moeten uitbreiden, ingevolge de veroudering van de Amerikaanse maatschappij. Het aantal Amerikanen van meer dan 65 jaar oud zou stilaan groter worden dan de globale bevolking van een land zoals Canada. Van in het begin van de jaren tachtig, hebben Noordamerikaanse privé-bedrijven aan hoogbejaarden formules voorgesteld, die een alternatief bieden voor de verzorgingstehuizen van het traditionele type. De modellen, die geïnspireerd zijn op de toenmalige Europese senioreries, hebben zich in de loop van de jaren negentig een spectaculaire boom gekend en zijn nu op de markt aanwezig onder de gemeenschappelijke benaming assisted living facilities, huizen om te leven met assistentie. De residentiële filosofie die in deze projecten gevolgd wordt gelijkt sterk op de Scandinavische benadering. De Verenigde Staten hebben ook grote complexen ontwikkeld, de Continuing Care Retirement Centers (CCRC). Die bieden op een en dezelfde plaats verschillende woonoplossingen die een bejaarde toelaten in dezelfde
29
INLEIDING Inleiding
omgeving te blijven wonen (aging in place) ondanks veranderingen in zijn gezondheidstoestand: woningen voor zelfstandig wonen (eventueel met een aantal bijkomende diensten), woningen voor leven met assistentie en wooneenheden voor intensieve zorgverstrekking. Woningen voor actieve 55-plussers: life time housing, seniors housing en aktiiviKoti In parallel hebben Amerikaanse bouwers en promotoren uit de privé-sector concepten van huizen «voor actieve ouderen» van meer dan 55 jaar ontwikkeld, die zelf erg verschillend zijn volgens de lokale markt en het type inkomen. Zoals het huisvestingsbeleid niet enkel en alleen mag gebaseerd zijn op een sociaal huisvestingsbeleid, mag het huisvestingsbeleid voor bejaarden zich evenmin enkel interesseren voor de huisvesting van hoogbejaarden en de «desinstitutionalisering» van de rusthuizen. Om de personen toe te laten zolang mogelijk in hun eigen woning te blijven wonen en aldus de wachtlijsten van de gespecialiseerde instellingen in te korten, zouden idealiter van in het begin woningen moeten worden ontworpen die geen hinderpaal worden op het ogenblik dat de bewoners ouder worden (lifetime housing). Het universele ontwerp van woningen, één van de elementen van duurzaam bouwen, is een strategie die tot doel heeft het ontwerpen van woningen gericht op de verbruiker. Het poogt de behoeften te bevredigen van personen van alle leeftijden, gestalten en mogelijkheden, ongeacht hun mogelijke toekomstige levensomstandigheden. Het universele ontwerp gaat verder dan de loutere toegankelijkheid van de gebouwen voor personen met een handicap en zou integraal deel moeten uitmaken van de architectuur, het ontwerp en de inrichting van de omgeving. Aangezien op dit ogenblijk weinig woningen op een universele wijze ontworpen zijn, zijn steeds meer personen op pensioengerechtigde leeftijd geneigd om hun onaangepaste woning te verlaten om zich te vestigen in een nieuwe woning zonder hindernissen, wat hen toelaat ouder te worden in een beveiligde omgeving. Het is dit fenomeen dat de Amerikaanse investeerders ertoe heeft aangespoord de woningmarkt voor «actieve ouderen» te ontwikkelen. Dit concept gaat uit van het principe dat «het leven niet eindigt op de pensioengerechtigde leeftijd, maar dat een nieuw leven begint.» De nieuwe woning is het centrum van dit nieuwe leven. De Noordamerikaanse onderneming Pulte Homes, de grootste woningbouwer in de VS die aanwezig is in 25 van de 50 staten, is bijzonder actief op deze nieuwe markt van woningen voor 55-plussers. Volgens het bedrijf is dit het segment dat het snelst groeit en dat een schitterende toekomst tegemoet gaat. Pulte bouwt 30.000 woningen per jaar, 82 per dag. Sinds de oprichting van het bedrijf in 1950, is zijn omzet gestegen met gemiddeld 20% per jaar; elk jaar boekte de onderneming winst. In 10 jaar tijd is het aandeel, dat in Wall Street genoteerd is, gestegen met 218%. In 2002 was 37% van de geconsolideerde omzet van 7,5 miljard dollar afkomstig van de bouw van woningen voor «actieve 55-plussers.» Onze Amerikaanse zusterorganisatie, de National Association of Home Builders (NAHB), opgericht in 1942, groepeert ongeveer 200.000 ondernemingen die gespecialiseerd zijn in de woningbouw. De samenstelling 30
INLEIDING Inleiding
van de leidende organen van de NAHB illustreert het belang van deze markt in de VS. De NAHB bevat vijf raden die elk bevoegd zijn voor één van de belangrijkste actiedomeinen. De meest dynamische van deze vijf raden, die de aflopen jaren de meest spectaculaire ontwikkeling heeft doorgemaakt, is de raad die bevoegd is voor de huisvesting van ouderen en meer in het bijzonder de huisvesting van actieve 55-plussers. De Europese NCC, een Noorse bouwonderneming ontwikkelt, huizen voor actieve 55-plussers, de aktiiviKoti. Zij leggen de nadruk op een mix van functies in de stedelijke omgeving. Zij is van mening dat de vestiging in de stad, door de nabijheid van diensten, het best in staat is om in te spelen op de wensen en verwachtingen van de actieve 55-plussers. Het zijn deze thema’s en nog heelwat andere, die u in de volgende hoofdstukken kunt ontdekken.
31
INLEIDING Inleiding
1
LALANDE, Françoise, e.a., Mission d’expertise et d’évaluation du système de santé pendant la canicule 2003, http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/canicule /sommaire.htm
2
Het artikel in Le Figaro van 8 februari 2004 «Maisons de retraite: le scandale continue» is erg streng voor het Franse systeem. Het illustreert vrij goed de vaststellingen, die wij in de inleiding optekenen. Hij stelt dat een derde van de bewoners verklaart niet te kunnen beschikken over een individuele kamer. «Mijn moeder woont in een kamer van negen vierkante meter; zij verlaat nooit haar verdieping» getuigt de dochter van een 92-jarige vrouw. «Zij komt al maanden niet meer buiten omdat de lift te klein is voor haar rolstoel.» Talrijke instellingen, die in de jaren 70 en 80 werden gebouwd tijdens de vernieuwingsgolf van de oude bejaardentehuizen, kunnen vandaag niet meer de veiligheid waarborgen van een nog kwetsbaarder cliënteel. «De toenmalige rusthuizen waren opgevat als residenties voor mobiele en autonome bewoners», zegt Jean-François Lacan. Maar de tienduizend Franse instellingen worden vandaag geconfronteerd met een andere realiteit. «Men komt er nu binnen op 85-jarige leeftijd gemiddeld, tegen zijn zin omdat het thuis blijven wonen onmogelijk is geworden wegens de te zware last voor de familie. Daarna is het nog enkel wachten op de dood», onderstreept Thérèse Palla, Voorzitter van de «Union française des aides-soignantes». De bejaarden zijn steeds afhankelijker en lijden ook steeds meer aan psychische kwalen – Alzheimer, dementie of chronische mentale ziekten – die volgens l'Igas, «een verzorging door gekwalificeerd en gevormd personeel behoeven», gevaloriseerd en in voldoende aantal. Te oordelen naar de gemiddelde omkadering van 0,43 personeelsleden per bed is dit onvoldoende. Dit percentage ligt tot twee maal lager dan in bepaalde andere Europese landen. In de privé instellingen ligt het nog lager. Gevolg: in het beste geval haastig verleende zorg, zonder luisteren of beschikbaarheid, soms brutale gebaren of een belerende toon. «Er is sprake van institutioneel geweld, gekoppeld aan een gebrek aan middelen, uitputting of onbekwaamheid van onderbetaald personeel», meldt een arts–inspecteur van de Ddass. In het ergste geval hebben wij te maken met medische handelingen uitgevoerd door huishoudelijk personeel, gestoorde personen die in hun kamer opgesloten worden omdat men ze niet kan bewaken, bewoners die aan hun lot worden overgelaten zonder enige animatie. «Mijn moeder woont in een privé-instelling waarin systematisch bespaard word, vertelt een 60-jarige vrouw. Zij betaalt 1.600 euro per maand, maar er wordt haar geen enkele activiteit voorgesteld, zij heeft sinds een maand geen douche genomen en eet weinig. Zij is omringd door zeer ongelukkige medebewoners.»
3
http://www.assemblee-nationale.fr/12/pdf/rap-info/i1091-t1.pdf
4
http://www.assemblee-nationale.fr/12/pdf/rap-info/i1091-t1.pdf
5
In het hieraan gewijde hoofdstuk zullen wij het proces maken van de overbodige reglementeringen in België. Zij zijn vaak gebaseerd op het loffelijke idee om de belangen van de ouderen beter te beschermen, maar zijn zo complex dat het onmogelijk is de basis van het systeem waarop zij stoelen in vraag te stellen.
6
COTIS, Jean-Philippe, Vieillissement démographique: Relever le défi, L’Observateur de l’OCDE, N° 239, Septembre 2003
7
DESESQUELLES, Aline, Le vieillissement démographique dans les pays développés - Eléments de comparaison et d'analyse des évolutions passées et futures, in Actes des 1ères Rencontres Sauvy, Age, génération et activité: vers un nouveau contrat social? Ministère de l'Education nationale et de la Recherche Paris-France 14-15 octobre 1998 8
http://www.amba-france.dk/fr_dksoutienpersagees.htm
32
I DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
p.36
A.1.
De toename van de levensverwachtingen
p.36
A.2.
Het opduiken van de vierde leeftijd is vooral een zaak van vrouwen
p.37
A.3.
Het geboortecijfer is vaak onder de vervangingsdrempel
p.37
A.4.
Het fenomeen van de baby boomers
p.39
B. De veroudering en de overeenkomstige toename van de kosten van de gezondheidszorg: het zwaard van Damocles
p.42
B.1.
De verhoging van de gezondheidskosten in de OESO
p.42
B.2.
Het geval van België
p.48
B.2.1.
De boodschappen en prioriteiten van de OESO
p.50
B.2.2.
Het rapport Prospero
p.54
B.2.3.
Wegen voor de financiering van de veroudering in België
p.55
B.2.3.1. De zilverfonds
p.55
B.2.3.2. De ontwikkeling van de tweede pijler
p.56
B.2.3.3. De Vlaamse Zorgverzekering
p.57
- DE VEROUDERING VAN DE BEVOLKING -
A. De toename van het aantal ouderen
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
Zoals in de andere Westerse landen, is de bevolking ook in België aan het verouderen onder de sterke daling van het geboortecijfer sinds de jaren 60 en de verlening van de levensverwachting van de ouderen (65-plussers). Volgens de DATAR,1 «werd de demografische geschiedenis van West Europa in de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw in verband met de geboorten gedomineerd door de generaties van de demografische hernieuwing, en vervolgens door een lagere vruchtbaarheid die samenviel met de verspreiding van middelen om de vruchtbaarheid onder controle te houden en, op het gebied van de sterkte, door de stijging van de levenverwachting op alle leeftijden. Ondanks bepaalde invloeden van de internationale migraties, is er toch een progressieve vervorming gekomen van de leeftijdspiramides, met een verbreking van top van de piramide en een vernauwing van de basis. Op middellange termijn biedt de combinatie van de stijging van het aantal ouderen en van het niet-vervangen van de generaties sinds het midden van de jaren 70 gedurende de hele eerste helft van de 21ste eeuw, uitzicht op een veroudering van de bevolking die afhankelijk zou zijn van het toekomstige aantal geboorten.»
De toename van de bevolkingsgroep tussen 15 en 64 jaar, die het grootste gedeelte van de economisch actieve bevolking bevat, is al duidelijk afgenomen sinds de jaren 70, toen de baby boom-generatie die geboren werd tijdens de eerste twee decennia die volgden op de tweede wereldoorlog nog deel uitmaken van deze leeftijdsgroep en een nieuwe inkrimping van deze categorie zal volgen vanaf 2010, wanneer deze generatie deze groep zal beginnen te verlaten. Parallel hiermee zal de toename van de categorie van de ouderen in de periode 2010-2025 veel sterker zijn dan op dit ogenblik.2
35
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
A. De toename van het aantal ouderen De demografische veroudering die in de hele wereld opduikt, is het resultaat van de daling van het geboortecijfer enerzijds en van de successen die geboekt worden op het gebied van de verlenging van de levensduur.
A.1. De toename van de levensverwachting De levensverwachting blijft steeds toenemen. In België bereikte zij in 2001 bij de geboorte 75,42 jaar voor de mannen en 81,67 jaar de vrouwen. In 2000 beliep zij nog respectievelijk 75,08 jaar en 81,42 jaar. Dit is een toename in één jaar tijd met 124 dagen (of 0,34 jaar) voor de mannen en 91 dagen (of 0,25 jaar, dat wil zeggen precies één seizoen) voor de vrouwen.3
Totale Belgische bevolking per leeftijdsgroep in absolute cijfers en in percentages4
Totale bevolking
1950
1970
1995
2000
2010
2030
2050
8.619,5
9.624,6
10.130,6
10.229,3
10.348,2
10.305,0
10.000,3
In absolute cijfers
0 - 19 jaar
2.428,0
3.000,2
2.439,7
2.427,5
2.349,6
2.202,7
2.075,2
20 - 59 jaar
4.821,2
4.806,7
5.532,7
5.566,8
5.569,6
5.024,5
4.754,7
60 jaar en meer
1.370,3
1.817,7
2.158,2
2.235,0
2.429,0
3.077,8
3.170,4
In percentages 0 - 19 jaar
25
31
24
24
22,7
21,4
20,8
20 - 59 jaar
56
50
55
54
53,8
48,8
47,5
60 jaar en meer
16
19
21
22
23,5
29,8
31,7
Bronnen: LAMBRECHT, M., De vergrijzing van de bevolking. Over de analyse van de bevolkingsevolutie en het gevaar voor overhaaste conclusies. (Planning Paper), Brussel, Federaal Planbureau, 1997, blz. 15. Bevolkingsvooruitzichten 1995 - 2050., Ministerie van Economische Zaken, Nationaal Instituut voor de Statistiek/Federaal Planbureau
De ommekeer van de leeftijdspiramide blijkt duidelijk uit deze cijfers. Terwijl er in 2000 nog meer jongeren tussen 0 en 19 jaar waren dan 60-plussers, zullen er in 2050 meer dan 3 miljoen 60-plussers zijn voor 2 miljoen personen tussen 0 en 19 jaar. Deze oudere bevolkingsgroep zal een derde van de Belgische bevolking vertegenwoordigen. Twee elementen komen dit beeld nog verzonderen (of verbeteren zo men wil)5: ❒ De afhankelijkheidsgraad van de ouderen, dat wil zeggen de verhouding van de 60-plussers tot de bevolkingsgroep van 20 tot 59 jaar beloopt 40% in 2000 en zal 69% bereiken in 2050. 36
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
❒ De verouderingsgraad in de veroudering, dat wil zeggen de verhouding van de 80-plussers tot de categorie van de 60plussers beloopt 16% in 2000 en zal 32% bereiken in 2050. Deze veroudering zal groter zijn in Vlaanderen dan in Wallonië of Brussel. Volgens de Ministerpresident van het Waalse Gewest6 vermindert het aantal jongeren in Wallonië immers minder snel en neemt het aantal ouderen minder snel toe dan in België. Terwijl de Waalse bevolking in 1988 nog een hogere verouderingsgraad had dan het Vlaamse Gewest (81 tegen 78), is deze graad, die hoger dan in België stijgt, «voortaan hoger in Vlaanderen dan in Wallonië (93 tegen 87). Tegen 2025 zal het verschil tussen het Waalse en het Vlaamse Gewest in termen van demografische veroudering nog groter geworden zijn.» Op dat ogenblijk zou het Waalse Gewest 122 ouderen tellen voor 100 jongeren, tegen 144 voor 100 in het Vlaamse Gewest.
A.2. Het opduiken van de vierde leeftijd is vooral een zaak van vrouwen Naast de vergroting van de gehele top7 van de leeftijdspiramide, merkt men in de Westerse landen ook een sterke veroudering binnen de groep van de 60-plussers. Het is het ontstane de ontwikkeling van een vierde leeftijd, die doorgaans ontschreven wordt als zijnde de groep van de 80-plussers. Tot de tweede wereldoorlog was in België minder dan 10% van de 60-plussers ouder dan 80 jaar. Dit aandeel is vandaag de dag verdubbeld8. Sinds 50 jaar is de aangroei van de bevolkingscategorieën des te sneller naar gelang de leeftijdscategorieën ouder worden. Zo steeg het aantal ouderen van 60-69 jaar en van 70-79 jaar sinds 1947 tegen een gematigd tempo, terwijl de categorie 80-89 jaar verdrievoudigde en de 90-99 jaar bijna tien maal taalrijker werd. Zo ook merkt men in een halve eeuw tijd een ware explosie van het aantal honderdjarigen. Een twintigtal in 1947 en vandaag bij de duizend. Naast de globale veroudering, merkt men ook dat het aandeel van de vrouwen bij de 60-plussers steeds maar toeneemt. Zowel in België als elders zijn er bij de 60-plussers steeds meer vrouwen geweest, maar deze tendens is nog toegenomen, in het bijzonder voor de hogere leeftijdscategorieën. Zo telde men in 1880 81 mannen voor 100 vrouwen bij de 80-plussers. In 1930 viel de vertegenwoordiging van de mannen terug op 64 en in 1998 was het nog maar 42. Met andere woorden, de «vierde leeftijd» is vandaag samengesteld uit 2,4 maal meer vrouwen dan mannen.
A.3. Het geboortecijfer is vaak onder de vervangingsdrempel Volgens Eurostat9, zijn er in de EU-25 tussen 1960 en 2002 252 miljoen levende geboorten geweest: 206 miljoen in de oude EU-15 en 46 miljoen in de nieuwe lidstaten. Voor de oude EU-15, werd het jaarlijkse record van 6,2 miljoen geboorten bereikt in 1694, terwijl het in de nieuwe lidstaten in 1976 is dat het hoogste peil werd bereikt met 1,3 miljoen geboorten. In vergelijking met deze recordcijfers, is de geboorte met 36% gedaald in de EU-15, zodat het aantal levende
37
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
geboorten 4 miljoen per jaar bedraagt, terwijl de afgang in de nieuwe lidstaten nog groter is: min 47% met 0,7 miljoen levende geboorten. Volgens de geboortecijfers per leeftijd van 1980, zou een vrouw uit de EU-15 gemiddeld 1,9 kinderen hebben gehad (1,8 voor de oude EU-15 en 2,2 voor de nieuwe lidstaten) indien deze cijfers per leeftijd haar heel leven lang zouden toegepast zijn. In tegenstelling tot de toetredende landen, hadden de lidstaten van de oude EU-15 dus al een te laag geboortecijfer voor een vernieuwing van de bevolking, aangezien 2,1 kinderen per vrouw nodig zijn om een «nul groei» te verwezenlijken. Tijdens de volgende jaren is de conjuncturele vruchtbaarheidsindicator in de oude EU-15 nog verder afgenomen tot 1,4 in 1995. Deze achteruitgang is voor het grootste deel tot stand gekomen in de eerste helft van de jaren 80. Na 1995 is de indicator opnieuw lichtjes beginnen stijgen tot 1,5. Volgens het NIS10 telde de bevolking van België op 1 januari 2004 10.396.421 inwoners: 5.087.176 mannen en 5.309.245 vrouwen. In één jaar tijd is de Belgische bevolking toegenomen met 40.577 inwoners. Het grootste deel van deze groei is het resultaat van het migratiesaldo en de rest is het gevolg van een natuurlijke aangroei. In het jaar 2003 zijn 81.913 personen toegekomen in ons land, terwijl 41.897 personen ons land verlaten hebben. Het aantal geboorten bedroeg in 2003 112.149 personen, terwijl 107.039 overlijdens werden vermeld. De natuurlijke aangroei is dus 5.110. In zes jaar tijd (van 1 januari 1998 tot 1 januari 2004) is de totale Belgische bevolking gestegen met 204.157 inwoners. Het is in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat de stijging het sterkst was. Op 1 januari 2003 telde men 992.041 inwoners in de 19 Brusselse gemeenten, en één jaar later was dit cijfer opgenomen tot 999.899, wat een verhoging is met 7.858 eenheden (+0,79%). De bevolking neemt eveneens toe in Vlaanderen met 20.471 eenheden (+0,34%). In Wallonië telde men in het begin van dit jaar 12.248 inwoners meer dan in het begin van het jaar 2003 (+0,36%). Nog steeds volgens het NIS blijft het geboortecijfer dalen, maar minder snel dan voordien met uitzondering van Brussel dat sinds 1995 steeds meer geboorten kent. Het huidige geboortecijfer in het Brusselse hoofdstedelijk Gewest is trouwens hoger dan het gemiddelde cijfer van het Koninkrijk (13,84‰ tegen 11,10‰). In het Vlaamse Gewest, waar het bruto geboortecijfer al lager was dan in het Waalse Gewest, daalt het percentage sterker dan in het Waalse Gewest, het verschil tussen beide Gewesten vergroot dus (10,43‰ voor het Vlaamse Gewest tegen 11,49‰ voor het Waalse Gewest). Het zwakste geboortecijfer in Vlaanderen heeft ongetwijfeld te maken met het uitstel van het huwelijk (en dus van de eerste geboorte) dat zich meer voordoet in Vlaanderen dan in Wallonië. De NIS-cijfers over het jaar 2004 tonen aan dat na een daling van het aantal geboorten gedurende enkele jaren, deze in 2003 lichtjes stijgen: 112.149 tegen 111.225 in 2002. Het grote verschil tussen de Gewesten blijft duidelijk: een verhoging met 5,31% voor het Brusselse hoofdstedelijk Gewest en met 0,40% voor Vlaanderen, terwijl Wallonië een lichte vermindering noteerde (-0,14%). Het sterftecijfer in 2004 blijft constant in het Koninkrijk (10,26 ‰). Het is evenwel lichtjes toegenomen in de 19 Brusselse gemeenten, van 10,88‰ in 1998 tot 11,03‰ in 1999, terwijl het de jaren voordien permanent daalde in 1990 werd nog 11,91‰ geregistreerd. Het verschil tussen de beide andere Gewesten van het land vermindert lichtjes: het Vlaamse Gewest registreert
38
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
nog steeds een lager sterftecijfer dan het Waalse Gewest (9,68‰ voor het Vlaamse Gewest tegen 11,07‰ voor het Waalse Gewest). Het natuurlijke saldo (het verschil tussen het geboortecijfer en het sterftecijfer) van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is in 2004 merkelijk hoger dan in de rest van het land (2,81‰ tegen 0,84‰ voor het gehele land). In 1992 was het natuurlijke saldo van de 19 Brusselse gemeenten ongeveer op hetzelfde peil als dat van het land (rondom de 2‰) maar sindsdien is het verschil maar toegenomen: het natuurlijke saldo van het land daalt, terwijl dat van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest permanent toeneemt.
A.4. Het fenomeen van de baby boomers De baby boom-generatie is de schijf van de Westerse bevolking die geboren werd tussen 1945 en 1964, na de tweede wereldoorlog, zij heeft onmiddellijk de aandacht van de demografen getrokken. Door de economische groei in de naoorlogse periode van de jaren 50, door de contestatie in de jaren 60, door de overschakeling op gezinnen met 2 inkomens en door de generatie van de «ik eerst» van de jaren 70 en 80, tot nu. Vandaag zijn de oudste vertegenwoordigers van deze generatie rond de 60 en gaan zij stilaan op pensioen tenzij zij al vervroegd pensioen namen. Velen zullen zich terugtrekken uit het beroepsleven voor 2010. De Amerikaanse gepensioneerde vereniging («American Association of Retired Persons», of AARP) heeft ondanks een enquête gehouden over de toekomstperspectieven van deze leeftijdscategorie, met behulp van steekproeven, telefoongesprekken en andere methodes. Hieruit blijkt het volgende: ❒ Acht personen op tien zijn plan tenminste deeltijds te blijven werken tijdens hun op rust stelling. Amper 16% verklaart niet meer te zullen werken. ❒ Zes personen op tien geloven zich op een gepaste manier te kunnen voorbereiden op de toekomst. Amper 23% meent dat het moeilijk zal zij de twee eindjes aan elkaar te knopen. ❒ Amper 2 personen op tien geloven dat «de zaken in de toekomst wel in de plooi zullen vallen», en amper 9% gelooft tijdens zijn op ruststelling afhankelijk te zullen zijn van de familie. ❒ Twee derden van de personen is tevreden met het bedrag dat werd opgespaard met het oog op hun pensionering. Minder dan 48% rekent op de «Sociale zekerheid» als inkomsten tijdens de pensioenperiode, en amper 15% van deze 48% verwacht dat de stortingen van de sociale zekerheid het grootste deel of de totaliteit van hun behoeften zullen dekken.
39
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
❒ Bijna de helft van de personen (49%) is van plan tijdens zijn op ruststelling meer tijd te besteden aan gemeenschapsdiensten of vrijwilligersactiviteiten. ❒ Meer dan zeven personen op tien (73%) zijn van plan tijdens hun op ruststelling meer tijd te besteden aan tijdsverdrijven of hobby’s. ❒ Meer dan acht personen op tien (81%) van diegenen die verklaard hebben dat zij ernstig nadenken over de pensionering, zeggen dat zij deze jaren met optimisme tegemoet zien. Volgens een eminent Amerikaanse demograaf, die optreedt voor de positieve houding over dit fenomeen, «zal de volgende generatie ouderen in de VS diegene zijn die het best opgevoed is, het meest gereisd heeft, professioneel het best gevormd is, politiek het best geïnformeerd is en cultureel het creatiefst is, zoals het land nooit tevoren kende. En deze generatie zal genieten van een prachtige erfenis. Zij heeft een keuze plaatst veroverd in de geschiedenis als rebel en heeft zich uiteindelijk geschaard achter een aantal edele objectieven: burgerrechten, nucleaire ontwapening, seksuele vrijheid, verdediging van de verbruikers, leefmilieu en bevrijding van de vrouwen, homoseksuele en etnische groepen. (…)» «Als zij even hun uitgebreid ethisch repertorium raadplegen, zullen de grijzende elementen van de baby boom-generatie zonder moeite een hele reeks modellen van contesterend gedrag vinden waaruit kan worden geput om gestalte te geven aan de revolutie van de levensduur. Zij zijn opgegroeid terwijl ze bezield waren door utopische verzuchtingen die sociologen zoals Paul Goodman, beschouwen als de aanzet tot grote politieke wijzigingen. Bij de eerste poging ontbrak het de uitvinders van de levensstijl van betwistingen misschien aan rijpheid die hen van nut zou geweest zijn. Het is precies deze rijpheid die zij verworven hebben tussen 1960 en de jaren 90. Zij zijn lid geworden van een oude generatie en kunnen vandaag niet meer over het hoofd worden gezien als bedorven kinderen. De pensionering biedt hen de tijd en de uitkeringen van de sociale zekerheid de middelen om terug te keren tot de morele passie die de overheersende karaktertrek was van deze wonderlijke generatie toen zijn nog jong was.11» Het gaat om een fenomeen dat men aantreft in alle Westerse landen en waarvan de oorsprong teruggaat tot de positieve geestesgesteldheid die volgde op de tweede wereld oorlog. In Frankrijk bijvoorbeeld schatten de Fransen de toekomst positief in «in 1944-1945: de vrede is opnieuw een feit, er is de uitdaging van het heropbouwen van de natie ondanks de nog heersende schaarste. Een heropgestaan en overwinnend Frankrijk is in Frankrijk de kinderen verdekt. Bij de bevrijding eist Generaal de Gaulle «12 miljoen mooie baby’s» de demografische ommekeer die ingezet werd vanaf 1942 raakt in een stroomversnelling. De verworvenheden van de «Code de la famille» (1939) en van
40
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
de kinderbijslag – vanaf het tweede kind – ondersteunt deze golf en bevordert de vermenigvuldiging van de drie kindergezinnen. Het geboortecijfer dat in 1945 geraamd word op 2,5 per duizend kinderen per vrouw stijgt in 1946 en recordjaar sinds 1900, tot 2,98 met 840.000 geboorten. Deze situatie geeft een grondig antwoord – niet enkel conjunctureel aan het te lage geboortecijfer van de 19de eeuw dat tot dan toe de vernieuwing van de generaties beletten.» Het is eveneens het resultaat van een aanzienlijke verbetering van de levensvoorwaarden. «In een tweede fase, tussen 1950 en 1955, treedt Frankrijk in de rijke periode van de «Trente Glorieuses». Het levenspeil en de levensomstandigheden verbeteren. Op economisch vlak (groei),
medisch vlak (sanitaire vooruitgang), dagelijks leven (huisvesting, voorzieningen, vrijetijdsbesteding enz.) en op de lange termijn (sociale promotie) verspreiden de betere omstandigheden zich tot de meeste sociale bevolkinggroepen en worden de echtparen aangemoedigd om kinderen te verwekken met een optimistische kijk op de toekomst.12» De Baby boom betreft een dertigtal jaren met een hoog geboortecijfer waarvan de piek in 1964 ligt, wat meteen de reden is waarom men deze generatie beschrijft als zijnde geboren tussen 1944 en 1964. «In Frankrijk waren 630.000 geboorten in 1936 en telde men er 800.000 per jaar tussen 1946 en 1973. Het hoogtepunt van de baby boom ligt in 1964 (874.000). Ondanks dat het geboortecijfer nog hoog blijft (854.000 in 1973), neemt het af vanaf 1965. En na 1975, gaat het in vrije val. Deze achteruitgang onderstreept de duidelijke wens van de Fransen die bevrijd zijn van de taboes (de wetten Neuwirth en Veil legaliseren contraceptie en abortus in 1967 en in 1975) en doordrongen van het malthusianisme tegenover de crisis, om minder kinderen te hebben.13» De gevolgen hiervan zijn een uitgesproken demografische veroudering. «Met de daling van het sterftecijfer, de verlenging van de levensverwachting en de inbreng van de immigratie, is de baby boom de belangrijkste hervorm
41
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
van de aanzienlijke toename van de Franse bevolking na de oorlog: 40,1 miljoen in 1946, 52,6 in 1975. De verjonging van de bevolking is een ander gevolg ervan: diegene die minder dan 20 jaar oud zijn vormen 29,5% van de bevolking in 1946, terwijl dit in 1968 al 33,8% is. Deze massale opkomst van de jongeren bereikt een aantal sociale hervormingen in de hand, zoals de enorme uitbreiding van het schoolsysteem tussen 1945 en de jaren 80. De baby boom werd op het gepaste tijdstip gevierd. Vandaag daarentegen stelt de erfenis ervan gekoppeld aan de daling van het geboortecijfer – opnieuw het moeilijke probleem van de veroudering van de bevolking, dat tot uiting komt in het probleem van de toekomst van de pensioenstelsels.14»
B. De veroudering en de overeenkomstige toename van de kosten van de gezondheidszorg: het zwaard van Damocles De hoogbejaarden zijn nu eenmaal grote verbruikers van gezondheidszorg. Iedereen zou er de voorkeur aan geven zolang mogelijk een actief leven in goede gezondheid te leiden en nadien schielijk te overlijden. De werkelijkheid is evenwel totaal anders, want een 80-jarige heeft gemiddeld vijf maal meer gezondheidszorg nodig dan een 20-jarige15. En aangezien het precies de schijf van de hoogbejaarden is die in de toekomst het sterkst zal toenemen weegt de overeenkomstige stijging van de gezondheidsuitgaven vanzelfsprekend als een zwaard van Damocles over de gezondheidszorgsystemen die het al niet zo goed stellen.
B.1. De verhoging van de gezondheidskosten in de OESO Globaal genomen stijgen de gezondheidsuitgaven sneller dan de economische groei, wat de regeringen ertoe noopt nieuwe financieringsbronnen te zoeken of de financiële deelname van de particulieren te verhogen. In 2000 en 2001 stegen de reële gezondheidsuitgaven gemiddeld met 4% per jaar in de totaliteit van de OESO-landen, terwijl de gemiddelde groei van het BPP in reële termen amper 2,3% per jaar bedroeg. Dit verschil heeft geleid tot een nieuwe verhoging van het aandeel van de gezondheidszorgkosten in het BBP: in 2001 beliep dit aandeel gemiddeld 8,4% tegen 7,3% in 1990 en nauwelijks meer dan 5% in 1970.16 De hoge kosten van de gezondheidsuitgaven zijn te wijten aan verschillende factoren.17 In de eerste plaats wordt in de medische sector gebruik gemaakt van de dure technologieën: de ontwikkeling en verspreiding van medische technologieën en van nieuwe geneesmiddelen zijn de belangrijkste oorzaken van de stijging van de gezondheidsuitgaven. De nieuwe innoverende technologieën op het gebied van beeldvorming, farmacologie en biotechnologie zullen de druk op de uitgaven in de toekomst nog doen toenemen. De gezondheidszorg en –diensten zijn bovendien arbeidsintensieve sectoren, wat hoge uitgaven vergt voor het vergoeden van het sterk gespecialiseerd
42
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
personeel: artsen, verplegers, ondersteunend personeel en bovendien, beheerders. De arbeidskosten hebben de neiging om te stijgen met het BBP. Het derde element dat leidt tot een stijging van de uitgaven voor gezondheidszorg is natuurlijk de demografische veroudering en de kosten voor zorg van lange duur. Eurostat18 onderstreept dat de uitgaven in verband met de ouderdom en de overleving haast de helft vertegenwoordigen van de uitgaven voor sociale bescherming in de EU. In 2001 waren de uitgaven voor ouderdom en overleving in de EU goed voor 46% van de totale uitgaven voor sociale bescherming. Zij vormden het grootste deel in alle lidstaten, behalve in Ierland waar amper 15% van de bevolking meer dan 60 jaar oud was, tegen gemiddeld 22% in de EU. Italië, met een hoog aandeel van de 60-plussers weidde er 62% van zijn uitgaven aan. De OESO waarschuwt voor de stijging van dit aandeel in de toekomst. «Alhoewel het fenomeen tot nu toe een slechts relatief beperkte rol heeft gespeeld, zal de veroudering van de bevolking in de toekomst vermoedelijk steeds meer gaan wegen op de stijging van de gezondheidsuitgaven (…) Indien de huidige structuur van de verouderingskosten behouden blijft, zal de stijging van de bevolking tegen 2050 volgens de OESO leiden tot een gemiddelde stijging van de totale gezondheidsuitgaven met ongeveer 2% van het BBP19» Dit cijfer zou zelfs nog hoger kunnen zijn ingevolge de invloed van verschillende factoren die op dit ogenblik moeilijk kunnen worden ingeschat. Een voorbeeld: de kosten voor zorgverstrekking van lange duur nemen momenteel slechts een gering gedeelte van het BBP in beslag in verhouding met de gezondheid in het algemeen, ten dele dankzij het grote aandeel van de niet bezoldigde familiale hulp. Welnu, deze familiale hulp zou in de toekomst sterk kunnen dalen. Het 18de seminarie van de CEIES stelt ook dat de demografische veroudering een grote invloed zal hebben op het gezondheidszorgsysteem, en in bijzonder op de kosten hiervan. «De vraag naar gezondheidszorgdiensten zal toenemen en het dienstenaanbod zal moeilijker worden en duurder zijn.20» Rekening houdend met al deze stijgende factoren stellen de Eurostat-experts: ❒
Dat het aantal personen dat behoefte heeft aan professionele gezondheidszorg hoogstwaarschijnlijk zal toenemen, aangezien: -
-
Door de langere levensduur meer personen de leeftijdscategorie zullen bereiken van personen met een verhoogde morbiditeit die behoefte hebben aan meer intensieve zorg; De hogere levensduur de personen zal toelaten een groot aantal jaren deel uit te maken van de leeftijdsgroepen die gekenmerkt wordt door een hogere morbiditeit met meer behoefte aan intensieve zorgverstrekking; De multimorbiditeit die overheerst in de hogere leeftijdscategorieën zal de frequentie van de behandelingsbehoeften per capita doen stijgen, en;
43
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
-
❒
Aangezien de personen steeds meer zelfstandig en alleen blijven wonen zal de familiale hulp aan kwetsbare ouderen bij hun dagelijkse activiteiten progressief vervangen moeten worden door professionele diensten.
De gezondheidssector is een economische sector die tal van arbeidskrachten vergt en het is weinig waarschijnlijk dat de technische vooruitgang zal toelaten te besparen op het personeel.21 De bijkomende vraag naar gezondheidsdiensten zal in de eerste plaats meer zorgvertrekkers vereisen. In de toekomst zal het misschien eerst moeilijker blijken te voldoen aan deze vraag op de arbeidsmarkt, en dit om de volgende redenen: -
❒
ten gevolge van de demografische veranderingen zal de arbeidsmarkt inkrimpen en zullen werknemers een steeds zeldzamer goed worden dat alle economische sectoren proberen te verwerven; de sector van de gezondheidszorg heeft behoefte aan hoog geschoold personeel; het is bekend dat de jobs in de gezondheidssector fysisch en emotioneel zeer zwaar zijn en; de lonen en wedden in deze sector liggen vaak onder het nationale gemiddelde. De gezondheidsuitgaven zullen, los van de reeds vermelden factoren, vermoedelijk stijgen, aangezien:
-
-
de technologische vooruitgang zal toelaten nieuwe (en duurdere) behandelingstechnieken toe te passen, waarvan men kan verwachten dat zij efficiënter zullen zijn dan de huidige technieken aangezien zijn geassocieerd worden met lagere risico’s, minder leiden, een sneller herstel, enz.; de lagere beschikbaarheid van arbeidskrachten zal leiden tot een verhoging van de lonen en, vermoedelijk, van de productiekosten van de gezondheidszorg; nieuwe of bijkomende gezondheidsrisico’s, te wijten aan het leefmilieu en de levenswijze, de behoefte aan zorg kunnen doen toenemen.
De nu beschikbare cijfers zouden in de toekomst echter ook kunnen dalen, indien de hoogbejaarden in betere gezondheid zouden verkeren en minder handicaps hebben.22 Welke van de beide hypothesen zal het halen? De terzake uitgevoerde referentiestudie spoort ons aan tot de grootste voorzichtigheid.23 De OESO is inderdaad van mening dat «Zelfs al zou een verdere daling van de ongeschiktheid aanzienlijke potentiële besparingen kunnen opleveren op het gebied van de afhankelijkheid, hetzelfde niet noodzakelijkerwijze zal gelden voor de kosten van de gezondheidszorg, die over het algemeen overheidsuitgaven vormen die heel wat hoger zijn. In tal van OESO-landen overtrof de gewone stijging van de gezondheidsuitgaven van 1980 tot in het midden van de jaren 90 de totale uitgaven voor het opvangen van de afhankelijkheid. Men moet bijgevolg voorzichtig zijn vooraleer de verbetering van de gezondheidstoestand te koppelen aan de gezondheidsuitgaven. De verbetering van de gezondheidstoestand kan wel het gevolg zijn van een gezondere levensstijl
44
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
maar kan ook voortvloeien uit het gebruik van nieuwe dure technologieën.» Deze vraag is gekoppeld aan het even delicaat probleem van de definitie van de duur der afhankelijkheidperiode. Wij komen hierop terug. In zijn studie «Panorama van de gezondheid 2003 – De OESO-landen tegenover de stijgende gezondheidsuitgaven,» beklemtoont de OESO24 de stijging van bepaalde uitgaven, die soms rechtreeks in verband staan met de technologische vooruitgang en de veroudering van de bevolking. «De ontwikkeling en verspreiding van de medische technologieën en nieuwe geneesmiddelen vormen de belangrijkste factoren van een verhoging van de kosten voor gezondheidszorg. Ten gevolge van de lancering van nieuwe duurdere geneesmiddelen, zijn ook de uitgaven voor farmaceutische producten in tal van landen snel gestegen sinds 1990. Men heeft ook gemerkt dat tal van chirurgische ingrepen snel gestegen zijn zoals de cataractoperaties, de heup- of knieprothesen, en de hartchirurgie. In de jaren 90 is het aantal overbruggingen en vaatoperaties sterk gestegen vooral in de landen waar deze ingrepen nog in mindere mate werden toegepast (zoals Australië, Denemarken, Hongarije, en Zweden wat de vaatoperaties betreft). In 2000 waren de overbruggingen en vaatoperaties in de VS verweg het hoogst.» De Europese Commissie van haar kant onderstreept het belang van de demografische veroudering in de gezondheidszorgpolitiek en op het gebied van de uitgavenstijging. «Onze mogelijkheid om in de toekomst een hoog niveau van sociale bescherming te waarborgen aan de personen die behoefte hebben aan medische zorg en zorg van lange duur wordt beïnvloed door de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en zal in de toekomst in het bijzonder geconditioneerd worden door de veroudering van de bevolking. (…) Het feit dat een stijgend aantal personen ouder wordt vormt een enorm succes voor onze maatschappijen en onze gezondheidssystemen. De afgelopende vijftig jaar is de lopen verwachting aanzienlijk toegenomen en dit proces zal de volgende decennia nog verder gaan. De demografische veranderingen zullen echter nieuwe bedreigingen meebrengen voor onze gezondheidszorgsystemen en voor de zorg van lange duur.25» In haar mededeling van 3 januari 2003 COM(2002) 774, genaamd «Gezondheidszorg en zorg voor bejaarden: de nationale strategieën die een hoge graad van sociale bescherming beogen ondersteunen,» beklemtoont de Europese Commissie de te voorziene stijging van de gezondheidsuitgaven in gevolge de vooruitgang van de geneeskunde. «De nieuwe technieken, technologieën en therapeutische methodes bieden enorme mogelijkheden voor de verbetering en ontwikkeling van de gezondheidszorg. Toch vormt de integratie van de nieuwe technologieën en therapeutische methodes in de zorgsystemen een grote uitdaging. Enerzijds kunnen zij de kosten voor de behandeling van bepaalde ziekten verminderen, maar anderzijds kunnen zij leiden tot een uitgavenstijging indien zij toelaten voordien ongeneselijke ziekten te behandelen. De vooruitgang die geboekt wordt op het gebied van de medische en therapeutische technologieën lijkt een essentiële factor te vormen van de kostenstijging tijdens de afgelopende decennia.»
45
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
In dit verband is zij van mening dat «De globale impact van de nieuwe technologieën op de toekomstige uitgaven van de gezondheidszorg onmogelijk voorspeld kan worden.» Logischerwijze zijn de uitgaven voor gezondheidszorg hoger voor hoogbejaarden dan voor jongere personen en het is precies de oudste bevolkingscategorie die het meest zal stijgen. «Over het algemeen hebben bejaarden meer behoeften aan gezondheidszorg dan de personen die behoren tot de leeftijdscategorieën waarin nog een hoge activiteit ontwikkeld wordt, wegens de frequentere zware ziekte. Het onderzoek van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en zorgverstrekking van lange duur op basis van het leeftijdsprofiel toont aan dat de uitgaven heel wat hoger zijn voor de hogere leeftijdscategorieën dan voor de jongere. De systemen van gezondheidszorg zullen eveneens aangepast zijn aan de verschillende soorten ziekten die eigen zijn aan het leeftijdsprofiel. De patiënten en ziekten in verband met de leeftijd zullen vermoedelijk toenemen.26» Even als de OESO, is de Commissie van mening «dat op het gebied van de gezondheidszorg, de omvang van de toename van de vraag beperkt zou moeten worden door de verbetering van de gezondheidstoestand van de bejaarden, in de context van de evolutie van de verhoging van de levensverwachting die al verschillende decennia wordt vastgesteld. Volgens een aantal theorieën wordt dit verklaard door het feit dat de zware ziekten die talrijke medische ingrepen vergen veelal enkel voorkomen in de laatste levensjaren en dat de behoefte aan dit soort zorg bijgevolg eveneens bijgesteld wordt, aangezien de levensverwachting toeneemt. Als deze theorieën bevestigd worden, zou zulks kunnen betekenen dat de verhoging van de uitgaven voor gezondheidszorg in mindere mate zal stijgen dan het aantal bejaarden zelf.27» De mededeling van 3 januari 2003 stelt bijgevolg een dynamische strategie voor om de persoon toe te laten op een gezonde en actieve wijze oud te worden. «De veroudering van de bevolking zal de sociale- en gezondheidsdiensten er eveneens toe nopen zich aan te passen aan de evolutie van de soorten ziekten (verhoging van chronische ziekten) en van de soorten patiënten, de gezondheidssystemen zouden eveneens meer belang moeten echten aan de opzet om de ouderen toe te laten actiever, gezonder en zelfstandiger te leven. Het komt erop aan voorrang te geven aan strategieën die gericht zijn op preventie, met inbegrip van de verbetering van de kwaliteit van de voeding en de fysieke en intellectuele activiteit, te beginnen met de levenswijze van de jongeren en de personen op middelbare leeftijd.» De Mededeling COM (2001) 723 final van 5 december 2001 van de Commissie beklemtoont de moeilijkheid om de invloed van de veroudering op de evolutie van de uitgaven voor gezondheidszorg nauwkeurig te meten. «De gevolgen van deze ontwikkelingen op de gezondheidssystemen kunnen aanzienlijk zijn. Zij kunnen zelfs moeilijk nauwkeurig gemeten worden.
46
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
De gezondheidsuitgaven per persoon stijgen immers sterk na de leeftijd van 65 jaar, en nog meer na 80 jaar. De hogere morbiditeit bij bejaarden, hun neiging tot multi-morbiditeit, de ernst van de ziekte en het chronischer karakter van de pathologiën in verband met de leeftijd, wat kan leiden tot afhankelijkheid. Zie daar een aantal factoren die deze verdeling van de uitgaven per leeftijdscategorie kunnen verklaren.» «Het is evenwel moeilijk nu al uitspraken te doen over de gezondheidstoestand of de morbiditeit van de bejaarden over enkele decennia, of over de levensverwachting «in goede gezondheid» van de generaties die omstreeks 2030 de leeftijd van 60 jaar zullen bereiken. In de eerste plaats omdat de gezondheidsuitgaven geconcentreerd zijn in het laatste levensjaar, omgeacht de leeftijd van de persoon en omdat de uitgaven voor intensieve zorg in dat laatste jaar minder hoog zijn wanneer de persoon hoogbejaard is. Tevens zullen de hogere levensstandaarden en de betere opvoeding – essentiële doorslaggevende factoren voor de gezondheidstoestand, naast de gezondheidsystemen zelf – bijdragen tot een verbetering van de gezondheidstoestand van de bevolkingen aangezien onder meer de nadruk zal gelegd worden op een gezondere levensstijl en preventieve behandelingen. In dat geval zal de leeftijd waarop de behoefte aan gezondheidszorg toeneemt kunnen opgeschoven worden en de risico’s op zware afhankelijkheid van de hoogbejaarden zullen verminderd kunnen worden. Maar anderzijds zullen de ouderen die behoren tot de generaties die gewoon zijn aan een hoog niveau van gezondheidszorg de meeste recente behandelingen kunnen gaan eisen, die vermoedelijk ook duurder zullen zijn.» «De stijging van het aantal personen in deze leeftijdscategorieën leidt ook tot een nieuwe vraag naar opname van lange duur. Aandoeningen in verband met de leeftijd, gaande tot de afhankelijkheid, vergen immers zorg van lange duur zowel ambulant als in eenheden voor lang verblijf of voor psychiatrische zorg die niet behoren tot het «klassiek» gezondheidssysteem, maar tot de medisch-sociale sector. Daarbij komt de steeds kleinere en minder stabiele gezinnen de familiale solidariteitsnetwerken zou kunnen ondergraven en de zorgverstrekking en de controle binnen de families aldus moeilijker wordt. Indien het aantal personen dat zorg van lange duur vergt groter wordt, en rekening houdend met het feit dat steeds meer vrouwen werken (die voornamelijk instaan voor informele zorgverstrekking) zou bijgevolg een specifiek aanbod moeten worden ontwikkeld. Factoren in verband met de organisatie van het aanbod hebben hier bijgevolg een doorslaggevend belang.» De Commissie besluit dat de gezondheidszorgsystemen in de Unie en in de kandidaat lidstaten voor een ware uitdaging staan die welke erin bestaat een te eenvoudige doestelling te bereiken: de toegang tot de zorg voor allen, een hoog peil van het zorgaanbod en de financiële leefbaarheid van het systeem. «De antwoorden van de lidstaten bevestigen de gegrondheid van de drie grote doelstellingen (toegankelijkheid, kwaliteit en leefbaarheid) als basis voor overleg over de politiek op het vlak van de gezondheidszorg en de zorg van lange duur voor de bejaarden. Alle lidstaten pogen het beste evenwicht te bereiken tussen deze drie doelstellingen: hoe een voldoende financiering bewerkstelligen om gepaste kwaliteitszorg voor allen te bewerkstelligen en hoe deze diensten efficiënt en economisch aanbieden.»
47
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
In zijn advies van 16 juli 2003, waarschuwt Het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Unie de overheden van de Unie voor de toekomstige stijging van de gezondheidsuitgaven in gevolge de demografische veroudering.28 «De leeftijd of de veroudering van een bevolking mogen geen gegevens zijn die een invloed hebben op de uitgaven voor gezondheidszorg. De traditionele kwantitatieve demografische factoren mogen echter niet worden beschouwd als zijnde de enige elementen waarmee rekening moet worden gehouden. Men moet bijvoorbeeld ook rekening houden met wat de experts het «generatieeffect» noemen. Concreet stelt men immers vast dat de recente generaties gewoon zijn aan meer gezondheidsprestaties dan de vorige generaties die niet allen toegang hebben gehad tot de gezondheidszorg die nu beschikbaar is. Men kan bijgevolg redelijkerwijze aannemen dat dit fenomeen de gezondheidsuitgaven zal doen stijgen wanneer deze generaties ouder zullen zijn, wanneer de toegang tot de zorg vooraf correct in de hand gehouden word gedurende het actieve leven en dit van in het begin.» Dit alles lijkt wel erg onbegrijpelijk en complex, en dat is het ook. De experts hebben namelijk nog geen consensus bereikt, en het enige wat zeker is is dat de uitgaven sterk zullen stijgen … maar tot welk peil? Tot de explosie? Het is toch beter een dergelijke catastrofe te voorkomen en nu reeds de toekomst voor te bereiden … Beter voorkomen dan genezen.
B.2. Het geval van België Als men de besturen en bepaalde overheden mag geloven, is de alarmdrempel inzake demografische veroudering in België nog helemaal niet bereikt (situatie in 2004 – naar verluid zou er begin 2005 toch een bewustwording op alle niveaus ontstaan zijn, onder meer ingevolge de studie 2005 van de OESO). De ter zake gepubliceerde studies houden het rustig: al zijn enkele inspanningen nodig, toch zal men de pensioenen kunnen blijven betalen en de gezondheidsuitgaven zullen binnen redelijke perken behouden kunnen worden. Dankzij een politiek gebaseerd op het aanbod, op moratoria en gesloten begrotingsenveloppen, houdt het RIZIV streng de hand aan de beurs wat de RVT’s en de ROB’s betreft, het is pas wanneer men zich buikt over de internationale studies dat men plots duizelig en zelfs paniekerig wordt wegens de afwachtende houding van België, de Gemeenschappen en de Gewesten. De derde editie van het rapport van het Studiecomite over veroudering, gepubliceerd in april 2004 bevestigt dat de totale uitgaven voor gezondheidszorg in België, zoals in de meeste andere OESO-landen sneller stegen dan het BBP tijdens de afgelopende vijftig jaren. Deze stijging is enerzijds te wijten aan sociologische ontwikkelingen, zoals «de zucht van de personen naar fysisch welzijn en de progressieve veralgemening van het gebruik van medische handelingen», en anderzijds aan technische ontwikkelingen zoals de vooruitgang van de geneeskunde. «Deze ontwikkelingen komen tot uiting in en houden verband met de uitbouw van een overeenkomstige sociale verzekering die een billijke toegang tot de gezondheidszorg waarborgt.» De totale uitgaven
48
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
voor gezondheidszorg in ons land zijn gestegen van 4,7% tot 8,8% van het BBP van 1970 tot 2001, wat overeenstemt met het Europese gemiddelde.29 Vanaf de jaren tachtig heeft België moeten reageren op het probleem van de overheidstekorten en van de groei van de overheidsschuld. Zo is de regering gestart met een politiek van budgettaire sanering van de overheidsuitgaven, ook op het vlak van de gezondheidszorg. Zo werden beperkende maatregelen genomen op niveau van de honoraria, de geneesmiddelen en de ziekenhuizen. Wat bijvoorbeeld de ziekenhuizen betreft, heeft de regering het aantal bedden verminderd. Deze politiek van budgetaire sanering werd verder gezet in de jaren negentig, onder meer om de criteria van Maastricht en vervolgens van het stabiliteitspact na te leven. Dit nam onder meer de vorm aan van normen van begrotingsgroei, die uitzonderlijke uitgaven of nieuwe initiatieven echter niet in de weg stonden. Deze politiek van budgettaire sanering heeft ertoe bijgedragen de groei van het overheidsaandeel in de gezondheidsuitgaven af te remmen. Volgens het scenario van het Studiecomite, zouden de begrotingskosten van de veroudering 3,4% van het BBP moeten vertegenwoordigen tussen 2003 en 2030, jaar vanaf hetwelk het zou moeten terugvallen op 2,5%. Dit groepeert niet enkel de uitgaven voor de pensioenen en gezondheidszorg, maar ook alle andere uitgaven die beïnvloed worden door de demografische ontwikkelingen, zoals de kinderbijslag, werkloosheid, vergoeding, enz. Deze cijfers houden natuurlijk geen rekening met de bijkomende investeringen die verreist zijn inzake bouw van bijkomende rusthuizen, waarover wij het verder in deze studie zullen hebben (bouw van 80 instellingen van 70 bedden per jaar vanaf 2005 om lineair te reageren op de demografische veroudering). Bovendien ziet het er daaruit dat de hypothesen van het Comité bijzonder minimalistisch zijn, en zelfs met een voornamelijk politieke draagwijdte. Volgens de Christelijke ziekenfondsen,30 «heeft het Comité beslist het bewust op 2,8% te houden, wat erg ambitieus zoniet onrealistisch is, in de plaats van het huidige groeitempo te behouden. De tweede hypothese heeft betrekking op de aanpassing van de vervangingsinkomens aan het welzijn, nauwelijks 0,5%! Met een dergelijke geringe aanpassing zal de waarde van de vervangingsinkomens nog verder achteruitgaan in vergelijking met het algemene welzijn.» Als men let op de talrijke reacties en voluntaristische acties in tal van andere landen, en ook in de VS, staat men perplex bij de zwakke en gerustellende houding van de Belgische regeringen en besturen, vooral als men weet dat België al met de vinger wordt gewezen in talrijke studies en door vele internationale instellingen, voornamelijk wegens de lage tewerkstellingsgraad van de 55-plussers, de slechtste onder alle landen van de OESO.
49
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
Wij wensen dat deze verschillende waarschuwingen gehoor vinden bij de overheid, die eerder in de ban lijkt van de herverkiezing om de vijf jaar dan door de invoering van ambitieuze en leefbare strategieën op middellange en lange termijn. «De veroudering van de bevolking verloopt traag maar zeker. De kosten ervan zullen aanzienlijk en onvermijdelijk zijn. Men mag het hoofd niet langer in het zand blijven steken. Er het hoofd aanbieden vergt een vooruitziend en actief begrotings- en sociaal beleid. Het publieke debat over de keuzen en gevolgen wordt dringend.31»
B.2.1. De boodschappen en prioriteiten van de OESO In zijn economische studie over België 2005, voorgesteld op 9 maart 2005, onderstreept de OESO dat de demografische veroudering de belangrijkste uitdaging is waaraan België het hoofd moet bieden. Het is een waarschuwing die geen twijfel laat bestaan. Bovendien is dit niet de eerste aanmaning. Op een vergadering van de Raad van de OESO op het niveau van de Ministers op 13-14 mei 2004, onderstreepte de OESO-Voorzitter «dat men wel dient te herkennen dat de demografische veroudering een positief fenomeen is in die zin dat de personen langer leven en in betere gezondheid verkeren, maar dat dit proces politieke correcties vereist ten einde de groei te behouden en het evenwicht van de overheidsbegrotingen te bewaren.» In hetzelfde document wordt erop gewezen dat deze politieke aanpassing dringend is. «Er is veel te doen, en in tal van landen is er weinig tijd om deze aanpassingen nog tijdig door te voeren.» Deze aanpassingen hebben onder meer betrekking op de verlenging van de beroepsloopbaan wat volgens de OESO de drie belangrijke aspecten betreft32: 1. Indien niet snel iets wordt gedaan om de werkperiode te verlengen, zullen wij de volgende decennia geconfronteerd worden met een daling van de levensstandaard. Wij weten immers dat er door de veroudering van de bevolkingen steeds minder personen op werkbare leeftijd zullen zijn voor steeds meer bejaarden. 2. Rekening houdend hiermee is het essentieel zoveel mogelijk werknemers op te nemen in het beroepsleven: jongeren, vrouwen, en meer in het bijzonder, de oudere werknemers. Een dergelijke uitdaging is niet onoverkomelijk. De meeste landen beschikken over ruime marges om de tewerkstellingsgraad van de ouderen van 55 tot 64 jaar te verhogen. Deze graad bedraagt gemiddeld 48% voor de OESO, gaande van 25% of minder in Frankrijk en België tot bijvoorbeeld 70% in Zwitserland! De eerste maatregel bestaat erin alle instrumenten die een vervroegde uittreding uit het beroepsleven bevorderen af te schaffen, en in de eerste plaats de brugpensioenen, wat tal van landen al deden. De ervaring toont echter aan dat dit onvoldoende
50
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
is. In België bijvoorbeeld laten de criteria ontroerend te hebben tot werkloosheidsuitkeringen zonder actief naar werk te zoeken, de oudere werklozen toe rechtreeks over te stappen van de werkloosheid naar de pensionering. 3. Tevens moet men ervoor zorgen dat de oudere werknemers reële perspectieven op arbeid hebben en dat de kwaliteit van deze banen van die aard is dat zij daadwerkelijk langer op de arbeidsmarkt kunnen blijven. In dit verband pleit de OESO voor een grondige wijziging van het gedrag van alle actoren: 1. De regeringen moeten het werkgelegenheidsbeleid aanpassen; in het bijzonder moeten de openbare werkgelenheidsdiensten inspelen op de specifieke behoeften van de oudere werknemers; en tevens moeten maatregelen worden genomen die de afhankelijkheid van uitkeringen verminderen en de inschakeling van oudere werknemers op de arbeidsmarkt bevorderen. 2. De ondernemingen moeten inzien dat de oudere werknemers een ware rijdom vertegenwoordigen; zij moeten dus elke discriminatie tegenover deze categorie vermijden, investeren in hun vorming, de uren en arbeidsvoorwaarden aanpassen, enz. 3. Tenslotte moeten de werknemers ook begrijpen dat een vervroegde uittreding geen verworven recht is en dat zij zich moeten voorbereiden op een langere beroepsloopbaan, met misschien de mogelijkheid om andere functies te bekleden op het einde van de loopbaan. De boodschap van de OESO aan het adres van België is overduidelijk33: «De Belgische maatschappij bevindt zich op een keerpunt. Ofwel wendt zij zich naar de toekomst en herkent zij dat het van belang is de werknemers van meer dan 50 jaar oud die ervaren zijn en die nog in de kracht van hun leven zijn niet meer voortijdig te verwijderen uit het beroepsleven (…) ofwel blijft zij de vervroegde uittreding mogelijk maken en brengt zij slechts kleine wijzigingen aan aan instrumenten die steeds complexer zijn. Maar in dat geval moet België aanvaarden de prijs hiervan te betalen.» «De regelingen voor vervroegde uittreding aan de gemeenschap. Zij verhogen in sterke mate de arbeidskosten, onderbreken de overbracht van knowhow en zullen, rekening houdend met de veroudering van de bevolking, op termijn leiden tot een aanzienlijke verhoging van de overheidsuitgaven voor pensioenen. De productieve inspanning zal steeds meer berusten op de schouders van werknemers van 25 tot 49 jaar, wat de solidariteit tussen de generaties uit evenwicht brengt en op termijn leidt tot een daling van de potentiële groei van de economie.» Volgens de OESO zijn deze wijzigingen op een termijn van tiental jaren onafwendbaar. Het verouderingsfonds is een eerste stap in de goede richting, maar zal niet voldoende zijn tenzij parallel hiermee, een krachtig beleid wordt gevoerd om de 50-plussers aan het werk te houden. Het omkeren van de tendens zal in werkelijkheid erg moeilijk zijn, al bestaat er een grote manoeuvreerruimte.
51
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
«Op dit ogenblik ontdekken de overheid en de ondernemingen dat zij langer zullen moeten werken met een oudere en vaak minder goed opgeleide bevolking. De reserves aan arbeidskrachten bevinden zich immers vaak bij de minder goed opgeleide en oudere personen terwijl de categorie van de beter gediplomeerde jonge generaties afneemt. De immigratie vormt op termijn niet de oplossing om de bevolking te verjongen en om een beroep te doen op geschoolde arbeidskrachten.34» Merken we op dat dit niet het enige vergiftigde geschenk is waarmee de mannen en vrouwen van de Belgische baby boom-generatie de toekomstige generaties opzadelen. De achtereenvolgende opdelingen van het land in Gewesten en Gemeenschappen, de hiermee gebaren kosten van het overheidspersoneel, de relatieve verdraagzaamheid ten aanzien van zwart werk en de bevoegdheid van locale overheden om belastingen te heffen maken dat de Belgische belastingplichtige, samen met de Zweden en de Finnen, het zwaarst belast wordt van alle burgers van de OESO, maar dan zonder te genieten van de weldaden van de Scandinavische voorzienigheidstaat.35 In haar economische studie over België 2005, herhaalt de OESO haar waarschuwing en plaatst zij het probleem van de demografische veroudering als eerste prioriteit voor overheidsoptrede. «De fundamentele uitdaging waarvoor België staat is de veroudering van de bevolking, die de economische groei zal verzwakken en de overheidsfinanciën op de proef zal stellen. De bevolking van België veroudert snel. Dit fenomeen zal de economische groei verzwakken en zal vanaf 2010 decennia lang doorwegen op de overheidsfinanciën. Intussen bestaat de mogelijkheid beleidsmaatregelen te nemen om de kosten van de demografische schok tot een minimum te beperken. Deze politiek omhelst zowel consolideringmaatregelen om de overheidsfinanciën in een «draaglijke» richting te sturen, als structurele hervormingen om de werkgelenheidsgraad te verhogen, de daling op lange termijn van de arbeidstijd te vertragen en de productiviteitsgroei te versnellen.36» De prestigieuze internationale organisatie beveelt in het bijzonder aan: 1. De overheidsfinanciën te sturen in een «draaglijke» richting. Volgens de officiële vooruitzichten die uitgaan van nieuwe structurele hervormingen om de werkgelenheidsgraad te verhogen, is er een budgettaire consolidering ten belopen van 1% van het BBP om de overheidsfinanciën in een «draaglijke» richting te sturen tegen 2007. Vervolgens zou het structureel primaire saldo met 0,5% van het BBP moeten toenemen tegen 2011, waardoor het structurele begrotingssaldo op 1,5% van het BBP komt, niveau waarop het tot 2018 zou moeten blijven vooraleer progressief te dalen tot 0 tegen 2030 met de stijging van de begrotingskosten, verbonden aan de veroudering. Bovendien zouden permanente maatregelen noodzakelijk zijn om de groei van de gezondheidsuitgaven
52
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
onder controle te houden zoals in het verleden. Gelet op het hoge niveau van de fiscale en parafiscale druk in België zou de consolidering voornamelijk moeten geschieden door een verlaging van de uitgaven. Een verbetering van de efficiency om het overheidsbestuur zal bijdragen tot de doelstelling vooral op middellang en lange termijn. In de mate dat deze besparingen kunnen samengaan met de inspanningen via de officiële prognoses, zal een manoeuvreerzone ontstaan om de belastingen te verlagen zonder de overheidsfinanciën in het gedrang te brengen. Tevens zou een vermindering van het zwart werk toelaten de fiscale en parafiscale druk van de economie te verlagen. 2. De groei van de werkgelegenheidsgraad versnellen door tegelijkertijd de werkgelegenheidsgraad te verhogen en betaling van het aantal gewerkte uren per tewerkgestelde persoon af te remmen. In verband met de werkgelegenheidsgraad, komt het er in de eerste plaats op aan de bijzonder slechte prestaties in vergelijking met andere landen, voor bepaalde categorieën eerst aan te pakken. Oudere werknemers, jongere en etnische minderheden. Werk maken van deze uitdaging, zou inhouden dat men de stimuli voor vervroegde uittreding uit het beroepsleven vermindert en dat oudere werknemers aantrekkelijker gemaakt worden in de ogen van de werkgevers, de hinderpalen wegnemen die de jongeren beletten om werk te vinden en ze meer aanmoedigen om werk te zoeken, de omvang van het vervroegd schoolverlaten verminderen – in het bijzonder bij de etnische minderheden – en het verzakken van de negatieve effecten van de discriminatie van etnische minderheden. In verband met de vermindering van de arbeidsduur is er een middel om deze tendens af te remmen op lange termijn: het verlagen van de fiscale en parafiscale druk op arbeid, wat vermoedelijk een aanzienlijke beperking van de overheidsuitgaven zal veronderstellen en een verhoging van de efficiency ervan. De hervormingen voor een verhoging van de werkgelegenheidsgraad zouden ook de uitgaven voor sociale transfers moeten verminderen, waardoor de manoeuvreerruimte voor belastingsverlagingen groter wordt. Het is bijgevolg mogelijk te denken aan een eenzame cirkel tot uitbreiding en gebruik van de arbeidsmarkt. 3. Het opvoeren van de productiviteitswinst. In dit verband zal de concurrentie op de markten vermoedelijk moeten worden opgevoerd, en in bijzonder zullen de hinderpalen voor de concurrentie moeten worden opgegeven in de sectoren die gebruik maken van de ICT, waarin België nog geen sterke verhoging van de productiviteitswinst heeft gekend, zoals het geval is geweest in de VS en in enkele andere landen. Het is eveneens belangrijk het nationale systeem voor innovatie te versterken en de schoolprestaties te verbeteren, in het bijzonder in de Franse Gemeenschap, en voor de etnische minderheden in het ganse land. De OESO weidt een afzonderlijk hoofdstuk aan de gezondheidszorg. De groei van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg is, volgens de organisatie, recent toegenomen in België. De gemiddelde groeivoet in reële termen, van 3,5% over de afgelopende tien jaren, beliep 4,3% gemiddeld over de
53
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
vijf laatste jaren (1990-2003). In het midden van de jaren 90, heeft de Belgische regering de volumes en de prijzen beperkt en plafonds ingevoerd in de gezondheidsbudgetten ten einde de uitgavengroei onder controle te houden met het oog op de invoering van de euro. Zoals andere landen hebben kunnen ervaren, zijn dergelijke maatregelen enkel efficiënt om de groei van de uitgaven onder controle te houden en worden zij gevolgd door een inhaalbeweging wegens een vraag waaraan niet voldaan werd. De studie onderstreept dat er wel voldoende huisartsen, apothekers en tandartsen zijn, maar dat er een tekort is aan verplegers en verpleegsters: 5,6 per duizend inwoners, wat duidelijk minder is dan het gemiddelde voor alle OESO-landen samen dat 8 bedraagt. «De huidige schaarste aan verplegers is duur, want verschillende studies hebben aangetoond dat er een positief verband is, enerzijds tussen het beschikbaar verpleegkundig personeel , en anderzijds de vermindering van de sterfte van patiënten en medische verwikkelingen.» Volgens de OESO is deze schaarste het grootste in de rusthuizen. In dezelfde gedachtegang, onderstreept de OESO het plaatsgebrek in de Belgische rusthuizen. «De Belgische overheid wordt ook geconfronteerd met een te groot aanbod van ziekenhuisbedden voor zware zorg en met een gebrek aan bedden in de gemedicaliseerde rusthuizen. Men beschikt niet over recente gegevens die deze balans bevestigen, maar een vorige OESO-studie (OESO, 1999) besloot dat het aantal ziekenhuisbedden per inwoner en de gemiddelde duur van een ziekenhuisopname ongeveer overeenstemde met de internationale normen, terwijl het aantal bedden voor zorgverstrekking van lange duur in België het laagst was van alle OESO-landen. Deze onevenwichten van het aanbod verminderen de mogelijkheid voor het systeem om steeds de minst dure behandelingen aan te bieden, aangezien de bejaarden die plots hun zelfstandigheid verliezen worden opgenomen in ziekenhuizen, terwijl zij goedkoper hadden kunnen verzorgd worden in rusthuizen. Er bestaan bijgevolg wachtlijsten om opgenomen te worden in rust- en verzorgingstehuizen.»
B.2.2. Het rapport Prospero Het Prospero-rapport, dat op 30 juni 2004 gepubliceerd werd door het Bureau McKinsey, stelt een diagnose en stelt oplossingen voor aan de Belgische overheid «om het hoofd te bieden aan de demografische veroudering en de welvaart van de bevolking veilig te stellen.» Dit rapport onderstreept dat «België, ondanks zijn hoge en relatief homogene levensstandaard, slecht voorbereid is om het hoofd te bieden aan de stijging van de sociale uitgaven die essentieel gekoppeld zijn aan de veroudering van de bevolking – pensioenen en kosten van gezondheidszorg – met als bijkomende handicap dat onze economie in toenemende mate te maken heeft met delocalisaties. Het land heeft een strategie op
54
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
lange termijn nodig om deze sociale lasten te kunnen dragen en de welvaart van de bevolking veilig te stellen en tevens de overheidsfinanciën in evenwicht te houden.» Mc Kinsey onderstreept dat het absoluut nodig is de controle over de kosten van de pensioenen en van de uitgaven voor gezondheidszorg onder controle te houden. «De meeste experts zijn het er over eens dat de overheidsuitgaven voor pensioenen en kosten en gezondheidszorg de komende decennia globaal zullen stijgen met ongeveer 3% (reële waarde) per jaar. Voor het begrotingsevenwicht is het essentieel dat België de controle over deze evolutie behoudt. Het land moet bijgevolg de invoering van aanvoelende pensioenen (tweede en derde pijler) aanmoedigen en het is noodzakelijk de stijging van de gezondheidskosten te beperken. De controle op de kosten kan worden verwezenlijkt door een grotere efficiency van het systeem. Men zal er nochtans moeten opletten dat de progressieve afschaffing van bepaalde misbruiken de bescherming van de meest achtergestelden niet in het gedrang brengt.» Zo belanden wij bij de financieringsmechanismen die België en/of bepaalde Gewesten van het land al hebben ingevoerd in een poging om de financiële schok van de veroudering op te vangen.
B.2.3. Wegen voor de financiering van de veroudering in België Al is er nog veel te doen, en zijn weinig personen bewust van de totaliteit van het probleem, toch heeft België zich er niet toe beperkt bij de pakken te blijven zitten. Er werden al een aantal initiatieven genomen. Zie hier enkele hiervan. De lijst is niet volledig.
B.2.3.1. Het zilverfonds Het zilverfonds dat werd opgericht door de wet van 5 september 2001 tot waarborging van een permanente vermindering van de overheidsschuld en oprichting van een zilverfonds (B.S. van 14 september 2001), heeft tot doel reserves aan te leggen die zullen toelaten de bijkomende uitgaven van de verschillende wettelijke pensioenstelsels te betalen rekening houdend met de veroudering over de periode 2010-2030. In de memorie van toelichting staat onder meer dat «Deze demografische evolutie zal aanleiding geven tot een substantiële toename van de uitgaven, in het bijzonder met betrekking tot de pensioenen en de gezondheidszorg. Daarom moet het begrotingsbeleid tijdens de komende jaren rekening houden met de onvermijdelijke budgettaire gevolgen van de vergrijzing die zich vooral vanaf 2010 zullen manifesteren. Om het mogelijk te maken om de uitgaven verbonden aan de vergrijzing op te vangen zonder de doelstelling van een begrotingsevenwicht of begrotingsoverschot in gevaar te brengen is, in de periode nadat het begrotingsevenwicht is bereikt, het te realiseren van begrotingsoverschotten noodzakelijk.»
55
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
Volgens de memorie van toelichting zouden het aanleggen van begrotingsoverschotten en de vorming van reserves in het fonds moeten toelaten «De extra-uitgaven als gevolg van de vergrijzing op te vangen, zonder de sociale bescherming in vraag te stellen en zonder dat daarvoor de belastingen moeten worden verhoogd.» De inkomsten van het zilverfonds zijn enerzijds afkomstig van begrotingsoverschotten, overschotten in de sociale zekerheid en niet-fiscale ontvangsten, en anderzijds uit opbrengsten van de beleggingen van het zilverfonds. De wet van 5 september 2001 heeft eveneens een Studiecomité over de Veroudering opgericht in de schoten van de Hoge Raad voor Financiën. Het Studiecomité over de Veroudering is belast met het opstellen van een jaarverslag waarin de budgettaire en sociale gevolgen van de veroudering worden onderzocht. Dit rapport bevat onder meer een raming van de financiële gevolgen op het vlak van de verschillende wettelijke pensioenstelsels, van de stelsels van de sociale zekerheid van loontrekkenden en zelfstandigen en van het stelsel van de inkomstenwaarborg voor ouderen, gekoppeld aan de demografische evolutie. Op eigen initiatief of op verzoek van de regering kan het Comité eveneens specifieke studies uitvoeren betreffende de veroudering.
B.2.3.2. De ontwikkeling van de tweede pijler De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het fiscale stelsel hiervan en bepaalde bijkomende voordelen op het gebied van sociale zekerheid (B.S. 15 mei 2003) heeft als hoofddoel om de opbouw van pensioenverbintenissen van de tweede pijler uit te breiden tot alle loontrekkende werknemers (met inbegrip van de contractuelen van de overheidsdiensten). Zij heeft tot doel de aanvullende pensioen te veralgemenen. Tevens is het de bedoeling alle vormen van aanvullende pensioenen te regelen, zowel de individuele als de collectieve en zowel die welke gebaseerd zijn op een individuele overeenkomst als op een collectieve arbeidsovereenkomst. De nieuwe wet geeft de paritaire Comités de mogelijkheid om, in een duidelijk bepaald juridisch kader en via sectorale stelsels, meer gedemocratiseerde aanvullende pensioenen te organiseren. Zij is eveneens van toepassing op de bedrijfspensioenplannen. Het gaat hier om de traditionele pensioenstelsels die georganiseerd zijn op het niveau van een onderneming en die de vorm aannamen van een groepsverzekering of van een zelfstandig pensioenfonds. De wet is ten slotte ook van toepassing op de individuele pensioenenverbintenissen. Volgens het VBO, «Ondergaan de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg de invloed van de demografische evolutie; er wordt een sterke stijging van deze uitgaven verwacht die niet volledig zal kunnen worden gedekt door de collectiviteit zonder zware bijkomende lasten voor de actieven en de ondernemingen. Vandaar dat de ontwikkeling van een tweede pensioenpijler belangrijk is en de organisatie van een tweede niveau voor de terugbetaling van de gezondheidszorg hoe langer hoe meer noodzakelijk zal worden. Het zijn de mechanismen
56
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
voor een verdeling van de kosten tussen het collectieve en het privé-niveau.37»
B.2.3.3. De Vlaamse Zorgverzekering De Zorgverzekering is een nieuw wettelijk stelsel van sociale zekerheid, dat op 1 oktober 2001 werd ingevoerd door de Vlaamse regering38. Het gaat om een in Vlaanderen en Brussel ingevoerd solidariteitsitem dat afhankelijke personen toelaat een maandelijkse vergoeding te ontvangen voor niet-medische kosten en, dit ongeacht hun leeftijd. Elke in Vlaanderen wonende persoon van meer dan 25 jaar oud dient hiervoor een jaarlijkse solidariteitsbijdrage van 25 euro te betalen. De personen die, door hun leeftijd of hun handicap behoefte hebben aan hulp bij hun dagelijkse activiteiten thuis, kunnen doorgaans rekenen op de hulp van een familielid en/of een thuiszorgdienst. Anderen verblijven in een instelling, in de beide gevallen brengt zulks aanzienlijke uitgaven mee voor de betrokkenen. Het is de bedoeling dat de Zorgverzekering deze kosten gedeeltelijk ten laste neemt. De Brusselaars kunnen vrij toetreden tot het systeem.
57
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
1
http://www.population-demographie.org/pdf/Appel_comm_PAVDATAR_24.11.2004.pdf
4
2
OESO, Economische studie van België 2005, 9 maart 2005
3
NIS, 24 juni 2004, http://www.statbel.fgov.be/press/pr077_fr.asp
Aangezien het om vooruitzichten gaat, kunnen de gegevens verschillen volgens de geraadpleegde bronnen en in vergelijking met onze studie van 2003.
5
CESRW, Dossier «personnes âgées», note méthodologique, 4 april 2002
6
http://vancau.wallonie.be/code/fr/docu_06.asp
7
De auteur, Thierry EGGERICKX, verwijst naar het jaar 2001
8
De auteur, Thierry EGGERICKX, verwijst naar het jaar 2001
9
Bevolkingsstatistieken – Gegevens 1960-2003, Eurostat 24 juni 2004
10
http://www.statbel.fgov.be/press/fl050_fr.asp
11
Roszak, Théodore, L'essor de la génération vieillissante, La Société américaine, Revue électronique de l'USIA, Volume 4, numéro 2, juin 1999
12
Collection Microsoft ® Encarta ® 2005. © 1993-2004 Microsoft Corporation
13
Collection Microsoft ® Encarta ® 2005. © 1993-2004 Microsoft Corporation
14
Collection Microsoft ® Encarta ® 2005. © 1993-2004 Microsoft Corporation
15
Centre de recherche, d’étude et de documentation en économie de la santé, Bulletin, France, maart 2003
16
Panorama de la santé 2003 - Les pays de l'OCDE aux prises avec des dépenses croissantes en matière de santé, OESO, 16 oktober 2003
17
Zie L’Observateur de l’OCDE, 19 september 2003
18
Hausse des dépenses de protection sociale par habitant de près de 2% par an dans l’UE, Communiqué Eurostat, 23 april 2004
19
Docteur, Elizabeth, Systèmes de santé: la rationalité économique à l’ordre du jour, L'Observateur de l’OCDE, 19 september 2003
20
CEIES, 18de seminarie van de CEIES, Statistieken van de actieve veroudering, Den Haag, 23 en 24 mei 2002, Europese Commissie, Eurostat
21
Wij delen deze mening niet. In dit verband hebben wij argumenten ontwikkeld, gebaseerd op het nut van de telegeneeskunde op het Medetel-congres 2005, van 6 april 2005 te Luxemburg. Wij verwijzen de lezer ook naar het hoofdstuk over Technologie en domotica.
22
Pour les deux hypothèses, Vers des systèmes de santé plus performants, OESO, mei 2004, Omkaderde tekst blz. 86
23
S. Jacobzone, E. Cambois et J. M. Robine, «La santé des personnes âgées dans les pays de l’OCDE: l’amélioration est-elle suffisamment rapide pour compenser le vieillissement des populations?», Revue économique de l’OCDE, no 30, 2000/I, OESO, Parijs
24
http://www.oecd.org/document/50/0,2340,fr_2649_37407_16561842_1_1_1_37407,00.html
25
Soutenir les stratégies nationales pour l'avenir des soins de santé et des soins aux personnes âgées, Rapport conjoint de la Commission et du Conseil, Sécurité sociale & insertion sociale, Commission européenne, Direction générale de l’emploi et des affaires sociales, maart 2003, blz. 4
26
Gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad, maart 2003 blz. 6 27
Gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad, maart 2003 blz. 6
28
SOC/140, avis d’initiative 29
Het integrale rapport kan worden gedownload op adres
http://www.plan.be/fr/pub/other/detail_other.php?pub=OPVERG200401
58
DE VEROUDERING DEbevolking BEVOLKING De veroudering VAN van de
32
30
http://www.enmarche.be/Editos/Editos_2004/Vieillissement_Defi_politique.htm, editoriaal van 3 juni 2004
31
http://www.enmarche.be/Editos/Editos_2004/Vieillissement_Defi_politique.htm, editoriaal van 3 juni 2004
Les sociétés vieillissantes et le danger d'une crise des systèmes de pension, http://www.oecd.org/document/0,2340,fr_2649_34487_2512708_1_1_1_1,00.html
33
Vieillissement et politiques de l'emploi/Ageing and Employment Policies Belgique, mei 2003, blz. 12
34
Vieillissement et politiques de l'emploi/Ageing and Employment Policies Belgique, mei 2003, blz. 41
35
Het gaat om een persoonlijke mening die niet verwijst naar de organisaties, vermeld in de vorige en volgende paragraven.
36
OESO, Economische studie over België 2005, 9 maart 2005
37
www.vbo-feb.be/Attachments/ATT6273.PDF
38
http://www.euromut.be/fr/zorg.htm
59
II HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
A.1. A.2. A.3.
A.4.
p.68
De wet van 12 juli 1966 betreffende de rusthuizen voor bejaarden
p.68
De wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de ziekenhuiswetgeving
p.70
Het bijzonder ingewikkeld institutioneel kader in ons land sinds de hervormingen van de jaren 1980
p.70
A.3.1.
Zes betrokken machten of machtsniveaus
p.71
A.3.2.
De situatie in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
p.73
A.3.3.
Een drievoudige complexiteit
p.74
De protocolakkoorden tussen de federale regering en de gewestelijke entiteiten
B. De typologie en de kenmerken van de rusthuissector in België
p.75
p.77
B.1.
De typologie van de collectieve huizen
p.77
B.2.
De kenmerken van de sector
p.78
B.2.1.
p.79
Programmatie en moratoria B.2.1.1.
B.2.2.
De decreten, van het Waalse gewest van 5 juni 1997 en 6 februari 2003
p.80
B.2.1.2.
Besluit van de Waalse regering van 15 januari 2004
p.81
B.2.1.3.
Het artificiële karakter van de programmatie: een beheer van het aanbod zonder onderzoek van de vraag
p.81
De erkenning
p.82
B.2.2.1.
De normen op het gebied van personeel
p.83
B.2.2.2.
De architecturale normen
p.86
B.2.2.2.1.
Koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen van de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging
p.86
- HET VERBLIJF VAN HOOGBEJAARDEN IN EEN INSTELLING IN BELGIE -
A. De historische evolutie
B.2.2.2.3.
B.2.3.
Het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 maart 1996
p.87
Het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998
p.87
De reconversie
p.89
B.2.3.1.
Van ziekenhuisbedden in bedden in rust- en verzorgingstehuizen
p.89
B.2.3.2.
Van bedden van rusthuizen voor bejaarden (ROB) naar bedden in rust- en verzorgingstehuizen (RVT)
p.90
B.2.4.
Overheidsfinanciering via forfaits en enveloppen
p.90
B.2.5.
Besluiten
p.91
C. Statistisch beeld van de sector van de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en van de rusthuizen voor bejaarden (ROB)
p.92
C.1.
Inleiding
p.92
C.2.
De rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en de rusthuizen voor bejaarden (ROB)
p.93
De rust- en verzorgingstehuizen (RVT)
p.97
C.3.1.
Het aantal rust- en verzorgingstehuizen (RVT) in België
p.97
C.3.2.
Financiële gegevens
p.100
C.3.2.1.
Gemiddelde prijs van de RVT-bedden
p.100
C.3.2.2.
Supplementen naast de dagprijs
p.102
C.3.2.3.
Bezettingsgraad van de rusthuizen
p.103
C.3.
C.4.
De rusthuizen voor bejaarden (ROB)
D. Verwachte behoeften aan rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en rusthuizen voor bejaarden (ROB) tegen 2030 - 2050
p.103
p.105
D.1.
Gebruikte methodologie
p.105
D.2.
Beschikbare gegevens
p.107
- HET VERBLIJF VAN HOOGBEJAARDEN IN EEN INSTELLING IN BELGIE -
B.2.2.2.2.
D.2.2.
D.3.
Evolutie van het percentage geïnstitutionaliseerde personen per leeftijdscategorie in België
p.107
Evolutie van de bevolking per leeftijdcategorie tot 2050
p.108
Prospectieve berekeningen D.3.1.
D.3.2.
Verwachte behoeften inzake opname in een instelling van afhankelijke ouderen (in aantal bedden en per leeftijdscategorie)
p.109
Verwachte behoeften inzake aantal RVT- en ROB- instellingen tegen 2010, 2030 en 2050
p.111
E. De situatie van de afhankelijke personen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
F.
p.109
p.114
E.1.
De bicommunautaire rusthuizen
p.116
E.2.
De Franstalige rusthuizen
p.117
E.3.
De Nederlandstalige rusthuizen
p.118
E.4.
Tele-Senior
p.119
Besluiten
p.119
- HET VERBLIJF VAN HOOGBEJAARDEN IN EEN INSTELLING IN BELGIE -
D.2.1.
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België Het is bijzonder moeilijk snel inzicht te krijgen in de sector van de rusthuizen in België. De bevoegdheden hiervoor zijn zodanig verspreid tussen de federale overheid, de gewesten en de lokale besturen, dat het een hele opdracht is een idee te krijgen over de toestand van de sector, de overheersende filosofie, de problemen ervan en de uitdagingen. Het is een beetje alsof het leven in een rusthuis een verborgen leven is, buiten de eigenlijke wereld, als in een klooster. De belangstellende lezer vindt in de programma’s van de verschillende Belgische regeringen overigens amper een politieke visie over het leven van de hoogbejaarde. Op het einde van de jaren 90, heeft één van de rijkste gemeenten van de Brusselse periferie met veel tamtam haar nieuwste instelling voor hoogbejaarden ingewijd. Van buitenuit oogt het gebouw met twee verdiepingen in beton met zijn overhangende gevel indrukwekkend. Binnenin treft men de typische architectuur van het ziekenhuistype aan: lange gangen met piepkleine kamertjes. In 2004 is enkel één derde van de beschikbare bedden erkend als RVT voor afhankelijke personen die gespecialiseerde verpleegkunde zorg nodig hebben. Het personeel en de vrijwilligers die er werken lijken erg toegewijd. Aan de rand van het hoofdgebouw liggen een aantal appartementen voor ouderen die nog zelfredzaam en zelfstandig zijn. Een verwittigd man stelt zich hierbij wel vragen: waarom bouwt één van de rijkste gemeenten van België zijn belangrijkste rusthuis nog op basis van een concept dat dateert uit het begin van de vorige eeuw, terwijl men overal in Europa toch goede voorbeelden aantreft van een architectuur van het residentiële type, met een menselijk gezicht? Wanneer de oudere binnentreedt in het geriatrisch centrum onder de naar voren hellende betonnen gevel, kan hij terugdenken aan het beroemde gedicht van Dante «Jij die hier binnentreedt, laat iedere hoop varen.1» Bij het bezoek aan een Brussels rusthuis en een gesprek met de directrice ervan, bleek deze weliswaar bijzonder gemotiveerd voor haar werk, maar ergerde zij zich aan de administratieve rompslomp die haar werk meebracht, onder meer wat het personeelsbeheer betreft. «Als een personeelslid afwezig is, is het een ware nachtmerrie het te vervangen overeenkomstig de geldende reglementering. De administratieve verplichtingen vormen een dagelijkse strijd en ik heb haast geen tijd meer om mij bezig te houden met de bewoners, aan wie ik nochtans het grootste gedeelte van mijn tijd zou moeten kunnen wijden. Het is daarom dat ik dit werk koos.» Haar rust- en verzorgingstehuis is permanent volzet: wanneer een persoon overlijdt, wordt hij haast meteen vervangen door een persoon op de wachtlijst. Het gebouw is een klein voormalig ziekenhuis uit het begin van de 20ste eeuw dat gerenoveerd werd, terwijl het oorspronkelijk architecturaal plan en bepaalde elementen zoals de vloer- en trapbekleding werden behouden. In een niet gebruikte
64
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België ruimte bevindt zich nog het vroegere meubilair van de operatiekamer. Ter gelegenheid van een persconferentie op 5 mei 2004, vroegen onze vrienden van de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) en van de Organisatie van Raadgevende ingenieurs, Engineering en Consultancy-bureaus (ORI) om de Vlaamse investeringen in de sector van de rusthuizen en serviceflats drastisch te verhogen. Volgens de VCB en de ORI zijn de wachtlijsten voor de toegang tot rusthuizen en serviceflats in Vlaanderen heel wat langer dan men over het algemeen aanneemt. Er staan 26.000 personen op de wachtlijst, en voor elke vrijkomende plaats zijn er niet minder dan 40 kandidaten! De twee organisaties trekken ook aan de alarmbel omtrent de noodzaak om te investeren in de sector, en vooral om de ontwikkeling van privé-projecten mogelijk te maken. Het gewestelijk ontwikkelingsplan van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (GEWOP) bepaalt de doelstellingen en ontwikkelingsprioriteiten voor het gehele gewest, zowel op economisch en sociaal vlak als op het gebied van het leefmilieu, stedenbouw, cultuur of mobiliteit. Het GEWOP is het master-plan van het Gewest en in zijn tweede versie van 2002 telt het meer dan 1000 bladzijden. Toch moeten we vaststellen dat het probleem van de veroudering van de bevolking niet het voorwerp uitmaakt van een prioritair hoofdstuk, zomin in het plan zelfs als in de inleidende vaststellingen. Meer nog, de voor het Gewest uitgevoerde studie «sociale problemen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest», waarop de vaststellingen ten dele gebaseerd zijn, vermeldt de veroudering niet als een hoofdprobleem. Toch werd het GEWOP gezien als een globaal plan dat niet enkel gewestmateries maar ook gemeenschapsmateries behandelt. Het is misschien ook een beetje dank zij de studie die wij voorstelden in maart 20032, dat het akkoord van de nieuwe Brusselse regering van 19 juli 2004 onder meer vermeldt dat «de regering zich ertoe verbindt aangepaste woningen te ontwikkelen, onder meer voor senioren en personen met een handicap. De senioren wensen overigens steeds langer thuis te blijven wonen. De regering verbindt zich ertoe hulp te verlenen aan de senioren die moeilijkheden ondervinden om hun woning aan te passen aan hun mobiliteits- en veiligheidsbehoeften. Hetzelfde geldt voor de personen met een handicap.» Met uitzondering van deze vermelding op het gebied van de huisvesting, bevat het akkoord geen enkele globale benadering op het gebied van de veroudering van de bevolking of de toegang tot de infrastructuur. Dit stemt tot nadenken. Het akkoord van de Waalse regering gaat dieper in op het onderwerp en wijdt een volledig punt aan de uitbouw van een maatschappij «senioren toegelaten.» De politieke verklaring van 20 juli 2004 bepaalt dat «het verlengen van de levensverwachting en de veroudering van de bevolking één van de grootste uitdagingen van onze maatschappijen vormen. Deze realiteit moet er het Waalse Gewest nu al toe aansporen om haar beleidsmaatregelen ten gunste van de ouderen te versterken, maar ook om nieuwe maatregelen te nemen, enerzijds om iedereen toe te laten langer deel te nemen aan het actieve leven en, anderzijds om de uitwisselingen tussen de generaties in de hand te werken.» De federale en gewestelijke besturen bepalen de behoeften op het stuk van de huisvesting op basis van het aanbod; het gaat om programmatie.
65
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België De overheden kunnen enkel een bepaald aantal bedden erkennen op basis van een bijzonder complexe en kunstmatige verdeling die beslist wordt in de ivoren torens van de besturen en ministeriële kabinetten op basis van de beschikbare enveloppen van het RIZIV. Er werd nooit een globale studie over de behoeften uitgevoerd. Het Waalse decreet van 6 februari 2003 bepaalt aldus bijvoorbeeld het programma betreffende het aantal bijzondere woningen in serviceflats, «dat vastgesteld is op twee woningen per honderd bejaarden van ten minste 60-jaar oud per arrondissement. In dit programma werd 40% van de woningen voorbehouden aan de overheidssector, 30% aan de non-profit privé-sector en 30% aan de privé profit sector.» Het is duidelijk dat een programmatie die enkel en alleen gebaseerd is op het aanbod en op vaak willekeurige en kunstmatige criteria, leidt tot belangrijke onevenwichten. De bedden in de rust- en verzorgingstehuizen zijn bijvoorbeeld permanent voor 98% bezet, wat aantoont dat er lange wachtlijsten zijn gelet op de vaak voorkomende overlijdens en herinrichtingswerken. Grosso modo betekent zulks dat een groot aantal personen die nood hebben aan een plaats in een verzorgingstehuis verplicht zijn uit te kijken naar alternatieve oplossingen wegens plaatsgebrek. In andere gevallen zijn tal van bedden onbezet tengevolge van een technocratische programmatie. Uit een enquête in het Waalse Gewest, uitgevoerd in 2002 op verzoek van Minister Detienne die toen bevoegd was, bleek dat gemiddeld slechts 89% van de bedden in Waalse rusthuizen bezet waren. Bepaalde instellingen hadden een wachtlijst van verschillende jaren terwijl andere slechts bezet waren voor 50% van de erkende capaciteit. Deze situatie en deze werkwijze, enkel en alleen gebaseerd op het aanbod, is bijzonder verontrustend en leidt tot een onefficiënte aanwending van de beschikbare middelen. Dit zijn maar enkele voorbeelden van situaties die ons ertoe aansporen de sector van de huisvesting voor de bejaarden in België nader te onderzoeken. Is het dan zo negatief? Moeten we echt toegeven aan het pessimisme? Waarom wordt onze situatie in Frankrijk dan als voorbeeld gesteld in de rapporten over de sanitaire catastrofe van de zomer 2003? Het rapport dat in 1999 opgesteld werd in Vlaanderen door het «Platform Wonen voor Ouderen» somt een aantal positieve en negatieve punten op die toelaten snel inzicht te verwerven in de toestand van de sector in het Noorden van het land.3 1. België, en voornamelijk Vlaanderen, wordt gekenmerkt door een groter aandeel van de zorgverstrekking aan huis dan andere landen. Dit is vanzelfsprekend een bijzonder positief element in het kader van een beleid dat gericht is op het thuis ouder worden, op het verbeteren van de levenskwaliteit van de persoon en op het verlagen van de huisvestingskosten voor de maatschappij. 2. De sector evolueert naar een dubbel aanbod: instellingen die gericht zijn op de zorgverstrekking enerzijds, en instellingen die voornamelijk
66
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België gericht zijn op de huisvesting anderzijds. Bij het onderzoek van de beste praktijken ter zake zullen wij vaststellen dat dit onderscheid in de toekomst steeds minder zin zal hebben, aangezien huisvesting en zorgverstrekking onafscheidbaar zullen worden. 3. De vraag en de behoeften van de bewoners, die klanten worden, zullen de verwachtingen op het gebied van de kwaliteit doen toenemen, zowel voor de huisvesting als voor de verschillende diensten. 4. De verscheidenheid in de sector neemt toe en deze verscheidenheid zal in de toekomst nog verhogen. De categorie van de hoogbejaarden is geen homogene groep en er zal moeten worden voorzien in een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van elk individu. 5. De hoofdreden voor de overstap naar een rusthuis is een gezondheidsprobleem, eerder dan de wens om niet alleen meer te zijn. 6. Het grootste deel van de kosten van het rusthuis wordt betaald door de bewoner. In de verzorgingstehuizen wordt ongeveer de helft van de kosten gedragen door de bewoner en de ander helft door de federale overheid. 7. Het Vlaamse «Kwaliteitsdecreet» heeft een nieuwe dynamiek in de sector op gang gebracht. 8. De serviceflats in Vlaanderen kwamen tot stand ingevolge de lange wachtlijsten voor opname in een rusthuis. De toename van dit soort woningen had vooral plaats van 1993 tot 1997. Vreemd genoeg stijgt de vraag nog steeds, terwijl de sector van de serviceflats krimpt sinds 1997-1998. In de literatuur treft men nog andere factoren aan die dit eerste oppervlakkige onderzoek van de Belgische situatie vervolledigen. 1. Door de complexe staatsstructuur is het onmogelijk een coherent beleid te voeren. 2. De wetgeving en de reglementering zijn te dwingend, complex en strak en beletten vaak de uitvoering van innoverende projecten. Tal van wetgevende en reglementaire teksten zijn overigens verouderd. Zo kan men bijvoorbeeld denken aan de in Vlaanderen geldende teksten op het gebied van de toegankelijkheid van de infrastructuur en de gebouwen. Deze feitelijke toestand zou een belangrijke rem kunnen vormen op de verspreiding in ons land van de beste Belgische en buitenlandse praktijken. 3. Zelfs in de nieuwe rusthuizen zijn de kamers te klein. De bewoners aanvaarden de institutionele omgeving van een klassiek Belgisch rusthuis niet meer. Zij wensen meer comfort en privé-leven in een residentiële omgeving met grotere kamers. Zij wensen dat het aspect «huisvesting en welzijn» wordt
67
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België uitgebreid naast het concept «zorgverstrekking». 4. Het werktempo van het personeel is hoog en het werk wordt vaak weinig gewaardeerd. De rusthuizen hebben het moeilijk om geschikt personeel te vinden, zowel zorgverstrekkers als bekwame en gemotiveerde beheerders. 5. Zoals in tal van andere landen, heeft het Belgisch rusthuis een negatief imago. Het is de plek van de laste rechte lijn tot de dood, de rust die de eeuwige rust voorafgaat. «Voor de persoon dit het eerst geconfronteerd wordt met de sector, vormt het negatieve beeld van het rusthuis één van de talrijke stereotypen die in onze maatschappij bestaan ten aanzien van de veroudering van de bejaarden.4» Na dit eerste fragmentarisch en bondig overzicht, stellen wij u voor de sector meer in detail te bestuderen via de van kracht zijnde juridische teksten en een nauwkeurig statistisch onderzoek. Tot besluit zullen wij ingaan op de vooruitzichten tot 2050.
A. De historische evolutie Historisch gezien, was de onthaalstructuur van bejaarden gebaseerd op de zorgverstrekking5: de bejaarde beschouwde het ziekenhuis als de belangrijkste onthaalstructuur. Het rusthuis kwam pas op de tweede plaats. De zorgfunctie kwam voor de woonfunctie.
A.1. De wet van 12 juli 1966 betreffende de rusthuizen voor bejaarden De wet van 12 juli 1966 op rusthuizen voor bejaarden (B.S. van 8 september 1966) heeft voor herstellende bejaarden en meer valide personen het begrip rusthuis met residentiele functie in het leven geroepen. Het kwam erop aan de misbruiken te verhelpen die vastgesteld werden in talrijke rusthuizen voor bejaarden. Het verslag n° 39-2 wijst erop dat «volgens recente studies, 17,58% van de totale bevolking in 1975 ouder zal zijn dan 65 jaar. De meeste ouderen hebben een erg bescheiden inkomen en het huidige gezinsleven is zodanig georganiseerd dat de kinderen niet meer beschikken over de vereiste tijd om zich actief bezig te houden met de bij hen inwonende bejaarde ouders. Als gevolg hiervan worden de ouderen hoe langer hoe meer overgelaten aan hun lot, zijn zij slecht gehuisvest of worden zij geplaatst in openbare of privé-tehuizen.» Ten tijde van de voorbereiding van de wet, hadden privé-tehuizen duidelijk geen goed imago. Het verslag n° 39-2 preciseert dat «een aantal van deze openbare of privé-tehuizen goed onderhouden en behoorlijk georganiseerd zijn en voldoening schenken. Het is overigens duidelijk dat ook tehuizen worden opgericht met winstoogmerk. De gevolgen hiervan zijn: ongeschikte en
68
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België onvoldoende voeding, huisvesting in slechte omstandigheden, onvoldoende waarborgen op het vlak van de hygiëne en de veiligheid. Dit alles is mogelijk wegens de afwezigheid van in acht te nemen wettelijke bepalingen en van wettelijke controle. (…) De tehuizen die worden opgericht na de inwerkingtreding van de wet zullen moeten voldoen aan strikte normen op het gebied van de veiligheid en de hygiëne en zullen zich moeten onderwerpen aan regelmatige controles. Er zal evenwel progressief te werk moeten worden gegaan ten aanzien van de bestaande tehuizen, aangezien de wetgeving niet mag leiden tot de sluiting van tehuizen of de verhoging van de dagprijzen; in de beide gevallen zouden bejaarden hiervan het slachtoffer worden of geen gepaste huisvesting meer vinden.» Tijdens de bespreking ging de aandacht ook reeds naar de belangrijke optie die erin bestaat de personen toe te laten thuis ouder te worden. Zo was een lid het wel eens met de basisgedachte van de tekst, maar wees hij er tevens terecht op dat «de belangrijkste taak, dat wil zeggen de meest dringende taak, erin bestaat de onafhankelijkheid van de bejaarden in het sociale leven te waarborgen. Men moet zich inspannen om de ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen; hiertoe dient aandacht te worden besteed aan de thuiszorg, de uitbreiding van de assistentiediensten aan bejaarden, het bevorderen van de huisvesting en vrijetijdsbesteding van bejaarden, enz.» De Minister preciseert in zijn antwoord dat het probleem van de ouderen twee aspecten heeft. In de eerste plaats, een psychologisch aspect: niet alleen mag de bejaarde niet de indruk hebben nutteloos te zijn in de moderne maatschappij, maar tevens moet hij het recht hebben om de vruchten te plukken van de welvaart waartoe hij heeft bijgedragen. In de tweede plaats zijn er de materiële aspecten: inkomen, huisvesting, zorgverstrekking, vrijetijdsbesteding, enz. «Om de totaliteit van het probleem op te lossen, moet de structuur van onze maatschappij zodanig gewijzigd worden dat de ouderen er de plaats in bekleden die hen toekomt.» Dit antwoord werd geformuleerd in het midden van de 20ste eeuw en het zou bijna als basis kunnen dienen voor het te voeren beleid in de eerste helft van de 21ste eeuw. De wet was toepasselijk op «alle verblijfsinrichtingen, beheerd door een publiekrechtelijke of door een privaatrechtelijke persoon, die onder de benaming van of in de hoedanighied van «rusthuis», «rustoord», «tehuis voor ouden van dagen», aan personen van 60 jaar of ouder, die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting bieden, met gehele of gedeeltelijke huishoudelijke- en gezinsverzorging». Deze instellingen moesten beantwoorden aan bepaalde criteria, onder meer in verband met de vrijheid van de bewoners en de eerbied voor hun overtuigingen, voeding, hygiëne, gezondheidszorg, veiligheid, aantal, bekwaamheid en moraliteit van het personeel van de instelling, gebouw en boekhouding. Het verblijf in een ziekenhuis werd vaak verkozen boven dat in een rusthuis, aangezien dit doorgaans gratis was, terwijl de opvang in een rusthuis een
69
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België hoge persoonlijke financiële inbreng vergt. Deze situatie zou onvermijdelijk aanleiding geven tot begrotingsproblemen.
A.2. De wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de ziekenhuiswetgeving De wet van 28 juni 1978 tot wijziging van de ziekenhuiswetgeving en in verband met bepaalde andere vormen van zorgverstrekking (B.S. van 12 juli 1978) heeft een tussenoplossing tussen de beide vormen van onthaal ingevoerd: bepaalde rusthuizen konden een bijzondere erkenning en subsidies bekomen indien zij eveneens zorg verstrekten die het verblijf in een ziekenhuis kon voorkomen of beperken. Zo bepaalt artikel 5 dat «In het raam van een planning bepaald door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, en volgens normen vastgesteld bij Koninklijk Besluit, kan aan erkende rustoorden voor bejaarden een bijzondere erkenning worden toegekend voor het verlenen van een geheel van zorgen dat toelaat het verblijf in het ziekenhuis in te korten of te voorkomen. Met erkende rustoorden voor bejaarden worden gelijkgesteld ziekenhuis en gedeelten van ziekenhuizen die een afgesloten architectonisch geheel vormen, die omgeschakeld zijn tot verblijfsdienten voor de opneming van personen die behoefte hebben aan de zorgverlening, bedoeld in vorig lid.» Wegens een gebrek aan financiële middelen, bleven de uitvoeringsbesluiten uit. Merken we trouwens op dat de erkenning gekoppeld was aan een overeenkomstige vermindering van het aantal ziekenhuisbedden. Door deze voorwaarde was de overgang van het ene naar het andere bijzonder moeilijk.
A.3. Het bijzonder ingewikkeld institutioneel kader in ons land sinds de hervormingen van de jaren 1980 De grondwetsherziening van de jaren 80 heeft de personaliseerbare materies overgeheveld naar de gemeenschappen. De wetgever onderscheidde hierin twee domeinen. Het gezondheidsbeleid, (de zorgverstrekking, opvoeding over gezondheid en preventieve geneeskunde) en het beleid in verband met de hulp aan personen (onder meer het beleid inzake sociale hulp, het gehandicaptenbeleid en het beleid in verband met de derde leeftijd). Om de lezer niet af te schrikken, zullen wij niet in detail ingaan op deze verschillende institutionele hervormingen, die evenwel tot een bijzonder ingewikkeld kluwen hebben geleid in de materie die ons interesseert. We vragen ons inderdaad af of het complex karakter van de Belgische institutionele situatie op dit vlak – zoals op andere domeinen trouwens – zal toelaten ooit tot een echte coördinatie te komen, in het belang van de 70
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België betrokken bevolkingsgroep. Elk aspect van het probleem resorteert doorgaans onder een andere minister op een ander machtsniveau.
A.3.1. Zes betrokken machten of machtsniveaus Wij hebben zes verschillende machten of machtsniveaus geteld die betrokken zijn bij de problemen. De onderstaande tabel, die gepubliceerd werd in het kader van onze studie 2002 over personen met een handicap en de demografische veroudering spreekt voor zich. De versnippering van de bevoegdheden.
Komt tussenbeide op de gebieden waar de gemeenschappelijke actie beschouwd wordt als efficiënter dan die van elke lidstaat afzonderlijk (subsidiariteitsprincipe), zoals de economische en sociale cohesie, de sociale politiek, de gelijke kansen en de strijd tegen de uitsluiting.
Europa
Federale staat
België
Lokaal
Sociale zekerheid, arbeidsrecht
Gewesten
Huisvestingsbeleid, vervoer, openbare werken, gewestelijke economie.
Gemeenschappen
Onderwijs, onthaal- en integratiebeleid, gezinsbeleid, gehandicapten- en bejaardenbeleid, preventiebeleid inzake gezondheid, ziekenhuiszorg en thuiszorg.
Provincies
Onder voogdij van de gemeenschappen en gewesten, initiatieven inzake onderwijs, sociale en culturele infrastructuur, preventieve geneeskunde en sociaal beleid. Zij houden zich tevens bezig met vervoer, openbare werken en huisvesting.
Gemeenten
Fundamentele rol via de OCMW’s, gemeentelijke infrastructuur, gemeenschappelijke openbare werken.
Bron: CCB-C, 2002
71
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België De onderstaande tabel, opgesteld door de «Conseil Economique et Social de la Région Wallonne» in 2002, maakt een onderscheid tussen wat tot de bevoegdheid behoort van de federale overheid en van het Waalse Gewest.
Bevoegdheden
Federale Overheid
Waals Gewest
Instellingen
De De De De
ziekenhuizen; rust- en verzorgingstehuizen (RVT); diensten voor thuiszorg; dagverzorgingscentra;
De rusthuizen voor bejaarden (ROB), serviceflats en dagopvangcentra voor bejaarden; De coördinatiecentra voor thuisverzorging en diensten aan huis; De diensten voor gezinshulp en hulp aan bejaarden.
Erkenning
De organieke wetgeving inzake ziekenhuisbeleid en zorginstellingen (wet van 23 december 1963), dat wil zeggen algemene normen en functioneringsnormen van ziekenhuizen/ziekenhuisdiensten, minimale voorwaarden inzake capaciteit bedden, technische uitrusting, medisch personeel enz.
Organieke bevoegdheid voor de bovenvermelde instellingen. Toekenning, weigering, intrekking van de erkenning van de instellingen. Inspectie, sluiting van instellingen.
De erkenningsnormen enkel in de mate dat zij een weerslag kunnen hebben op de andere federale bevoegdheden inzake gezondheid. Bv: architecturale, functionele of organisatorische normen die een weerslag zouden kunnen hebben op de ZIV of op de exploitatiefinanciering, zoals de normen op het gebied van hygiëne of de normen in verband met het aantal personeelsleden en hun kwalificatie. De bepaling van de voorwaarden en de aanduiding als universitair ziekenhuis6-7
Algemene functionele, architecturale en organisatorische normen in verband met de erkenning van de instellingen.
De dringende medische hulp.
Financiering
De financiering van de exploitatie gekoppeld aan de organieke wetgeving, dat wil zeggen voornamelijk de «onderhoudsdag»8. De basisregels in verband met de financiering van de infrastructuur, zware medische apparatuur inbegrepen. De vaststelling van het minimum bedrag van de toekenningsvoorwaarden en de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen van bejaarden. Interventies in het kader van de ziekteen invaliditeitsverzekering.
Binnen de perken van het algemeen kader, de prioriteiten en individuele beslissingen inzake investeringen, dat wil zeggen, de subsidies voor de bouw, de verbouwing en de uitrusting.
Programmatie9
De basisregels in verband met de programmatie
De prioriteiten en individuele beslissingen in het kader van de algemene programmatie.
Bron: CESRW, 2002
72
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België A.3.2. De situatie in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest De situatie in Brussel is ronduit karikaturaal. Het ouderenbeleid is in principe een bevoegdheid van de gemeenschappen. Hoe zal deze bevoegdheid worden uitgeoefend op het grondgebied van de 19 Brusselse gemeenten? 1. In principe zal de betrokken oudere, afhankelijk van zijn taalrol, onder de bevoegdheid vallen, van de Vlaamse gemeenschap ofwel van de Franse gemeenschap. 2. Om elke gemeenschap de mogelijkheid te bieden een specifiek Brussels communautair beleid, beperkt tot het grondgebied van de 19 gemeenten, te voeren werden evenwel 3 specifieke instellingen opgericht: ❒ De «Commission communautaire française» (COCOF) die bevoegd is voor de Franstalige «monocommunautaire» instellingen van het Brusselse Gewest. ❒ De Vlaamse gemeenschapscommissie (VGC) die bevoegd is voor de Nederlandstalige «monocommunautaire» instellingen van het Brusselse Gewest. ❒ De Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie (GGC) die de gemeenschappelijke gemeenschapsmateries van de beide gemeenschappen van het Gewest regelt en beheert. Elke Commissie beschikt over een Vergadering en een College. Het College van de «Commission communautaire française» omvat de Franstalige ministers en staatssecretarissen van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Het College van de Vlaamse gemeenschapscommissie omvat de Nederlandstalige ministers en staatssecretarissen van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie omvat de vier ministers van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de Minister-President. De Minister-President zetelt er slechts in met een raadgevende stem. In het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) wordt alles immers beheerd op basis van taalpariteit. De hulp aan personen werd overgeheveld van de Franse gemeenschap naar de Franse gemeenschapscommissie bij decreet van 19 juli 1993. De Vlaamse gemeenschap liet een dergelijke overheveling ten gunste van de Vlaamse gemeenschapscommissie achterwege, «met het doel de banden tussen Vlaanderen en Brussel te verstevigen». «Onder voorbehoud van soms belangrijke uitzonderingen10», is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zowel bevoegd voor de instellingen «die niet uitsluitend tot de ene of de andere gemeenschap behoren (bicommunautaire instellingen) als voor de personen op de volgende domeinen»: ❒ Het gezondheidsbeleid (zorgverstrekkingsbeleid in en buiten de zorginstellingen, sanitaire opvoeding, preventieve geneeskunde).
73
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België ❒ Hulp aan personen (gezinsbeleid, sociale politiek, personen met een handicap, bejaarden, jeugd, immigranten, sociale hulp aan gedetineerden, enz. …). Met andere woorden, de GGC oefent volledig autonoom «de bevoegdheden uit die de Franse en de Vlaamse gemeenschap niet kunnen uitoefenen te Brussel op de domeinen van de gezondheid en de hulp aan personen, wanneer zij rechtstreeks betrekking hebben op een inwoner van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest of een bicommunautaire instelling.11»
A.3.3. Een drievoudige complexiteit Dit ingewikkeld kluwen, dat natuurlijk aan de basis ligt van een verstrengeling van wetgevingen, reglementen en normen op alle niveaus, vormt het dagelijks slagveld voor de rusthuisbeheerders. Nauwelijks is een ministerieel besluit in werking getreden, of een koninklijk besluit wijzigt het systeem, dat al openomen werd in een gewestdecreet, dat natuurlijk op zijn beurt moet worden aangepast. De normen zijn zo dwingend dat geen enkel rusthuis erin slaagt eraan te beantwoorden. En indien het dan toch de nodige investeringen heeft gedaan, dan bestaat er geen enkele garantie dat andere normen die nopen tot nieuwe aanpassingen uitblijven. In werkelijkheid, gaat het dus om een drievoudige complexiteit. In de eerste plaats zijn er tal van rechtsbronnen. Tevens zijn de teksten zelf dwingend, lang en ingewikkeld om te begrijpen en om toe te passen. Ten slotte worden de teksten door haast elke nieuwe minister veranderd, aangezien deze zijn ideeën wenst op te nemen in het reglementaire kader waarvoor hij bevoegd is. Deze complexiteit leidt vaak tot een gebrek aan samenhang, en soms tegenspraak, in de beleidsmaatregelen. Indien een provinciale overheid bijvoorbeeld zou beslissen om de nadruk te leggen op het thuis ouder worden, dan zou dit beleid best bedreigd kunnen worden door een te geringe federale financiering van de diensten voor thuiszorg of door een gewestelijk beleid dat voorrang geeft aan opname in instellingen van het traditionele type nursing home. Zo heeft de vertegenwoordiger van de minister12 op een studiedag die op 5 december 2001 georganiseerd werd door de «Fédération des Centres de Service Social» en de «Fédération des Centres de Service Social Bicommunautaires», onderstreept dat «het gebrek aan samenhang en begrijpelijkheid van de beleidsmaatregelen een moeilijkheid blijkt te zijn voor het voeren van een doordacht beleid. Een bijkomende moeilijkheid is dat de beleidsmaatregelen genomen worden op verschillende institutionele bevoegdheidsniveaus naar eenzelfde publiek en naar dezelfde diensten.» Institutionele complexiteit betekent eveneens begrotingsproblemen aangezien de beschikbare middelen moeten worden verdeeld tussen de verschillende bevoegde besturen en instellingen. Op de studiedag van 5 december 2001 onderstreepte de vertegenwoordiger van de minister13 «dat men kan vaststellen welke risico’s het doorschuiven van verantwoordelijkheden inhoudt, onder meer op begrotingsvlak. Wat bijvoorbeeld de gezondheid betreft, heeft men de gelijktijdige ontwikkeling vastgesteld van twee boodschappen of logica’s. In de eerste plaats, een
74
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België boodschap die erop gericht was meer de nadruk te leggen op de levenskeuze van de personen, op hun zelfredzaamheid en bijgevolg op de thuiszorg, of in ieder geval op de mogelijkheid om zolang mogelijk thuis te blijven. In de tweede plaats, en parallel hiermee, is er de financiële begrotingslogica van de federale overheid. Deze tracht de duur en de verblijfskosten in ziekenhuizen te verminderen en probeert bijgevolg de opvang in rusthuizen of de thuishulp te bevorderen. Maar de financiële middelen die worden bespaard op federaal niveau komen niet noodzakelijk terecht op het gewestelijke niveau. Ziedaar een eerste reeks van moeilijkheden. Een soort van spel, de ene keer een samenwerking en de andere keer de overdracht van verantwoordelijkheden zonder middelen. Dit stelt problemen in termen van continuïteit van de diensten. Zo kunnen de diensten voor thuishulp plots geconfronteerd worden met een toename van de vraag zonder dat zij de middelen hebben om hierop in te spelen.» Een van de strekkingen en van de impliciete besluiten van deze dag was dat het aangewezen is bepaalde materies opnieuw te federaliseren, of in ieder geval ze beter af te bakenen, te harmoniseren en/of te optimaliseren om de huidige vaagheid en het gebrek aan coherentie te vermijden.14 Zo kunnen wij verwijzen naar een recente poging tot coördinatie op dit vlak op het niveau van Franstalig en Duitstalig België. Op 25 februari 2002 zijn de «Franstalige Regeringen» samengekomen met het oog op een globale bespreking van alle problemen in verband met de veroudering van de Franstalige bevolking. «Op deze vergadering hebben de Franstalige regeringen de synergie onderzocht die kan worden aangewend opdat elke entiteit in het kader van haar bevoegdheden, bijdraagt tot het geven van een gecoördineerd antwoord op alle vragen in verband met het verouderingsprobleem, de situatie die hiermee verbonden kan zijn, het verlies aan zelfredzaamheid en de diensten die hierop een antwoord kunnen bieden.15» Op 26 februari 2002 hebben de regering van de Franse gemeenschap, de Waalse regering, het College van de COCOF en de regering van de Duitstalige gemeenschap aan de Eerste Minister van de federale overheid de oprichting gevraagd van een Interministeriële Conferentie over het Ouderenbeleid16. Deze complexiteit wordt gelukkig ietwat getemperd door het bestaand overleg tussen de verschillende regeringen, via de sluiting van protocolakkoorden tussen de federale overheid en de gewestelijke entiteiten.
A.4. De protocolakkoorden tussen de federale regering en de gewestelijke entiteiten Het protocol van 9 juni 1977 tussen de federale regering en de gewestelijke entiteiten over het te voeren ouderenzorgbeleid acht «dat de uitdagingen
75
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België ingevolge de veroudering van de bevolking en de toename van het aantal zorgbehoevende ouderen enkel een passende en in de tijd duurzame oplossing kunnen krijgen in het kader van een beleid van samenwerking tussen de federale Staat en de Gemeenschappen/Gewesten» en dat «die voorstellen in de eerste plaats tot doel hebben de oudere, indien hij dat wenst, zo lang mogelijk in zijn vertrouwde omgeving te laten wonen en hem daar, indien nodig te verzorgen.» Het protocol stelt bijgevolg dat «dit veronderstelt dat de oudere kan beschikken over een gevarieerd en gecoördineerd hulp- en dienstverleningsaanbod. Thuiszorgondersteunende voorzieningen, zoals de dag- en nachtonthaal, het kort verblijf in een rusthuis of in een verzorgingstehuis, moeten verder worden ontwikkeld. Deze voorzieningen stellen zich tot doel de oudere persoon en zijn omgeving te ondersteunen zodat hij thuis kan blijven wonen en thuis kan worden verzorgd.» Het protocol legt eveneens de nadruk op het noodzakelijk karakter van een huisvesting van het residentiële type. «Wat betreft de opname in een rusthuis of in een rust- en verzorgingstehuis, zijn de federale Staat en de Gemeenschappen/Gewesten van mening dat deze instellingen moeten voldoen aan strikte voorwaarden wat betreft hun werking, zodat hun residentieel karakter strikt wordt nageleefd; en dat zij over voldoende en gekwalificeerd personeel moeten beschikken om op gecoördineerde wijze in de behoeften van de inwoners inzake begeleiding en verzorging te kunnen voorzien.» Ten slotte bevat het protocol een programmatie en een strikte reconversie. «Er dient een behoeftenstudie te worden gerealiseerd met het oog op het vaststellen van de aangepaste programmatienormen van de rusthuizen en de rust- en verzorginstehuizen. De mogelijkheid tot een reconversie van een teveel aan rusthuiswoongelegenheden naar andere voorzieningen zal worden onderzocht. De programmatie van het aantal RVT-bedden zal, met ingang van 1 januari 1998, progressief, binnen een termijn van vijf jaren jaarlijks met 5.000 bedden worden opgetrokken om, mits respect voor de erkenningsnormen, voor eenzelfde zorgbehoefte eenzefde financiering te garanderen. Dit zal gebeuren via reconversie van rusthuisbedden naar RVT–bedden; met andere woorden, het nieuwe aantal RVT-bedden moet worden gecompenseerd door een evenredige vermindering van het aantal plaatsen in rusthuizen.» Op 25 juli 2001 en 1 januari 200317 werden nieuwe protocollen gesloten. Het protocol van 2003 geeft aan dat een grondig overleg met de Gemeenschappen en Gewesten absoluut noodzakelijk is om te komen tot een consensus over de gemeenschappelijke doelstellingen inzake zorgverstrekking aan bejaarden. Het gaat verder met de programmatie, gebaseerd op het beheer van het aanbod. «Om een evenwichtige financiering van de sociale zekerheid op lange termijn veilig te stellen, moet de evolutie van het zorgaanbod in de hand worden gehouden, waarbij terzelfder tijd de ouderen een kwalitatieve hoogstaande dienstverlening moet worden gewaarborgd. De toegankelijkheid ervan moet worden gewaarborgd en tevens moet het ondoelmatig gebruik van de erkende bedden alsook elke onnodige opname van zorgbehoevende ouderen worden voorkomen. Een pro-actief en preventief beleid brengt mindere afhankelijkheid en minder isolement bij
76
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België de ouderen mee, waardoor er middelen voor een betere zorgverlening vrijgemaakt kunnen worden.» Het protocol bepaalt het basisprincipe van de formele zorg «dat er vooral in bestaat om in elke omstandigheid de nodige zorg aan de oudere te verschaffen zodat hij een maximale zelfredzaamheid en zijn capaiteiten kan herwinnen en dat, ook al is een functieverlies onvermijdelijk, de gevolgen ervan zo sterk mogelijk beperkt worden.» Het bevat vervolgens een nieuwe programmatie van de onthaalstructuren en een nieuw moratorium. Het aanhangsel n°1 voorziet in de financiering van innoverende huisvestingsalternatieven met de nadruk op het thuis wonen. «De financiële middelen die overeenstemmen met «RVT-equivalenten», zoals vermeld in punt 2c kunnen eveneens geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor het financieren van nieuwe alternatieven die tot doel hebben het onthaal van de patiënten te verbeteren, rekening houdend met de voorrang die moet worden verleend aan het thuis blijven wonen. (…) Eventueel kan ook worden voorzien in een verbinding met een struktuur van het type rust- en verzorgingstehuis.» Deze verschillende innoverende projecten zullen worden beoordeeld door een «werkgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende ondertekenende partijen van dit protocol. De doelstelling van deze beoordeling is dubbel: enerzijds een uitwisseling van goede praktijken tussen de verschillende partijen toelaten; anderzijds nagaan of het voorgelegde project kan of moet worden veralgemeend op het gehele grondgebied, of dat het experiment moet worden beëindigd.» Het tweede aanhangsel heeft tot doel de communicatie en het inzamelen van inlichtingen tussen de verschillende betrokken overheden te verbeteren. Het aanhangsel stipuleert onder meer «dat men in de loop van 2005 zal nagaan of het mogelijk is dat de gemeenschappen en gewesten, de gegevens betreffende de erkenningen van rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, centra voor dagopvang, dagverzorgingscentra, centra voor kort verblijf, serviceflatgebouwen en gelijkaardige voorzieningen kunnen groeperen in een gemeenschappelijke gegevensbank, en of het mogelijk is dat de FOD volksgezondheid aan deze instelling gegevens kan opvragen via dezelfde gegevensbank; zulks zonder afbreuk te doen aan de eerbiediging van de autonomie van de gewesten en gemeenschappen, vereist in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden.»
B. De typologie en de kenmerken van de rusthuissector in België B.1. De typologie van de collectieve huizen De rusthuizen voor bejaarden (ROB) zijn instellingen voor collectief verblijf
77
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België waar aan de bejaarden huisvesting en een deel van de gebruikelijke familiale en huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De rusthuizen voor bejaarden nemen het grootste deel van het institutionele aanbod voor hun rekening. In de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) hebben de bedden een specifiek statuut. De bedden van de «rust- en verzorgingstehuizen» (RVT) zijn geïntegreerd in de rusthuizen. Zij zijn bestemd voor personen die lijden aan een ziekte van lange duur die «verpleegkundige en paramedische zorg vereist en hulp bij de essentiële activiteiten van het leven» (Koninklijk Besluit van 2 december 1982) vergt, maar die geen behoefte hebben aan een dagelijkse medische controle of aan een permanente gespecialiseerde medische behandeling18. De RVT’s werden dus opgericht voor de ouderen die chronisch ziek zijn maar die geen intensieve technische medische zorg nodig hebben. De RVT’s vormen een tussenstructuur tussen het ziekenhuis en het rusthuis voor bejaarden (ROB), dat er aanvankelijk niet toe bestemd was zorg te bieden. Het is pas recent dat de gezondheidszorg een grotere plaats heeft ingenomen in de ROB’s, terwijl andere huisvestingsoplossingen ontwikkeld werden voor de zelfstandige personen19. De centra voor tijdelijke opvang (overdag, ’s nachts of voor een kort verblijf) zijn structuren die toelaten even uit te blazen. Zij dragen ertoe bij de objectieve en subjectieve last van de familiale helpers te verlichten, de levenskwaliteit van de oudere in stand te houden of te verbeteren en zijn hospitalisatie of opname in een instelling te vermijden of uit te stellen. De serviceflats of senioreries zijn individuele huisvestingseenheden waar de oudere (60-plusser) zelfstandig woont en waar hij desgewenst een beroep kan doen op een beperkt aantal gemeenschappelijke diensten. De bewoner behoudt zijn zelfstandigheid maar kan er toch de maaltijden gebruiken en deelnemen aan de door de instelling voorgestelde activiteiten. Naast de conventionele instellingen, bestaan er nog andere huisvestingsvormen voor ouderen, zoals onder meer de huisvestingsfoyers die gebaseerd zijn op het concept van het leven in gemeenschap. Deze niet-conventionele sector is vrij weinig ontwikkeld in België.
B.2. De kenmerken van de sector De sector van de rusthuizen is een zeer sterk gereglementeerde sector: men kan niet zomaar een bejaardentehuis openen op basis van een eenvoudig onderzoek van vraag en aanbod. Zonder bestudering van de vraag, maar rekening houdend met de demografische ontwikkeling en de beschikbare budgetten, wordt het aanbod op regelmatige tijdstippen bepaald door de overheid: dat is wat men de programmatie noemt. In bepaalde gevallen en op bepaalde tijdstippen, wordt de programmatie gevolgd door een moratorium, dat wil zeggen dat men geen nieuwe tehuizen mag openen zonder er andere te sluiten. Wat de nieuwe huisvesting voor de meest afhankelijke personen betreft, namelijk diegenen die behoefte hebben aan een «RVT-bed», dient opgemerkt te worden dat dergelijke bedden enkel kunnen worden aangeboden indien het gaat
78
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België om omgeschakelde ziekenhuisbedden. Men moet bijgevolg één ziekenhuisbed schrappen om twee RVT-bedden te kunnen aanbieden: ziedaar de reconversie. Anderzijds is de exploitatie van een rusthuis gekoppeld aan een erkenning door de bevoegde overheid. Deze erkenning wordt verleend indien wordt voldaan aan draconische voorwaarden en normen, die weinig ruimte laten voor creativiteit en innovatie. Deze normen hebben voornamelijk betrekking op de architectuur van het gebouw en het tewerkgestelde personeel. Ten slotte zullen wij in het kort de financiering van de tehuizen, die geschiedt via forfaitaire bedragen en enveloppen, doorlichten.
B.2.1. Programmatie en moratoria De federale Minister van Volksgezondheid bepaalt de regels voor de programmatie, erkenning en subsidiëring van ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen (rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, beschermde woningen voor psychiatrische patiënten), alsmede de programmatie van de zware apparatuur. De uitwerking van programmatienormen heeft tot doel te zorgen voor de aanpassing van het aanbod aan de behoeften van de bevolking wat de soort specialisatie betreft, de capaciteit van de diensten, de apparatuur, de geografische verdeling en de coördinatie van het gebruik van de installaties. De gewestelijke entiteiten van hun kant doen hetzelfde wat hun bevoegdheden betreft. Het protocol van 9 juni 1997 heeft nochtans een moratorium ingevoerd voor de rusthuizen, waarbij bepaald werd dat «met het oog op een beheersing van de uitgaven in het kader van de globale begroting, vastgesteld in 1997 door de federale regering voor de sector van de rusthuizen, de Gemeenschappen – Gewesten zich er enerzijds toe verbinden geen nieuwe principe-akkoorden of nieuwe voorafgaande vergunningen toe te kennen, behalve in geval van een overeenkomstige verlaging of van overdracht van principe-akkoord, gemotiveerd en bevestigd door de bevoegde overheid van de Gemeenschap of het Gewest; en anderzijds de erkenning van nieuwe bedden te beperken tot enkel en alleen die bedden die het voorwerp uitmaakten van een principe-akkoord of van een voorafgaande of gelijkgestelde vergunning.» Een ander voorbeeld van het moratorium: het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 13 mei 2001 tot invoering van een moratorium op de opening van nieuwe bedden in rusthuizen (B.S. 11 augustus 2001) bepaalt dat «de leden van het Verenigd College zich niet meer uitspreken over een nieuwe aanvraag tot
79
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België voorlopige werkingsvergunning, behalve wanneer de voorlopige werkingsvergunning betrekking heeft op een instelling die verandert van vennootschapsvorm; wanneer de erkende instelling van adres verandert of wanneer er een overname van bedden is.» Quid met de programmatie van de gewestelijke entiteiten? Nemen we het voorbeeld van de toestand in Wallonië, met een onderzoek van de toestand op het einde van de legislatuur in juni 2004.
B.2.1.1. De decreten, van het Waalse gewest van 5 juni 1997 en 6 februari 2003 Artikel 4, §1 van het decreet van het Waalse Gewest van 5 juni 1977 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de «Conseil wallon du troisième âge» (B.S. van 26 juni 1997) preciseert dat «de regering het programma bepaalt voor de vestiging en de capaciteit van de rustoorden en de dagcentra. De regering kan dergelijk programma ook voor serviceflats vaststellen. De regering actualiseert de programma’s om de twee jaar.» Dit programma houdt rekening met de geografische verdeling van de instellingen, het aantal en de specifieke behoeften van de ouderen in het betrokken arrondissement en de federale bepalingen op het gebied van de financiering van de zorg in rusthuizen; het bewaart een evenwicht tussen de instellingen die behoren tot de overheidssector, de instellingen uit de privé-sector zonder winstoogmerk en de instellingen uit de commerciële sector. Artikel 27 van het decreet van het Waalse Gewest van 6 februari 2003 tot wijziging van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rusthuizen, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de «Conseil wallon du troisième âge» (B.S. van 12 maart 2003) bepaalt deze programmatie voor het Zuiden van het land: 1° het programma in verband met het aantal rusthuisbedden is vastgesteld voor het gehele Waalse gewest op 6,8 bedden per 100 inwoners van ten minste 60 jaar oud. De programmatie gebeurt per arrondissement met het doel elk arrondissement toe te laten te beschikken over 6,3 bedden per honderd inwoners van ten minste 60 jaar oud. In dat programma is ten minste 29% van de bedden voorbehouden aan de overheidssector, minstens 21% aan de privé-sector zonder winstoogmerk, en maximum 50% aan de privé-profit sector; 2° het programma in verband met het aantal bijzondere woningen in serviceflats is vastgesteld op 2 woningen per honderd bejaarden van ten minste 60 jaar oud per arrondissement. In dit programma is 40% van de woningen voorbehouden aan de overheidssector, 30% aan de privé-sector zonder winstoogmerk en 30% aan de privé-profit sector; 3° het programma in verband met het aantal plaatsen in dagcentra is vastgesteld op twee plaatsen per 100 personen van ten minste 60 jaar
80
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België per arrondissement. In dit programma is 40% van de plaatsen voorbehouden aan de overheidssector, 30% aan de privé-sector zonder winstoogmerk en 30% aan de commerciële privé-sector.
B.2.1.2. Besluit van de Waalse regering van 15 januari 2004 Deze programmatie kan worden herzien of gepreciseerd via besluit van de regering. Zo stelt het besluit van de Waalse regering van 15 januari 2004 tot wijziging van het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 houdende uitvoering van het decreet van 5 juni 1977 betreffende de rusthuizen, serviceflats en dagcentra voor ouderen en houdende oprichting van de «Conseil wallon du troisième âge»20 een programma op voor de specifieke oprichting van rusthuisbedden voorbehouden aan een verblijf van korte duur. Dit programma is voor het «Franse taalgebied» vastgesteld op 7,8 bedden per 10.000 inwoners van 60 jaar of ouder. Dit programma wordt uitgevoerd per arrondissement zodat geen enkel arrondissement kan beschikken over minder dan 5 bedden per 10.000 inwoners van 60 jaar of ouder, noch over meer dan 10 bedden van 10.000 inwoners van 60 jaar of ouder. In dit programma is minstens 29% van de bedden voorbehouden aan de overheidssector, minstens 21% aan de non-profit privé-sector en maximum 50% aan de commerciële privé-sector.
B.2.1.3. Het artificiële karakter van de programmatie: een beheer van het aanbod zonder onderzoek van de vraag Het perscommuniqué dat uitgegeven werd ter gelegenheid van de verschijning van dit besluit toont, voor zover als nodig, het artificiële karakter van de programmatie aan, zodat het aanbod zelden overeenstemt met de vraag. Het blijkt immers dat talrijke Waalse rusthuizen eindeloze wachtlijsten hebben en niet in staat zijn in te spelen op de vraag, terwijl andere een bezettingsgraad van 50% hebben. Zo preciseert het communiqué «dat één van de belangrijkste kenmerken van dit besluit de bijkomende zuurstof is die minister Thierry Detienne eindelijk geeft aan de rusthuizen die sinds jaren met lange wachtlijsten zitten. Uit een enquête die in 2002 op verzoek van de minister werd uitgevoerd blijkt immers dat gemiddeld amper 89% van de rusthuisbedden bezet zijn. Meer nog, bepaalde rusthuizen zijn amper bezet voor 50% van hun erkende capaciteit. Ten einde nauwer aan te knopen bij de vraag, is de minister drie jaar geleden begonnen met een actie in samenwerking met de sector van de rusthuizen. Zo zal binnenkort naar elke instelling een omzendbrief worden gestuurd ten einde een inventaris te maken van de niet bezette bedden en deze te verdelen over de instellingen die een te lage capaciteit hebben om te voldoen aan de vraag. Dit onevenwicht heeft onder meer te maken met het feit dat bepaalde instellingen gevestigd zijn in aantrekkelijker zones, wat het geval is voor de streek van Namen of Waals Brabant.21» 81
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België Minister Detienne kwam niet in aanmerking voor een nieuw mandaat in juni 2004. Wij weten niet wat er van deze omzendbrief geworden is.
B.2.2. De erkenning De uitgewerkte erkenningsnormen hebben betrekking op de werkingsvoorwaarden van de zorginstellingen: architecturale (configuratie van de lokalen, sanitaire installaties, …) functionele en organisatorische normen. Wanneer al deze normen worden nageleefd, wordt de erkenning verleend voor een door de gewestelijke overheid bepaalde tijd; onder gewestelijke overheid dient te worden gestaan, de gemeenschappen (die belast zijn met de toepassing van de programmatie- en erkenningsnormen), of de gewesten in geval van overdracht van bevoegdheden, zoals het geval is in het Waalse gewest. Indien de voorwaarden niet meer worden nageleefd, kan de erkenning worden ingetrokken. Enkel de erkende verzorgingsinstellingen komen in aanmerking voor financiering door de overheid. De niet-erkende instellingen ontvangen enkel erg beperkte subsidies. De artikels 38 en volgende van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §12 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, bevatten de regels die van toepassing zijn op de niet-erkende instellingen. Artikel 38 bepaalt dat de inrichtingen die zonder erkend te zijn als rustoord voor bejaarden, de woonplaats of de gewone verblijfplaats van bejaarden zijn, geregistreerd moeten worden door de dienst voor gezondheidszorg van het RIZIV. Artikel 39 bepaalt dat «in de geregistreerde inrichtingen het bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming beperkt wordt tot 1,27 euro per dag en per rechthebbende.» De geregistreerde inrichtingen moeten bewijzen dat zij beschikken over 0,25 voltijdsequivalenten loontrekkende of statutaire verpleegkundigen per 30 opgenomen rechthebbenden. Als die norm niet wordt gehaald, kan geen enkele tegemoetkoming worden toegekend (art. 40). Zo belanden wij bij de draconische normen die de federale overheid oplegt op het gebied van het personeel. De buitengewoon strenge verplichtingen die wij zullen onderzoeken tonen goed aan hoe moeilijk de taak van de rushuisbeheerders in België wel is, met als gevolg dat hen nog weinig tijd rest om zich bezig te houden met de bewoners, een activiteit die nochtans hun corebusiness zou moeten zijn.
82
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België B.2.2.1. De normen op het gebied van personeel Om een erkenning te krijgen dienen de rusthuizen te beschikken over een bepaald aantal eigen personeelsleden. Dit aantal is verschillend naargelang het gaat om een rusthuis voor bejaarden (ROB) of om een rust- en verzorgingstehuis (RVT) en volgens de afhankelijkheidsgraad van de bewoner. Het volgende voorbeeld toont aan hoe complex en strak het ingevoerde systeem wel is. Artikel 2, §1 van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, §12 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden (B.S. van 26 november 2003) bepaalt «dat de rustoorden voor bejaarden over hun eigen loontrekkend of statutair verpleegkundig en verzorgingspersoneel moeten beschikken en indien nodig, over personeel voor reactivering, loontrekkend, statutair of met de inrichting verbonden door een ondernemingscontract. Bij de samenstelling van dat personeel wordt rekening gehouden met het aantal rechthebbenden die zijn gerangschikt in elk van de afhankelijkheidscategorieën bedoeld in artikel 150 van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996.» Artikel 150 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (bijgewerkt op de site van JURIDAT22 tot 30 december 2003) bepaalt de volgende afhankelijkheidscategorieën: categorie 0: daarin zijn de rechthebbenden die fysisch volledig onafhankelijk en niet dement zijn gerangschikt; categorie A: daarin zijn de rechthebbenden gerangschikt die: - fysisch afhankelijk zijn: zij zijn afhankelijk om zich te wassen en/of te kleden; - psychisch afhankelijk zijn: zij zijn gedesoriënteerd in tijd en ruimte en zijn fysisch volledig onafhankelijk; categorie B: daarin zijn de rechthebbenden gerangschikt die: - fysisch afhankelijk zijn: zij zijn afhankelijk om zich te wassen en te kleden en zij zijn afhankelijk om zich te verplaatsen en/of naar het toilet te gaan; - psychisch afhankelijk zijn: zij zijn gedesoriënteerd in tijd en ruimte en zijn afhankelijk om zich te wassen en/of te kleden; categorie C:
daarin zijn de rechthebbenden gerangschikt die:
- fysisch afhankelijk zijn: zij zijn afhankelijk om zich te wassen en te kleden en om zich te verplaatsen en naar het toilet te gaan en wegens incontinentie en/of om te eten;
83
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België - psychisch afhankelijk zijn: zij zijn gedesoriënteerd in tijd en ruimte en zijn afhankelijk om zich te wassen en te kleden, wegens incontinentie om zich te verplaatsen en/of naar het toilet te gaan en/of om te eten. Artikel 2 §2 van het ministerieel besluit van 6 november 2003 bepaalt vervolgens de verplichte «quota personeelsleden» «per kwalificatie uitgedrukt in voltijdsequivalenten en per 30 begunstigden»: a) Voor de afhankelijkheidscategorie 0: - 0,25 verpleegkundigen; b) Voor de afhankelijkheidscategorie A: - 1,20 verpleegkundigen; - 0,80 lid van het verzorgingspersoneel; c) Voor de afhankelijkheidscategorie B: - 2,10 verpleegkundigen; - 4 leden van het verzorgingspersoneel; - 0,35 personeelslid voor reactivering; d) Voor de afhankelijkheidscategorie C: - 4,10 verpleegkundigen; - 5,06 leden van het verzorgingspersoneel; - 0,385 personeelslid voor reactivering; e) Voor de rechthebbenden die wegens hun psychische afhankelijkheid gerangschikt zijn in de afhankelijkeidscategorie C (categorie Cd): - 4,10 verpleegkundigen; - 6,06 leden van het verzorgingspersoneel; - 0,385 personeelslid voor reactivering. Deze personeelsnormen zijn verschillend in de rust- en verzorgingstehuizen (artikel 3 §2). Ondanks de eerste indrukken, lijkt deze reglementering nog vrij eenvoudig wanneer men ze vergelijkt met de normen van hoofdstuk III van het ministerieel besluit van 6 november 2003 in verband met de berekening van de forfaitaire tegemoetkoming ten bate van de rusthuizen. Het deel A1 van afdeling 1 van hoofdstuk III heeft betrekking op de financiering van het genormeerd personeel (artikel 6 en volgende) en bevat bepalingen die moeilijk verenigbaar lijken te zijn met een efficiënt beheer van een goed rusthuis. Zo bepaalt artikel 1123 dat «indien de inrichting tijdens de referentieperiode in een of meerdere personeelskwalificaties niet voldoet aan de theoretische norm, dit tekort per kwalificatie in een aantal gevallen kan worden gecompenseerd door een overschot aan loontrekkende personeelsleden in een andere
84
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België kwalificatie.» Dit overschot of dit tekort mag evenwel enkel gecompenseerd worden door de volgende hiërarchie: a) indien er een teveel is aan A1 verpleegkundigen, dient men dit eerst toe te wijzen aan het tekort van personeelsleden voor reactivering; b) indien er nog een teveel is aan verpleegkundigen (met inbegrip van het resterend aantal A1 verpleegkundigen), dit toewijzen aan het tekort aan verzorgenden; c) indien er een tekort is aan personeelsleden voor reactivering kunnen een aantal A1 verpleegkundigen, vooraleer ze worden toegewezen aan de normen voor verpleegkundigen, eerst toegewezen worden aan dit tekort voor personeelsleden voor reactivering (…); d) indien er een teveel is aan personeel voor reactivering, dit toewijzen aan het tekort aan verpleegkundigen; e) indien er nog een teveel is aan personeel voor reactivering, dit toewijzen aan het resterend tekort aan verzorgenden; f) indien er een teveel is aan verzorgenden, dit toewijzen aan het resterende tekort aan verpleegkundigen. De compensatie wordt vervolgens toegepast volgens de volgende regels: a) het tekort aan personeelsleden voor reactivering mag enkel gecompenseerd worden door een teveel aan leden voor het verpleegkundig personeel A1; b) het tekort aan verpleegkundigen kan voor maximaal 20% worden gecompenseerd door een teveel aan personeelsleden voor reactivering en/of verzorgingspersoneel; c) het tekort aan verzorgingspersoneel kan onbeperkt worden gecompenseerd door een teveel aan verpleegkundigen en/of personeel voor reactivering; In dat geval wordt het te financieren bedrag als volgt bepaald: a) voor het personeel dat de norm zoals bedoeld in artikel 8 opvult in zijn eigen kwalificatie is de financiering per voltijdsequivalent in een bepaalde kwalificatie gelijk aan de loonkost zoals bedoeld in artikel 13; b) voor het personeel dat krachtens dit artikel in aanmerking komt voor het compenseren van een tekort aan personeel in een andere kwalificatie gelden de volgende regels: - de verpleegkundige A1 die een tekort aan personeel van reactivering compenseert, wordt vergoed volgens de loonkost van een A1 verpleegkundige; - het personeel voor reactivering dat een tekort aan verpleegkundigen compenseert, wordt vergoed volgens de loonkost van een personeelslid
85
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België voor reactivering; - de verzorgende die een tekort aan verpleegkundigen compenseert, wordt vergoed volgens de loonkost van een verzorgende; - het personeelslid dat een tekort aan verzorgenden compenseert, wordt vergoed volgens de loonkost van een verzorgende. Alsof dit nog niet volstond, bepaalt hoofdstuk IV daarbij nog de draconische voorwaarden waaraan de instellingen moeten voldoen om recht te hebben op een «volledige of partiële tegemoetkoming.» Dit ministerieel besluit van 6 november 2003, dat in werking trad op 1 januari 2004, moet het nieuwe financieringssysteem voor rusthuizen voor bejaarden en rust- en verzorgingstehuizen bepalen en vervangt drie andere besluiten. Begin maart 2004 stelde de website van het RIZIV nochtans dat «de commissie voor de overeenkomst ROB-RVT-CDV een wijziging van dit besluit voorbereidt. Voor meer inlichtingen over deze aanpassingen raden wij u aan contact op te nemen met uw beroepsorganisatie.» Het besluit is amper in werking getreden, of het wordt reeds herzien. De opgelegde normen inzake personeel vormen enerzijds een bescherming van de bewoner, die kan rekenen op een aantal personeelsleden met de vereiste kwalificatie, maar vormt anderzijds een zware administratieve last voor de beheerders van de rusthuizen. Zij vormen overigens een grote rem op eender welke poging tot innovatie gericht op kostenverlaging en verbetering van de kwaliteit van de diensten via een aangepaste architectuur en omgeving.
B.2.2.2. De architecturale normen Het onderzoek van de architecturale normen en bouwnormen van rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen is eens te meer bijzonder moeilijk ingevolge de versnippering van de bevoegdheden ter zake. Elke overheid beschikt over haar eigen normen. Ondanks dat deze studie bestemd is voor de bouwsector en de toepasselijke normen bijzonder interessant zijn voor de ondernemingen die ze op het terrein moeten naleven, is het ons onmogelijk ze in detail te behandelen op gevaar af de zelfs gemotiveerde lezer te ontmoedigen.
B.2.2.2.1. Koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen van de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging Het Koninklijk besluit van 21 september 2004 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging (BS van 28 oktober 2004) bepaalt dat elk rust- en verzorgingstehuis over ten minste 25 plaatsten moet beschikken en zodanig moet ingeplant zijn dat voldaan wordt aan alle voorwaarden die toelaten het psychisch en fysisch welzijn van de bewoners te waarborgen. In geen geval mogen er meer dan 4 bedden per kamer zijn.
86
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België Vanaf 1 januari 2010 moet minstens de helft van de opnamecapaciteit samengesteld zijn uit individuele kamers, terwijl de overige capaciteit kan worden bestemd voor kamers met 2 bedden. Vanaf dezelfde datum dienen alle kamers te beschikken over een sanitaire ruimte met ten minste een lavabo en een toilet. Nog steeds vanaf 1 januari 2010 dient de netto-oppervlakte per kamer met één bed ten minste 12 m2 te bedragen, sanitair niet inbegrepen. De oppervlakte wordt gebracht op 18 m2 voor de kamers met 2 bedden. Het rust- en verzorgingstehuis moet beschikken over de nodige middelen om te zorgen voor een familiale sfeer, zorgverstrekking, toezicht, actief blijven en vrijetijdsbesteding van de bewoners. De bewoner moet de mogelijkheid hebben om in zijn kamer persoonlijke goederen en meubelen te bewaren.
B.2.2.2.2. Het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 maart 1996 Het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 maart 1996 tot vaststelling van de normen waaraan de inrichtingen die bejaarden huisvesten moeten voldoen (BS van 4 april 1996) stelt de normen vast waaraan instellingen die bejaarden huisvesten moeten voldoen om erkend te worden door het Verenigd College in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Titel IV heeft betrekking op de serviceflats en de residentiële gebouwen die diensten aanbieden. Het bepaalt dat iedere woning ten minste moet bestaan uit een leefruimte, een kookruimte, een slaapkamer, alsmede een van de andere lokalen gescheiden toiletruimte en badkamer of douche. Wanneer de leefruimte en de slaapkamer niet gescheiden zijn, bedraagt de netto-vloeroppervlakte ten minste 28 m2 voor één persoon en 32 m2 voor twee personen, de kookruimte inbegrepen. Wanneer die 2 vertrekken gescheiden zijn, bedraagt de netto-vloeroppervlakte van de slaapkamer ten minste 16 m2. In de rusthuizen bedraagt de minimale netto-oppervlakte van de individuele kamers, met uitsluiting van de sanitaire installaties, 12 m2; zij bedraagt 9 m2 per bewoner in de gemeenschappelijke kamers. De gemeenschappelijke kamers mogen niet meer dan 2 bedden bevatten.
B.2.2.2.3. Het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 Het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de «Conseil wallon du troisième âge» (Waalse Raad voor de derde leeftijd) (BS. van 27 januari 1999) bepaalt de normen die toepasselijk zijn in de rustoorden, serviceflats en dagcentra voor bejaarden in het Waalse Gewest. Het besluit bepaalt dat geen enkel rustoord kan
87
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België worden erkend voor minder dan 26 bedden of meer dan 300 bedden. De normen voor de bouw en de brandveiligheid zijn bepaald in de bijlagen. Een aantal bepalingen wordt gewijzigd door het besluit van de Waalse regering van 15 maart 2004 tot wijziging van het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de Waalse Raad voor de derde leeftijd. a) Eerbiediging van het privé-leven van de bewoners Hoofdstuk 1 van bijlage II bepaalt dat het huishoudelijk reglement moet bepalen dat het privéleven van de bewoners wordt geëerbiedigd, het recht voor de bewoners de bezoekers van hun keuze te ontvangen; de bezoekdagen en -uren worden zo ruim mogelijk afgesteld, waarvan minstens 3 uur ‘s namiddags en 1 uur na 18 uur, elke dag, zon- en feestdagen inbegrepen; de vrije toegang voor bijstand aan een stervende wordt voortdurend gewaarborgd aan de familie, de vrienden alsmede aan geestelijke en lekenraadgevers. Hoofdstuk 5 bepaalt de normen in verband met het gebouw. Deze normen zijn minder gedetailleerd dan die in verband met de bescherming tegen brand en benaderen de normen die zijn opgenomen in het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 14 maart 1996. b) Opvang van demente personen Hoofdstuk 7 vormt een belangrijke innovatie in het Belgisch wetgevend landschap, aangezien het uitdrukkelijk de opvang en de huisvesting behandelt van gedesoriënteerde bejaarden in een aangepaste eenheid. Het toont aan dat de sector de Waalse overheid bewust heeft gemaakt van het fenomeen. Deze normen bepalen dat de demente personen moeten kunnen rekenen op een familiale leefomgeving die hun autonomie in stand houdt. «Naast de regels voor de organisatie van de rustoorden, kunnen de opvang en de huisvesting van de gedesoriënteerde bejaarden georganiseerd worden in een speciaal aangepaste eenheid die een bijzondere erkenning kan krijgen als het om demente personen gaat. In dit geval bevordert de eenheid de gemeenschappelijke en individuele autonomie dankzij de creatie van een omgeving die geïnspireerd is op een familiaal levenskader.»
88
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België c) De serviceflats Bijlage III bepaalt normen die van toepassing zijn op serviceflats. Geen enkele serviceflat mag een erkenning krijgen voor minder dan vijf en meer dan 100 flats. De minimumoppervlakte van elke particuliere woning bedraagt 35 m2. Er moet een permanentie van 24 uren op 24 verzekerd worden en elke oproep van de bewoner moet onmiddellijk beantwoordt worden. Wat de aangeboden diensten betreft, maakt het besluit een onderscheid tussen verplichte en facultatieve diensten. De verplichte diensten betreffen het onderhoud van de gemeenschappelijke lokalen, de buiteninrichtingen en het materieel waarover de bewoners kunnen beschikken, het onderhoud van de ramen binnen en buiten de inrichting, informatie over de in de gemeente georganiseerde activiteiten en het bezoek van een afgevaardigde van de inrichtende macht minimum twee keer per jaar. De diensten die verplicht ter beschikking van de bewoners worden gesteld zijn de mogelijkheid om drie maaltijden per dag te gebruiken, waaronder noodzakelijkerwijs een volledige warme maaltijd, hetzij in de gemeenschappelijke zaal van de serviceflat die bestemd is voor de restauratie en de animatie, hetzij in het restaurant van het rustoord of van het rust- of verzorgingstehuis dat functioneel met de serviceflat verbonden is, hetzij in de privé-woning van de bewoner. Deze diensten betreffen tevens de mogelijkheid tot het reinigen van de privé-woningen ten minste éénmaal per week, alsmede de mogelijkheid om het persoonlijk linnen van de bewoner te onderhouden. De facultatieve diensten zijn alle facultatieve diensten die daarnaast nog door de residentie worden georganiseerd, maar die toegankelijk moeten zijn voor alle bewoners.
B.2.3. De reconversie De reconversie is dubbel. Om de huisvesting van de meest afhankelijke personen te verbeteren, probeert de overheid een maximum aantal ziekenhuisbedden en rusthuisbedden om te zetten in bedden in rust- en verzorgingstehuizen.
B.2.3.1. Van ziekenhuisbedden in bedden in rust- en verzorgingstehuizen Sinds de periode 1980-2000, is het de bedoeling van de programmatie het aantal ziekenhuisbedden te verminderen en deze om te zetten in bedden in rust- en verzorgingstehuizen (RVT), psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT) of beschermde woningen (BW) voor psychiatrische patiënten. Een ziekenhuisbed kan worden omgezet in twee RVT-bedden.24 Deze omzetting is gericht op de bejaarden die behoefte hebben aan zorg en die
89
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België totaalafhankelijk zijn voor het uitvoeren van de essentiële handelingen van het dagelijkse leven. Dit reconversiebeleid heeft geleid tot een vermindering van het aantal ziekenhuisbedden (92.686 in 1981, hetzij 9,4/1.000 inwoners tot 73.567 in 1998, hetzij 7,2/1.000 inwoners) en tot de creatie van 20.000 plaatsen in de RVT’s, 4.500 plaatsen in de PVT’s en 3.000 plaatsen in de BW’s. Dit reconversieproces is nu haast voltooid; de creatie van bijkomende bedden in deze sectoren is zodanig geprogrammeerd dat men zal komen tot een totaal van 45.000 plaatsen in de RVT’s, 6.000 in de PVT’s en 4.000 in de BW’s.25 Laten we terugkomen op artikel 5 §3 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving betreffende de ziekenhuizen en bepaalde andere vormen van zorgverstrekking, dat bepaalt «dat in geval van reconversie van een ziekenhuis of een rusthuis voor bejaarden in het kader van de bijzondere erkenning, het bedrag van de subsidies voor de bouw, herconditionering en uitrusting van de rustoorden voor bejaarden, bepaald in de wet van 22 maart 1971, gebracht wordt op 90% van de kostprijs van de werken, leveringen en prestaties.»
B.2.3.2. Van bedden van rusthuizen voor bejaarden (ROB) naar bedden in rust- en verzorgingstehuizen (RVT) Het protocol van 9 juni 1997 tussen de federale regering en de gewestelijke entiteiten betreffende het gezondheidsbeleid ten aanzien van ouderen bepaalt onder meer dat de programmatie van RVT-bedden vanaf 1 januari 1991 progressief zal verhoogd worden gedurende vijf jaar, a rato van 5.000 bedden per jaar. Deze verhoging «zal geschieden door de reconversie van rusthuisbedden in RVT-bedden; met andere woorden, de verhoging van het aantal RVT-bedden moet worden gecompenseerd door een gelijkwaardige vermindering van het aantal plaatsen in rusthuizen.»
B.2.4. Overheidsfinanciering via forfaits en enveloppen De in 1983 begonnen reconversie van ziekenhuisbedden in RVT–bedden was een antwoord op de stijging van de behoefte aan gezondheidszorg van de ouder wordende bevolking, bracht een rationalisering tot stand van ziekteverzekerings– en hospitalisatiekosten en leidde tot een grotere financiële tussenkomst van de afhankelijke ouderen in de betaling van hun zorgkosten. Dit systeem leidt immers tot een beperkte tussenkomst van de ziekteverzekering in verpleegkundige zorg via een forfaitsysteem. In de ziekenhuizen draagt de overheid haast de totaliteit van de huisvestingskosten in een gemeenschappelijke kamer en een aanzienlijk deel van de kosten der medische behandelingen. Dit is niet het geval in de RVT’s, ROB’s of voor de thuiszorg. De huisvesting is in de RVT’s en ROB’s voornamelijk ten 90
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België laste van de begunstigde. De ziekteverzekering voorziet in een tussenkomst om de kosten te dekken voor zorgverstrekking en assistentie voor de dagelijkse taken. Deze interventie neemt de vorm aan van een forfaitair bedrag per persoon en per dag dat afhangt van de afhankelijkheidsgraad, vastgesteld met behulp van de schaal van KATZ. De forfaitaire bedragen in een RVT zijn hoger dan die uitgekeerd aan de ROB-bewoner met eenzelfde afhankelijkheidsgraad. Vervolgens werd een nieuw financieringssysteem ingevoerd voor de rusthuizen voor bejaarden via het koninklijk besluit van 24 december 1996: het zogenaamde systeem van «enveloppen.» Het doel bestond erin de uitgaven in de sector beter onder controle te houden. Het basisprincipe van het enveloppesysteem is de ventilatie van het totale budget per instelling in een voorlopig budget en een definitief budget. Deze ventilatie heeft tot doel een tussentijdse evaluatie per instelling door te voeren op het vlak van de uitgaven. Het koninklijk besluit biedt immers de mogelijkheid om de financiële tussenkomst aan een instelling te verminderen wanneer deze haar voorlopig budget overschrijdt.
B.2.5. Besluiten De sector van de rusthuizen en van de rust- en verzorgingstehuizen zit te midden van een institutionele complexiteit zonder voorgaande van de Belgische Staat en zijn onderdelen en in het keurslijf van de programmatie van de bevoegde ministers en van de financieringsstelsel van het RIZIV. Een onafhankelijke waarnemer kan zich redelijkwijs afvragen hoe een dergelijk systeem, dat een waar schoolvoorbeeld vormt van exponentieel toegenomen complexiteit, kan werken in het dagelijkse leven. Hoe lang zal dit hyper strakke programmatiestelsel nog standhouden bij een toenemende veroudering van de bevolking? Hoe lang nog zal men verder het aanbod kunnen blijven bepalen zonder rekening te houden met de vraag? Wij zijn – intuïtief – van mening dat het Belgisch systeem van gezondheidszorg niet in staat zal zijn om het hoofd te bieden aan de explosie van de kosten van huisvesting van afhankelijke bejaarden, indien het gehandhaafd wordt zoals het de laatste jaren werkte. Men moet ernstig de invoering overwegen van een systeem dat gericht is op de persoon en niet op de zorg, een efficiënter, menselijker en goedkoper systeem. In dit verband kunnen de innoverende oplossingen die wij ontdekten bij onze Scandinavische en Amerikaanse vrienden als voorbeeld dienen en interessante pistes vormen. Deze intuïtie wordt bevestigd door het onderzoek van de statistieken van de sector. Deze bewijsvoering maakt het voorwerp uit van de volgende hoofdstukken.
91
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
C. Statistisch beeld van de sector van de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en van de rusthuizen voor bejaarden (ROB) C.1. Inleiding Een statistisch overzicht geven van de sector van de rusthuizen is bijzonder moeilijk. Het is niet zonder reden dat het bijvoegsel n°2 van het protocol van 1 januari 2003 probeert de mededeling van statistische gegevens tussen de verschillende partijen te verbeteren. Laten we eens te meer herhalen dat de bijzonder complexe institutionele structuur van de sector een kwalitatief en kwantitatief overzicht bijzonder ondoorzichtig en moeilijk maakt. Het is erg moeilijk betrouwbare globale cijfers te vinden. Wij deden het maximum om de perfectie te benaderen maar zijn ons ervan bewust dat wij hier niet in geslaagd zijn. Het onderzoek van de cijfers is eveneens scheef getrokken door de programmatie, die uitgaat van het aanbod zonder aandacht voor de vraag. Een kwantitatieve benadering kan anderzijds een ware uitdaging lijken. Men kan immers vaststellen dat er een aanzienlijk verschil is tussen de door de instellingen voorgestelde objectieve comfortelementen en de tevredenheid van de bewoners. Men kan immers moeilijk aannemen dat de instellingen die gevestigd zijn in oude amper gerenoveerde ziekenhuizen met een groot aantal gemeenschappelijke kamers zonder privé-sanitair gunstig beoordeeld worden door hun bewoners. Als men kijkt naar de door de bevoegde overheidsinstellingen uitgevoerde tevredenheidsenquêtes, dan lijkt dit globaal genomen echter wel het geval te zijn. Wij zijn van mening dat dit vreemde verschijnsel grotendeels te wijten is aan de kenmerken van de generatie ouderen die nu verblijft in instellingen. Het betreft een stille generatie die de ontberingen van de oorlog kende, die zich niet beklaagt en die met weinig tevreden is. Het is duidelijk dat dit ingrijpend zal veranderen zodra de ouderen van de babyboom-generatie aanrukken, die geboren werden na de tweede wereldoorlog en die een zekere standing gewoon zijn. Men dient overigens vast te stellen dat de bewoners van de instellingen weliswaar weinig klachten hebben, maar dat hun kinderen weinig ingenomen zijn met de huisvesting die de maatschappij hen biedt. Er is een stille revolutie aan de gang. In de volgende pagina’s zullen wij trachten een objectief beeld op te hangen van de Belgische sector van de rusthuizen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Vervolgens zullen wij een blik werpen in de toekomst, rekening houdend met de verschillende elementen die de professionele zorgsector in de rusthuizen in de toekomst zullen beïnvloeden.
92
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
C.2. De rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en de rusthuizen voor bejaarden (ROB) Wij wensten inlichtingen uit talrijke verschillende bronnen in te zamelen om deze blik in de toekomst te baseren op zo betrouwbaar mogelijke gegevens. Na een eerste onderzoek op de verschillende politieke en institutionele niveaus – maar de statistieken van deze verschillende instellingen zijn moeilijk bruikbaar wegens de verscheidenheid ervan – richtten wij ons tot nationale instellingen zoals het RIZIV (RijksInstituut voor Ziekte en InvaliditeitsVerzekering), het BIGE (Belgisch Instituut voor Gezondheidseconomie) of de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, waar juist een structureel onderzoek had plaatsgegrepen in de jaren 1999 en 2000 over de sector van de RVT’s, de enige instellingen die onder de voogdij staan van deze FOD. De respons op deze enquête bedroeg amper 80%. Dat is een van de redenen waarom de cijfers die wij kregen van het BIGE of van het RIZIV, die alle instellingen en in België erkende bedden tellen, niet overeenstemmen met die van de enquête van de FOD.
Globaal aantal RVT- en ROB-instellingen
Datum
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Duits. Gem.
TOTAAL
1/01/1997
1.065
1.016
295
10
2.386
1/01/1998
1.333
1.028
305
11
2.677
1/01/1999
1.387
1.070
303
12
2.772
1/01/2000
1.370
1.069
311
12
2.762
1/01/2001
1.365
1.071
311
13
2.760
1/01/2002
1.367
1.060
303
13
2.743
1/01/2003
1.364
1.071
307
13
2.755
1/01/2004
1.371
1.054
307
13
2.745
Bron: RIZIV, Juni 2004
93
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
Evolutie van het aantal erkende RVT- en ROB-bedden sinds 1997
Datum
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Duits. Gem.
TOTAAL
1/01/1997
58.831
44.683
15.964
505
119.983
1/01/1998
59.722
45.221
16.384
525
121.852
1/01/1999
60.593
45.725
16.179
525
123.022
1/01/2000
61.220
45.882
16.370
510
123.982
1/01/2001
61.649
46.266
16.075
507
124.497
1/01/2002
62.012
46.143
15.759
513
124.427
1/01/2003
62.495
46.059
15.716
498
124.768
1/01/2004
62.670
46.054
15.877
498
125.099
Bron: RIZIV, juni 2004
Evolutie van de capaciteit in aantal RVT- en ROB-bedden sinds 1985
Jaar (1)
RVT
ROB
TOTAAL
1985
3.837
85.708
89.545
1990
17.264
93.377
110.641
ROB: Situatie op 01/03/1986
1995
19.475
107.419
126.894
voor de gegevens van
1996
19.782
116.619
136.401
1985 en verder
1997
19.341
100.581
119.922
1998
24.365
98.590
122.955
1999
29.471
94.236
123.707
2000
34.282
91.241
125.523
2001
38.736
87.405
126.141
2002 (2)
43.256
83.001
126.257
(1) RVT:
Situatie op 31/12 -
(2) Gekende situatie op 01/07/2002
Bron: RIZIV - BIGE - Berekeningen CBB-H
Gemiddelde van het aantal bedden per RVT- en ROB-instelling
Datum
Aantal instellingen
1/01/1997
2.386
119.983
50,29
1/01/1998
2.677
121.852
45,52
1/01/1999
2.772
123.022
44,38
1/01/2000
2.762
123.982
44,89
1/01/2001
2.760
124.497
45,11
1/01/2002
2.743
124.427
45,36
1/01/2003
2.755
124.768
45,29
1/01/2004
2.745
125.099
45,57
Aantal bedden Gemiddelde
Bron: RIZIV, juni 2004 94
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
Verdeling van het aantal bedden per RVT- en ROB-instelling volgens soort erkenning Aantal erkende bedden
Zuiver aantal Gemengd aant. Zuiver aantal ROB ROB / RVT RVT
0-19
124
20-39 40-59
TOTAAL
0
0
124
288
24
15
327
180
177
7
364
60-79
71
211
5
287
80-99
26
211
1
238
100-119
17
137
3
157
120-139
5
78
0
83
140-159
3
67
0
70
160-179
1
39
0
40
180-199
1
19
0
20
200-219
2
13
0
15
220-239
0
5
0
5
240-259
0
3
0
3
260-279
0
2
0
2
280-299
0
2
0
2
300-319
0
1
0
1
320-339
0
3
0
3
340-359
0
0
0
0
360-379
0
0
0
0
380-400
0
0
0
0
>400
0
2
0
2
TOTAAL
718
994
31
1.743
Bron: RIZIV, juni 2004
95
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België De rust- en verzorgingstehuizen (RVT) doken op in ons land in de jaren 80. Het aantal rustoorden voor bejaarden (ROB) was reeds hoog met 85.708 bedden in 1985 tegen 3.827 RVT-bedden in dezelfde periode. De globale capaciteit van de erkende RVT- en ROB-instellingen in België bereikte in 1996 het maximum met 136.401 bedden. Na een sterke daling van de capaciteit van dit huisvestingstype in 1997 met amper 119.922 erkende bedden, stegen de laatste cijfers van 2002 met amper 126.257 bedden nog steeds niet boven het peil van 1996. Deze daling van 1997 kan worden verklaard door de vermindering van het aantal ROB’s en RVT’s dat respectievelijk daalde van 116.619 tot 100.581 en van 19.782 tot 19.341 bedden in dat jaar. Vanaf 1997 merkt men duidelijk een omgekeerd evenredige evolutie tussen het aantal RVT’s en het aantal ROB’s. Wij komer erop terug. De evolutie van het aantal erkende bedden volgt in grote lijnen de evolutie van het aantal instellingen. Toch kan men een sterkere stijging opmerken van het aantal erkende instellingen (+15% tussen 1997 en 2004) dan van het aantal erkende bedden (+4,3% over dezelfde periode). Het gevolg hiervan is dat het gemiddelde aantal erkende bedden per instelling op nationaal vlak daalde van meer dan 50 in 1997 tot 45,57 in 2004. Om het gemiddelde aantal bedden per instelling te bestuderen, dient rekening te worden gehouden met het feit dat tal van instellingen gemengd zijn. Dat wil zeggen dat zij zowel RVT-bedden als ROB-bedden aanbieden. De jongste gekende gegevens van 18 juni 2004, werden ons meegedeeld door het RIZIV. Die datum waren er 1.712 bekende instellingen van het ROB-type en 1.025 RVTtype. De meeste instellingen beschikken over de beide erkenningen (ROB-erkenning en RVTerkenning). Er bestaan in totaal 1.743 instellingen die beschikken over 2.737 erkenningen en die kunnen worden onderverdeeld als volgt: ❒ 718 instellingen die enkel beschikken over een ROB-erkenning ❒ 994 instellingen die over de twee erkenningen (ROB en RVT) beschikken ❒ 31 instellingen met enkel een RVT-erkenning Het gemiddeld aantal bedden op nationaal vlak voor alle erkeningen samen (zuiver RVT – gemengd – zuiver ROB) is bijgevolg 71,77 bedden per instelling. Amper iets meer dan 1% van de instellingen beschikt over meer dan 219 bedden. Meer dan 20% van de instellingen beschikt over 40 tot 95 bedden, terwijl de grootste groep, dat wil zeggen 70% van de instellingen, tussen 20 en 99 bedden per instelling aanbiedt.
96
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
C.3. De rust- en verzorgingstehuizen (RVT) C.3.1. Het aantal rust- en verzorgingstehuizen (RVT) in België Deze cijfers zijn voornamelijk gebaseerd op de enquête die in 1999-2000 werd uitgevoerd door de FOD Volksgezondheid. Er wordt enkel rekening gehouden met de bedden voor langdurig gebruik. De plaatsen voor dag- of nachtontvang voor een kort verblijf worden niet geteld.
Het aantal erkende bedden en evolutie van het aantal RVT-bedden tussen 1984 en 2001
Jaar (1)
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Koninkrijk
1984
1.719
297
288
2.304
1985
2.759
790
288
3.837
1986
3.366
1.111
302
4.779
1987
8.594
3.252
1.075
12.921 (3)
1988
9.452
3.317
1.020
13.789
1989
10.206
3.794
1.305
15.305
1990
11.468
4.256
1.540
17.264
1991
11.973
4.281
1.623
17.877
1992
12.056
4.801
1.736
18.593
1993
12.008
4.999
1.746
18.753
1994
12.307
4.945
1.988
19.240
1995
12.423
5.034
2.018
19.475
1996
12.394
5.297
2.091
19.782
1997
11.963
5.147
2.231
19.341
1998
14.844
6.710
2.811
24.365
1999
17.765
8.252
3.454
29.471
2000
20.684
9.544
4.054
34.282
2001
23.256
10.846
4.634
38.736
2002 (2)
26.058
12.231
4.967
43.256
Bron: RIZIV, berekeningen BIGE-statistisch gezondheidscompendium 2003 (1) Toestand op 31/12. (2) Bekende toestand op 01/07/2002 (3) Correctie berekening CBB-H
97
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
Evolutie van het aantal RVT-instellingen sinds 1997
Datum
Vlanderen
Wallonië
Brussel
Duits. Gem.
TOTAAL
1/01/1997
287
120
34
1
442
1/01/1998
555
141
45
2
743
1/01/1999
611
192
56
3
862
1/01/2000
603
223
76
3
905
1/01/2001
600
252
90
4
946
1/01/2002
599
272
90
4
965
1/01/2003
608
306
100
4
1.018
1/01/2004
618
309
102
4
1.033
Bron: RIZIV, juni 2004
Evolutie van het gemiddelde aantal bedden per RVT-instellingen sinds 1997
Datum
Aantal instellingen
1/01/1997
442
19.711
44,60
1/01/1998
743
23.625
31,80
1/01/1999
862
29.285
33,97
1/01/2000
905
34.136
37,72
1/01/2001
946
38.614
40,82
1/01/2002
965
39.500
40,93
1/01/2003
1.018
45.730
44,92
1/01/2004
1.033
47.019
45,52
Aantal bedden Gemiddelde
Bron: RIZIV, juni 2004
Aantal bedden volgens de grootte van de instelling
Gewest
0-25
26-50
51-75
76-100
>100
TOTAAL
Brussel
4
13
10
7
6
40
Wallonië
51
67
40
12
7
177
Vlaanderen
264
148
53
29
19
513
Duits. Gem.
0
1
2
1
0
4
KONINKRIJK
319
229
105
49
32
734
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
98
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
Verdeling volgens juridisch statuut van de instelling
Gewest
Publiek
Prive
TOTAAL
Brussel
20
20
40
Wallonië
97
80
177
Vlaanderen
199
314
513
Duits. Gem.
3
1
4
KONINKRIJK
319
415
734
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
Aantal bedden per type RVT-instelling
Gewest
Overheidssector
Privé-sector
TOTAAL
Brussel
1.505
1.239
2.744
Wallonië
4.800
3.411
8.211
Vlaanderen
7.914
10.292
18.206
Duits. Gem.
162
54
216
KONINKRIJK
14.381
14.996
29.377
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
De verhoging tijdens de laatste jaren van het aantal RVT-bedden is een gevolg van de reconversie en stemt overeen met een overeenkomstige vermindering van het aantal ziekenhuisbedden en kamers in de rusthuizen voor bejaarden (ROB). Met 57% van de markt zijn de private rechtspersonen in de meerderheid, terwijl de publieke rechtspersonen bij de RVT’s 43% vertegenwoordigen. In het Vlaamse Gewest is de tendens iets hoger dan het nationale gemiddelde (61% privé). Het is eveneens het Gewest dat het ruimste aanbod heeft met bijna 70% van de RVT’s van het land op zijn grondgebied. Dat is beslist de reden waarom de invloed van de status quo in Brussel (50/50) en de omgekeerde trend in Wallonië, waar het de publieke RVT’s zijn die in de meerderheid zijn (54% van de RVT’s), slechts weinig invloed heeft op het nationale gemiddelde. Bij de publieke rechtspersonen zijn de OCMW’s ruim vertegenwoordigd met bij de 90% van de RVT’s. De intercommunales vertegenwoordigen iets meer dan 8% en de andere publieke rechtspersonen zijn slechts marginaal met amper 2% van de instellingen. Wat de privé-instellingen betreft is de VZW de meest gekozen rechstvorm met 77% van de markt. De tweede rechtsvorm is die van de naamloze vennootschap (N.V.) die bijna 13% haalt. De andere rechtsvormen, met BVBA en EVBA die respectievelijk 4,5% en 1,5% van het RVT-segment halen zijn marginaal. 4% van de RVT-beheerders maakt daarnaast nog gebruik van andere rechtsvormen.
99
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België Wat de verdeling tussen de gewesten betreft, treft men in Vlaanderen slechts 62% van de geïnstitutionaliseerde bedden aan, terwijl dit gewest beschikt over 70% van de RVT-instellingen. Dit verschil kan eveneens worden verklaard door de grootte van de RVT-instellingen in Vlaanderen en in de andere gewesten. Het gemiddeld aantal bedden in Vlaanderen, voor alle sectoren samen, is ongeveer 35 bedden per instelling, terwijl dit aantal stijgt tot 46 in Wallonië en bijna 69 in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Meer dan 57% van de instellingen telt meer dan 50 bedden in het Brusselse Hoodstedelijk gewest, 33% in Wallonië en minder dan 20% in Vlaanderen.
C.3.2. Financiële gegevens C.3.2.1. Gemiddelde prijs van de RVT-bedden Bij het vaststellen van de gemiddelde minimum- en maximumprijzen voor het verblijf in een rusten verzorgingstehuis, vermeldden een aantal instellingen enkel de minimumprijs voor bepaalde prestaties. Om een correct gemiddelde te berekenen besloot de administratie de maximumprijs op hetzelfde peil vast te stellen als de minimumprijs. De geraamde maximumprijs kan dus lichtjes onder de realiteit liggen. Evenmin werd rekening gehouden met de instellingen die 0 antwoorden op de minimum- en maximumprijs. Alle prijzen zijn uitgedrukt in BEF, gelet op de periode van de enquête (jaar 1999-2000). Het betreft hier dagprijzen en zij houden geen rekening met de financiële tussenkomst van het RIZIV aan de erkende Belgische instellingen.
Prijs van een RVT-bed voor een eenpersoonskamer Overheidssector
Privé-sector
TOTAAL
Gewest
Min.
Max.
Min.
Max.
Min.
Max.
Brussel
1.100
1.938
937
3.375
1.019
2.657
Wallonië
750
1.754
800
2.300
775
2.027
Vlaanderen
999
1.935
720
2.300
860
2.118
Duits. Gem.
1.489
2.500
1.206
1.360
1.348
1.930
KONINKRIJK
1.085
2.032
916
2.334
1.000
2.183
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
100
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
Prijs van een RVT-bed voor een tweepersoonskamer Overheidssector
Privé-sector
TOTAAL
Gewest
Min.
Max.
Min.
Max.
Min.
Max.
Brussel
935
1.730
937
2.800
936
2.007
Wallonië
805
1.980
100
1.900
335
1.940
Vlaanderen
850
2.590
650
3.300
750
2.945
Duits. Gem.
1.489
2.005
1.175
1.216
1.332
1.611
KONINKRIJK
1.020
2.076
716
2.304
868
2.190
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
Prijs van een RVT-bed voor een driepersoonskamer Overheidssector
Privé-sector
TOTAAL
Gewest
Min.
Max.
Min.
Max.
Min.
Max.
Brussel
1.100
1.480
965
1.370
1.033
1.425
Wallonië
805
1.668
808
1.700
807
1.684
Vlaanderen
940
1.920
900
1.610
920
1.765
Duits. Gem.
0
0
0
0
0
0
KONINKRIJK
948
1.689
891
1.560
920
1.625
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
Prijs van een RVT-bed voor een vierpersoonskamer Overheidssector
Privé-sector
TOTAAL
Gewest
Min.
Max.
Min.
Max.
Min.
Max.
Brussel
1.100
1.480
867
1.370
984
1.425
Wallonië
800
1.505
700
1.260
750
1.383
Vlaanderen
946
1.735
1.000
1.645
973
1.368
Duits. Gem.
0
0
0
0
0
0
KONINKRIJK
949
1.573
856
1.425
902
1.215
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
Het is logisch dat de prijzen stijgen wanneer het aantal bedden per kamer afneemt. Het is echter vooral de oppervlakte van de kamer die bepalend is voor de prijs. Zo kan de gemiddelde prijs van een bed in een dubele kamer in bepaalde omstandigheden hoger liggen dan de prijs van een bed in een eenpersoonskamer. Merken we nog op dat de gemiddelde minimumprijs in de privé-sector systematisch lager is dan in de overheidssector.
101
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België C.3.2.2. Supplementen naast de dagprijs In heel wat gevallen zegt de gemiddelde prijs per kamer niet zoveel, aangezien nog tal van supplementen worden gevraagd. Erg weinig instellingen (0,6%) stellen prijzen voor waarin alles inbegrepen is (All-in). Opnemen van supplementen in de globale prijs (All-in)
Gewest
All-in: JA
All-in: NEE
TOTAAL
Brussel
0
40
40
Wallonië
1
176
177
Vlaanderen
4
509
513
Duits. Gem.
0
4
4
KONINKRIJK
5
729
734
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
Aantal instellingen dat supplementen factureert volgens de aard en het type supplement Gewest
*1
2
3
4
5
6
7
Brussel
14
18
36
27
34
33
25
Wallonië
75
85
162
165
169
168
125
Vlaanderen
105
215
467
468
471
420
313
Duits. Gem.
0
2
4
4
4
4
1
KONINKRIJK
194
320
669
664
678
625
464
Percentage
27%
44%
92%
91%
93%
86%
64%
FOD Volksgezondheid - Structuurenquête 1999-2000
*Legende: 1 2 3 4 5 6 7
= = = = = = =
Incontinentiemateriaal Onderhoud persoonlijk linnen Geneesmiddelen Artsenhonoraria Kapper Pedicure Varia
De drie supplementen die het vaakst gefactureerd worden zijn de kosten van de kapper, van de geneesmiddelen en de artsenhonoraria. Deze supplementen worden gefactureerd in meer dan in 9 gevallen op 10. Vervolgens komen de pedicurekosten, die worden gefactureerd in meer dan 85% van de gevallen. Het is toch enigszins verwonderlijk dat het onderhoud van het persoonlijk linnen en het incontinentiematerieel in meer dan in 25% van de gevallen gefactureerd worden. Deze diensten zijn nochtans intrinsiek verbonden aan de activiteit in een rust- en verzorgingsinstelling.
102
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België C.3.2.3. Bezettingsgraad van de rusthuizen Bezettingsgraad van de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) in 1998
Gewest
In procent
Aantal
Brussel
90,20
2.744
Wallonië
96,66
8.211
Vlaanderen
98,28
18.206
Duits. Gem.
99,25
216
KONINKRIJK
96,10
29.377
Bron: FOD Volksgezondheid, 2003
Een opvallend statistisch element is de bijzonder hoge bezettingsgraad van de rust- en verzorgingstehuizen (RVT). Met een dergelijke bezettingsgraad kan men zich inbeelden dat de wachtlijsten bijzonder hoog zijn en dat in heel wat gevallen de informele zorg of de professionele zorg aan huis reeds nu het gebrek aan beschikbare bedden moeten compenseren.
C.4. De rusthuizen voor bejaarden (ROB) Capaciteit in aantal bedden van ROB’s in België
Jaar (1)
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Koninkrijk
1970
-
-
-
55.087
1975
35.328
18.326
10.326
63.980
1980
37.126
20.747
11.495
69.368
1985
45.445
26.940
13.323
85.708
1990
48.799
33.979
10.599
93.377
1995
53.522
42.943
10.954 (3)
107.419 (3)
1996
60.268
43.574
12.777
116.619
1997
46.611
40.092
13.878
100.581
1998
45.050
39.725
13.815
98.590
1999
42.828
38.394
13.014
94.236
2000
41.029
37.277
12.935
91.241
2001
38.893
36.336
12.176
87.405
2002 (2)
36.475
35.117
11.409
83.001
Bron: RIZIV, berekeningen BIGE - statistisch gezondheidscompendium 2003 (1) Toestand op 31/12 voor de jaren 1970, 1975, 1980. Toestand op 01/03/1986 voor de gegevens van 1985 en verder. (2) Gekende toestand op 01/07/2002. (3) Raming CBB-H - op basis van de gemiddelde vooruitgang van de twee andere gewesten.
103
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
Evolutie van het aantal erkende ROB-bedden sinds 1997
Datum
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Duits. Gem.
TOTAAL
1/01/1997
46.508
39.511
13.773
480
100.272
1/01/1998
44.900
39.145
13.713
469
98.227
1/01/1999
42.614
37.794
12.890
439
93.737
1/01/2000
40.577
36.443
12.417
409
89.846
1/01/2001
38.422
35.532
11.561
368
85.883
1/01/2002
38.623
34.669
11.261
374
84.927
1/01/2003
34.989
32.973
10.733
343
79.038
1/01/2004
34.468
32.534
10.735
343
78.080
Bron: RIZIV, juni 2004
Evolutie van het aantal ROB-instellingen sinds 1997
Datum
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Duits. Gem.
TOTAAL
1/01/1997
778
896
261
9
1.944
1/01/1998
778
887
260
9
1.934
1/01/1999
776
878
247
9
1.910
1/01/2000
767
846
235
9
1.857
1/01/2001
765
819
221
9
1.814
1/01/2002
768
788
213
9
1.778
1/01/2003
756
765
207
9
1.737
1/01/2004
753
745
205
9
1.712
Bron: RIZIV, juni 2004
Gemiddelde van het aantal bedden per instelling van het ROB-type
Datum
Aantal instellingen
1/01/1997
1.944
100.272
51,58
1/01/1998
1.934
98.227
50,79
1/01/1999
1.910
93.737
49,08
1/01/2000
1.857
89.846
48,38
1/01/2001
1.814
85.883
47,34
1/01/2002
1.778
84.927
47,77
1/01/2003
1.737
79.038
45,50
1/01/2004
1.712
78.080
45,61
Aantal bedden Gemiddelde
Bron: RIZIV, juni 2004
104
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België De evolutie van de ROB’s is constant tot 1996 en komt uiteindelijk in 2001-2002 op hetzelfde peil als in 1985. Op dit ogenblijk lijkt de constante daling van het aantal ROB’s in het land verder te gaan. Deze evolutie is voornamelijk een gevolg van de reconversie van ROB-kamers in RVT-kamers en van de programmaties en moratoria, ingevoerd door de betrokken overheden. Merken we ook het relatieve aandeel van elk gewest op met betrekking tot het aantal ROB’s in het land en de evolutie hiervan in de tijd. Het is interessant op te merken dat het relatieve aandeel van Vlaanderen steeds minder belangrijk is. Dit fenomeen kan ook grotendeels verklaard worden door deze reconversie. Dit gewest heeft sneller werk kunnen maken van de overheveling van ROB’s naar RVT’s dan de twee andere. Herinneren we eraan dat het relatieve aandeel van Vlaanderen in de RVT’s in het jaar 2000 meer dan 60% bedroeg. Wallonië van zijn kant heeft ditzelfde tempo van overheveling van ROB- naar RVT-bedden niet kunnen volgen en beschikt in 2002 bijgevolg over een bijna even groot aantal RVT-bedden als Vlaanderen. Het gemiddelde aantal bedden per instelling blijkt duidelijk te dalen: het bedroeg ongeveer 51 bedden per instelling in 1997 en was in 2004 gedaald tot iets meer dan 45.
D. Verwachte behoeften aan rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en rusthuizen voor bejaarden (ROB) tegen 2030 - 2050 D.1. Gebruikte methodologie Deze vooruitzichten werden opgesteld door Laurent Schiltz, adjunct-adviseur van de Confederatie Bouw Brussel Hoofstad (
[email protected]). Vooruitzichten op het gebied van de gezondheid zijn nooit gemakkelijk, gelet op het grote aantal parameters waarmee rekening moet worden gehouden en de complexiteit ervan. Daarom wensen wij ons in een eerste fase enkel te beperken tot de demografische evolutie van de Belgische bevolking. Vervolgens zullen wij, op basis van zuiver demografische vooruitzichten, de verschillende factoren kunnen onderzoeken die een invloed zullen hebben op de behoeften aan opname in een instelling van bejaarden op middellange en lange termijn. Tijdens onze opzoekingen zijn wij gestuit op talrijk moelijkheden wanneer het erom ging de toekomstige behoeften aan ROB’s en RVT’s vast te stellen. Zo ondervonden wij bij het inzamelen van de gegevens bijvoorbeeld enorme moeilijkheden om cijfers te krijgen van de verschillende instellingen, en als wij die kregen, dan stemden zij doorgaans niet overeen met die van andere instellingen. Het is pas na lang aandringen, na lange uren aan de telefoon en na het versturen van talrijke e-mails dat het RIZIV, de federale referentieïnstelling voor alle andere gemeenschaps-,
105
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België gewestelijke of lokale instellingen, ons de gezochte cijfers verstrekte. Als basis namen wij de ramingen en berekeningen die het Federaal Planbureau ontwikkelde in zijn Working Paper 11-03 in het kader van het AGIR-project: «Ageing, Health and Retirement in Europe: Use of health care and nursing care by the elderly: Data for Belgium», alsmede de recente ramingen van de voorbereidende werkzaamheden met het oog op de uitwerking van een tweede samenwerkingsakkoord. Op basis van de gegevens die wij van onze kant hebben kunnen inzamelen, hebben wij nochtans eigen berekeningen gemaakt om het onderzoek van het Federaal Planbureau op dit vlak verder door te drijven. Al dit onderzoekswerk heeft aangetoond dat wij geconfronteerd werden met een belangrijk probleem. Na de talrijke bevoegde instellingen op federaal, gemeenschaps- of gewestelijk vlak te hebben ondervraagd, zijn wij er immers niet in geslaagd de hand te leggen op cijfers die echt betrekking hebben op de vraag. Behoeftenramingen geschieden klaarblijkelijk enkel en alleen op basis van de toename van het aanbod in de tijd. Een toename die eenzijdig beslist wordt door de overheid, gelet op het bestaan van moratoria die het maximum aantal erkende of «geïnstitutionaliseerde» bedden per gewest bepalen. De reële behoeften werden volgens ons bijgevolg nog niet gemeten in ons land, en men kan zich bijgevolg terecht inbeelden dat het aanbod niet het hoofd kan bieden aan de vraag, vooral wanneer men vaststelt dat de bezetttingsgraad in instellingen zoals de RVT’s hoger is dan 95%. Het is bijgevolg duidelijk dat de reële behoeften duidelijk hoger zijn dan wat wij hierna voorstellen en enkel en alleen berekend werden op basis van het aanbod. Volgens onze inlichtingen is de berekeningsmethode die de regeringen gebruiken voor de programmatie van de «behoeften» aan «geïnstitutionaliseerde» bedden vrij eenvoudig: zij bestaat er enkel in het aantal geïnstitutionaliseerde personen te vergelijken met het totale aantal in België wonende personen in een bepaalde leeftijdscategorie. Op die wijze verkrijgt men een ratio die het percentage geïnstitutionaliseerde personen voor deze leeftijdscategorie aangeeft. Het komt er dan op neer met een eenvoudige regel van drie deze ratio toe te passen op de aankomende ouderen om de programmatie van de «behoeften» en het aantal bedden vast te stellen. Wij stellen u bijgevolg voor deze oefening haast lineair uit te voeren om enig inzicht te krijgen in de toekomstige toename van het aanbod om aldus in te spelen op de evolutie van de bevolking de komende jaren.
106
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België Wij herinneren er de lezer eveneens aan dat de raming van de vooruitzichten in dit document enkel rekening houdt met de demografische evolutie, terwijl in werkelijkheid tal van andere factoren rechtstreeks of onrechtstreeks invloed zullen uitoefenen op de reële behoeften wat het aantal instellingen betreft. Onze vooruitzichten onderschatten dus doelbewust de vermoedelijke evolutie van de institutionaliseringsbehoeften.
D.2. Beschikbare gegevens D.2.1. Evolutie van het percentage geïnstitutionaliseerde personen per leeftijdscategorie in België Evolutie van het percentage geïnstitutionaliseerde personen per leeftijdscategorie in België
Leeftijd
1995
1996
1997
1998
1999
2001
2002 (1)
0-59
0,02
0,03
0,03
0,03
0,03
0,03
0,03 (2)
60-74
0,53
0,82
0,82
0,91
0,94
0,92
1,43
75-79
4,54
4,05
4,85
4,73
4,67
4,26
5,22
80-84
10,72
9,73
10,7
10,84
11,55
11,82
13,67
85-89
23,45
21,61
25,01
25,08
25,85
25,06
27,34
90-94
-
35,34
46,13
43,25
44,15
49,68
51,53
95+
-
48,45
70,78
62,5
65,35
79,99
83,05
TOTAAL
0,95
0,89
1,05
1,06
1,11
1,16
-
Bron: Working Paper 11-03 - Federaal Planbureau (1) Gegevens van de voorbereidende werkzaamheden met het oog op de uitwerking van het tweede protocolakkoord over de zorgverstrekking aan ouderen - http://vangool.fgov.be/Zbijlage030116ouderenzorgdossier.htm (tabel 11) (2) Raming CBB-H
107
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België De evolutie van de ratio «percentage geïnstitutionaliseerde personen» is niet volledig lineair, maar vertoont een duidelijke tendens tot toename. Wij beschikken helaas niet over volledige cijfers over de periode voor 1996, wat ons bijgevolg enkel een korte beoordelingsperiode van vijf jaar laat. Wij kunnen evenwel al een duidelijke stijgende trend waarnemen. Dit percentage stijgt het sterkst voor de oudere leeftijdscategorieën en bereikt in 2002 een peil van 83% opname in een instelling voor de 95-plussers. De ratio zelf evolueert op 5 jaar tijd tussen 1996 en 2002 met meer dan 30%. Wij kunnen helaas maar weinig besluiten trekken uit deze cijfers aangezien zij geen reële stijging van de behoeften of van de vraag aangeven, maar van het aanbod dat de overheid op dit vlak aanbiedt. Dit aanbod is klaarblijkelijk onvoldoende aangezien elke bijkomende verhoging telkens onmiddellijk benut wordt, vooral in het geval van RVT-bedden.
D.2.2. Evolutie van de bevolking per leeftijdcategorie tot 2050 Evolutie van de bevolking per leeftijdcategorie tot 2050
Leeftijd
1999
2000
2010
2030
2050
0-59
7.998.253
8.031.259
8.025.796
7.551.301
7.394.948
60-74
1.504.970
1.491.028
1.573.737
2.063.885
1.873.192
75-79
379.364
381.597
391.427
530.903
549.774
80-84
170.093
190.823
294.204
402.589
489.650
85-89
129.224
126.405
174.567
210.090
375.086
90-94
46.688
48.429
53.271
100.689
198.606
95+
10.493
11.129
16.688
34.831
71.325
TOTAAL
10.239.085
10.280.670
10.529.690
10.894.288
10.952.581
Bron: NIS mathematische demografie - bevolkingsperspectieven 2000 - 2050
108
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
D.3. Prospectieve berekeningen D.3.1. Verwachte behoeften inzake opname in een instelling van afhankelijke ouderen (in aantal bedden en per leeftijdscategorie) Om deze vooruitzichten te verkrijgen, hebben wij eenvoudigweg de ratio van het percentage opgenomen personen vergeleken met de evolutie van de bevolking. Wij hebben logisch rekening gehouden met de percentages
109
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België van 1999 voor de bevolkingscijfers van 1999 en 2000, met de percentages van 2001 voor de bevolkingscijfers van 2001 en vervolgens hielden wij rekening met de percentages van 2002 voor de berekening van de verwachtingen tot 2050. Deze vooruitzichten zullen dus minimalistisch zijn, aangezien het percentage van de bevolking dat een opname in een instelling nodig heeft op dit ogenblijk toch duidelijk stijgt en wij onze vooruitzichten tot 2050 blijven baseren op de percentages van het aantal geïnstitutionaliseerde personen in 2002, terwijl dit percentage tussen 1996 en 2002 toch steeg met 30%, zoals wij voordien al zagen. Verwachte behoeften inzake opname in een instelling van afhankelijke ouderen (in aantal bedden en per leeftijdscategorie)
Leeftijd
1999
2000
2001
2010
2030
2050
0-59
2.399
2.409
2.425
2.408
2.265
2.218
60-74
14.147
14.016
13.511
22.504
29.514
26.787
75-79
17.716
17.821
16.278
20.432
27.713
28.698
80-84
19.646
22.040
25.546
40.218
55.034
66.935
85-89
33.404
32.676
29.804
47.727
57.439
102.549
90-94
20.613
21.381
24.765
27.451
51.885
102.342
95+
6.857
7.273
9.356
13.859
28.927
59.235
TOTAAL
114.782
117.616
121.685
174.599
252.777
388.764
Bron: Working Paper 11-03 - Federaal Planbureau - gegevens van de voorbereidende werkzaamheden met het oog op het tweede protocolakkoord over de zorgverstrekking aan ouderen http://vangool.fgov.be/Zbijlage030116ouderenzorgdossier.htm (tabel 11) – NIS Mathematische demografie bevolkingsperspectieven 2000 - 2050 - Berekening CBB-H
Voor de uitwerking van deze tabellen en grafieken werd enkel rekening gehouden met de cijfers van het aanbod, aangezien volgens onze informatie in ons land nog nooit een studie over de vraag werd verricht. Voor de uitvoering van bijzondere projecten is het overigens beter een studie te ondernemen op lokaal vlak.
110
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België Al lijkt het vandaag vast te staan dat het aantal personnen dat behoefte heeft aan opname in een instelling stijgt, toch vormt dit een thema voor discussie in de wetenschappelijke kringen. Deze gegevens zouden immers in positieve of negatieve zin kunnen worden beïnvloed door talrijke factoren, zoals de ontdekking van een geneesmiddel tegen kanker of de ziekte van Alzheimer, een nieuwe epidemie onder bejaarden, enz. Ziehier enkele factoren die, volgens specialisten, de behoefte aan opname in een instelling zouden kunnen wijzigen. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Een zwijgende generatie / een eisende generatie Medische vooruitgang => verlenging van de levensduur EN uitstel van de afhankelijkheidsperiode Wijziging van de mentaliteit en het gedrag van de personen (steeds minder inwonen bij familie) Residentieel aspect van de RVT’s en ROB’s versus institutioneel aspect Globaliseren van de diensten aan huis Zonder activiteit versus hyperactief …
Al deze factoren wijzen er onzes inziens op dat het aantal personen dat behoefte heeft aan opname in een instelling op korte en middellange termijn aanzienlijk zal stijgen en dat de opnamebehoefte vooral zal opduiken in de leeftijdscategorie van de 85-plussers. Indien het aantal opgenomen 85-plussers in 1999 nog 53% bedroeg, dan zal dit percentage volgens onze voorzieningen sterk stijgen en oplopen tot 68% in 2050.
D.3.2. Verwachte behoeften inzake aantal RVT- en ROB- instellingen tegen 2010, 2030 en 2050 Als men verwijst naar het nationaal gemiddeld aantal bedden per instelling (alle types samen), dat 71,71 bedraagt zoals wij voordien zagen, en als men rekening houdt met de verwachte behoeften inzake opname in een instelling voor afhankelijke bejaarden (in aantal bedden per leeftijdscategorie), namelijk 174.599 bedden voor 2010, 252.777 bedden voor 2030 en 388.764 bedden tegen 2050, dan kan men gemakkelijk de potentiële markt voor de bouw van aangepaste infrastructuur inschatten in de vorm van RVT-, ROB- of gemengde instellingen. Wij nemen als hypothese dat het gemiddeld aantal bedden par instelling constant blijft in de tijd. Huidige stock (2004): Totaal aanbod van 125.099 bedden verdeeld over 1743 instellingen met gemiddeld 71,77 bedden. Aangezien voor 2050 388.764 bedden worden verwacht, zouden tegen dan 3674 instellingen moeten worden opgetrokken om het aanbod met 263.665 bedden uit te breiden. Als men het bij een lineaire ontwikkeling houdt, dan dient men tot 2050 jaarlijks ongeveer 80 instellingen met ongeveer 72 bedden te bouwen om deze doelstelling te bereiken. Zoals wij hieronder kunnen merken zal
111
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België deze noodzaak evenwel in stijgende lijn gaan, ten minste tot 2050. De bouwinspanning zal bijgevolg sterker worden naargelang men het midden van de 21ste eeuw nadert. 2010: Verhoging van het aanbod tot 174.599 bedden verdeeld over 2.433 instellingen ❒ Aantal te bouwen bedden in de periode 2004 – 2010: ❒ Aantal te bouwen instellingen over de periode 2004 – 2010:
49.500 690
2030: Verhoging van het aanbod tot 252.777 bedden, verdeeld over 3.522 instellingen ❒ Aantal te bouwen bedden over de periode 2010 – 2030: ❒ Aantal te bouwen instellingen over de periode 2010 – 2030:
78.178 1.089
2050: Verhoging van het aanbod tot 388.764 bedden verdeeld over 5.417 instellingen ❒ Aantal te bouwen bedden over de periode 2030 – 2050: ❒ Aantal te bouwen instellingen over de periode 2030 – 2050:
135.987 1.895
TOTAAL: Verhoging van het aanbod tot 388.764 bedden, verdeeld over 5.417 instellingen ❒ Aantal te bouwen bedden over de periode 2004 – 2050: ❒ Aantal te bouwen instellingen over de periode 2004 – 2050:
263.665 3.674
112
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
Aantal te bouwen bedden gedurende de periode
2004 - 2010 =
174.599 - 125.099 =
2010 - 2030 =
252.777 - 174.599 =
78.178
2030 - 2050 =
388.764 - 252.777 =
135.987
TOTAAL 2004 - 2050 =
388.764 - 125.099 =
263.665
49.500
Aantal te bouwen instellingen (gebouwen) met +/- 72 bedden gedurende de periode
2004 - 2010
49.500 / 71,77 =
690
2010 - 2030
78.178 / 71,77 =
1.089
2030 - 2050
135.987 / 71,77 =
1.895
TOTAAL 2004 - 2050
263.665 / 71,77 =
3.674
Aantal per jaar te bouwen instellingen met +/- 72 bedden (bij een lineaire evolutie)
2004 - 2010 =
690 / 6 =
115
2010 - 2030 =
1.089 / 20 =
54
2030 - 2050 =
1.895 / 20 =
95
TOTAAL 2004 - 2050 =
3.674 / 46 =
80
113
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
E. De situatie van de afhankelijke personen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is het gewest waar het aantal hoogbejaarden het hoogst is. «Deze vaststelling geldt nog meer voor de bejaarden met een zeer hoge leeftijd: wanneer het aantal 65-plussers niet meer zo hoog is als in de twee andere gewesten, is de categorie van de 80-plussers toch 20% groter. Het is eveneens in het Brusselse gewest dat de stijging het sterkst is en dat de veroudering van de bevolking bijgevolg het grootst is, ten minste als men de weerslag uitsluit van de verjonging van de bevolking die wordt tot stand gebracht door de geïmmigreerde bevolkingsgroepen.26» Onder de ouderen zijn er veel alleenstaanden, weinig paren en weinig personen die opgenomen zijn in een instelling. «De alleenstaande ouderen (die leven zonder partner of kinderen) zijn ruim oververtegenwoordigd. Zij vertegenwoordigen iets minder dan de helft van de 65-plussers. De ouderen die nog steeds met hun partner leven zijn daarentegen minder talrijk dan elders. En onder de hoogbejaarden (bijvoorbeeld de 80plussers) zijn er tenslotte veel meer alleenstaanden dan elders en er zijn er weinig die opgenomen worden in een rusthuis.27» Volgens bepaalde studies zou de toename van de levensverwachting en dus de verlenging van het leven samen met een partner, het isolement in de toekomst moeten verminderen en de leeftijd waarin men moet worden opgenomen in een instelling verhogen.28 Dit fenomeen zou echter ook omgekeerd kunnen werken, ingevolge de verhoging van het aantal echtscheidingen en het groter aantal alleenstaanden dat er de voorkeur aan geeft in de stad te wonen. Ondanks het hoge aandeel van de hoogbejaarde bevolking in Brussel, verblijft enkel een klein percentage van deze groep in een rusthuis. Die situatie is onder meer een gevolg van de gemengde omgeving van de stad die grotere mogelijkheden biedt om thuis te blijven wonen, hoewel het eveneens het gevolg is van het feit dat de oude Brusselaars hun intrek nemen in instellingen in de beide andere gewesten. Veel van de oudste Brusselaars (85-plussers) verlaten immers Brussel wanneer zij de stap naar een rusthuis moeten zetten. De Brusselaars vormen een grote groep binnen de populatie in de instellingen in tal van gemeenten buiten Brussel. Bij de uitvoering van de studie door de GEDAP (UCL), stelde François-Xavier de Donnea, MinisterPresident van het gewest zich eveneens vragen over de oorzaken van deze geringe aanwezigheid: «Zou zulks een gevolg zijn van de toegenomen mogelijkheden om thuis te blijven wonen die de stedelijke omgeving biedt? Of zou het het resultaat zijn van de opvang van de oude Brusselaars in instellingen in Vlaanderen en Wallonië (voornamelijk in de provincies Vlaams-Brabant en Waals Brabant)? Telt Brussel te weinig onthaalcentra? Of zijn zij te duur? Ziedaar vragen die men indachtig zou moeten zijn voor het vervolg van de studie.»
114
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
De studiegroep toegepaste demografie van de UCL (GEDAP)29 preciseert dat het voornamelijk de provincies Vlaams- en Waals-Brabant zijn die deze categorie opvangen. 8,6% van de nieuwe bewoners van Vlaams-Brabantse rusthuizen in 2000, woonde in het jaar 1995 nog te Brussel. Recordniveaus worden bereikt in gemeenten zoals Wemmel (43%), Kraainem (35%), Dilbeek (23%), Bierbeek (21%), Overijse (20%), Haacht (19%), Grimbergen (19%), Sint-Pieters-Leeuw (17%), Asse (13%), Meise (12%), Ternat (12%), Opwijk (11%), Wezembeek-Oppem (11%), Sint-Genesius-Rode (10%) … Hoewel in aantal meer Brusselaars emigreren naar Vlaams-Brabant dan naar Waals-Brabant, is het toch in Waals-Brabant, dat de weerslag het grootst is, aangezien 16,7% van de nieuwe bewoners van de rusthuizen van Waals-Brabant in het jaar 2000 in 1995 nog in Brussel woonde: Terhulpen (33%), Chastre (31%), Lasne (27%), Waterloo (25%), Braine-L’Alleud (24%), Rixensart (23%), GrezDoiceau (15%), Braine-Le-Château (15%), Genappe (11%), Jodoigne (10%), Ittre (10%) …
De Brusselaars van 1995 die tussen 1995 en 2000 een rusthuis kozen, volgens hun verblijfplaats in 2000
Voor 10.000 personen die in een rusthuis gingen in de gemeente 8.070 - 9.420 (19) 2.270 - 8.070 (16) 930 - 2.270 (32) 350 - 930 (75) 10 - 350 (141) 0 - 0 (306)
Bron: RN-NIS Verwezenlijking (GEDAP) UCL
115
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
De Brusselaars van 1995 die tussen 1995 en 2000 naar een rusthuis buiten Brussel stapten volgens hun woonplaats in 2000
100 50 10
Bron: RN-NIS Verwezenlijking (GEDAP) UCL
De huisvesting van de hoogbejaarden in het Brusselse Hoofdstedelijk gewest wordt eveneens gekenmerkt door de uitzonderlijke institutionele en juridische complexiteit. De Digest n°15 - 3/00 van het Centrum voor Sociale Documentatie en Coördinatie publiceerde een tabel van de verschillende soorten huisvesting in de hoofdstad en van de toepasselijke wetgeving, die soms met verstomming slaat wanneer men inziet dat dit alles toepasselijk is op een stad met een miljoen inwoners.
E.1. De bicommunautaire rusthuizen In 2000 waren 162 rusthuizen erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). De referentietekst inzake wetgeving is de ordonnantie van 20 februari 1992 betreffende inrichtingen die bejaarden huisvesten (B.S. van 28 mai 1992). Deze ordonnantie werd aangepast door
116
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België de ordonnantie van 26 juni 1997 (B.S. van 3 september 1997). De uitvoeringsbesluiten hiervan zijn: ❒ Het besluit van 7 oktober 1993 van het Verenigd College van de GGC tot vaststelling van de procedure betreffende de voorlopige werkingsvergunning, de erkenning, de weigering en de intrekking van de erkenning en de sluiting van de inrichtingen die bejaarden huisvesten (B.S. van 4 december 1993); ❒ Het besluit van 14 maart 1996 van het Verenigd College tot vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de inrichtingen die bejaarden huisvesten moeten voldoen (B.S. van 4 mei 1996); De andere belangrijke besluiten zijn: ❒ Het ministerieel besluit van 31 juli 1996 tot vaststelling van de inhoud van de opleidingen die de directeurs van de inrichtingen die bejaarden huisvesten moeten volgen (B.S. van 04 september 1996); ❒ Besluit van het Verenigd College van de GGC van het Brusselse Hoofdstedelijk gewest van 12 juni 1997 houdende uitvoering van artikel 35 (in verband met het financieel plan) van het besluit van het Verenigd College van 14 maart 1996 tot vaststelling van de erkennings-normen waaraan de inrichtingen die bejaarden huisvesten moeten voldoen (B.S. van 6 november 1997); ❒ Besluit van het Verenigd College van de GCC van 17 juli 1997 tot invoering van een moratorium op de opening van nieuwe bedden in rusthuizen (B.S. van 23 december 1997); ❒ Besluit van het Verenigd College van 22 april 1999 tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de GGC van 17 juli 1997 tot invoering van een moratorium op de opening van nieuwe bedden in rusthuizen (B.S. van 22/06/1999).
E.2. De Franstalige rusthuizen In 2000 waren 71 rusthuizen erkend door de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). De juridische basistekst is het decreet van 10 mei 1984 van de Franse Gemeenschap betreffende de rusthuizen voor bejaarden (B.S. van 15 juni 1984). Dit decreet werd gewijzigd door het decreet van 27 maart 1985 (B.S. van 17 april 1985), door het decreet van 20 juli 1988 (B.S. van 8 september 1988), door het decreet van 22 december 1989 (B.S. van 27 januari 1990) en door het programmadecreet van 26 juni 1992 (B.S. van 10 september 1992). Twee reglementen van de Cocof stellen de toepassingsvoorwaarden van dit
117
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België decreet vast voor de in het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijk gewest gevestigde rusthuizen. 1. Het Reglement van 17 december 1993 tot vaststelling van de normen waaraan de rusthuizen voor bejaarden moeten beantwoorden (B.S. van 29 januari 1994). Dit reglement werd gewijzigd door het besluit van het College van de Cocof van 20 februari 1997 (B.S. van 15 april 1997). 2. Het Reglement van 17 december 1993 tot vaststelling van de procedure betreffende de voorlopige toelating voor de werking, de erkenning, de weigering van de erkenning, de intrekking van de erkenning en de sluiting van de inrichtingen bedoeld in artikel 1 van het decreet van 10 mei 1984 betreffende de rustoorden voor bejaarden en tot vaststelling van de toekenningsmodaliteiten van het princiepsakkoord bedoeld in artikel 2bis van het decreet van 10 mei 1984 betreffende de rustoorden voor bejaarden (B.S. van 29 januari 1994). Dit reglement werd gewijzigd door de besluiten van het College van de Cocof van 19 juni 1997 (B.S. van 26 augustus 1997), van 28 mei 1998 (B.S. van 17 juni 1998), van 25 juni 1998 (B.S. van 3 september 1998) en 3 juni 1999 (B.S. van 30 juni 1999).
E.3. De Nederlandstalige rusthuizen In 2000 was voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest slechts één Nederlandstalig rusthuis voor bejaarden erkend door de Vlaamse Gemeenschap. De wetgeving bevat bepalingen betreffende drie soorten van structuren bestemd voor bejaarden, te weten de rusthuizen, de residentiële complexen die diensten voorstellen en de serviceflats. Sinds de inwerkingtreding van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg (B.S. van 05 september 1998), maken de dienstencentra en de dagverzorgingscentra geen deel meer uit van de structuren bestemd voor bejaarden. De wettekst die ter zake als refentiekader dient, is het decreet van 5 maart 1985 houdende regeling van de erkenning en de subsidiëring van de voorzieningen voor bejaarden (B.S. van 30 augustus 1985), gecoördineerd op 18 december 1991 (B.S. van 20/08/1992), gewijzigd door het decreet van 23 februari 1994 (B.S. van 01/06/1994), het decreet van 15 juli 1997 (B.S. van 17/09/1997) en het decreet van 14 juli 1998 (B.S. van 05/09/1998). De verschillende aspecten van de reglementering in verband met de structuren voor ouderen, zoals de toekenning van een voorafgaande vergunning, de programmatie, erkenning (procedure en normen), de veiligheidsnormen, investeringssubsidies en kwaliteitsnormen van toepassing op het verzorgingspersoneel, zijn vastgesteld door specifieke besluiten van de Vlaamse regering.
118
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
E.4. Tele-Senior Er bestaan in Brussel tal van diensten bestemd voor bejaarden. In deze context bestaat Tele-Senior al sinds november 1999. De doelstellingen van Tele-Senior zijn de volgende: ❒ Luisteren naar de personen die bellen en hen wegwijs maken. De personen van Tele-Senior zullen de persoon oriënteren naar de dienst die het best aangewezen is om hulp te bieden: ziekenfondsen, pensioendiensten, thuishulpsdiensten, infor-homes of home-info, … ❒ Een instrument zijn voor het onderzoeken van de behoeften van de ouderen te Brussel. Op basis van de verschillende oproepen, kunnen de verschillende soorten behoeften van de ouderen te Brussel in kaart worden gebracht. De resultaten hiervan zullen overgemaakt worden aan de bicommunautaire instanties. Het doelpubliek is vooral de ouderen die in rusthuizen verblijven, hun omgeving en de personen die werkzaam zijn in de sector, maar het spreekt vanzelf dat ook andere personen er een beroep kunnen op doen, onder meer de ouderen in andere situaties. Wanneer uit de oproep blijkt dat in een rusthuis een ernstige en dringende situatie heerst, dan zijn de personen van Tele-Senior verplicht rechtstreeks contact op te nemen met de inspectiediensten van de rusthuizen. Vanaf dat ogenblik nemen deze de verantwoordelijkheid over.
F. Besluiten Hoewel het er niet zo de schijn van heeft, is dit hoofdstuk toch opzettelijk, erg onvolledig gehouden. Wij hadden geen andere keuze dan in de voorgestelde selectie die voorbeelden te kiezen die de complexiteit zonder voorgaande aantonen waarmee de beheerders van de Belgische rusthuizen dagelijks te maken hebben. Telkens men er van uitgaat dat de bevoegde minister de lessen uit het verleden geleerd heeft en duurzame oplossingen voorstelt voor de toekomst, wijzigt de samenstelling van de regering en dient men te vertrekken van nul. De wetgevende en uitvoerende macht blinkt uit in de mooie intentieverklaringen, de ene keer om het thuis ouder worden te bevorderen, de andere keer om de opvangkwaliteit van de instellingen te verbeteren. Dergelijke verklaringen geven doorgaans enkel aanleiding tot de publicatie van een nieuwe reeks complexe normen zonder voorgaande die ertoe bestemd zijn de bejaarden te beschermen, maar die in feite een ernstige rem vormen op de innovatie en de verbetering van de levenskwaliteit van de betrokkenen. Gelet op deze complexiteit en op de frequente veranderingen van de wetgeving en de reglementering, kan de houding van de ontwerpers en beheerders enkel behoudgezind zijn.
119
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België De innovaties, en het is haast een mirakel dat die er nog zijn, zijn vaak het werk van geïnspireerde en gemotiveerde personen die sterk lobbyen bij de overheid om hun project te kunnen verwezenlijken. Het beeld van ons land is immers niet negatief over de hele lijn. De Vlaamse serviceflats, de Waalse cantous en vooral, het thuiszorgsysteem in het Noorden van het land kunnen worden beschouwd als goede zoniet uitstekende Europese praktijken . Maar waarom is het nodig de lange en moeilijke weg van de wijziging van de globale wetgeving te moeten kiezen, vooraleer een project voor het wonen in groep van demente personen te kunnen ontwikkelen, terwijl dit soort opvang stilaan gemeengoed wordt in de landen die aan de spits staan, zoals de VSA of Noord-Europa? Waarom moet men flirten met de onwettelijkheid om een klantvriendelijke instelling te bouwen die er anders uitziet dan een ziekenhuis of een sterfhuis? Temeer daar de overheid uiteindelijk maar weinig interesse lijkt te hebben voor de problemen van haar bejaarden. De politici lijken vooral begaan te zijn met de toekomstige betaalbaarheid van de pensioenen en de invloed hiervan op het BNP, maar leggen weinig passie aan de dag voor de huisvesting van hun ouder kiezerspubliek en voor alle bijkomende aspecten hiervan. Daar waar het thema van de demografische veroudering in tal van landen, zoals in de landen van NoordEuropa en in de VSA, een centrale plaats in het debat inneemt, is het vreemd genoeg afwezig in de verkiezingscampagnes in ons land en in de drie gewesten. Wij hebben die struisvogelpolitiek al aan de kaak gesteld in een artikel, gepubliceerd in een Amerikaans tijdschrift in maart 2003.30 Er zullen grote problemen rijzen indien men vanaf nu geen werk maakt van dit probleem. De vooruitzichten zijn duidelijk genoeg en de grootte van het probleem wordt bevestigd door de conclusies van het Planbureau van 2003 en van het Hogere Instituut voor de Arbeid (HIVA) van 2004. Indien men een lineaire ontwikkeling verwacht, dan zullen er jaarlijks inderdaad bij de 80 instellingen met ongeveer 72 bedden moeten worden gebouwd en dit tot 2050 om een lineair antwoord te geven op de demografische veroudering. Het gaat om vrijwillig onderschatte vooruitzichten, aangezien nog geen rekening wordt gehouden met talrijke factoren die de vraag onbetwistbaar nog zullen opdrijven. Bepaalde Belgische instanties beginnen zich nochtans bewust te worden van het probleem. Op een studiedag, georganiseerd door de Provincie Limburg op 21 oktober 2004, bleek dat de provincie het aantal rusthuizen op haar grondgebied tegen 2010 moet verdubbelen om te beantwoorden aan de demografische ontwikkelingen. Waarop een aanwezige meteen opmerkte dat men nu reeds wist dat het onmogelijk was dit te realiseren wegens het gebrek aan middelen en de lange duur van de verschillende procedures (subsidies, vergunningen, …). Waarbij nog komt dat de huidige programmatiepolitiek van de federale en gewestelijke overheden erg gevaarlijk lijkt, aangezien zij gebaseerd is op het aanbod en niet op de vraag en enkel de verdiensten heeft de kas van het RIZIV te beschermen.
120
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België Al deze elementen maken dat wij een pleidooi willen houden voor het houden van een staten-generaal van de demografische veroudering in ons land. Een dergelijke staten-generaal zou alle bij het probleem betrokken partijen, zowel uit de overheid als uit de privé-sector, samenbrengen in een enkele vergadering. Alle voorbije en toekomstige acties moeten worden bepaald en gecoördineerd in een globaal plan dat de duur van de legislatuur overschrijdt. Het is tijd in België een positieve een duurzame dynamiek op gang te brengen.
121
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België 1
Dante, La Divina Comedia, de Hel
2
Deze studie is het jaarverslag 2002 van de Confederatie Bouw BrusselHoofdstad: «Handicaps en demografische veroudering – De uitdagingen voor de stad»
3
Platform Wonen voor Ouderen, Verslag Ronde Tafel Kwaliteitsvol wonen in residentiële ouderenvoorzieningen, Kasteel van Ham, 2 juni 1999.
4
YLLIEF, Michel, cursus klinische gerontopsychologie, Universiteit van Luik, http://www.opladis.be/display/content_070/070010_00017.htm
5
GHESQUIERE, Johanna, De impact van de demografische evolutie op de rustoordsector, Onderzoek van de invloed van de vergrijzing van de bevolking op de zorgvraag en het zorgaanbod met het oog op toekomstige beleidsacties, Eindwerk, Economische Hogeschool Sint-Aloysius, 2001
6
Met inbegrip van het « Centre hospitalier » van de Universiteit van Luik en de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België.
7
Een bevoegdheid die gerechtvaardigd wordt door de toekenning van bijkomende subsidies aan universitaire ziekenhuizen en diensten en door de verhoging van de dagprijs.
8
Maar ook de vaststelling en verdeling van het tekort van de openbare ziekenhuizen.
9
Onder programmatie, verstaat men het inplantingprogramma en de capaciteit (aantal plaatsen of bedden in de betrokken instellingen) dat is toegelaten voor een bepaald grondgebied en een bepaald aantal inwoners.
10
Wij nemen deze inlichtingen over uit de officiële website van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, zonder ze in
11
http://belgium.fgov.be/abtb/federal/fr_305053.htm
12
GILAIN, Bruno, (Kabinet van Minister Th. Detienne), La complexité du champ social et le maillage institutionnel,
juridisch opzicht te bekritiseren, op adres http://www.bruxelles.irisnet.be/FR/1fr_admi/1fr_1asr/1fr_14.htm
http://www.lucpire.be/ebooks/fcss/ebook1/reformes_institutionnelles.html 13
GILAIN, Bruno, (Kabinet van Minister Th. Detienne), La complexité du champ social et le maillage institutionnel, http://www.lucpire.be/ebooks/fcss/ebook1/reformes_institutionnelles.html
14
In verband met dit punt antwoordt de spreker: «Ik heb wel gesproken over verkapte federalisering en niet over een officiële en formele terugkeer van bevoegdheden naar de federale overheid. (…) Tot slot wil ik nog preciseren het is geen specificiteit van het sociale. Men is bezig zich een aantal vrijheden te veroorloven met de grondwetsregels? Er is een institutionele vaagheid die volgens mij veralgemeend wordt, ook in gans andere materies.»
15
http://www.hasquin.org/communiques/020131-4.htm
16
http://www.hasquin.org/communiques/020717-3.htm
17
De bijvoegsels werden gepubliceerd in het Staatsblad maar de originele tekst werd blijkbaar vrijgesteld van publicatie.
18
De toepasselijke wetgeving en reglementering kunnen worden gevonden op adres http://www.iph.fgov.be/epidemio/morbidat/fr/wet/SOSAP25.htm
19
http://www.health.fgov.be/WHI3/Hub/hub1/financement.htm
20
http://detienne.wallonie.be/docu.html, 15 maart 2004, de tekst werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 maart 2004
21
http://detienne.wallonie.be/zzdocs/mr_15.01.04.doc, 15 maart 2004, de tekst werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 maart 2004
22
http://www.juridat.be/cgi_loi/legislation.pl 23
Wij vermelden bij wijze van voorbeeld enkel één artikel; de belangstellende lezer kan zich te goed doen door de volledige tekst van het besluit te lezen. 24
http://www.cdcs.irisnet.be/docs/DIGEST_15.pdf
122
HET VERBLIJF HOOGBEJAARDEN Het verblijfVAN van hoogbejaarden IN EEN INSTELLING BELGIE in een instelling inIN België
25
http://www.health.fgov.be/vesalius/factory/organisation/healthcarestructure/ggbossb/fr/page9.htm
26
Zie onder meer PERRIN, Nicolas, derde rapport in het kader van het programma Prospective Research For Brussels, Les personnes âgées: Analyse des situations de vie et développement de perspectives, 12 mars 2003
27
PERRIN, op. cit.
28
PERRIN, op. cit preciseert dat naarmate de levensverwachting stijgt, ook de leeftijd stijgt waarop men zijn partner verliest. Op dit vlak zullen zich belangrijke wijzigingen voordoen. Het aandeel van de alleenstaanden zou verminderen, maar dit is enkel het begin van een globale wijziging. De kinderen van de babyboom generatie worden 60-65 jaar en hun leefomstandigheden tijdens de ouderdom zullen totaal verschillend zijn van die van hun ouders. Om een voorbeeld te nemen, het aandeel van de personen van 60-65 jaar die nog steeds bij hun kinderen wonen zou sterk stijgen. De kinderen die vandaag geboren worden te Brussel hebben bijvoorbeeld een vader van gemiddeld 33 jaar. De gevallen waarin het tweede kind een vader heeft van 35 jaar tot 40 jaar op het ogenblik van de geboorte zijn niet zeldzaam meer. Er is een goede kans dat deze kinderen over 20 à 25 jaar nog steeds bij hun ouders wonen tenminste als men kijkt naar de gemiddelde leeftijd van de jongeren op het einde van de schoolplicht. De vaders van 60 à 65 jaar oud zijn zal nog steeds met zijn kind wonen. Deze wijzigingen vloeien ten dele voort uit de wijzigingen van de mortaliteit en de wijziging van de modellen volgens dewelke paren gevormd worden en uit elkaar gaan.
29
PERRIN, op. cit., preciseert dat het onderzoek van de toestand en de verklaring van de specifieke toestand van Brussel zich toespitst op de gegevens afkomstig uit het rijksregister via het NIS. De gekozen referentieperiode loopt van 1 januari 1995 tot 1 januari 2000.
30
Vanderhaegen, Jean-Christophe, European designers don’t have all the answers, Design Magazine, An Annual publication of nursing homes / Long term care management, USA, maart 2003, blz. 28 e.v.
123
III HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - -
p.130
B. De gemiddelde duur van de afhankelijkheidsperiode tijdens de laatste levensjaren: een netelig probleem
p.131
B.1.
Het rapport Qualidem en het rooster van Katz
p.132
B.2.
De toename van de levensperiode zonder ongeschiktheid en de evolutie van de afhankelijkheidsperiode
p.134
B.2.1. B.2.2. B.2.3. B.2.4.
B.2.5.
B.3.
De theorieën inzake toename van de levensverwachting en inkrimping van de afhankelijkheidsperiode
p.134
De theorieën over de schommelingen van de afhankelijkheidsperiode en de verschuiving ervan naar latere leeftijd
p.136
De theorieën inzake verlenging van de levensverwachting en inkrimping van de afhankelijkheidperiode
p.136
De verlenging van de levensverwachting zonder ongeschiktheid
p.137
B.2.4.1. Een verbetering, gekoppeld aan het levensniveau en de levenskwaliteit
p.138
B.2.4.2. Het netwerk levensverwachting in gezondheid en de Europese Commissie
p.138
B.2.4.3. Tachtig procent van de negentigjarigen zijn autonoom in een Zweeds project
p.139
Zal deze gunstige evolutie zich verderzetten?
p.139
Besluit
C. Wegen naar een oplossing – efficiency, toegang, kwaliteit en uitvoerbaarheid
p.140
p.140
C.1.
De wegen van de OESO
p.141
C.2.
De wegen van de Europese Commissie
p.141
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
A. De verslechtering van de gezondheidstoestand met de leeftijd en de opname in een instelling
De filosofie van de systemen herzien en de efficiency ervan vergroten
p.142
C.3.1.
De actieve veroudering in de hand werken
p.142
C.3.2.
De verscheidenheid inzake huisvesting en diensten
p.144
C.3.2.1.
Rekening houden met de kenmerken van de babyboom-generatie
p.144
C.3.2.2.
Overgang van een model gericht op de zorg naar een model gericht op de persoon - Het nieuwe paradigma -
p.145
C.3.2.2.1.
Het nieuwe Scandinavische paradigma
p.145
C.3.2.2.2.
Volharden in de boosheid? Het Franse actie-programma voor bejaarden
p.147
C.3.2.2.3.
Het negatieve imago van de instellingen: de tevredenheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (België, 2001)
p.149
C.3.3.
De professionalisering van de hulp en de diensten
D. De beste praktijken D.1. D.2.
p.152
p.154
Moeilijkheden van de vergelijking – verschillende stelsels van sociale bescherming: Bismarck vs. Beveridge
p.154
Het gemak van de vergelijking - grotendeels dezelfde menselijke uitdagingen
p.156
E. Assisted Living (VS)
p.157
E.1.
De jaren negentig
p.158
E.2.
De herstructureringen en de consolidatie van de jaren 2000
p.159
E.3.
Definities van assisted living
p.160
E.3.1.
Assisted living vs. nursing home
p.161
E.3.2.
Definities van de werkgroep van assisted living
p.161
E.3.3.
De sleutelfactoren van assisted living
p.163
E.3.3.1.
Een residentiële, eerder dan een institutionele architectuur
p.164
E.3.3.2.
In principe, is de instelling van assisted living geen verzorgingstehuis
p.165
Een bijzondere filosofie
p.165
E.3.3.3.
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
C.3.
E.5.
E.6.
De identiteitskaart van de Amerikaanse sector van assisted living
p.165
De architectuur van assisted living
p.167
E.5.1.
Nieuwbouw eerder dan renovatie
p.167
E.5.2.
Not in my backyard (NIMBY)
p.168
E.5.3.
De noodzakelijke architecturale elementen
p.168
De kosten van assisted living E.6.1.
E.7.
E.8.
E.9.
p.169
De kosten schommelen naargelang van de staten en de instellingsklasse
p.169
E.6.2.
Het inkomen van de ouderen
p.170
E.6.3.
Betaalbare assisted living
p.171
E.6.3.1.
Medicare en Medicaid
p.173
E.6.3.2.
Een privé – afhankelijkheidsverzekering
p.173
E.6.3.3.
HUD - Afdeling 202
p.175
E.6.3.4.
Fannie Mae en Freddie Mac
p.175
E.6.3.5.
Besluit
p.176
Wetgeving en reglementering
p.176
E.7.1.
De federale overheid
p.177
E.7.2.
De gefedereerde Staat
p.177
E.7.3.
De lokale overheden
p.179
Drie voorbeelden van instellingen van assisted living
p.179
E.8.1.
Granite Ledges te Concord (NH)
p.179
E.8.2.
Tamarisk Assisted Living in Warwick (RI)
p.180
E.8.3.
Sunrise senior living (MA)
p.181
E.8.3.1.
Het Sunrise of Gardner Park
p.182
E.8.3.2.
Het John Bertram House
p.182
E.8.3.3.
Het Bertram House of Swampscott
p.185
Besluiten
p.186
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
E.4.
Niet-institutionele huisvesting (Europa)
p.187
G. Denemarken: waar senioren koning zijn
p.189
H. Een goede conceptie van de ziekenhuizen
p.190
I.
p.191
Besluiten
- HUISVESTING VAN AFHANKELIJKE PERSONEN - BESTPRACTICES -
F.
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Het tijdstip waarop een persoon zeer oud wordt schommelt naargelang van de persoon en van de tijd waarin hij leeft. In het Paleolithicum bereikte in Europa amper 50% van de bevolking de leeftijd van 21 jaar, terwijl nauwelijks 10% ouder werd dan 40 jaar. Wegens deze vroegtijdige sterfte, waren er geen grootouders. Hoge leeftijd werd steeds geassocieerd met het verlies van mogelijkheden. «In zijn «Histoire de la vieillesse» onderstreept Jean-Pierre Bois dat hoge leeftijd lange tijd gelijkgesteld werd met ziekte; in de tweede eeuw beschouwde Galenus veroudering als een toestand tussen gezondheid en ziekte. In de XVIde eeuw geeft Erasmus aan de bejaarden een bevoorrechte plaats in de galerij der zotheid, na in zijn gedicht over de ouderdom zijn droefheid te hebben geuit over «deze onmetelijke ziekte die alles vernielt wat de jeugd heeft opgeleverd aan schoonheid, intelligentie, kracht en vitaliteit.» Het verlies van vermogens en de tragere werking van de functies worden algemeen gevreesd. Ptahhotep, de vizier van farao Tsesi, van de Vde dynastie schreef omstreeks 2450 voor Christus: «Hoe pijnlijk is het einde van een ouderling toch! Hij verzwakt elke dag, zijn gezichtsvermogen daalt, hij wordt doof; zijn kracht neemt af; zijn hart kent geen rust meer, hij wordt zwijgzaam en spreekt nog nauwelijks. Zijn intellectuele vermogens nemen af en hij herinnert zich vandaag niet meer wat er gisteren gebeurde. Al zijn beenderen doen pijn. De bezigheden waaraan men plezier beleefde kunnen nog maar nauwelijks worden vervuld en de smaakzin verdwijnt. Ouderdom is het ergste ongeluk dat iemand kan treffen.1» In 1800 werd de Europese bevolking geraamd op circa 180 miljoen inwoners. Er waren ongeveer 12 à 15 miljoen 60-plussers. Omstreeks 1900, is de bevolking meer dan verdubbeld (400 miljoen) en het aantal ouderen is haast verdrievoudigd: 35 à 40 miljoen. «De bescherming van de ouderdom wordt een erkend maatschappelijk probleem. Privé-liefdadigheid viert op dat moment hoogtij, zo hebben de armenzusters haast een honderdtal instellingen in verschillende landen.2» Stilaan nam de levensverwachting toe en kwam zij in een stroomversnelling terecht; op dit ogenblijk bedraagt zij in België 75,42 jaar voor mannen en 81,67 jaar voor vrouwen. Dankzij de verbetering van de levensomstandigheden en de vooruitgang van de geneeskunde, zou deze levensverwachting nog verder moeten stijgen. Sommige demografen verwachten dat van de 100 meisjes die vandaag geboren worden in de Europese Unie, 50 vermoedelijk ouder worden dan 100 jaar, en een groot aantal onder hen zal vermoedelijk zelfs 110 jaar oud worden. De criteria voor het bepalen van de hoge leeftijd als sociale categorie, verschillen van auteur tot auteur. Sommigen verkiezen het criterium beroepsleven, anderen nemen de gezondheid en nog anderen gebruiken economische criteria. Hoe dan ook, de ouderdom wordt in alle geïndustrialiseerde landen behandeld in termen van economische kosten, sociale lasten, gezondheidsuitgaven, gespecialiseerde uitrusting
129
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - en tekorten in de pensioenkassen. «Vooraleer men het heeft over de talrijke activiteitsvormen en het sociale belang van een spectaculaire toename van de levensverwachting, wordt de ouderdom gezien als een bron van problemen en van moeilijkheden voor de gemeenschap.3» Deze moeilijkheden zijn bijzonder groot op hoge leeftijd, op wat men de vierde leeftijd noemt, wanneer het verlies aan vermogens toeneemt. Men neemt over het algemeen aan dat de vierde leeftijd begint omstreeks 80 jaar en vooral een kwestie van vrouwen is, maar het probleem van de huisvesting van hoogbejaarden heeft in werkelijkheid meer te maken met de toestand van afhankelijkheid. De afhankelijkheidsperiode tijdens de laatste levensfase schommelt sterk van persoon tot persoon. Zij zal bijvoorbeeld lang duren voor personen die getroffen zijn door een of andere vorm van dementie en zeer kort voor een persoon die gezond van geest en van lichaam is en die plots overlijdt ingevolge een hartaanval voor de leeftijd van 100 jaar. De afhankelijkheid hangt echter niet enkel af van factoren in verband met de gezondheid, maar eveneens van de sociaal-economische toestand van de bejaarde.
A. De verslechtering van de gezondheidstoestand met de leeftijd en de opname in een instelling Volgens een enquête die in april 2003 uitgevoerd werd door de CNAMTS in Frankrijk, raadpleegden de personen tussen 60 en 75 jaar oud in 2001 gemiddeld 5,8 maal een huisarts per jaar, tegen 11 keer per jaar voor de 75-plussers. 95% nam geneesmiddelen (90% voor de gehele populatie) en men stelt vast dat 38% een beroep deed op verpleegkundige zorg (in de plaats van 20% voor het algemeen gemiddelde). Meer dan een kwart van de groep werd opgenomen in een ziekenhuis, hetzij 5% meer dan de totale populatie.4 Globaal genomen vertegenwoordigen de zorgkosten voor 70-plussers (10% van de Franse bevolking) 30% van de totale uitgaven van de ziekteverzekering.5 Het Belgisch Nationaal Instituut voor Statistiek (NIS) onderstreept dat de tevredenheid over de gezondheidstoestand de neiging heeft om af te nemen met de leeftijd. Gemiddeld neemt de subjectieve gezondheidstoestand af met één procent per jaar. «In de leeftijdscategorie van 65 tot 74 jaar versnelt de verslechtering van de subjectieve gezondheidstoestand tot 1,8% per jaar. Daarna volgt een tweede versnellingsfase bij de hoogbejaarden wier gezondheidstoestand klaarblijkelijk sterk verslechtert. Dit kan ongetwijfeld verklaard worden door het feit dat de mensen in deze levensfase stilaan hun fysieke autonomie verliezen en afhankelijk worden van derden.6» Volgens een rapport7 dat in 1997 gepubliceerd werd door het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid wordt jaarlijks 1% van de 60-plussers definitief «opgenomen» in een instelling. «Het gaat voornamelijk om alleenwonende personen en vooral vrouwen. Een verslechtering van de bewegingsfunctie en dementie zijn de twee belangrijkste aandoeningen bij patiënten die definitief geplaatst worden in een rust- en verzorgingstehuis of in een rusthuis. De opname
130
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - in een rusthuis of in een rust- en verzorgingstehuis is voornamelijk een gevolg van een gebrek aan autonomie en van een stijgende behoefte aan zorgverstrekking. Gevaarlijk gedrag is de belangrijkste reden die ingeroepen wordt voor een definitieve opname in een psychiatrische afdeling.» Volgens een in 2001 in Frankrijk uitgevoerde enquête8, zijn gezondheidsproblemen het vaakst de belangrijkste factor die een persoon ertoe kunnen dwingen zijn woning te verlaten, maar deze voorwaarde is zelden voldoende, want ook de levenswijze en de familiale omgeving zijn essentiële elementen waarmee rekening moet worden gehouden.
B. De gemiddelde duur van de afhankelijkheidsperiode tijdens de laatste levensjaren: een netelig probleem Het probleem dat hier rijst betreft de hoogbejaarden en de soort huisvesting waarin de overheid in de toekomst zou moeten investeren, zowel om te voldoen aan de behoeften van deze personen als om de overheidsmiddelen te beheren als een goede huisvader. Het aandeel van de afhankelijke personen stijgt sterk met de leeftijd. De veroudering van de bevolking zou bijgevolg gepaard moeten gaan met een toename van het aantal afhankelijke personen, tenzij de vooruitgang op het gebied van preventie en behandeling van ziekten die afhankelijkheid meebrengen, zodanig evolueren dat zij de toename van het aantal ouderen compenseren. Dit is één van de neteligste problemen op het gebied van aangepaste huisvesting voor bejaarden. Immers, indien de afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren in de toekomst globaal genomen vermindert, is het beter de interesse van de privé-sector te wekken via hulpmaatregelen en gepaste stimuli. De ervaring van de Amerikaanse assisted living toont immers aan dat de privé-sector, door zijn dynamiek en zijn wens om de beste verhouding prijs/kwaliteit te bieden, het best geplaatst blijkt te zijn om serviceflats te bouwen en te beheren, waarbij de overheid zich ertoe beperkt een wetgevend en reglementair kader in te voeren om deze kwetsbare bevolkingsgroep te beschermen en misbruiken te voorkomen. In dat geval, kan de invloed van de demografische veroudering op de huisvestingskosten van hoogbejaarden minder hoog blijken te zijn dan verwacht.
131
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Wanneer de afhankelijkheidsperiode daarentegen vrij constant blijft – zelfs al verschuift zij naar een meer gevorderde leeftijd – zou de overheid de investeringen in de bouw en renovatie van verzorgingstehuizen sterk moeten opdrijven ingevolge de demografische veroudering. Het is natuurlijk mogelijk dat, zoals in de VS, de serviceflats en senioreries erin slagen hun medische diensten uit te breiden en dat zij zodoende de betrokken ouderen, die steeds afhankelijker worden, de mogelijkheid bieden om ouder te worden in een residentiële omgeving eerder dan in een instelling. Het is ook mogelijk, en het is één van de thesissen die wij verdedigd hebben in het hoofdstuk over lifetime housing, dat de thuiszorgdiensten zo goed ontwikkeld zullen zijn, dat de architectuur van de tehuizen zo aangepast zal zijn en dat de technologie een oplossing zal bieden voor afhankelijkheidsproblemen die vandaag nog een opname in een instelling vergen, dat heel wat meer personen thuis ouder zullen kunnen worden. De lengte van de afhankelijkheidsperiode blijft een betwist gesprekthema onder gerontologen. Sommigen verdedigen de thesis van de status-quo en anderen baseren zich op cijfers om een optimistisch standpunt in te nemen. Het voorspellen van de gemiddelde duur van de afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren is fundamenteel, indien men een poging wil ondernemen om de bouw van verzorgingstehuizen correct te plannen. Het houdt rechtstreeks verband met het probleem van de afhankelijkheid en het is bijzonder moeilijk het juiste antwoord te vinden. In ons hoofdstuk over de huisvesting van afhankelijke personen in België, zijn we zuiver lineair te werk gegaan. Dit leidt tot een minimalistisch resultaat, aangezien er dan geen rekening wordt gehouden met de mogelijke schommelingen van de gemiddelde duur van de afhankelijkheidperiode tijdens de laatste levensjaren. We hebben geen model gevonden dat op onze berekeningen kon worden toegepast. Wij waren er bijgevolg toe verplicht gebruik te maken van de minimalistische lineaire methode.
B.1. Het rapport Qualidem en het rooster van Katz Het sterftecijfer is het totaal aantal overlijdens in een bepaald geografisch gebied, over een bepaalde periode of voor een bepaalde bevolking. Het ziektecijfer9 is het subjectieve of objectieve verschil met een toestand van fysiologisch of psychologisch welzijn. Het autonomieverlies duidt op de onmogelijkheid van de persoon om zijn gedrag en zijn daden zelf te kiezen en om de risico’s van een toestand in te schatten. Het gaat om de handicap, verbonden aan de onmogelijkheid voor een persoon om zelf bepaalde handelingen van het dagelijkse leven uit te voeren in zijn gewone omgeving.10 De afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren.
132
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - De afhankelijkheid is de toestand van een persoon met disfuncties die leiden tot een ongeschiktheid welke in een bepaalde omgeving hulpverlening veronderstelt. In de laatste levensjaren is er doorgaans ook een periode van afhankelijkheid gaande van 0 seconden (de persoon verkeert hoogwaarschijnlijk in goede gezondheid en overlijdt schielijk) tot periodes van verschillende jaren (de persoon lijdt aan de ziekte van Alzheimer), met een gemiddelde van 3 tot 4 jaar.11 De levensperiode zonder ongeschiktheid houdt gelijktijdig rekening met het niveau van de levensverwachting en de prevalentie van ongeschiktheid binnen een bepaalde populatie.12 De afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren hangt af van talrijke factoren, zowel in verband met de gezondheid als met sociaal-economische factoren. Zo noemt het Qualidem-rapport de volgende domeinen: het fysieke, psycho-mentale en sociale domein, de communicatie, de gezondheid, de fysieke omgeving (plaats en levenskader, woonvorm, …) en het economische domein. Een persoon wordt afhankelijk wanneer hij niet meer alleen een aantal taken van het dagelijkse leven kan uitvoeren. De afhankelijkheidsgraad van de persoon wordt bepaald aan de hand van de schaal van Katz13, een instrument dat de elementaire activiteiten van het dagelijks leven evalueert. Zij schat in hoe autonoom de persoon is om de handelingen van het dagelijks leven te vervullen: zijn toilet verzorgen, zich aankleden, naar het toilet gaan, zich verplaatsen, zich voeden en de continentie beheersen, zowel thuis als in een rusthuis of een ziekenhuis. Het rapport Qualidem bepaalt vier etappes in de ontwikkeling naar de afhankelijkheid. De eerste is de noodzaak aan persoonlijke zorgverstrekking. Wanneer dit niet meer volstaat, ontstaat een tweede breekpunt. De persoon komt tot het besluit dat er een afhankelijkheid ontstaan is op een bijzonder domein van de zorg en dat zij/hij dit niet kan oplossen, wat medisch-sociale hulp vergt. De persoon moet dan een beroep doen op de hulp van andere personen. «In onze cultuur die de autonomie en de onafhankelijkheid hoog in het vaandel draagt, is deze stap niet gemakkelijk en stelt dit problemen. De huidige inkrimping van de familiale entiteiten verhoogt nog de druk op de naaste familieleden die vaak voor een zware taak staan.» Een derde breekpunt ontstaat wanneer professionele hulp nodig is. «Dit moment is sociaal gezien erg belangrijk aangezien het van de individuen een totale beschikbaarheid en aanzienlijke middelen vergt.» Ten slotte kan er een vierde breekpunt opduiken wanneer thuiszorg niet meer mogelijk is ondanks een professionele omkadering. Op dat ogenblik is een opname in een instelling vaak onvermijdelijk. De evolutie van het ene breekpunt naar het andere wordt bepaald door individueel variabele factoren (subjectieve ervaring, psychische en mentale situatie, antecedenten, enz.) en door sociale, culturele of sociologische factoren.
133
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - -
B.2. De toename van de levensperiode zonder ongeschiktheid en de evolutie van de afhankelijkheidsperiode De gemiddelde afhankelijkheidsperiode en de toekomstige evolutie ervan zijn begrippen die bij de gerontologen in het centrum van de belangstelling staan. De definitie ervan is des te belangrijker aangezien deze bepalend is voor het vereiste aantal instellingen dat zorg en hulp biedt in het dagelijks leven. Ter zake doen verschillende thesissen de ronde. Het is voornamelijk het verschil tussen deze verschillende thesissen – optimistisch, pessimistisch of neutraal – dat de prognose zo bijzonder moeilijk maakt. De verschillen tussen de hypothesen – optimistisch, pessimistisch of neutraal – zijn inderdaad enorm. Franse prognoses14 laten het aantal afhankelijke personen stijgen van 14% tot 33%, wat meer dan het dubbele is! «Tussen 2000 en 2020 zou het aantal afhankelijke personen met 23 of 26% stijgen, naargelang van de gekozen afhankelijkheidsindicator; de stijging zou beperkt zijn tot 14% of 18% in het optimistische geval, maar zou oplopen tot 31 of 33% in het pessimistische geval.» Deze hypothesen berusten onder meer op drie theorieën in verband met de evolutie van de gezondheidstoestand en het ziektecijfer.15
B.2.1. De theorieën inzake toename van de levensverwachting en inkrimping van de afhankelijkheidsperiode Sommige experts zijn van mening dat de personen langer en in een betere gezondheid zullen leven en dat de afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren zal verminderen dank zij de vooruitgang van de technologie. Dit zou mogelijk zijn dankzij de vooruitgang van de geneeskunde, onder meer op het gebied van de hart- en vaatziekten sinds het midden van de jaren 70. «Zo gaat een verlenging van de levensverwachting gepaard met een verbetering van de vermogens. De biologische veroudering gaat achteruit en de oudere bevolking wint aldus jaren zonder invaliditeit die, samen met de toename van de levensstandaard, een groter aantal personen de mogelijkheid bieden een actief leven te leiden dat niet te vergelijken is met datgene dat de ouderlingen van de voorbije decennia leidden. De «kleine stapjes … van het bed naar het raam, van het raam naar de zetel en vervolgens van het bed naar het bed», zoals Jacques Brel ooit zong, stemmen hoe langer hoe minder overeen met de werkelijkheid.16»
134
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Sommige specialisten zijn van mening dat «De mensen blijven geloven dat veroudering automatisch steeds meer ziekten meebrengt maar dat is onjuist. In tegenstelling tot de ingeburgerde ideeën, gaat de veroudering van de bevolking globaal genomen gepaard met een vermindering van de afhankelijkheidsperiode van ouderen. Met andere woorden, men wordt niet alleen ouder maar men behoudt ook steeds langer een goede gezondheid en autonomie.17» Steeds meer onderzoekers geloven echter dat om ouder te worden dan 80 jaar, niet enkel een goede levenshygiëne nodig is, maar dat er ook specifieke genen nodig zijn die nog moeten worden ontdekt. Zo stellen bepaalde instellingen dat de inkrimping van de afhankelijkheidsperiode afhankelijk is van een betere levenshygiëne. Volgens de WGO18, zou de verwachting om langer in goede gezondheid te leven kunnen toenemen met 5 tot 10 jaar indien de regeringen en de individuen hun inspanningen zouden bundelen om de belangrijkste risicofactoren in elk gewest te bestrijden. «De WGO waarschuwt tegen de kosten van het «inactief blijven». Het rapport voorspelt dat tegen 2020 en bij gebrek aan maatregelen, tabak jaarlijks 9 miljoen personen zal doden, tegen ongeveer 5 miljoen op dit moment, en overgewicht en obesitas 5 miljoen, tegen 3 miljoen op dit moment.» Vruchtbaar genetisch onderzoek zou bovendien toelaten sterk verspreide dodelijke ziekten uit te roeien, zoals de ziekte van Alzheimer. Zo’n medische vooruitgang zou toelaten de afhankelijkheid van bejaarden spectaculair te verminderen. In de VS gepubliceerde statistieken laten een voorzichtig optimisme toe. De volgende tabel wijst inderdaad op een vermindering van het percentage hoogbejaarden dat verblijft in een verzorgingstehuis. Merken we op dat het mogelijk is dat het verschil gecompenseerd wordt door een nieuw aanbod van instellingen van assisted living (in de cijfers zijn bepaalde soorten van residentiële huisvesting en thuiszorg namelijk niet opgenomen).
Personen in verzorgingstehuizen (Verenigde Staten)
Bewoners Leeftijd
1973-74
1985
1995
1997
1999
65 jaar en meer
961.500
1.318.300
1.422.600
1.465.000
1.469.500
65 - 74 jaar
163.100
212.100
190.200
198.400
194.800
75 - 84 jaar
384.900
509.000
511.900
528.300
517.600
85 jaar en meer
413.600
597.300
720.400
738.300
757.100
Nota: Statistieken opgesteld op basis van een staal. Bron: Health, United States, 2002, Department of Health and Human Services
135
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - -
Bewoners per duizend inwoners Leeftijd
1973-74
1985
1995
1997
1999
65 jaar en meer
44,7
46,2
42,4
43,4
42,9
65 - 74 jaar
12,3
12,5
10,1
10,8
10,8
75 - 84 jaar
57,7
57,7
45,9
45,5
43,0
85 jaar en meer
257,3
220,3
198,6
192,0
182,5
Nota: Statistieken opgesteld op basis van een staal. Bron: Health, United States, 2002, Department of Health and Human Services
Deze hypothese wordt eveneens bevestigd tijdens gesprekken met bepaalde rusthuisbeheerders. Tijdens een bezoek aan een door de stad Helsinki beheerde instelling in juni 2004, had de auteur een gesprek met de verantwoordelijken ervan. Zij hadden zopas een programma van lichaamsoefeningen opgesteld om de conditie en de levenskwaliteit van de bewoners te verbeteren. «Het is interessant, vertelde de directrice, maar dankzij deze programma’s leven de mensen in betere conditie en langer, zijn ze actiever en zelfstandiger, want als ze afhankelijk worden overlijden ze sneller.» Dit komt erop neer de afhankelijkheidsperiode in te korten. Worden deze ervaringen van het terrein bevestigd door globalere studies?
B.2.2 De theorieën over de schommelingen van de afhankelijkheidsperiode en de verschuiving ervan naar latere leeftijd Anderen zijn van mening dat de gemiddelde afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren lichtjes zal schommelen, maar zal verschuiven naar een latere leeftijd naargelang de levensverwachting toeneemt. In de plaats van bijvoorbeeld afhankelijk te worden op de leeftijd van 80 jaar in het jaar 2000, zal men het in 2050 worden op 90-jarige leeftijd.
B.2.3. De theorieën inzake verlenging van de levensverwachting en inkrimping van de afhankelijkheidperiode Nog anderen zijn van mening dat de toename van de levensverwachting 136
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - gepaard zal gaan met een verlenging van de afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren en dus meer investeringen in «medische bedden» zal vergen. Volgens een studie die de UCL19 in 1998 uitvoerde, neemt de levensverwachting toe, maar gaat een deel van de gewonnen levensjaren vergezeld van functionele ongeschiktheden. Zo zou een vrouw van 75 jaar, die nog 13,2 jaren te leven heeft, hiervan 7,1 jaren met disfuncties moeten doorbrengen. Voor haar partner van dezelfde leeftijd, zou dit twee derden bedragen van de nog te leven 9,6 jaren. Een Canadese studie toont aan «dat als de ouderdomsperiode verlengd wordt, zulks zou leiden tot een toename van de gezondheidsproblemen in verband met de leeftijd. Er zal dus een toenemende behoefte zijn aan zorgsvertrekking door het gezondheidssysteem, maar ook van de zorg verstrekt door de familie en de vrienden.20» Er heerst een geanimeerd debat over deze drie theorieën.21
B.2.4. De verlenging van de levensverwachting zonder ongeschiktheid Wat ons interesseert in dit punt, buiten de definitie van de duur van de afhankelijkheidsperiode, is dat de vooruitgang van de geneeskunde en van verschillende technologieën zal toelaten de duur van het leven in een goede gezondheid te verlengen, behoudens belangrijke gebeurtenissen zoals dodelijke epidemieën of terroristische biologische aanslagen. Met andere woorden, de periode tussen het ogenblik waarop de persoon het beroepsleven vaarwel zegt en het tijdstip waarop hij afhankelijk wordt, zou in de toekomst aanzienlijk moeten toenemen. Volgens sommige demografen gaat het om een nieuwe levensperiode, waarin de persoon zijn levenswijze kan kiezen zonder verplichtingen op beroepsvak of in verband met de opvoeding van de kinderen. Het zou de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid zijn dat de mens kan beschikken over een dergelijke levensperiode. Voor de ondernemingen biedt deze periode interessante vooruitzichten voor de lancering op de markt van een gamma van nieuwe producten die aangepast zijn aan deze nieuwe populatie van «actieve volwassenen.» Zo tonen de statistieken van de OESO aan dat de levensverwachting toeneemt en dat het aantal jaren tijdens dewelke een persoon kan hopen te leven zonder een zware ongeschiktheid ook geregeld22 toeneemt. Hoewel ook de «chronische pathologieën» in verband met de veroudering zouden toenemen, zou de wetenschappelijke en technologische vooruitgang leiden tot een aanzienlijke verbetering van de zorgkwaliteit, zodanig dat efficiëntere behandelingen tegen nu nog dodelijke ziekten kunnen worden verwacht en misschien remedies tegen nieuwe pathologieën. «De vooruitgang van de biotechnologie biedt nieuwe mogelijkheden om te anticiperen op genetische ziekten en zelfs bepaalde soorten van kanker, en deze ziekten te voorkomen en te verzorgen. Ook de chirurgie boekt vooruitgang, dankzij de medische beeldvorming en de ontwikkeling van endoscopische technieken die in de plaats komen van belangrijke ingrepen. De informatisering zal ten slotte leiden tot een sterke verbetering van de beschikbaarheid, het beheer en de efficiency van de gezondheidsdiensten.23»
137
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - B.2.4.1. Een verbetering, gekoppeld aan het levensniveau en de levenskwaliteit Recente studies tonen aan dat de levensverwachting, en ook de levensverwachting zonder ongeschiktheid, toeneemt met het levensniveau, dat wil zeggen theoretisch volgens het sociaal peil van de betrokken persoon en dus volgens zijn levenskwaliteit. Vaak zijn het immers niet de behoeften aan gezondheidszorg, maar eerder de omstandigheden van de sociale situatie van de bejaarde, die leiden tot afhankelijkheid. De factoren die een rol spelen zijn het alleen of in gezinsverband wonen, het type woning, de beperkingen van de medischsociale hulp, het sociale isolement enz. «Het verlies van sociale relaties en communicatievermogen verhoogt in sterke mate de waarschijnlijkheid op zorgafhankelijkheid.24» Het Belgisch Nationaal Instituut voor Statistiek (NIS) onderstreept dat de tevredenheid over de gezondheidstoestand afneemt met de leeftijd en het geslachtsverkeer, maar dat dit niet de enige betrokken factoren zijn. Het vormingspeil en het feit al dan niet een baan te hebben spelen eveneens een rol in de subjectieve perceptie die men heeft over zijn gezondheidstoestand. «De vergelijking van de verschillende bestudeerde factoren toont aan dat de leeftijd de factor is die van aard is deze perceptie het meest te beïnvloeden, gevolgd door het vormingspeil en het activiteitsstatuut, twee factoren die bijna even sterk zijn. 25»
B.2.4.2. Het netwerk levensverwachting in gezondheid en de Europese Commissie Het Franse netwerk Euro-REVES26 (Netwerk levensverwachting in gezondheid) is één van de instellingen die belangstelt in het meten van de levensverwachting zonder zware ongeschiktheid. Volgens Euro-REVES, nemen de jaren zonder ongeschiktheid toe samen met de levensverwachting. Kortom, de gewonnen jaren worden eerder doorgebracht in een goede gezondheid. «De handicaps die te wijten zijn aan de hoge leeftijd komen doorgaans voor in een periode van een of twee jaar voor het levenseinde, ongeacht de leeftijd van de overledene. De vooruitgang van de geneeskunde en de verbetering van onze levensomstandigheden zouden er dus niet toe beperkt blijven het leven te verlengen. Ze zouden er ook toe leiden dat ongeschiktheid, ook zware ongeschiktheid, later optreedt. Wanneer men merkt dat het sociaal milieu een grote invloed heeft op de levensverwachting, dan is dit verschil nog groter wanneer men de levensverwachting zonder ongeschiktheid onderzoekt. De minst begunstigde sociale lagen van de bevolking hebben doorgaans in hun leven een langere periode van ongeschiktheid.27» De Europese Commissie behandelt de theorie van de verhoging van de levensduur zonder handicaps, en heeft het zelfs over een vermindering van de afhankelijkheidsperiode in de laatste levensjaren, maar komt niet tot een besluit. «Wat de zorg van lange duur betreft, is een zeker optimisme gerechtvaardigd: in de landen die over gegevens beschikken, zoals de Verenigde Staten, blijkt dat de invaliditeitsgraad van ouderen met de tijd afneemt, hoewel dit fenomeen niet noodzakelijkerwijze gekoppeld is aan de verlenging van de levensduur. Wat daarentegen ook de 138
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - toename van de levensverwachting moge zijn, de hoogbejaarden hebben de neiging om kwetsbaar te zijn en behoefte te hebben aan zorg van lange duur.28»
B.2.4.3. Tachtig procent van de negentigjarigen zijn autonoom in een Zweeds project De toename van de levensverwachting zonder handicaps wordt eveneens bevestigd door bepaalde ervaringen op het terrein. Een Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift, JAGS, maakt gewag van een studie waarin 502 personen (417 vrouwen en 85 mannen) van meer dan 90 jaar werden gevolgd; zij leefden thuis in het centrum van Stockholm. Alle deelnemers aanvaardden een medisch onderzoek te ondergaan en nadien een evaluatie van hun fysieke (uitoefening van handelingen van het dagelijkse leven) en mentale (geheugen) mogelijkheden. De resultaten zijn indrukwekkend, aangezien 90% van deze groep van 90-plussers geen enkele ziekte heeft en 97% nog valide is. Er werden 6 activiteiten van het dagelijkse leven getest: zich wassen, zich kleden, zich verplaatsen, in bed gaan of uit bed stappen, eten, continent zijn. Er werd ontdekt dat 60,2% van de vrouwen van meer dan 95 jaar oud en 88,9% van de mannen van meer dan 95 jaar volkomen valide zijn op deze domeinen.29
B.2.5. Zal deze gunstige evolutie zich verderzetten? Het huidig statistisch onderzoek laat er weinig twijfel over bestaan, maar zal deze gunstige evolutie zich in de toekomst verderzetten?30 Het rapport 142 van de Franse Senaat geeft aan dat er ter zake twee thesissen zijn.31 ❒ Volgens sommigen, zouden de permanente verbeteringen van de gezondheid op de duur op een «muur» stuiten, rekening houdend met een maximale levensverwachting van ongeveer 120 jaar: voor tal van personen zou de verlenging van de levensduur onvermijdelijk gepaard gaan met de stijging van de frequentie van zeldzame pathologische gevallen of aftakelingsziekten zoals de ziekte van Alzheimer. ❒ Er zijn echter tal van tekenen die wijzen op een optimitischer beeld. Zo kunnen de meeste symptomen van de ziekte van Alzheimer nu al vertraagd worden, wanneer ze tijdig worden ontdekt. Recente epidemiologische studies suggereren overigens dat het risico op mentale problemen ingevolge de veroudering, in het bijzonder in verband met de ziekte van Alzheimer,
139
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - enkel toeneemt tot 85 jaar, en nadien vertraagt en vermindert. In het algemeen, zouden de factoren die aan de basis liggen van de verbetering van de levensverwachting zonder ongeschiktheid (betere preventie, betere zorg, het blijven uitoefenen van stimulerende activiteiten na de opruststelling, de stijging van het levenspeil en van het opleidingspijl van de ouderen, isolement in een latere fase, …) uitwerking moeten blijven hebben in de volgende decennia. Om die reden opteert het rapport 142 voor de optimistische thesis. «Na de volgende decennia zou de levensverwachting zonder ongeschiktheid dus moeten blijven toenemen tegen een tempo dat de toename van de totale levensverwachting benadert. Dit besluit leidt tot een nuancering van de ongerustheid omtrent de evolutie van het aantal afhankelijke personen.» Het rapport neemt het standpunt van de OESO over32: «In de veronderstelling dat de ongeschiktheidgraad in Frankrijk de volgende jaren op hetzelfde peil blijft, kan men zich verwachten aan een stijging met 50% of meer van het aantal afhankelijke bejaarden, enkel en alleen wegens de zuiver demografische invloed van de veroudering van de bevolking. Maar wanneer de tendensen van de jaren 1980 en 1990 inzake vermindering van de ongeschiktheid zich verderzetten, zal het aantal afhankelijke bejaarden heel wat minder stijgen, namelijk met ongeveer 15%.»
B.3. Besluit Het rapport 142 van de Franse Senaat besluit zijn onderzoek met de vaststelling dat de verhoging van het aantal afhankelijke bejaarden de volgende decennia onzeker, maar toch onvermijdelijk is. «De afhankelijke bejaarden zullen bovendien ouder en afhankelijker zijn dan vandaag. In het bijzonder zou het aantal personen dat lijdt aan de ziekte van Alzheimer aanzienlijk stijgen. Bovendien zouden de afhankelijke bejaarden nog langer afhankelijk kunnen blijven.33» Merken we op dat het rapport de duur van de afhankelijkheidsperiode en de toename van de levensverwachting zonder handicap vermengt, terwijl dit ons toch twee verschillende concepten lijken. Dit toont terdege aan dat het gaat om een bijzonder complex probleem en dat de publicatie van nauwkeurige cijfers bijzonder gevaarlijk is. Om die reden hebben wij, bij het opstellen van onze vooruitzichten voor België, gekozen voor een zuiver lineaire benadering, gesteund op de mathematische verhoging van het aantal personen in de betrokken leeftijdscategorieë.
C. Wegen naar een oplossing – efficiency, toegang, kwaliteit en uitvoerbaarheid Op basis van ramingen lijkt het onmogelijk verder te gaan op de huidige weg via collectieve huisvesting en erg dure verzorgingssystemen, zowel voor de persoon zelf als voor de overheid.34
140
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - De OESO is bijzonder bezorgd over de verwachte explosie van de gezondheidsuitgaven en wijdt er talrijke rapport en studies aan. De kwestie van de verhoging van de gezondheidszorg wordt uitdrukkelijk onder de aandacht gebracht van de overheden van de lidstaten. «De maatschappijen van de OESOlanden zijn nooit zo welstellend geweest. De paradox is dat zij nooit voordien zoveel uitgaven voor hun gezondheidsdiensten. Hoe beter de conditie van de mensen is, hoe minder ze zouden moeten investeren om het nog beter te stellen. Tenzij we in een betere gezondheid verkeren precies omdat wij meer uitgeven. Maar beschikken wij over de middelen om het hoofd te bieden aan deze kostenstijging? En hoe komen tot een rationelere economische aanpak op het gebied van de gezondheid? Ziedaar de vragen die de overheden zich vandaag stellen.35»
C.1. De wegen van de OESO Hoe komen tot een voldoende financiering om gepaste kwaliteitszorg voor allen te waarborgen en hoe deze diensten efficiënt en economisch aanbieden? De OESO onderstreept dat het antwoord onder meer kan worden gevonden in een verbetering van de efficiency. «De vraag naar door de overheid verstrekte diensten zal stijgen met de toename van het aantal ouderen of hoogbejaarden. Tegelijkertijd zullen de gezinnen, door de stijging van de activiteitsgraad en de kleinere gezinsgrootte in de toekomst vermoedelijk minder gelegenheid hebben om te zorgen voor de ouderen. In dat verband is het noodzakelijk de efficiency van het gezondheidssysteem en van de zorg van lange duur te verbeteren.36» In een artikel in «l’Observateur» van 19 juli 2004, spoort de OESO de nationale overheden aan om oplossingen te vinden om de vloedgolf in te dijken. «Alle oplossingen houden risico’s in en het is moeilijk het juiste evenwicht te vinden. Het is echter een feit dat de maatschappij veroudert en dat het onmogelijk zal zijn om de openbare financiën steeds maar opnieuw aan te spreken.» In haar jongste rapport, dat werd voorgesteld op 12 mei 2004 onder de benaming «Naar efficiëntere gezondheidssystemen», beveelt de internationale organisatie een aantal stappen aan, die volgens haar noodzakelijk zijn «indien men de gezondheid en de zorgverstrekking wenst te verbeteren en tegelijkertijd de financiële leefbaarheid van de gezondheidssystemen verzekeren.» Het vijfde van de zeven door de OESO vastgestelde principes voor de hervorming bepaalt dat de uitgaven en het medisch onderzoek steeds meer gericht zouden moeten zijn op het verminderen van de afhankelijkheid, terwijl specifieke beleidsmaatregelen inzake zorgverstrekking aan afhankelijke ouderen bepaald moeten worden.37
C.2. De wegen van de Europese Commissie De Europese Commissie legt de nadruk op de preventie inzake gezondheidszorg, met het oog op een kostenverlaging. «De veroudering van de
141
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - bevolking zal de sociale en gezondheidsdiensten er eveneens ertoe verplichten zich aan te passen aan de evolutie van de aandoeningen (toename van chronische ziekten) en aan de aard van de patiënten. De gezondheidssystemen zouden eveneens opnieuw meer belang moeten hechten aan de doelstelling die erin bestaat de ouderen de mogelijkheid te bieden om actiever, gezonder en zelfstandiger te leven. Er moet voorrang worden gegeven aan strategieën die gericht zijn op de preventie, met inbegrip van de verbetering van de voedselkwaliteit en de fysieke en intellectuele activiteit, te beginnen met de levenswijze van de jongeren en de personen op middelbare leeftijd.38» Na te hebben toegegeven dat «de demografische en epidemiologische ontwikkelingen belangrijke uitdagingen vormen voor de huidige systemen van gezondheidszorg», beveelt de Commissie aan dat «de systemen permanent worden aangepast om te beantwoorden aan de verwachte vraag naar zorgverstrekking en dat zij rekening houden met de technologische en medische vooruitgang.» Van de andere door de Commissie opgesomde aanbevelingen en uitdagingen, lijken twee ons van bijzonder belang. Zij beveelt onder meer aan: ❒ een nieuwe soort van zorgdiensten en meer zorgdiensten in het leven roepen die beantwoorden aan de noden van de ouderdomsziekten en die de ouderen zouden kunnen helpen hun autonomie te bewaren; ❒ preventiestrategieën te ontwikkelen die de ouderen toelaten actiever, gezonder en zelfstandiger te blijven leven. Deze beide aanbevelingen vormen de twee sleutelfactoren van deze studie. In onze voorstellen, die voortvloeien uit deze beide elementen, zullen wij ons beperken tot de aspecten die rechtstreeks of onrechtstreeks van belang zijn voor de bouwsector.
C.3. De filosofie van de systemen herzien en de efficiency ervan vergroten C.3.1. De actieve veroudering in de hand werken De uitdrukking «actieve veroudering» werd op het einde van de jaren negentig aanvaard door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) met het doel andere factoren dan de gezondheidszorg die een rol spelen in de veroudering in aanmerking te nemen. De term actief verwijst
142
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - niet enkel naar het vermogen om fysiek actief te zijn maar ook op een permanente deelname aan het leven op sociaal, economisch, spiritueel en burgerlijk vlak. «Bepaalde studies tonen aan dat amper 30% van de gevolgen van de veroudering van genetische oorsprong is, terwijl ongeveer 70% van de mentale en fysieke aftakeling die ermee gepaard gaat vermoed wordt een verband te hebben met de levenswijze en niet met de leeftijd. De opvatting van actieve veroudering bestaat er bijgevolg in zijn best te blijven doen door een optimaal gedrag tot bevordering van de gezondheid.39» In haar document van 22 januari 2005, «Versterking van de actieve veroudering in goede gezondheid», herinnert de WGO aan resolutie WHA52.7 van 8 juni 1999, «Ouder worden en actief blijven». Daarin worden alle lidstaten uitgenodigd om maatregelen te nemen om de steeds grotere groep van ouderen te verzekeren van een zo hoog mogelijk gezondheids- en welzijnsniveau. De organisatie vraagt bijgevolg «beleidsmaatregelen en programma’s uit te werken, toe te passen en te evalueren die de actieve veroudering in goede gezondheid in de hand werken en die een zo hoog mogelijk gezondheids- en welzijnsniveau bij de ouderen bewerkstelligen.» Ook de OESO is voorstander van actieve veroudering.40 In haar studie «De welvaart in een verouderende maatschappij veilig stellen41», legt de organisatie uit waarom «actieve veroudering» belangrijk is. «De soepeler overgang van het beroepsleven naar de pensionering is een voorbeeld van «actieve veroudering» – dat wil zeggen het vermogen om, gedurende de ouderdomsfase, een productief leven in de maatschappij en de economie te leiden. Actieve veroudering houdt een grote keuzevrijheid in voor de individuen en gezinnen in verband met de tijd die zij wensen te besteden aan arbeid, vorming, vrijetijdsactiviteiten en zorg aan derden tijdens hun hele leven. De overheid kan de «actieve veroudering» in de hand werken door de hinderpalen op te heffen die een flexibiliteit in de organisatie van het bestaan momenteel in de weg staan. Zij kan ook maatregelen nemen om de keuzemogelijkheden van de individuen uit te breiden door hen concreet de mogelijkheid te geven om op alle leeftijden vormingen te volgen of om te voorzien in behandelingen die hen toelaten hun autonomie te bewaren tijdens het ouder worden. Ingezamelde getuigenissen tonen aan dat de levenskwaliteit van de personen beter is naarmate zij actief verblijven.» Eén in de VS gepubliceerd rapport, «Active Living for Older Adults: Management Strategies for Healthy and Livable Communities42», beschrijft de manier waarop lokale regeringen de actieve veroudering zouden kunnen aanmoedigen «door veilige voetgangersstraten ter beschikking te stellen, door aangepast vervoer en dito huisvesting voor te stellen, door de toegankelijkheid van diensten te verbeteren en door programma’s op te zetten om fysieke activiteit in het dagelijks leven aan te moedigen.43» Dit rapport stelt ook hoe belangrijk het is dat de collectiviteiten het actief leven bevorderen, «want niet enkel laat het de individuen toe in goede conditie te blijven en hun onafhankelijkheid te behouden, maar bovendien heeft een dergelijk beleid ook gunstige gevolgen voor de lokale overheden. Het kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de wijken beter leefbaar blijven voor alle leeftijden, maar het kan ook toelaten de kosten voor gezondheidszorg van de ouderen te
143
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - beperken. Een zelfstandige actieve oudere bevolking zal daarnaast meer deelnemen aan het sociaal leven. Wat kan leiden tot een sociale en economische meerwaarde voor de gemeenschappen.»
C.3.2. De verscheidenheid inzake huisvesting en diensten Het gaat om het thema zelf van deze studie: de verscheidenheid dient niet enkel globaal te worden doorgevoerd, maar eveneens in de specifieke sector van de rusthuizen. De documenten van het colloquium44 van 27 maart 2003 «Het rusthuis van morgen» onderstrepen dat het rusthuis van morgen «ook een plaats voor geleidelijke en gediversifieerde opvang moet zijn, waarmee zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op het tijdstip van opname in een instelling voor voltijdse huisvesting, door aanbiedingen voor deeltijdse diensten enerzijds en logistieke ondersteuning voor het thuis blijven wonen anderzijds. Dit zal al dan niet toelaten een opname in een instelling uit te stellen en deze positief voor te bereiden, waardoor vermeden wordt dat zij «overhaast» moet worden beslist, met alle risico’s van dien. Het zou positief zijn aldus te kunnen overschakelen van de logica van de intensieve zorg in extremis op een grotere dynamiek van soepele en aandachtige zorgverstrekking.» In de documenten van dat colloquium onderstreept Georges GRULOIS, lid van het Nationaal Frans Comité voor Gepensioneerden en ouderen, het belang van het zorgcontinuüm. «De pensionering houdt in dat men afstand neemt van het productieve leven, en van de moeilijkheden van de wereld. De ouderen zijn uit op rust en wensen niet opnieuw ontworteld te worden. Zo zou het rusthuis van morgen gedurende het verouderingsproces geïntegreerd kunnen worden, met het doel geen brutale wijzigingen van het levenskader op hoge leeftijd te veroorzaken.»
C.3.2.1. Rekening houden met de kenmerken van de babyboom-generatie Het rusthuis van de toekomst zal niet hetzelfde zijn als datgene dat we vandaag kennen, onder meer ingevolge de kenmerken die eigen zijn aan de babyboom-generatie. Yves JOURNEL, vicevoorzitter van de SYNERPA in Frankrijk vat zijn zienswijze over de toekomstige generaties van ouderen samen in de documenten van het colloquium45 van 27 maart 2003. Het rusthuis van morgen zal volgens hem een plaats moeten zijn die aangepast is aan de oudere van de 21ste eeuw, «dat wil zeggen u en ik. Al blijft het bijzonder moeilijk onze verwachtingen van over 40 jaar te voorspellen, toch is het mogelijk enkele hypothesen te formuleren. De ouderen van de 21ste eeuw zullen demografisch talrijk zijn. De jongeren van de generatie van 68 zullen de ouderen van morgen zijn en zullen er zeker in slagen de maatschappij te veranderen opdat zij zich aanpast aan de ouderen. In de maatschappij van de toekomst zal de oudere echt bestaan. Door zijn statuut van gezinshoofd te verliezen, zal hij zijn onafhankelijkheid veroverd hebben. De gepensioneerden van morgen zullen steeds minder arm zijn en zullen politiek kunnen doorwegen opdat de maatschappij het herverdelingssysteem behoudt dat werd ingevoerd na de bevrijding en waarvan zij als eerste generatie zullen genieten. De oudere van de 21ste eeuw zal bijgevolg 144
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - een verbruiker zijn die diensten vraagt. Het concept van de serviceflats zal aan deze verwachtingen voldoen. De rol van de overheid zal erin bestaan te beschermen, spelregels vast te stellen en er terwijl over te waken dat de toekomstige verwachtingen niet onmogelijk worden gemaakt ter wille van de eisen op korte termijn.»
C.3.2.2. Overgang van een model gericht op de zorg naar een model gericht op de persoon - Het nieuwe paradigma -
C.3.2.2.1. Het nieuwe Scandinavische paradigma In zijn uitstekend werk «Future housing for the Elderly, Innovations and perspectives from the nordic countries46», beschrijft de Noor Svein Daatland de evolutie tussen de twee paradigma’s die aan de basis liggen van de opvang van ouderen in Noord-Europa.
«In onze maatschappijen bestaat er een lange traditie om te voorzien in gespecialiseerde instellingen die bestemd zijn voor bepaalde bevolkingsgroepen, maar de ideologie die aan de basis ligt van een dergelijke segregatie is veranderd. In het begin van de20ste eeuw heeft men een aantal instellingen ontwikkeld die gebaseerd zijn op een wetenschappelijke (vooral medische) en instrumentele rationaliteit. Zij verschilden sterk van de toenmalige huizen in slechte staat en detentiecentra. Geesteszieken en ouderen hadden hun eigen instellingen, en in de sector van de zorgverstrekking aan ouderen ontstond vanaf de jaren 50 een verder doorgedreven specialisatie.» Het idee dat aan de basis ligt van een dergelijk ontwikkeling kan worden voorgesteld door een trap. Dat is het «oude paradigma» dat geïllustreerd wordt in het bijgaande schema. De persoon wordt geschoven van de ene gestandaardiseerde zorgverstrekkingsvorm naar de andere, rekening houdend met zijn behoeften. Eerst in een retirement flat (een gepensioneerdenappartement), vervolgens in een instelling van service housing (woning met diensten), en vervolgens eventueel in een old age of nursing home (huis voor hoogbejaarden of verzorgingstehuis).
145
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - -
The new paradigm Need for help Low
High
Nursing home
Old paradigm
Old age home Service flat Retirement flat
Ordinary dwelling
❘
❘
❘
❘
❘ Need for help
Low
High
Nursing flat
New paradigm Assisted housing Centre Adapted housing
Senior housing
Adapted from Houben, 1997 in Daatland, 2000
Het gaat om het oude model dat gericht is op de diensten en de zorgverstrekking en dat momenteel stilaan vervangen wordt door een model dat gericht is op de persoon, waarin de diensten en de zorgverstrekking aangepast zijn aan de persoon, en niet andersom. De basis van dit nieuwe paradigma is de beschikbaarheid van flexibele diensten die kunnen inspelen op een verscheidenheid van behoeften en keuzemogelijkheden, waardoor onnodige verhuizingen beperkt worden.
146
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Daatland onderscheidt vier verschillende soorten en niveaus van opvang, gaande van de gewone woning tot de instelling. ❒ Het concept van senior housing (woningen voor senioren) omvat appartementen of huizen van hoge kwaliteit waarin de betrokkenen gaan wonen uit vrije keuze en niet uit noodzaak, met het doel er een actief leven te leiden onder personen van dezelfde leeftijd. De drie andere soorten van opvang zijn woningen die de betrokkenen betrekken, niet uit vrije keuze, maar uit noodzaak, wegens hun fysieke of mentale toetstand. ❒ De adapted housing (aangepaste woning) omvat gescheiden appartementen, die doorgaans gelegen zijn in de nabijheid van diensten. ❒ De assisted housing (huisvesting met hulp) beschikt over collectieve ruimten en dito functies en soms ook over ruimten voor een gemeenschappelijk leven. ❒ De nursing flats (appartementen met zorgverstrekking) vormen het vierde niveau, en worden soms «nieuwe huizen voor zorgverstrekking» genoemd. Daatland preciseert «dat er aanzienlijke verschillen en overlappingen bestaan tussen deze verschillende categorieën. Deze verscheidenheid wordt beschouwd als een kwaliteit op zich, aangezien zij de betrokkene de mogelijkheid biedt om zolang mogelijk te verblijven in de woning die hij zelf gekozen heeft of waar hij verblijft uit noodzaak, zonder dat hij noodzakelijkerwijze moet
verhuizen van het ene niveau naar het andere. Sommigen organiseren deze verschillende soorten van huisvesting in éénzelfde multifunctioneel centrum.» Het typevoorbeeld van een dergelijk centrum is de Continuing Care Retirement Community (CCRC) in de VS of het door Caritas in het Finse Oulu gebouwde centrum.
C.3.2.2.2. Volharden in de boosheid? Het Franse actie-programma voor bejaarden Eén van de vijf krachtlijnen van het Franse actieprogramma voor bejaarden van 6 november 2003 heeft betrekking op de modernisering van de
147
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - instellingen voor de huisvesting van bejaarden (Etablissements d'hébergement pour personnes âgées, EHPA). Dit plan is wel erg ambitieus, maar lijkt in te gaan tegen de ervaring op dit vlak47, aangezien het voorstelt de «medicalisering» van de instellingen te versterken, terwijl de catastrofe in Frankrijk grotendeels te wijten lijkt aan de mislukking van het model van opvang, gebaseerd op de zorgverstrekking! Zo bepaalt het plan dat «deze modernisering geschiedt via de medicalisering van de instellingen (verhoging van het kader door de aanwerving van ongeveer 15.000 zorgverstrekkers), de vereenvoudiging van de tariefstructuur «in het kader van een concrete decentralisatie van de kredieten voor de huisvesting van bejaarden», de invoering van technische normen (renovatie van de gebouwen, air conditioning in ten minste één lokaal van de instelling) en de oprichting van kleine wooneenheden, waarvan de werking bij conventie gesteund zal moeten zijn op de SSIAD, met een permanente aanwezigheid overdag en s’nachts, en op de EVBA.48» Wanneer men de oprichting van kleine wooneenheden, die vaak gebaseerd zijn op een residentieel model, buiten beschouwing laat, heeft dit model, gebaseerd op de zorgverstrekking49, tot doel zowel het aantal instellingen kwantitatief te vergroten als de medicalisering binnen de bestaande instellingen op te drijven. De eerste Minister van Frankrijk preciseert dat «10.000 nieuwe plaatsen gemedicaliseerd zullen worden in de rusthuizen, wat neerkomt op meer dan 200 nieuwe rusthuizen tegen 2007. Deze bijkomende financiële inspanning moet gepaard gaan met een verbetering van de kwaliteit van de organisatie in deze instellingen. De modernisering van de rusthuizen houdt eveneens een modernisering van de normen in, onder meer op het vlak van de air conditioning. Tegen 2007 zullen alle rusthuizen moeten beschikken over ten minste één lokaal met air conditioning.50» Deze nadruk op het medische model is voor een deel zeker te wijten aan de historiek van de bejaardenproblemen in Frankrijk. Op het einde van de 19de eeuw werd de ouderdom er als een sociaal probleem ervaren, toen de maatschappij zich bewust werd van de miserie waarin de bejaarden, vaak beschouwd als «nutteloos te voeden monden», leefden. Het kwam er bijgevolg op aan in te gaan tegen de miserie van de personen die te oud waren om verder te blijven werken door ze bij te staan. De logica van de liefdadigheid en van de assistentie overheerst op de logica van het waarborgen van de inkomsten.51 «De lankmoedige en barmhartige houding van de maatschappij veranderde stilaan dank zij de sociale strijd van arbeiders en landbouwkringen. De veroudering van de bevolking noopt de overheid ertoe zich vragen te stellen over het groeiend aandeel van de ouderen in de bevolking en over hun plaats in de maatschappij. De medische kringen van hun kant gaan bij hun benadering van de ouderen uit van het concept van de afhankelijkheid. Het begrip afhankelijkheid wordt geassocieerd met zorgverstrekking en medicalisering van de ouderdom.52» In een punt, gewijd aan «De grote hitte: een revelatie», onderstreept het rapport Bonnet terecht dat vragen moeten worden gesteld bij de filosofie van de medicalisering en bij het model gericht op zorgverstrekking. «De
148
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - crisis, veroorzaakt door de grote hitte in de zomer van 2003 heeft voornamelijk bij de hoogbejaarden geleid tot een hoge sterfte, maar heeft de aandacht van de maatschappij gevestigd op het feit dat tal van personen uit verschillende leeftijdscategorieën met functieproblemen om allerlei redenen – conflict of verdwijning van de familie, woonachtig ver van de familie, afwezigheid van een netwerk van vrienden - geïsoleerd en gemarginaliseerd zijn. De grote hitte heeft meer in het bijzonder de gebreken blootgelegd, zowel op het niveau van het personeel als in termen van kwaliteit van de structuren voor de opvang van afhankelijke bejaarden. Ongeacht de tekortkomingen op het stuk van de sanitaire opvang, heeft de crisis van 2003 eveneens aangetoond dat de verandering van de visie van de gemeenschap op de kwetsbaarste personen een uitdaging vormt voor de sociale samenhang, die moet toelaten het respect voor de mens te verzekeren, en dit ongeacht de fysieke en mentale toestand of de leeftijd van de betrokkene.53» Het is niet voor niets dat wij ingaan op deze Franse houding: ook in België overheerst het model gebaseerd op zorgvertrekking in ruime mate wanneer men het heeft over de hoogbejaarden. Immers, elk nieuw opgericht RVT-bed kan er maar komen wanneer een ziekenhuisbed wordt afgeschaft. In een dergelijke context is het moeilijk te komen tot een residentiële omgeving in een model dat gericht is op de persoon. En toch blijkt uit enquêtes van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid dat de hoogbejaarden nu reeds een minder institutionele omgeving eisen. Deze nieuwe omgeving zal ook ten goede komen van de levenskwaliteit van de zorgverstrekkers.
C.3.2.2.3. Het negatieve imago van de instellingen: de tevredenheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (België, 2001) Iedereen is het eens om te zeggen dat de Belgische verzorgingstehuizen een bijzonder negatief imago hebben, dat de media ook niet proberen te verbeteren. Volgens de in 2001 uitgevoerde tevredenheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid54, «dient dringend een juister beeld te worden opgehangen van het leven in de rusthuizen. Verouderen maakt deel uit van het menselijk bestaan. Het verlies aan autonomie dat volgt op een ziekte schrikt de actieve bevolking vaak af, aangezien het ons confronteert met onze eigen veroudering. Rusthuizen vormen het onbekende … en men houdt enkel van wat men kent. De rusthuizen hebben vaak een negatief imago, aangezien ze pas aan bod komen in de pers ter gelegenheid van schandalen (verwaarlozing van bejaarden, slechte behandeling, winstbejag enz.). Deze toestanden zijn reëel en het is positief dat onze democratische maatschappij dergelijke praktijken veroordeelt, maar het risico op veralgemening op basis van deze negatieve beelden is bijzonder groot, aangezien de maatschappij haast niet geïnformeerd wordt over de rusthuizen.» De verhuizing naar een rusthuis is vaak een gedwongen verhuizing en gaat meestal gepaard met een verlies aan zelfredzaamheid en vrijheid.
149
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - a) De gedwongen plaatsing De tevredenheidsenquête onderstreept «dat het essentieel is dat de bejaarde zoveel mogelijk betrokken wordt bij de beslissing tot opname. Het best is dat de beslissing van de bejaarde zelf komt, dat deze de instelling kiest, deze vooraf bezoekt en de eerste contacten legt.» Vaak wordt de bejaarde immers tegen zijn zin «geplaatst» in een instelling. «De bejaarden die deze beslissing niet wensten te nemen maar die toch worden opgenomen in een rusthuis, voelen zich aan hun lot overgelaten en verlaten. Op psychologisch vlak is dit een bedroevende ervaring. Hoe kan men verwachten dat deze bewoners zich gelukkig en tevreden voelen of dat zij het gevoel hebben thuis te zijn. Een aantal bewoners zal zich geleidelijk aanpassen, terwijl anderen zich nooit thuis zullen voelen.55» Zelfs al is een dergelijke opname vaak noodzakelijk wegens de fysieke of psychische afhankelijkheid van de betrokkene, toch zijn tal van personen die actief zijn op dit vlak in de landen die aan het spits staan, zoals de Scandinavische landen, van mening dat een gedwongen plaatsing barbaars is. In deze landen kan men doorgaans de afhankelijke personen niet verplichten om in een instelling te gaan. Indien zij zulks wensen, en in de mate van het mogelijke, hebben zij recht op alle vereiste zorg aan huis. Te Rovaniemi, in het Noorden van Finland56, bestaan er zelfs «ziekenhuisbedden» die aan huis worden geplaatst. Met dit systeem kan men intensieve ziekenhuiszorg thuis verkrijgen. In de Scandinavische landen, mag men «overtuigen maar niet dwingen.»
b) Het verlies aan autonomie Het verlies aan zelfredzaamheid in een instelling heeft in grote mate te maken met de mogelijkheid voor de bewoner om alleen te kunnen beslissen. Zoals de tevredenheidsenquête onderstreept, «wanneer een bejaarde naar een rusthuis gaat, delegeert hij willens nillens een hele reeks beslissingen aan de instelling, onder meer alles wat te maken met het dagelijkse leven, het uur van opstaan tot en met de menu’s. Alle instellingen hebben vaste regels om het leven in de instelling te regelen, en het huisreglement maakt hiervan deel uit. Alle instellingen hebben ook hun eigen uurregelingen. De bewoner kan nog wel een aantal beslissingen zelf nemen en beschikken over een zekere vrijheid, maar dient de regels na te leven. In de instellingen waar minder soepele regels worden toegepast, hebben de bewoners soms het gevoel dat zij geen beslissingen meer kunnen nemen . Het gevoel om nog alleen te kunnen beslissen is nochtans essentieel voor het psychologisch welzijn van de bewoners.57» Dit is een fundamenteel criterium dat meteen zal toelaten een onderscheid
150
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - te maken tussen een institutionele en een residentiële omgeving. Hebben de bewoners de mogelijkheid om op te staan wanneer zij zulks wensen, al dan niet een gedwongen siësta te nemen, hun maaltijden te gebruiken tussen een bepaalde tijdspanne en niet op een vastgesteld uur, zoals zij thuis deden? Klopt het personeel aan de deur en vraagt het de toelating om binnen te komen in de kamers of appartementen van de bewoners? Het is op basis van deze criteria dat de grote instellingen zich noodgedwongen zullen moeten aanpassen of verdwijnen. Het is duidelijk dat in België, in gevolge de protocols en andere moratoria, de politieke aanzet hiertoe van essentieel belang is. Geen verbetering zonder politieke hervorming! De machtige baby boom-generatie zal het er niet bij laten.
c) De bewoners vragen een residentiële omgeving Ondanks een zeer hoge tevredenheidsindex (90%), voornamelijk wegens de toewijding van het personeel58, geven de suggesties die geformuleerd werden door de bewoners van de rusthuizen ter gelegenheid van de enquête 2001 een idee over de toekomstige eisen van de baby boomgeneratie in België. Ziehier enkele eisen: • tal van bewoners stellen architecturale verbeteringen voor, voornamelijk in verband met hun kamer en het kunnen beschikken over privé-sanitair59; • vervolgens komen suggesties om de maaltijden te verbeteren: meer afwisseling, vlees van betere kwaliteit en zachter vlees, alsmede meer groenten en vers fruit; • wat de door de instelling voorgestelde activiteiten betreft, suggereren de bewoners voornamelijk meer buitenactiviteiten (buiten de instelling, wandelingen, winkelen, enz.); • sommige bewoners vragen om de uren van de maaltijden, en het opstaan en het slapengaan aan te passen; • de bewoners vragen om de door dementie getroffen bewoners te scheiden van de anderen; • de bewoners suggereren eveneens minder hoge verblijfsprijzen; • tal van voorstellen betreffen een grotere autonomie en meer vrijheid, alsmede het recht om alleen te beslissen.
151
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - De evolutie naar een meer residentieel huisvestingstype is aan de gang. Daar waar 86,9% van de ondervraagde bewoners in het kader van de tevredenheidsenquête zich thuis voelden in de instelling, was dit toch niet het geval voor 13,1% van de bewoners. Bewoners van de rusthuizen in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest hadden duidelijk minder de indruk thuis te zijn dan de bewoners van de instellingen in het Vlaamse Gewest. De enquête onderstreept dat «Alle variabele elementen in verband met de instellingen in grote mate geassocieerd worden met het feit zich er niet thuis te voelen: in de grote instellingen voelen de bewoners zich duidelijk minder thuis.»
d) De stress van de zorgverstrekkers is groter in de grote instellingen Het tevredenheidsonderzoek van 2001 toonde aan dat het personeel van de grote instellingen (meer dan 200 bedden) gemiddeld minder tevreden was over het werk in het algemeen en emotioneel minder verbonden was met het rusthuis. Het verpleegkundig en verzorgend personeel maakte melding van meer professionele stress en minder jobsatisfactie dan de andere personeelscategorieën van het rusthuis. Er waren twee factoren die in aanzienlijke mate bijdroegen tot de perceptie van professionele stress en burn-out: het gevoel te veel werk te moeten verzetten binnen de toegemeten tijd en met de beschikbare middelen en de psychologische druk van de arbeid. De levenskwaliteit van het verzorgend personeel zou eveneens aanzienlijk toenemen in een residentiële omgeving! Wij hebben dit zelf kunnen vaststellen in een vooruitstrevend project als Eleonora Ulrika te Loviisa in Finland (zie hoofdstuk over dementie).
C.3.3. De professionalisering van de hulp en de diensten De HID-enquête60, die in Frankrijk werd uitgevoerd tussen 1998 en 2002, heeft aangetoond dat 28% van de populatie van 60 jaar of ouder, met name 3.230.000 personen, op regelmatige wijze hulp krijgt wegens een handicap of een gezondheidsprobleem en dat het beroep op hulp toeneemt met de leeftijd (17% in de categorie tussen 60 en 74 jaar, 50% voor de 75-plussers). De HID-enquête heeft ook aangetoond dat 5.900.000 personen hulp bieden aan bejaarden ofwel gemiddeld iets minder dan 2 hulpverleners per persoon, en dat meer dan 60% van deze hulpverleners, namelijk 3.700.000 personen, geen beroepsmensen zijn en zelf ouder worden. Zo onderstreept het rapport Bonnet dat «Ook de vraag rijst in verband met de evolutie van de plaats van de familiale helpers, gelet op hun eigen veroudering, maar ook en parallel hiermee, van de evolutie van de levenswijze van de maatschappij. Aangezien de toename van de beroepsmobiliteit, de geografische spreiding en de wijziging van de levensomstandigheden niet steeds de samenleving tussen generaties toelaten, zijn de verkleining van de gezinsgrootte en de evolutie van de gezinsgedragingen en -modellen er de oorzaak van dat de kansen dat een
152
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - afstammeling zich bekommert om de ouderen steeds kleiner worden. De familiale hulp berust bovendien voornamelijk op de vrouw en het feit dat haast de totaliteit van deze populatie terecht een beroepsactiviteit uitoefent beperkt meteen ook de beschikbaarheid ervan, vooral voor diegenen die tot de spilgeneraties (tussen voorouders en afstammelingen) behoren. Al deze maatschappelijke wijzigingen zouden er kunnen toe leiden dat steeds meer een beroep wordt gedaan op de diensten aan de personen, naast de diensten van de naasten.61» Ook de Europese Commissie onderstreept deze problemen. De mededeling van de Europese Commissie over het Groen Boek «Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties» (2005) 94, pleit onrechtreeks voor de professionalisering van de gezondheidszorg, rekening houdend met huidige situatie waarin het in tal van landen, met uitzondering van de Scandinavische landen, de familie en de naasten zijn die de centrale plaats innemen inzake hulp aan bejaarden. «Het aandeel van de alleenstaanden zal toenemen, vooral bij de vrouwen, wegens de verschillende levensduur van de beide geslachten. Het peil van het rustpensioen van de vrouwen is duidelijk lager dan dat van de mannen. Vrouwen hebben een kortere loopbaan en een lagere bezoldiging tijdens hun beroepsloopbaan.» «De families zullen de zorg voor de bejaarden niet alleen kunnen bewerkstelligen, of de bejaarden nu afhankelijk dan wel autonoom zijn. De betere gezondheidstoestand van de vandaag nog jongere generaties zal er wellicht toe leiden dat de toekomstige hoogbejaarden steeds langer zelfredzaam zullen blijven en er de voorkeur zullen aan geven thuis te blijven wonen. De «zware» zorgverstrekking zal steeds meer verschoven worden naar de laatste levensjaren. Er zullen echter ook steeds meer personen zijn die behoefte zullen hebben aan een «zware opvang» wegens hun verlies aan zelfredzaamheid.» «In de beide gevallen zal echter moeten gezorgd worden voor een aangepaste opvang, en in tal van landen wordt die vandaag verzekerd door de families, en vooral door de vrouwen. En dit terwijl dezen steeds meer deelnemen aan het beroepsleven. Bovendien wonen steeds meer volwassen kinderen ver van hun ouders. De families zullen bijgevolg meer dan vandaag moeten kunnen rekenen op ondersteuning. En dat is de rol van de sociale diensten en van de solidariteits- en zorgverstrekkingsnetten binnen de lokale gemeenschappen.» Merken we op dat alleen al de, bijna noodzakelijke, overgang van informele zorg naar professionele zorg van aard is om de sociale zekerheidkassen te laten springen, evenveel zoniet meer dan de globale verhoging van de kosten in verband met de afhankelijkheid in de laatste levensjaren.
153
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - -
D. De beste praktijken De term «beste praktijken» is de vertaling van het Engelse «best practices», dat een begrip van benchmarking is. De «best practices» kunnen worden geïllustreerd door de «success stories», ook een Engelse term die gebruikt wordt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling62. Vaak zijn de «success stories» het resultaat van «innovative actions», innoverende (of vernieuwende) acties die de Europese Unie tot de hare maakt. De definitie van beste praktijen gaat uit van de vaststelling dat elk systeem van gezondheidszorg tijdens zijn bestaan specifieke competenties heeft kunnen ontwikkelen die inspelen op bijzondere problemen. Maar deze problemen kunnen ook opduiken in andere systemen. In dat geval kunnen de opgedane ervaringen en de methodes die toegepast werden om in te spelen op het probleem en dit op te lossen, ook van belang zijn voor anderen. De uitwisseling van die ervaringen moet toelaten de beste ervaringen op een bepaald domein te bepalen, zodanig dat het wiel niet elke keer opnieuw moet worden uitgevonden. Dat zijn de beste praktijken, de «aanbevolen actieprincipes». Er wordt geacht dat deze vervolgens aan de basis liggen van de uitvoering van bepaalde acties inzake beheer van de gezondheidszorg. De term «beste praktijken» kan soms pretentieus lijken. Men mag «beste praktijk» nochtans niet verwarren met wondermiddel. Initiatieven die – zelfs voor de Europese Commissie – bestempeld worden als «best practices», «success stories» of «innovative actions» kunnen rampzalig blijken te zijn wanneer zij toegepast worden in een ander systeem, en dit om sociale, economische of culturele redenen. De «beste praktijken» zijn evenwel meer dan een indicator, het zijn bakens die men moet trachten te bereiken. Dit gaat dus heel wat verder dan het gewoon nabootsen van de beste concurrent door een onderneming of het gewoon overnemen van een reglementering of een gepaste benadering in het geval van de overheid63.
D.1. Moeilijkheden van de vergelijking – verschillende stelsels van sociale bescherming: Bismarck vs. Beveridge Europa kent twee grote stelsels van sociale bescherming: het Beveridge-model en het Bismarckmodel. In Europa treft men de stelsels van het Beveridge-model aan in de Scandinavische landen (Zweden, Denemarken, Noorwegen, Finland), het Verenigd Koninkrijk en Ierland. De stelsels van het type Bismarck inspireerden de landen van West-Europa (Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Nederland, België en Luxemburg) en van ZuidEuropa (Spanje, Italië, Portugal en Griekenland). Zoals gesteld wordt in het Qualidem-rapport64, berust het stelsel van 154
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - sociale zekerheid in de Scandinavische voorzienigheidslanden op de principes van de universaliteit van de rechten op prestaties en van de collectieve verantwoordelijkheid van de maatschappij. Het individueel welzijn wordt gewaarborgd door de overheid en de familie wordt ontlast van de verplichtingen inzake sociale hulp. De sociale bescherming is dus een taak van de centrale overheid - of meer in het bijzonder van de lokale overheid - die er wettelijk toe verplicht is sociale diensten te verstrekken. Het bedrag van het overheidspensioen is afhankelijk van de andere inkomsten van de gepensioneerde en zijn familie, maar is losgekoppeld van de vroegere inkomsten uit de activiteit. Denemarken heeft een systeem ingevoerd dat het Beveridge-systeem aanvult, en dat op een sterke consensus onder de bevolking lijkt te berusten. In dat land bestaat traditioneel een vrij hoog forfaitair overheidspensioen dat gefinancierd wordt door belastingen. Het werd progressief aangevuld, in de eerste plaats door een verplichte pijler met kapitalisatie door vaste bijdragen, met bijkomende forfaitaire bijdragen en prestaties en geringe bedragen, en vervolgens door professionele pensioenfondsen die haast de hele bevolking dekken.65 Volgens de Finse Grondwet moet de overheid bijvoorbeeld aan iedereen voldoende sociale en gezondheidsdiensten waarborgen. Alle personen zijn gelijk voor de wet en zonder geldige reden mag niemand gediscrimineerd worden, bijvoorbeeld op basis van zijn leeftijd.66 Het Finse gezondheidssysteem is gesplitst in primaire gezondheidsdiensten en gespecialiseerde ziekenhuisdiensten. De verantwoordelijkheid voor het aanbieden van de gezondheidsdiensten is in de eerste plaats een taak van de gemeenten.67 Allen genieten dezelfde rechten om de diensten te ontvangen die zij nodig hebben, zonder onderscheid qua leeftijd, geslacht, inkomen of fortuin. Finland beschikt niet over een afzonderlijke wetgeving in verband met de sociale- en gezondheidsdiensten voor bejaarden. Hun rechten op prestaties zijn bijgevolg vastgesteld door de nationale algemene wetgeving, rekening houdend met de naleving van de internationale overeenkomsten. Het aanbieden van de prestaties is een taak van de gemeenten. De gemeente is belast met het organiseren van de sociale en gezondheidsdiensten voor haar inwoners. Zij kan de diensten zelf aanbieden of zulks bewerkstelligen in samenwerking met aanpalende gemeenten. De gemeente kan eveneens de diensten aankopen bij privé-ondernemingen met winstgevend doel, collectiviteiten zonder winstoogmerk, andere gemeenten of groeperingen van gemeenten. De gemeente waakt erover dat de principes die aan de basis liggen van de activiteiten van de dienstpresteerder, zijn werkingswijze, personeel en lokalen op het peil staan dat men verwacht van een gelijkaardige door de gemeente aangeboden dienst. Ongeveer 90% van de diensten bestemd voor bejaarden zijn diensten die rechtstreeks aangeboden worden door de overheidssector. Het aandeel van de sociale diensten die worden aangekocht in de privé-sector gaat in stijgende lijn. In de landen die werken volgens het Bismarck-model, berust de sociale zekerheid op een systeem van verplichte verzekering, beperkt tot erkende risico’s, ziekte, invaliditeit of rustpensioen. Het bedrag van ieders pensioen hangt af van de bezoldiging die men ontvangen heeft tijdens zijn beroepsloopbaan. Elke loontrekkende is verzekerd van ongeveer hetzelfde levenspeil bij de
155
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - pensionering als wanneer hij nog actief was. Dankzij de betaling van bijdragen op het loon, waarborgt de sociale bescherming het vroegere levenspeil door storting van een vervangingsinkomen. Het burgerlijk recht voorziet in een ruime alimentatieplicht, onder meer vanwege de kinderen tegenover hun ouders en hun grootouders.68 Het Belgische pensioenstelsel wordt gedomineerd door het publieke repartitiestelsel (met een overheidsstelsel, een privé-stelsel en een zelfstandigenstelsel). De facultatieve pensioenen (professionele pensioenfondsen en individuele contracten) vertegenwoordigen 15% van de pensioenen.69 In werkelijkheid hebben de Europese landen zich stilaan verwijderd van de referentiemodellen en de verschillen tussen de sociale beschermingssystemen zijn grotendeels weggevallen. Volgens Laurence Assous, stelt men in feite eerder een convergentie vast tussen de systemen van de meeste landen, waarbij zowel elementen van het Beveridge-model als van het Bismarck-model worden gebruikt.70 Wij van onze kant hebben tijdens onze talrijke verplaatsingen in de Scandinavische landen kunnen merken dat het principe van de verantwoordelijkheid van de overheid tegenover de bejaarden de ware motor van de verandering was. Deze verantwoordelijkheid, niet van de families, maar van de lokale overheid, vormt volgens hen het belangrijkste verschil tussen de Scandinavische stelsels en die van de rest van Europa. Het overheidssysteem voor sociale bescherming in de Verenigde Staten is samengesteld uit drie takken: Social Security (pensioenen), Medicaid (dekking ziekte voor de armsten) en Medicare (dekking ziekte voor ouderen en invaliden). 96% van de Amerikaanse werknemers71 zijn aangesloten bij de Social Security, die zowel op het federaal niveau als op het niveau van de staten bestaat, zowel globaal als sectoraal72. In de privé-sector werden de openbare pensioenstelsels vaak vervangen door facultatieve plannen voor pensioensparen, die de Amerikanen plannen «401(k)», noemen, wat verwijst naar het betrokken artikel van het fiscaal wetboek. Het gaat in casu meer om spaarplannen dan om pensioensystemen. De werknemers mogen het kapitaal immers uitgeven voor de pensioenleeftijd wanneer zij hun werkgever verlaten en deze plannen voorzien niet in rente-uitkering. De Amerikanen zijn echter wel van mening dat zij een element vormen van het pensioensysteem en bestempelen ze als pension plans, terwijl zij de fondsen die ermee worden opgebouwd ook pension funds noemen. Hetzelfde geldt voor de individuele formules van pensioensparen (Individual Retirement Accounts).
D.2. Het gemak van de vergelijking - grotendeels dezelfde menselijke uitdagingen In de laatste levensjaren groeien de lotbestemmingen van de verschillende personen opnieuw naar elkaar, enigszins zoals zij uit elkaar gingen na de kinderjaren: of men nu arm of rijk is, de problemen in verband met incontinentie, osteoporose, dementie, risico op vallen, hart- en vaatproblemen en moeilijkheden om de dagelijkse handelingen uit te voeren zijn vaak dezelfde, of men nu in Tokio, Boston of Gent woont.
156
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Of het nu in een grote Amerikaanse nursing home is of in een Cantous in Morlanwelz, de symptomen en behoeften van de Alzheimer-patiënten zijn grotendeels overal dezelfde. De tien filosofische principes die Paul Klaassen ontwikkelde voor de Sunrise-instellingen van assisted living Sunrise in de VS zouden even goed uitgehangen kunnen worden in het tehuis van Ulrika Eleonora te Loviisa in Finland.
E. Assisted Living (VS) Met assisted living, letterlijk «leven met assistentie» bevindt men zich in de Verenigde Staten in de sfeer van de huisvesting van hoogbejaarden (80-plussers). Het concept werd geïntroduceerd in de VS in het begin van de jaren 80 door Paul Klaassen, die tien jaar later ALFA oprichtte, de Amerikaanse federatie van assisted living.
Paul Klaassen en zijn echtgenote Terry wensten een menselijker alternatief voor te stellen voor de in de VS bestaande traditionele rusthuizen. Zij wensten een omgeving van het institutionele type te vervangen door een gastvrije residentiële omgeving, en toch alle hulpdiensten en zorgverstrekking aan te bieden. Tijdens familiebezoeken in Nederland konden zij vaststellen dat een aantal familieleden die zowel fysiek als mentaal afhankelijk waren, verbleven in aangename huizen voor bejaarden73 die veraf stonden van het ziekenhuismodel dat nog overheerste aan de andere kant van de Atlantische Oceaan en waar de personen ook op een waardige wijze ouder konden worden. Zij hebben het concept overgeplant naar de VS, en in 1981 openden zij hun eerste «assisted living facility» in Noord-Virginia. Hun onderneming, Sunrise Assisted Living, groeide erg snel en werd, na de overname van de nummer 2 op de markt , de grootste onderneming uit de sector. Momenteel baat zij 380 tehuizen in de VS uit, stelt zij 30.000 personen te werk en staat zij genoteerd op de beurs. Sunrise opende ook tehuizen in Groot-Brittannië en vestigde zich in de loop van 2003 in Duitsland. Eén van de belangrijkste architecten van de Sunrise-huizen heet Victor
157
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Régnier. Hij heeft lang bijgedragen tot de ontwikkeling van het concept door de publicatie van talrijke referentiewerken over dit onderwerp. In zijn twee uitstekende boeken «Assisted living housing for the elderly», gepubliceerd in 1994 en «Design for assisted living», gepubliceerd in 2002, toont hij in detail aan hoe een residentiële omgeving zoals assisted living toelaat de zelfredzaamheid van de oudere te behouden en aldus de globale verzorgingskosten voor de gemeenschap te verlagen. Victor Régnier werd in het bijzonder geïnspireerd door bepaalde Nederlandse en Scandinavische modellen, die uitgaan van een aangename omgeving met respect voor de menselijke waardigheid.
E.1. De jaren negentig Ingevolge de veroudering van de Amerikaanse bevolking, kreeg het door Paul Klaassen ingevoerde, aangepaste en verbeterde model snel te maken met kapers op de kust en gaf het aanleiding tot het ontstaan van een constant groeiende industrie. De ouderen wijzen immers hoe langer hoe meer de opname in een instelling af en geven de voorkeur, ten minste als zij hiertoe de middelen hebben, aan heel wat aangenamere alternatieven, zoals assisted living. Wanneer de volgende generaties de leeftijd van assisted living bereiken – op dit ogenblik gemiddeld 83 jaar – zal dit fenomeen nog sterk toenemen. Velen zullen immers beschikken over de middelen om de bijkomende kosten van een dergelijke huisvesting te dragen. Meer was er niet nodig om de ondernemingszin van onze Amerikaanse vrienden aan te wakkeren. Zo kenden de jaren negentig een bouwboom zonder voorgaande en het aantal gebouwde instellingen steeg met ongeveer 10% per jaar. In 1998, raamde men het aantal instellingen op het grondgebied van de VS74 op 28.000, en het aantal bewoners op 1 miljoen personen. 75% van de instellingen werden gebouwd na 1996 en 90% van deze instellingen zijn van het commerciële type75. Aangezien het vooral een zaak van commerciële bedrijven is, konden ook de beste werknemers worden aangetrokken wegens de hogere lonen en betere omstandigheden in vergelijking met die in de instellingen en verzorgingstehuizen die beheerd worden zonder winstoogmerk. Deze boom kan eveneens verklaard worden door de spectaculaire toename van de bejaarden (85plussers) in de jaren 90. De gemiddelde verhoging op het grondgebied van de VS was ongeveer 40%, en beliep zelfs 130% in een staat als Nevada. In 2003 telde ALFA 46 belangrijke commerciële bedrijven – bedrijven die meer dan duizend eenheden beheren – die samen 166.386 eenheden[76] van assisted living vertegenwoordigen. Dit is een daling met 2,1% in vergelijking met 2002. De formule van assisted living is in de jaren 90 zo gegroeid, en er werd zodanig veel in geïnvesteerd, dat de sector begint te kampen met problemen van overcapaciteit in bepaalde steden van het land. Aangezien daar in 2000 nog een economische inzinking bijkwam, diende de sector vanaf dit jaar werk te maken van grondige herstructureringen.
158
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - -
E.2. De herstructureringen en de consolidatie van de jaren 2000 In 2000, werden 638 projecten gestopt of uitgesteld (wat 45% meer afgelaste projecten vertegenwoordigde dan in 1999). De 168 nieuwe instellingen die in 2000 gebouwd werden vertegenwoordigden amper een derde van het aantal dat in 1998 werd afgewerkt. In 2002 werd één van de belangrijkste ondernemingen van de sector77, namelijk Manorhouse Retirement, in vereffening gesteld. Andere belangrijke ondernemingen, zoals Balanced Care, worden geconfronteerd met zware problemen die eveneens te wijten zijn aan de daling van hun beurswaarde en aan steeds draconischer financieringsvoorwaarden. In maart 2003 heeft Alterra Healthcare Corp Balanced Care, de voormalige nummer 1 van de sector, een faillissementbekentenis afgelegd en de bescherming gevraagd van het beruchte «chapter eleven» in een poging om zijn schuld van 1,17 miljard dollar te herschikken. In het begin van de jaren 2000 is er een consolidatie gekomen van de sector78. Na de fusie van Sunrise Assisted Living en van Marriott Senior Living Services en Sunrise Senior Living, controleert de Top 3 van de ondernemingen 58% van de Noord-Amerikaanse markt.
Top 10 van de commerciële bedrijven79 van assisted living in de VS 2002
2003
Alterra Healthcare Corp.
1
Sunrise Senior Living
Emeritus
2
Alterra Healthcare Corp.
Sunrise Senior Living
3
Emeritus Assisted Living
Marriott Senior Living
4
Atria Retirement
Atria Retirement
5
ARV Assisted Living
AV Asssited Living
6
Assisted Living Concepts
Assisted Living Concepts
7
Merrill Gardens
Merrill Gardens
8
Leisure Care
Leisure Care
9
Hearthstone
Genesis Health Ventures
10
Prime Care Properties
Bron: ALFA, Assisted Living Today, Juni 2003
Deze snelle ontwikkeling heeft aanleiding gegeven tot experimenten van hoge kwaliteit, die stroken met de oorspronkelijke aanpak, maar ook tot afgeleide oplossingen – zowel op het niveau van de privé-uitbaters als van de overheid die belast is met de erkenning van de instellingen en die beslist of de omgeving geschikt is voor de bewoners. Terwijl het gemiddelde rond 60 eenheden schommelt, trachten megaprojecten van verschillende duizenden eenheden zich te ontwikkelen met als argument dat zij een gunstige commerciële oplossing van assisted living bieden. Directeurs van instellingen werden aangehouden omdat zij misbruik
159
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - maakten van hun bewoners en tehuizen werden gesloten aangezien zij niet voldeden aan de normen inzake brandbeveiliging. Overijverige en onbekwame ambtenaren vallen de ontwerpers lastig met onredelijke of steeds veranderende technische eisen. In andere gevallen beslissen zij dat de bewoners niet op de gepaste plaats zitten en zijn deze bijgevolg verplicht te verhuizen naar verzorgingstehuizen waar zij snel hun zelfredzaamheid zullen verliezen. De balans van de assisted living is nochtans duidelijk positief. Er werd een grote dosis positieve energie vrijgemaakt en een aantal bekwame en toegewijde personen schaarden zich rond een project voor de huisvesting van bejaarden, dat toeliet dat de ouderen waardig ouder konden worden indien het project goed ontworpen en goed uitgevoerd is. In de VS bestaan erg dynamische bewegingen die zich bezig houden met de demografische veroudering en die elkaar ontmoeten, onder meer op jaarlijkse of tweejaarlijkse congressen waaraan duizenden personen deelnemen. Het jaarlijks congres van ALFA dat telkens in de lente wordt georganiseerd is één van de interessantste. In zijn inleiding op de eerste zitting van het congres van de lente 2003, onderstreepte Paul Klaassen dat de sector in enkele jaren tijd een bijzonder competitieve sector werd en dat de talrijke aan de potentiële klant geboden mogelijkheden er op termijn zullen toe leiden dat enkel de beste instellingen die de beste omgeving en de beste service tegen de beste prijs aanbieden zullen overblijven. «Permanent de kwaliteit verbeteren tegen de beste prijs is een permanente uitdaging voor de beheerders van de instellingen en een voordeel voor de bewoners en hun familie. Als ik vaststel hoe groot onze sector geworden is en hoe hoog de kwaliteit is, dan vind ik dat we de afgelopen tien jaren uitstekend werk hebben verricht, te meer daar de personen die er aan de basis van liggen steeds trouw bleven aan onze oorspronkelijke filosofie.» In de volgende punten zullen wij pogen een huisvestingsconcept te onderzoeken dat de Amerikanen op dit ogenblijk te pas en ten onpas gebruiken om de instellingen aan te duiden die, door hun concept en hun beheer, een alternatief bieden voor de verzorgingstehuizen en de opname in een instelling. Wij zullen zien dat dit concept nauw aanleunt bij onze serviceflats, senioreries en andere, terwijl ze hiervan toch soms verschillen, onder meer door de buitengewone architecturale kwaliteit van bepaalde instellingen, en door het aanbod van een groot aantal diensten die de persoon moeten toelaten ter plaatse ouder te worden en een verhuis naar een andere verzorgingstehuis te vermijden. De instelling van assisted living beschouwt de oudere die er verblijft als een klant, eerder dan als een patiënt. Het concept is trouwens niet definitief, zoals dat van het park van Disneyland; het evolueert permanent en elk project is anders, al is het maar op detailpunten.
E.3. Definities van assisted living In een land dat zo groot is als de Verenigde Staten, waar de verschillende staten en niet de federale overheid ter zake bevoegd zijn, is het haast onmogelijk een universele definitie van assisted living te vinden. In elke staat kan de term verschillende begrippen dekken. De definitie is ook verschillend
160
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - naargelang het gaat om commerciële organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk. Tussen 2001 en 2003 heeft een nationale werkgroep gepoogd enige orde te scheppen in de talrijke initiatieven die het licht zagen vanaf de jaren 80 en die voorgesteld werden als instellingen van assisted living.
E.3.1. Assisted living vs. nursing home De vraag te weten vanaf welk ogenblik de afhankelijkheid van een persoon leidt tot zijn opname in een verzorgingstehuis (nursing home) vormt een delicaat juridisch probleem waarover heel wat inkt vloeit aan de overzijde van de Atlantische Oceaan. De materie wordt geregeld door de wetgevingen van de staten die verschillende criteria hanteren, maar die doorgaans een bejaarde kunnen dwingen om te verhuizen naar een rusthuis indien zijn toestand hem niet meer toelaat te verblijven in een instelling van assisted living. Sommige gedwongen «verhuizingen» kunnen aanleiding geven tot heftige polemieken. ALFA is van mening dat ongeveer 30% van de personen die verblijven in een verzorgingstehuis er ten onterechte verblijven aangezien hun gezondheidstoestand vaak niet vereist dat het ganse etmaal ziekenhuiszorg ter beschikking is. De enquête van 2003 toont aan dat 49% van de personen die een instelling van assisted living verlaten, opgenomen worden in een verzorgingstehuis80. Deze personen zijn hiertoe vaak gedwongen op basis van de wetgeving of van reglementen81. Het blijkt toch dat deze kwetsbare populatie behoefte heeft aan enige wettelijke bescherming. Aangezien het nog een jonge sector betreft, zullen de verschillende staten vermoedelijk wel de nodige wetswijzigingen doorvoeren.
E.3.2. Definities van de werkgroep van assisted living Deze werkgroep, die samengesteld is uit vertegenwoordigers van de 47 representatieve organisaties van de sector, heeft haar werkzaamheden aangevat in de herfst van 2001 en legde haar besluiten voor aan de Amerikaanse Senaat op 29 april 2003. De werkgroep slaagde er niet in één enkele definitie te geven van het concept assisted living. Dit gebrek aan een éénvormige visie is kenmerkend voor een erg uiteenlopende sector, die ontstaan is in een zeer gevarieerde Amerikaanse maatschappij met het doel een residentieel alternatief te bieden voor opname in een instelling.
161
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Er heerste ook onenigheid over de definitie van de fundamentele principes van de assisted living. Deze fundamentele principes zijn de volgende: ❒ een residentiële omgeving scheppen die de levenskwaliteit, het recht op privé-leven, de keuzemogelijkheden, de waardigheid en de onafhankelijkheid van de bewoner actief steunt en bevordert; ❒ geïndividualiseerde diensten en dito hulp van hoge kwaliteit, bepaald in samenspraak met de directie van de instelling, aanbieden aan elke bewoner; ❒ op de bewoner gerichte diensten aanbieden, met een bijzondere nadruk op de specifieke behoeften van het individu en zijn levenskeuze, met inbegrip van de creativiteit, de verscheidenheid en de innovatie;
❒ de controle van de bewoner over zijn eigen beslissingen maximaal ondersteunen; ❒ zorgen voor een sociaal klimaat dat de bewoner toelaat, betrekkingen met de instelling en met de gemeenschap in het algemeen te ontwikkelen en te behouden; ❒ volledig transparant zijn in verband met de informatie over de aangeboden diensten en de kosten hiervan voor en tijdens het verblijf; ❒ de noodzaak om te verhuizen beperken;
162
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - ❒ een cultuur bevorderen die een goede omgevingskwaliteit biedt voor de bewoners, hun familie, de werknemers, de vrijwilligers en de gemeenschap in de brede zin. Aanvankelijk had Paul Klaassen zijn innoverende projecten «retirement homes», de Engelse vertaling van de term «rusthuizen», genoemd. Het is pas nadien dat de term «assisted living», die uiteindelijk algemeen aanvaard werd, tot stand kwam.
E.3.3. De sleutelfactoren van assisted living De lezer kan zich afvragen waarom wij in deze studie blijven stilstaan bij de definitie van een huisvestingssysteem voor bejaarden dat geïnspireerd is op Europese ervaringen, maar dat in de VS bestaat. Dit lijkt belangrijk om verschillende redenen. Zoals wij al schreven in de inleiding, benadert assisted living zeer sterk bepaalde soorten van senioreries of serviceflats. De Amerikanen hebben dus niets uitgevonden. Het is evenwel interessant de elementen te onderzoeken die het succes uitmaken van de Amerikaanse formule en na te gaan of die elementen niet toegepast zouden kunnen worden in België, mits bepaalde aanpassingen en verbeteringen. In België, en zelfs in Europa, is een zo sterke en dynamische organisatie die zich bezighoudt met dit aspect van zorgverstrekking totaal afwezig. Deze Noord-Amerikaanse organisatie, die nieuw is maar toch al veel macht heeft, zou onze representatieve instellingen in de sector van de rusthuizen op ideeën kunnen brengen inzake lobbying op grote schaal. Deze instellingen zijn immerste vaak het slachtoffer van de regelingswoede van de overheid, die de kwaliteit van hun werk hindert. De demografische veroudering is een zodanig verontrustend en belangrijk probleem, dat het ontstaan van een lobbying groep van de betrokken instellingen op grote schaal zeker gerechtvaardigd is. Indien zij van mening zijn dat zij qua filosofie te sterk verschillen om met één stem te spreken dan tonen de - zeer grote - Amerikaanse verschillen inzake definitie van het model van hun huisvestingssysteem voor bejaarden, toch aan dat het mogelijk is via één stem te spreken en aldus te wegen op de genomen beleidsmaatregelen, terwijl men het onderling toch oneens blijft over de basis van het vak! De tamelijk heftige discussies voor de definitie van assisted living tonen duidelijk aan dat, wanneer het gaat om de huisvesting van bejaarden, de problemen die de zorgverstrekkers ondervinden toch vrij gelijkaardig zijn en dat er geen tien verschillende oplossingen bestaan om ze te verhelpen. Zo is het interessant vast te stellen dat de Amerikaanse assisted living op dit ogenblik enkel kan worden omschreven als een globale filosofie en een aantal sleutelfactoren. Deze globale filosofie en deze sleutelfactoren zouden, indien zulks nog niet het geval is in tal van Belgische instellingen, perfect kunnen worden toegepast in onze rusthuizen.
163
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - E.3.3.1 Een residentiële, eerder dan een institutionele architectuur Het is uiteraard op dit punt dat assisted living het sterkst verschilt van het verzorgingstehuis van het traditionele type. Het is trouwens met dit doel dat het werd ontworpen. Een enquête82, die in 2002 werd uitgevoerd in de staat New York, onderzocht in welke mate de instellingen van assisted living een residentiële omgeving boden aan hun bewoners. Volgens de onderzoekers, werd elk residentieel element onderzocht, naargelang de instelling al dan niet erkend was. Residentiële levenskwaliteit in de instellingen van assisted living van de staat New York Erkend Neen (%) Erkend (%) Kenmerken waaraan de eenheden voldoen
Andere kenmerken
Totaal (%)
Oproepknop
95
66
92
Afgesloten kasten en toiletten
91
33
90
Mogelijkheid om de kamer af te sluiten
67
94
70
Keukens
11
55
75
Bad/douche
64
75
65
Kookplaten
10
43
65
Micro-golf
5
36
43
Koelkasten
25
75
30
Persoonlijke meubels en benodigdheden meebrengen
98
98
98
Mogelijkheid om formeel klacht in te dienen
97
61
93
Genodigden kunnen deelnemen aan maaltijden
92
100
92
Aanwezigheid van een bewonersraad
93
63
90
Geen toelating vragen om buiten te gaan
76
87
77
Gezelschapsdieren toegelaten
22
17
21
Enkele beperkingen
19
46
21
85
84
86
Schriftelijk document
59
63
59
Informatie over gevolgen
52
50
51
Geen procedure
61
56
61
Informatie van behandeld arts
14
0
13
Mededeling aan de familie
7
3
7
Afwijzing van bepaalde diensten door de bewoners toegelaten Weigeringsprocedure
Dezelfde enquête onderzoekt de elementen die de veroudering ter plaatse in de instellingen van assisted living kunnen beletten. De belangrijkste factoren zijn de onmogelijkheid voor de bewoner om de bijkomende verzorging te betalen wanneer deze noodzakelijk wordt, alsmede een onvoldoende 164
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - vorming van het personeel of het ongeschikt karakter of het slecht ontwerp van het gebouw. Andere elementen hebben betrekking op het feit dat de bewoners moeilijk de aanwezigheid van sterk afhankelijke personen aanvaarden en de politiek van de instelling. Sommige instellingen zijn er inderdaad niet op voorbereid om te gaan met de toenemende afhankelijkheid van de bewoners. Zoals de vereniging ALFA geregeld stelt, wijst de enquête er eveneens op dat de wetgevingen van de staten één van de belangrijkste factoren zijn die verouderen ter plaatse beletten. Indien de gezondheidsinspectie van de overheid bij een controle van mening is dat de bewoner niet verder in de betrokken instelling kan verblijven, zal hij moeten verhuizen naar een verzorgingstehuis. Deze opgelegde beslissing staat in contrast met de beslissing om te verhuizen van zijn woonplaats naar een instelling van assisted living, beslissing die volgens de enquête meestal wordt genomen door de familie van de bewoner.
E.3.3.2. In principe, is de instelling van assisted living geen verzorgingstehuis De staten beginnen wel regels op te leggen, maar daartegenover staat dat assisted living het moeilijk heeft met de regels die eigen zijn aan de sector van de verzorgingstehuizen. Een van de doelstellingen van de instelling bestaat er onder meer in de personeelskosten te verlagen door de autonomie van de bewoners te ontwikkelen en te behouden. Bepaalde projecten pogen eveneens taken, die geen bijzondere medische kennis vergen, toe te vertrouwen aan door de instelling opgeleid niet-verpleegkundig personeel. Het zou bijgevolg ongepast zijn dergelijke positieve initiatieven in de kiem te smoren door te draconische voorwaarden inzake personeelsbezetting op te leggen, zoals diegene die gelden voor de sector van de verzorgingstehuizen.
E.3.3.3. Een bijzondere filosofie De filosofie van assisted living is sociaal, en niet medisch83. De bewoners zijn geen patiënten maar klanten die de mogelijkheid hebben om te kiezen (focus on consumer’s choice). ALFA is geen beroepsorganisatie van het traditionele type (Trade union), maar een federatie die gebaseerd is op tien belangrijke filosofische principes die alle leden onderschrijven (mission driven).
E.4. De identiteitskaart van de Amerikaanse sector van assisted living ALFA voert jaarlijks een enquête uit onder haar leden. Dit laat toe een interessant beeld op te hangen van de sector, al kunnen de ingezamelde gegevens niet beschouwd worden als officiële statistieken. De hierna vermelde gegevens zijn afkomstig uit de ALFA-enquête van 2001. ❒ De gemiddelde bezetting van de residenties neemt toe. Zij bedroeg 90,4% in 1998, 91,5% in 1999 en 92,5% in 2000. De mediaan bezetting blijft stabiel rondom 95%.
165
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - ❒ Het gemiddeld aantal eenheden per residentie was 59 in 1997, 48,7 in 1998, 52,5 in 1999 en 66,4 in 2000. ❒ De gemiddelde leeftijd van de bewoners was 83,7 jaar in 2000. De meeste bewoners hebben behoefte aan dagelijkse hulp, namelijk op het gebied van hun toilet, aankleden en voeding. ❒ De gemiddelde huisvestingskost per dag bedroeg 73,60 USD in 1999 en 78,60 USD in 2000. ❒ Nieuwe bewoners worden gevonden in een straal van gemiddeld 25 kilometer rond de instelling, wat volgens ALFA aantoont dat de residenties van assisted living, zelfs in de VS, een «buurtdienst» zijn. Oudere welgestelden verhuizen na hun pensioen vaak naar bestemmingen zoals Florida of Californië, maar komen op hoogbejaarde leeftijd terug naar hun staat en stad van herkomst. Dit fenomeen van «reverse migration» kan verklaren waarom de statistische verschillen soms zo groot zijn (de uitersten liggen tussen 2 en 600 kilometers). ❒ Volgens de cijfers van 2000, moet amper een derde van de bewoners om gezondheidsredenen verhuizen naar een rust- en verzorgingstehuis. Eén derde van de bewoners brengt zijn laatste levensjaren door in de residentie van assisted living. Dit laatste cijfer stijgt sinds 1997, toen het nog een slechts een kwart was. Het onderzoek van 2002, dat werd voorgesteld op het jaarlijkse ALFA-congres op 1 mei 2003, geeft een nog nauwkeuriger beeld van deze nieuwe industrie. ❒ 14% van de instellingen opende zijn deuren tussen 1980 en 1989; 57% tussen 1990 en 1999 en 25% tussen 2000 en 2003. Zulks bevestigt dat het gaat om een erg jonge industrie. ❒ 41% van de bewoners lijdt aan een of andere vorm van dementie. 39% verkeert in een eerste stadium, 46% in een middelmatig stadium en 15% in een gevorderd stadium. ❒ 34% van de ondervraagde instellingen beschikt over gespecialiseerde eenheden voor de opvang van demente personen, 20% heeft aangepaste diensten en 9% organiseert specifieke programma’s. 27% van de instellingen stelt geen enkele bijzondere optie voor. ❒ 49% van de instellingen is gevestigd in de periferie, 29% in het stadscentrum en 23% op het platteland. ❒ De gemiddelde capaciteit van de instellingen schommelt tussen 46 bewoners op het platteland en 71 bewoners in de stad. De gemiddelde bezetting bedraagt 88% voor de algemene eenheden en 92% voor de eenheden die gespecialiseerd zijn in de opvang van demente personen. ❒
80% van de bewoners zijn vrouwen: 96,4% is blank en heeft een gemiddelde leeftijd van 83 jaar. Assisted living blijkt bijgevolg een
166
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - kwaliteitsoplossing te zijn, die de weerspiegeling is van de huidige sociale en economische voorwaarden in de VS en die de huisvestingsbehoeften bevredigt van ongeveer 25% van de populatie van de hoogbejaarden. ❒ De gemiddelde duur van een verblijf beloopt 28 maanden in de algemene eenheden en 23 maanden in de eenheden die gespecialiseerd zijn in de opvang van demente personen. ❒ De ratio’s in verband met de personeelsbezetting schommelen tussen 1 werknemer per bewoner tot 1 werknemer voor 31 bewoners; het gemiddelde ligt op 1 werknemer voor 14 bewoners. De werknemers volgen gemiddeld 23 vormingsuren per jaar. Eén van de interessantste vragen in de enquête van ALFA betreft de sleutelfactoren van het succes van de instelling. De hitparade is de volgende: 1. 2. 3. 4. 5.
de staf; het animatieprogramma en de activiteiten; het architecturaal concept van het gebouw en de veiligheid; de residentiële omgeving; de kwaliteit van de zorgverstrekking en de verschillende niveaus ervan; 6. de beperkte omvang van de instelling; 7. de geschiedenis en de reputatie van de instelling; 8. de deelname van de familie; 9. de ratio’s in verband met de personeelsbezetting; 10. de geïntegreerde benadering.
E.5. De architectuur van assisted living De sleutelfactor van het succes van de instellingen van assisted living is de residentiële architectuur, dewelke de filosofie weerspiegelt die aan de basis van de formule ligt.
E.5.1. Nieuwbouw eerder dan renovatie Paul Klaassen zelf geeft toe dat residenties van assisted living moeilijk tot stand kunnen komen in het kader van een renovatieproject. Men kwam tot die vaststelling tijdens de opening van de eerste Sunrise-residentie, die tengevolge van de omstandigheden een gerenoveerd verzorgingstehuis was. Paul Klaassen heeft snel de beperkingen hiervan ingezien en kwam tot de conclusie dat een nieuwbouw de enige gepaste oplossing is voor de ontwikkeling van een instelling van het residentiële type, overeenkomstig de filosofie van Sunrise. Ook Victor Régnier onderstreept dat de renovatie van een rusthuis van het traditionele type moeilijk ontdaan zal kunnen worden van
167
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - zijn institutioneel karakter. Op dit ogenblijk beloopt het percentage nieuwbouw 51%.
E.5.2. Not in my backyard (NIMBY) Zoals overal elders, stuit een ontwerp van nieuwbouw of zware renovatie van een instelling van een bepaalde grootte doorgaans op een tegenkanting van de omwonenden. Of het nu in Brussel, Oslo of Sacramento is, de meeste personen zijn van nature geneigd om elk vastgoedproject van enige omvang in hun omgeving af te wijzen. Dit geldt in het bijzonder voor de woningen voor bejaarden die op bijzonder sterke vooroordelen kunnen stuiten. Aangezien tal van toekomstige klanten in de buurt zullen worden gevonden, benadrukken de Amerikaanse projectontwikkelaars de noodzaak aan voorafgaande communicatie tussen de promotor en de omwonenden, zelfs voor het indienen van de aanvraag van bouwvergunning. Het zal erop aankomen de buurt te overtuigen van het belang van een project en van de harmonische integratie ervan in de omgeving. Men zal bijzonder omzichtig te werk moeten gaan wanneer het gaat om de bouw van een instelling die ertoe bestemd is demente personen op te vangen. Er zal degelijk moeten worden aangetoond dat het er niet om gaat een psychiatrisch asiel te bouwen.
E.5.3. De noodzakelijke architecturale elementen De enquête 2003 van ALFA somt op welke architecturale aspecten volgens de beheerders van de instellingen van assisted living in de VS het belangrijkst zijn. In de eerste plaats komt de fysieke hulp (57%), gevolgd door de buitenomgeving (50%), de eetzalen (46%), de badkamers (40%), de verlichting (34%) en de buurt (25%). Indien zij bepaalde architecturale aspecten van hun instelling zouden kunnen verbeteren, dan zou 43% van de beheerders de ruimte voor de activiteiten uitbreiden; 25% zou de tuin en de buitenruimte verbeteren; 22% zou het aantal privé-eenheden uitbreiden. Indien zij meer financiële middelen zouden gehad hebben, zouden de beheerders van in het begin gezorgd hebben voor een betere binnenomgeving, dat wil zeggen een beter architecturaal plan.
168
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - -
E.6. De kosten van assisted living E.6.1. De kosten schommelen naargelang van de staten en de instellingsklasse Het marketingsinstituut MetLife84 publiceerde in mei 2002 de resultaten van een telefoonenquête in 50 Amerikaanse staten. Het globale gemiddelde van de maandelijkse kosten voor de hele VS beloopt 2.159 USD. Het laagste gemiddelde bedroeg 592 USD in Jackson, in de Staat Mississippi, en is het hoogst in New York City met 3696 USD. De gemiddelde kosten voor gespecialiseerde opvang zoals dementie, zijn hoger en schommelen tussen 1.450 USD en 6.800 USD. De volgende tabel85 geeft een idee van de kostenstructuur voor een verblijf in een instelling van assisted living. Het type aangeboden diensten en de toegepaste tarieven schommelen natuurlijk van staat tot staat en van instelling tot instelling. Etappe 1: Soorten van tarifering • Vaste of gegroepeerde tarifering (met inbegrip van een aantal basisdiensten) • Variabelle tarifering (afhankelijk van de vereiste assistentie) Etappe 2 : Soorten van woning • • • • •
Studio Eenkamerappartement Tweekamerappartement Andere Tarieven voor huisvesting van een tweede persoon
Etappe 3 : Kosten van de bijkomende diensten • Maaltijden: ontbijt, lunch, snacks, bijzondere diëten (koosjer, laag cholesterol, vegetarisch, …), maaltijden voor genodigden, assistentie bij maaltijden; • Huishouden: frequentie (dagelijks, wekelijks, …) • Was: persoonlijk, huislinnen, beddengoed; • Uitrusting van de woning: dringend oproepsysteem, badkamer, gemeubeld, vloerbekleding, Tvbekabeling, mini-frigo, deur die op slot kan, gas – elektriciteit – water, geluidsisolatie, microgolfoven, kookplaten, lokale telefoondienst; • Vervoer: regelmatig, onregelmatig, privé-auto, van – minibus, andere. • Sociale activiteiten – vrijetijdsbesteding en zorgdiensten: aanwezigheid van een verpleegkundige of van een personeelslid 24 uur op 24; aanwezigheid van gediplomeerde verplegers (aantal uren per dag), controle op te nemen geneesmiddelen, geneesmiddelen toegediend door erkend personeel,
169
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - assistentie bij dagelijkse handelingen (beperkt, onbeperkt) schoonheidscentrum, kapper, diensten in verband met incontinentie, bijstand bij aankopen, bijstand bij aankleden en toilet, …
E.6.2. Het inkomen van de ouderen De kosten voor de opvang in instellingen voor assisted living moeten worden vergeleken met het inkomen waarover de ouderen beschikken. Susan Brecht86 geeft hiervan een voorbeeld voor de Staat van Connecticut.
Raming van het inkomen van de gezinnen, Staat Connecticut, 2000 Schijven gezinsinkomen
Totaal aantal gezinnen per leeftijdsgroep 65 - 74
%
75+
%
Totaal aantal gezinnen
147.241
100,0
129.579
100,0
USD 0 - 14.999
25.839
17,5
49.929
33,1
USD 15.000 - 24.999
21.865
14,8
23.085
17,8
USD 25.000 - 34.999
19.599
13,3
15.995
12,3
USD 35.000 - 49.999
21.632
14,7
13.894
10,7
USD 50.000 - 74.999
23.499
16,0
13.968
10,8
USD 75.000 +
34.807
23,6
19.708
15,2
Bron: Claritas, Senior Life Report, Oktober 2000
De OESO heeft zich onlangs over dat probleem gebogen in een referentiewerk dat in 2002 werd gepubliceerd.87 Deze globale statistieken zijn echter niet zo interessant in het kader van de uitvoering van een bijzonder project. De initiatiefnemer van het project zal via een haalbaarheidstudie zorgvuldig de financiële en demografische statistieken moeten uitpluizen op lokaal vlak, dat wil zeggen in de streek waar de instelling haar toekomstige bewoners zal moeten zoeken. Hij zal ook verschillende elementen van het inkomen in aanmerking moeten nemen, onder meer het feit dat de meeste ouderen de wens hebben een deel van hun bezit na te laten aan hun nageslacht. Er zijn ook statistieken beschikbaar over de gebruiken van de instellingen op contractueel vlak en onder meer over de betalingsvoorwaarden voor de bewoners88. De contracten zijn doorgaans erg flexibel, gelet op de vaak kwetsbare gezondheid van de bewoners. Doorgaans wordt bij het binnenkomen in een instelling een voorschot van twee maanden gevraagd. De bewoners betalen een maandelijkse huur89 voor het betrekken van hun kamer/appartement, hun maaltijden, activiteiten en diensten. De basishuurprijs bevat de huur van de kamer/appartement plus een minimum aantal diensten. De bijkomende diensten worden afzonderlijk aangerekend.
170
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - E.6.3. Betaalbare assisted living Merken we in de eerste plaatst op dat het betaalbare karakter van de opvang in een instelling van assisted living moet worden beoordeeld in het licht van de kosten voor opname in een verzorgingstehuis. De onderstaande tabel is overgenomen uit de officiële statistieken van het Amerikaanse Ministerie van Volksgezondheid en toont de evolutie aan van de gemiddelde huisvestingskosten in verzorgingstehuizen, alsmede de kosten volgens het aantal bedden dat de instelling telt.
Gemiddelde huisvestingskosten in de verzorgingstehuizen (Verenigde Staten). In USD 1977
1985
1995
1997
1999
Alle instellingen
689
1.456
3.135
3.609
3.891
Instellingen met minder dan 50 bedden
546
1.036
4.978
3.521
3.808
Instellingen met 50 - 99 bedden
643
1.335
2.691
3.178
3.627
Instellingen met 100 - 199 bedden
706
1.478
3.028
3.592
3.867
Instellingen met meer dan 200 bedden
837
1.759
3.560
4.211
4.281
Bron: Health, United States, 2002, Department of Health and Human Services
Daarnaast bestaan er ook verschillende vormen van hulpverlening voor de huisvesting van bejaarden, verleend door het federale ministerie van Huisvesting (HUD). De instellingen voor assisted living komen meer in het bijzonder aan bod in de afdelingen 232 en 223(f) van de HUD-programma’s90. Met uitzondering van bepaalde systemen voor alternatieve financiering via instellingen zoals Fannie Mae of Freddie Mac, is deze huisvestingshulp evenwel niet massaal toepasselijk op de bouwprojecten voor instellingen van assisted living, aangezien zij vooral bestemd is voor achtergestelde personen91. In 2001, ontvingen amper 60.000 van de in totaal één miljoen bewoners van de instellingen van assisted living een vorm van overheidshulp via Medicaid92. Bovendien kan Medicaid tussenbeide komen in de betaling van diensten, maar niet in de huisvestingskosten. Volgens NCB Development Corporation93, heeft 84% van de Amerikaanse 75-plussers niet de mogelijkheid om de marktprijzen te betalen die worden toegepast door de privé-instellingen van assisted living (cijfers die samenvallen met die van de ALFA-enquête). Deze toestand is voornamelijk te wijten aan de aanzienlijke verschillen tussen Europa en de VS op het stuk van de stelsels van sociale bescherming. In Europa is de opvang van ouderen gekoppeld aan de stelsels van sociale zekerheid, zowel nationaal als regionaal, communautair en lokaal. In de VS94 daarentegen bestaat geen algemeen stelsel van ziekteverzekering. De financiering van de gezondheid is gemengd, en zowel de overheid als de 171
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - privé-sector komen erin tussenbeide. Zo hangen de financieringsmethodes grotendeels af van privé-verzekeringen. Twee derden van de Amerikanen van minder dan 65 jaar oud worden verzekerd via hun werkgever95. De Verenigde Staten besteden 14% van hun BBP aan uitgaven voor gezondheidszorg, wat een wereldrecord is. Inzake sociale bescherming door de overheid voeren de Verenigde Staten een erg doelgerichte politiek die inhoudt dat enkel de meest achtergestelden kunnen genieten van bijdragen en hulp op het gebied van voeding, gezondheid en huisvesting.96 «Om recht te hebben op deze voordelen, moeten de aanvragers voldoen aan bepaalde voorwaarden. Sociale ambtenaren verrichten grondige enquêtes om zich hiervan te vergewissen. De voorwaarden verschillen van geval tot geval, zodat niet alle individuen en gezinnen recht hebben op alle vormen van assistentie. Sommigen zullen enkel voedingsbons krijgen, terwijl anderen zullen kunnen rekenen op verschillende andere vormen van assistentie.» Door deze afwezigheid van een globale herverdelende sociale dekking, is het natuurlijk bijzonder moeilijk de opnamesystemen voor de bejaarden in de VS en in Europa te vergelijken. Maar door de verscheidenheid van de Amerikaanse systemen, het belangrijk aandeel hierin van de privésector, maar vooral door het vermogen om te evolueren, was het mogelijk in enkele jaren tijd de sector van assisted living in het leven te roepen en te ontwikkelen. Ondanks de duidelijke tekortkomingen van het systeem, heeft het dynamisme van de Amerikaanse verzekeringsmaatschappijen toch de mogelijkheid geboden om de assisted living snel op te nemen in een aanbod, zonder dat zulks lange en pijnlijke hervormingen van een collectief systeem van sociale bescherming vergt. In zijn rapport aan de Franse Senaat van 29 oktober 1998, onderstreept Senator Alain Lambert dat97 «Het meest opvallende in de Amerikaanse ervaring, naast het algemeen specifiek karakter van het verzorgingsysteem en van de vrijwillige aard van de ziekteverzekering, het grote vermogen is om zich aan te passen, het pluralisme van het systeem, de soepelheid en het innoverend vermogen naarmate de problemen in verband met een vorm van zorgaanbod of financiering rijzen.» «De grootste tekortkomingen zijn het feit dat niet verplicht rekening wordt gehouden met de moeilijke risico’s of dat het, bij gebrek aan bestekken over de werking van de gezondheidsinstellingen, mogelijk is dat concurrentie wordt bedreven op de kap van de patiënten. Het gehele Amerikaanse gezondheidssysteem, dat wordt gekenmerkt door een facultatieve toetreding, is erg verscheiden en het evolueert permanent, wat evenwel nooit afbreuk doet aan de historische verscheidenheid van het aanbod, maar toelaat dat nieuwe organisatievormen, die beantwoorden aan nieuwe behoeften, ingang kunnen vinden op de markt.
172
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Het is onbetwistbaar dit kenmerk van experimenteel proefstation dat mutatis mutandis vandaag belangrijk is voor Europa.»
E.6.3.1. Medicare en Medicaid De ziekteverzekering van de overheid is voornamelijk voorbehouden aan twee categorieën van personen: de 65-plussers die gedekt zijn door het programma Medicare en de arme gezinnen die kunnen rekenen op Medicaid; daarbij komen nog bepaalde tussenkomsten van de staten en van de lokale overheden.98 Medicare is een universeel verzekeringsstelsel van de overheid dat bestemd is voor de bejaarden en de personen met een handicap. Het wordt gefinancierd door sociale bijdragen voor het gedeelte dat bestemd is voor opname in een ziekenhuis, en door fiscale middelen en vrijwillige bijdragen voor de ambulante medische verzorging99. Ongeveer 13 % van de Amerikaanse bevolking geniet hiervan, namelijk de 65-plussers en de personen met een handicap. Het programma dekt slechts 50% van de gezondheidsuitgaven van de bejaarden, wat inhoudt dat velen onder hen een aanvullende verzekering moeten nemen. De hospitalisatieverzekering van Medicare dekt enkel de broodnodige zorg: de opvang van afhankelijke personen geschiedt in het kader van andere stelsels, te weten, in geringe mate, de privé-verzekeringen en de eigen middelen van de betrokkenen en, in grotere mate, en als er middelen voorhanden zijn, het programma Medicaid100. Medicaid is een ziekteverzekeringsprogramma, dat bestemd is voor bepaalde groepen van achtergestelde personen, onder meer bejaarden en noodlijdenden, zwangere vrouwen of vrouwen met een kind ten laste en personen met een handicap. In 1999, dekte Medicaid 33 miljoen personen, namelijk 11% van de bevolking voor totale kosten ten belope van 190 miljard dollar (ongeveer 12% van het totaal van de gezondheidsuitgaven). Deze kosten worden gemiddeld gedragen door de federale overheid ten belope van 56%, terwijl de rest rechtsreeks gefinancierd wordt door de staten. Het grootste deel van de uitgaven heeft te maken met de opvang van ouderen en personen met een ongeschiktheid. Het programma Medicaid draagt immers de kosten voor een lang verblijf – die niet gedekt zijn door Medicare – van de 65-plussers en van de personen met een handicap, wanneer deze personen niet in staat zijn ze zelf te financieren.101
E.6.3.2. Een privé – afhankelijkheidsverzekering De DREES onderstreept dat in de landen waar de overheid haar interventie in de financiering van de sociale prestaties afhankelijk stelt van de beschikbare middelen van de betrokkene, zoals de VS, Frankrijk of België, de afhankelijke personen waarvan de inkomsten deze drempels overschrijden dan alleen moeten opdraaien voor het vergoeden van thuishulp of voor de kosten van een verblijf in een instelling, tenzij zij een beroep doen, zo zulks mogelijk is, op de solidariteit van de familie.102
173
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Met het oog op een beheersing van de overheidsuitgaven, maar ook om een oplossing te zoeken voor de moeilijkheden waarmee personen geconfronteerd worden wanneer zij hun persoonlijke middelen moet opgebruiken om het hoofd te bieden aan de hoge kosten van de zorgverstrekking, hebben een groot aantal beleidsverantwoordelijken van de VS belangstelling getoond voor een privé-afhankelijkheidsverzekering. De eerste verzekeringspolissen voor afhankelijkheid ontstonden in de jaren 70, maar zij raakten pas echt goed verspreid in het midden van de jaren 80, in een context van budgettaire beperkingen. Onder Reagan en Bush senior moedigden de regeringen inderdaad de ontwikkeling aan van een privé-afhankelijkheidsverzekering voor het financieren van de zorgverstrekking van lange duur. Voor 1985, stelden 24 maatschappijen verzekeringscontracten voor afhankelijkheid voor. Sinds 1991 zijn het er ongeveer 150. Het betreft hier een zeer dynamische en geconcentreerde markt, aangezien 12 maatschappijen goed zijn voor de verkoop van driekwart van de polissen. Om de ontwikkeling van de afhankelijkheidsverzekering aan te moedigen, hebben de Amerikaanse politieke verantwoordelijken maatregelen genomen om de individuele fiscale aftrekbaarheid van deze kosten mogelijk te maken en hebben zij de ondernemingen aangespoord om aan hun werknemers verzekeringscontracten afhankelijkheid voor te stellen. Sommige staten, zoals Connecticut, Indiana, Californië en New York, hebben een nieuwe strategie gelanceerd om de privé-afhankelijkheidsverzekering te bevorderen, bekend onder de benaming «partnerschappen voor de zorgverstrekking van lange duur». Dit bestaat er voornamelijk in de toelatingsvoorwaarden tot het Medicaid-programma te versoepelen voor afhankelijke personen die een erkende privé-verzekeringspolis hebben afgesloten. Zo kunnen de personen die een door de overheid erkende verzekeringspolis afsloten genieten van Medicaid, en toch nog beschikken over een patrimonium dat hoger ligt dan de gebruikelijke drempels.103 Wegens het gebrek aan een goede dekking op het gebied van de afhankelijkheid, en dank zij het dynamisme van de privé-verzekeraars, is het Frankrijk dat de grootste markt vormt voor de afhankelijkheidsverzekering, na de USA.104 De prestatie wordt doorgaans gestort naast het pensioen. In Duitsland is de publieke afhankelijkheidsverzekering, die werd ingevoerd in 1995, een verplichte bijkomende waarborg naast de ziekteverzekering. De wet op de verzekering tegen afhankelijkheid geeft de waarborg dat alle onderworpenen aan het verzekeringssysteem van de overheid kunnen rekenen op een dekking voor zorg van lange duur, ongeacht hun financiële middelen en hun leeftijd, en gemoduleerd volgens de graad van afhankelijkheid. Het systeem waarborgt wel de universele toegang tot de afhankelijkheidverzekering, maar komt niet tussenbeide in alle kosten veroorzaakt door de afhankelijkheid, onder meer niet in de huisvestingskosten. De privé-verzekeraars stellen dan ook facultatieve bijkomende afhankelijkheidswaarborgen voor. Op die wijze is een grote markt van aanvullende afhankelijkheidswaarborgen ontstaan die dagelijkse vergoedingen bevat, een luik terugbetaling van kosten of een combinatie van beide.105
174
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - In tegenstelling tot wat men soms denkt, speelt de privé–afhankelijkheidsverzekering op dit ogenblik een vrij beperkte rol in de dekking van de afhankelijkheidskosten, aangezien zij amper 2,5 % financiert van de uitgaven voor zorg van lange duur106 van de bejaarden107 in de VS.
E.6.3.3. HUD – Afdeling 202 Het huisvestingsprogramma voor bejaarden met lage inkomsten, ontwikkeld door het Amerikaanse Federaal Departement voor Huisvesting en Stedelijke Ontwikkeling (HUD) wordt «Section 202» genoemd. Het voorziet in subsidies voor de bouw en exploitatie aan organisaties zonder winstoogmerk die dergelijke huisvestingscomplexen bezitten en beheren. De aan deze organisaties toegekende subsidies laten toe de aankoop en de bouw of renovatie van woningen voor achtergestelden te financieren. De fondsen voor de exploitatie van deze complexen worden toegekend zodra de woningen bewoond zijn. De resultaten van afdeling 202 zijn om verschillende redenen middelmatig, onder meer door een gebrek aan visie op lange termijn, de lengte van de procedures en de traagheid en het gebrek aan efficiency van een administratie als de HUD. Dit flagrant gebrek aan efficiency blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat een van de belangrijkste doelstellingen van de HUD er op dit ogenblik in bestaat de grote vertraging die zij opliep bij het honoreren van haar verbintenissen in te lopen. De AAHSA is van mening dat ongeveer 1 miljoen personen met een laag inkomen zouden moeten kunnen genieten van afdeling 202. De HUD slaagt er echter slechts in 6.000 nieuwe woningeenheden per jaar te financieren. Bovendien is er vaak een aanzienlijke vertraging bij de ontwikkeling en de uitvoering van de projecten. Deze vertragingen zijn te wijten aan het gebrek aan ervaring van bepaalde organisaties in vastgoedpromotie en aan de noodzaak om bijkomende financieringsmiddelen te zoeken naast de fondsen die beschikbaar zijn in het kader van afdeling 202. De HUD is zich bewust van deze aanslepende problemen en is in 2003 begonnen met de uitvoering van een programma dat erop gericht is de werking van het programma binnen het jaar te verbeteren108.
E.6.3.4. Fannie Mae en Freddie Mac Freddie Mac en Fannie Mae, zijn de twee belangrijkste hypothecaire herfinancieringsmaatschappijen van de VS. Freddie Mac is een vennootschap op aandelen die in 1970 werd opgericht door het Amerikaanse Congres met het doel het verwerven van eigendom en de huurwoningen te bevorderen. De bedoeling bestond erin de financieringsmaatschappijen de nodige fondsen ter beschikking te stellen om hen toe
175
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - te laten hypothecaire leningen aan te bieden in de vorm van verhandelbare titels. Zo zorgt Freddie Mac voor een stabiel systeem inzake hypothecaire leningen en verlaagt het de door de kopers betaalde hypotheekrente. Via Freddie Mac konden 26 miljoen Amerikanen eigenaar worden van hun woning.109 Fannie Mae is een financiële instelling die de Amerikaanse regering in 1938 oprichtte en die in 1968 de vorm aannam van een openbare commerciële coöperatieve vennootschap. Het doel van de vennootschap bestaat erin personen met een laag of middelmatig inkomen toe te laten een huis te verwerven . Hiertoe geeft de overheid aan de onderneming de mogelijkheid om geld te lenen tegen een voordelige rente, en geniet de onderneming vrijstelling van bepaalde taksen. Hierdoor waren 49 miljoen Amerikanen bij machte om een woning te verwerven.110 Beide instellingen kwamen onlangs negatief in het nieuws: uit een onderzoeksverslag dat op 23 juli 2003 gepubliceerd werd, blijkt dat de rekeningen van Freddie Mac onregelmatig zijn en dat de interne controleprocedures onvoldoende waren. Het rapport beschuldigt ook voormalige bedrijfsleiders van de groep van inbreuken op de deontologische regels bij het beheren van de onderneming.111
E.6.3.5. Besluit Wanneer men het heeft over het probleem van een betaalbare assisted living, dan is het niet noodzakelijk dit systematisch te doen volgens onze traditionele Europese benadering, dat wil zeggen via subsidies of publiek-private samenwerking. Door het bewijs te leveren van een maximale creativiteit, trachten organisaties zonder winstoogmerk betaalbare instellingen te bouwen en te beheren. Een commercieel privé-project kan ook betaalbaarder gemaakt worden via lage kosten van de bouwgrond, sommige bouwdetails en het personeelsbeheer, op voorwaarde dat de kwaliteitscriteria waaraan commerciële instellingen van assisted living moeten voldoen, niet in het gedrang worden gebracht.
E.7. Wetgeving en reglementering Gelet op het kwetsbare karakter van de populatie die er verblijft en op de onvermijdelijke misbruiken die hieruit kunnen voorvloeien, begint assisted living het voorwerp uit te maken van een gedetailleerde specifieke wetgeving. Sommige teksten zijn vergelijkbaar met de gedetailleerde specifieke wetgeving in ons land. De federale overheid in de VS kan globale verplichtingen opleggen die gelden in elke staat, maar een lokale overheid, zoals een stad, kan eveneens bijzondere bepalingen op dit vlak uitvaardigen, onder meer inzake ruimtelijke ordening. De federale overheid beïnvloedt ook het ontwerp van de projecten, voornamelijk via twee teksten: de Americans with Disabilities Act (ADA) en de Fair Housing Amendments Act (FHAA).
176
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - E.7.1. De federale overheid De ADA speelt een rol bij het globale ontwerp van de instelling van assisted living. De openbare ruimten ervan (bijvoorbeeld de ingangen, de hal, keukens, openbare toiletten, eetzalen) moeten gebouwd worden overeenkomstig de American with Disabilities Act. De FHAA is van toepassing op de privatieve delen van de instelling, zoals de kamers en de privé-toiletten. De FHAA kan worden ingeroepen om bepaalde aanpassingen aan de specifieke behoeften van een bewoner te eisen. Kortom112, de ADA bepaalt wat «toegankelijk» moet zijn, terwijl de FHAA bepaalt wat «aanpasbaar» moet zijn.
E.7.2. De gefedereerde Staat De grondwet van de VSA kent de wetgevende bevoegdheid toe aan de gefedereerde Staten, terwijl de federale bevoegdheid de uitzondering is. Ondanks het federalisme blijft de bevoegdheid van de gefedereerde staten zeer groot. Inzake assisted living, hebben de Amerikaanse gefedereerde staten113 onder meer reglementeringen uitgevaardigd op het gebied van: • • • • • • •
erkenningsvoorwaarden van de instellingen; voorwaarden waarin medische zorg kan worden verleend; voorwaarden voor opname en uitsluiting van bewoners; bouwvoorschriften; aantal toegelaten bewoners per eenheid; voorschiften inzake uitrusting van badkamers; bijzondere voorwaarden inzake onthaal van personen die getroffen zijn door één of andere vorm van dementie; • quota inzake personeelsbezetting en personeelsopleiding; • vorming en kwalificaties van de directeur van de instelling; • politiek inzake terugbetaling en subsidies. Als gedetailleerd voorbeeld zullen wij de teksten nemen die van toepassing zijn in de staat Maine. Wij verwijzen de belangstellende lezers naar de volledige bundel die het National Center of Assisted Living114 gepubliceerd heeft op het Internet. 177
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - De wet van de Staat Maine «10-144 chapter 13 van 30 mei 2002 in verband met de erkenning en exploitatie van instellingen van assisted living» bevat een tamelijk indrukwekkende lijst van allerlei regels, gaande van de inrichting van badkamers tot de noodzaak aan fysieke en mentale gezondheid van de beheerder. Zoals in elk bouwreglement hebben de meest ingrijpende maatregelen betrekking op de brandbeveiliging en op de evacuatie van de bewoners in geval van brand.115 De reglementering maakt een onderscheid tussen instellingen met meer (niveau 2) of minder (niveau 1) dan 6 bewoners. Zij bepaalt in detail de bekwaamheid die vereist is van de exploitant, de verschillende administratieve procedures, alsmede de minimale kenmerken waaraan de woningen en de gemeenschappelijke delen moeten voldoen. De bepalingen die gelden voor instellingen van niveau 1 zijn nog tamelijk eenvoudig, maar een aantal bepalingen die gelden voor de instellingen van niveau 2 zijn des te interessanter. Afdeling 27000 bepaalt uitdrukkelijk dat de bewoner individueel moet genieten van zijn verblijf in de instelling. De voorgestelde diensten moeten hem de mogelijkheid bieden een geïndividualiseerde hulp te krijgen die van aard is het leven in de instelling en in de gemeenschap rondom te optimaliseren, en zijn gezondheidstoestand te verbeteren. Dertig dagen na zijn opname, zullen de bewoner en de beheerder overgaan tot een evaluatie om na te gaan over welke vermogens de bewoner beschikt en op welke diensten hij een beroep zal doen. Deze evaluatie zal aanleiding geven tot de opstelling van een evolutief dienstenplan op basis van de behoeften van de bewoner en zal administratief worden opgevolgd. De bewoner zal worden aangespoord om zo autonoom mogelijk te leven. Vervolgens zal een activiteitenplan worden opgesteld dat gebaseerd is op de door de instelling voorgestelde activiteiten en de wensen van de bewoner. Afdeling 29000 bepaalt de quota inzake personeelsbezetting, welke verschillend zijn naargelang de instelling meer of minder dan 10 eenheden telt. Deze regel bepaalt dat een diëtist aanwezig moet zijn om, samen met de exploitant en de bewoner, een aangepast dieet op te stellen. Afdeling 32000 bepaalt dat de instelling toegankelijk moet zijn via een weg in goede staat die het hele jaar door kan worden gebruikt. Het gebouw moet zodanig opgevat zijn dat het voldoet aan de specifieke behoeften van de toekomstige populatie. Deze afdeling bevat ook bepalingen in verband met de centrale verwarming, de minimumtemperatuur in de kamers en in de gemeenschappelijke delen, de sanitaire installaties, de installatie van leuningen, het gratis karakter van lokale telefoongesprekken, de voorgestelde maximumtemperatuur van warm water (50°) de minimale oppervlakte van de gemeenschappelijke delen en de kamers, de isolatie en verluchting van de lokalen voor rokers of nog, de overeenstemming van de ingangen met de American with Disabilities Act. In 2002, hebben de staten van de VS zich meer beziggehouden met de voorschriften in verband met de medische zorgverstrekking. Zo geven steeds meer staten de toelating aan niet medisch personeel om in te staan voor het verstrekken van geneesmiddelen aan de bewoners. Ook houden de staten zich steeds meer bezig met de kwalificaties en de voortdurende vorming
178
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - van de directeurs van de instellingen en het personeel. Zij hebben ook inspanningen gedaan om de wetgeving te codificeren en te vereenvoudigen, zodat ze toegankelijker wordt voor de practici. Staten als Illinois en Mississippi hebben voor het eerst vastgelegd wat zij onder assisted living verstaan.
E.7.3. De lokale overheden Inzake realisatie en vestiging van projecten, kan de lokale overheid – in de VS zijn er zowat 83.000116 – ook bepalingen uitvaardigen inzake ruimtelijke ordening, die een invloed op het project en op de exploitatie zullen hebben. Zo bepaalt de ordonnantie n°98 van de stad Georgetown in Kentucky, in verband met de normen van assisted living onder meer het volgende: • bejaarden zijn personen die meer dan 62 jaar oud zijn; • de instellingen mogen enkel geneesmiddelen voor zelfmedicatie toedienen; • de instellingen moeten worden gebouwd langs hoofdverkeerswegen en buurtdiensten zoals kruidenierszaken of artsen moeten bereikbaar zijn; • de instellingen moeten beantwoorden aan bepaalde normen inzake stedenbouwkundige dichtheid, maximum drie verdiepingen bevatten en beschikken over minstens drie parkeerplaatsen per 5 bewoners; • elke eenheid moet een minimumoppervlakte van 37 vierkante meter hebben.
E.8. Drie voorbeelden van instellingen van assisted living E.8.1. Granite Ledges te Concord (NH) In september 2003, hadden wij een gesprek met Kathleen Otte, directrice van de instelling Granite Ledges te Concord, een bouwwerk van het architectenkantoor JSAINC van Jim Warner.117 Kathleen legt onmiddellijk de nadruk op de verschillen tussen haar instelling van assisted living en een verzorgingstehuis van het traditionele type nursing home. «De filosofie van assisted living is verschillend van die van de instellingen die gespecialiseerde medische zorg aanbieden. Onze instelling biedt steun en begeleiding aan personen die besloten hebben hun woning te verlaten om in een collectieve omgeving te komen wonen. De personen kunnen rekenen op assistentie inzake gezondheidszorg en sommigen genieten ook assistentie bij hun dagelijkse activiteiten, zoals verplaatsingen, maaltijden gebruiken, toilet, aankleden, stappen en innemen van geneesmiddelen. Ons personeel is opgeleid om een minimum aan assistentie te bieden om een maximum aan autonomie te waarborgen. Wij verstrekken geen gespecialiseerde verpleegkundige zorg.118» Deze assistentie hangt af van de behoeften en laat de bewoner toe zolang mogelijk in de collectieve en residentiële omgeving te blijven wonen, tot op het ogenblik dat hij behoefte heeft aan gespecialiseerde verpleegkundige zorg. «De bewoners kunnen verder hun eigen gewoonten behouden en
179
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - genieten van een zeer vrije levensstijl zonder zorgen, zoals het moeten klaarmaken van maaltijden of het poetsen van de woning. Zij krijgen driemaal per dag maaltijden van hoge kwaliteit. Het is een leuke ervaring voor de bewoners, want zij genieten van de steun van hun familie en van het personeel. Zij kunnen zo zelfstandig en autonoom mogelijk leven in een veilige residentiële omgeving, zonder een aantal moeizame taken te moeten verrichten.» De instelling werd ingewijd in 1999 en de door Jim Warner opgevatte architectuur spoort de mensen aan zolang mogelijk autonoom te blijven. De instelling kan maximaal 73 bewoners huisvesten, en gemiddeld zijn het er 70 à 71, wat een vrij uitzonderlijke bezettingsgraad is. De gemiddelde leeftijd van de bewoners die zich vestigen in Granite Ledges is 75 à 80 jaar. De oudste persoon is 98 jaar oud. De instelling beschikt ook over een beveiligde vleugel voor een twaalftal bewoners die lijden aan de ziekte van Alzheimer. «De mensen vestigen zich hier vooral omdat zij dicht bij hun familie in New Hampshire willen wonen, zonder dat zij allerlei dagelijkse klusjes moeten verrichten. Zij kozen voor een relaxerende levensstijl. We raden hen aan een huisdier, hun meubels en hun persoonlijke voorwerpen mee te brengen, opdat ze zich thuis voelen.» Tijdens ons bezoek dat volgde op het onderhoud met de directrice, hebben wij een echtpaar uit New Hampshire kunnen ontmoeten dat na de pensioenleeftijd emigreerde naar het zonnige Florida. Op hogere leeftijd besloten zij terug te keren naar de Oostkust in het Noorden van de VS om zich dichter bij hun familie te vestigen. De oude Amerikaan had, meer nog dan zijn vrouw, heimwee naar Florida: «Ik verlang naar het Zuiden, maar hier zijn we toch goed geïnstalleerd, niet ver van mijn zoon en mijn kleinkinderen en soms zien we beertjes in de tuin, in Florida zie je dat nooit.» Krachtens de brandveiligheidsnormen moeten de personen in staat zijn om de instelling autonoom te verlaten, hoewel zij toch gebruik kunnen maken van een zekere hulp. Daarom zal de personeelsverantwoordelijke vaststellen of de nieuwkomer aan deze voorwaarde voldoet. «Wanneer anderzijds de afhankelijkheid van de persoon zo groot wordt dat wij niet meer in staat zijn hieraan te beantwoorden, vragen wij dat de bewoner verhuist naar een meer gepaste instelling. Hiervoor kennen wij doorgaans 30 à 60 dagen toe. Indien de personen daarentegen niet willen verhuizen, is het mogelijk via externe diensten thuishulp te organiseren, zoals in elke woning. Een persoon die beschikt over voldoende middelen om zijn thuiszorg te betalen kan niet aan de deur worden gezet. Doorgaans zal de familie echter wel aanvaarden dat hij wordt overgebracht naar een verzorgingstehuis dat aangepast is aan zijn gezondheidstoestand.»
E.8.2. Tamarisk Assisted Living in Warwick (RI) Het kunstwerk van de nieuwe instellingen van hoge kwaliteit119, ontworpen door het bureau van Jim Warner, JSAINC, is het agentschap voor Joodse bejaarden van Rhode Island. Het project werd bekroond met de hoogste onderscheiding (Platinum winner), toegekend door de 2004 NAHB Seniors Design Award voor de grote instellingen van assisted living.
180
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Tamarisk Assisted Living is een autonome instelling van assisted living die deel uitmaakt van een ruime campus en gelegen is tussen de appartementen voor zelfstandig wonen en een CCRC. Het gebouw van 3 verdiepingen telt 46 appartementen van assisted living met een of twee kamers, 19 appartementen voor bewoners die getroffen zijn door dementie, een koosjere keuken voor de bewoners en een programma voor maaltijden aan huis (meals on wheels). De formule van assisted living wil een residentiële sfeer scheppen die totaal anders is dan de institutionele omgeving van een verzorgingstehuis of een ziekenhuis; Tamarisk diende bijgevolg de residentiële sfeer te herscheppen van de typische huizen met dakspanen van Rhode Island. Tal van paren wonen in het gebouw voor het geval één van beide gehandicapt zou raken of dement worden. Indien één van beide overlijdt, kan de overblijvende echtgenoot overstappen van een tweekamerappartement naar een éénkamerappartement. Wanneer hun afhankelijkheid toeneemt, kunnen zij normaliter voldoende diensten krijgen zodat zij niet geplaatst hoeven te worden in een verzorgingstehuis van het traditionele type nursing home. Jim Warner voegt eraan toe dat het steeds moeilijker wordt projecten van assisted living op een residentiële basis te realiseren. De wetgevingen en reglementen zijn immers steeds strenger en leggen steeds meer eisen op die eerder geschikt zijn voor een institutionele omgeving, wat natuurlijk totaal indruist tegen de filosofie van het concept. Het behoud van het residentiële karakter vormt bijgevolg een permanente uitdaging voor de architect, die bepaalde materialen – zoals hout of stof – zal verkiezen boven andere. Bovendien zijn het de lokale overheden die de bouwvergunningen toekennen, en dat zijn doorgaans de personen die de minste kennis hebben van het concept. De architect heeft in dat geval een grote dosis pedagogie nodig om zijn plannen te laten aanvaarden. JSAINC start zo snel mogelijk met de contacten met de lokale overheid.
E.8.3. Sunrise Senior Living (MA) In september 2003, hebben wij drie instellingen van Sunrise Senior Living bezocht in de regio van groot Boston. We waren erg nieuwsgierig en ongeduldig om contact te nemen met de bakermat van de Amerikaanse industrie van assisted living en het werk van Paul Klaassen.
181
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - E.8.3.1. Het Sunrise of Gardner Park Het Sunrise of Gardner Park, te Peabody, Massachusetts, is een typische collectieve huisvestingsinstelling van Sunrise. Zodra men binnenstapt in de instelling van Gardner Park, kan men meteen de filosofische principes van Sunrise lezen op een bord dat in de traphal hangt. Wij worden er ontvangen door Jim Murphy, de regionale directeur van Sunrise voor New-England en door Carol Styczko, de directrice van deze in 1994 geopende instelling. Het gebouw, dat op vrij beperkte schaal is opgevat als men rekening houdt met de Amerikaanse normen, bevat 35 appartementen, 20 gespecialiseerde eenheden voor demente personen, en herbergt in totaal 59 bewoners.
E.8.3.2. Het John Bertram House Het John Bertram House is een groot huis dat compleet gerenoveerd werd in 1990 en verbouwd werd tot instelling van assisted living. Het is gelegen in een residentiële wijk van Salem, in de periferie van Boston, in de buurt van winkels, restaurants en verschillende kerken. Van buitenuit ziet het gebouw er uit als een traditionele woning, zelfs al worden hier de meeste diensten die Sunrise doorgaans aanbiedt ter beschikking gesteld. Het gebouw biedt onderdak aan 26 bewoners. De administratie van de instelling en een aantal technische lokalen werden ondergebracht in de kelders. Paula Lancisi, de directrice van het tehuis verklaart: «Wij bestaan als sinds november 1990, en dus hebben wij op dit vlak heel wat ervaring. Te meer daar wij de eerste instelling van assisted living in Massachussetts waren, gebaseerd op het model van de ééngezinswoning. Wij hebben als voorbeeld gediend voor de wetgever van onze Staat, die heeft pogen te begrijpen wat assisted living is. Zij hebben ons vaak bezocht en stelden over alles en nog wat vragen. Zij wensten te weten waarom en in welke mate assisted living verschilt van de verzorgingstehuizen van het traditionele type nursing home. Waarom dienden de mensen zoveel te betalen om er te verblijven, en wat kregen zij in ruil hiervoor? Dit heeft hen geholpen bij het opstellen van de wetgeving: zij begrepen wat assisted living is.» «Deze instelling, die beheerd wordt door een vereniging zonder winstoogmerk, is volledig privé en krijgt geen overheidssubsidies. De tarieven schommelen tussen 3.000 en 4.500 dollar per maand volgens de ontvangen diensten. Een comité van beheerders beheert de fondsen die moeten toelaten dat de bewoners hier blijven wonen, zelfs wanneer hun financiële reserves uitgeput zijn. Deze tussenkomsten zijn vertrouwelijk en de andere bewoners zijn niet op de hoogte van het feit dat een medebewoner financieel geholpen wordt. In bepaalde gevallen vervullen wij ook alle administratieve formaliteiten om financiële overheidshulp te krijgen voor onze bewoners, opdat zij hier kunnen blijven. Al kunnen de sommen die wij vragen hoog lijken, toch mag niet worden
182
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - vergeten dat een verblijf in een verzorgingstehuis vaak duurder is. Zelfs al betaalt Medicaid de factuur in de meeste gevallen, toch kan dat oplopen tot 15.000 dollar per maand!» «Dit tarief dekt de huisvesting, het huishouden en het linnen éénmaal per week en de door een full time werknemer georganiseerde dagelijkse activiteiten. De aard van de activiteiten hangt af van de persoon. Sommigen zijn erg autonoom, zijn de hele dag buiten en komen pas ‘s avonds terug om te eten. Zij blijven dezelfde gewoonten hebben en activiteiten uitoefenen als wanneer ze thuis woonden. Andere bewoners zijn minder zelfstandig, zodat we alles van hieruit organiseren. Wij stellen hen bepaalde activiteiten voor rekening houdend met hun smaak en hun behoeften. De verplaatsingen organiseren wij met onze prachtige John Bertram bus; we rijden met onze bewoners naar de kust; we trachten ze maximaal naar buiten te brengen, zelfs al is dat moeilijk in de winterperiode. Het basistarief omvat eveneens een bepaald bedrag voor persoonlijke zorgverstrekking en hulp bij de dagelijkse activiteiten, zoals het opmaken van het bed of hulp bij het innemen van geneesmiddelen. Er is een persoon aanwezig tijdens het ganse etmaal en tevens is er een alarmsysteem voor het geval er problemen zijn of een bewoner valt. En wij bieden vanzelfsprekend drie uitstekende maaltijden aan per dag, die wij in onze eigen keuken bereiden.» Paula Lancisi is erg fier over de filosofie van Sunrise op het gebied van huisvesting in de laatste levensjaren, een filosofie die zij elke dag toepast. «De mensen zijn bang om te verhuizen naar een verzorgingstehuis van het traditionele type nursing home. Het boezemt hen angst in. Zij weten dat zij er hun gewoonten zullen verliezen en dat zij er zullen sterven. Een verzorgingstehuis, dat is een ziekenhuis, behalve dat er niet permanent artsen aanwezig zijn. De omgeving is echter wel die van een ziekenhuis. Hier, in assisted living, is het zoals in een hotel. Iedereen heeft zijn eigen kamer of appartement, badkamer en kitchenette. Er zijn gemeenschappelijke delen en een eetzaal. Het gebouw is prachtig versierd en heeft niets van een instelling, zelfs al is hier en daar discrete hulp aanwezig. In een verzorgingstehuis brengt de verpleegster de maaltijden op een dienblad en men eet, of men het nu lust of niet, en vervolgens komt de verpleegster het dienblad ophalen. Hier zullen de bewoners de maaltijden bespreken met de chef en hem zeggen wat zij lusten.» «Onlangs moest één van onze bewoners opgenomen worden in een ziekenhuis. Zij had een ziekte waardoor zij ongecoördineerde bewegingen maakte. In het ziekenhuis plaatste men het dienblad voor haar en nam men het nadien terug zonder dat zij gegeten had. In feite was het dienblad te veraf geplaatst en kon zij niet eten wegens haar ongecoördineerde bewegingen. Wij wisten hoe wij het voedsel moesten plaatsten opdat zij het kon eten. Een van onze personeelsleden is naar het ziekenhuis gestapt om zich ervan te vergewissen dat het dienblad wel degelijk binnen handbereik werd geplaatst en dat zij at. Onze bediende heeft aan het ziekenhuispersoneel moeten uitleggen wat deze dame kon doen en hoe zij het deed, en dat veranderde haar leven. Wij wisten hoe wij met haar moesten omgaan om haar te laten stappen op autonome wijze. Zij hadden dit zelfs niet geprobeerd.» Jim Murphy voegt eraan toe: «Ik zie niet in wat belet dat verzorgingstehuizen van het traditionele type nursing home ondergebracht zijn in een residentiële omgeving en eruit zien als een instelling van assisted living.
183
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - Het verzorgingstehuis zou uiteraard meer gezondheidszorg verstrekken, maar de patiënten zouden zich duidelijk beter voelen in een mooie residentiële omgeving dan met verschillende bewoners samen in kleine en lelijke kamers in lange gangen zonder enige ziel. Klaarblijkelijk is dat niet mogelijk aangezien de reglementering van de verzorgingstehuizen de nadruk legt op de zorgverstrekking en niet op de persoon, wat automatisch een residentiële omgeving lijkt uit te sluiten. Maar dit zou kunnen veranderen. De huidige nursing homes werden immers allemaal opgevat om te beantwoorden aan de behoeften van de artsen en van het verzorgend personeel, dat wenst de zorg zo efficiënt mogelijk toe te dienen. Op dit moment beginnen de artsen te beseffen dat de ouderen die in onze instellingen verblijven eerder dan in verzorgingstehuizen, in betere gezondheid verkeren, meer sociale contacten hebben en actiever zijn. Het is mogelijk dat deze vaststelling leidt tot een evolutie van het concept van de toekomstige verzorgingstehuizen en dat we gaan naar een soort van omgeving voor hulp en ondersteuning zoals wij die aanbieden in onze instellingen van assisted living.» Wij hebben vervolgens geïnformeerd naar de mogelijkheid om het door Sunrise ontwikkelde concept toegankelijk te maken voor een groot publiek. Er zijn in de Verenigde Staten of in Europa immers weinig personen die het zich kunnen veroorloven maandelijks ten minste 3.000 dollar uit te geven voor een huisvesting in een soort hotel. De architect Jim Warner antwoordde dat dit hem moeilijk leek wegens het peil van de personeelskosten. «Wij kunnen 10% op de bouwkosten besparen door goedkope oplossingen te kiezen maar wanneer teveel bespaard wordt op het personeel, gaat de kwaliteit van de service hieronder lijden en in dat geval kan men niet meer spreken over assisted living.» Paula Lancisi antwoordt dat Sunrise tal van contacten heeft met lokale overheden en bepaalde caritatieve organisaties, in een poging om programma’s van assisted living te realiseren die toegankelijk zijn en waarbij zij deze partners laten profiteren van hun ervaring. «Er zijn echter geen mirakeloplossingen. Onder een bepaald bedrag moet men een beroep doen op geld van de belastingplichtigen en de huisvesting en de diensten subsidiëren.» In tegenstelling tot de algemene procedure die geldt in Granite Ledges te Concord, is het doel van Sunrise ervoor te zorgen dat de mensen zolang mogelijk ter plaatse kunnen blijven, bij voorkeur tot het einde van hun leven. De maatschappij in het algemeen en John Bertram House in het bijzonder, stellen dus alles in het werk om deze doelstelling te bereiken. «Soms is het erg moeilijk, onder meer wegens reglementeringen, maar we doen er alles voor wat we kunnen, en als we erin slagen is het een groot succes.» Volgens Jim Murphy, bestaan er geen fundamentele verschillen tussen de instellingen van Sunrise die commercieel zijn en diegene die werken als VZW. «Een instelling zonder winstgevend doel dient op dezelfde manier beheerd te worden als een commerciële onderneming. Enkel de toewijzing van de winst verschilt. Als het om een commerciële onderneming gaat,
184
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - gaat de winst naar de aandeelhouders, terwijl de winst in een VZW, zoals hier in John Bertram, opnieuw geïnvesteerd wordt in de renovatie van de appartementen of in de fondsen die gebruikt worden voor subsidies aan bewoners wier reserves uitgeput zijn. De benadering is dezelfde. Als we erin slagen efficiënt te zijn en de kwaliteit te verhogen door de kosten te verlagen, dan is dit winst, ofwel voor de aandeelhouders van Sunrise ofwel voor het Comité van beheerders van John Bertram. Het is onze bedoeling de beste mogelijke marges te realiseren met de hoogst mogelijke kwaliteit.» «Wat Sunrise echter in de eerste plaatst drijft, is de missie die Paul Klaassen van in het begin opnam, namelijk de levenskwaliteit van de bejaarden verbeteren. Daarom konden wij ons er niet toe beperken de instellingen van assisted living te ontwikkelen en te beheren. Ons actiedomein moest worden uitgebreid en het is daarom dat Sunrise nu van naam is veranderd van Sunrise Assisted Living, in Sunrise Senior Living. Wij hebben Sunrise at Home opgericht en wij stellen hulpdiensten en thuiszorg voor. Wij namen Marriott over, en Marriott beheerde eveneens verzorgingstehuizen en grote CCRC’s. Wij hebben deze beide nieuwe aspecten opgenomen in onze activiteiten.» «Het enige ware verschil de dag van vandaag, de enige rijkdom van Sunrise in vergelijking met andere ondernemingen van assisted living, dat zijn de personen die hier werken. Wij trachten het meest bekwame, het meest toegewijde en het meest gemotiveerde personeel aan te werven. En dit op alle niveaus, vanaf de verpleegkundigen tot de verantwoordelijken voor de activiteiten, via de directrice van de instelling of de financiële analist van de ontwikkelingsprojecten.»
E.8.3.3. Het Bertram House of Swampscott De instelling Bertram House of Swampscott is een groter tehuis dan het John Bertram House van Salem. Het opende zijn deuren in december 1997 in een nieuwbouw. Het bevat 59 eenheden voor 66 bewoners, die onderverdeeld zijn in 22 gespecialiseerde eenheden voor demente personen en 37 eenheden voor assisted living. De instelling biedt een reminiscentieprogramma aan voor demente personen, in het bijzonder voor diegenen die lijden aan de ziekte van Alzheimer. De aangekondigde tarieven gaan van 1975 tot 4.500 dollar per maand. Het reminiscentieprogramma voor demente personen begint met een evaluatie van de mogelijkheden van de persoon. Carole, de verantwoordelijke voor het programma, legt uit: «Wij onderzoeken wat de mensen nog aankunnen in een zo natuurlijk mogelijke omgeving. Wij concentreren ons niet op wat ze niet meer kunnen, maar op wat ze nog wel kunnen. Ik werkte jarenlang in verzorgingscentra voor patiënten met Alzheimer, ik was niet geïnteresseerd in assisted living, dat zei me niets. Tot ik enkele tijd geleden merkte dat Sunrise een reminiscentieprogramma startte in zijn instellingen. Ik bestudeerde het programma en de filosofie ervan en maakte mij meteen de bedenking dat het precies datgene was dat nodig was. Toen de baan vrij was, heb ik onmiddellijk mijn kandidatuur gesteld en die is aanvaard. Zij benaderen demente personen op een erg humane manier, gericht op de persoon en zijn mogelijkheden. Het is hier een groot huis aan de
185
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - buitenkant maar aan de binnenkant erg gezellig, intiem en zeer residentieel. It’s a nice place to be.» Volgens Jim, die sedert de opening van het huis de uitvoerende directeur is, is er weinig rotatie in het personeel van de instelling: «het managementteam is al drie jaar ongewijzigd. Wij verstaan elkaar erg goed en meestal doen we samen prachtig werk. Gelukkig, want we zijn hier soms 7 dagen op de 7, of zo nodig ‘s nachts. We hebben een moeilijke periode achter de rug inzake aanwerving van personeel. We hebben er vier maanden over gedaan om drie bedienden aan te werven en we hebben honderden kandidaten moeten interviewen vooraleer de goede te vinden. Wij willen echt enkel de beste elementen in huis halen.» Carole voegt eraan toe: «Wij verstrekken ook palliatieve zorg van hoge kwaliteit, zodat de personen hier kunnen overlijden. In tal van instellingen van assisted living beveelt men u aan te verhuizen naar een verzorgingstehuis wanneer u te afhankelijk wordt. Bij Sunrise vinden wij dat, wanneer u van in het begin vertrouwen had in de formule, het onze plicht is ons over u te ontfermen tot op het einde zodat u uw thuisplek hier bij ons niet hoeft te verlaten. Wij maken echt deel uit van een grote familie. Elk agentschap of elke inspecteur die hier komt erkent deze kwaliteiten.» Het bezoek aan de drie door Sunrise beheerde instellingen heeft ons niet ontgoocheld. Tijdens de contacten met de bestuurders hebben wij gevoeld dat Paul Klaassen erin geslaagd is zijn vurige overtuiging op hen over te brengen. De overtuiging die hem ook bezielt tijdens zijn interventies op de colloquia van ALFA of tijdens privé-gesprekken in de gangen van de congrescentra. Zelfs al dient het soms overdreven positivisme van de Amerikanen genuanceerd te worden, toch vonden wij bij Sunrise dezelfde wil om uitstekend werk te leveren als in de beste Scandinavische projecten. Men dient steeds beter te doen, en steeds verder te gaan in de filosofie en de concepten die toelaten de levenskwaliteit van de hoogbejaarden te verbeteren. Met de hulp van een bijzonder bekwaam en gemotiveerd personeel, kunnen de instellingen van Sunrise op wereldniveau als referentie dienen. De onderneming van Mc Lean, die gebaseerd op een duidelijke missie en op universele principes inzake kwaliteit en eerbied voor de personen, vestigt zich nu trouwens ook in Europa, eerst in het Verenigd Koningrijk en ook al in Duitsland. Wij zijn ervan overtuigd dat, indien Paul Klaassen erin slaagt om even toegewijd personeel aan te werven als in de Verenigde Staten, Sunrise zich eveneens in ons continent zal opwerpen als de referentie van hoog niveau inzake collectieve huisvesting voor hoogbejaarden.
E.9. Besluiten De formule van assisted living heeft zich sinds het begin van de jaren 80 ontwikkeld en biedt een residentieel alternatief voor de opname van hoogbejaarden in een instelling. Paul Klaassen, de oprichter, verklaart het succes van assisted living in de Verenigde Staten door verschillende factoren. Door de vermindering van de gezinsgrootte en de wijziging van de gezinsstructuur alsmede de grotere afstand tussen de gezinsleden, wordt verzorging van de hoogbejaarde in zijn
186
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - woning steeds moeilijker. Assisted living stelt een alternatief van hoge kwaliteit voor dat dit isolement doorbreekt. De bewoners en hun familieleden houden van de residentiële omgeving en van de filosofie van de instellingen van assisted living. Deze bieden hen een hogere levenskwaliteit dan in een instelling en beschikken vaak over dezelfde hulp- en zorgdiensten. Tevens is assisted living globaal genomen minder duur dan de traditionele oplossingen.120 Via een aangepaste architectuur die de bejaarden toelaat zo lang mogelijk onafhankelijk en autonoom te blijven, kunnen de personeelskosten voor hulp- en zorgverstrekking verminderd worden. Doorgaans biedt assisted living ook een betere werkomgeving en dus een betere levenskwaliteit voor de werknemers.
F. Niet-institutionele huisvesting (Europa) De collectieve niet-institutionele huisvesting begint zich in Europa te verspreiden, voornamelijk in het Noorden, behalve in bepaalde landen die het nog steeds bij een institutionele benadering houden. Wij hebben tal van centra kunnen bezoeken, maar wensen daar niet in detail op in te gaan, aangezien de filosofie die aan de basis ervan ligt vaak erg gelijkt (of zou moeten gelijken) op diegene die wordt toegepast in de huizen voor assisted living van Sunrise. Het verzorgingstehuis van Wilhelmina (Helsinki, Finland) Het centrum Wilhelmina te Helsinki is een residentie voor bejaarden die aan de spits staat wat moderne technologie en architecturale design betreft. Tijdens een bezoek in januari 2004 hebben
187
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - wij kunnen vaststellen dat de esthetische kant het soms lijkt te halen op de functionele aspecten. In ieder geval dient elke persoon die belang stelt in nieuwe architectuur voor hoogbejaarden en die de Finse projecten bezoekt, noodgedwongen een bezoek te brengen aan dit centrum. «Ik geloof dat ik weldra een permanente gids zal aanwerven,» zei de directrice aan de auteur tijdens diens bezoek. Het centrum bevat drie hoofdelementen121: • een residentieel complex met 37 woningen voor bejaarden die autonoom leven; • een ronde toren van 4 verdiepingen met beveiligde en comfortabele woningen voor afhankelijke bejaarden die het ganse etmaal door behoefte hebben aan zorgverstrekking; • een medisch rehabilitatiecentrum, onder meer voor bejaarden die pas het ziekenhuis hebben verlaten en die hier gemiddeld twee à drie weken verblijven om te herstellen en zich voor te bereiden op hun reïntegratie in het normale leven. Samen met het verzorgend personeel, zijn er honderd medewerkers die zorgen voor de patiënten, zoals kinesisten, psychologen, tandartsen, bezigheidstherapeuten en logopedisten, diëtisten, pedicuren en maatschappelijk werksters. Voorzieningen zoals het zwembad, de turnzaal, de kapel en de ateliers mogen zowel door de bewoners worden gebruikt als door de buurt. Een ruime keuze van gezonde maaltijden wordt aangeboden in het restaurant op de gelijkvloerse verdieping, waar heldere ruimten moeten helpen om de depressies in de winter wanneer het lang nacht is te overwinnen. De serviceflats en de senioreries (België) De serviceflats en senioreries zijn individuele wooneenheden waar bejaarden zelfstandig wonen en waar een beperkt aantal gemeenschappelijke diensten wordt aangeboden waarop men eventueel een beroep kan doen. De bejaarden behouden er hun onafhankelijkheid en kunnen er de maaltijden gebruiken en deelnemen aan de activiteiten die de rusthuizen voorstellen. De serviceflats verwelkomen vooral bejaarden die op basis van een sociaal onderzoek, het meest behoefte hebben aan deze vorm van diensten.122 De bouw van serviceflats en senioreries kende eerst een hoge vlucht in Vlaanderen waar het aantal erkende wooneenheden steeg van 1.217 op 1 januari 1993 tot 7.112 in 1997. In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest hebben 4 lokale administraties, 145 woningen en 149 serviceflats laten bouwen. Zij maken deel uit van de klassieke diensten voor bejaarden, te weten de homes voor bejaarden.123 In Vlaanderen is de bouw van serviceflats toevertrouwd aan de NV SICAV Serviceflats Invest,124 die «intelligente» residenties voor senioren bouwt en financiert. Het doel van de onderneming bestaat erin appartementen van de beste kwaliteit tegen de beste prijs te bouwen en ze te voorzien van de nieuwe technologieën op het gebied van comfort en veiligheid. Het appartement is minstens 54 m2 groot en moet toegankelijk zijn.
188
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - De maatschappij is erkend door het Vlaamse Gewest. De OCMW of de VZW die flats wenst te bouwen via SICAV krijgt 961,83€ subsidie per appartement en per jaar, gedurende de 18 jaren die volgen op de definitieve erkenning van de flat. Dit systeem is de enige vorm van serviceflats die gesubsidieerd wordt door het Vlaamse Gewest.
G. Denemarken: waar senioren koning zijn Volgens Laurence ASSOUS125, was één van de kenmerken van de Scandinavische voorzienigheidsstaat in de jaren 60, dat men ervan uitging dat de plaatsing in een instelling om verzorgd te worden een recht van de burger was, wat toegelaten heeft diensten van hoge kwaliteit te ontwikkelen die gefinancierd werden door belastingen. «In de jaren 70 is men zich vragen beginnen te stellen over de gegrondheid van deze prioriteit voor plaatsingen in een gemeenschap, zowel om economische als humane redenen. Nadien werd de zorg voor bejaarden via buurtdiensten aanzienlijk ontwikkeld. Sindsdien, en ondanks de zware economische crisis die Zweden en Finland doormaakten, hebben de Scandinavische landen geprobeerd hun zorgaanbod te verbeteren door het flexibeler te maken ten einde de afhankelijke bejaarden toe te laten thuis te blijven wonen.» Samen met Nederland, maken de Scandinavische landen deel uit van de landen waar het omgaan met afhankelijkheid het meest geprofessionaliseerd is, met weinig bejaarden die wonen bij hun kinderen en een groot aantal personen die opgevangen worden in instellingen of die kunnen rekenen op thuiszorg.126 Een treffend voorbeeld van een dergelijk progressief beleid is Denemarken, een land waar, althans volgens bepaalde steekproeven, de gepensioneerden zich beschouwen als de gelukkigste van de planeet. Sinds meer dan een decennium, maken de Denen van het welzijn van de bejaarden een nationale prioriteit.127 «Precies zoals de Afrikaanse dorpen beschikken over een «ouderenraad», beschikken de 271 gemeenten van het Deense Koninkrijk over hun «seniorenraad», en dit sinds de wet van 1 januari 1998 waarbij de oprichting hiervan verplicht gesteld werd. Dit illustreert het vooruitstrevend beleid dat in Denemarken wordt gevoerd ten bate van de derde leeftijd. Deze raadgevende raden die uniek zijn in de wereld, zijn samengesteld uit zeven (apolitieke) bejaarden van meer dan 60 jaar oud. Zij worden verkozen door algemene verkiezingen en hebben een inzagerecht op alle beslissingen in verband met bejaarden.» Denemarken anticipeert dus op de demografische evolutie en de veroudering van de bevolking. De politiek ter zake is gebaseerd op de controle over de gezondheidsuitgaven en op preventie en plaatst de senioren in het centrum van de maatschappij, precies zoals de ruimtelijke ordening die erop gericht is rolstoelgebruikers en elektrische driewielers toe te laten zich te verplaatsen in het centrum van de stad.
189
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - De Deense senioren zijn wel bevoorrecht, want zij kunnen rekenen op de steun van DaneAge, de bijzonder actieve vereniging die opkomt voor hun belangen. Zij werd opgericht in 1986 en telt … bij de 500.000 leden! Een indrukwekkend cijfer dat volstaat om de macht van DaneAge in dit land aan te tonen. «Wij zijn een even onvermijdbare sociale actor geworden als de politieke partijen of de vakbonden, aldus een gelukkige Bjarne Hastrup, de voorzitter. Trouwens, toen ik tien jaar gelegen naar het gezondheidsministerie belde kreeg ik een maand later een afspraak; nu vraag de regering mijn mening ...» In Denemarken zijn alle inspanningen gericht op dezelfde doelstelling: de gepensioneerden zo zelfredzaam mogelijk maken ten einde de opname in een rusthuis zo lang mogelijk uit te stellen. Alle rusthuizen zijn gefinancierd met overheidsgeld en het beheer ervan wordt als te duur beschouwd. Daarom werd een specifiek sportbeleid voor de derde leeftijd ingesteld. Dit speelt in op de wens de overheidsuitgaven onder controle te houden. In tien jaar tijd viel het aantal bewoners van rusthuizen terug met de helft! Dit is een gevolg van een politiek die gericht is op het thuis blijven wonen, wat economischer is dan de plaatsing in een instelling. Vandaag geniet één bejaarde op vijf een of andere vorm van gepersonaliseerde kosteloze hulp. De rusthuizen van hun kant onderscheiden zich door een nieuwe benadering van het dagelijkse beheer. «Overal worden zij heringericht om eruit te zien als warme, gezellige privé-woningen: de witte muren zijn herschilderd in hevige kleuren, terwijl de verpleegsters niet meer in het wit gekleed gaan wat toch teveel deed denken aan een ziekenhuisomgeving. De bewoners worden ten slotte aangemoedigd om deel te nemen aan de huiselijke taken: huishoudwerk, keuken, linnen, enz.128»
H. Een goede conceptie van de ziekenhuizen In deze studie gaan wij voornamelijk in op niet-institutionele huisvesting. Het zou goed zijn mocht dit type van huisvesting, dat in België weliswaar aanwezig is via senioreries, serviceflats of rusthuizen van het residentiële type, meer ontwikkeld worden en het voorwerp uitmaken van een kwalitatieve benadering, zowel wat de conceptie als wat het beheer ervan betreft. Dit betekent natuurlijk niet dat de kwalitatieve ontwikkeling van het institutionele aanbod, met name in verband met de ziekenhuizen, achterwege moet worden gelaten. Het ziekenhuis neemt uiteraard een centrale plaats in in de opvang van bejaarden. Een voorbeeld. Tijdens ons bezoek aan New Hampshire in september 2003, hebben wij Jim Warner ontmoet, de architect-stichter van het bureau JSAINC te Portsmouth, NH.129 Jim woonde een tijd in Duitsland en verwijst vaak naar de projecten waaraan hij werkte in Europa. Bij onze aankomst konden wij op de gevel van het gebouw in Portsmouth het uithangbord «Bricsnet USA» zien. Jim en zijn bureau, dat een zeventigtal personen verdeeld over drie centra
190
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - (Portsmouth, NH, Washington, DC en Jacksonville, FL) telt, is gespecialiseerd in wat men de «healing architecture» noemt, namelijk een architectuur die toelaat een ondersteunende omgeving te scheppen voor zieke personen en die toelaat het genezingsproces te bevorderen.130 In dat kader heeft hij een bijzondere competentie ontwikkeld op het gebied van het ontwerp van woningen voor hoogbejaarden, van gezondheidszorg en ziekenhuizen. De instelling werd opgericht in 1897, en gerenoveerd en uitgebreid in 2003. De nieuwe uitbreiding van het ziekenhuis van Exeter, NH, werd uitgevoerd voor een budget van 20 miljoen dollar.131 Todd Hanson, een vennoot van Jim, legde de filosofie van «healing environment» uit: «Het architecturale ontwerp kan een buitengewone impact hebben indien het de socialisering, de motivatie en de therapie ondersteunt. Wij kunnen voorzieningen in het leven roepen die uitgroeien tot plaatsen waar het leven kan veranderen. De omgeving moet een ondersteuning vormen van het sociale aspect dat de mensen ertoe aanzet een gezonde levensstijl te volgen.»
I. Besluiten De huisvesting van hoogbejaarden is een groot probleem. Enerzijds zal de veroudering de populatie van afhankelijke personen doen toenemen, aangezien het de schijf van de 80-plussers is die het sterkst zal groeien. Zoals Pacolet132 onderstreept, dreigt de druk van deze toenemende afhankelijkheid en van deze steeds hogere verwachtingen groter te worden dan wat kan worden gefinancierd door de bestaande systemen. Anderzijds is het gevaarlijk de ouderen systematisch gelijk te stellen met afhankelijke personen. Het zijn immers in steeds grotere mate welstellende burgers in goede gezondheid die beslissingsrecht en uitstekende levensvoorwaarden opeisen. De op dit ogenblik in België bestaande institutionele systemen zullen meer moeten evolueren naar systemen die gericht zijn op de persoon. In de meeste OESO-landen is de evolutie naar een meer residentiële huisvesting aan de gang en deze evolutie is onomkeerbaar. Over tien of twintig jaar, zal men zijn ouders niet meer «plaatsen» in een instelling zoals men vandaag nog doet. Tenzij snel alternatieven voor opname in een instelling worden gevonden, dreigt België spoedig geconfronteerd te worden met een groot maatschappelijk probleem. De markt van de serviceflats of van instellingen van assisted living vormt voor de promotor en de gespecialiseerde Belgische bouwer nog een nichemarkt. Indien bepaalde ontwikkelaars, architectenbureaus of bouwondernemingen in de VS hun groei vandaag kunnen stoelen op één enkel product, dan is dit zowel te danken aan de uitgestrektheid van het grondgebied en de sterke groei van het aantal bejaarden in de VS, als aan de toenemend afwijzing van huisvesting in een instelling. Wij geloven dat een dergelijke afwijzing zich ook langzaam maar zeker zal
191
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - verspreiden in West-Europa dat, met uitzondering van een aantal landen in Noord-Europa, een zeer hoog percentage van opnamen in instellingen kent. Deze afwijzing zal nog toenemen met de komst van de leeftijdsgroepen van de baby boom-generatie. Het is dus onze taak, als ontwikkelaars en bouwers, om langzaam maar zeker de specifieke competentie ter zake op te bouwen om de toekomstige bejaarden een residentieel alternatief te kunnen bieden voor de rust- en verzorgingstehuizen die hun grootouders kenden. In dit verband zijn de ontwerpen van hoge kwaliteit die in de VS ontwikkeld werden voor ons een inspiratiebron om onze ontwerpen van serviceflats en senioreries te verbeteren, de kwaliteit van het onthaal te verbeteren, de kosten te verlagen en, waarom niet, de formule toegankelijk te maken voor een maximum aantal betrokkenen.
192
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - 1
Encyclopédie Hachette Multimédia, Hachette Multimédia / Hachette Livre, 2004
2
Encyclopédie Hachette Multimédia, Hachette Multimédia / Hachette Livre, 2004
3
Encyclopédie Hachette Multimédia, Hachette Multimédia / Hachette Livre, 2004
4
http://www.ameli.fr/pdf/1122.pdf
5
Cijfers voor 2002, http://www.ameli.fr/pdf/1062.pdf
6
NIS, 12 juli 2004, http://www.statbel.fgov.be/press/fl047_fr.asp
7
Procédure d'admission définitive d'un adulte avec participation du médecin généraliste - Données 1994 http://www.iph.fgov.be/epidemio/epifr/index000.htm
8
DREES, Reeks Studies, Werkdocument, Handicaps-Incapacités-Dépendance. Premiers travaux d'exploitation de l'enquête HID, Wetenschappelijk Colloquium, Montpellier 30 november en 1 december 2000, n° 16 juli 2001, blz. 265
9
http://www.inserm.fr/serveur/Dispsoc.nsf/0/508da7db61dc6b30c12567eb001dc170?OpenDocument
10
http://www.med.univ-rennes1.fr/sisrai/dico/729.html
11
Cijfer dat genoemd werd tijdens een onderhoud van de auteur met een Noorse gerontoloog van het opzoekingcentrum NOVA, Oslo, maart 2003
12
http://www.inserm.fr/serveur/Dispsoc.nsf/0/b3c9de0226cb7620c12566c5004f68f5?OpenDocument
13
Zie onder meer http://www.neuromedia.ca/fr/rubriques/Qrech23.html
14
Sermet, Catherine, Démographie, santé et soins des personnes âgées état des lieux et perspectives, Medec, France, 11 mars 2002, http://www.irdes.fr/En_ligne/PowerPoint/colloqcours.htm#vieilliss, slide 38
15
De theorie van de inkrimping van het ziektecijfer. Dat is de meest optimistische theorie. Dank zij de medische vooruitgang maar ook de betere opleiding en informatie over risicogedrag voor de gezondheid waarvan de jongere generaties genoten, zou de leeftijd waarop chronische ziekten opduiken opgeschoven moeten worden. In de veronderstelling dat de levensverwachting constant blijft, zou het aantal jaren dat men leeft met een disfunctie op hoge leeftijd bijgevolg moeten verminderen. De theorie van de pandemie van de chronische ziekten en van de ongeschiktheid. In dit geval gaat het om de meest pessimistische theorie. Al de gewonnen levensjaren zullen jaren met een ongeschiktheid zijn. De daling van het sterftecijfer is te danken aan een vermindering van de sterftekans door chronische ziekten en niet aan een vermindering van hun impact of aan een vertraging van de snelheid waartegen de ziekten zich ontwikkelen. Aangezien het tijdstip van overlijden uitgesteld wordt, heeft de periode tijdens dewelke ernstige aandoeningen zich voordoen de neiging om toe te nemen. De theorie van het dynamisch evenwicht: de toename van de levensverwachting is te wijten aan een trager verloop van de chronische ziekten. Het voorkomen van deze ziekten zal zeker toenemen, maar de ernstige aandoeningen tijdens de ziekte zullen minder hevig zijn. In Desesquelles, Alain, Le vieillissement démographique dans les pays développés, Eléments de comparaison et d'analyse des évolutions passées et futures, Institut national d'études démographiques, Parijs, Frankrijk en Sermet, Catherine, Démographie, santé et soins des personnes âgées état des lieux et perspectives, Medec, Frankrijk, 11 maart 2002, http://www.irdes.fr/En_ligne/PowerPoint/colloqcours.htm#vieilliss, slide 47
16
DEHAN, Philippe, L’habitat des personnes âgées, blz.19
17
Thomas Perls van het medisch centrum van Beth Israel Deaconess te Boston, geciteerd in de tekst "Uw baby heeft één kans op twee om honderd jaar oud te worden", http://www.sciencenews.org/20010310/bob2.asp, in [@RT Flash] Lettre #139 van 24 tot 30 maart 2001, http://www.tregouet.org/lettres/rtflashmail.asp?theLettre=140
18
Het rapport over de gezondheid in de Wereld 2002, perscommuniqué, http://www.who.int/mediacentre/releases/pr84/fr/ 19
Vroegtijdige identificatie van oudere patiënten met een risico op functionele aftakeling, pilootfase van de studie DECLIC: profil de la population, http://www.alass.org/es/epistula-29-30-7.htm 20
http://www.geronto.org/frclscrenecassin/bienvieillir/fevrier2003/aidants.htm
21
De gewonnen levensjaren, die voortvloeien uit de daling van het sterftecijfer vormen een dynamisch evenwicht met het betere ziektecijfer en de vermindering van de
193
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - ongeschiktheid van de bejaarden. Indien het sterftecijfer sneller afneemt dan het ziektecijfer en de ongeschiktheid, leidt de toename van de levensverwachting tot meer ongeschiktheid, dat wil zeggen tot een scenario «expansie van het ziektecijfer.» Indien de medische vooruitgang daarentegen zowel leidt tot een daling van de sterfte als tot een verbetering van de gezondheidstoestand, komt men terecht in een scenario van vermindering van het ziektecijfer.» Indien beide invloeden elkaar compenseren, bevindt men zich in en toestand van dynamisch evenwicht. In S. Jacobzone, E. Cambois en J. M. Robine, «La santé des personnes âgées dans les pays de l’OCDE: l’amélioration est-elle suffisamment rapide pour compenser le vieillissement des populations?», Revue économique van de OESO, nr. 30, 2000/I, OESO, Parijs, blz.169 22
Michel Andrieu, D'abord l'argent, ensuite la santé, Programme de l’OCDE sur l’Avenir, 1 oktober 1999
23
www.observateurocde.org/news/fullstory.php/aid/15/ D'abord_l'argent,_ensuite_la_sant%E9.html
24
Rapport Qualidem
25
NIS, 12 juli 2004, http://www.statbel.fgov.be/press/fl047_fr.asp
26
http://euroreves.ined.fr/
27
http://www.cite-sciences.fr/francais/ala_cite/science_actualites/sitesactu/question_actu.php?id_article=2073&langue=fr
28
Gezamenlijk rapport van de Commissie en de Raad, Maart 2003, blz.6
29
Overgenomen uit een artikel op adres http://www.e-sante.be/magazine/article_51_240.htm
30
Plancade, Jean-Pierre, Rapport d'information fait au nom de la Délégation du Sénat pour la Planification sur les conséquences macroéconomiques du vieillissement démographique, RAPPORT D'INFORMATION 143 (1999-2000) Délégation du Sénat pour la planification, http://www.senat.fr/rap/r99-143/r99-143.html
31
Henrard, Jean-Claude, Les enjeux sanitaires et sociaux du vieillissement démographique dans l'Union européenne, Les Cahiers de l'IAURIF n°121
32
Préserver la prospérité dans une société vieillissante, OESO, 1998.
33
Plancade, Jean-Pierre, Rapport d'information fait au nom de la Délégation du Sénat pour la Planification sur les conséquences macroéconomiques du vieillissement démographique, RAPPORT D'INFORMATION 143 (1999-2000) Délégation du Sénat pour la planification, http://www.senat.fr/rap/r99-143/r99-143.html
34
Falao, Kai Vidar, My Home is my hospital, Abstract TTC 2004, http://www.telemed.no
35
Docteur, Elizabeth, Systèmes de santé: la rationalité économique à l’ordre du jour, L'Observateur van de OESO, 19 september 2003
26
Implications budgétaires du vieillissement: prévisions des dépenses liées à l'âge, OESO, 2 juni 2001
37
OESO, Préserver la prospérité dans une société vieillissante, juni 1998
38
Rapport conjoint de la Commission et du Conseil, maart 2003, blz.7
39
http://www.coaottawa.ca/files/bulletins/summerbulletin03F.pdf
40
Jacobzone, Stéphane, Ageing and care for frail elderly persons: an overview of international perspectives, occasional papers n° 38, OESO, 1999
41
OESO, Préserver la prospérité dans une société vieillissante, juni 1998
42
http://www.activelivingleadership.org/pdf_file/Active_Living_for_Older_Adults.pdf
43
http://www.senioractu.com/index.php?action=article&id_article=60170 44
http://www.gerontexpo.com/
45
http://www.gerontexpo.com/ 46
Nord Building and Housing, Nordic Council of Ministers, 2000, vrije vertaling
194
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - 47
In dit hoofdstuk zullen wij het niet hebben over het punt dat gewijd is aan het thuis blijven wonen, een politiek die natuurlijk in goede richting gaat (zie hoofdstuk over lifetime housing)
48
Conseil Economique et Social, France, pour une prise en charge collective, quel que soi leur âge,des personnes en situation de handicap, rapport, présenté au nom de la section des affaires sociales par M. Maurice BONNET, rapporteur, advies aangenomen op 3 maart 2004
49
http://www.premier-ministre.gouv.fr/fr/p.cfm?ref=41376, 31 maart 2004
50
http://www.premier-ministre.gouv.fr/fr/p.cfm?ref=41220
51
Deze passage en de volgende, Rapport Maurice BONNET, 3 maart 2004, op. cit., blz.13 e.v.
52
Rapport Maurice BONNET, op. cit., blz.13
53
Rapport Maurice BONNET, op. cit., blz.63
54
http://www.iph.fgov.be/epidemio/epifr/index.htm
55
Enquête 2001, blz.223
56
Het systeem bestaat in tal van Finse gemeenten
57
Enquête 2001, blz.229
58
Het personeel van de rusthuizen werd door haast allen bestempeld als « vriendelijk »: 98,3% van de ondervraagde personen was er tevreden over.
59
Enquête 2001, blz.261 – De bewoners suggereren vooral verbeteringen in verband met de architectuur en de infrastructuur van de rusthuizen (19,9% van alle antwoorden): het gaat voornamelijk over te kleine kamers (48 opmerkingen) en om een voorkeur voor privé-kamers (33 antwoorden). Andere voorstellen hadden betrekking op problemen in verband met de verwarming, de verluchting, de verlichting en de geluidsisolatie (8). De bewoners vroegen eveneens telefoon en televisie in elke kamer (9). Individuele toiletten en douches werden eveneens vaak gesuggereerd (37 maal). Negen bewoners wensten te beschikken over een tuin met voldoende zitbanken en meer mogelijkheden te hebben om te wandelen. Zestien ondervraagde personen suggereerden een gemakkelijker toegang tot de tuin voor personen met een rolstoel en automatische deuren, een lift voor personen met een handicap en een optilinstallatie voor het bad alsmede armsteunen. Twaalf bewoners vroegen meer opbergruimte en minder hoge kasten. Vier bewoners vroegen een zachtere matras. Eén bewoner wenste meer kapstokken (voor de bezoekers) en één bewoner vond dat er meer meubelen per kamer nodig waren. Drie bewoners wensten te beschikken over een salon om er hun bezoekers te ontvangen en vier bewoners wensten een salonhoek aan de ingang. De ondervraagde personen vroegen eveneens een cafetaria (3), een kleine boetiek (5), een kapel (1), een fitnessruimte (1), een ruimte om muziek te beluisteren (1) of een ziekenzaal (1). Twee bewoners vroegen een modernisering van het kapsalon. Zes bewoners vonden dat de instelling moet worden gemoderniseerd en twee bewoners wensten de installatie van een bel in hun kamer. Zes bewoners stelden de installatie van gordijnen, vliegenramen of zonneschermen voor. Drie bewoners wensten te beschikken over een keukenhoek om er kleine gerechten te bereiden of te verwarmen. Een bewoner die in de instelling verbleef met zijn echtgenote gaf de voorkeur aan één tweepersoonsbed in de plaats van twee éénpersoonsbedden.
60
Handicaps-Incapacités-Dépendance (INSEE, Frankrijk, 1998-2002)
61
Rapport Maurice BONNET, op. cit., blz.47
62
Zie http://www.inforegio.cec.eu.int/wbover/overstor/story_fr.cfm 63
L’étalonnage des performances compétitives en bref, Bureau du Plan, 1999
64
http://www.ulg.ac.be/psysante/qualidem/cd_qualidem.htm 65
Chagny, Odile, e.a. , Les réformes des systèmes de retraite en Europe OFCE, Département analyse et prévision, http://www.cor-retraites.fr/article198.html
66
http://www.vn.fi/vn/stm/francais/publicat/age/age6.htm
195
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - 67
http://www.info-finlande.fr/fo/visu.php3/Msg_24_54_66_1_7
68
ASSOUS, L., La prise en charge de la dépendance des personnes âgées: une mise en perspective internationale, DREES, Ministère de l’Emploi et de la Solidarité, France, http://www.issa.int/pdf/helsinki2000/topic4/1assous.pdf
69
Chagny, op. cit, blz.39
70
ASSOUS, L, La prise en charge de la dépendance des personnes âgées: une mise en perspective internationale, op. cit., blz.10
71
Committee on Ways and Means, Overview of Entitlement Programs, 2000 Greenbook, U.S. Government, Washington D.C., 2000,blz.46.
72
Het basisstelsel – De basis van het Amerikaans pensioensysteem is een nationaal basisstelsel dat de Amerikanen de Social Security noemen. Dit stelsel werd in 1935 ingevoerd door de regering van President Roosevelt, midden in de grote crisis van de jaren dertig. Het pensioenstelsel was het eerste sociale zekerheidsstelsel dat op nationaal vlak werkte. De staten hebben elk hun eigen stelsel van werkloosheidsverzekering ingevoerd. De professionele stelsels: zoals in Europa , hebben een aantal werkgevers voor de eerste wereldoorlog en soms nog in de 19de eeuw, pensioenstelsels voor hun loontrekkenden ingesteld. Deze stelsels golden telkens voor een beperkte groep: de overheidsambtenaren van een bepaalde staat, het stadspersoneel, de loontrekkenden van een spoorwegmaatschappij, de loontrekkenden van een mijn enz. Deze stelsels werden uitgebreid tot de gehele overheidssector. Zie ap Roberts, Lucy, Het pensioensysteem in de Verenigde Staten, AISS, November 2003, http://www.cor-retraites.fr/article255.html
73
De verzorgingstehuizen
74
National Center for Assisted Living, 1998 Facts and Trends: The Assisted Living Sourcebook 1998
75
GOLDSTEIN, Amy, Philosophy of assisted living is social, not medical, Washington Post, 19 februari 2001
76
De eenheden voor assisted living gaan van een kamer tot een appartement van meer dan 100 vierkante meter
77
In de Top 25 van 2001
78
MULLEN, Anthony J., Consolidation and sell-offs lead to big changes in the top 10, ALFA, Assisted living today, Juni 2003
79
De eerste niet-commerciële onderneming komt op de 25ste plaats. Het gaat om de Evangelical Lutheran Good Samaritan Society.
80
De cijfers zijn verschillend van diegene welke voorkomen in een andere paragraaf van dit hoofdstuk, die gebaseerd zijn op de ALFA-enquête van 2001. Laten we eraan herinneren dat het niet gaat om officiële statistieken.
81
Tijdens een bezoek aan Noorwegen, schokte deze toestand de vertegenwoordigers van de Noorse rusthuizen. In Noorwegen kan niemand mensen dwingen om te verhuizen, behalve in uitzonderlijke gevallen. Het is de taak van de plaatselijke overheid, die verantwoordelijk is voor de bejaarden, om dezen de nodige hulp te bieden aan huis, in hun aangepaste appartementen, in verzorgingstehuizen of op eender welke andere plaats. Aangezien een verhuis op oudere leeftijd steeds ervaren wordt als een tragedie, die op korte termijn slechts kan leiden tot het overlijden, is de Europese oplossing vanzelfsprekend te verkiezen boven de willekeurige beslissingen van Amerikaanse ambtenaren, die ermee belast zijn te beslissen welke persoon al dan niet «geschikt» is om in een instelling van assisted living te verblijven.
82
RUDDER, Cynthia, Assisted living: does the rhetoric meet the realities? 2002 Annual research meeting, Health Services research: from knowledge to action, Washington DC, 23-25 juni 2002 83
GOLDSTEIN, Amy, Philosophy of assisted living is social, not medical, Washington Post, 19 februari 2001 84
http://www.metlife.com
196
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - 85
De tabel werd opgesteld door Family Caregivers Online op basis van inlichtingen, verstrekt door ALFA en de American seniors Housing Association
86
87
Analyzing Seniors’ Housing Markets, blz.52
OESO, Vieillissement et revenus, Les ressources des retraités dans 9 pays de l’OCDE, Sociale aangelegenheden, OESO, 2002
88
HUNTER, Jennifer, Results and recommandations from the research on assisted living facilities and the tenure question, US Bureau of Census, Washington DC, 7 juli 2003
89
Er bestaan tal van financieringssystemen, naargelang van het stelsel dat de instelling volgt. Dit wordt behandeld in het hoofdstuk gewijd aan de financieringssystemen.
90
GORDON, blz.253
91
De door de HUD geboden subsidiëringmogelijkheden zijn weinig transparant. Deze federale Amerikaanse administratie komt overigens bijzonder bureaucratisch over in haar interventies op de door de AAHSA georganiseerde colloquia. Deze interventies staan in schril contrast met het positieve dynamisme van de leden van ALFA.
92
Government assistance available, but often limited, Washington Post, 20 februari 2001
93
NCB Development Corporation, http://www.ncbdc.org
94
http://ww.enap.uquebec.ca/documents-pdf/observatoire/coup-doeil/1999-avr-vol5no1.pdf
95
CHAMBARETAUD, Sandrine en LEQUET-SLAMA, Diane, Ziekteverzekering en organisatie van de zorg in de VS, Ministerie van Tewerkstelling en Solidariteit, DREES N° 119, juni 2001
96
http://usinfo.state.gov/journals/itsv/0197/ijsf/frbabb.htm
97
http://www.senat.fr/rap/r98-0452/r98-0452_mono.html
98
Merken we op dat er een specifiek stelsel bestaat voor de veteranen, die recht hebben op een globale sociale dekking. Het «Departement of Veterans affairs» houdt zich bezig met het zorgsysteem voor personen die als militair deelnamen aan een oorlog waarbij de Verenigde Staten betrokken waren. Het gaat om een federale administratie die in de staten en lokaliteiten plaatselijke kantoren heeft.
99
CHAMBARETAUD e. a, op.cit.
100
CHAMBARETAUD e. a, op.cit.
101
CHAMBARETAUD e. a, op.cit.
102
ASSOUS, Laurence, e. a., Le rôle de l’assurance privée dans la prise en charge de la dépendance: une mise en perspective internationale, DREES n°21, november 2001, blz.7
103
ASSOUS e. a., op. cit., blz.14
104
ASSOUS, e. a., op. cit., blz.15
105
ASSOUS, e. a., op. cit., blz.17
106
U.S. Congressional Budget Office, 1999
107
ASSOUS, Laurence, e.a., Le rôle de l’assurance privée dans la prise en charge de la dépendance: une mise en perspective internationale, DREES n°21, november 2001, blz.12
108
Zie Future of Aging Services Conference, American Association of homes and services for the aging, Housing Policy Forum, Session 5-B, april 8, 2003
109
http://www.freddiemac.com/ 110
http://www.fanniemae.com/
111
Merken we op dat Medicaid eveneens verdacht wordt van fraude. Volgens een communiqué van het agentschap AOF van 27 juni 2003, maakt de Amerikaanse openbare ziekteverzekeringsinstelling Medicaid momenteel het voorwerp uit van een onderzoek naar mogelijke fraude. Verschillende Amerikaanse en Europese farmaceutische groepen werden in dit
197
HUISVESTING VAN PERSONEN Huisvesting vanAFHANKELIJKE afhankelijke personen - BESTPRACTICES - Bestpractices - verband ondervraagd over hun prijzen en over de terugbetalingsgewoonten van de overheidsinstelling. 112
U.S. Department of Health and Human Services, A National Study of Assisted Living for the Frail Elderly: Report on In-Depth Interviews with Developers - Barbara B. Manard and Rosemary Cameron The Lewin Group, Inc. - december 1997
113
De Verenigde Staten tellen 50 staten en Washington D.C. De twee laatste staten die aansloten bij de unie zijn Alaska (49ste Staat ) en Hawaii (50ste Staat), allebei in 1959. http://www.amb-usa.fr/irc/faq/etats.htm
114
http://www.ncal.org/about/2003_reg_review.pdf
115
Bepaalde instellingen worden eenvoudigweg gesloten door de bevoegde overheid wegens afwezigheid van een sprinklersysteem, dat in de meeste gevallen vereist is. Doorgaans is het systeem niet vereist wanneer de instelling enkel personen herbergt die in staat zijn het gebouw te verlaten op eigen krachten. Aan deze voorwaarden wordt zelden voldaan in instellingen die personen verwelkomen van gemiddeld 84 jaar oud.
116
http://www.upmf-grenoble.fr/cours/droitcomp/Partie%202.htm
117
http://www.jsainc.com/need.html
118
Wat niet het geval is in tal van Sunrise-instellingen waar de kans dat de persoon zal moeten verhuizen kleiner is dan in een instelling als Granite Ledges
119
http://www.tamariskri.org/
120
Volgens de VZW AARP, bedragen de gemiddelde maandelijkse kosten van een verblijf in een rusthuis 3.800 USD. Het gaat om cijfers van 1996 - http://research.aarp.org/il/usasstl1.html
121
Bill Randall, L’Habitat social du Troisième Age, Faire Face aux défis dans l’Union Européenne, http://www.unionhlm.org
122
Rapport Qualidem
123
Rapport Qualidem
124
http://www.sfi.be/
125
ASSOUS, L, La prise en charge de la dépendance des personnes âgées: une mise en perspective internationale, op. cit., blz.20
126
ASSOUS, L, La prise en charge de la dépendance des personnes âgées: une mise en perspective internationale, op. cit., blz.34
127
Dit en wat volgt: L'Express van 09/10/2003
128
L'Express van 09/10/2003
129
http://www.jsainc.com/need.html
130
Zie ook http://patientexperience.nhsestates.gov.uk/healing_environment/he_content/healing_environment/introduction.asp
131
http://www.foreveryday.com/hospital/index2.htm
132
Pacolet e.a., La protection sociale des personnes âgées dépendantes dans les 15 pays de l’UE et en Norvège, blz.47
198
IV DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis
p.207
B. Thuis blijven wonen
p.208
B.1.
De woningen aanpassen voor de persoon, maar ook voor de verwanten
p.209
B.1.1.
Het huis door de ogen van een zieke bekijken
p.209
B.1.2.
De potentieel gevaarlijke plaats beveiligen
p.210
B.1.3.
Technologische hulp en intelligente huizen
p.211
B.1.3.1.
B.1.3.2.
B.1.4.
Tönsberg - «intelligente» gemedicaliseerde appartementen (Noorwegen)
p.212
Controle op ronddolen
p.213
B.1.3.2.1.
HomeFree at Home (VSA)
p.213
B.1.3.2.2.
Bewaking per satelliet (Japan)
p.213
B.1.3.3.
Gezelschapsrobotten om de ziekte van Alzheimer te verzorgen (Japan) p.214
B.1.3.4.
Pro-actieve informatica ten dienste van de dementen (VSA)
p.214
B.1.3.5.
Medication Aid Device and the Parkinson Card (Nederland)
p.214
De ziekte van Parkinson
p.215
C. Dagopvang
p.216
D. Huisvesting in een verzorgingstehuis
p.217
D.1.
De opname van demente personen in een instelling
p.218
D.2.
De grote principes: naar de huisvesting van demente personen in kleine groepen
p.219
D.2.1.
p.220
Een gepersonaliseerd en evolutief onthaal gericht op de persoon
- DE HUISVESTING VAN PERSONEN GETROFFEN DOOR DEMENTIA SENILIS -
A. Demente personen behouden een zekere levenskwaliteit, in ruime mate afhankelijk van de kwaliteit van hun omgeving
Een relatieve bewegingsvrijheid behouden
p.221
D.2.3.
Extern het intern verloren evenwicht herscheppen: de ontwerpprincipes van gebouwen
p.221
E. Enkele voorbeelden van goede praktijken E.1.
De «Centres d’Animations Naturelles Tirées d’Occupations Utiles et Sécurisantes (of Cantous)» (Frankrijk en België) E.1.1. E.1.2.
E.2.
p.227
De oorsprong van het concept: de eerste Cantous van Rueil Malmaison
p.228
De Cantous in België vandaag
p.229
Ulrika Eleonora, Loviisa, Finland
p.231
E.2.1.
Een nationaal beleid toegepast op lokaal vlak
p.231
E.2.2.
Een concept in kleine groepen, zoals in de Cantous (small-group clusters of units)
p.232
De organisatie van een architectuurwedstrijd voor een nieuw-bouw
p.233
Een huisvesting in beperkte groepen
p.234
E.2.3. E.2.4.
E.3.
p.226
Sonjatun omsorgssenter, Nordreisa, Noorwegen E.3.1.
p.236
Een sterke overheidssector en een hoge graad van sociale samenhang
p.237
Een gedecentraliseerd systeem van gezondheidszorg onder controle van de centrale overheid
p.238
Het actieplan voor de opvang van ouderen 1998-2001
p.239
E.3.3.1.
Een gevolg van de vermindering van de informele hulp
p.240
E.3.3.2.
Het aanbod in overeenstemming brengen met de vraag
p.240
E.3.3.3.
Aanzienlijke subsidies voor bouw en renovatie
p.241
E.3.3.4.
De Husbanken
p.242
E.3.4.
Een Cantous in Noord-Europa
p.243
E.3.5.
Een centrale cirkelvormige gang om ronddolen en opwinding te vermijden
p.243
Nieuwbouw nodig
p.244
E.3.2. E.3.3.
E.3.6.
- DE HUISVESTING VAN PERSONEN GETROFFEN DOOR DEMENTIA SENILIS -
D.2.2.
E.4.
F.
Een moeilijke financiering maar een verwezenlijking bekroond met succes
p.245
E.3.8.
Een residentiële sfeer in beperkte groepen
p.245
E.3.9.
Wat verstaat men onder «Zoals thuis»?
p.246
E.3.10. Een ruim positieve balans
p.247
Silverado Senior Living, Californië, VSA
p.248
E.4.1.
Uiteenlopende reglementeringen in volle ontwikkeling
p.249
E.4.2.
De gespecialiseerde instellingen van assisted living
p.251
Besluiten
p.253
- DE HUISVESTING VAN PERSONEN GETROFFEN DOOR DEMENTIA SENILIS -
E.3.7.
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Dementie is een aandoening die vergezeld gaat van een aantal symptomen, zoals geheugenverlies, wijziging van het beoordelingsvermogen, van de redeneringswijze en van het humeur en het gedrag. De symptomen tasten de functionering van de persoon in zijn vertrouwde omgeving, in zijn sociale betrekkingen en in zijn dagelijkse activiteiten aan. Soms worden de symptomen van dementie veroorzaakt door factoren die kunnen worden verzorgd, zoals depressie, problemen met de schildklier en een infectie of wisselwerking van geneesmiddelen. Indien men de symptomen niet kan behandelen en deze laatste verergeren, is het mogelijk dat de ziekte veroorzaakt wordt door permanente en onomkeerbare beschadiging van de zenuwencellen in de hersenen.1 De ziekte van Creutzfeldt-Jakob is een vorm van progressieve dementie die gekenmerkt wordt door het verlies van zenuwcellen en een degeneratieproces binnen deze cellen, wat leidt tot de vorming van kleine openingen in de hersenen. 2 De ziekte van Pick is een progressieve en soms snelle vorm van dementie die specifieke delen van de hersenen, de slaapkwabben en de voorhoofdskwabben vernietigt. Vasculaire dementie is het resultaat van een enkelvoudig of meervoudig infarct. De meer bekende ziekte van Parkinson is een vorm van dementie die veelal 50-plussers treft. Zij uit zich door beving bij rust en tast de spreekwijze en de functionaliteit van het individu aan. Zoals tal van andere neurologische stoornissen, is de ziekte van Parkinson chronisch, evolutief en op dit ogenblik ongeneeslijk.3 De ziekte van Alzheimer is de meest verspreide vorm van dementia senilis4, een hersenziekte die ouderen treft en die progressief vitale zenuwcellen vernielt. Zij ligt aan de basis van een reeks symptomen zoals verlies van het geheugen, beoordelingsvermogen en redeneringswijze, moeilijkheden bij het dagelijks functioneren, wijzigingen van het humeur en gedragsstoornissen.5 Na de diagnose van de ziekte, laat de ziekte van Alzheimer de patiënt doorgaans nog toe 8 à 12 jaar te leven. Het is een van de belangrijkste oorzaken van opname in een verzorgingstehuis.
De oorzaken van de ziekte, die geenszins een normaal onderdeel is van het normaal verouderingsproces en die zowel mannen als vrouwen treft, is nog niet echt bekend. De diagnose ervan is erg moeilijk. De eerste tekenen van de ziekte van Alzheimer zijn vaak verraderlijk en nauwelijks merkbaar voor de omgeving. De beslissing om een arts te raadplegen valt dan ook vaak laat, wanneer de weerslag van de ziekte op het dagelijkse leven al aanzienlijk is.6 Op dit ogenblik
203
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis bestaat er nog geen zekerheid omtrent een betrouwbare diagnose van de ziekte van Alzheimer.7 Enkel een anatoompathologisch onderzoek van de hersenen laat een onbetwistbare diagnose toe door een autopsie, aangezien pas dan het letsel kan worden vastgesteld dat zo kenmerkend is voor de ziekte van Alzheimer.8 Voor het onderzoek post-mortem van de hersenen is het dus verplicht om de diagnose te valideren, wat doorgaans van weiging belang is voor de overledene of zijn omgeving. Zo zou er geen diagnose gesteld zijn voor haast 50% van de gevallen van de ziekte van Alzheimer. Een groot deel van de campagnes van de verenigingen die op dit vlak actief zijn, betreft de sensibilisering en de informatie van de ouderen en van hun omgeving, maar ook van de huisartsen. Eenmaal dat de diagnose gesteld is, kunnen immers maatregelen worden genomen zowel op het niveau van de begeleiding van de persoon als van die van zijn familie. Ook kunnen maatregelen worden genomen om de woning van de betrokkene aan te passen, zodanig dat deze zolang mogelijk in zijn vertrouwde omgeving kan blijven. «Eenmaal dat de ziekte bekend is, hebben de gezinsleden een naam voor de verontrustende stoornissen en beseffen zij dat de andere het niet opzettelijk doet en dat de gedragswijzigingen een gevolg zijn van wijzigingen in de hersenen. De diagnose van de ziekte van Alzheimer geeft de gezinsleden een beter inzicht in wat er aan de hand is en vermindert de onrust. Weten aan welke kwaal men lijdt, houdt ook in dat de betrokkene op een ogenblik dat zijn intellectuele vermogens nog goed zijn, maatregelen kan nemen over zijn toekomst. Zijn gezinsleden kunnen onverwijld een beroep doen op de bestaande ondersteuningsstructuren.9» De ziekte van Alzheimer is één van de grootste problemen, verbonden aan hoge leeftijd en aan het onthaal. Als men in de VS gepubliceerde cijfers mag geloven, is de prevalentie van de ziekte fenomenaal. De Amerikaanse Alzheimer's Association publiceert hierover onvoorstelbare gegevens op zijn Internet site, die de hele – medische en sociale – omvang van het probleem weergeven10: Ongeveer 4 miljoen Amerikanen lijden aan de ziekte van Alzheimer. Een in 1993 uitgevoerde nationale enquête toonde aan dat 19 miljoen Amerikanen een familielid hadden dat getroffen was door de ziekte, terwijl 37 miljoen Amerikanen antwoordden dat zij een dergelijke persoon kennen. Men gelooft dat in 2050 14 miljoen Amerikanen – namelijk 5% van de bevolking – het slachtoffer van de ziekte zullen zijn, indien niet tijdig een preventieve of curatieve behandeling wordt gevonden. Eén 65-plusser op tien wordt getroffen door de ziekte en zij tast 50% van de 85-plussers aan. De ziekte van Alzheimer is op dit ogenblik de derde duurste ziekte. De directe en indirecte kosten, verbonden aan de ziekte, zouden tegen 2025 in de VS kunnen oplopen tot meer dan 100 miljard US dollar. De Europese statistieken zijn minder pessimistisch en maken eerder gewag van 5 à 7% zieken tussen 65 en 79 jaar, 20% van de 80-plussers en 32% van de 90-plussers. De Paquid-studie, die tussen 1988 en 1999 werd uitgevoerd in Frankrijk bij een staal van 4.000 personen levert eveneens lagere cijfers op dan de Amerikaanse Alzheimer’s Association.11 De prevalentiegraad van dementie
204
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis werd in de Gironde geraamd op 4,3% van de 65-plussers.12 De studie wijst ook uit dat de prevalentie en de impact van de ziekte exponentieel toenemen met de leeftijd; dat de impact van dementie hoger is bij de mannen voor de leeftijd van 75 jaar, en bij de vrouwen na de leeftijd van 65 jaar en dat het risico op dementie geringer is bij personen met een hogere opleiding. Met de huidige behandelingen wordt de ziekte niet genezen, maar wordt de ontwikkeling ervan vertraagd. De zieken blijven langer in een betere toestand en tevens wordt een verbetering van de gedragsstoornissen waargenomen. De wijzigingen in de hersenen veranderen de manier waarop de persoon reageert op zijn omgeving. Deze nieuwe gedragingen kunnen soms totaal afwijken van het gewoonlijke gedrag van de persoon.13 Als courante symptomen kunnen worden vermeld: ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
ronddolen; de herhaling van dezelfde gebaren of woorden; het achterhouden van persoonlijke goederen; fysiek geweld; opwinding.
De ziekte kan ook de fysieke coördinatie aantasten. Naargelang de ziekte vordert, stelt men een geleidelijke fysieke aftakeling vast. Deze wijzigingen zullen het vermogen van de persoon beïnvloeden om de dagelijkse activiteiten te vervullen, zoals zich voeden, een bad nemen en zich kleden. De ziekte van Alzheimer kent doorgaans drie stadia14: Stadium 1 ❒ Geheugenverlies, dat de systematische uitvoering van werk of het vervullen van dagelijkse taken verstoort; ❒ De namen van eenvoudige zaken zoals boter of melk vergeten; ❒ Moeilijkheden tot herkenning van cijfers en aantallen; ❒ Verlies aan belangstelling voor gewone activiteiten of genoegens; ❒ Verlies van het gezonde verstand, en bijvoorbeeld leidt boodschappen doen in kamerjas. Stadium 2 ❒ Verlies van het vermogen om vrienden of gezinsleden te herkennen; ❒ Doelloos rondwerven, verlies van richting op in principe evidente trajecten; ❒ Onmogelijkheid om courante handelingen van het dagelijkse leven te vervullen, zoals zich aankleden, eten, tanden poetsen, enz.; ❒ Geestesverwarring, hallucinaties, slapeloosheid.
205
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Stadium 3
❒ ❒ ❒ ❒
❒ Totaal geheugenverlies; ❒ Onmogelijkheid om de eigen gezinsleden te herkennen; Verlies van de herkenning van woorden, maar muziek, aanraken en visueel contact wekken reacties; Moeilijkheden om te eten en te slikken; Onmogelijkheid om alle handelingen van het dagelijkse leven te vervullen: zich wassen, aankleden, eten, zich verplaatsen; Permanente bedlegerigheid.
Volgens het rapport Qualidem15, is het erg waarschijnlijk dat de zorgbehoeften van personen die getroffen zijn door dementie de volgende decennia aanzienlijk zullen toenemen. Het is niet zeker dat men een mirakeloplossing voor dit soort ziekten zal ontdekken, ondanks de vooruitgang van de research op dit gebied. Als men rekening houdt met de vaak tegenstrijdige oorzaken van de ziekte en met de uiteenlopende remedies die worden gevonden, dan is het begrijpelijk dat de meeste experts het eens zijn om te stellen dat een definitieve oplossing nog veraf is. Zorgverstrekking aan demente personen vergt meer tijd. De zorg is ook duurder en houdt een zwaardere last in dan de zorg aan niet-demente personen, zowel voor de gezinshelpers als voor de professionele zorgverstrekkers. De kosten van de informele zorg, verstrekt door de gezinsleden, wordt vaak onderschat. Zo wijst het rapport Qualidem erop dat «de professionele zorgverstrekking in een instelling klaarblijkelijk duurder is dan de thuiszorg. De erg aanzienlijke informele zorg wordt doorgaans echter niet geteld bij de thuiszorg. Wanneer men ook rekening houdt met deze zorg, wordt thuiszorg duurder en vooral veel zwaarder voor de betrokken personen. De tijd besteed aan de thuiszorg is immers duidelijk hoger als men er ook de duur van de informele zorg in bijtelt.16» Aangezien de informele zorg in de toekomst sterk zal verminderen, kan worden gevreesd dat de opvang van personen die lijden aan de ziekte van Alzheimer mettertijd een verontrustend maatschappelijk probleem zal worden. Als men de Amerikaanse cijfers mag geloven, dreigt dit zelfs uit te lopen op een enorme sanitaire en menselijke catastrofe, indien men nalaat tijdig de toekomst op voluntaristische wijze voor te bereiden.
206
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis
A. Demente personen behouden een zekere levenskwaliteit, in ruime mate afhankelijk van de kwaliteit van hun omgeving Doorgaans denkt men dat dementie elke levenskwaliteit van de persoon in de weg staat. «Gezonde mensen achten dat dementie, zoals een onomkeerbare coma, erger is dan de dood17!» Terzake uitgevoerde studies nuanceren deze a-priori zeer sterk. «Dementie is een chronische, onomkeerbare en ongeneeslijke ziekte. Dient hieruit dan te worden afgeleid dat de persoon die eraan lijdt een beklagenswaardige levenskwaliteit heeft? De waarneming van demente personen nuanceert de a-priori meningen en vooroordelen zeer sterk. Dementie en de klinische kenmerken ervan verwekken vermoedelijk een nieuwe kijk op het bestaan en op het leven van de demente persoon.18» «Voordien ging de interesse meer uit naar de ziekte, de inschatting van de symptomen en de functionele gevolgen, eerder dan naar de persoon die aan de ziekte lijdt. De introductie van het concept levenskwaliteit houdt in dat rekening wordt gehouden met wat de demente persoon beleeft, denkt en voelt. Het gaat er niet alleen meer om de patiënt te verzorgen of te voorzien in de behoeften van de zieke. Men hecht nu aandacht aan de vragen, de verwachtingen, de tevredenheidsgraad en het welzijn van de patiënt om de levenskwaliteit aan te vullen, te behouden of te verbeteren. (…) De levenskwaliteit van de demente persoon wordt dus benaderd via begrippen zoals de zorgkwaliteit en architecturale aanpassingen.19» Tal van auteurs20 onderstrepen verschillende aspecten die kunnen bijdragen tot het ontwikkelen en het in stand houden van de levenskwaliteit van de betrokkene. Zij leggen onder meer een verband tussen deze levenskwaliteit en: ❒ ❒ ❒ ❒
de levenskwaliteit van zijn omgeving (familiaal of professioneel); de kwaliteit van de fysieke omgeving (beveiligend, gebruiksvriendelijk en familiaal); de kwaliteit van het residentieel levensproject (specifieke structuren of zorgeenheden); de kwaliteit van de zorg en van de behandelingen gericht op de eerbiediging van de waardigheid van de persoon en op zijn zelfredzaamheid (keuzemogelijkheden), het behoud van zijn nog beschikbare vermogens, (assistentie eerder dan vervanging) en de behandeling van de psychologische en gedragstoornissen.
Hoewel de ziekte leidt tot belangrijke wijzigingen, verandert zij niets aan het vermogen van de persoon om gevoelens te hebben zoals vreugde, woede, angst, liefde of droefheid en om te reageren op deze gevoelens. Wanneer men rekening houdt met zijn persoonlijkheid, zijn levenservaring en zijn manier om het hoofd te bieden aan de ziekte, kan men een zorgmethode kiezen die de levenskwaliteit van de betrokkene bewaart.21 De kwaliteit van de omgeving, dus van de huisvesting, heeft een zeer belangrijke invloed op de levenskwaliteit van de personen. Het is deze vaststelling die, onder meer in de VS en in de Scandinavische landen, 207
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis geleid heeft tot de ontwikkeling van het begrip «healing architecture – genezende architectuur». Dank zij dit soort architectuur, heeft de persoon minder angst en minder neiging om rond te dolen. Terzelfder tijd kan het aantal te nemen geneesmiddelen worden verminderd. Het is bij de totstandkoming en bevordering van een dergelijke kwaliteitsvolle omgeving dat de bouwsector een fundamentele rol kan spelen. Deze omgeving kan worden verwezenlijkt in de woning van de persoon of in een aangepast centrum, afhankelijk van het stadium waarin de ziekte verkeert.
B. Thuis blijven wonen Het probleem van het thuis blijven wonen van de ouderen is haast nooit zo complex als wanneer het gaat om een persoon met symptomen van dementia senilis. Wanneer een persoon bepaalde fysieke functies verliest, kunnen het universeel concept of technische hulp hem helpen om opnieuw zelfredzaam te worden. Dementie stelt daarentegen moeilijke problemen, afhankelijk van de persoon en het stadium van de ziekte. De dagelijkse taken kunnen een hel zijn voor de gezinsleden, en het is nochtans het thuis blijven wonen dat de meest aangepast, zoniet de enige, formule is bij de eerste tekenen van de ziekte. Eén van de eerste problemen geldt het stellen van een juiste diagnose, waarover wij het al hadden in de inleiding en, vervolgens het gebrek aan informatie van de informele zorgverstrekkers over hun dement gezinslid en over de specifieke gevolgen van de symptomen. Mits bepaalde aanpassingen van zijn omgeving, - maar men moet die aanpassingen kennen of het advies hebben ingewonnen van een bekwame vakman, - kan een persoon die lijdt aan de ziekte van Alzheimer immers verder thuis blijven wonen, zelfs alleen.22 De aanpassing die de residentiële omgeving vergt, en de hulp en de zorg die gepaard gaan met de ziekte, moeten het voorwerp uitmaken van regelmatige evaluaties en rekening houden met de evolutie van de mogelijkheden van de persoon. Er bestaan in dit verband geen algemeen aanvaarde algemene regels, maar enkel geïndividualiseerde beste praktijken. Hierover bestaan verschillende documenten, zoals datgene dat gepubliceerd werd door de Canadese maatschappij voor hypotheken en huisvesting, «De ziekte van Alzheimer thuis, hoe een aangepaste omgeving scheppen.23» Laten we eveneens wijzen op de raadgevingen tot herinrichting die opgenomen zijn het handboek van de Vlaamse Gemeenschap24 «Handboek wonen voor ouderen».
208
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Een goede diagnose, een begeleiding door bekwame valkui en een goede aanpassing van de omgeving zijn noodzakelijk om de verwanten – informele zorgverstrekkers – toe te laten moeilijke en zelfs onontwarbare situaties te voorkomen.
B.1. De woningen aanpassen voor de persoon, maar ook voor de verwanten Eén van de problemen die niet noodzakelijkerwijze tot uiting komen in de statistieken of in de over dit onderwerp gevoerde studies, betreft inderdaad de gezondheidstoestand van de personen die zorgen voor hun verwante die getroffen is door de ziekte van Alzheimer of een andere vorm van dementie. Een Canadese studie onderstreept dat men, bij deze «informele zorgverstrekkers», chronische gezondheidsproblemen vaststelt.25 ❒ 16% van de personen die zorgen voor een persoon die aangetast is door lichte dementie in de gemeenschap, vertoont tekenen van depressie. ❒ 40% van de mensen die zorgen voor een persoon getroffen door gematigde dementie in de gemeenschap, vertoont tekenen van depressie. ❒ 18,4% van de informele zorgverstrekkers die hulp verlenen aan een persoon aangetast door ernstige dementie in een gespecialiseerde instelling vertoont symptomen van depressie. De depressie komt haast tweemaal meer voor bij mensen die zorgen voor een persoon met dementie, dan bij andere zorgverstrekkers. Meer dan 70% van de informele zorgverstrekkers zijn vrouwen, en vooral echtgenoten en dochters van de getroffen persoon.26 In haar boek «Elder rage or take my father… please!», beschrijft de Californische Jacqueline Marcell27 de hel die zij meemaakte door alleen en zonder professionele begeleiding haar twee ouders te verzorgen die na elkaar getroffen werden door de ziekte van Alzheimer. Deze informele zorg thuis heeft haar ertoe verplicht haar job van televisieproducer op te zeggen en was voor haar de aanleiding om een militant boek te schrijven waarin zij pleitte voor informatie en begeleiding van de informele zorgverstrekkers van personen die getroffen zijn door de ziekte.
B.1.1. Het huis door de ogen van een zieke bekijken Bij de aanpassing van een woning moet men, volgens de specialisten, trachten «het huis te zien door de bril van de zieke» en de potentiële gevaren identificeren, «aangezien het nutteloos is hen te leren ervoor op te letten.» Alvorens de woning te veranderen, moet men de risico’s evalueren die de woning kan inhouden voor de betrokkene. Sommige aspecten zullen betrekking hebben op de persoon zelf, en andere op de kenmerken van de omgeving.
209
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Wat kan een nutteloos risico op vallen of verwondingen inhouden? Is de persoon in staat de deuren te openen en te sluiten? Kan hij gebruik maken van de trappen? Is het tapijt goed vastgehecht aan de grond? Kan de persoon koken zonder gevaar de gerechten te laten aanbranden en met het risico van dien op brand? Vergeet hij de kookplaten af te zetten? Indien de persoon rookt, rookt hij dan wel zonder gevaar? Laat de betrokkene buitenstaanders in zijn huis? Heeft de persoon de neiging om zich op te sluiten binnen of buiten de woning? Vergeet hij niet het huis af te sluiten vooraleer te gaan slapen of wanneer hij zich naar buiten begeeft? Heeft hij humeurige buien, verdachte gedragingen of neigingen om rond te dolen? Verricht hij zijn dagelijkse sociale en fysieke activiteiten? Eet en drinkt de persoon voldoende evenwichtig? Wast en kleedt de zieke zich nog en gaat hij nog normaal naar het toilet? Betaalt hij zijn facturen op de vervaldag? Doet hij regelmatig boodschappen? Kan hij gebruik maken van de telefoon, het urgentienummer bellen en voorstellen van verkopers aan de telefoon afwijzen? Neemt hij regelmatig zijn geneesmiddelen volgens de voorgeschreven posologie? Na deze verschillende vragen beantwoord te hebben en de potentiële risico’s en gevaren te hebben gedetecteerd, dient de woning overeenkomstig hiermee te worden aangepast, zonder evenwel de omgeving van de persoon teveel te beperken en met het doel hem zo onafhankelijk en zelfredzaam mogelijk te laten wonen. De omgeving moet beveiligd zijn en tevens de onafhankelijkheid en de zelfredzaamheid aanmoedigen. Het evenwicht tussen deze beide aspecten is niet steeds gemakkelijk te vinden.
B.1.2. De potentieel gevaarlijke plaats beveiligen Het zal er onder meer op aankomen de gevaarlijke plekken – binnen of buiten – minder toegankelijk of minder gevaarlijk – te maken. De woningen zullen moeten worden uitgerust met rookdetectoren. Bepaalde toebehoren, zoals speciale sloten of veiligheidsvoorzieningen kunnen op onzichtbare of ongewone plaatsen bevestigd worden op de deuren en ramen. Men kan gebruik maken van een fluitketel voor het opwarmen van water. Indien de persoon gezichtsproblemen heeft, zal een bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de verlichting: te krachtige verlichting van ramen of kunstlicht kan worden afgeschermd. Grote schommelingen in de lichtsterkte kunnen de oriëntatie van de persoon verstoren. Ook kan men de kamers en traptreden in verschillende kleuren schilderen. Men kan bijvoorbeeld de eerste en de laatste traptrede in een verschillende kleur schilderen, zodat de betrokkene weet dat hij aan het begin/einde van de trap is. Men kan deuren in doorzichtig glas verwijderen. Het komt er ook op aan de voorwerpen die een gevaar kunnen inhouden voor de persoon te verbergen. Hij kan immers vergeten hoe zich ervan te bedienen: haardroger, vuurwapen, messen maar ook planten, decoratief fruit in plastiek, geneesmiddelen, flesjes specerij, enz.
210
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis De herinrichting van de koelkast zal eveneens bijzondere aandacht vergen. Personen met dementie kunnen immers niet steeds het onderscheid maken tussen vers voedsel en verlopen voedsel. In bepaalde vallen zal de toegang tot het diepvriesvak moeten worden verboden indien de persoon de neiging heeft om het gekoelde voedsel te verbruiken zonder hiermee rekening te houden. Ook de badkamer zal moeten worden beveiligd, want het is in deze ruimte dat zich de meeste ongevallen voordoen. Het beschikbaar warm water zal nooit te heet mogen zijn, om brandwonden te vermijden. De grond mag niet te glad zijn, om vallen te vermijden; de muren zullen voorzien moeten zijn van leuningen en de toiletten zullen toegankelijk moeten zijn. Laten we erop wijzen dat de aanpassing van de woning des te gemakkelijker zal zijn, onder meer voor het voorkomen van vallen en de toegankelijkheid van de badkamer, indien zij van in het begin ontworpen werd volgens de principes van het universeel concept.
B.1.3. Technologische hulp en intelligente huizen Bepaalde domoticatechnologieën, zoals het automatisch doven van kookplaten, de automatische vergrendeling of ontgrendeling van deuren, het automatisch doven van lichten bij het slapen gaan, kunnen eveneens erg nuttig zijn. Men kan een nachtverlichting voorzien en lichtschakelaars of schakelaars die werken op basis van een beweging installeren, wat toelaat vallen te vermijden wanneer de persoon ‘s nachts opstaat en het licht wenst aan te steken, maar de schakelaar niet vindt. Naast deze elementaire domoticatoepassingen, dient men het potentieel te onderzoeken van bepaalde nieuwe disruptieve technologieën 28 die zouden kunnen helpen de komende vermindering van de informele zorg te compenseren. In de Europese studie «La promesse de la Société de l’information – La contribution à l’indépendance chez soi et dans la société», onderstreept het Finse opzoekingscentrum Stakes29 terecht dat «De ouderen die getroffen werden door dementie en de personen die voor hen zorgen een belangrijke categorie van potentiële begunstigden vormen. Men schat dat op dit ogenblik ongeveer 5% van de 65-plussers in Europa, namelijk bij de 3 miljoen personen, lijden aan een zekere vorm van dementie, een probleem dat zal toenemen naar gelang de bevolking ouder wordt. De recente initiatieven inzake zorg voor ouderen die lijden aan dementie, wijzen op de belangrijkheid van de mogelijkheid om zolang als mogelijk in de vertrouwde omgeving te blijven wonen.»
211
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis «Dit houdt vaak in dat de persoon die de zwaarste lasten draagt een nabij familielid is: partner, zoon of dochter. Indien deze personen buitenhuis werken of niet wonen bij de demente persoon, kunnen zij zich vermoedelijk niet voltijds bezighouden met de zieke. De alarm- en veiligheidssystemen en andere functies van het intelligente huis zouden de veiligheid van de demente persoon kunnen verbeteren en de zorgvertrekker ietwat ontlasten.» Ziehier enkele voorbeelden van technologieën die gebruikt (zullen) kunnen worden in het huis. Aangezien het meestal gaat om proefprojecten, zijn de meeste technologieën nog niet beschikbaar op de markt. Heel wat technologieën zijn niet noodzakelijk disruptief, zoals diegene die ontwikkeld werden door Intel, en zouden tamelijk snel op grote schaal zouden kunnen worden toegepast.
B.1.3.1. Tönsberg - «intelligente» gemedicaliseerde appartementen (Noorwegen) Te Tönsberg, in Noorwegen30, werden acht gemedicaliseerde appartementen ontworpen ten behoeve van personen met dementie. Het doel bestond erin een betrouwbare technologie te selecteren die bij machte is ongevallen te voorkomen, snel alarm te geven en ter plaatse tussenbeide te komen ingeval van ongeval. Wanneer er bijvoorbeeld een rookdetector afgaat, klinkt een sirene en komt er een videoverbinding tot stand op het computerscherm van de verantwoordelijke: de persoon wordt verwittigd door het controlescherm. De lichten gaan aan in de gang en in de kamers en alle toegangsdeuren tot de appartementen worden ontgrendeld, alsmede de hoofdingang en de nooduitgangen. Een gelijkaardige procedure kan worden toegepast in een individuele woning, met dit verschil dat het bericht zou verschijnen op een controlescherm, bediend door een persoon van het bijstandscentrum, of rechtstreeks door de dichtbijgelegen brandweercentrale. Volgens de beschrijving van Stakes31, «kunnen valdetectoren eveneens nuttig zijn, aangezien een aantal demente personen evenwichtsstoornissen hebben, terwijl andere ’s nachts slecht slapen. Het vallen ‘s nachts is een van de meest voorkomende ongevallen waarvan personen met dementie het slachtoffer zijn. Met de technologie kunnen dergelijke ongevallen worden vermeden.» Een receptor onder het bed reageert op het gewicht van de slapende persoon . Indien de persoon ’s nachts rechtstaat gaan de lichten automatisch aan in de kamer en in de badkamer, en worden zij opnieuw gedoofd wanneer de persoon opnieuw in bed stapt. Te Tönsberg laat een functie toe het personeel te waarschuwen indien een persoon ‘s nachts zijn bed verlaat en er niet binnen de dertig minuten terugkeert. De ingangen van intelligente appartementen kunnen worden uitgerust met magnetische receptoren die het moment detecteren waarop de deuren geopend worden. Er kan een bericht worden doorgestuurd naar het centrum (of naar een personeelslid, in het geval van Tönsberg) om te laten weten dat een persoon de plaats verlaten heeft.
212
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Receptoren kunnen ook de temperatuur controleren van de kookplaten in de keuken. Indien de kookplaat te erg verhit, snijdt een schakelaar automatisch de stroom door en wordt een bericht doorgestuurd naar het personeel. Receptoren kunnen eveneens geplaatst worden op andere huishoudtoestellen. Indien een koelkastdeur gedurende meerdere uren niet geopend werd, kan men redelijkerwijze aannemen dat er iets gebeurd is met de bewoner.
B.1.3.2. Controle op ronddolen Ronddolen is een belangrijk probleem bij demente personen die nog thuis wonen. Het ronddolen beantwoordt aan de behoefte om steeds in beweging te zijn, een kenmerk van personen met de ziekte van Alzheimer. Het ronddolen kan doelloos of verward lijken, of kan beantwoorden aan de behoefte om naar een bepaalde plaats te gaan of een bepaald doel na te streven. De periodes van het ronddolen kunnen zich voortdoen op eender welk uur van de dag of de nacht. Soms verlaat de persoon zijn woning. Wanneer de persoon naar buiten gaat, is hij blootgesteld aan bepaalde gevaren, zoals het verkeer of het slechte weer. Nadien weet de persoon niet meer waar hij zich bevindt en vindt hij de weg naar zijn woning niet meer terug. Talrijke al dan niet technologische projecten trachten een duurzame oplossing te vinden voor dit probleem.
B.1.3.2.1. HomeFree at Home (VSA) HomeFree at Home32 is een bewakings- en alarmsysteem voor ronddolen bestemd voor demente personen en hun verwanten. De demente persoon draagt een armband-uurwerk, de Personal Watcher, die draadloos verbonden is met een centrale eenheid die verwanten of zorgverstrekkers verwittigt zodra de persoon een vooraf bepaalde ruimte verlaat. Het alarm wordt eveneens geactiveerd wanneer de persoon de armband niet draagt of wanneer een ongebruikelijke activiteit ‘s nachts of tijdens een rustperiode wordt vastgesteld. De centrale eenheid is aangesloten op de telefoonlijn en het alarm kan worden gegeven via e-mail, GSM, page of andere . Het systeem kan eveneens worden aangesloten op een bewakingscentrale, die de zorgverstrekker of de verwante verwittigt.
B.1.3.2.2. Bewaking per satelliet (Japan) Japan voert experimenten uit met een bewakingstechnologie per satelliet om ronddolende dementen terug te vinden. De personen dragen een zak transmissietoestel dat verbonden is met het ziekenhuis of met de zorginstelling.33
213
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis B.1.3.3. Gezelschapsrobotten om de ziekte van Alzheimer te verzorgen (Japan) Het land van de rijzende zon speelt een pioniersrol op het gebied van het onderzoek naar gezelschapsrobotten. De robotten zullen niet alleen helpers zijn bij het vervullen van huishoudelijke taken of om de zieke eraan te herinneren dat hij zijn geneesmiddelen moet innemen, maar ook levensgezellen, zelfs al zal hun mogelijkheid om een gesprek te voeren, volgens hun ontwerpers, beperkt blijven.34 Dit gebruik van de robotica in de medische sfeer zou toelaten de behandelingskosten en uitgaven voor het gezin aanzienlijk te beperken, en toch de gezondheidstoestand van de senioren te verbeteren.
B.1.3.4. Pro-actieve informatica ten dienste van de dementen (VSA) Wij zullen de mogelijkheden van de pro-actieve informatica die het thuis ouder worden toelaten meer in detail behandelen in het hoofdstuk, gewijd aan telegezondheid en domotica. Het gaat om een disruptieve technologie, ontwikkeld door het Amerikaanse bedrijf Intel. Zo neemt Intel, samen met de Alzheimer's Association, deel aan een studieprogramma voor de totstandkoming van technologieën die demente personen toelaten langer thuis te blijven wonen. Het consortium ETAC (Everyday Technologies for Alzheimer Care) plant voor de drie volgende jaren een uitgave van meer dan 1 miljoen dollar voor onderzoek over dit onderwerp.35 Eén van de toepassingen van dit programma op korte termijn is een systeem dat een persoon eraan herinnert dat hij moet drinken, indien de koelkast gedurende enkele uren niet werd geopend, of een visuele hulp voor het herkennen van de collega’s van het werk.
B.1.3.5. Medication Aid Device and the Parkinson Card (Nederland) Volgens de site van dit project36, wordt 50% van de geneesmiddelen ingenomen door 65-plussers. Tal van personen uit deze categorie hebben 214
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis problemen om de voorschriften te volgen, enkel en alleen door vergetelheid of ingevolge ernstiger ziekten zoals dementia senilis. Het doel van het project bestond erin een geheugensteun te ontwikkelen, voor ouderen, zodat zij strikt de voorgeschreven behandelingen kunnen volgen, zelfs al werden zij getroffen door een of andere vorm van dementie. Het ontwikkelde product werd «Ex Libris» gedoopt en heeft de vorm van een kleine portefeuille waarin zich een chipkaart bevindt waarop de gegevens geprogrammeerd werden. Het geneesmiddel dat moet worden ingenomen verschijnt op het schermpje van de portefeuille wat gepaard gaat met een geluidssignaal. De chipkaart wordt eveneens gebruikt voor de contacten met de apotheek. Het systeem werd uitgebreid tot de personen die lijden aan de ziekte van Parkinson. In de chipkaart kan niet enkel de huidige behandeling worden opgenomen, maar ook de historiek van de voorschriften, wat de taak van de voorschrijvers vergemakkelijkt.
B.1.4. De ziekte van Parkinson Zoals Alzheimer, is de ziekte van Parkinson een evolutieve en degeneratieve neurologische ziekte. De onontkoombare vordering van de ziekte leidt tot aanzienlijke fysieke veranderingen die een invloed hebben op de mobiliteit, maar die ook tal van psychologische problemen meebrengen: onrust, spanningen, frustraties, conflicten en stress. Men raamt het aantal personen dat getroffen is door de ziekte van Parkinson in de wereld op 4 miljoen. In Europa treft de ziekte ongeveer 1,6% van de 65-plussers. Over het algemeen begint de ziekte van Parkinson tussen 55 en 65 jaar.37 De Wereldsgezondheidsorganisatie (WGO) onderstreept38 «dat het belang van de ziekte van Parkinson als gezondheidsprobleem vermoedelijk zal toenemen tengevolge van de veroudering van de bevolking.» De Parkinsonvereniging van Quebec publiceert op zijn Internetsite een aantal raadgevingen voor de herinrichting van de woning van de persoon die door deze ziekte is getroffen.39 ❒ Verlichting: toegankelijke schakelaars bij het binnenkomen van de kamer, nachtverlichting in de slaapkamer, de hal en de badkamer om schaduwen en weerkaatsing te vermijden; ❒ Vloeren: antislipmatten, stevig vastgemaakte tapijten, antislipwas op de vloer, vermijden van hindernissen op de vloer voor het zorgvuldig schikken van elektrische draden, kleding, schoenen of gevaarlijke voorwerpen; ❒ Trappen: voldoende verlichting, schakelaar onderaan en bovenaan de trap, stevig vastgehechte leuningen aan beide kanten, eerste en laatste traptreden gemerkt door een zelfklever in felle kleur, traptreden in goede staat en geen voorwerpen op de traptreden;
215
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis ❒ Keuken: opbergen van voeding en toebehoren op handhoogte om te vermijden dat men zich moet bukken of rekken, klein veilig voetbankje, stevige en vastgehechte tafel; ❒ Badkamer: steunstaaf voor het bad, douche en toiletten, rubbertapijt of antislipklevers in het bad en de douche, antislip voetmat, geen slot op de deuren voor dringende gevallen. Tot besluit, zowel voor de ziekte van Alzheimer als voor de ziekte van Parkinson, moeten de aanpassingen en de begeleiding inzake zorg geïndividualiseerd en progressief worden uitgebouwd, wat het werk toch moeilijk en stresserend maakt – vooral indien de persoon de neiging heeft tot ronddolen – en wat de omgeving er soms toe kan aanzetten uit te kijken naar een plaatsing in een gespecialiseerde instelling, wanneer de aanpassingen en de begeleiding te complex of te wisselvallig worden. In het volgend punt zullen wij de huisvesting van demente personen onderzoeken in een instelling van het institutionele en van het niet-institutionele type. Het verblijf kan tijdelijk zijn, en enige verpozing bieden aan de omgeving, of permanent zijn. Het kan eveneens gaan om een dagopvang. In dat geval komt de persoon ’s ochtends in het centrum en keert hij ’s avonds terug naar huis, en dit een bepaald aantal keren per week en/of in het weekend.
C. Dagopvang De dagopvang kan verschillende voordelen bieden. Het heeft ook een sociale dimensie omdat alleenstaanden aldus andere gasten ontmoeten en gezamenlijke activiteiten kunnen uitoefenen. Tevens is er een ogenblik van rust voor de familie die overdag, de zekerheid heeft dat de zieke goed opgevangen wordt. Het laat eveneens toe progressief de overbrenging naar een gespecialiseerde instelling voor te bereiden indien daartoe behoefte bestaat. Volgens de Franse «Fédération Hospitalière40», beantwoordt de dagopvang aan drie belangrijke behoeften: ❒ Het opnieuw socialiseren van een persoon in het kader van een assistentie thuis. De ééntonigheid van de dagelijkse sleur verbreken en de persoon halen uit een soms dramatisch isolement. De dagopvang vormt een waar preventie-element door de globale evaluatie van de patiënt en zijn opvang thuis. ❒ De families helpen die, door de nabijheid van hun psychisch afhankelijk verwante, ontredderd zijn en aan de rand van de uitputting. De dagopvang van hun verwante gedurende een, twee, zelfs drie dagen per week, laat hen toe «even uit te blazen» en nadien nog beschikbaarder te zijn. ❒ Een etappe halfweg bieden tussen het «thuis verblijven» en het leven in een instelling wat voor alle partijen een aanpassingsperiode vormt en het schuldgevoel van de verwanten progressief vermindert. Zo
216
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis helpt het dagcentrum crisissen thuis te voorkomen, waardoor de definitieve opname in een instelling kan worden uitgesteld. De federatie bepaalt minimale aanbevelingen voor de inrichting van de lokalen in dagcentra. De lokalen moeten een beveiligde en comfortabele leefruimte bieden met herkenbare bakens voor de zieken. Zij bevatten een levensruimte die ten minste moet beschikken over een verblijfsruimte, een activiteitsruimte, een badkamer, sanitair en dienstlokalen. Voor de eetzaal en de keuken kan men een beroep doen op de gemeenschappelijke ruimten van de huisvestingsinstelling, op voorwaarde dat ze beantwoorden aan bepaalde veiligheidseisen die eigen zijn aan dit soort van patiënten en dat zij de oriëntatie dat deze personen niet verstoren. Indien de lokalen uitgeven op de tuin, dient de tuin afgesloten te zijn. Een detectiesysteem voor het buitengaan kan nuttig blijken om ronddolen te voorkomen. Ramen, lichten, doorgangen en vloerbekledingen moeten zodanig bestudeerd zijn dat vallen wordt voorkomen. Het is raadzaam dat het dagopvangcentrum op dezelfde plaats gevestigd is als de gespecialiseerde instelling. Het kan zelfs erg positief zijn de activiteiten van de verschillende opvangcentra open te stellen voor de bevolking van de wijk. Dat is de filosofie die werd toegepast bij de renovatie van de Sofienbergsenteret te Oslo, waar het dagcentrum, de serviceresidentie en de zorginstelling gevestigd zijn op dezelfde plaats, en waar bepaalde dienstenactiviteiten ook toegankelijk zijn voor de bevolking van de wijk, zowel jongeren als ouderen. In een gevorderd stadium van de ziekte worden de demente personen doorgaans echter wel gescheiden van de andere bewoners. Vermelden we dat er in België sinds 1999 vier «cognitieve en multidisciplinaire centra voor dagopvang» bestaan. Deze werden opgericht op initiatief van de faculteiten voor Geneeskunde (dienst neurologie) van de Universiteiten van Luik (ULg), Leuven (UCL), Leuven (KUL) en Antwerpen. Twee andere zijn gepland in de «Université Libre de Bruxelles» (ULB) en in de Universiteit van Gent. Zij ontwikkelen programma’s voor geïndividualiseerde opvang van patiënten met cognitieve stoornissen, en zijn onder meer bestemd voor demente personen (beginstadium en gematigd stadium). Deze programma’s zijn ontwikkeld a rato van 2 à 3 halve dagen per week gedurende ten minste een kwartaal, en zijn tweemaal vernieuwbaar. Gedurende het eerste werkingsjaar, heeft elk centrum gemiddeld 80 personen ten laste genomen. Op dit ogenblik genieten deze centra geen enkele specifieke tussenkomst van de ziekte en invaliditeitsverzekering.41
D. Huisvesting in een verzorgingstehuis In een gevorderd stadium kunnen de symptomen van dementie moeilijk worden gecontroleerd; het is daarom dat de opname in een instelling vanaf een bepaald stadium van de ziekte onomkeerbaar wordt. Dit is ten minste de traditionele aanpak die gericht is op zorgverstrekking, zoals gebruikelijk in België en in Frankrijk. Wij zullen zien dat er andere huisvestingsvormen zijn die heel wat beter aangepast zijn aan de waardigheid van de persoon en de wensen van de verwanten.
217
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis
D.1. De opname van demente personen in een instelling De opname van een demente persoon in een instelling zal in de toekomst nog enkel gerechtvaardigd zijn in bepaalde gevallen van zeer zware afhankelijkheid, wanneer de toestand van de persoon alle andere huisvestingsoplossingen uitsluit. De literatuur, de interventies in de verschillende colloquia die hierover werden georganiseerd en onze bezoeken in het buitenland tonen aan dat de opname in een instelling de uitzondering moet worden en dat de oplossingen van de overheid en van de beheerders er moeten op gericht zijn alternatieve oplossingen aan te bieden.
Opname in een instelling van het traditionele type nursing home brengt immers een grondige ommekeer teweeg voor de persoon en zijn verwanten en vormt het begin van de laatste levensperiode, die hierdoor nog versneld wordt. De persoon verliest totaal zijn zelfredzaamheid en zijn levensgewoonten en bevindt zich in een ziekenhuisomgeving die haar eigen regels oplegt. Zelfs al is men geneigd te denken dat de demente persoon dit niet beseft, toch is de verstoring grondig en vaak fataal. Het gaat vaak om een beslissing die de formule neemt in een crisissituatie, die ervaren wordt als een mislukking en die schuldgevoelens wekt omdat men een geliefde persoon «laten vallen» heeft. Dit gevoel wordt versterkt bij elk bezoek, wanneer de persoon, versuft door de geneesmiddelen, hetzij permanent bedlegerig is, verwaarloosd wordt door het gestresseerd en overspannen personeel, opgesloten is in een minuscule kamer, of rechtop staat te wachten aan de gesloten deur van de instelling op het bezoek van de zoon of de dochter om mee naar huis te mogen. De opname in een instelling is erg goed beschreven in het rapport Girard.42 «Tijdens het verloop van de ziekte, wordt de opname in een instelling meestal onvermijdelijk wanneer het familiaal evenwicht niet meer toelaat
218
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis de zieke thuis te houden. Soms maakt een dergelijke opname deel uit van het verzorgingsprogramma van ten laste neming. Zonder echt gepland te zijn, want de familie zet slechts aarzelend deze stap; hij kan worden voorbereid wanneer de zieke heeft kunnen verblijven in een instelling voor tijdelijk verblijf of zelfs voor dagopvang. Maar meestal is de opname in een instelling een dringende beslissing genomen in dramatische omstandigheden. In dat geval komt de zieke nooit meteen terecht in een passende instelling. Hij kan gedurende maanden, en naargelang van de mogelijkheden van de ene dienst naar de andere dolen en zijn toestand kan enkel verslechteren.43» «De opname in een instelling is voor de zieke in ieder geval een traumatische ervaring, en voor de belangrijkste helper en de familie, een «nederlaag». Deze personen ontsnappen zelden aan schuldgevoelens en aan het gevoel mislukt te zijn, en deze gevoelens overheersen ruim op de opluchting – als die er al is – wegens het einde van een periode die beschouwd wordt als een nachtmerrie.» Een anonieme tekst 44 op internet bestempelt de opname in een instelling als psychologischtraumatisch, variabel naargelang van de persoon: «sommigen overlijden snel na zienderogen achteruitgegaan te zijn, na een opname; anderen veranderen sterk en overleven; nog anderen passen zich aan en vinden, volgens hun verwanten, een nieuwe persoonlijkheid.» «Het psychologisch trauma heeft meer te maken met de omstandigheden van de opname dan met de hospitalisatie zelf. Ouderen hebben altijd een zekere angst van de hospitalisatie of van de makende dood maar wat hen traumatiseert, is het feit dat zij «geplaatst» werden in een sfeer van crisis in het gezin, op een ogenblijk dat hun omgeving (fysiek of psychologisch) het liet afweten. Dit is eveneens traumatiserend voor de gezinnen.» Deze situaties klinken helaas te vertrouwd. Maar kunnen wij onze ouders in een tijdperk van internet en van het internationaal ruimtestation nog achterlaten in dergelijke instellingen die stammen uit een ander tijdperk? Talrijke onderzoeksprojecten hebben zich over deze vraag gebogen en hebben geleid tot perfect haalbare resultaten die wij nu maximaal moeten toepassen, rekening houdend met de beschikbare financiële middelen.
D.2. De grote principes: naar de huisvesting van demente personen in kleine groepen Wij hebben er de voorkeur aan gegeven de nieuwe opvattingen inzake opvang van personen die lijden aan één of andere vorm van dementie te illustreren aan de hand van drie voorbeelden van goede praktijken: in Californïe, Noorwegen en Finland. Tijdens de voorstelling van deze gevallen, zullen wij geregeld verwijzen naar de wijziging van de filosofie die tot stand kwam, dat wil zeggen de overgang van een model gericht op de zorgverstrekking naar een model gericht op de persoon.
219
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Alvorens deze goede praktijken voor te stellen, willen wij in het kort de algemene ontwerpprincipes voorstellen die gevolgd werden bij de bouw van de nieuwe centra. Het rapport Girard schuift een onthaal in kleine groepen naar voren en is van mening dat «de meest aangepaste oplossing een eenheid is die 10 à 12 demente zieken kan ontvangen, hetzij geïsoleerd (verschillende eenheden kunnen worden gegroepeerd), hetzij in de schoot van instellingen die ouderen huisvesten. De zorg die de zieken kunnen nodig hebben (psychologische gedragscrisissen, intercurrente aandoeningen) zullen er in ieder geval toe leiden een beroep te doen op ploegen die de gewoonte hebben om te gaan met deze categorie van zieken.45» Professor Victor Regnier46 verwijst naar de werkzaamheden die werden uitgevoerd door zijn collega’s Cohen, Weisman (1991) en Zeisel (1999) om de principes van het ontwerp van de «design for dementia» te bepalen. Cohen en Weisman bepalen aldus 9 therapeutische doelstellingen die de basis moeten vormen voor het ontwerp en het beheer van de instellingen. Het gaat onder meer om: ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Het verzekeren van de veiligheid; Het onderhouden van de functionele vaardigheid via aangepaste activiteiten; Het verhogen van het bewustzijn en de oriëntatie; Een aangepaste stimulering van de omgeving; Een positief sociaal milieu ontwikkelen; De zelfredzaamheid en de onafhankelijkheid maximaliseren; Zich aanpassen aan de wijzigende behoeften; Contacten leggen met vertrouwde personen in goede gezondheid; Het recht op het privé-leven beschermen.
Deze 9 therapeutische doelstellingen kan men terugvinden in 3 grote principes: in de eerste plaats, een gepersonaliseerd en evolutief onthaal gericht op de persoon; in de tweede plaats, het behoud van een zekere bewegingsvrijheid; en in de derde plaats, de heropbouw extern van het evenwicht dat intern verloren ging.
D.2.1. Een gepersonaliseerd en evolutief onthaal gericht op de persoon Elke patiënt heeft behoefte aan een opvang die niet enkel gepersonaliseerd is, maar die verandert met de evolutie van de ziekte. De gewoonte, voorkeur en aversie, activiteiten en ervaringen uit het verleden en de maatschappelijke rol die vervuld werd tijdens een lang leven bepalen in ruime mate de behoeften en gedragingen van de personen. Het huisvestingsaanbod moet bijgevolg maximaal aangepast zijn aan de levenservaring van elke zieke en beantwoorden aan zijn specifieke behoeften, rekening houdend met zijn mogelijkheden en met zijn veranderde behoeften. Hoewel het vooruitzicht op een progressieve vermindering
220
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis van de bewegingsruimte en het onderscheidingsvermogen van de zieke onomkeerbaar is, hebben de opvang van de persoon en de op hem gerichte zorg tot doel hem een levenswijze te bezorgen die zo vertrouwd en normaal mogelijk is.47
D.2.2. Een relatieve bewegingsvrijheid behouden De architectuur van elk project is gericht op een relatieve bewegingsvrijheid van de persoon. De verschillende eenheden zijn beveiligd, maar een ontwerpvorm in lussen of in een andere architecturale vorm laat toe het ronddolen of opwinding ten gevolge van een brutale mobiliteitsbeperking te vermijden. Er zijn overigens beveiligde uitgangen voorzien die doorgaans uitgeven op tuinen of binnenkoeren, die op hun beurt beveiligd zijn. Zoals het rapport Girard onderstreept, «in een instelling blijft de vrijheid om te gaan en te komen een te eerbiedigen en te beschermen doelstelling, al dient de architecturale organisatie zich hieraan aan te passen. Deze vrijheid om rond te zwerven is essentieel voor het evenwicht van de zieke om zijn spiermassa en zijn evenwichtige voedingsgewoonten te behouden en draagt ertoe bij psychische gedragsstoornissen te voorkomen. Deze vereiste vrijheid is voor de meeste vaklui aanleiding om zich terughoudend op te stellen tegen eender welke vorm van fysieke beperking of bedwinging door geneesmiddelen. Er zijn natuurlijk gevallen waarin deze als onvermijdelijk kunnen worden beschouwd, maar dit kan slecht uitzonderlijk het geval zijn en dient steeds te geschieden in het kader van aandachtig opgevolgde en periodiek herziene medische voorschriften om eender welke vorm van langdurige en onnodige immobilisatie te vermijden.48»
D.2.3. Extern het intern verloren evenwicht herscheppen: de ontwerpprincipes van gebouwen De Zwitserse Alzheimer vereniging onderstreept dat «de Alzheimerpatiënten hun intern evenwicht verliezen. Het komt er dan ook op aan han een extern evenwicht te bezorgen dat het ruimtelijk, sociaal en emotioneel centrum vormt van de activiteiten in hun omgeving.49» Dit is sneller gezegd dan gedaan. Hoe deze principes opnemen in de architectuur? Laten we nagaan wat de literatuur terzake voorstelt. Victor Regnier50 citeert de werken van John Zeisel en zijn collega’s die acht ontwerpcriteria bepalen. ❒ De controle van de uitgangen. Het ontwerp van de deuren (kleur, ruiten,
221
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis handvaten) kan het gebruik ervan door de bewoners aanmoedigen of ontmoedigen. Een aangepast ontwerp van de deuren kan de frustraties beperken of het gebruik aanmoedigen van aanpalende ruimten zoals binnenkoeren of tuinen. ❒ Het lopen. De demente bewoners zijn vaak in beweging, op zoek naar een richting. Het doelloos rondzwerven kan worden vervangen door een wandeling, wat belangstelling wekt en een zin geeft aan het leven van de bewoner. ❒ De privatieve delen. De instellingen die de bewoners toelaten het leven in gemeenschap, 24 uren op 24 en 7 dagen op de 7 te onderbreken, voorzien in een privé-ruimte waar zij alleen kunnen zijn. Deze mogelijkheid is moeilijker te verwezenlijken in instellingen waar de bewoners permanent in het oog moeten worden gehouden. ❒ De gemeenschappelijke delen. De bewoners brengen de meeste tijd samen door in de gemeenschappelijke delen die voorbehouden zijn aan sociale activiteiten. Deze activiteiten zouden moeten plaatsgrijpen in gemeenschappelijke ruimten die onderling van elkaar verschillen. ❒ De tuinen. Wandelingen in de tuin laten toe de frustraties te verminderen, enige verandering te scheppen en bieden de bewoners de mogelijkheid zich te herbronnen. Hiertoe zouden beveiligde externe ruimten beschikbaar moeten zijn. ❒ De residentiële elementen. Elementen van residentiële aard, zoals een open haard, het voorportaal of de aanwezigheid van persoonlijke meubels en voorwerpen scheppen een band tussen de persoon en de omgeving, wat rustgevend is. ❒ De onafhankelijkheid. De muur– en vloerbekledingen moeten uitgevoerd worden in beveiligde materialen en ook de ramen en deuren moeten beveiligd zijn. Elementen zoals de gangen of de badkamers moeten op een toegankelijke manier ontworpen zijn. Het architecturale ontwerp van de instelling moet de bewoner toelaten maximaal zijn zelfredzaamheid en onafhankelijkheid te behouden.
222
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis ❒ Zintuiglijk begrip. De omgeving moet vertrouwd zijn en gekoppeld zijn aan residentiële elementen die herkenbaar zijn. Vertrouwde beelden en geuren dragen ertoe bij een omgeving comfortabel en geruststellend te maken. In de akten van een colloquium, gewijd aan de ziekte van Alzheimer, bepaalt de «Société de gérontologie du Limousin» de verschillende etappes in de verwezenlijking van een project, alsmede de belangrijkste elementen ervan.51 Zij vangt haar onderzoek aan met de economische haalbaarheid van het project. Deze studie is vanzelfsprekend doorslaggevend en zij dient te worden uitgevoerd op lokaal niveau. Vervolgens dienen de algemene doelstellingen te worden bepaald, die inhouden dat moet worden ingespeeld op de specifieke behoeften van de bewoners, het personeel en de gezinsleden. ❒ Voor de bewoners: de depersonalisatie, verbonden aan het ziekenhuismodel (kamers gelegen langs een eindeloze gang) vermijden; het zich situeren in tijd en ruimte in de hand werken (cruciaal probleem voor demente personen); het rondzwerven en uitvoeren van activiteiten in alle veiligheid toelaten (de inzet is het verminderen van het gebruik van fysieke zowel als klinische bedwingingsmethodes). ❒ Voor het personeel: optimaliseren van de werklast, de taken richten op de directe zorg aan de patiënten, de zorgverstrekking personaliseren, het gedane werk valoriseren. ❒ Voor de families: het wegnemen van het schuldgevoel, hen betrekken bij het onthaalproject en, indien zij zulks wensen, hen laten deelnemen aan het leven in de instelling. Bij de keuze van de lokalisatie en de definitie van het architecturaal project, dient vervolgens rekening te worden gehouden met bepaalde criteria: ❒ Kwalitatieve criteria: • Stedelijke integratie, goed verankerd in het gemeenschapleven, geanimeerd; • Valorisatie van het project dat een uitstalraam van de instelling moet zijn, en geen verborgen leven mag leiden «om geen angst aan te jagen»; • Toegankelijk voor de families en parkeermogelijkheid; • Nabijheid van het openbaar vervoer; • Gemakkelijke toegang tot de structuur voor oudere bezoekers; ❒ Criteria in verband met de organisatie: al dan niet gegroepeerd met andere structuren van de instelling, met het oog op een gemeenschappelijk gebruik van middelen. ❒ Architecturale criteria: de inplantingsmogelijkheden onderzoeken. • Oppervlakte, niveau, oriëntatie, alsmede het interventieniveau; eenvoudige inrichting, zware herstructurering of nieuwbouw en reglementering inzake stedenbouw. Alle niveaus dienen te worden afgebakend, met zones die
223
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis eenzelfde capaciteit hebben. • Mogelijkheid tot inplanting volgens de beschikbare oppervlakte, zo mogelijk op gelijkvloers met beveiligde groene ruimte of terras (ten minste 40 m2), oriëntatie (onder meer voor de externe ruimten – opgelet voor naar het noorden gerichte tuinen in Noord-Europa). • Interventieniveau: eenvoudige inrichting, zware herstructurering of nieuwbouw. • Onderzoek van de reglementeringen inzake stedenbouw, brandveiligheid en normen inzake toegang voor personen met een handicap. Vervolgens komen de architecturale specificaties van het ontwerp, die vooral tot doel hebben een rustgevende en residentiële sfeer te scheppen, onder meer via de keuze van de kleuren en de verlichting, en die tevens de herkenning, de zelfredzaamheid en de cognitieve functies dienen te stimuleren. Het zal er ook op aankomen de «controle te optimaliseren», aangezien één van de problemen waarmee bepaalde Alzheimerpatiënten te kampen hebben, het ronddolen is. De architectuur moet zich aanpassen aan de mogelijkheden en de tekortkomingen van de bewoners, risico’s voorkomen en het project valoriseren. Alles moet erop gericht zijn een evenwicht tot stand te brengen tussen vrijheid en veiligheid. ❒ Algemene sfeer: • Gebruik van licht: natuurlijk, kunstlicht, zowel voor de plaatsbepaling als voor het voorkomen van risico’s; • Materiaalkeuze; • Gebruik van kleur; • Akoestische behandeling; • Keuze van meubilair. Zijn uit den boze: agressieve kleuren, een te grote hoogte onder het plafond en weerkaatsende bekledingen. Materialen zoals glas, tegels en een grote hoogte onder het plafond scheppen een lawaaierige omgeving met achtergrondgeluiden en bieden niet de gewenste akoestische kwaliteit. ❒ Algemeen ontwerp van de lokalen: • Gemakkelijk toezicht op alle lokalen: compactheid van de eenheid; • Toezicht op de externe ruimten; • Compactheid van het project. Zijn uit den boze: geïsoleerde zones, doodlopende gangen, behalve mits aangepast licht en dito kleuren (de patiënt kan zich niet meer oriënteren), grote drukte. ❒
Plaatsbepaling en oriëntatie via verlichting: • Verlichting kan worden gebruikt bij de plaatsbepaling; het licht trekt aan naar de plaatsen waar geleefd wordt; duisternis daarentegen geeft de omgeving aan van «verboden» plaatsen; • De bloodstelling aan zonnelicht moet worden gecontroleerd: bijvoor-
224
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis beeld zonnetenten voor ramen; • Met kunstlicht moet omzichtig worden omgesprongen; tevens moeten «spots» worden vermeden die afwisselend heldere en duistere zones scheppen, een bron van angst voor demente patiënten die donkere ruimten moeten doorlopen. ❒ Plaatsbepaling en oriëntatie via beelden. Een beroep doen op het verre geheugen, gebruik maken van opvallende markeringen. • Werken op het gebruik van beelden: taarten voor de keuken, bijvoorbeeld; • Gebruik maken van cursief schrift; • Klokken met wijzers; • Varia, kalenders, scheurkalender, menu van de dag, inlichtingen van de dag.
❒ Voorkoming van risico’s: nodeloos ingewikkelde systemen vermijden. Het principe is dat van de eenvoud in de goed opgevatte architectuur, het vermijden van complexe middelen en steeds indachtig zijn dat de patiënten ouderen zijn. • Het voorkomen van weglopen en ronddolen; toegangscontrole, deuren met code, soms twee drukknoppen naast elkaar en gelijktijdig drukken op de twee, afsluitingen zonder de indruk van een gevangenis te wekken; aanwezigheidsdetectie; • Voorkomen van kneuzingen: vermijden van scherpe hoeken; • Voorkomen van vallen: vermijden van hindernissen in de loopruimte, glijdende vloerbekledingen. ❒
Specifieke voorzieningen: loodgieterij, sanitair, ook daar is het van belang te denken aan de ervaringen van vroeger (mvdr: tenzij een toegankelijke badkamer aanwezig is zoals de Korpinen Gaius, die prioritair blijft in de herinneringen).
225
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis
• • • •
• Kraanwerk: oud model met twee kranen met vierkante kop; mengkranen verbieden; • Badkuip: het nut onderzoeken een badkuip met variabele hoogte, een dure en weinig gebruikte voorziening; Douche: douche zonder bak en douchewagentje, Toiletten: opgehangen; Lavabo: een toiletvlak voorzien; Materialen: tegels, hars (mvdr: het materiaal mag de warmte niet geleiden)
❒ Specifieke voorzieningen voor de keuken: risico’s vermijden. • Koken: eerder inductieplaten, brede randen, oven met koude rand, laden; • Werkblad, rekken: aangepaste hoogte, eerder de voorkeur geven aan rekken dan aan keukenkasten; • Varia: bak en afloop … ❒ Brandveiligheid: de van kracht zijnde reglementering toepassen volgens de erkenningscriteria van de instellingen. Deze aanbevelingen zijn niet universeel maar wel bijzonder interessant. Laten we nagaan hoe zij toegepast werden in de projecten die wij in het volgend punt toelichten.
E. Enkele voorbeelden van goede praktijken Dit brengt ons bij het punt dat ons het interessantst leek in dit hoofdstuk, gewijd aan de huisvesting van personen getroffen door dementia senilis: dat van de verwezenlijkingen die hebben toegelaten het onthaal van de personen te verbeteren en de dikwijls fatale gevolgen van een plaatsing in een instelling te vermijden. Het is niet de bedoeling de beste projecten te kopiëren om er de minder gevorderde landen massaal mee uit te rusten, maar om de filosofie ervan aan te passen aan elke cultuur en aldus optimale projecten te verwezenlijken voor elke bevolking of groep van de bevolking. In dit verband verwijzen wij naar het betreffend punt in het hoofdstuk, gewijd aan de definitie van de beste praktijken. Na te hebben aangetoond dat de basissen van de beste praktijken in België reeds bestaan, maar dat zij relatief weinig verspreid zijn, zullen wij beurtelings in detail twee projecten onderzoeken die ontwikkeld werden in Finland en in Noorwegen. Deze projecten zijn tamelijk verschillend in hun wordingproces en hun uitvoering, al gaan zij uit van dezelfde filosofie. Het verzorgingstehuis van Ulrika Eleonora te Loviisa in Finland werd verwezenlijkt via een architectuurwedstrijd die onder meer georganiseerd werd door twee uitstekende Finse specialisten terzake: Kirsti Pesola en Helinä Kotilainen. Heli Kotilainen is hoofdarchitect van Stakes, het Finse onderzoekscentrum inzake gezondheidszorg en zij wordt beschouwd als één van de prominente
226
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis figuren op het gebied van «design for dementia». Kirsti Pesola, van haar kant is gespecialiseerd in het ontwerpen van gebouwen en infrastructuren van gebouwen voor personen met een fysieke handicap en in het universeel ontwerp, de «barrier free design.» Dank zij de overkoepelende rol van de «Central Union for the Welfare of the Elderly52» waarin zij werkzaam is en waarvan de bouwheer lid is, was de aanpak van Ulrika Eleonora zowel erg dynamisch als van hoge kwaliteit. Al werd het aanvankelijke project niet volledig verwezenlijkt, toch is het resultaat vrij fabelachtig. Het centrum van Sonjatun omsorgssenter in Noorwegen van zijn kant was het resultaat van het denkwerk van een voormalige verpleegster die beheerder werd van het zorgcomplex van een gemeente van 6.000 inwoners in het hoge Noorden van Noorwegen, en van de architect waarmee zij in contact kwam dankzij het Noorse studiecentrum voor dementia senilis. Afgezien van dit verschil, zal men kunnen vaststellen dat het Noorse project meer Spartaans en minimalistisch is dan het Finse, waarvan de architectuur meer in trek is en esthetischer geslaagd is. Dit is ook een gevolg van de levenswijze van de bevolkingsgroepen waarvoor zij bestemd zijn. Het leven in de gemeente Nordreisa, met zijn bergen en zijn versnipperde kust met sneeuw en duisternis tijdens een groot gedeelte van de winter is vaak harder en Spartaanser dan het leven in Loviisa, een klein stadje in het Zuiden van Finland op een redelijke afstand van de hoofdstad. En één van de doelstellingen van de architectuur bestaat erin het concept van het «huis» te benaderen. Men kan zich moeilijk inbeelden dat Sonjatun in de plaats zou komen van Ulrika Eleonora en vice-versa. Tijdens een ontmoeting met Heli Kotilainen te Helsinki in juni 2004, riep zij bij het aanschouwen van een dia van het interieur van de woning uit: «Kijk dat is Noors, dat valt op, bij ons in Finland, leeft men totaal anders.» Ten slotte belanden wij in het zonnige Californië waar bepaalde Amerikaanse commerciële initiatieven van hoog niveau het even goed doen als de Europese. Wat deze voorbeelden onderling bindt, is het universele karakter van bepaalde oplossingen die het gevolg zijn van het onderzoek van dezelfde symptomen van dezelfde ziekte en van een zorgfilosofie, gericht op de persoon.
E.1. De «Centres d’Animations Naturelles Tirées d’Occupations Utiles et Sécurisantes (of Cantous)» (Frankrijk en België) Op een colloquium, georganiseerd op 19 juni 2002 door de Vereniging Alois Alzheimer53, somden bepaalde sprekers erg interessante aanbevelingen op voor de ontwikkeling van specifieke wooncentra voor de zieken, gebaseerd op het concept van wooneenheden voor kleine groepen van een nieuw type, «Cantous» genaamd. In Frankrijk en België werden, sinds de jaren 80, verschillende soorten van gespecialiseerde residentiële structuren, bestemd voor de opvang van demente personen, opgericht op basis van de concepten van de Special Care Units in de Verenigde Staten.54
227
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis «Deze proefprojecten werden doorgaans gestart op initiatief van de beheerders van de ROB of van de RVT. Zij ontwikkelen een project voor assistentie en specifieke behandeling dat zich er niet enkel toe beperkt de tekortkomingen van de bewoner op te vangen, maar dat vooral gericht is op het bevorderen van het gebruik van de vaardigheden die hem nog resten, het stimuleren van zijn intellectueel, emotioneel en sociaal gedrag dankzij de inrichting van een vertrouwde omgeving en het gebruik van een geïndividualiseerde relationele stijl door de professionele omgeving. Gewoonlijk worden ook ergotherapeutische (deelname aan dagelijkse activiteiten), socio-therapeutische, musicotherapeutische of andere activiteiten aangeboden. Bovendien wordt voorrang gegeven aan het behoud van de betrekkingen met de familie. Deze vorm van gemeenschapsonthaal groepeert gemiddeld 15 à 20 bewoners die permanent wonen in een herkenbare ingerichte ruimte.55»
E.1.1. De oorsprong van het concept: de eerste Cantous van Rueil Malmaison De term «Cantous» vindt zijn oorsprong in het zuiden van Frankrijk waar hij, in de taal van Oc (Lou Cantou), «de hoek bij het vuur» betekent met als diepgaandere betekenis de familie, de communicatie, de warmte en het begrip. Hij roept het beeld op van de gezinshaard waar, in een grote ruimte, de moeder van het gezin, de kinderen, grootouders, echtgenoten en soms nog andere familieleden wonen.56 Vandaag is de term Cantous de afkorting van «Centre d’Animations Naturelles Tirées d’Occupations Utiles et Sécurisantes.» De eerste Cantous werd in 1977 opgericht te Rueil-Malmaison, in Frankrijk.57 Hiervoor werd een rusthuis verbouwd58 dat aanvankelijk toebehoorde aan een kloosterorde die in 1975 afhankelijke al dan niet demente personen begon op te vangen, vooreerst in dagopvang en nadien, vanaf mei 1977 voor een permanent verblijf. Op basis van de korte ervaring die opgedaan werd tussen 1975 en 1977 (moeilijke cohabitatie tussen demente en andere personen, niet aangepast aan conventionele activiteiten, toeneming van de verwarring van demente personen wegens de veelheid van tussenkomende partijen en onaangepaste lokalen) werd in 1977 de basis gelegd voor wat specifiek zou worden voor de Cantous59: ❒ Volgens de te Rueil ontwikkelde basisfilosofie, is de optimale grootte gericht op het onthaal van 12 personen per eenheid. Op eenzelfde plaats en zelfs in eenzelfde gebouw kunnen verschillende eenheden naast elkaar bestaan. Elke eenheid blijft nochtans strikt autonoom. Te Rueil verzekert de beheersvereniging de werking van 7 Cantous op dezelfde plaats. ❒ Naast het administratief personeel van de vereniging (een directeur, een adjunct, een halftijdse secretaresse en een boekhouder), telt het permanent personeel van elke Cantous 4 personeelsleden met de titel van «huismeesteres». Een of twee huismeesteressen zijn permanent aanwezig van 8 tot 20 uur. ’s Nachts wordt het toezicht op 3 Cantous verzekerd door één enkele persoon die de titel van «nachtwaker» heeft. ❒
De huismeesteressen zorgen samen voor de animatie en de werking
228
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis van de Cantous, vanaf het bestellen van voedingswaren en de keuken tot de elementaire begeleiding van de bewoners, samen met hun familieleden. Sommige huismeesteressen hebben het diploma van hulpverzorgster en andere werden ter plaatse opgeleid. ❒ De andere prestaties, in het bijzonder de zorgverstrekking geschieden door extern personeel. Elke bewoner behoudt zijn eigen arts. Indien zware zorg vereist is met ziekenhuisopname doen de Cantous van Rueil een beroep op het ziekenhuis van Foch te Suresnes. ❒ De technische taken ten slotte (groot onderhoud) worden eveneens toevertrouwd aan derden. De behandeling van de afhankelijke personen, meestal demente personen, berust te Rueil Malmaison op 4 principes60: ❒
Subsidiariteit: de instelling komt enkel tussenbeide in de taken die niet kunnen worden verzekerd door de bewoner en zijn familie in het dagelijkse leven. De rol van de familie is essentieel en leidt er trouwens toe dat de toegang van personen wordt geweigerd indien de familie te veraf woont.61
❒
Transparantie: alle informatie met inbegrip van het medische dossier, staat ter beschikking van de families die éénmaal per maand samenkomt met de directeur, de huismeesteressen en de nachtwaker. «Deze uitwisseling met de families draagt bij tot een beter begrip en een aanvaarding van de evolutie van de bewoners; de recentere leren van de ervaring van de oudere. Voor de directeur is het tevens een gelegenheid te wijzen op de werkingsprincipes van de instelling en het behoud van de volle en volledige verantwoordelijkheid van de familie.»
❒ Levensgemeenschap: alle twaalf bewoners beschikken over een individuele kamer die zij zelf kunnen meubileren bij hun aankomst. De kamers zijn in de onmiddellijke nabijheid van de gemeenschappelijke zaal die een keukenhoek bevat waarin de collectieve maaltijden en activiteiten plaatsgrijpen. ❒ Niet-specialisatie: het is een plaats die een levensgemeenschap vormt voor personen die getroffen werden door de ziekte van Alzheimer of andere vormen van dementie en aanverwante ziekten. «Het is geen gemedicaliseerd kuuroord, al is het voorkomen van verwikkelingen een dagelijkse zorg van het personeel.»
E.1.2. De Cantous in België vandaag In België beschouwt men de Cantous als «plaatsen voor beveiligd
229
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis gemeenschapsleven bestemd voor patiënten die lijden aan een ziekte van het type Alzheimer.» Deze woonplaats in een familiale sfeer verwelkomt 12 tot 15 patiënten. Volgens de Belgische Vereniging van de Cantous62, vinden de personen met een beperkte zelfredzaamheid er een ruimte «waar de communicatie, de onderlinge hulp en de betrekkingen in de hand worden gewerkt door de deelname aan de activiteiten van het dagelijkse leven.» Het doel bestaat erin «de bewoners een collectieve zelfredzaamheid te bezorgen rekening houdend met het individuele verlies van zelfredzaamheid, en dit in een beschermde omgeving.63» De bewoner wordt gestimuleerd door de personeelsleden en zijn familie, aan wie gevraagd wordt deel te nemen aan het project, en wordt zodoende aangespoord om al zijn mogelijkheden te benutten. De door het project nagestreefde doelstellingen zijn het behoud van de zelfredzaamheid en het behoud van de familiale en sociale banden. Op haar website beschrijft de vereniging de twee essentiële voorwaarden in verband met de materiële organisatie van de Cantous: ❒ het bestaan van een enkele en polyvalente gemeenschappelijke plaats waarin alle activiteiten van het dagelijkse leven plaatsgrijpen en ❒ het bezit van een persoonlijke ruimte door elke bewoner. De Cantous dienen te beschikken over een gemeenschappelijke ruimte, voorzien van het materieel en het meubilair dat nodig is voor het leven in groep, het bewaren van voeding, het bereiden van maaltijden, het opbergen van de benodigdheden (vaat, voeding, geneesmiddelen) en voor het wassen van het wasgoed en het reinigen van de lokalen. Rondom deze gemeenschappelijke ruimte, bevinden zich individuele kamers die ingericht zijn door de familie en die beschikken over persoonlijk sanitair. Aangezien de Cantous ertoe bestemd zijn afhankelijke personen te verwelkomen, is het noodzakelijk dat de plaatsen toegankelijk en beschermd zijn. Elke bewoonbare ruimte moet gelijkvloers zijn. De vereisten inzake assistentie, toezicht en permanentie, die aan de basis liggen van de groepering van personen, nopen bovendien tot een bepaalde verdeling van de woningen in de ruimte. De woningen dienen zoveel mogelijk op gelijke afstand te liggen van de gemeenschappelijke leefruimte waarin zich, praktisch permanent, het begeleidend personeel zal bevinden samen met de meest afhankelijke personen.64 De site vermeldt eveneens de 3 principes in verband met de sociale actie van de Cantous: ❒ De deelname van de bewoners aan het dagelijkse leven volgens een levenswijze in gemeenschap; ❒ De «verantwoordelijke deelname» van de omgeving aan de behartiging van de groepsbehoeften; ❒ De «verantwoordelijke deelname» van het polyvalent en vast personeel aan de zorg voor de bewoners.
230
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis «In de levensruimte van de Cantous, organiseert men de dag van de bewoners volgens het schema van het gezinsleven: men kookt, doet de vaat; strijkt, knutselt, … Men is dus de hele dag bezig (en wordt gestimuleerd) met dezelfde taken als die welke men thuis zou doen. De gasten worden omkaderd door een « huismeesteres » die samen met hen de dagelijkse taken verricht. Een multidisciplinaire ploeg, (verplegers, hulpverzorgers, ergo, kine) beheert de zorgverstrekking en de andere bezigheden.65» Het Waalse Gewest heeft «specifieke normen betreffende het onthaal en de huisvesting van verwarde ouderen» bepaald (Besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 - BS van 27 januari 1999). Dit besluit bepaalt enkele architecturale voorwaarden en enkele functionele voorwaarden. Deze huizen genieten op dit ogenblik geen enkele subsidie. De werkingskosten ervan blijken hoger te liggen dan die van de klassieke structuren. Het bijkomende bedrag wordt gedragen door de patiënt en de beheerder, wat natuurlijk een betreurenswaardige rem op de ontwikkeling van deze initiatieven is.
E.2. Ulrika Eleonora, Loviisa, Finland De algemene doelstelling van het Finse ouderenbeleid ten dienste van de ouderen bestaat erin het welzijn van de personen te bevorderen, hun zelfredzaamheid in de mate van het mogelijk in de hand te werken en in te staan voor de zorgverstrekking. Gelijkheid, recht op zelfbeschikking, economische onafhankelijkheid, sociale integratie en veiligheid vormen er de belangrijkste waardefactoren van.66
E.2.1. Een nationaal beleid toegepast op lokaal vlak Het globale beleid wordt beslist op nationaal vlak en de uitvoering ervan geschiedt op lokaal vlak. De nationale regering is bevoegd voor de pensioenen. Voor de andere aspecten beschikken de gemeenten over een tamelijk grote vrijheid en kunnen zij zelfstandig optreden op basis van een wetgevend kader en van grote richtlijnen, bepaald op nationaal vlak. In de praktijk, wordt het ouderenbeleid voornamelijk beslist in de 448 gemeenten die Finland telt op basis van de behoeften, de beschikbare middelen en de prioriteiten. De kleinste gemeente telt 122 inwoners en de grootste, namelijk Helsinki, 560.000. In 1999, lijdden 74.000 Finse ouderen op een totale bevolking van ongeveer 5.200.0000 inwoners67 aan één of andere vorm van dementia senilis. Volgens Stakes zou dit aantal in 2020 oplopen tot 100.000. Het servicehuis Ulrika Eleonora is geen centrum dat enkel werd ontwikkeld voor het onthaal van personen die lijden aan de ziekte van Alzheimer. Maar door de verzorgde architectuur ervan opgevat als een opvolging van 4 levensruimten voor beperkte groepen van hoogbejaarden, is het een bewonderenswaardige onthaalplaats voor personen die lijden aan één
231
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis of andere vorm van dementie. Zie daar wij daarom dit project voorstellen in dit hoofdstuk.
E.2.2. Een concept in kleine groepen, zoals in de Cantous (small-group clusters of units) Het basisconcept voor het onthaal van demente personen berust op een groep van 6 tot 15 eenheden (small-group clusters of units), die uitgeven op een gemeenschappelijke ruimte met toegang tot de externe tuin. Het aantal eenheden per groep schommelt naargelang van de concepten. Er bestaat immers geen aanbevolen aantal, zoals het geval is in de filosofie van de Cantous van RueilMalmaison. In het hoofdstuk van zijn boek Design for assisted living, gewijd aan de onthaalarchitectuur voor dementie, maakt Victor Regnier de balans op van de verschillende theorieën terzake, zowel voor het noorden van Europa als voor de Verenigde Staten.68 De eminente hoogleraar schrijft dat «het groeperen van de eenheden om kleine sociale groepen van personen te vormen die samen eten en de dag samen doorbrengen een basisbenadering geworden is inzake onthaal van demente personen.» Dit gaat radicaal in tegen de architectuur van de grote zorginstellingen van het traditionele type nursing home, waar soms verschillende personen samen verblijven in kamers die gelegen zijn aan enorme lange gangen zonder ziel. Eén van de redenen waarom dit concept van groepen of clusters, zo’n goed resultaat oplevert, is dat de bewoners die getroffen zijn door dementie het grootste deel van hun tijd doorbrengen buiten hun kamers of appartementen, rondlopen in de gemeenschappelijke ruimte en deelnemen aan de verschillende groepsactiviteiten. Zij beschouwen hun kamer vaak als een plaats om te slapen en te rusten, eerder dan om er de dag door te brengen. Men begrijpt waarom een instelling ongeschikt is voor een dergelijke gedrag. De gevolgen van een opname in een instelling zijn bijgevolg haast steeds een aanzienlijke vermindering van de levenskwaliteit en een toeneming van de angst, en dus het nemen van geneesmiddelen zoals slaapmiddelen en kalmeermiddelen. Elke groep is opgevat als een «huis in het huis» en in elk huis wonen 6 tot 15 personen, afhankelijk van de filosofie die werd toegepast of van de budgettaire beperkingen. In de Verenigde Staten lijken de groepen groter te zijn dan in de Scandinavische landen. De grote en de kleine groepen hebben elk hun voor- en nadelen. De kleine groepen van Noord-Europa bieden weinig ruimte voor het ontplooien van bijkomende activiteiten en zijn ook duurder aangezien zij meer personeel vergen. Grotere groepen laten toe meer gemeenschappelijke ruimte te hebben en plaatsen waar men zich kan begeven. Daarentegen bieden zij niet het intieme karakter en zelfs het familiale gevoel dat mogelijk is in kleinere groepen. In deze kleinere groepen kan elkeen plaats nemen rond een grote tafel voor de maaltijden en 232
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis de activiteiten. Elke groep beschikt telkens, of naargelang van het geval, over een living, een keuken, een eetzaal, een activiteitenzaal, een balkon, een tuin, een patio of een portaal buiten. De centrale plaats van de groepen is vaak de keuken die eveneens als basis dient voor de zorg van de verplegers en als ruimte voor het nuttigen van de maaltijden. De appartementen van de bewoners, zelfs als gaat het om individuele kamers, kunnen kleiner zijn dan die voor niet-demente personen, aangezien het grootste deel van de dag doorgebracht wordt in de gemeenschappelijke ruimte. De verschillende eenheden van het gebouw zijn zodanig opgevat dat ronddolen en verwarring vermeden wordt. In het volgend punt, gewijd aan Sonjatun Omsorgssenter in Noorwegen, zullen wij vaststellen hoe ronddolen van bewoners beperkt wordt door het ontwerpen van een cirkelvormige gang. Te Loviisa, zijn de eenheden ontworpen zonder cirkelvormige gangen via twee kleine hoofdvleugels die uitgeven op een centrale leefruimte.
E.2.3. De organisatie van een architectuurwedstrijd voor een nieuw-bouw Het nieuwe rusthuis Ulrika Eleonora is gevestigd in Loviisa, een stad met 7.400 inwoners, op 87 km ten oosten van Helsinki, op de weg naar Sint-Petersburg. Het huis is het werk van een architectenkantoor, waartoe Liisa Siervänen behoort, die bijdroeg tot het ontwerp van de badkamer Korpinen Gaius met Kirsti Pesola. De Loviisa Service Home foundation, een vereniging zonder winstoogmerk, belast met het beheer van bepaalde hulpdiensten aan de ouderen van Loviisa, wenste nieuwe architecturale oplossingen te vinden voor het onthaal van de hoogbejaarde inwoners van de gemeente die verbleven in een oud rusthuis. Dit rusthuis was van het traditionele type nursing home, gericht op zorgverstrekking, en was ongeschikt geworden. De directrice van de stichting was de echtgenote van de hoofdarchitect van de gemeente en voelde zich dus erg aangesproken door de aspecten en mogelijkheden van de nieuwe architectuur voor zorg- en servicetehuizen. Zij wist hoe de levenskwaliteit van de bewoners verbeterd kon worden dankzij een aangepaste structuur. Zij besloot het ontwerp van het nieuwe rust- en verzorgingstehuis van Loviisa uit te besteden via een architectuurwedstrijd. Helinä Kotilainen, hoofdarchitect van Stakes, het Finse onderzoekscentrum inzake gezondheidszorg, speelde een centrale rol in de organisatie van deze architectuurwedstrijd, samen met Kirsti Pesola, aangezien een deel van het ontwerp betrekking had op haar onderzoeksproject.69 Bepaalde architecturale beperkingen waren opgelegd ingevolge de cofinanciering van de instelling door de Finse vereniging van gokmachines RAY.70 Deze vereniging is iets specifieks voor Finland. Zij heeft de exclusiviteit verworven van het gebruik, voor algemeen belang, van de fondsen afkomstig van de gokmachines en verstrekt financiële steun aan bepaalde vrijwilligersorganisaties of aan stichtingen zonder winstoogmerk. In het kader van de projecten die de vereniging
233
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis financiert, legt zij bepaalde architecturale normen op, onder meer inzake toegankelijkheid. Het begeleidend comité stelde een bestek op dat voldoende soepel was om de architecten toe te laten het bewijs te leveren van creativiteit en innovatiedrang voor de realisatie van de 54 gevraagde woningen met elk een levensruimte van 40 m2 (de oppervlakte van de studio’s zelf schommelt tussen 24,5 en 26,5 m2). Aangezien het om een gelijkvloers bouwwerk ging, werd de oppervlakte voornamelijk beperkt door de afmetingen van de grond die de gemeente ter beschikking stelde. Vooraleer resoluut te opteren voor de nieuwbouw van een project sui generis, heeft de bouwheer de mogelijkheden onderzocht voor renovatie en uitbreiding van het oude bestaande rusthuis, onder meer om de vereiste grondoppervlakten te beperken. Zoals in de meeste gevallen bleek nieuwbouw echter snel de beste oplossing om de levenskwaliteit van de bewoners drastisch te verbeteren, zowel op het vlak van de kwaliteit als van de duurzaamheid. De architectuurwedstrijd leidde tot een honderdtal projecten, waarvan 90% vrij traditioneel en conformistisch was. Onder de overige 10%, verkoos de jury met eenparigheid van stemmen het winnend project. Financiële problemen op het laatste ogenblik hebben het bouwwerk beperkt tot twee vleugels, terwijl er aanvankelijk drie waren voorzien, wat het globaal homogeen karakter van het project evenwel niet in het gedrang heeft gebracht. De derde vleugel kan trouwens gemakkelijk achteraf worden geïntegreerd in de bestaande gebouwen, zodra het probleem van de financiering geregeld is. Anderzijds, moest het originele project lichtjes worden aangepast, onder meer wat de grootte van het project betreft, ten gevolge van details in verband met de ruimtelijke ordening en klachten van de buren. Ulrika Eleonora is immers ingeplant in een weinig verstedelijkte natuurlijke omgeving. De bouwwerken werden beëindigd in april 2002.
E.2.4. Een huisvesting in beperkte groepen De gemiddelde leeftijd van de bewoners op 1 januari 2003 was 81,5 jaar. Slechts enkele bewoners zijn getroffen door één of andere vorm van dementie. In januari 2004 waren er 33 bewoners, waaronder één echtpaar, in 4 groepen van 7 à 9 personen. In de eerste vleugel wonen twee groepen (van 8 en 9 personen), namelijk personen met een fysieke handicap maar gezond van geest. In de
234
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis tweede vleugel verblijven twee groepen demente personen (van 7 en 8 personen). Volgens Kirsti Pesola, is de huisvesting in groepen eveneens raadzaam voor personen die gezond van geest maar fysiek gehandicapt zijn. De huidige bewoners van Ulrika Eleonora woonden jarenlang in een oud rusthuis, waar zij bedlegerig waren en hun fysieke gezondheid erg verslechterde. «Deze personen hebben behoefte aan een residentiële privé-omgeving, een thuis, waarin zij meester blijven en verder hun eigen beslissingen kunnen nemen. Deze studio’s of appartementen moeten voorzien zijn van een bel en een slot. Indien de bewoners beslissen hun deur te sluiten, dan kunnen zij dit doen. Bovendien dienen de gemeenschappelijke ruimten zich zo dicht mogelijk bij de studio’s te bevinden gelet op de zware fysieke handicaps van deze personen. Aangezien een persoon zich autonoom moet kunnen verplaatsen om zijn maaltijd te nuttigen in het gezelschap van de anderen, dient de afstand tussen de studio en de eetzaal zo kort mogelijk te zijn. Zo zijn de bewoners ook steeds in de nabijheid van het verzorgend personeel voor het geval dit personeel hen één of andere hulp moet bieden. Het idee van het leven in groep gaat eveneens uit van het principe dat er permanent personeel aanwezig is 24 uren op 24.» Overdag schommelt het aantal zorgverstrekkers tussen 4 en 2, en ’s nachts is permanent een verpleegster aanwezig in de instelling. Het personeelsbestand is nog hetzelfde als in het oude rusthuis, maar het takenpakket van de verpleegsters werd gewijzigd. In het oude huis beperkten zij zich tot de zorgverstrekking en bereidde een externe traiteur de maaltijden, terwijl de verpleegsters van de nieuwe instelling nu heel wat tijd doorbrengen in de keuken waar zij de maaltijden van de bewoners bereiden. In het vroegere rusthuis werden de bewoners beschouwd als «patiënten», en na hun verhuis naar het nieuwe gebouw, zijn zij «klanten» en «bewoners» geworden. De eerste weken na de overbrenging naar de nieuwe residentie waren moeilijk voor de staf. Kirsti Pesola legt uit waarom: «De verpleegsters hadden hun dagelijkse routine, de maaltijden werden buitenshuis bereid en dienden enkel naar de patiënten te worden gebracht in de lange gang met kamers, waarvan sommige bewoond werden door verschillende personen. En dan diende plots het privé-leven van de personen te worden geëerbiedigd in hun residentiële omgeving: het ontbijt en de koffie klaarmaken, zorgen voor de lunches. Hoe diende dit alles te worden beheerd?» Na twee weken kwam de staf samen om na te denken over de beste manier om zich aan te passen aan de nieuwe werkmethode. Na dit proces en na 18 maanden werking, verklaart het personeel zich tijdens ons bezoek in de Finse winter van 2004 meer dan tevreden over de nieuwe toestand. De levenskwaliteit van het personeel is verbeterd, er is minder stress, en men hoeft niet constant rond te lopen om zorg te verstrekken aan personen die constant bedlegerig zijn. Het werk is lichter en, behoudens enkele overlijdens, blijven de personen dezelfde. De verpleegsters hebben zelfs tijd om te rusten en pauzes te organiseren om een kop koffie te drinken en te praten. Zij beschikken over technische hulpmiddelen, zoals toestellen om personen op te tillen of elektrische bedden zodat rugklachten worden vermeden. Bij elke vacature, bieden zich 4 of 5 kandidaten aan, zodat de directie de mogelijkheid heeft om de bekwaamste en meest gemotiveerde kracht te kiezen.
235
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Er zijn ook geen vooraf bepaalde routines zoals «iedereen opstaan, om 7 uur», gevolgd door wassen, aankleden en verplicht ontbijten. Iedereen heeft het recht te slapen zolang hij wil. Stilaan raakt het personeel op de hoogte van de gewoonten en de dagindeling van elke bewoner. Slechts enkele activiteiten zijn vastgesteld op een bepaald tijdstip, zoals het middagmaal. «Het personeel eet samen met de bewoners en neemt plaats aan dezelfde tafel. In de groepen voor niet-demente personen, kunnen de gesprekken bijzonder interessant zijn. Onder de bewoners zijn er mannen of vrouwen die graag roken, personen die de hele tijd zwijgen of rolstoelpatiënten. De gewoonten van de personen worden geëerbiedigd, zelfs wanneer zij hun woning hebben moeten verlaten om hier te komen wonen. Te Ulrika Eleonora, vinden zij een nieuw huis en hoeven ze geen afstand te doen van hun zelfstandigheid en hun gewoonten, zoals vaak het geval is in een instelling waar alles verloopt volgens een vooraf bepaalde routine, die doorgaans gebaseerd is op de zorgverstrekking, en niet op de wensen van de personen die er verblijven.» De omschakeling van de filosofie van een instelling naar die van een residentieel onthaal sinds het einde van de jaren 80 in opmars in Finland. Deze wijziging is bijzonder gunstig voor verwarde personen die het slachtoffer zijn van de ziekte van Alzheimer, aangezien het leven in groep bijzonder geschikt is voor hen. Ondanks een vijftiental jaren van hervormingen en concrete verwezenlijkingen, is deze omschakeling van filosofie in het begin van de 21 eeuw nog niet evident, en het probleem rijst telkens opnieuw wanneer een lokale overheid of een vereniging beslist een nieuwe instelling te bouwen. Het is bijzonder moeilijk de routines die ontstaan zijn in de zorginstellingen te doorbreken. Het is echter gebeurd in Loviisa, en allen vaarden er wel bij, zowel de bewoners en het personeel als de gezinsleden. De omschakeling komt vaak tot stand op initiatief van overtuigde en gemotiveerde personen die de levenskwaliteit van ouderen of demente personen wensen te verbeteren. Wij zullen dit zien in het volgend voorbeeld van een innoverende ervaring die, zoals te Loviisa, niet tot stand kwam ingevolge een beleidsmaatregel of een reglementering, maar dankzij een vastberaden en gemotiveerde persoon, namelijk een voormalige verpleegster die beheerder werd van een complex voor gezondheidszorg in een gemeente van 6.000 inwoners.
E.3. Sonjatun omsorgssenter, Nordreisa, Noorwegen Vooraleer een beschrijving te geven van het project van Nordreisa, in het hoge noorden van Noorwegen, is het nuttig voor een goed begrip van het zorgsysteem een kort overzicht te geven van de economische en sociale toestand van het land. In tegenstelling tot de meeste van zijn buurlanden, is Noorwegen geen lid van de Europese Unie en, naast de prachtige natuur en in het bijzonder de schitterende kust, valt dit Scandinavisch land op omdat het een zeer sterke overheidseconomie heeft. Het land beschikt over ongeveer 50% van de resterende olie- en gasreserves in West-Europa en in 2002 voerde het 3,1 miljoen barrel
236
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis per dag uit, wat het land op de derde plaats van exporterende landen van ruwe aardolie plaatst, na Saudi-Arabië en, Rusland. Het land is ook de vierde uitvoerder van gas ter wereld na Rusland, Canada en Algerije. In 2002 beliep de exportwaarde van ruwe aardolie en aardgas ongeveer 281,5 miljard Noorse Kronen (ongeveer 35,2 miljard euro), wat ongeveer 44% vertegenwoordigt van de totale Noorse export. «Om te vermijden dat de aardolie-inkomsten een negatieve invloed zouden hebben op de Noorse economie en om het land te beschermen tegen begrotingstekorten ingevolge de veroudering van de bevolking71», heeft het Noorse parlement in 1990 een aardoliefonds opgericht dat gespijsd wordt door de netto-overheidsontvangsten, afkomstig van de petroleumactiviteiten, en door de opbrengsten van de eigen middelen van het fonds. Eind 2002 beschikte dit fonds over 609 miljard kronen (ongeveer 76,13 miljard euro).
E.3.1. Een sterke overheidssector en een hoge graad van sociale samenhang Volgens het programma van de Verenigde Naties voor ontwikkeling, is de levensstandaard in Noorwegen de hoogste ter wereld.72 Ook de OESO wijst regelmatig op de goede economische en sociale prestaties van Noorwegen. In haar economische studie betreffende het land over het jaar 2004, onderstreept de internationale organisatie «dat Noorwegen zich tijdens de afgelopen decennia vooraan heeft geplaatst in het peloton van OESO-landen, wat de economische groei betreft, die tijdens de afgelopen tien jaren zelfs versnelde in het continentale gedeelte van het land.» «Dankzij de toenemende petroleumrijkdommen, is het inkomen per inwoner in Noorwegen vergelijkbaar met dat in de Verenigde Staten, maar dit goede resultaat heeft ook te maken met andere factoren: macro-economische beleidsmaatregelen gericht op de stabiliteit die belet hebben dat het aardoliepatrimonium opgesoupeerd werd; efficiencywinst ingevolge de liberalisering van een aantal dienstensectoren; de directe invloed en de indirecte gevolgen van het bestaan van een erg kapitaalintensieve en technologisch sterk ontwikkelde aardoliesector in volle expansie; het belang van de waarde die gehecht wordt aan arbeid, wat geïllustreerd wordt door de uitzonderdelijk hoge activiteitsgraad van mannen en vrouwen, zowel bij de jongeren als bij de ouderen; en ten slotte, een erg krachtige arbeidsmarkt waarop dynamisme en jobcreatie samengingen met een sterke toename van de productiviteit.» «Dankzij de sterke sociale samenhang en de solidariteit die sinds lang Noorwegen kenmerkt, komt de exploitatie van de aardoliereserves ten
237
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis goede van alle sociale categorieën en de toekomstige generaties zullen er nog de vruchten van plukken lang nadat de reserves uitgeput zullen zijn. Het zal er dan op aankomen er voor te zorgen dat deze goede prestaties kunnen worden aangehouden. (…) Noorwegen is één van de landen van de OESO waar de activiteits- en werkgelegenheidsgraad het hoogst zijn, onder meer bij de vrouwen en de ouderen, en het is ook het land waar de structurele werkloosheidsgraad het laagst is.» «Noorwegen heeft zich ertoe verbonden maatregelen te nemen op het vlak van de duurzame ontwikkeling met het oog op het welzijn van de huidige en toekomstige generaties van de lokale bevolking, wat ook positieve effecten zal hebben voor de rest van de wereld. Zoals wij zagen is één van deze maatregelen, het investeren van de petroleumontvangsten met het oog op het verzekeren van een jarenlange inkomstenstroom naar de Noorse bevolking toe; de goedkeuring van taksen op koolstof die bij de hoogste zijn in de OESO om de bijdrage van Noorwegen tot de opwarming van de planeet te verminderen; en een bijzonder gulle hulp aan de ontwikkelingslanden om te verhelpen aan de aanzienlijke en nog steeds groter wordende inkomstenverschillen op wereldvlak.» Deze hoge levenstandaard en de zeer sterke economie bieden natuurlijk de mogelijkheid om de interventie in de sociale functies, die traditioneel tot de bevoegdheid behoren van de Scandinavische voorzorgsstaat, op een zeer hoog kwalitatief peil te houden.
E.3.2. Een gedecentraliseerd systeem van gezondheidszorg onder controle van de centrale overheid De gezondheids- en sociale diensten worden haast integraal gefinancierd door overheidsfondsen, gespijsd door de algemene fiscaliteit en de specifieke heffingen. De sociale zekerheid is een collectieve verzekering die de totaliteit van de inwoners van het koninkrijk dekt. Alle loontrekkenden betalen een sociale bijdrage die overeenstemt met een percentage van hun inkomen. Hun werkgever betaalt eveneens een bijdrage die ook een vast percentage vertegenwoordigt op het betaalde loon. De vrije beroepen betalen een hogere bijdrage dan de loontrekkenden, aangezien hun bijdrage ook het werkgeversaandeel bevat. Werklozen, studenten en andere personen zonder inkomen betalen geen sociale bijdrage maar genieten toch van de sociale voordelen. Zij hebben toegang tot dezelfde diensten en dezelfde assistentie als de loontrekkenden. De sociale uitkeringen die betaald worden in geval van werkloosheid, ziekte of ouderdom hangen af van het inkomen dat men voordien had. Sociale hulp met economisch karakter wordt toegekend na een geïndividualiseerd onderzoek van de behoeften.73 De volksgezondheid staat onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Sociale Zaken, dat ermee belast is het nationaal beleid op dit vlak uit te werken en te controleren. De gezondheidsdiensten zelf zijn gedecentraliseerd op het niveau van de gemeente en het gewest.
238
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Noorwegen telt 435 gemeenten die bestuurd worden door lokale verkozenen74. De Noorse gemeenten zijn autonome entiteiten en de verkozenen zijn rechtstreeks verantwoordelijk tegenover hun kiezers. De door het parlement goedgekeurde wetten, richtlijnen en begrotingsregels beperken evenwel hun autonomie en bepalen hun verantwoordelijkheden. Het is de Staat, via het parlement en de regering, die het hoogste gezag vertegenwoordigt en die toezicht uitoefent op de activiteit van de gemeenten en departementen. De lokale gemeenschappen verschillen onderling zeer sterk, wat het reliëf, de oppervlakte en de bevolking betreft. Er zijn een tiental gemeenten met meer dan 50.000 inwoners, maar meer dan 1 gemeente op 2 heeft minder dan 5.000 inwoners. De gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om te zorgen voor de basisvoorzieningen, zoals de diensten van de dispensaria voor algemene geneeskunde. De gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de kindertuinen, de jeugdbescherming, het lager onderwijs, verschillende lokale culturele activiteiten, primaire gezondheidszorg, sociale assistentie, zorg voor ouderen en personen met een handicap, brandweerdiensten, havens, gemeentelijke wegen, waterdistributie en afvoer van afvalwater, zuiveringstations en wegennet. De departementen en de vijf gewesten die geografisch zijn afgebakend voor het vertrekken van gezondheidszorg, zorgen voor de meer gespecialiseerde hulpverlening, onder meer de ziekenhuizen. We merken op dat er, naast de diensten van de overheidssector, ook een aantal ziekenhuizen en door de staat erkende privé-gezondheidsdiensten zijn, zoals bijvoorbeeld Norlandia Omsorg75. Met 220.000 loontrekkenden, is de gezondheidssector één van de grootste van het land.76 De pensioenleeftijd in Noorwegen is vastgesteld op 67 jaar en de sociale zekerheid is belast met de uitbetaling van de pensioenen.77 Alle Noorse burgers hebben recht op een minimumpensioen. In 1999, beliep het jaarlijks minimumpensioen 84.204 kronen (ongeveer 10.000 euro). Het pensioenbedrag hangt af van het aantal jaren activiteit en het ontvangen inkomen. Op dit ogenblik genieten de meeste gepensioneerde mannen een aanvullend pensioen, en dit geldt ook steeds meer voor de vrouwen. Dit pensioen vertegenwoordigt ongeveer de helft van het loon. Ten gevolge van het kapitalisatiesysteem van de rechten op aanvullend pensioen, is het compensatieniveau van het verlies aan koopkracht in verhouding hoger voor de lage lonen en lager voor de hoge lonen. Talrijke ondernemingen stellen bovendien een aanvullend pensioensysteem voor, gefinancierd door de werknemers zelf. Overheidsambtenaren ontvangen een pensioen dat gelijk is aan twee derden van hun loon, een percentage dat overeenstemt met dat van de private aanvullende pensioenstelsels. Bovendien sluit een aantal personen nog een individuele pensioensverzekering af bij private maatschappijen om de oude dag voor te bereiden.
E.3.3. Het actieplan voor de opvang van ouderen 1998-2001 Met het vierjarenplan 1998-2001 voor de huisvesting van ouderen, wenste het Noorse parlement de overheid en de lokale zorgverstrekkers toe te laten te voorzien in een opvangcapaciteit van voldoende kwaliteit en
239
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis kwantiteit om in te spelen op de demografische veroudering, want de kwaliteit liet in het verleden nogal te wensen over. De doelstellingen van het plan bestonden er onder meer in de personen de mogelijkheid te bieden om zo lang mogelijk hun onafhankelijkheid en hun zelfredzaamheid te behouden en hen aan te moedigen om deel te nemen aan de evaluatie van hun behoeften en aan de opstelling van normen.
E.3.3.1. Een gevolg van de vermindering van de informele hulp Dit plan werd opgesteld ingevolge de vermindering van de informele hulp. De evolutie van de Noorse maatschappij houdt immers in dat de familiale solidariteitsbanden, die traditioneel inhielden dat de jongere generaties zorgden voor hun bejaarde ouders, verminderden. De geografische afstand tussen de verschillende generaties en de veralgemening van vrouwenarbeid buiten de woonplaats, heeft trouwens geleid tot een sterke vermindering van de mogelijkheid om ouderen in familiekring te laten ouder worden. Volgens het Noorse parlement, kunnen de belangrijkste uitdagingen en taken78 waarop de hulpen zorgdiensten de volgende jaren zullen moeten inspreken, samengevat worden als volgt: ❒ De onthaalcapaciteit vergroten door de bouw van nieuwe woningen en het scheppen van banen voor verzorgend personeel; ❒ Het verbeteren van de kwaliteit van de gamma gemeentelijke hulp- en zorgdiensten; ❒ Zorgen voor een pakket van hulp- en zorgdiensten dat gelijk is in alle gemeenten; ❒ De stimuli waarover de Staat beschikt verbeteren.
E.3.3.2. Het aanbod in overeenstemming brengen met de vraag Hiertoe moet de hulp- en zorgdienst er voor zorgen dat de ouderen «een fatsoenlijk leven kunnen leiden in veiligheid en onafhankelijkheid». De ouderen moeten ook zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Anderzijds moet de capaciteit van de diensten voldoende zijn om, in geval van behoefte, zeker toegankelijk te zijn.
240
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis De doelstellingen van het actieplan zijn overigens:
❒ ❒ ❒ ❒
❒ Een hulp- en zorgdienst van goede kwaliteit hebben die aangepast is aan de behoeften van iedereen; De omvang en de kwaliteit van de diensten verbeteren; Een totaal en flexibel dienstenpakket ontwikkelen; Dezelfde diensten verzekeren, ongeacht de verblijfplaats, het inkomen en de middelen van elkeen; De gebruikers veel mogelijkheden bieden om initiatieven te nemen en beslissingen te nemen in het dagelijkse leven.
Het plan stelt eveneens een operationele strategie vast met concrete te bereiken doelstellingen: ❒ 6.000 voltijdse banen, te scheppen in het kader van de thuishulp in de loop van de periode 1998-2001; ❒ 7.200 nieuwe woningen in tehuizen of residenties oprichten in de loop van de periode 19982001; ❒ 6.000 individuele kamers in gebruik nemen tussen 1998 en 2002 om de doelstelling van de individuele kamer voor allen te bereiken, wat 280 nieuwe banen veronderstelt (op basis van voltijdse tewerkstelling) in de periode 1998-2002; ❒ 5.000 bijkomende plaatsen voor totaal afhankelijke personen (in verzorgingstehuizen of instellingen met constante diensten) in de loop van de periode 1998-2001 om het hoofd te bieden aan de stijging van het aantal ouderen, wat het scheppen van 4.500 banen inhoudt tegen 2001; ❒ 1.400 bijkomende plaatsen voor totaal afhankelijke personen in de loop van de periode 19982001, om een minimum van hulp- en zorgdiensten te verzekeren in alle gemeenten. Deze maatregel zal van toepassing zijn op de meeste achtergestelde gemeenten en zal meebrengen dat 1.250 voltijdse banen worden geschapen in 2001; ❒ 4.800 plaatsen scheppen in de periode 1998-2001 voor de vernieuwing van verouderde verzorgings- en rusthuizen. Om deze doelstellingen te bereiken, zal de Staat onder meer «de taak van de gemeenten zodanig vergemakkelijken dat de gebruikers kunnen rekenen op het dienstenpakket dat zij nodig hebben. Hiertoe zal men gebruik kunnen maken van economische en juridische actiemiddelen en van de gemeenten een zekere planning eisen.»
E.3.3.3. Aanzienlijke subsidies voor bouw en renovatie In de toekomst zullen de gemeenten zich ook moeten bezig houden met het ontwerpen en ontwikkelen van hulp- en zorgdiensten. «Voor de taken die de sector dient te vervullen, is het nodig een gevarieerd en flexibel gamma van diensten te hebben. De gemeenten zullen dus zo goed als mogelijk een dienstengamma moeten ontwerpen en ontwikkelen dat is aangepast aan
241
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis de lokale voorwaarden en behoeften. Het actieplan bepaalt dat men een reeks maatregelen kan voorzien, gaande van de thuishulp en de hulp in een aangepaste residentie tot de opname in een instelling (verzorgingstehuis of gelijkgesteld). Elke gemeente kiest zelf het ontwerp van haar dienstenpakket.» Het Noorse parlement heeft de uitgaven in vier jaar tijd begroot op 30 miljard kronen (350 miljoen euro), namelijk 10 miljard gewijd aan de werking en 20 miljard voor de investeringen. «De gemeenten zullen de economische mogelijkheid krijgen om het actieplan te verwezenlijken, dank zij specifieke kredieten.» De werkingssubsidies worden verdeeld over de gemeenten volgens bepaalde criteria, waarvan het belangrijkste het aantal 80-plussers is. Tijdens de periode van het plan werden de subsidies verhoogd. De Storting, het Noorse parlement, wenste via de kredieten de gemeenteplannen nieuw leven in te blazen. De gemeenten die geen activiteitstoename in deze sector konden bewijzen, hebben niet kunnen rekenen op kredieten. Anderzijds zijn er kredieten voorzien die toegekend zullen worden na evaluatie van de behoeften. Deze subsidie is vooral bestemd voor de gemeente met financiële moeilijkheden en met een weinig ontwikkeld dienstenniveau. De gemeenten die de diensten al aanboden voor het begin van het plan en die bijgevolg zelf belangrijke investeringen hebben verricht, zullen eveneens van deze subsidie kunnen genieten. Er worden overigens investeringssubsidies verleend aan de gemeenten voor de bouw of de renovatie van woningen en instellingen in de vorm van een eerste subsidie en een tweede subsidie voor het dekken van de intresten en afschrijvingen van leningen tijdens de leningsperiode. De investeringssubsidies worden toegekend door de nationale bank voor de huisvesting (Norwegian State Housing Bank – Husbanken79), die een belangrijke rol speelde in de verwezenlijking van het vierjaren-plan voor de huisvesting van de ouderen, op het niveau van de financiering, maar ook wat de ontwerpnormen betreft.
E.3.3.4. De Husbanken De Husbanken werd opgericht in 1946 met het doel de voorraad woningen, vernield gedurende de tweede wereldoorlog, opnieuw op te bouwen, via de bouw van sociale woningen, eerbied voor het leefmilieu en duurzame ontwikkeling. Tot 1996 konden particulieren lenen tegen een voorkeurtarief. Sindsdien worden leningen toegekend tegen markttarief. Het actieplan voor de huisvesting van ouderen werd afgesloten in 2003. Husbanken keurde de financiering goed van 38.600 plaatsen in serviceflats of verzorgingstehuizen. Het centrum voor ouderen waarop Husbanken het fierst is, is het verzorgingscentrum van Sonjatun, dat zijn naam ontleent aan de Koningin van Noorwegen Sonja. Paradoxaal genoeg is dit project vooral een lokaal initiatief en kwam het tot stand buiten het kader van het vierjarenplan van het Noorse parlement!
242
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis E.3.4. Een Cantous in Noord-Europa Noorwegen speelt een eersterangsrol inzake zorgverstrekking aan personen die getroffen zijn door een of andere vorm van dementie, onder meer via het gespecialiseerd landelijk onderzoekscentrum voor dementie, het Nasjonalt kompetansesenter for aldersdemens80 en het centrum voor sociaal onderzoek Norsk institutt for forskning om oppvekst, velferd og aldrin81 (NOVA82). In tegenstelling tot Ulrika Eleonora, herbergt Sonjatun Omsorgssenter enkel personen die lijden aan dementie en aan de ziekte van Alzheimer. Het maakt deel uit van een ruimer complex ingewijd in 1977, dat een ziekenhuis, een verzorgingstehuis en een opvangcentrum voor jonge zwaar gehandicapte personen omvat. De geografie van de gemeente Nordreisa ligt in Troms op 70° noorder breedte, bevat een grillige kust met valleien en bergen en heeft een ruw klimaat. De gemeente telt ongeveer 5000 inwoners. Het verzorgingscomplex van Nordreisa wordt geleid door Herbjørg Fagertun, een voormalige verpleegster die wij in september 2003 ontmoet hebben in Noorwegen. In de loop van de jaren is gebleken dat bij 70% van de personen die in het verzorgingstehuis verbleven een diagnose was gesteld van dementia senilis, met inbegrip van de ziekte van Alzheimer. Welnu, het verzorgingstehuis dat dateerde uit het begin van de jaren 70, was niet geschikt voor deze categorie van bewoners. Amper 9% van de bedden waren geschikt voor deze patiënten, terwijl 70% er behoefte aan had. In 1995, begonnen Herbjørg Fagertun en zijn ploeg na te denken over de beste manier om de omgeving aan te passen aan deze zieken. Zeer snel bleek een gelijkvloerse verdieping noodzakelijk, onder meer omdat de lokale bevolking doorgaans afkomstig is uit kleine boerderijen die omringd zijn door grote ruimten en die enkel beschikken over een benedenverdieping. De bedoeling bestond erin de vertrouwde omgeving te herscheppen, waarin de personen zich thuis zouden voelen. In dit verband diende ook de mogelijkheid te worden geboden om externe boerderijgebonden activiteiten uit te oefenen, zoals tuinieren of kippen bijhouden.
E.3.5. Een centrale cirkelvormige gang om ronddolen en opwinding te vermijden Om een dergelijke residentiële omgeving te herscheppen, was het ontwerp van het interieur fundamenteel. Er moest een centrale woonruimte en een keuken ontworpen worden, terwijl er voldoende ruimte moest zijn om zich te verplaatsen, zonder dat de bewoners permanent stuitten op muren of gesloten deuren. Het is deze gedachte die aanleiding gaf tot het concept van de cirkelvormige gang, rond dewelke de appartementen van de bewoners gelegen zijn.
243
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Dit concept stemt overeen met de ideeën van de Alzheimervereniging in Zwitserland. In haar rapport schrijft de vereniging immers dat «in het centrum, de levendige centrale plaats van de instelling de grote keuken is; men hoort en ziet ze vanuit alle andere kamers. In deze centrale ruimte bevinden zich steeds enkele personeelsleden. De Alzheimer-patiënten vertonen vaak een hevige psychomotorische verwarring. De mogelijkheid om te stappen en om alleen beslissingen te nemen over een verplaatsing vormt één van de vaardigheden die de zieken het langst bewaren. Terzelfder tijd laat lopen toe de spanningen te verminderen en enige voldoening te ervaren. Om een dagcentrum aan te passen aan Alzheimer-zieken dient de binnen- en buiteninrichting ervan (op een vrij toegankelijk maar afgesloten terrein) brede lusvormige wandelpaden te bevatten, alsmede ruimten voor beweging en turnoefeningen, zodat niemand gestoord wordt door ronddolende mensen.» In Finland daarentegen stemt deze cirkelvormige gang overeen «met wat in het verleden in de architectuur werd voorzien voor de opvang van demente personen.» Helinä Kotilainen, hoofdarchitect van Stakes, het Finse opzoekingcentrum inzake gezondheidszorg verklaart zich nadert: «Als men steeds rondjes blijft draaien, begint men ook in het hoofd rond te draaien en dat is niet goed. Men moet het ronddolen stoppen en vermijden om cirkelvormige gangen te voorzien.»
E.3.6. Nieuwbouw nodig Vooraleer nieuwbouw te overwegen, hebben Herbjørg Fagertun en zijn ploeg vooreerst gepoogd de architectuur met gangen van het oude rusthuis aan te passen, door een specifieke ruimte te voorzien, gescheiden van de andere via speciale deuren. Al vlug bleek dat deze aanpassingen niet toelieten de beoogde doelstellingen te bereiken en dat demente personen behoefte hadden aan een specifieke aangepaste omgeving; bijgevolg was nieuwbouw noodzakelijk. Deze nieuwe architectuur was ook nodig voor de zorgverstrekkers die de mogelijkheid moesten hebben om nieuwe taken uit te voeren, zoals het bereiden van de maaltijden. Want, Herbjørg Fagertun was van mening dat verder moest worden gegaan dan de bouw van een residentiële omgeving, en dat de hele filosofie van de zorgverstrekking moest worden herzien. De patiënten werden klanten die een privé-appartement bewoonden en die moesten kunnen wonen in de beste omstandigheden om een maximale autonomie te bewaren. Parallel hiermee, onderging de rol van de zorgverstrekkers een grondige evolutie. De nieuwe architectuur moest worden ontworpen om het werk te vergemakkelijken, niet enkel van de verpleegsters, maar bijvoorbeeld ook van het technisch en onderhoudspersoneel. Zij moest ook beter de verwanten van de bewoners kunnen ontvangen, met ruimten en kamers voor de bezoeken. Eenmaal dat de principes van zijn project vastlagen, nam Herbjørg Fagertun contact op met de lokale overheid en zocht zij een architect. Het vinden van een architect voor de omzetting van het concept van Herbjørg en zijn ploeg op het terrein was een moeilijke opgave: de meeste voorgestelde projecten waren gebaseerd op een traditioneel ontwerp met een grote centrale gang, wat
244
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis precies de oplossing was die Herbjørg verwierp. Zij wendden zich tot de Nasjonalt kompetansesenter for aldersdemens, die had bijgedragen tot de ontwikkeling van een project voor zes bewoners meer in het zuiden van het land, gebaseerd op een gelijkaardige filosofie. Dit project was ontworpen door Erling Haugen, een architect van de gemeente Årdal op de westkust van Noorwegen.83 Bij een eerste contact in Årdal, voelde Herbjørg dat Erling meteen de filosofie begreep die zij wenste te realiseren. Zij had haar architect gevonden. Vervolgens richtte zij verschillende gespecialiseerde begeleidingscomités op: reiniging, toegankelijkheid voor personen met een handicap, meubilair, aard van het personeel en aantal personeelsleden, behoeften en levenskwaliteit van het personeel, manieren om te vermijden dat de deuren van de appartementen met de sleutel moeten worden afgesloten, ronddolen vermijden, enz. Parallel hiermee leidde een stuurgroep, samengesteld uit lokale verkozenen en vertegenwoordigers van het bestuur, het ontwerp en de uitvoering van de bouwwerk. Het is deze stuurgroep die eveneens de financiering van het project in goede banen leidt, via Husbanken.
E.3.7. Een moeilijke financiering maar een verwezenlijking bekroond met succes De financiering was niet meteen verworven, aangezien de overheid ervan overtuigd moest worden dat het enige middel om het doel te bereiken een nieuwbouw was en dat een gewone renovatie, die heel wat goedkoper was, niet in aanmerking kwam. «Al werd het idee van het concept nooit betwist, het echte probleem was de hoge kostprijs van het project.» In één jaar tijd was het project rond. De bouw zelf nam 18 maanden in beslag en kostte in totaal ongeveer 3 miljoen euro. De inwijding van het gebouw had plaats in maart 2000. Uiteindelijk was het concept zo succesrijk dat de gemeente, ondanks de hoge aanvankelijke kosten, besliste om een tweede gebouw neer te poten naast het eerste om het hoofd te kunnen bieden aan het gebrek aan beschikbare plaatsen ingevolge de veroudering van de lokale bevolking. Op die wijze kon Erling Haugen enkele kinderziekten van het eerste project verhelpen. Sonjatun 2 was haast voltooid tijdens ons bezoek in september 2003.
E.3.8. Een residentiële sfeer in beperkte groepen Sonjatun Omsorgssenter is bestemd voor de opvang van 16 personen met dementie in een gevorderd stadium – dat wil zeggen dat het wonen thuis om verschillende redenen teveel problemen stelt. Het centrum is niet geschikt voor totaal afhankelijke personen of personen die behoefte hebben aan intensieve zorgverlening. In dat geval is opname in een instelling van het type ziekenhuis de meest aangewezen formule. Doorgaans geschiedt de overbrenging te Nordreisa zonder al te veel problemen, aangezien het verzorgingstehuis vlak bij de Cantous is gelegen. De centrale keuken, de woonruimte en de meubelen zijn ontworpen volgens
245
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis het model van de traditionele woningen waarin de plaatselijke bevolking woont. De bewoners moeten bij voorkeur hun eigen meubelen, voorwerpen, vaat, foto’s en snuisterijen meebrengen naar hun appartement. De signalisatie van hun appartement is erg duidelijk, met hun naam in grote letters op of naast de deur in cursief schrift vergezeld van een specifieke tekening of een specifiek voorwerp.
E.3.9. Wat verstaat men onder «Zoals thuis»? Het doel van Sonjatun bestaat erin een residentiële sfeer te herscheppen, en dit concept kan natuurlijk sterk verschillen naargelang van het tijdperk, de plaats, de cultuur en de persoon. Wat verstaat men onder «zoals thuis»? Helinä Kotilainen (Helsinki) schreef een boek84 over dit onderwerp onder de titel «Dementiakoti – huizen voor demente personen» en, na Finse voorbeelden te hebben voorgesteld, verwijst zij graag naar een Australisch centrum voor dementeaboriginals. De aboriginal bevolkingen85 in Australië wonen voornamelijk buiten86 en de plek «zoals thuis» voor hen herbouwen was een bijzonder moeilijke opgave. De architecten zijn erin geslaagd het traditionele buitenleven te herscheppen via veranda’s. Onder de sedentaire westerse bevolkingen bestaan er natuurlijk enorme verschillen tussen de concepten die bijvoorbeeld ontwikkeld werden in de Verenigde Staten en diegene die ontwikkeld werden in Noord-Europa, zelfs al wensen zij allebei het residentiële concept «wonen zoals thuis» in te vullen. De Noord-Amerikaanse architect Jim Warner87 schreef aan de auteur van deze studie, die hem foto’s van Sonjatun had opgestuurd: «Het idee is uitstekend, maar ik zou het moeilijk hebben om een dergelijke architectuur voor te stellen en te verkopen in New-England. Het comfort is te Spartaans, de architectuur is te kaal en te minimalistisch. En met amper 16 bewoners zou ik het moeilijk hebben om het project op economisch vlak te rechtvaardigen.» Op een congres dat door ALFA werd georganiseerd in 2003, stelde een architecte uit New York nochtans een beste praktijk voor waarvan de plannen sterk leken op die van Sonjatun, meer in het bijzonder het plan van de cirkelvormige gang waarop de appartementen uitgeven. Volgens de betrokken architecte ging het hier om een uitstekend ontwerp dat toelaat het ronddolen van de bewoners te vermijden. Victor Regnier van zijn kant lijkt sinds lang een belangrijke
246
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis inspiratiebron te vinden in de projecten die ontwikkeld werden in Scandinavië en Nederland. Hij wijdde er onder meer een boek aan en steekt regelmatig de Atlantische oceaan over om de nieuwe projecten van onze Europese buren te bestuderen. Tijdens zijn jongste bezoek aan Finland werd hij begeleid door Helinä Kotilainen bij zijn bezoek aan de verschillende verwezenlijkingen van de lokale overheden in dit land. Er bestaat bijgevolg een beweging op wereldvlak, van architecten en beheerders van zorginstellingen om in de rusthuizen, bestemd voor het onthaal van demente personen, een residentiële omgeving te scheppen voor de «klanten» die er verblijven. De effectieve toepassing van dit principe is verschillend tussen Nordreisa, Los Angeles en de Australische outback, maar de filosofie blijft dezelfde. De Dementie in Reykjavík of Barcelona vertoont dezelfde symptomen en vergt dezelfde remedies en dezelfde onthaalfilosofie, gericht op de persoon en op de eerbieding van het individu en van zijn autonomie en niet op de zorg. Enkel gevallen van extreme afhankelijkheid vergen nog opname in een instelling. Wanneer men de instellingen van Sunrise Senior Living in de Verenigde Staten en de nieuwe projecten in Finland of Noorwegen bezoekt, kan men bijna fysiek aanvoelen dat het gaat om de dezelfde filosofie en dezelfde dynamiek, ondanks de culturele verschillen en de verschillen tussen de systemen van gezondheidszorg. Men kan zelfs, vanop afstand het onderscheid ruiken tussen een instelling die werkt volgens deze nieuwe filosofie en een instelling, gebaseerd op het institutionele model: in een instelling voor assisted living, voelt men zich niet in een ziekenhuis, maar zoals thuis. Kirsti Pesola legde dit verschil uit tijdens een bezoek aan een rusthuis in Lapland: «Het is juist wat je zegt ; thuis poets je niet de hele tijd en gebruik je niet dagelijks ontsmettingsmiddelen om de vloeren en de muren te reinigen; er is altijd een beetje stof in de hoeken en er hangt een geur van koffie in de lucht; thuis ruikt het niet zoals in een ziekenhuis; de geur is erg belangrijk.» Merken we op dat het omgaan met geuren bijzonder belangrijk is in de aangepaste centra voor demente personen, onder meer wegens het incontinentieprobleem van deze personen. Jim Warner was bijvoorbeeld bijzonder boos na een bezoek aan één van zijn verwezenlijkingen in New Hampshire, waar de geur van urine in de afdeling voor demente personen grensde aan het ondraaglijke. «Ik heb gezegd dat ik ermee akkoord ging dat ze tapijt legden, op voorwaarde dat er een goed beheer van de incontinentie zou zijn. Wat wij hier meemaken wijst op onachtzaamheid van de directie van de instelling. Dat is onaanvaardbaar.»
E.3.10. Een ruim positieve balans Nu zijn Cantous drie jaar bestaat, is Herbjørg Fagertun globaal genomen tevreden met zijn project dat inderdaad de mogelijkheid heeft geboden om de levenskwaliteit van zijn bewoners te verbeteren. Het geneesmiddelengebruik, voornamelijk van slaapmiddelen, nam af. De bewoners zijn globaal
247
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis genomen minder agressief geworden, vooral diegenen die de neiging hebben om rond te dolen. Ook de toegankelijkheid van het gebouw is bijzonder belangrijk; dit laat toe het vallen van de bewoners, dat vaak zware gevolgen heeft, te vermijden. De toegankelijkheid houdt een ontwerp «zonder hindernissen» in, ook in badkamers, alsmede een aantal architecturale details die de begrijpelijkheid van de omgeving verbeteren en personen met soms zwaar aangetaste hersenen geruststelt. Het vast tapijt is mat, de specifieke verlichting is aangepast om veel licht te geven zonder storende weerkaatsingen, de deuren zijn geschilderd in een andere kleur dan de muren; bepaalde muren zijn bedekt met hout, een veelgebruikt materieel in deze streek. De bewoners kunnen in de tuin wandelen in alle veiligheid. Het centrum organiseert activiteiten die aangepast zijn aan de gezondheidstoestand. Eén van de grootste uitdagingen bestond erin het verzorgend personeel op te leiden over de nieuwe werkmethoden en de nieuwe filosofie van het centrum. Het is niet evident de gewoonten van personeel dat steeds gewerkt heeft in een instelling, gericht op zorgverstrekking, om te buigen naar de nieuwe taken in een residentiële omgeving, gericht op het behoud van de autonomie van de persoon. Herbjørg heeft een groot deel van haar tijd moeten besteden aan vorming. Dit sluit aan bij de overwegingen en de basisfilosofie ontwikkeld door Paul Klaassen, de stichter en CEO van Sunrise Senior Living in de Verenigde Staten, die het grootst deel van zijn tijd doorbrengt met het sensibiliseren en opleiden van zijn personeel.
E.4. Silverado Senior Living, Californië, VSA De problemen in verband met de veroudering van de bevolking enerzijds en, meer specifiek, met het onthaal van de personen die lijden aan een of andere vorm van dementia senilis anderzijds, beginnen aan de andere kant van de Atlantische oceaan te leiden tot een golf van paniek. Het vaststellen van de ziekte bij een aantal personaliteiten, zoals Ronald Reagan, of boeken zoals dat van Jacqueline Marcell, plaatsen de ziekte op het voorplan en het aantal congressen met opleidingen over het omgaan met dementie is haast niet meer te tellen. Aangezien bovendien een groot percentage – volgens hun verklaringen gemiddeld 50% – van de bewoners getroffen wordt door één of andere vorm van dementie, zijn de Amerikaanse instellingen van assisted living begonnen met het ontwikkelen van speciale eenheden of specifieke programma’s om deze categorie van gasten onder de beste voorwaarden te huisvesten. De specifieke kenmerken van het onthaal van deze gasten hebben voornamelijk betrekking op de architectuur en de binnenen buitenomgeving en, vooral, op de personeelsvorming. Het gaat doorgaans om eenheden die ondergebracht zijn op een andere verdieping of in een andere vleugel van het gebouw, waartoe de andere bewoners doorgaans geen toegang hebben. Aangezien het om een bijzonder kwetsbare groep gaat, maakt hun huisvesting buiten een verzorgingstehuis van het traditionele type nursing home het voorwerp uit van specifieke wetgevingen en reglementeringen.
248
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Het gaat om een bevoegdheid van de verschillende staten van de VS, wat een zekere verscheidenheid meebrengt. Aangezien het bovendien gaat om een nieuw onderwerp, wijzigt de regelgeving permanent.88
E.4.1. Uiteenlopende reglementeringen in volle ontwikkeling In Florida legt de wet aan de staf een specifieke vormingsplicht op van ten minste 4 uur (sic!) In Illinois dient de instelling die verklaart te beschikken over gespecialiseerde eenheden voor de opvang van demente personen, de kandidaat bewoner en de familie zo volledig mogelijk op de hoogte te stellen zowel over het opleidingsniveau van de verplegers als over de zorgfilosofie van de instelling. In Nevada is een specifieke erkenning vereist die een doorgedreven vorming van het personeel oplegt en volgens dewelke de aanwezigheid van een verpleegster vereist is 24 uren op 24 en 365 dagen per jaar. Merken we ook de overvloedige en recente reglementering in de Staat Maine op: in het eerste hoofdstuk van de «wet 10-144 chapter 13 van 30 mei 2002 in verband met de erkenning en exploitatie van instellingen voor assisted living» komen namelijk een aantal erg gedetailleerde verplichtingen voor. Deze bepalingen hebben onder meer betrekking op: 1. Een voorafgaande informatie. Deze informatie, meegedeeld aan de bewoner en zijn familie, betreft de in de instelling toegepaste zorgfilosofie; de beslissingsprocessen in verband met de toestand van de bewoner en de eventuele wijziging hiervan; de specifieke architecturale aanpassingen voor de demente persoon; de frequentie en de soort van individuele of collectieve activiteiten, voorzien in het programma; een beschrijving van de programma’s voor deelname en ondersteuning door de familie; een beschrijving van de veiligheidsmaatregelen, toelatingsen uitsluitingscriteria van de instelling. 2. De voorafgaande erkenning door de Division of Licensing and Certification van het Department of Human Services van het Bureau of Elder and Adult Services (sic!) van de Staat Maine.
249
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis 3. Een medische diagnose die de demente toestand van de toekomstige bewoner vaststelt, alsmede elk officieel document opgesteld door de overheid die de plaatsing verricht, dat de opname beveelt of toelaat. 4. Een aangepaste omgeving. De eenheid die ertoe bestemd is een demente persoon te ontvangen zal het karakter dienen te hebben op basis van een residentiële omgeving en niet van een instelling. Het architecturale ontwerp zal het vervullen van de dagelijkse taken moeten vergemakkelijken, de levenskwaliteit van de bewoners verbeteren, hun spanningen, hun opwinding en hun gedragsproblemen verminderen en hun fysieke veiligheid verzekeren. Het architecturale ontwerp zal omvatten: ❒ Aangepaste polyvalente lokalen voor de maaltijden, de individuele en collectieve activiteiten en de familiebezoeken; ❒ Beveiligde buitenruimten en wandelzones die toelaten onvoorziene verplaatsingen buiten het complex te vermijden; ❒ Opvallende contrasten tussen vloeren en muren, en tussen muren en deuren in de ruimten die voorbehouden zijn aan de bewoners; ❒ Matte vloeren, muren en zolderingen om weerkaatsingseffecten maximaal te vermijden; ❒ Aangepaste verlichting om weerkaatsing en schaduwen te vermijden; ❒ Een werkruimte voor het personeel met een communicatiesysteem en kasten voor het bijhouden van de dossiers van de bewoners. De filosofie en het ontwerp van de architectuur en van de veiligheid moeten de volgende zijn: ❒ De bewoners zullen de vrijheid hebben om zich te verplaatsen in de gemeenschappelijke delen en in hun eigen eenheden; ❒ De instelling zal de bewoners niet opsluiten in of buiten hun kamers; ❒ De instelling zal voorzieningen en hulpuitrustingen bevatten die toelaten maximaal de zelfredzaamheid en onafhankelijkheid van de bewoners te verzekeren; ❒ De bezittingen van de bewoners zullen geïnventariseerd worden en zullen de naam van de bewoner vermelden; ❒ De instelling zal comfortabele ontspanningsruimten bevatten, die niet het uitzicht van een instelling hebben; ❒ De instelling zal de bewoners aanmoedigen hun kamer te meubelen en te versieren met persoonlijke meubelen en voorwerpen; ❒ De instelling zal de kamers van de bewoner op een individuele wijze identificeren. De instelling zal eveneens programma’s moeten opstellen voor de bewoners die de neiging hebben om rond te dolen, alsmede animatieprogramma’s, fysieke oefeningen, knutselen, wandelingen en spirituele activiteiten die aangepast zijn aan de bewoners.
250
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis 5. De opleiding van het personeel. Het personeel zal ten minste 8 uren theoretische opleiding moeten volgen, gevolgd door 8 uren praktische werkzaamheden. De Staat Maine legt eveneens voorwaarden op in verband met de bekwaamheid van de vormingswerker. Vermelden we nog dat de Staat Maine eveneens beschikt over een gedetailleerde wetgeving in verband met de opname van demente personen in traditionele verzorgingstehuizen van het type nursing home. Ook deze tekst geeft de voorkeur aan een residentiële omgeving eerder dan aan een traditionele instelling, zelfs al kunnen de deuren van gespecialiseerde vleugels worden afgesloten. Grosso modo is het voorgestelde architecturale ontwerp dat van een instelling van assisted living.
E.4.2. De gespecialiseerde instellingen van assisted living Hoewel talrijke instellingen van assisted living beschikken over gespecialiseerde eenheden voor de bewoners die lijden aan één of andere vorm van dementie, hebben bepaalde maatschappijen zich toch gespecialiseerd in dit type van onthaal. De motivatie van de verantwoordelijken hiervan, die wij konden ontmoeten op verschillende congressen, is doorgaans indrukwekkend. Zo is de Silverado Senior Living een gespecialiseerde maatschappij voor ouderen die lijden aan één of andere vorm van dementia senilis, maar meer in het bijzonder aan de ziekte van Alzheimer. Bij Silverado, kan de welstellende oudere, mits een specifieke begeleiding, ten dele de autonomie terugkrijgen die hij verloor in een onaangepaste omgeving of in een ander verzorgingstehuis. Silverado werd opgericht in 1996 te San Juan Capistrano, in Californië, door zijn CEO en huidige voorzitter van de raad van bestuur, de erg charismatische Loren B. Shook. In zijn toespraak op het ALFA-congres 2004, citeerde hij het voorbeeld van een Californische vrouw die uitgesloten werd uit het rushuis waarin zij verbleef omdat haar dementie en haar afhankelijkheidsgraad te ver gevorderd waren. «Zij nam haar intrek bij ons en, na een specifieke behandeling, was zij opnieuw voldoende zelfredzaam om deel te nemen aan een cruise van 3 maanden in de Caraïben.» In 2004, exploiteert Silverado 12 luxe-instellingen in Californië, Texas en Utah. De bedoeling van Silverado, zoals blijkt uit de tekst op hun Internetsite89, bestaat erin de levenskwaliteit van de bewoners en van hun familieleden een maximale kwaliteit te bieden. Personen die lijden aan de ziekte van Alzheimer kunnen immers nog genieten van een substantiële levenskwaliteit. Deze levenskwaliteit kan worden bewerkstelligd door het optimaliseren van de fysieke en emotionele gezondheid van de bewoners en door hen een aangepaste en aangename
251
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis omgeving te bieden. Zij wordt eveneens gemaximaliseerd dank zij personeel dat specifiek is opgeleid voor dit soort zieken en dat aandacht heeft voor de behoeften, zorgen en angsten van deze personen. Silverado nodigt de bewoners ook uit om sociale contacten te hebben met hun naasten en hun eventueel gezelschapsdier. De bewoners behouden eveneens een zekere controle over hun eigen beslissingen en blijven ook een aantal verantwoordelijkheden dragen. Hierdoor blijven ze waakzamer en meer geëngageerd, wat hun belangstelling verscherpt, hun verveling vermindert en hen toelaat een gelukkiger en gevulder leven te leiden. Via de maximalisering van de levenskwaliteit van de bewoners en het behoud van hun waardigheid in de verschillende stadia van de ziekte, wil Silverado ook de familieleden en de verwanten helpen om te gaan met de progressieve aftakeling van hun ouder, grootouder of vriend. De zorgfilosofie en de waarden die verdedigd worden door deze onderneming zijn de volgende: ❒ ❒ ❒ ❒
❒
❒ ❒ ❒
De waarden van de menselijke geest erkennen; Ervoor zorgen dat de ziekte van Alzheimer niet het levenseinde is; De familiale eenheid bewaren en herstellen via begrip en positief ingrijpen; Zorgen voor een zodanige zorgkwaliteit dat, indien het personeel of de verantwoordelijken van Silverado hun demente verwanten in een instelling zouden moeten plaatsen, zij zich zouden wenden tot Silverado; Het niveau van de diensten permanent vernieuwen en verbeteren, de beste in deze sector zijn, zorgen voor een standaard in de sector van de zorg voor demente personen, het onmogelijke doen; De economische beloningen volgen op de kwaliteit van de diensten; Zijn activiteiten uitoefenen op een fiscaal en sociaal verantwoordelijke wijze, vandaag en de volgende twintig jaar; De zorgkwaliteit voor alle demente personen in de wereld te verbeteren.
Na een afspraak te hebben belegd met Loren Shook te San Juan Capistrano in maart 2004, om de instellingen van Silverado te bezoeken, hebben wij deze ontmoeting die er nochtans bijzonder interessant uitzag helaas, moeten annuleren. Het bezoek in september 2003 van de Alzheimer-afdelingen van een instelling geleid door Sunrise Senior Living te Boston, laat ons nochtans vermoeden dat een aantal Amerikaanse commerciële initiatieven op wereldvlak een voorbeeld kunnen vormen op het gebied van de opvangkwaliteit, zowel wat de vaste infrastructuur betreft als de bekwaamheid en toewijding van het personeel. En dit tegen een bijzonder concurrerende prijs - en soms zelfs minder duur in vergelijking met een verblijf in een traditioneel Amerikaans verzorgingstehuis van het type nursing home.
252
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis
F. Besluiten «Alzheimer. Een ziekte die lijkt op een nachtmerrie, of een dreiging. Deze bijna onvermijdelijke aftakeling van bepaalde zenuwcellen dompelt de zieken in de nacht van de vergetelheid en van de verdwazing met afwisselend momenten van helderheid. Ondanks enkele recente symptomatische behandelingen. Zij stort ook de verwanten in totale ontreddering, wat nog wordt verstrekt door het overduidelijk gebrek aan instellingen of aangepaste structuren voor de opvang van deze steeds grotere categorie van zieken90». De Alzheimer-verenigingen aan beide kanten van de Atlantische Oceaan blijven steeds maar de alarmbel luiden: het aantal zieken zal blijven toenemen, een remedie is nog veraf en de opvang van de zieken is doorgaans totaal onaangepast. Een langere levensverwachting leidt onder meer tot een toename van het aantal personen dat getroffen wordt door aftakeling ingevolge de leeftijd. «De vooruitgang die geboekt werd in de strijd tegen ziekten, die enkele jaren of decennia geleden nog fataal waren, hebben de levensverwachting van de bevolking verlengd, en zo het aantal ouderen sterk doen toenemen. Dit verheugend beeld gaat echter ten dele verloren door de sterke toename van het aantal personen dat lijdt aan ziekten ten gevolge van de aftakeling door het ouder worden. (…) Precies zoals kanker, vormen de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie tegenwoordig een ruim verspreide ziekten die ernstig moeten worden genomen. Het zijn geen zeldzame aandoeningen meer die uitzonderlijk een speciale behandeling vergen. Het is van het grootste belang dat wij ons ervan bewust zijn dat wij voortaan te maken hebben met ziekten die een stijgend aantal personen treffen, en dat het dus noodzakelijk is dat wij de hierdoor gestelde problemen globaal benaderen om aangepaste oplossingen te vinden.91» Sommigen zijn geneigd te stellen dat het weinig nuttig is te investeren in een aangepaste huisvesting voor de opvang van demente personen, en verwachten meer van de ontdekking van mirakeltherapieën. De vooruitzichten terzake stellen ons echter niet zo optimistisch.92 De laboratoria van de meeste westerse landen investeren enorme bedragen in het beter begrijpen en beter behandelen van de ziekte van Alzheimer. Sinds enkele jaren hebben de wetenschapslui een enorme weg afgelegd, zoals blijkt uit de tientallen belangrijke wetenschappelijke artikels die wekelijks overal ter wereld verschijnen. Er gaat geen maand voorbij of men kondigt de ontdekking van een mirakelremedie aan, die uiteindelijk dan toch niet efficiënt blijkt te zijn. De geboekte vooruitgang heeft meer betrekking op een betere definitie van de ziekte, haar bijzonderheden en haar gevolgen. Meer nog, de antwoorden op een aantal fundamentele vragen die Alois Alzheimer, de ontdekker van de ziekte, in het begin van de eeuw stelde blijven tot op vandaag nog materie voor discussie. «De vele onderzoeken die aan de gang zijn zouden op korte termijn wel kunnen leiden tot de uitwerking van efficiëntere behandelingen die de symptomen kunnen verbeteren en de evolutie van de ziekte stabiliseren, en zelfs stoornissen vermijden. Op dit moment, worden talrijke moleculen onderzocht en sommige zullen op korte termijn op de markt komen. Maar los van de reeds geboekte successen, moet worden toegegeven dat men nog geen idee heeft van de 253
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis weg die nog zal moeten worden afgelegd om te komen tot een volledig efficiënt geneesmiddel. De volgende jaren hoopt men wel te komen tot een heel wat snellere diagnose van de ziekte, wat essentieel is voor de efficiency van de behandeling achteraf. De vooruitgang van het epidemiologisch onderzoek zou bovendien de mogelijkheid bieden om de kennis van de risicofactoren te verhogen en preventiemiddelen te gebruiken.» De grootste vooruitgang van de laatste jaren betreft eerder de kwaliteit van het onthaal en de specifieke architectuur voor dit soort zieken. Een aangepast onthaal en dito architectuur laten toe de levenskwaliteit van de patiënten te verbeteren en de inname van geneesmiddelen te verminderen. De levensomgeving van dementen is immers doorslaggevend voor hun levenskwaliteit. Men moet het verloren interne evenwicht extern herscheppen met het doel de patiënten toch een zekere zelfredzaamheid te bieden. Dit houdt vooreerst een herinrichting van de woning in wat, indien zij werd opgevat volgens de principe van het universele ontwerp, doorgaans niet te moeilijk zal zijn. Deze aanpassing zal verschillend zijn van de ene persoon tot de andere en zal kunnen geschieden op basis van verschillende disruptieve technologieën, die op dit ogenblijk meestal nog in een ontwikkelingsfase zijn. Een aanpassing van de woning is ook van het grootste belang voor de levenskwaliteit van de verwanten, die zorgen voor de zieke. Mits een beveiliging van de woning en de installatie van bepaalde alarmsystemen tegen ronddolen, zullen de verwanten geruster zijn en zullen zij een normaler leven kunnen leiden, aangezien de verzorging van een zieke nu dagelijks een hel kan zijn. Wanneer de toestand van de verwanten te moeilijk wordt, kan een dagopvang respijt bieden terwijl een dergelijke opvang voorbereidt op de verhuis naar een verzorgingstehuis. In een gevorderd stadium van de ziekte is een dergelijke verhuis immers onvermijdelijk.
254
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis Onze studie toont en illustreert de hervormingen die terzake noodgedwongen zullen moeten worden doorgevoerd. In de toekomst zal men niet meer verhuizen naar een verzorgingstehuis om «geplaatst» te worden in een traditionele instelling van het type nursing home. Een dergelijke opvang is totaal onaangepast, aangezien hij de demente persoon grondig verstoort en de opname dikwijls een fatale afloop kent. De persoon zal integendeel verhuizen van zijn woonplaats naar een andere «thuisplaats». Zorgbeheerders en architecten aan beide kanten van de Atlantische Oceaan hebben immers een formule van opvang in kleine groepen ontwikkeld met eerbiediging van de persoon. Deze formule zal toelaten een zekere levenskwaliteit te behouden en, als kers op de taart, de formule zal ook leiden tot een betere levenskwaliteit van de verwanten en de zorgverstrekkers. Onze drie voorbeelden tonen dit terdege aan: in deze aangepaste centra vormt het verlaten van de eigen woning ingevolge een gevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer niet het levenseinde. «Parallel met het fundamenteel onderzoek, trachten de zorginstellingen de opnamevoorwaarden te verbeteren om in te gaan tegen de gedragsstoornissen en om de overleving van de patiënten in betere omstandigheden te vergemakkelijken. Hetzelfde geldt voor de zorgdiensten thuis. De verbetering van de levenskwaliteit van de persoon is een gewettigde zorg van de patiënt, de familieleden, de zorgverstrekkers maar ook van de onderzoekers. Allen zijn het eens om te stellen dat dit moet worden voortgezet tijdens het hele leven van de Alzheimer patiënten, ongeacht hun toestand, en zelfs al lijkt het misschien wat verrassend in de verst gevorderde stadia van de ziekte. Enkel de eerbied voor de mens en zijn waardigheid zal toelaten dat echt rekening wordt gehouden met de patiënten, en dat zij hun dagen kunnen eindigen in de beste omstandigheden, zelfs al zijn er nog geen efficiënte behandelingen.93» Hoe dan ook, als de wetenschap ooit een mirakeloplossing voor de ziekte vindt, dan zullen de aangepaste centra goed kunnen worden gebruikt voor geestelijk en lichamelijk gezonde ouderen, aangezien het leven in beperkte groepen ook bijzonder geschikt is voor deze populatie. Slechts enkele details maken bijvoorbeeld het onderscheid tussen de twee vleugels van Ulrika Eleonora te Loviisa. Moeten alle Belgische initiatieven ter zake dan overboord worden gegooid en dient een volledig nieuw concept te worden uitgebouwd, gebaseerd op de beste buitenlandse praktijken? Helemaal niet, want een concept van huisvesting in beperkte groepen bestaat al in België in de vorm van Cantous. De Cantous zijn de Belgisch-Franse versie van de Sonjatun omsorgssenter, van Ulrika Eleonora en van Silverado. Het is daarentegen wel dringend alles in het werk te stellen met het oog op een verspreiding op grote schaal van de opvang in beperkte groepen op het Belgisch grondgebied, zowel wettelijk en reglementair als economisch en sociaal. De huisvesting van personen die lijden aan dementie in een gevorderd stadium zal het onthaal van ouderen de volgende decennia immers steeds problematischer maken. In bepaalde stadia van de ziekte, bestaat er immers geen alternatief
255
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis voor een collectieve huisvesting in een aangepast centrum, zoals ook het geval kan zijn voor een persoon met een zware fysieke handicap. Onze maatschappij heeft bijgevolg de plicht deze personen de meest aangepaste oplossing te bieden die het individu en diens welzijn het meest eerbiedigt, zodat hen een humaan alternatief moet worden voorgesteld voor de huidige systematische opname in een instelling.
256
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis 1
http://www.alzheimer.ca/french/disease/dementias-intro.htm
2
http://www.alzheimer.ca/french/disease/dementias-creutzfeldt.htm
3
http://www.caducee.net/DossierSpecialises/neurologie/parkinson.asp
4
De Duitse neuropatholoog Aloïs Alzheimer, die zijn naam gaf aan de ziekte, beschreef haar in 1906.
5
Association Alzheimer Paris Familles, 2003
6
http://www.e-sante.fr/francais/article_6668_161.htm
7
http://www.alzheimer-montpellier.org/site.html
8
http://www.lille.inserm.fr/u422/Autopsies.html
9
Zwitzerse Alzheimer Liga – 8 augustus 2003 - http://www.construire.ch/SOMMAIRE/0138/38sante.htm
10
http://www.alz.org/AboutAD/Statistics.htm
11
De studie Paquid is de eerste Franse prospectieve epidemiologische studie van grote omvang die de veroudering en de hiermee gepaarde pathologieën onderzoekt. De Paquid-studie is een epidemiologische enquête waarvan het algemeen doel erin bestaat de functionele en cerebrale veroudering na 65 jaar te bestuderen, de normale en pathologische kenmerken hiervan te onderscheiden en de personen te identificeren die een hoog risico lopen op fysieke of intellectuele aftakeling bij dewelke een preventieve actie mogelijk zou zijn. Dank zij een opvolging van personen gedurende 10 jaar (van 1988 tot 1999) en talrijke wetenschappelijke publicaties is de Paquid-studie één van de bekendste Franse studies ter zake. http://www.healthandage.net/html/min/paquidfr/entrance.htm
12
http://hcsp.ensp.fr/adsp/AdSP-21/D21tx222.htm
13
http://www.cap-senior.com/Alzheimer%20(2).html
14
Alzheimer en aanverwanten, http://www.agevillage.com/
15
http://www.ulg.ac.be/psysante/qualidem/cd_qualidem.htm
16
Hoofdstuk 12
17
Rapport Qualidem, Qualité de vie et personnes démentes, blz.10
18
Rapport Qualidem, Qualité de vie et personnes démentes, blz.10
19
Rapport Qualidem, Qualité de vie et personnes démentes, blz.11 en 35
20
Rapport Qualidem, Qualité de vie et personnes démentes, blz.11 en 38
21
http://www.cap-senior.com/Alzheimer%20(2).html
22
Rickher, Angela, MSW, Safety Services Specialist, Alzheimer’s Association, Chicago, IL, Home safety for persons with dementia: strategies for creating a safe environment, session 1070C, 2003 Joint conference of the National Council on the Aging and the American Society on Aging, March 13-16, 2003, Chicago
23
http://www.cmhc-schl.gc.ca/fr/coreenlo/inha/maalchso/index.cfm
24
De materiële omgeving van dementerende personen als element van kwaliteitszorg, blz.199
25
Groupe de travail de l’Étude sur la santé et le vieillissement au Canada : Méthodes de soins pour les personnes atteintes de démence au Canada. Journal canadien sur le vieillissement, 1994; Vol. 13 no. 4: 470-487
26
http://www.alzheimer.ca/french/media/stats2003.htm
27
http://www.elderrage.com/
28
Zie hoofdstuk gewijd aan telegezondheid en domotica
29
http://www.stakes.fi/promise/index.html
30
Zier http://www.stakes.fi/promise/book/fr/pr19smar.htm 31
www.stakes.fi/promise/book/text/prom-fr.doc
32
http://www.homefreesys.com/prod_home.htm 33
http://www.hc-sc.gc.ca/seniors-aines/naca/expression/12-3/exp12-3_f.htm
34
http://www.seniorscopie.com/actu/article.asp?id=040503185430&rub=alz
35
http://www.alz.org/Research/RGP/ETAC.asp
257
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis 36
http://www.empirica.biz/swa/cases/case13.html
37
http://www.caducee.net/DossierSpecialises/neurologie/parkinson.asp
38
http://www.who.int/inf-pr-1998/fr/cp98-71.html
39
http://www.infoparkinson.org/
40
http://www.fhf.fr/fhf/htm/fr/questions/detail_article.jsp?th_id=12&id=553
41
http://www.ulg.ac.be/psysante/qualidem/inami/ institutions%20de%20soin,%20texte%20%2011-09-2000.doc
42
Rapport Girard-Alzheimer2000, France, http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/alzheimer/, blz.21
43
Rapport Girard-Alzheimer2000, France, http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/alzheimer/, blz.31
44
http://membres.lycos.fr/papidoc/516entreeinstitu.html
45
Rapport Girard-Alzheimer2000, France, http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/alzheimer/, blz.31
46
Regnier, Victor, Design for assisted living, blz. 36 e.v.
47
Association Alzheimer Suisse, Rapport établi à l’intention de l’Unité spécialisée Question de la vieillesse de l’Office fédéral des assurances sociales, Februari 2002, blz.24
48
Rapport Girard-Alzheimer2000, France, http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/alzheimer/, blz.19
49
Association Alzheimer Suisse, Rapport établi à l’intention de l’Unité spécialisée Question de la vieillesse de l’Office fédéral des assurances sociales Februari 2002, blz.47
50
Regnier, Victor, Design for assisted living, blz. 36 e.v.
51
Société de gérontologie et de gériatrie du Limousin, Institut de gérontologie du Limousin, 2ème journée régionale d’informations mutuelles : Architecture et Alzheimer : Les différentes facettes d’un projet, 19 juni 2002, Bibliothèque francophone multimédia – Limoges
52
http://www.vanhustyonkeskusliitto.fi/
53
Architecture et Alzheimer, Les différentes facettes d’un projet – Limoges, 19 juni 2002, http://www.i-geronto-limousin.fr/
54
Rapport Qualidem, http://www.ulg.ac.be/psysante/qualidem/cd_qualidem.htm
55
Rapport Qualidem, op. cit.
56
http://www.cantous.be/nouvellepage18.htm
57
Dehan, Philippe, L’habitat des personnes âgées, Le Moniteur, 1997, blz.29
58
http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/alzheimer/annexe62.htm
59
http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/alzheimer/annexe62.htm
60
Wij verwijzen steeds naar de tekst die gepubliceerd werd door het Franse Ministerie van Gezondheid op het adres http://www.sante.gouv.fr/htm/actu/alzheimer/annexe62.htm
61
Het rapport Girard onderstreept tevens het belang van de rol van de verwanten bij de huisvesting. «Nadat de zieke «geplaatst» werd in een instelling, blijft de rol en de aanwezigheid van de familie essentieel, ongeacht het type instelling dat de zieke heeft opgenomen. Meer nog, de familie moet tussen beide blijven komen, maar het statuut van de hoofdverzorger en van de familie is erg variabel. Hier zal de familie een essentiële rol spelen, toegang hebben tot alle inlichtingen en deelnemen aan alle beslissingen in verband met de zieke. De familie zal, samen met de andere families uitgenodigd worden op een maandelijkse vergadering om de werking van de instelling en de evolutie van de bewoners te bespreken. Door deze betrokkenheid aanvaardt de instelling trouwens enkel zieken wier familie in de nabijheid woont. Elders voelen de verwanten zich uitgesloten en worden zij beschouwd als «bezoekers» met een statuut dat dicht staat bij dat van de familieleden van ziekenhuispatiënten. Na een opname van een zieke in een instelling, wensen de voormalige familiale helpers echter wel vaak bij hun opgenomen dement familielid aanwezig te zijn, en de betrokkenen moeten zulks aankunnen.» 62
http://www.cantous.be/
63
http://www.lessorbiers.be/frames_txt_image/iframe_cantous.asp
258
DE HUISVESTING GETROFFEN De huisvestingVAN vanPERSONEN personen getroffen DOOR SENILIS doorDEMENTIA dementia senilis 64
http://www.cantous.be/nouvellepage18.htm
65
http://www.lessorbiers.be/frames_txt_image/iframe_cantous.asp
66
http://www.vn.fi/vn/stm/francais/publicat/age/age4.htm
67
http://www.stakes.fi/mentalhealth/elderlyfact.htm
68
Chapter 13 Design for dementia
69
Dit project gaat over het onthaal van niet-demente maar zwaar gehandicapte personen
70
http://www.ray.fi/inenglish/avustustoiminta/index.php
71
http://www.norvege.be/policy/trade/oil/oil.htm
72
België komt op de zesde plaatst in 2004 voor de Verenigde Staten, Japan, Frankrijk en zelfs Luxemburg. Zie http://hdr.undp.org/reports/global/2004/francais/
73
Bolstad, Målfrid, Sociale prestaties en volksgezondheid in Noorwegen, Ministerie van Buitenlandse Zaken, juni 2000
74
Westgaard, Margaret, La démocratie locale en Norvège, ministère des Affaires étrangères, juillet 1994, http://www.dep.no/odin/fransk/om_odin/spm/032005-990319/dok-bn.html
75
http://www.norlandiaomsorg.no/
76
http://www.norvege.be/facts/living/healthsystem/public.htm
77
Bolstad, Målfrid, Sociale prestaties en volksgezondheid in Noorwegen, Ministerie van Buitenlandse Zaken, juni 2000
78
Is het resultaat van een onderhoud met bedienden van de Husbanken te Oslo in de lente van 2003, maar zie eveneens: Veiligheid, eerbied, kwaliteit, actieplan voor de opvang van ouderen 1998 - 2001, Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid – Noorwegen http://odin.dep.no/hd/fransk/publ/handlingsplaner/030005-990071/dok-bn.html
79
http://www.husbanken.no/
80
http://www.nordemens.no/
81
http://www.isaf.no/nova/english/english.htm
82
Het is de bedoeling van het Instituut de knowhow en de kennis van de sociale voorwaarden en het veranderingsproces te ontwikkelen. Het concentreert zich op de studie van de verschillende fasen van het leven, het levenspeil en de kwaliteit ervan en op de efficiency van de bijstandsprogramma’s.
83
http://home.online.no/~aehas/
84
Kotilainen H, Virkola C, Eloniemi-Sulkava U, Topo P Dementiakoti - koti hyvää elämää varten. Opas suunnittelijoille ja hoidon kehittäjille. Suomen Dementiayhdistys, Helsinki 2003. Julkaisu 8/2003
85
http://www.health.gov.au/investinginagedcare/report/09/9-7.htm#7
86
De jonge aboriginals werden in 1967 erkend als Australische burgers en dragen vandaag jeans, verplaatsen zich per auto en wonen vandaag haast allen in huizen met elektriciteit. Zij reizen echter nog vaak naar de woestijn of de savanne om te jagen of te kamperen.
87
http://www.jsainc.com/
88
We zullen ons vooral baseren op de uiteenzetting van Susan Kayser, Legal issues in caring for Alzheimer’s/dementia residents, op het colloquium van ALFA van de lente 2002
89
http://www.silveradosenior.com/
90
Le Figaro van 14 april 2004
91
Association Alzheimer Suisse, Rapport établi à l’intention de l’Unité spécialisée Question de la vieillesse de l’Office fédéral des assurances sociales Februari 2002, blz.10 92
Zie onder meer ANKRI, Jöel, La maladie d'Alzheimer, Editions HERMANN, Collection ouverture médicale, 2000 93
Ankri, Joël, op. cit. http://www.inserm.fr/serveur/vieil.nsf/0/ 51763ed93965e40980256b8f00613f90?OpenDocument#
259
V LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
A.1. A.2.
p.268
Hulp van de familie of professionele hulp? Internationale vergelijking
p.268
Thuishulp -zorg in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
p.270
A.2.1.
De Franse Gemeenschap
p.270
A.2.2.
De hulp voorgesteld door het OCMW van Brussel
p.271
A.3.
De zorg van lange duur en het zorgcontinuüm
p.271
A.4.
Thuis of in een instelling ouder worden: waarvan hangt het af?
p.272
B. Het universele ontwerp
p.273
B.1.
Resolutie ResAP (2001) 1 van de Raad van Europa
p.274
B.2.
Universeel ontwerp, Design for all of Universal design
p.276
B.2.1.
Lifetime Homes (Groot-Brittannië)
p.279
B.2.2.
Toimiva Koti (Finland)
p.280
B.2.3.
De badkamers Korpinen Gaius (Finland)
p.284
C. De Continuing Care Retirement Communities (CCRC) C.1.
p.288
De Amerikaanse CCRC’s
p.288
C.1.1.
De soorten woningen
p.289
C.1.2.
De geboden diensten
p.289
C.1.3.
De kosten
p.290
C.1.4.
De CCRC: een toekomstformule in de VS
p.291
C.1.5.
De CCRC van Riverwoods at Exeter, New Hampshire, VS
p.292
- LIFETIME HOUSING -
A. De veroudering thuis
C.2.1.
Caritas-home, Oulu, Finland
p.295
C.2.2.
Saga-Seniorikeskus, Helsinki, Finland
p.298
D. Senior housing - Active adults 55+ D.1.
p.299
Noord-Amerika en de Verenigde Staten
p.299
D.1.1.
Wanneer de baby boomers «empty nesters» worden
p.299
D.1.2.
De woningmarkt voor «actieve volwassenen»
p.301
D.1.2.1.
Wat is een «actieve volwassene?»
p.301
D.1.2.2.
Hoeveel actieve volwassenen zijn er?
p.301
D.1.2.3.
In welk soort gemeenschap wensen de «actieve volwassenen» zich te vestigen?
p.301
Over welke financiële middelen beschikt de «actieve volwassene» gemiddeld?
p.302
D.1.2.4.
D.2.
p.295
D.1.3.
Carriage Hill, Southborough, MA, VS
p.303
D.1.4.
Het multigeneratiehuis voor 55-plussers van de Huisvestingsmaatschappij van Québec
p.305
Europa
p.307
D.2.1.
AktiiviKoti, Finland
p.307
D.2.2.
Een model van een voluntaristisch beleid om het «thuis ouder worden» te bevorderen: Denemarken
p.310
De Abbeyfield-huizen (Verenigd Koninkrijk, België)
p.311
D.2.3.1.
Een VZW op maat voor elk project
p.311
D.2.3.2.
Het architecturaal concept van een Abbeyfield-huis
p.312
D.2.3.
D.2.4.
Seniorgården (Zweden)
p.313
D.2.5.
Omenakoto en Iso Omena, seniorenhuizen en commercieel centrum (Finland)
p.313
Het seniorendorp «Grand Logis» (Frankrijk)
p.314
D.2.6.
- LIFETIME HOUSING -
C.2. Twee voorbeelden van Europese CCRC’s
E.1.
p.315
De enquête Leefsituatie Onderzoek Vlaamse Ouderen (LOVO1)
p.315
E.1.1.
De woning is goed uitgerust maar te groot
p.315
E.1.2.
Weinig verhuizingen, onder meer door de hoge registratierechten in België
p.317
E.2.
Zicht op zee voor twee personen, aub!
p.318
E.3.
Recente wettelijke initiatieven om de aanpassing van de woningen van bejaarden te bevorderen
p.318
E.3.1.
De wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie
p.318
E.3.2.
Wetsvoorstel van 11 maart 2004 houdende de invoering van een belastingvermindering voor werken aan de eigen woning met het oog op het ouder worden
p.319
F. Besluiten: de hoofdrol van de bouwsector bij een dynamische veroudering
p.320
- LIFETIME HOUSING -
E. België – de toestand inzake huisvesting van 55-plussers in Vlaanderen: eerste resultaten van de enquête «Leefsituatie Onderzoek Vlaamse Ouderen» (LOVO1)
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
«Home sweet home – Oost West thuis best - On n’est jamais aussi bien que chez soi,» ziedaar wat de meeste ouderen openlijk denken en eisen wanneer men hen ondervraagt over hun voorkeur op het gebied van huisvesting. De wens om zolang mogelijk thuis te blijven wonen wordt bevestigd door de statistieken. In België verblijft amper 5% van de 65-plussers in een rusthuis. Studies en enquêtes tonen overduidelijk aan dat een persoon zich dichter bij zijn omgeving, zijn woning en zijn buurt voelt naargelang hij ouder wordt.1 Ook blijkt dat de ouderen gevoeliger worden voor verschillende factoren uit hun omgeving. De meeste ouderen wensen zolang mogelijk te blijven wonen in de vertrouwde ruimte, zelfs al worden zij afhankelijk van derden voor het vervullen van bepaalde dagelijkse taken. Voor een oudere wordt elke verhuis beschouwd als een verlies van identiteit. «Niet moeten verhuizen» is een essentiële keuze van de oudere wat zijn woning betreft. Wanneer er sprake is van afhankelijkheid, heeft men het over «thuis blijven wonen». In de Angelsaksische landen heeft men het over het concept «Ageing in place,» wat betekent «thuis ouder worden zonder te moeten verhuizen.» In 2002 schreven wij dat een oudere «kan overwegen te verhuizen omdat de wijk aftakelt en de persoon zich ongerust maakt over zijn veiligheid; hij wil kort bij zijn kinderen wonen; zijn huis beantwoordt niet meer aan zijn behoeften; zijn woning is te groot en te duur in onderhoud; zijn huis is zijn enige bezit en hij heeft geld nodig; de persoon kan het stuur niet meer nemen en kan onvoldoende rekenen op het openbaar vervoer.»
Het probleem van de verhuis rijst voornamelijk wanneer de woning en/of haar omgeving niet meer aangepast zijn op het stuk van toegankelijkheid, veiligheid en comfort. Het onaangepast karakter hiervan is doorgaans het resultaat van de verslechtering van de gezondheidstoestand van de bewoner. Het probleem kan eveneens in een positieve context rijzen wanneer de persoon op pensioenleeftijd komt en uiteindelijk vrij kan kiezen voor een woning en een leefomgeving van betere kwaliteit dan voordien. De wens om zolang mogelijk thuis te blijven wonen in een aangepaste omgeving heeft aanleiding gegeven tot het begrip «lifetime housing,»
264
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
levenslang wonen. Dit begrip dekt op zijn beurt verschillende andere begrippen, gaande van het aangepaste of aanpasbare appartement tot de Amerikaanse Continuing Care Retirement Communities (CCRC), via private en beschermde verkavelingen voor «senior housing,» gelegen op het platteland naast golfterreinen. Het probleem van «lifetime housing» wordt vandaag bijzonder belangrijk in het ouderenbeleid, wanneer men zich bewust wordt van de explosie van overheidsuitgaven, onder meer op het vlak van de gezondheidszorg tengevolge van de demografische veroudering. De mensen de mogelijkheid bieden zolang mogelijk thuis te blijven wonen, zelfs in geval van afhankelijkheid, zonder rusthuisbedden te moeten financieren, ziedaar een meevaller voor de Staatskas. In zijn uitstekend referentiedocument,2 stelt Stéphane Jacobzone dat «de resultaten die worden verkregen in de hypothese dat de recente vermindering van de ongeschiktheid zich in de toekomst zal doorzetten, in het kader van het «dynamisch» scenario, vaak grondige en permanente hervormingen inhouden op het vlak van de afhankelijkheid, zowel om de uitgaven te richten op de thuiszorg als op een aanpassing van de diensten aan de reële behoeften,» en dat, «zelfs al zou een verdere achteruitgang van de ongeschiktheid aanzienlijke potentiële besparingen kunnen meebrengen op het gebied van de afhankelijkheid, hetzelfde niet noodzakelijkerwijze het geval zal zijn voor de gezondheidszorg, die doorgaans veel hogere overheidsuitgaven meebrengt.» De auteur besluit met te stellen dat het thuis ouder worden een noodzakelijke oplossing kan zijn om de explosie van de uitgaven voor gezondheidszorg in te dijken, maar dat de concretisering ervan een zware sociale uitdaging vormt. «Anderzijds mag men niet over het hoofd zien dat een afname van het percentage afhankelijke ouderen in een instelling meteen een ware uitdaging vormt voor de sociale systemen. De inspanningen op het gebied van de thuiszorg zullen moeten worden uitgebreid en vaak komt men dan terecht bij informele hulpverleners. Een wijziging van het evenwicht tussen thuis wonen en opname in een instelling is ook van aard om de relatieve last die de huisvestingsinstellingen dragen aanzienlijk te wijzigen. Het gevaar bestaat immers dat de ouderen die in een instelling verblijven in de toekomst nog afhankelijker zullen zijn en dus meer zorg zullen nodig hebben, wat aanleiding zal geven tot hogere kosten. In de strategieën van de sociale en zorgsystemen zal rekening moeten worden gehouden met al deze factoren om in te spelen op de behoeften van morgen.» Zo heeft Frankrijk, na de sanitaire catastrofe van augustus 2003, spontaan geopteerd voor een politiek van thuis ouder worden. Eén van de vijf krachtlijnen van het Franse actieprogramma voor bejaarden van 6 november 2003 is dan ook gericht op het bevorderen van het «thuis blijven wonen en het ontwikkelen van een dienstenaanbod.» Volgens het perscommuniqué van de Eerste Minister, wenst deze «het thuis ouder worden in de hand te werken, wat tevens zal inspelen op een sterke vraag van de familie. Het plan, voorziet onder meer: de herwaardering van de verpleegkundige diensten aan huis; de oprichting van plaatsen voor tijdelijke huisvesting en dagopvang en de verbetering van de uitrusting
265
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
van de woningen via fiscale hulp.3» Het plan wil 17.000 banen voor verpleegkundigen aan huis (SSIAD) scheppen om in 2007 te komen tot 100.000 banen; tevens is sprake van 4.500 plaatsen voor tijdelijke opvang en 8.500 plaatsen voor dagopvang, bestemd voor personen die getroffen werden door de ziekte van Alzheimer of aanverwante aandoeningen. «De diensten moeten worden versterkt, enerzijds door de ontwikkeling van polyvalente diensten voor thuiszorg, door de gewenste en «aangepaste» familiale opvang en door de geriatrische behandeling aan huis. En anderzijds door maatregelen tot verbetering van de toegankelijkheid voor en de aanpassing aan ouderen en, ten slotte door het gebruik van nieuwe informatie en communicatietechnologieën (ICT) voor het verbeteren van de levenskwaliteit van de ouderen in hun woning.4» Het programma verbindt zich er ook toe alle professionele kanalen voor thuiszorg te ontwikkelen, onder meer door een verlaagd BTW-tarief en verschillende fiscale stimuli. Ten slotte wenst het programma de beroepen in de thuiszorg te herwaarderen, onder meer door het invoeren van een alternerende opleiding van hulpverzorgers en door het lanceren van een nationale campagne tot waardering van deze beroepen. In het kader van het programma wordt ook overwogen voorwaarden in te stellen voor een «verlof van maximum drie maanden voor het begeleiden van een ouder.» De moeilijkheden om één en ander in te voeren op het terrein mogen in geen geval onderschat worden. Twee belangrijke problemen zijn, enerzijds het gebrek aan beschikbaar geschoold personeel en, anderzijds de slechte arbeidsomstandigheden voor thuisverzorgers. Dit fenomeen is evenwel niet beperkt tot Frankrijk of België. Alle westerse landen kennen gelijkaardige toestanden. «De jonge Finse vrouwen werken liever bij Nokia dan dat ze voor ouderen moeten zorgen. Het gaat om een moeizame en soms ondankbare taak. De meeste verpleegsters en hulpverzorgsters vandaag zijn vrouwen van circa 50 jaar. Ik vraag me af wie voor hen zal zorgen wanneer zij afhankelijk zullen zijn» merkte Raija Hynynen, ambtenaar belast met het dossier op het Finse Ministerie van huisvesting en leefmilieu, op tijdens een ontmoeting in februari 2003. En zij voegde eraan toe «dat het duidelijk is dat het ouderenbeleid moet gericht zijn op het thuis ouder worden, aangezien er geen alternatief is om de opvangkosten, die explosief zullen stijgen ingevolge de demografische veroudering te verlagen. Maar dit is vlugger gezegd dan gedaan. Elke dag maak ik mij de bedenking: hoe ervoor zorgen dat het werkt op het terrein? We hebben goede ervaringen die als voorbeeld kunnen dienen, we hebben een goede technologie, maar hoe ervoor zorgen dat het overal werkt, zonder discriminatie, zowel in rijke als in arme
266
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
gemeenten? Kort geleden hebben wij in het Noorden van het land een vrouw aangetroffen die overleefde in haar woning bij een temperatuur van –18°C. We hebben haar kunnen redden, maar een dergelijke toestand is onaanvaardbaar. Met een goed systeem van thuiszorg, moet zo een geval onmogelijk gemaakt worden.» Wij zijn ook van mening dat het thuiszorgsysteem zodanig georganiseerd moet zijn dat rekening kan worden gehouden met de verscheidenheid binnen de oudere bevolking. Het moet diensten aanbieden die enerzijds de bejaarden helpen hun dagelijkse taken uit te voeren, en anderzijds de bejaarden aansporen om een maximum aantal zaken zelf te doen. Het systeem mag in geen geval het isolement van de persoon in zijn woning bevorderen, maar moet integendeel zijn contacten en uitwisselingen met zijn gemeenschap in de hand werken. De thuiszorg en de thuishulp moeten de persoon toelaten zolang mogelijk een goede levenskwaliteit te behouden. Deze positievere benadering en visie sluit dichter aan bij de behoeften van de generatie baby boomers, waarvan de kenmerken bijvoorbeeld aanleiding hebben geven tot de nieuwe markt van Amerikaanse senior housing. Laurence Assous onderstreept dat «in onze maatschappij de mythen over ouderen hardnekkig zijn. Zo denkt men doorgaans dat de meeste ouderen alleen en geïsoleerd van hun familie zijn, dat zij in armoede leven en dat de meesten onder hen in een slechte gezondheid verkeren. Ze worden beschouwd als onproductief, ziek en geïsoleerd en zouden een sociale groep in de marge van de maatschappij vormen, «ten laste» van de beroepsbevolking en opgesloten in een soort algemene passiviteit zonder enig onderscheid. Deze visie stemt nochtans niet overeen met de realiteit. De publieke opinie heeft het verkeerd voor wanneer zij de ouderen alleen bekijkt vanuit het oogpunt van het gebrek aan autonomie, kwetsbaarheid en zwakheid. Het is tijd dat er een eind komt aan de traditionele visie volgens dewelke een persoon afgeschreven is op 60 jaar.5» Deze visie sluit aan bij die van de Europese Commissie,6 die «de jaren nieuw leven wenst in te blazen.» «De toeneming van de levensverwachting doet de vraag rijzen over de manieren om deze bijkomende jaren nieuw leven in te blazen. Deze vraag is des te belangrijker omdat het aantal bejaarden snel toeneemt, de grote groep van de baby-boom-generatie de pensioenleeftijd nadert en het aantal tachtigers en negentigers in goede gezondheid in volle explosie is. Gelet op de omvang van de demografische mutatie in het begin van de 21ste eeuw, kan en moet de Europese Unie de ouderwetse gebruiken in verband met bejaarden veranderen. (…) Zich voorbereiden op een beter, langer en actiever leven, lang werken, de arbeidswereld progressiever verlaten en gebruik maken van de kansen om tijdens de opruststelling nog een actieve rol te spelen, ziedaar de beste middelen om een maximale onafhankelijkheid en zelfbeschikking te waarborgen tijdens de oudere levensjaren, zelfs wanneer de mogelijkheden verminderen en een toenemende afhankelijkheid de kop opsteekt.» In dit hoofdstuk over lifetime housing, zullen wij niet in detail het doolhof van de thuiszorg in het Koninkrijk België behandelen. Zoals voor andere persoonsgebonden materies, is een dergelijke benadering in de institutionele structuur van ons land bijzonder moeilijk en past zij niet in een document
267
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
dat toch leesbaar en aantrekkelijk wil blijven. Ons doel bestaat erin een brug te slagen tussen huisvesting, architecturaal concept en thuiszorg om te komen tot de elementen van een nog erg recent concept dat permanent evolueert. Sien Winters en de HIVA hebben er een colloquium aan gewijd «Living tomorrow starts today7,» waarnaar wij geregeld zullen verwijzen. Sien omschrijft lifetime housing als een instrument tegen de sociale uitsluiting van alle personen met een handicap. Het laat de personen toe in hun eigen woning te blijven zolang zij wensen, zelfs al zijn zij gehandicapt of bejaard. Zo kunnen zij in hun vertrouwde omgeving blijven te midden van hun naasten. De volgens dit concept gebouwde woningen kunnen gemakkelijk bezocht worden door personen met een handicap en zijn eveneens aangepast aan personen van alle leeftijden.
A. De veroudering thuis De meeste ouderen willen autonoom blijven in hun wijk en in hun gemeenschap en - over het algemeen - hun levensstijl behouden. Volgens Richard Vercauteren8, «is de woning eerder een thuis om te wonen dan een schuilplaats en vertegenwoordigt zij voor talrijke medeburgers een fundamentele waarde, vormt zij het voorwerp van hun aandacht, is zij het hoofdelement van hun economische kapitaal, staat zij symbool voor het sociaal statuut en is zij de plaats waar opinies, houdingen en collectieve voorstellingen ontstaan.» Hun behoeften en mogelijkheden veranderen nochtans en verplichten ze soms om tegen hun zin te verhuizen. Een bejaarde kan weigeren te verhuizen omdat hij gehecht is aan zijn huis, zijn wijk, zijn omgeving of zijn kinderen. «Wanneer een gezin verplicht is te verhuizen om verschillende redenen - andere job of groter wordend gezin - is het vaak met een zeker heimwee, en soms zelfs droefheid, zelfs al is de nieuwe woning groter, moderner, beter uitgerust of beter gelegen. Het is echter vooral wanneer de bewoners oud zijn, met handicaps en een afhankelijkheid die hiermee vaak gepaard gaat, dat de noodzaak om afscheid te nemen van de woning waarin men een lang gedeelte van zijn leven doorbracht pijnlijk en soms zelfs als een drama wordt ervaren.9» De beslissing om niet te verhuizen betekent dat men thuis ouder wordt. En het is hier dat het begrip lifetime housing opduikt. Om de persoon toe te laten thuis te blijven, moet zijn woning zodanig ontworpen zijn dat zij geen hinderpalen opwerpt tegen zijn autonomie en dat de persoon zonodig thuiszorg en thuishulp kan krijgen.
A.1. Hulp van de familie of professionele hulp? Internationale vergelijking De rol van de familie bij het verzorgen van de oudere is vaak doorslaggevend
268
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
om de ontwikkeling en de evolutie van de verschillende huisvestingsconcepten te begrijpen. In alle landen blijft de familie een fundamenteel element in de organisatie van de verzorging van de afhankelijke oudere. Maar daar waar vooral de familie verantwoordelijk is voor de persoon in Centraal-Europa, zijn het de lokale overheden die hiermee belast zijn in de Scandinavische landen. Het is in deze landen, voornamelijk in Denemarken, dat men op dit vlak een progressief en innoverend beleid zal zien ontstaan. Dit beleid zal er op gericht zijn de situatie van de persoon te verbeteren, het werk van het personeel te optimaliseren en zijn levenskwaliteit te verbeteren en de opvangkosten globaal te verminderen, alsook de kosten hiervan voor de Scandinavische belastingbetaler. De internationale vergelijking toont aan dat de beschikbaarheid van thuiszorg en thuisdiensten doorslaggevend is voor het thuis blijven wonen van afhankelijke personen. Te Barcelona en Rome bijvoorbeeld, is het aantal uren voor thuishulp beperkt tot 12 uren per week in Rome en 3 uren per week in Barcelona10, wat het voor zwaar zorgbehoefenden vanzelfsprekend bijzonder moeilijk maakt om thuis te blijven wonen. Indien zij niet kunnen rekenen op hulp van de familie, is opname in een instelling vaak het enige alternatief. De thuishulp kan de vorm aannemen van een hulp in het dagelijkse leven en betrekking hebben op huishoudelijke taken, bereiding van maaltijden, boodschappen, begeleiding bij vrijetijdsactiviteiten (wandeling, lectuur), het vervullen van administratieve formaliteiten, nachtelijk toezicht, klusjes en licht werk in de tuin. De internationale vergelijking11 toont eveneens aan dat het feit dat de familie de eerste potentiële helper van de afhankelijke bejaarde is, niet in strijd is met de ontwikkeling van een formelere hulp. De bejaarden kunnen een beroep doen op diensten voor thuishulp, zij kunnen ook wonen in een instelling. Internationale vergelijkingen op het gebied van de onthaalcapaciteit en de beschikbare diensten worden in sterke mate bemoeilijkt door de afwezigheid van homogene gegevens en door het feit dat bepaalde begrippen verschillende ladingen kunnen dekken. Dezelfde term «opvang in een instelling» kan verschillende betekenissen hebben: logies met eenvoudige hoteldiensten, opvang met tal van medische diensten of zelfs ziekenhuisopname van lange duur. Er zijn grote verschillen in de vorm, omvang en financiering van het collectieve aanbod van zorg van lange duur: sommige landen beschikken over vrij volledige zorgprogramma’s die gefinancierd en verstrekt worden door de overheid, andere beschikken slechts over erg beperkte diensten. Uit het internationaal onderzoek blijkt overigens dat de opname in een instelling pas echt toeneemt na de leeftijd van 80 jaar. Anderzijds zijn de landen die de nadruk leggen op de opvang van bejaarden in een instelling
269
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
ook de landen waarin het grootste deel van de bejaarden genieten van een formele thuishulp. Zo blijkt de thuishulp niet zozeer het gebrek aan onthaalinstellingen te compenseren, maar op globaal maatschappelijk vlak eerder in de plaats te komen van een opvang binnen de familie.
A.2. Thuishulp -zorg in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest Wij zullen in het kort het probleem van de thuiszorg behandelen, een probleem dat fundamenteel is voor elk bejaardenbeleid. In verband met Brussel-Hoofdstad kunnen wij er eens te meer op wijzen dat de organisatie van de thuiszorg bijzonder complex is12.«Op dit ogenblik werken de meeste OCMW’s volgens de Franstalige reglementering en doen zij een beroep op de Franstalige coördinatiecentra. De Vlaamse reglementeringen zijn weinig van toepassing en er zijn weinig Vlaamse coördinatie-initiatieven. Deze situatie geeft soms aanleiding tot ergernis vanwege de Vlaamse professionals. De Vlaamse partnerschapsorganisaties voor thuiszorg te BrusselHoofdstad zijn gegroepeerd in de VZW Brussels Overleg Thuiszorg (BOT).»
A.2.1. De Franse Gemeenschap De drie belangrijkste diensten voor thuishulp en -zorg aan bejaarden in de Franse gemeenschap zijn de verpleegkundige thuiszorg, de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarden en de coördinatiecentra voor thuiszorg en -diensten (CCSSD)13. Er bestaan ook nog andere diensten voor de aanpassing van de woning, onderhoudswerken, vervoer, levering van sanitair materieel, sociale en juridische hulp, bestelling van maaltijden aan huis of ziekenoppas. Het aantal systemen voor urgentieoproepen neemt overigens toe. Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest telt 7 diensten voor thuishulp die erkend en gesubsidieerd zijn door de Franse Gemeenschapscommissie (FGC). De aangeboden diensten omvatten: ❒ hetzij een huishoudelijke hulp voor het onderhoud van de woning (poetsen, vaat, was, enz.); ❒ hetzij een gezinshulp die voor de bejaarde verschillende huishoudelijke taken verricht (boodschappen doen, maaltijden bereiden of administratieve formaliteiten vervullen). Deze hulp kan ook helpen bij het oplossen van specifieke problemen van medische, sociale of psychologische aard. De statistieken van de sector tonen aan dat België verschillende snelheden lijkt te hebben, wat de thuishulp betreft; het Vlaamse gewest heeft op dit vlak heel wat meer inspanningen gedaan dan de twee andere gewesten. Er moet worden vastgesteld dat het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest aanzienlijk inspanningen zal moeten doen indien het de voorkeur wil geven aan het thuis ouder worden boven de «plaatsing» in een rusthuis of een bejaardenhome.
270
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
A.2.2. De hulp voorgesteld door het OCMW van Brussel Om de onomkeerbare rol te illustreren die het OCMW ter zake speelt, stellen wij hierna de thuishulpdiensten voor die het OCMW van de stad Brussel aanbiedt. De Dienst voor Hulp aan Gezinnen en Bejaarden van het OCMW van Brussel is er onder meer mee belast, de gezinnen, bejaarden en personen met een handicap «een daadwerkelijke, preventieve en educatieve hulp te bieden bij hun gewone huishoudelijke taken en hun hygiënische verzorging.» De dienst is toegankelijk voor alle personen die wonen op het grondgebied van de stad Brussel. Er wordt een deelname in de kosten per uur berekend volgens het inkomen en het aantal personen ten laste. De Dienst voor Hulp in het dagelijkse leven van het OCMW van Brussel stelt punctuele interventies met een dringend karakter en/of van korte duur voor, zoals prestaties van een gezelschapsdame, een oudere naar de arts begeleiden, administratieve formaliteiten vervullen, met een bejaarde gaan wandelen gedurende een uur in de namiddag. «De dienst biedt de bejaarden thuis ook de mogelijkheid om hun levenskader aangenamer te maken via herstellingen en renovaties die nodig zijn voor een betere omgeving.14» Kunnen een beroep doen op deze dienst, de te Brussel wonende bejaarden en personen met een handicap die, wegens hun fysieke tekortkomingen niet meer beschikken over een aangepaste woning, «of die zelf niet meer kunnen voorzien in hun eerste behoeften, zoals kleine herstellingen in hun woning, boodschappen doen, administratieve formaliteiten vervullen...». Het tarief voor het gebruik van de diensten houdt rekening met de inkomsten en lasten van de bejaarde of gehandicapte. De Dienst voor Thuishulp van het OCMW van Brussel biedt medische verzorging aan huis via ambulante verpleegsters. Naast de verzorging aan huis, zorgen de verpleegsters eveneens voor de sanitaire en preventieve opvoeding en bieden zij de nodige leiding en psychologische en sociale ondersteuning.
A.3. De zorg van lange duur en het zorgcontinuüm Wat verstaat men onder zorg van lange duur? De algemeen erkende definitie is die welke het Instituut voor Geneeskunde van Washington gaf in 198615: «verschillende sociale en gezondheidsdiensten, verstrekt aan personen die behoeften hebben aan een doorlopende hulp tengevolge van een fysische of mentale ongeschiktheid. De diensten kunnen worden verstrekt in een instelling, aan huis of in een gemeentelijk centrum. Zij bevatten zowel de informele diensten, verstrekt door de familieleden of vrienden, als de formele diensten verstrekt door professionals of instellingen». De zorg van lange duur stelt de gezondheidsverantwoordelijken voor een bijzonder moeilijk probleem, aangezien dit soort van zorg nauw gekoppeld is aan andere domeinen van het overheidsbeleid, zoals de huisvesting en de sociale zekerheid.16 Het probleem van de zorgverstrekking van lange duur 271
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
heeft een belangrijke invloed op de beslissing om thuis ouder te worden of om te verhuizen naar een gespecialiseerde instelling. Een zorgcontinuüm houdt in dat de bejaarde, in de levensfase waarin hij ertoe gedwongen wordt een beroep te doen op hulp en zorgverstrekking, op eender welk moment en zonder lacunes kan rekenen op de hulp die hij nodig heeft en die hij vrij kiest. Op het vlak van de organisatie, zouden alle dienstprestaties, de gezondheidszorg en het zorgaanbod moeten werken als een geheel. Dit principe laat toe te vermijden dat men opteert voor één van de diensten of één van de vormen van zorg die beschikbaar zijn om andere redenen dan een reële behoefte aan hulp of aan zorgverstrekking17. De nota van Minister Frank Vandenbroucke van Sociale zaken en Pensioenen, «Actief ouder worden en zijn», van 5 november 2001 stelt in dit verband essentiële vragen. «Zowel voor thuiszorg als thuis vervangende zorg, moet het centraal aandachtspunt zijn een zo goed mogelijke levenskwaliteit en een zo goed mogelijke graad van zelfredzaamheid van de bewoner te bekomen. Beide liggen in elkaars verlengde en kunnen elkaar versterken. Waarom zou de thuisverpleegkundige niet doorgaan met de zorg wanneer de oudere naar een dagverzorgingscentrum gaat? En kan de rustoordsector niet instaan voor kleinschalige kortopvangplaatsen waar thuiszorg de zorg versterkt? Lijkt het niet logisch dat de permanentie in rustoorden ook instaat voor telebewaking van thuiswonende ouderen en bij probleem een beroep doet op wachtdiensten vanuit de thuiszorg? Kunnen er vanuit de keuken van het rustoord geen maaltijden vertrekken naar thuisverblijvende ouderen? Kan de thuiszorg geen beroep doen op de ergotherapeut van het rustoord om een aanpassing van de woning te bespreken?»
A.4. Thuis of in een instelling ouder worden: waarvan hangt het af? Een studie uitgevoerd door het Canadese Instituut voor Statistiek «Thuis of in een instelling ouder worden: waarvan hangt het af?» onderzoekt de elementen die de huisvestingskeuzen van 65-plussers bepalen18. Zoals kon worden verwacht is de gezondheidstoestand van de betrokkene een doorslaggevende factor die de aanwezigheid van bejaarden in een instelling van langdurige zorgverstrekking bepaalt: chronische problemen die een handicap vormen, zoals de ziekte van Alzheimer, incontinentie of gevolgen van hersentrombose. Op dit ogenblik is het onaanvaardbaar dat personen worden opgenomen in een instelling omdat zij incontinent zijn: er bestaan, bijzonder efficiënte oplossingen om dit probleem thuis op te lossen. De toeneming van de ziekte van
272
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
Alzheimer en andere vormen van dementia senilis, waarvan men de echte oorzaken nog niet kent, zal een belangrijke reden blijven voor de overstap naar een rusthuis. Het probleem is zo groot dat we er een apart hoofdstuk aan wijden. Globaal genomen zullen de vooruitgang van de geneeskunde en de verbetering van de behandeling van deze gezondheidsproblemen via technologische oplossingen en een ruimer pallet van thuishulp en verzorgingsdiensten kunnen bijdragen tot een daling van het aantal personen dat in de toekomst langdurig in een verzorgingsinstelling moet verblijven. Toch blijkt dat een aanzienlijk aantal ouderen, dat aan geen enkele ongeschiktheid lijdt, woont in een instelling voor langdurige zorgverstrekking. Bijna een kwart miljoen ouderen die lijden aan een ernstige ongeschiktheid wonen daarentegen nog thuis. Het thuis blijven wonen van een bejaarde kan dus afhangen van andere overwegingen dan de gezondheidstoestand. De toename van het inkomen van de ouderen zal ongetwijfeld een steeds groter aantal onder hen de mogelijkheid bieden om langer thuis te blijven en een verhuis naar een instelling uit te stellen. Aangezien steeds meer vrouwen aanwezig zijn op de arbeidsmarkt, zal het aandeel oudere vrouwen dat beschikt over een inkomen uit sparen, beleggen en een door de werkgever aangeboden pensioenregeling in de toekomst hoger zijn dan vandaag het geval is. Een Franse studie19 toont eveneens aan dat er geen verband is tussen zware afhankelijkheid en het wonen in een instelling. In 1990 verbleef drie kwart van de 65-plussers die bedlegerig waren of gekluisterd waren aan een rolstoel nog thuis, meestal uit vrije keuze. De meeste bejaarden, ongeacht hun gezondheidstoestand en hun autonomie voor het verrichten van de taken van het dagelijks leven, willen immers tot hun dood thuis blijven wonen. De auteurs van de studie besluiten als volgt: «Deze verzuchting zou trouwens nog kunnen toenemen. De huidige generaties van senioren zijn immers beter voorbereid op een zelfredzaam leven. De meeste bejaarden stappen pas naar een instelling wanneer zij hiertoe gedwongen zijn door de onomkeerbare verslechtering van hun gezondheidstoestand en de afwezigheid van alternatieve oplossingen, en nadat zij ander oplossingen hebben gezocht.» Merken we op dat de studie aantoont dat er geen alternatief is tussen de zelfredzaamheid thuis en een instelling van het traditionele type.
B. Het universele ontwerp Een huis ontwerpen voor allen, waar men kan blijven wonen ondanks een handicap, is vlugger gezegd dan gedaan. Gelukkig worden de architect en de bouwonderneming geholpen door het universele ontwerp. Het universele ontwerp, meer bekend onder de Engelse benaming «design for all,» «universal design» of «barriers free design» is een filosofie die gebaseerd is op de individuele verschillen20. Het houdt de totstandkoming
273
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
in van een omgeving, een gebouw, producten en diensten die toegankelijk zijn en gebruikt kunnen worden door een zo groot mogelijk aantal personen. Het universele ontwerp verschilt van het ontwerp dat specifiek aangepast is aan de personen met een handicap. Volgens Goldsmith21 «is het toegankelijk maken van gebouwen voor personen met een ongeschiktheid, een ontwerp dat is aangepast aan personen met een handicap. De gebouwen veiliger en comfortabeler maken voor alle gebruikers, ook voor personen met een ongeschiktheid, is het universele ontwerp.» Of nog: een aangepaste woning is een woning die beantwoordt aan een aantal kwantitatieve en kwalitatieve criteria met het doel één of meer personen met een handicap te huisvesten. Een aanpasbare woning die op een universele wijze ontworpen is, is een woning waarin een persoon met een beperkte mobiliteit zonder te grote kosten kan wonen: een oppervlakte en ruimte die geschikt is voor rolstoelgebruikers, mogelijke installatie van hulpuitrusting, noodoproepen,enz.22 Het is het universele ontwerp van een gebouw dat, bij het ontstaan van een handicap, zal toelaten grote kosten voor een specifieke aanpassing van een onaangepaste woning te vermijden. Aangezien het gebouw van in het begin ruim toegankelijk is, zal het nadien nog een slechtziende of een rolstoelgebruiker kunnen huisvesten. Door het functionele ontwerp van het gebouw zullen ongevallen kunnen worden vermeden en zal een persoon die lijdt aan dementia senilis zelfs alleen kunnen blijven wonen in de eerste stadia van de ziekte. Een gebouw moet niet enkel financieel, en esthetisch, toegankelijk en energiebesparend zijn, het moet ook functioneel zijn. Deze toegankelijkheid en economisch gerechtvaardigde functionaliteit maken deel uit van het concept van duurzaam bouwen. Opdat een gebouw een gunstige omgeving is voor een goede fysische en mentale gezondheid van al zijn bewoners, moet het eveneens toegankelijk zijn voor personen met een beperkte mobiliteit. Want om duurzaam te zijn, zal een gebouw eveneens duurzaam moeten zijn in termen van besparing. Het ontwerp en de uitvoering ervan zullen een investering moeten zijn met een goede prijs/kwaliteit verhouding; economisch zijn, zowel qua gebruik als onderhoud, rekening houdend met alle kosten, ook de externe kosten en zijn waarde behouden over de betrokken tijdsperiode. De economische noodwendigheden houden de integratie van de toegankelijkheidselementen in vanaf de uitwerking van het project. Zoals de Confederatie Bouw al stelde in haar verslag 2000, zal de gemaakte keuze betrekking hebben op (…) de flexibiliteit van het gebouw die het min of meer gemakkelijk aanpasbaar maakt aan de evolutie van de behoeften (gekoppeld aan het gezin, leeftijd, handicap enz.) (…). Niets is economisch meer gerechtvaardigd dan een gebouw dat op een universele wijze ontworpen is.
B.1. Resolutie ResAP (2001) 1 van de Raad van Europa Op 15 februari 2001 heeft het Ministercomité van de Raad van Europa de Resolutie ResAP (2001) 1 aanvaard «over de invoering van de principes
274
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
van het universele ontwerp in de opleidingsprogramma’s van alle beroepen in de sector van de bouwwerken», «volgens een proactieve benadering door de invoering aan te bevelen van de principes van het universele ontwerp in de curricula van de architecten, ingenieurs en stedenbouwkundige specialisten en in de vormingsprogramma’s van alle beroepen in verband met het bouwwezen.23» In het communiqué waarin de resolutie wordt voorgesteld, vindt het Comité dat de architecturale hindernissen en barrières in de bebouwing de gehandicapte personen nog te vaak beletten om ten volle hun rol te spelen in de gemeenschap, wat een vorm van sociale uitsluiting is die onbetwistbaar een ontkenning vormt van de fundamentele rechten van de mens. Het bouwen van een bebouwde omgeving gaat uit van de veronderstelling dat er een «standaardpersoon» bestaat. Elk individu wijkt evenwel op één of andere wijze af van «de norm»: leeftijd, grootte, postuur, gewicht, kracht, snelheid, zicht, gehoor, uithoudingsvermogen, intellectuele mogelijkheden, enz. Installaties die gebouwd zijn voor een «normpersoon» zijn bijgevolg niet noodzakelijkerwijze even toegankelijk voor iedereen. «Tot nu toe werd het probleem van de toegankelijkheid beschouwd als het rechtstreeks resultaat van een afwijking van «de norm». De persoon die hiervan afweek was «de uitzondering», of «het probleem». De oplossing die in die optiek het meest werd toegepast op het gebied van de toegankelijkheid bestond erin gebouwen uit te rusten met voorzieningen zoals hellende vlakken of bredere deuren. Deze benadering versterkt echter het idee dat bepaalde personen een uitzondering vormen op de regel. Het is een stigmatiserende benadering die deze personen er bijvoorbeeld toe verplicht gebruik te maken van afzonderlijke ingangen, vaak aan de achterkant van het gebouw.24» De resolutie stelt een nieuwe geïntegreerde benadering voor, universeel ontwerp inbegrepen, die op een gelijke wijze wil inspelen op de behoeften van iedereen. Iedereen zou zich moeten kunnen bewegen in eender welk gedeelte van een gebouw op een zo onafhankelijk en natuurlijk mogelijke wijze. De criteria die het «normale» bepalen zouden moeten worden uitgebreid om te waarborgen dat de bebouwde omgeving gebaseerd is op de principes van het universele ontwerp. Een nieuwe bewustwording van het ontwerp en de bouw is noodzakelijk. De Resolutie heeft tot doel de toegankelijkheid en het gebruiksgemak van de bebouwde omgeving voor allen te bevorderen door, volgens de aanvankelijk toegepaste principes, de proactieve benadering te volgen die inhoudt dat men meer oog heeft voor de oorzaken dan voor de symptomen. Zo tracht de Resolutie de vorming van de architecten, ingenieurs en stedenbouwkundige specialisten en andere beroepen die werkzaam zijn in de huisvestingssector te verbeteren. Als vertrekpunt stelt de Resolutie dat alle individuen, ook personen met een handicap, het recht hebben om volwaardig deel te nemen aan het gemeenschapsleven, wat het recht inhoudt om toegang te hebben tot en gebruik te maken van de bouwwerken en alles wat hiermee samenhangt, en deze structuren tevens te begrijpen. De Resolutie erkent dat het de verantwoordelijkheid en de plicht van de maatschappij is, in het bijzonder van alle beroepen die werkzaam zijn in
275
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
de sector van de bebouwing, om deze universeel toegankelijk te maken voor allen, ook voor personen met een handicap. Zij bepaalt het universeel concept als «een strategie die erop gericht is verschillende producten en omgevingen te ontwerpen en samen te stellen die zoveel als mogelijk en op de meest onafhankelijke en natuurlijk mogelijke wijze, toegankelijk, begrijpelijk en bruikbaar zijn voor allen, zonder dat een beroep moet worden gedaan op oplossingen die een aanpassing of een speciaal ontwerp vergen.» Het begrip universeel ontwerp heeft tot doel het leven van elkeen te vereenvoudigen door de bebouwde omgeving, de producten en toegankelijke communicatie tegen lagere kosten of zonder bijkomende kosten bruikbaar en begrijpelijk te maken. De Resolutie stelt dat het universele ontwerp moet bijdragen tot een ontwerp dat meer gericht is op de gebruiker door een globale benadering te volgen en door te pogen te voldoen aan de behoeften van personen van verschillende leeftijden, gestalten en vermogens, welke ook de nieuwe omstandigheden zijn die zij in de loop van hun leven nog zullen kennen. Het begrip van het universele ontwerp gaat bijgevolg verder dan de gewone toegankelijkheid van gebouwen voor personen met een handicap. Het begrip zou integraal deel moeten uitmaken van de architectuur, het ontwerp en de inrichting van de omgeving. Het universele ontwerp zou verplicht moeten zijn en integraal deel uitmaken van de basisprincipes van de vorming van alle beroepen die te maken hebben met bouwwerken, ongeacht het niveau of de betrokken sector.
B.2. Universeel ontwerp, Design for all of Universal design Deze drie benamingen dekken hetzelfde concept. Cléon Angelo en de VZW Autonomia bepalen op hun cd-rom en hun site AAoutils25, wat verstaan moet worden onder «Design for all,» dat een proces is en niet een afgewerkt product. «Design for all» steunt op het scheppen van toegankelijke omgevingen en nuttige producten, waarvan de meeste personen gebruik kunnen maken, ongeacht hun leeftijd, hun grootte of hun mogelijkheden. Het doel van dit ontwerp bestaat erin het leven van allen te vergemakkelijken door producten, communicatiemiddelen en gebouwen te ontwerpen die kunnen worden gebruikt door een zo groot mogelijk aantal mensen tegen beperkte kosten of zonder bijkomende kosten. Het Danish Center for Accessibility26 bepaalt Design for all als «de globale strategie en filosofie die beoogt iedereen dezelfde kansen op deelname aan het moderne leven te geven. Dit houdt in dat onze infrastructuren, producten en diensten zodanig gepland en opgevat zijn dat iedereen er gebruik kan van maken zonder onderscheid naar leeftijd of fysiek vermogen.»
276
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
Een groot aantal andere termen en concepten wordt eveneens gebruikt om een gelijkaardige benadering te omschrijven. Het Center for Universal Design van de Universiteit van Noord-Carolina27 (Verenigde Staten) maakt gebruik van de term «universele design» en bepaalde 7 designprincipes, «de principes van het universele design», die beschouwd zouden moeten worden als te gebruiken krachtlijnen wanneer men die principes toepast. In navolging van het Center for Universal Design, bepaalt Autonomia deze principes als volgt28: 1. Nuttig zijn voor en verkocht kunnen worden aan personen met verschillende mogelijkheden: • Dezelfde betekenis hebben voor alle gebruikers; • De segregatie en stigmatisatie van eender welke gebruiker vermijden; • Aan alle gebruikers een gelijk peil van intimiteit, zekerheid en veiligheid bieden; • Van het design een hulp maken voor alle gebruikers. 2. Geschikt zijn voor een groot aantal keuzemogelijkheden en individuele mogelijkheden: • De keuze van gebruiksmethodes aanreiken; • De toegang en het gebruik voor rechts- en linkshandigen in aanmerking nemen; • De graad van precisie en juistheid van de gebruiker vergemakkelijken; • Zich aanpassen aan het tempo van de gebruiker. 3. Gemakkelijk gebruikt kunnen worden ongeacht de ervaring, de kennis en het courant concentratiepeil van de gebruiker: • Overbodig ingewikkelde voorzieningen uitschakelen; • Verenigbaar zijn met de verwachtingen en de intuïtie van de gebruiker; • Gepast zijn voor verschillende niveaus inzake literaire en taalkennis; • De informatie schikken volgens belangrijkheid; • Zorgen voor een reële actie en reactie tijdens en na het vervullen van de te verwezenlijken taak. 4. De gebruiker daadwerkelijk de vereiste informatie overmaken, ongeacht zijn zintuiglijke mogelijkheden en de omgevingsfactoren: • Gebruik maken van verschillende mogelijkheden (visueel, verbaal en tactiel) voor een overvloedige presentatie van de essentiële informatie; • Zorgen voor een gepast contrast tussen de hoofdinformatie en de omgeving ervan; • Zorgen voor een onderscheid tussen de elementen zodat ze duidelijk kunnen worden geïdentificeerd (bijvoorbeeld, de mogelijkheid vergemakkelijken om instructies te geven of een richting aan te duiden); • Zorgen voor een compatibiliteit met een aantal technieken en middelen die worden gebruikt door personen met zintuiglijke beperkingen. 5. Verminderen van ongevallen en van de gevolgen van onvrijwillige of toevallige daden: • Voorzien in de elementen om het aantal ongevallen en fouten te verminderen: de meest gebruikte elementen het toegankelijkst maken; de
277
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
risicofactoren uitschakelen of isoleren; • Alarmsignalen installeren tegen de risico’s op ongevallen en fouten; • Alarmsignalen installeren tegen de risico’s op onveiligheid; • Onbewuste daden bij het vervullen van taken die waakzaamheid vergen bemoeilijken. 6. Efficiënt, comfortabel en met een minimum aan vermoeidheid gebruikt kunnen worden: • De gebruiker de mogelijkheid bieden om een neutrale lichaamshouding te bewaren; • Een redelijk gebruik van fysieke kracht vergen; • Repetitieve daden tot een minimum herleiden; • Permanente fysieke inspanning tot een minimum beperken. 7. Van een gepaste omvang zijn en beschikken over voldoende ruimte voor het naderen, vastgrijpen en behandelen, ongeacht de grootte, de gestalte of de mobiliteit van de gebruiker: • Voorzien in een visueel duidelijke signalisatie van de belangrijke elementen voor zittende of niet-mobiele gebruikers; • Ervoor zorgen dat zittende of niet-mobiele gebruikers gemakkelijk aan alle elementen kunnen; • Rekening houden met de verschillende grootten van de handen en van de greep; • Aangepaste ruimte voorzien voor het gebruik van hulpapparatuur of voor de aanwezigheid van helpers. Ingevolge deze zeven algemene principes, meldt het Centrum dat de Fair Housing Act, zoals gewijzigd in 1988, 7 bijzondere andere principes bevat voor meergezinswoningen met ten minste 4 appartementen: 1. Toegangsweg en toegankelijke ingang van het gebouw Meergezinsgebouwen moeten beschikken over een toegangsweg en een toegankelijke ingang, behalve indien zulks onmogelijk is wegens de ongebruikelijke kenmerken van de grond of de plaats. 2. Toegankelijke publieke en gemeenschappelijke delen De publieke en gemeenschappelijke delen van de complexen moeten toegankelijk zijn voor personen met een handicap. 3. Voldoende brede deuren Alle deuren moeten breed genoeg zijn om personen met een rolstoel door te laten. 4. Toegankelijke ruimten De weg doorheen het gebouw (gangen, liften) moet toegankelijk zijn voor personen met een handicap. 5. Bereikbare schakelaars, stopcontacten, thermostaten en andere omgevingscontroles Deze toestellen moeten op toegankelijke plaatsen worden geïnstalleerd,
278
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
zowel in de gangen als in de openbare, gemeenschappelijke en private delen. 6. Muren met leuningen De muren moeten versterkt worden met het oog op de plaatsing van leuningen. De muren van de badkamer moeten versterkt worden om later eventueel de installatie toe te laten van handgrepen rond het toilet, het bad, de douche en het douchezitje. 7. Toegankelijke keukens en de badkamers De keuken en de badkamer moeten toegankelijk zijn voor personen met een rolstoel.
Het universele ontwerp stopt niet op de drempel van de woning: de openbare ruimte is de verlenging van de binnenruimte van de woning naar buiten. Indien de oudere of gehandicapte persoon zijn woning wenst te verlaten om deel te nemen aan het maatschappelijke leven, moet de openbare ruimte aangepast zijn vanaf de drempel van zijn woning. De aanpassing van de straten en wegen is noodzakelijk om de oudere of gehandicapte persoon toe te laten deel te nemen aan het sociale leven en zijn autonomie te behouden. Wij wijden hieraan een apart hoofdstuk. In de volgende voorbeelden zullen wij zien hoe het universele ontwerp, dat een mooi theoretisch principe kan lijken dat moeilijk te verwezenlijken is, wordt toegepast in Lifetime Housing. De auteur dankt Kirsti Pesola omdat zij hem op het terrein, aan de hand van voorbeelden, getoond heeft wat universeel ontwerp in feite is.
B.2.1. Lifetime Homes (Groot-Brittannië) In de jaren 80 werd de stichting Joseph Rowntree geconfronteerd met het probleem van de slechte kwaliteit van de Britse woningen, onder meer de
279
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
slechte toegankelijkheid van de woningen voor grote delen van de bevolking, zowel voor grote gezinnen met kinderen op lage leeftijd, als voor kwetsbare ouderen en personen die het slachtoffer zijn van een permanente of tijdelijke handicap. In 1991 bracht het Instituut een groep experts op huisvestingsgebied samen in een comité, Joseph Rowntree Foundation Lifetime Homes Group genoemd. Deze groep ontwikkelde het begrip van Lifetime Home. De Lifetime Homes zijn ontworpen op basis van 16 criteria29, die maken dat het appartement of de woning voldoet aan de behoefte van de meeste gezinnen. Dat betekent niet dat elk gezin omringd is door zaken die het niet nodig heeft. Het ontwerp legt de nadruk op de toegankelijkheidsen designelementen die de woning voldoende soepel en aanpasbaar maken om het hoofd te bieden aan alle omstandigheden die zich kunnen voordoen: een jongere met een gebroken been, een familielid dat ernstig ziek wordt, jonge ouders met kinderwagens, een grootouder in een rolstoel.
B.2.2. Toimiva Koti (Finland) Toimiva Koti betekent «het functionele huis» en is een project dat in 1998 ontwikkeld werd door het sociaal departement van de Finse stad Helsinki.30 Het gaat om een informatie en demonstratiecentrum voor personen die een functioneel huis of een huis dat aangepast is aan de mindere vermogens van ouderen willen bouwen of inrichten. Een arts en een onderzoekster namen in het verleden contact op met het stadsbestuur van Helsinki; dit bestuur voert een ouderenbeleid dat gericht is op het zolang mogelijk thuis wonen. Anne Wasén, de beheerder van Toimiva Koti, die wij ontmoetten in juni 2003,31 verklaart zich nader: «Aangezien het financieel onmogelijk is voldoende rust- en verzorgingstehuizen te bouwen voor iedereen, is het gemakkelijker alles in het werk te stellen om de ouderen toe te laten thuis te blijven wonen. Dit houdt in dat er, enerzijds moet gezorgd worden voor thuiszorg en, anderzijds voor een toegankelijke en functionele omgeving. In dat verband is het beter de woning in te richten voor allen, dan specifieke oplossingen toe te passen. Het doel van de aanpassingen bestaat erin de personen de mogelijkheid te bieden om een maximum aantal taken in hun woning op een autonome wijze te verrichten. Hierdoor blijven ze ook in een betere conditie.» Daarop heeft de stad Helsinki beslist twee appartementen op de gelijksvloerse verdieping van een gebouw (in totaal 300 m2) te voorzien van oplossingen, gebaseerd op het universele ontwerp. Aanvankelijk was gepland dat het project twee jaar zou duren en uitsluitend gefinancierd zou worden door de stad. Het tentoongestelde meubilair blijft de eigendom van de ondernemingen die het hebben geproduceerd, maar de appartementen en het personeel worden betaald met overheidsgeld. Op dit ogenblik moeten de tentoonstellende ondernemingen een bepaalde som betalen om hun ontwerp te kunnen tonen. De drie personen die werken in Toimiva Koti
280
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
zijn professionele fysiotherapeuten en hun presentatie en de inlichtingen die zij geven over de tentoongestelde concepten vormen een toegevoegde waarde voor de onderneming, waarvoor zij bereid is te betalen. Anne Wasén was voordien gehuwd met een persoon met een handicap en werkte gedurende 20 jaar in de sector van de technische hulp en van het universele ontwerp, vooraleer Toimiva Koti te leiden. Gedurende deze jaren werk in ziekenhuizen, verzorgingscentra en hulpcentra voor personen met een handicap, heeft zij heel wat knowhow verworven op het vlak van de toegankelijkheid en inrichting van woningen voor personen met een handicap. Na twee jaren werking, besloot de stad het project voor onbepaalde duur te verlengen. Het centrum werkte zo goed en was zo nuttig voor de gemeenschap dat een dergelijke permanente oplossing noodzakelijk bleek. Anne Wasén is ervan overtuigd dat Toimiva Koti een uitstekend platform is, aangezien de betrokkenen de voorgestelde oplossingen die het best beantwoorden aan hun behoeften of hun handicap, kunnen zien en uitproberen. Zo zijn technische hulp en vooral universeel ontwerp geen abstracte ideeën meer, maar reële voorzieningen in appartementen waarin de betrokkenen nog kunnen wonen. De mogelijkheid om de oplossingen te testen is bijzonder belangrijk, want enkel de betrokkenen zelf kunnen vaststellen of zij voldoende zijn ter compensatie van hun functiestoornis. Daarom ook zijn alle toestellen en sanitaire voorzieningen aangesloten en in werking. Anne Wasén verklaart: «Met deze beide appartementen kunnen wij aantonen dat de woning zowel functioneel als esthetisch aantrekkelijk kan zijn. Ondanks de aanpassingen zien ze eruit als een echt huis en niet als een instelling. Zo kan aan twijfelaars die bang zijn dat de aanpassingswerken hun woning er zullen doen uitzien als een ziekenhuis, worden aangetoond dat dit niet het geval is. Bepaalde personen vragen zich zelfs af waarom zij niet eerder aan dit soort voorzieningen dachten, aangezien ze zowel esthetisch geslaagd als functioneel nuttig zijn.» «Vanzelfsprekend kan ik elke keer maar een of twee oplossingen tonen, maar ik geef suggesties aan de bezoekers voor het aanpassen van hun woning die verder gaan dan de tentoongestelde voorbeelden. Bovendien worden de inrichting en het meubilair van de appartementen jaarlijks gewijzigd. Volgend jaar gaan wij bijvoorbeeld volledig de keuken van het eerst appartement veranderen. Soms vragen de personen ons om in hun woning een advies te komen geven over de inrichting van hun woning maar dat is ons onmogelijk. Indien we talrijker waren, zou dit wel mogelijk zijn. Wat wij vandaag kunnen doen is advies geven op basis van de plannen van de woning die de mensen ons tonen. Maar wij verkopen niets en we bevelen niets aan. Wij zijn geen verkopers. Wij beperken ons ertoe de verschillende oplossingen te tonen en uit te leggen en de werking ervan toe te lichten.» De drie personeelsleden plannen de wijziging van de inrichting één jaar vooraf en de selectie gebeurt op basis van het basisconcept van het universele ontwerp en van de drie volgende criteria: een architectuur zonder barrières of hindernissen, toegankelijk en esthetisch. Een product moet overigens visueel goed contrasteren ten behoeve van slechtzienden en toegankelijk
281
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
zijn voor slechthorenden. «Ik heb geen echte checklist, het is een kwestie van ervaring en een denkwijze, een houding die ik mij de afgelopen 20 jaar heb eigen gemaakt. Men kan zijn houding niet veranderen in een of twee jaar.» Voor Anne is het universele ontwerp de sleutel van het probleem, ook op economisch vlak. Zij raakt niet uitgepraat over de voordelen van de design for all, die zij dagelijks in de praktijk brengt. «Het universele ontwerp laat toe de kosten van de producten en voorzieningen te verlagen. Indien men een product, een toestel of een meubel enkel produceert voor één persoon of voor een beperkt aantal personen, zijn de kosten ervan zeer hoog. Indien men daarentegen producten die gebruikt kunnen worden voor een groot aantal personen in grote hoeveelheden maakt, kunnen de kosten sterk gedrukt worden. Ik ben ervan overtuigd dat het universele ontwerp de beste oplossing is met het oog op de demografische veroudering. In Finland zijn er amper vijf miljoen inwoners en het gebeurt dat men één enkel exemplaar dient te maken van een specifiek product, wat vanzelfsprekend niet economisch is, terwijl een universeel ontworpen product dezelfde voordelen zou bieden.» Het universele ontwerp laat toe dat de woningen aanpasbaar worden gemaakt en dat, op termijn, belangrijke besparingen worden verwezenlijkt, ook voor de overheid. «Onlangs ontving ik het bezoek van een echtpaar jonge gepensioneerden die van plan waren hun keuken en hun badkamer te renoveren. Zij kwamen naar Toimiva Koti omdat zij hun woning functioneler wensten in te richten, onder meer met het oog op hun oude dag. Ik heb hun de raad gegeven te renoveren op basis van het universele ontwerp en dat is wat zij gaan doen. Op die wijze zorgen wij voor eventuele besparingen van de Stad Helsinki achteraf. Immers, indien het echtpaar niet geïnvesteerd had in de aanpassing van zijn woning, en één van beiden getroffen werd door een handicap, zou de stad subsidies hebben moeten toekennen voor de werken. Zo kan de stad geregeld besparingen doen na één jaar, twee jaar of zelfs 10 jaar na de renovatie, maar besparingen zijn er in ieder geval.» De aanpassingen worden onder meer beslist in het licht van de opmerkingen en suggesties van bezoekers en deze opmerkingen worden overigens ook meegedeeld aan de fabrikanten. Het is eveneens vereist dat de producten van goede kwaliteit en betaalbaar zijn. Het jaar dat de aanpassingen van hun werkomgeving voorafgaat, bezoeken Anne en haar collega’s de verschillende fabrikanten en begeven zij zich naar een aantal tentoonstellingen en salons zowel in Finland en in Scandinavië als in heel Europa, om vast te stellen wat er op de markt is. Sommige fabrikanten beseffen immers soms niet dat zij een uitzonderlijk product ontwikkelden op het gebied van het universele ontwerp. Wanneer zij een interessant product ontdekt buiten Finland, neemt zij contact op met de fabrikant om te vragen of hij exporteert en of hij bereid is zulks te doen. «Maar in Finland hebben we zeer goede ontwerpers en zijn er wat heel goede producten. We hebben minder geld dan de Zweden, waar enorme sommen worden besteed aan personen met een handicap en ouderen. In Finland met zijn kleine markt van 5 miljoen personen, moeten we goed nadenken over het concept van het product vooraleer het op de markt te brengen, aangezien geen gekke bedragen kunnen worden besteed aan de ontwikkeling ervan. Dat is ook wat de Zweden denken: de Finnen zijn erg goede ontwerpers van producten. Ik kan het zeggen, want ik ben zelf van
282
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
Zweedse afkomst». Wanneer het product al op de markt is, zijn de kosten ervan doorgaans aanvaardbaar, ver van de hoge prijzen van bepaalde toebehoren die haast op maat gemaakt zijn. Dergelijk maatwerk blijft echter onvermijdelijk voor bepaalde sterk gehandicapte personen, waar de oplossing van de ene vaak niet beantwoordt aan de juiste behoefte van de andere. Het universele ontwerp heeft bovendien zijn grenzen en een veilig en toegankelijk product voor een persoon in een rolstoel zal niet noodzakelijkerwijze passen voor een slechtziende of slechthorende. «Het is daarom dat de informatie over het product en de beperkingen ervan zo belangrijk is, en dat de mensen het moeten kunnen uitproberen met kennis van zaken.» Voor Anne stopt het universele ontwerp vanzelfsprekend niet aan de deur van de woning, want het is de hele omgeving die toegankelijk moet worden gemaakt. Met het plan «Helsinki toegankelijk 2010», zou de hele stad en haar volledige infrastructuur toegankelijk moeten zijn tegen deze datum. «De handelszaken hebben er trouwens alle belang bij toegankelijk te zijn. Zoniet verliezen zij een deel van hun klanten, een deel dat steeds belangrijker zal worden naarmate de bevolking veroudert.» Toimiva Koti wordt niet enkel bezocht door personen die hun woning of een deel ervan, zoals de badkamer of de keuken, wensen herin te richten, maar ook door architecten, stedenbouwkundige specialisten, medisch personeel en verenigingen van personen met een handicap. Het project heeft bovendien een nationale dimensie, aangezien er geen gelijkaardige projecten bestaan in andere Finse gemeenten. Dit stelt natuurlijk wel problemen op het vlak van de financiering, want de stad Helsinki ziet niet in waarom zij alleen een project zou moeten blijven financieren met een nationale dimensie. Daarom onderzoeken andere gemeenten momenteel formules van cofinanciering. Ook uit de rest van de wereld komen ettelijke bezoekers naar Finland om de oplossingen van Anne Wasén en haar medewerkers te bestuderen. Na ettelijke bezoeken aan de appartementen op de Käpyläntie 13, is een groep uit Japan van plan een gelijkaardig project op te zetten in het land van de rijzende zon. Anne Wasén verklaart: «Toch kan men Toimiva Koti niet zomaar overplanten in een ander land, de culturen zijn immers verschillend. Een huis in Kyoto of Barcelona is niet hetzelfde als een huis in Helsinki. Het idee om de inrichting te verzorgen op basis van het universeel ontwerp kan worden herhaald, maar niet de inrichting zelf die het resultaat zal moeten zijn van een eigen benadering in functie van de eigen cultuur.
283
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
Bovendien zijn de ondernemingen die de uitrusting of de technologie verstrekken niet noodzakelijkerwijze dezelfde.» Vooraleer op de hoogte te zijn van het bestaan van Toimiva Koti, had de betreurde visionaire algemene aannemer Guy Goossens, het idee opgevat een gelijkaardig project tot stand te brengen in Brussel, niet enkel voor België maar zelfs voor heel Europa. Tijdens een reis naar Barcelona met de Brusselse Federatie van Stedenbouw, werd hij getroffen door het werk van het Centro de autonomía personal SIRIUS te Barcelona, een centrum dat technische hulp en uitrusting toont die is aangepast aan personen met een handicap. Wat hem bijzonder trof was dat de personen met een handicap, de verschillende technische voorzieningen konden uitproberen om na te gaan of zij beantwoordden aan hun behoeften. In de appartementen van Toimiva Koti, wordt onder meer de badkamer Gaius tentoongesteld die gebouwd wordt door het Finse bedrijf Korpinen.
B.2.3. De badkamers Korpinen Gaius (Finland) De Finse badkamers Korpinen Gaius vormen een voorbeeld van badkamers die ontworpen zijn op basis van design for all, hoewel zij voornamelijk bestemd zijn voor ouderen. Om het onderhoud te vergemakkelijken, zijn alle meubels en toebehoren, met uitzondering van het toilet, aan de muren bevestigd. Om aan verschillende behoeften te voldoen, is het systeem flexibel en kan het op verschillende wijzen worden opgesteld. Zij werden ontwikkeld door de architecten Kirsti Pesola en Liisa Sievänen, in samenwerking met de Central Union for the Welfare of the Aged, waarvan de nationale zetel gevestigd is in de hoofdstad Helsinki. Het uitgangspunt van het ontwerp bestaat erin via een aangepaste design te kunnen inspelen op de behoeften van de personen met een handicap, die doorgaans heel wat hulp nodig hebben, maar die toch wensen een maximum aantal taken zelfstandig uit te voeren. De badkamer wordt immers beschouwd als de plaats waar de persoon het minst wenst zich te laten helpen door een derde voor de opschik en de dagelijkse taken. In dat opzicht is de badkamer dus de belangrijkste ruimte van de woning, en moet zij dus aangepast zijn om personen met bepaalde handicaps een maximale zelfredzaamheid te bieden. Desgevallend moet het ergonomische ontwerp de hulpverstrekkers wel toelaten met het nodige comfort assistentie te bieden. Bovendien moet het esthetisch aspect van de badkamer verzorgd zijn. Kirsti Pesola32 onderstreept het belang van de badkamer in de woning van de oudere die zolang mogelijk thuis wenst te blijven. «De badkamer is belangrijker dan de keuken. Hoeveel keer per dag ga je naar het toilet? Bepaalde dagelijkse taken kan men enkel vervullen in een toilet of een badkamer. Indien je drie of vijf maal per dag honger hebt, is de keuken niet absoluut
284
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
noodzakelijk, je kan bellen om pizza’s te bestellen maar je kan niet telefoneren naar een teletoilet? De badkamer is de belangrijkste ruimte van dewoning.» «Indien, ik er, dankzij een goede design, in slaag mijn toilet en mijn behoeften alleen te doen zonder externe hulp, dan is dat fundamenteel voor mijn zelfredzaamheid. Als ik elke keer aan iemand moet vragen om mij te helpen naar het toilet te gaan, dan zal ik soms enige tijd moeten wachten, soms te lang, en soms zal de persoon te laat komen. Dan zal ik gebruik moeten beginnen te maken van luierbroekjes, en in dat geval kan het verlies aan zelfredzaamheid erg snel gaan.» Het ontwerpen van een universele badkamer is geen gemakkelijke zaak.33 Er moet veel ruimte worden voorzien voor rolstoelen en bijstandspersoneel. Sommige personen, zoals patiënten met multiple sclerose, verkiezen kleinere badkamers om verplaatsingen te vermijden. De meeste personen zijn rechtshandig, sommigen zijn linkshandig. De ene is zeer groot, de andere zeer klein. Zolang men zelfredzaam is, verkiest men zelf het toiletpapier te nemen maar later zal men misschien een rolstoel en twee assistenten nodig hebben. «Wanneer men een badkamer ontwerpt op basis van design for all, moet het er zo weinig mogelijk uitzien als een toilet voor een persoon met een handicap. Ook de materialen moeten zorgvuldig gekozen worden, door bijvoorbeeld het gebruik van metaal voor de lavabo te vermijden dat de warmte geleidt en brandwonden kan veroorzaken aan de ongevoelige ledematen van personen met een handicap. Een oplossing in porselein of composiet materiaal34 is te verkiezen. Men mag bepaalde praktische details, waaraan men niet steeds denkt, niet uit het hoofd verliezen. Zoals bijvoorbeeld een plaats voorzien voor het deponeren van kleding en persoonlijke zaken of voor intieme zorg. De badkamers moeten toegankelijk zijn maar ook functioneel. En daarbij mag men niet vergeten dat de badkamer eveneens functioneel dient te zijn voor de hulpverstrekker, wiens werkplaats het is.» De Gaius-badkamer is het resultaat van 15 jaren studie, gedurende dewelke Kirsti Pesola talrijke sanitaire voorzieningen bezocht in Finse rusthuizen en ziekenhuizen. Elke installatie was ontworpen in een optiek van hulp aan de persoon door verpleegkundigen en met het oog op toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers. «Vaak kwam men mij vragen: jij die architect bent, hoe denk jij dat men iemand kan helpen in deze badkamer of hoe denk je dat men er binnen kan met een rolstoel enz.» Nooit is men mij komen zeggen: «Kom eens kijken, jij die architect bent, ziehier de perfecte badkamer of het perfecte toilet, het is zo dat je ze moet ontwerpen.» En bovendien had ik steeds een hekel aan het esthetisch aspect van de gespecialiseerde toiletten voor personen met een handicap. Zodra men de deur opent, ziet men meteen wat het is … «it looks handicapped.» Als werknemer van de University of Technology / Research Institute for Health Care Facilities van Helsinki, kon Kirsti Pesola in het begin van de jaren 90 een aanvang maken met de full scale laboratory tests (laboratoria op natuurlijke grootte). Het doel bestond erin de minimale afmetingen van een functioneel toilet voor ouderen of personen met een handicap te bepalen. Het ging om de renovatie van sanitaire installaties van vrij oude gebouwen, bewoond door ouderen,
285
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
waar er geen plaats was voor de integratie van een badkamer van 5 of 6 m2. Bovendien moest op een erg kleine oppervlakte een wasmachine komen, samen met alle andere nodige meubelen en toebehoren. De resultaten waren niet perfect maar toch bemoedigend. Het bleek namelijk dat men niet noodzakelijkerwijze de oppervlakte sterk moest uitbreiden om een functionele badkamer te kunnen ontwerpen, een uitbreiding die voorzien werd door de nieuwe Finse normen. «Ik wou ontwerpen ontwikkelen die weinig oppervlakte gebruiken om het aantal vereiste vierkante meters te verminderen; de kosten hiervan zijn in Finland immers erg hoog wegens de extreme winteromstandigheden. De gemiddelde grootte van de Finse appartementen is trouwens kleiner dan elders in Europa. De gebouwen dateren vooral van de periode na de tweede wereldoorlog en zijn dus vrij minimalistisch. Het ontbrak aan geld en aan woningen. Er moesten bovendien woningen worden gebouwd voor alle personen die hun woningen in Karelië moesten verlaten, het grote grondgebied van het zuidoosten dat de Sovjet-Unie geannexeerd had. In 1997 werd ik gecontacteerd door de Gaius-stichting.» De Gaius-stichting werd opgericht in 1989 en heeft tot doel huizen te renoveren voor ouderen in Helsinki en te zorgen voor diensten zoals maaltijden en revalidatieprogramma’s.35 «De Gaius-stichting had Liisa en Markku Sievänen al als architect gekozen. Ik nam deel aan de verschillende vergaderingen in het gezelschap van een tiental andere organisaties. Ik heb toen kunnen vaststellen dat ik deel uitmaakte van een erg gemotiveerd team dat werkelijk goed werk wou leveren: directeurs, hoofdverpleegsters, architecten, vertegenwoordigers van organisaties en van de overheid van Helsinki. Het ging erom hun oud rusthuis te renoveren en een nieuw gebouw op te trekken (gegroepeerde huizen voor fysiek afhankelijke ouderen). Toen ik de plannen onderzocht op een vergadering stelde ik: «Zouden wij uiteindelijk badkamers kunnen ontwerpen waarover we fier kunnen zijn en zeggen: kom ze bekijken, het is zo dat ze er moeten uitzien...»» «Ik heb voorgesteld om de plannen te verbeteren en een minilaboratorium op ware grootte te verwezenlijken om onze ideeën te testen met het personeel dat er werkt en met de ouderen die er wonen. Aangezien we meer dan honderd badkamers willen inrichten, waarom er niet de nodige tijd aan besteden met het oog op een nog beter resultaat. Ze waren het er allen mee eens. In het begin ging het er enkel om een honderdtal functionele badkamers te ontwerpen voor het rusthuis van de Gaius-stichting.» «Daarop heeft de stichting een schrijnwerker en materialen gefinancierd en werd, met Liisa, begonnen met het tekenwerk. We hebben maquettes in hout gemaakt, hebben ze eerst zelf getest, en nadien het personeel en de ouderen die er woonden. Progressief werden de plannen aangepast om te komen tot een eindresultaat waarover iedereen tevreden was. Vervolgens heb ik de
286
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
maquette getoond aan verschillende specialisten en aan een vertegenwoordiger van Korpinen, die ter plaatse kwam en meteen zei: akkoord we gaan beginnen met de productie. Natuurlijk hebben we nog andere prototypes ontworpen, ze getest en ze gewijzigd, maar Korpinen geloofde in ons project! Later kwamen we tot de bevinding dat het ontwerp erg goed was en kenden wij de commercialiseringsrechten toe aan Korpinen – dat ze kan verkopen waar het wil – maar in ieder geval beschikten wij over goede badkamers voor ons project. En de Gaius-stichting gaf de toelating om haar naam te gebruiken omdat het « haar badkamer » was. En ze zijn er fier over ...» De Gaius-badkamers vormen niet het enige voorbeeld van sanitaire installaties ontwikkeld voor bejaarden en/of personen met een handicap. De Premier-badkamers uit het Verenigd Koninkrijk hebben dezelfde bedoeling.36 De website van het bedrijf stelt dan ook: «In badkamers is Premier de marktleider van de badkuipen die toegankelijk zijn zonder niveauverschil en van de installaties voor personen met een handicap. Zo heeft de onderneming duizenden badkamers verbouwd, waardoor de eigenaars ervan opnieuw hun autonomie konden behouden. Het gamma bevat vier badkuipen die zonder niveauverschil toegankelijk zijn, twee opties van gemotoriseerde stoelen en verschillende douchemodellen.» Het Franse bedrijf CREE (Centre de Réalisations en Ergothérapie et Ergonomie) verdeelt en installeert37 «aangepast sanitair materieel voor ouderen en personen met een handicap, bestemd voor rusthuizen en privé-woningen.» Het bedrijf stelt een vrij volledige catalogus voor van sanitaire installaties (leuningen voor in de douche, lavabo, WC, bad).
Onze Amerikaanse zusterorganisatie NAHB38 (National Association of Home Builders) publiceert in haar repertorium van toegankelijke bouwproducten elk jaar een lijst van fabrikanten die aangepaste uitrustingen voorstellen. Een dergelijk repertorium is eveneens on line beschikbaar.39 Deze repertoria bevatten voornamelijk producten voor de keuken en de badkamer. Wanneer men het in de Verenigde Staten heeft over een toegankelijk product, dan gebruikt men vaak de term «ADA compliant», dat wil zeggen in overeenstemming met de American with Disabilites Act (1990). Deze wetgeving ten behoeve van de Amerikaanse gehandicapten vormt een voorbeeld op wereldvlak en is gericht op de totale participatie, inschakeling en integratie van personen met een handicap in de maatschappij.
287
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
C. De Continuing Care Retirement Communities (CCRC) De Continuing Care Retirement Communities (Gemeenschap voor rust en permanente zorg - CCRC) belichamen uitstekend het begrip van lifetime housing, aangezien zij het concept wensen toe te passen in een aantal gebouwen van een zekere grootte, doorgaans gebouwd op een campus, dat wil zeggen op een grond die niet geïntegreerd is in een bestaand residentieel weefsel. De CCRC laten toe een combinatie tot stand te brengen tussen woningen voor zelfredzame senioren (eventueel gepaard gaande met een aantal bijkomende diensten), assisted living en zorgverstrekkingseenheden, zodat men het normale traject van een oudere kan volgen en hem kan toelaten ter plaatse ouder te worden. Dit concept is sterk verspreid in de Verenigde Staten, maar vormt in Europa nog een curiosum, hoewel een aantal CCRC’s toch het licht zagen, soms zelfs zonder dat men zich hiervan uitdrukkelijk bewust was. Wij troffen er twee voorbeelden van aan in Finland.
C.1. De Amerikaanse CCRC’s Zoals gesteld in de definitie van de Amerikaanse vereniging van Homes en Diensten voor bejaarden, AAHSA40, bieden de CCRC’s41 op dezelfde plaats verschillende soorten diensten aan, zoals gespecialiseerde verpleegkundige zorg of diensten voor wonen met assistentie of zelfstandig wonen. Dit concept laat toe dat men op dezelfde plaats blijft wonen, ongeacht de evolutie van zijn behoeften of het opduiken van bepaalde handicaps. Een verschil tussen de CCRC’s en de andere woningformules voor bejaarden is het bestaan van een contract tussen de beheerder van de instelling en de persoon die beslist er te verblijven. Dit contract bepaalt welk type huisvesting en diensten verstrekt zal worden tot het einde van het leven van de bewoner. Het bepaalt de verplichtingen van de instelling en de hieraan verbonden kosten. In de meeste CCRC’s is een eenmalig toegangsrecht verschuldigd, gevolgd door maandelijkse betalingen. Het bedrag schommelt naargelang van de aard van de gemeenschap, de huisvesting en de gevraagde diensten. De CCRC’s worden soms ook Life Care Communities genoemd, gemeenschappen voor levenslange zorgverstrekking. Het gaat om een unieke levenskeuze die de bejaarde toelaat er levenslang te wonen, wat er ook gebeurt, en dat is wat de formule van de CCRC’s zo aantrekkelijk maakt in de ogen van de duizenden Amerikanen die de stap zetten. De meeste CCRC’s worden beheerd door verenigingen zonder winstoogmerk en zijn gebouwd op uitgestrekte campussen met 100 tot 2500 eenheden42, die toelaten personen te herbergen die totaal autonoom wonen, die behoefte hebben aan diensten van assisted living of gespecialiseerde verpleegkundige zorg van het type nursing home, en zonodig zelfs palliatieve zorg. Zeer actieve personen wonen er samen met anderen die aan fysieke handicaps of dementie lijden, en veranderen van woonformule wanneer
288
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
de behoefte hiertoe zich laat gevoelen.
C.1.1. De soorten woningen Alle soorten van autonome woningen43 kunnen beschikbaar zijn: grote of kleine appartementen, cottages, eengezinswoningen of woningen voor beperkte groepen. De woningen zijn doorgaans universeel ontworpen en zijn dus toegankelijk en aanpasbaar. Doorgaans worden zij bewoond door zeer actieve personen. De residenties van assisted living zijn doorgaans kleine studio’s of appartementen met één kamer en een kleine keuken. Zij zijn voorzien van gemeenschappelijke ruimten voor vrije tijd en ontspanningsactiviteiten, alsmede van een eetkamer. Doorgaans worden zij bewoond door personen die behoefte hebben aan hulp voor bepaalde dagelijkse taken, maar die een zekere onafhankelijkheid willen bewaren. De wooneenheden van het type nursing home zijn over het algemeen gemeubelde kamers voor één of twee personen, uitgerust met een privé-badkamer . De bewoners kunnen er rekenen op gespecialiseerde verpleegkundige zorgverstrekking (op korte en lange termijn) en rehabilitatietherapieën om hun vaardigheden te behouden of te verbeteren.
C.1.2. De geboden diensten De CCRC’s bieden een ruim gamma van diensten, gaande van de gezondheidszorg tot allerlei diensten zoals poetsen of bereiden van maaltijden. Bovendien organiseert de instelling vaak een hele reeks sociale of culturele activiteiten. De toegang tot en de beschikbaarheid van zorgverstrekking en gezondheidsdiensten is de essentie van het concept van de CCRC’s. Deze diensten bevatten onder meer: ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
dringende oproepsystemen; een verpleger en zelfs een klein ziekenhuis; fitnessruimten en programma’s voor welzijn en gezondheidsopvoeding; palliatieve zorgverstrekking; medische permanentie; tandheelkundige zorgverstrekking; apotheken en apotheekdiensten; fysiotherapie; ❒ diensten voor assisted living; ❒ gespecialiseerde verpleegkundige zorg. Ondanks de zeer grote diversiteit van diensten, stellen de CCRC’s doorgaans nog de volgende diensten voor:
289
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
❒ ❒ ❒ ❒ ❒
❒ levering van maaltijden, bijzondere diëten inbegrepen; ❒ onderhoud van de instelling en van de gemeenschappelijke en privatieve delen; ❒ bepaalde huishoudelijke taken zoals poetsen; organisatie van sociale, fysieke, godsdienstige, culturele en vrijetijdsactiviteiten; aangepast vervoer; linnen; veiligheidssystemen; sociale diensten en advies.
Aangezien een grote CCRC in feite een soort dorp op beperkte schaal is, bewoond door een oudere bevolking, zijn er in feite geen grenzen aan de voorgestelde diensten die evolueren volgens de behoeften en wensen, met als enige beperking de beschikbare financiële middelen. Men kan denken aan de terbeschikkingstelling van Internetverbindingen, spektakels en filmvoorstellingen, thema-avonden, kappers en voetverzorging, kleine handelszaken, tennis- of golfterreinen, enz.
C.1.3. De kosten Volgens de Amerikaanse bejaardenvereniging44 (American Association of Retired Persons - AARP), lopen de kosten voor levensonderhoud in een CCRC sterk uiteen en zijn zij vaak moeilijk vergelijkbaar tengevolge van de verschillende financieringsformules en van de zeer grote verscheidenheid van aangeboden diensten. Het toegangsrecht kan schommelen tussen 20.000 en 400.000 Usd en de maandelijkse kosten schommelen tussen 200 en 2.500 Usd. De bedragen hangen af van de grootte van de woning en van het aantal diensten. In bepaalde gevallen betaalt de instelling het toegangsrecht terug aan de erfgenamen, wat wij verder in deze studie zullen vaststellen in het voorbeeld van de CCRC van RiverWoods At Exeter in New Hampshire. In bepaalde instellingen zijn de bewoners eigenaar van hun woning, in andere gevallen zijn zij huurders. Op het gebied van de gezondheidszorg bestaan verschillende formules: ❒ zeer uitgebreide contracten die onbeperkt zorgverstrekking op lange termijn omvatten zonder verhoging of met enkel een beperkte verhoging van de maandelijkse prijs; ❒ bijvoegsels bij de overeenkomst die een bepaalde som bevatten voor zorgverstrekking op lange termijn, waarna de persoon geacht wordt zelfs te betalen; ❒ contracten «Fee-for-service», volgens dewelke de zorgverstrekking op lange termijn betaald wordt op basis van dagtarieven. Merken we nog op dat in talrijke staten de CCRC’s erkend moeten zijn en dat de bewoners genieten van een aantal wettelijke en reglementaire beschermingsmaatregelen.
290
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
C.1.4. De CCRC: een toekomstformule in de VS De Amerikaanse Senaatscommissie, die belast was met de opstelling van een verslag over de toekomst van de huisvesting van de bejaarden in de Verenigde Staten en die doorgaans erg pessimistisch is over de vooruitzichten inzake toegankelijke woningen voor allen, is vol lof over het model van de CCRC’s en beveelt deze formule aan om op termijn de kosten van de zorgverstrekkingssystemen te verminderen.45 De CCRC’s bieden de bejaarden de mogelijkheid om een actieve levensstijl, geopend op de wereld, te behouden terwijl zij genieten van een gepaste infrastructuur en van zorgverstrekking indien daar behoefte aan is. Door een hele reeks diensten te verstrekken op de campus, met inbegrip van gespecialiseerde verpleegkundige verzorging, kan de behoefte aan duurdere zorgverstrekking verminderd worden, wat aanzienlijke besparingen betekent voor Medicare. De bewoners van de CCRS’s zullen bovendien minder lang in rusthuizen van het traditionele type nursing home hoeven te verblijven, aangezien: ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
de aangepaste en toegankelijke omgeving het risico op vallen vermindert; de spijskaarten zorgen voor een evenwichtige voeding; de primaire en preventieve zorgverstrekking gemakkelijk en permanent bereikbaar is; de sociale wisselwerking erg doorgedreven is; diensten van assisted living beschikbaar zijn.
De Commissie is van mening dat, als er een formule van de privé-sector is die haar vermogen heeft aangetoond om in te spelen op de behoefte van de middenstand en de lagere middenklasse, het wel degelijk die van de CCRC’s is. De CCRC’s zijn immers toegankelijk voor deze categorieën van de bevolking die eigenaar zijn van hun woning en die deze kunnen valoriseren (verkoop of specifiek contract), om hun toegangsrecht te financieren. «Honderdduizenden personen opteerden voor wonen in een CCRC en de populariteit van de formule neemt nog toe. Creatieve financiële formules en mechanismen voor bijkomende besparingen zouden deze formules nog aantrekkelijker en toegankelijker moeten maken voor de toekomstige generaties bejaarden.» In dit kader pleit de Commissie voor de verwezenlijking van nog grotere projecten, de enige die bij machte zijn op belangrijke schaal voordelen te verwekken, die op hun beurt de minder bedeelden toegang kunnen geven tot de formule. «Daar waar de gemiddelde grootte van de CCRC’s ongeveer 300 wooneenheden is, hebben bepaalde promotoren in en rond stedelijke centra projecten ontwikkeld van 1.000 tot 2.000 zelfstandige woningen, vergezeld van 200 tot 400 zorgeenheden. Op een dergelijke schaal kan een stedelijke CCRC de nodige schaalvoordelen opleveren waardoor het mogelijk wordt een volledig gamma van diensten aan te bieden tegen aanvaardbare kosten voor de minderbedeelde bejaarden, op voorwaarde dat zij eigenaar zijn van hun woning.» 291
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
C.1.5. De CCRC van Riverwoods at Exeter, New Hampshire, VS Frank S. Crane, III is Voorzitter-CEO van de CCRC van Riverwoods at Exeter46 in New Hampshire, een staat van New-England, gelegen op 85 kilometer ten noorden van Boston. New Hampshire heeft een oppervlakte van 24.033 km2 en telt ongeveer 1.250.000 inwoners, die bekend staan om hun sterk gevoel van onafhankelijkheid.47 Dit individualisme komt onder meer tot uiting in het devies «Live free or Die» («De vrijheid of de dood») dat prijkt op de nummerplaat van de auto’s. De Phillips Exeter Academy overheerst het centrum van de kleine stad Exeter. Het gaat om de bekendste school van de Verenigde Staten met een honderdtal bakstenen gebouwen, waarvan de eerste dateren uit 1781. Frank is een charismatische babbelaar die fier is over zijn instelling en over het concept van de CCRC en tevens een grote animator van de sessies «quality first», georganiseerd tijdens de jaarlijkse colloquia van zijn beroepsorganisatie, AAHSA. In 2002, behaalden Frank en zijn instelling onder meer de Business of the Year Award toegekend door de Northern New England Association of Homes and Services for the Aging (NNEAHSA), waarvan hij trouwens voorzitter is voor New Hampshire. Aangezien de huidige instelling te klein werd, besloot de organisatie zonder winstoogmerk waarvoor Frank werkt een nieuwe instelling te bouwen op een grond nabij het bestaande complex. Het architectenbureau JSAINC48 van Jim Warner werd belast met het ontwerp ervan. Het is dus in gezelschap van Jim dat wij Frank ontmoetten in september 2003. «Een CCRC is vooral een gemeenschap voor doorlopende zorgverstrekking, waarvan een echtpaar of een individu een toegangsrecht verwerft en er een appartement koopt waarin de koper tot het einde van zijn dagen kan blijven wonen. Wij garanderen dat wij voor deze personen zullen zorgen tot het einde van hun leven. Zij kunnen periodes hebben van autonoom leven, van assisted living en van gespecialiseerde verpleegkundige zorg. Wij zorgen voor hen tijdens al deze etappes van hun leven.» «Wij vormen een gemeenschap 90%, wat wil zeggen dat de personen de prijs van hun appartement betalen op het moment dat zij toetreden tot de gemeenschap, en wanneer zij overlijden ontvangen hun erfgenamen 90% van deze som. Naast dit toegangsrecht betalen zij een maandelijks bedrag dat afhankelijk is van de gevraagde diensten. Op basis van onze berekeningen weten wij min of meer gedurende welke tijd de personen bepaalde diensten nodig hebben tijdens hun verblijf in onze instelling.» «Wanneer men rekening houdt met de opeenvolging van de levensfasen van een bejaarde, van de onafhankelijkheid tot de afhankelijkheid, gaat het om een erg economische manier om de oude dag te beheren. Vooral wanneer men de CCRC vergelijkt met de opname in een verzorgingstehuis van het traditionele type nursing home dat 80.000 à 100.000 dollars per jaar kan kosten. Financieel gesproken, is de CCRC globaal genomen een voordelige oplossing.» 292
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
«De personen die bij ons komen denken na over de hen resterende jaren als bejaarde. Het zijn mensen die plannen en die de resterende jaren zo goed mogelijk willen doorbrengen, rekening houdend met hun fysieke en financiële mogelijkheden. In Riverwoods hebben wij sinds 1997 permanent een bezettingsgraad van 99%. Er is een wachtlijst van 3 tot 6 jaar, afhankelijk van het type appartement dat de personen wensen te kopen.»
«Het gaat om een gemeenschap waarin men vooral de hogere middenstand aantreft; de bewoners hebben bezittingen gaande van 500.000 tot 10 à 20 miljoen dollars. Aanvankelijk gaat het om een vrij uiteenlopende groep die echter een vrij harmonische gemeenschap vormt zodra de bewoners geïntegreerd zijn in het complex. De gemiddelde leeftijd van de nieuwe bewoners schommelt tussen 72 en 80 jaar. De personen passen zich snel aan aan het leven in gemeenschap en maken geen punt van het verschil in statuut of inkomen. Onze bewoners hebben doorgaans een hoog opleidingspeil, hadden succes in het beroepsleven en leiden een erg actief leven. En wanneer zij aankomen in Riverwoods, hebben zij nog heel wat actieve jaren voor de boeg. Ze komen hier om een vol en actief leven te leiden. Ze komen niet naar Riverwoods om in passiviteit te vervallen.» «De belangrijkste reden waarom de mensen naar hier komen, is de veiligheid die wij hen bieden op het gebied van gezondheidszorg. Zoals ik al zei, plannen de personen die bij ons komen lang vooraf en weten zij dus dat hoge leeftijd ernstige gezondheidsproblemen kan meebrengen. Zij weten dat zij ooit gehandicapt kunnen zijn of afhankelijk kunnen worden. Als zij hier komen, dan weten zij dat wij voor hen zullen zorgen, wat er ook moge gebeuren, dat zij van een autonoom bestaan kunnen overstappen naar assisted living of gespecialiseerde verpleegkundige zorg, en dit tegen lagere kosten dan die van een opname in een rusthuis van het traditionele type nursing home.» «Wanneer zij naar Riverwoods komen, worden zij echter nog niet permanent geconfronteerd met afhankelijkheid. Deze eenheden bevinden zich in een ander deel van het complex. Maar hoe zorgen voor een harmonische overstap wanneer daaraan behoefte is? Wij hebben een comité dat wekelijks
293
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
samenkomt, waarin ikzelf zetel als voorzitter CEO, samen met de verantwoordelijken van de verschillende diensten van het complex en een aantal andere personen die permanent contact hebben met de bewoners. Wanneer wij vaststellen dat een persoon zou moeten overstappen, bespreken wij dit met de betrokkene en de familie om een zo harmonisch mogelijke overstap te regelen. Soms vergt het verschillende maanden om hen ervan te overtuigen dat dit de beste oplossing is.» «Wanneer de personen nog autonoom wonen, kunnen zij opteren voor een groot appartement met twee kamers als zij daartoe de middelen hebben. Wanneer zij overstappen naar assisted living, zal de oppervlakte waarover zij beschikken verminderen. Idem voor hun overstap naar een gespecialiseerde zorgeenheid: de bewoners beschikken dan over een badkamer, een kamer, en soms een kleine leefruimte. Telkens zij verhuizen, vermindert de oppervlakte waarover zij beschikken. De grootste stap wordt in feite gezet wanneer zij binnenkomen in Riverwoods. Zij verhuizen van een huis dat soms 15 kamers telt naar een appartement dat 4 of 5 kamers heeft. Deze overstap is soms bijzonder moeilijk voor deze mensen.» «Er bestaan eveneens een tiental gespecialiseerde eenheden voor het onthaal van demente personen. Dat is een beperkte groep die afgescheiden is van de andere woongelegenheden van het complex, zodat de ronddwalende personen er gevolgd kunnen worden. Het personeel dat in deze eenheden werkt is gespecialiseerd. Ons nieuw project bevat enkele interessante ideeën voor de opvang van demente personen.» Dit nieuwe project, The Ridge at RiverWoods at Exeter, is onder meer onstaan uit de wens om in te spelen op de evolutie van de markt die grotere appartementen vraagt die alle groter zullen zijn dan de appartementen van het huidige complex. De grootste appartementen in het huidige complex zullen de kleinste zijn in het nieuwe. «Te Riverwoods is er een soort dubbele subsidie. Op de huidige site hebben wij 201 eenheden, waarvan de kleinste gesubsidieerd worden door de grootste, aangezien de mensen betalen volgens de afmetingen van hun appartement. Anderzijds, subsidiëren de appartementen voor autonome personen de eenheden voor assisted living of voor gespecialiseerde verpleegkundige zorg. Het geheel zou selfsupporting moeten zijn maar het komt geregeld voor dat wij geld verliezen. In ons nieuwe project, beschikken wij over een groter gamma van appartementen en zullen er geen gesubsidieerde appartementen zijn. Het nieuwe project zal toelaten de werking en de financiële gezondheid van de totaliteit – Riverwoods I en II - te versterken.» «Vooraleer van start te gaan met het project hebben wij een doorgedreven marktstudie verricht om na te gaan of onze intuïtie ons niet bedroog. Deze haalbaarheidstudie toonde aan dat ons plan goed was. Toen wij amper van start gingen met de eerste grondwerken, was 80% van de 81 nieuwe
294
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
appartementen van The Ridge at RiverWoods al verkocht. Wij geloven dat alle appartementen verkocht zullen zijn één jaar voor het voorziene einde van de werken.» Het project The Ridge at RiverWoods in Exeter vertegenwoordigt een budget van 40 miljoen dollars. Jim Warner beschouwt het als een project van zeer hoge kwaliteit dat de toekomstige generatie bejaarden, de baby boom-generatie, moet aantrekken. Het bevat 81 appartementen voor zelfstandig wonen, 27 appartementen voor assisted living, 8 Alzheimer-eenheden en 15 kamers voor gespecialiseerde verpleegkundige zorg. Het project werd beloond met de hoogste onderscheiding (Platinum winner) toegekend door de 2004 NAHB Seniors Design Award voor de grote CCRC’s.
C.2. Twee voorbeelden van Europese CCRC’s In de huisvesting voor bejaarden wordt, met uitzondering van de Verenigde Staten, bijna elk innoverend project ontwikkeld sui generis. Een verpleegster werkt bijvoorbeeld 20 jaar lang in een rusthuis en heeft ideeën voor een nog betere opvang; zij zoekt financiers en een architect die bereid zijn haar te volgen. Samen ontwikkelen zij hun eigen ontwerp zonder al te veel terug te vallen op de beste praktijken ter zake. Het is dan ook moeilijk de verschillende projecten op te delen in bepaalde categorieën: serviceflats, CCRC’s, active adult 55+, verzorgingstehuizen, enz. Aangezien het CCRC-ontwerp in Europa bovendien niet klaar omschreven is, zijn het bijgevolg de kenmerken van het project, en voornamelijk de mogelijkheid om er - in een residentiële omgeving te evolueren van een onafhankelijk leven naar leven met hulp op dezelfde plaats, die de categorie van het centrum zullen bepalen. Toen de auteur van deze studie op het einde van het interview aan de architect van de Caritas-Home te Oulu, Juha Pasanen zei «Juha, weet je wel dat wat je aan het bouwen bent een CCRC is?», antwoordde deze: «Een CCR… wat?» Hij had nog nooit gehoord over Amerikaanse CCRC’s.
C.2.1. Caritas-home, Oulu, Finland Oulu, een stad in Noord-Finland is één van de technopolen, één van de meest dynamische Europese Silicon Valleys. Oulu is een hightech centrum, gespecialiseerd in biotechnologie, informatietechnologie en communicatie en in technologie toegepast op het welzijn. 49 Het technologisch park van de stad, Technopolis, gelegen nabij de universiteit, herbergt een 200-tal bedrijven, waaronder talrijke buitenlandse bedrijven, zoals Hewlett-Packard, Siemens, Ericsson, die er dankzij de aantrekkingskracht van de locatie een onderzoeks- en ontwikkelingscentrum vestigden. Terzelfder tijd werd de stad gerenoveerd en werden er een groot aantal woningen van hoge kwaliteit gebouwd. De luchthaveninfrastructuur is haast te klein geworden ingevolge de toename van het luchtverkeer met de hoofdstad, en ondanks de legendarische stiptheid van de Finnen in het algemeen en van de luchtvaartmaatschappij Finair in het bijzonder, zijn ettelijke
295
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
vertragingen onvermijdelijk.50 Met 13 dagelijkse vluchten heen en terug,51 verzekert Finair haast een luchtbrug tussen deze beide steden. Het is in dit klimaat van economische en sociale boom dat de Lutheriaanse evangelische stichting Caritas één van de eerste grote Finse CCRC’s bouwde.52 Caritas, dat gesticht werd in 1998, heeft tot doel de levensomstandigheden van ouderen en van personen met een handicap te verbeteren in een christelijke geest.53 Hilkka Määttä, de directrice van de instelling, was tevens de eerste werkneemster van de stichting. Zij verklaart : «Bij de oprichting van Caritas had onze vereniging tal van ideeën over de soort huisvesting die zij wenste om de opvang van ouderen en jonge personen met een handicap te verbeteren. Tijdens de besprekingen in een werkgroep, moest afgestapt worden van een heel reeks zaken die te duur waren. Aanvankelijk was het bijvoorbeeld gepland laboratoria te bouwen om de fysieke en intellectuele vermogens van de personen te testen, ten einde hen een aangepaste omgeving te bieden. Dat was te duur. Een ander voorbeeld: men wou uitgebreide mogelijkheden voorzien voor revalidatiediensten. Waarna we tot het inzicht kwamen dat dergelijke diensten al beschikbaar waren op een afstand van 2 km. Het was bijgevolg nutteloos deze te voorzien in onze instelling. Het gebouw is een bundeling van ideeën en architecturale concepten die Juha gegroepeerd heeft. Maar ik hou van het complex. Ik zou zeggen dat het haast perfect is. Als ik het zou moeten herdoen, zou ik niet veel veranderen.» De basisfilosofie van het project is vrij eenvoudig: dat de ouderen en de jonge personen met een handicap er autonoom kunnen wonen en zich er veilig voelen. «Men moet geen lid zijn van de evangelische kerk om er te wonen en te werken.» Juha Pasanen vervolgt: «Om uiteenlopende kwaliteitsdiensten te kunnen bieden, moet het project een zekere omvang hebben om schaalvoordelen te verwezenlijken en de kosten van de diensten te dekken. Tijdens het ontstaan werd het project bijgevolg alsmaar uitgebreid, aangezien men steeds bleef berekenen hoeveel de diensten zouden gaan kosten en welke kritische massa hiervoor bereikt moest worden. Het uiteindelijke project beslaat een oppervlakte van 12.000 m2 terwijl aanvankelijk maar 8.000 was voorzien. Aanvankelijk waren wij van plan tweegevelwoningen te bouwen, terwijl wij nadien de voorkeur gaven aan appartementen. Aangezien de gemeente Oulu bovendien partner was in het project was de grondprijs geen groot probleem. De Lutheriaanse evangelische kerk heeft de grond gekocht, maar de prijs ervan werd bepaald op basis van sociale overwegingen en niet op basis van de marktprijs. De Caritas-stichting biedt immers diensten aan bejaarden en personen met een handicap aan die volgens de wet aangeboden moeten worden door de gemeente.» Vooraleer het project te verwezenlijken, bezochten Hilkka en Juha een aantal projecten in Nederland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Helsinki (Saga-Seniorikeskus, zie volgend punt), die hen inspireerden. Zij konden aldus oplossingen onderzoeken inzake ontwerp en beheer van rusthuizen van dit type, onder meer de economische en financiële kant
296
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
van de operatie. «Toen ik aangeworven werd door de stichting om dit project te ontwerpen, stond alles op een blad A4 formaat. Het was echter zo nieuw dat één jaar besprekingen met alle partners nodig was vooraleer het te finaliseren. Het ontwerpen en verwezenlijken van een dergelijk project vergt talrijke besprekingen met alle partners; het is niet zo maar iets dat snel uitgetekend wordt op een tekentafel. Het gaat van de stedenbouwkundige integratie van het project tot en met de uittekening van de kleinste details van de binnenhuisinrichting. Er is geen enkel klein detail dat niet moet worden getekend. Het zijn vaak dergelijke slecht ontworpen details waarmee een persoon tientallen malen per dag geconfronteerd wordt en die een probleem kunnen vormen, of zelfs beletten dat een gebouw of een woning toegankelijk is voor allen.» Aanvankelijk waren de reacties van de omwonenden over dit grote project niet erg positief. Er werden talrijke petities gelanceerd om het project de grond in te boren. De omwonenden leken niet bereid een zo groot project met appartementen en diensten voor bejaarden positief te verwelkomen. Dat leek niet samen te gaan met de levensstijl van de gemeenschap in de buurt. Sommigen stelden zelfs dat Caritas zo arrogant was dat het een getto wilde bouwen om behoeftige bejaarden op te sluiten, terwijl anderen beweerden dat Caritas een kasteel ging bouwen voor de rijken. Op een informatievergadering ging een vrouw van 82 jaar rechtop staan en verklaarde zij: «We willen in onze wijk geen bejaarden!» Caritas heeft er twee jaar over gedaan om deze belangenconflicten op te lossen en uitleg te geven over de redenen van het project en het waarom van de omvang ervan. «Het is de kwaliteit van ons project die maakte dat wij uiteindelijk de buurt hebben kunnen overtuigen.» De diensten van het complex zijn eveneens toegankelijk voor externe personen.
De oppervlakte van de appartementen schommelt tussen 42 m2 en 75 m2, en doorgaans zijn de personen die ze huren – aankoop is niet mogelijk – meer dan 65 jaar oud. Het is belangrijk verschillende formules en verschillende oppervlakten aan te bieden. Bepaalde personen wensen een beperkte oppervlakte terwijl anderen meer ruimte wensen. «De betrokkenen moeten de keuze hebben volgens de middelen waarover zij beschikken en, na een bepaalde leeftijd mag men niet alle personen in dezelfde standaardmodule stoppen.» De meeste bewoners van Caritas verkochten hun woning aan hun kinderen om de huur van de appartementen en de diensten te kunnen betalen. De huurprijs van een kwaliteitsappartement bij Caritas, met inbegrip van de diensten, stemt overeen met de prijs van een appartement in het stadscentrum, maar zonder diensten.
297
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
De hoofdgedachte achter het hele project is dat men niet meer zal hoeven te verhuizen, eenmaal dat men in het huis woont. De appartementen zijn zodanig ontworpen dat zij kunnen worden omgebouwd tot eenheden voor leven met hulp of zonodig voor gespecialiseerde verpleegkundige verzorging. «Eenmaal dat de persoon beslist heeft zijn woning te verlaten om in een Caritas-appartement te komen wonen, weet hij dat hij er zal kunnen blijven wonen tot het einde van zijn leven. Personen die dement worden kunnen bij ons rekenen op een aparte eenheid voor beperkte groepen.» Het geheel is een test om de behoeften te bepalen van de baby boom-generatie die een zelfstandiger en actiever leven wenst. «De toekomstige grijze cohorten baby boomers verschillen van de huidige generatie van bejaarden; zij zullen meer middelen kunnen besteden aan de verschillende diensten. Daarom moeten de mensen gewoon worden om te betalen voor de diensten die zij krijgen.»
C.2.2. Saga-Seniorikeskus, Helsinki, Finland Saga-Seniorikeskus54 is een concept van een complex met commerciële serviceflats, ontwikkeld door de Finse groep Saga in drie steden van het land: Helsinki, Turku en Rauma. Wij bezochten het complex van Helsinki. Wat in de eerste plaats opvalt in het complex van Saga, is de uitgestrektheid ervan, gekoppeld aan een harmonische gastvrije omgeving met een menselijk gezicht. De verschillende vleugels baden in het licht en in het midden bevindt zich een uitgestrekte binnentuin. De beheerder van het huis gaat er prat op dat de tuinen van Saga één van de enige plaatsen in Finland zijn waar bananenbomen groeien. De appartementen zijn gelegen op twee verdiepingen en geven alle uit naar buiten en op grote binnenpatio’s. Zij kunnen een alleenstaande of een echtpaar huisvesten. De nadruk ligt op de autonomie van de persoon en op de aangeboden diensten, die meestal apart worden aangerekend en die de persoon de mogelijkheid moeten bieden om afhankelijker te worden zonder te moeten verhuizen. Saga biedt onder meer bereide maaltijden aan, gezondheidsdiensten en hulp bij het dagelijks leven: (poetsen en linnen). Om in Saga een woning te kunnen huren is er een wachtlijst van verschillende jaren, maar de bejaarden die wij konden ontmoeten zijn vol lof over de kwaliteit van het onthaal dat toelaat een actief leven te blijven leiden en toch waarborgen te hebben op het gebied van de zorgverstrekking. De populatie van het Saga-huis is ouder dan die waarvoor de huisvesting voor actieve ouderen van meer dan 55 jaar bestemd is. Het gaat om een concept dat ontstond in de Verenigde Staten en dat op basis van een lokaal toegepast globaal begrip, de essentie vertegenwoordigt van de lifetime housing.
298
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
D. Senior housing - Active adults 55+ Na de pensioenleeftijd is de woning vaak niet meer aangepast. De kinderen «hebben het nest verlaten» en leiden een zelfstandig leven. De lege kamers vergen alleen maar meer onderhoud. Het huis bevindt zich ver van culturele activiteiten, handelszaken en verschillende diensten. Men kan er enkel met de auto naartoe, en een appartement in de stad in een gemengde omgeving lijkt heel wat gepaster. In andere gevallen droomt men, na een druk leven in de stad sinds het begin van de loopbaan, van een rustig leven op het platteland nabij een golfterrein in een beveiligde wijk, waar men personen met dezelfde cultuur aantreft. Het gaat om een sociologisch fenomeen dat al lang bestaat, maar dat enkel sinds de aankomst van de ouderen van de baby boom-generatie uitgroeide tot een specifieke markt. Een specifiek aanbod was nodig, want in de overgrote meerderheid van de gevallen zullen de actieve 55-plussers zo lang mogelijk in hun woning willen blijven wonen en er ouder worden. De woning moest op een universele wijze ontworpen worden met de mogelijkheid om er een hele reeks diensten aan te bieden. Deze markt kwam eerst op gang in de Verenigde Staten en begint zich nu via de Scandinavische landen te ontwikkelen in de rest van Europa.
D.1. Noord-Amerika en de Verenigde Staten D.1.1. Wanneer de baby boomers «empty nesters» worden De kenmerken van de vertegenwoordigers van de baby boom-generatie zijn essentieel wanneer men de markt van de senior housing in de Verenigde Staten bestudeert. Volgens een recent artikel in de Chicago Tribune55, zal de veroudering van de Amerikaanse bevolking de belangrijkste factor zijn voor de heroriëntering van de vastgoedmarkt. Dit fenomeen zal opduiken zodra de 78 miljoen baby boomers progressief de arbeidsmarkt zullen verlaten en een boom zullen veroorzaken in het huisvestingsaanbod voor bejaarden. «Het is fout te denken dat de baby boomers echt op rust zullen gaan, want 80% van de ondervraagde boomers verklaart dat zij na hun oppensioenstelling zal blijven werken. Dit houdt in dat de meeste boomers thuis ouder zullen willen worden, eerder dan hun oude dag in de zon te slijten.» Ondanks de stijging van het aantal besloten gemeenschappen voor deze categorie van bejaarden, zoals Suncity, geloven een aantal experts met wereldreputatie dat de baby boomers hiervoor niet zullen warm lopen. Victor Régnier verklaart dat «heel wat boomers deze gemeenschappen als weinig aantrekkelijk zullen beschouwen en een formule zullen verkiezen die voor hen uitgevonden en ontworpen werd.» De bouwondernemingen en vastgoedpromotoren lopen vooruit op deze veranderingen via nieuwe markten van senior housing. «Het is best mogelijk, 299
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
om niet te zeggen waarschijnlijk, dat deze generatie geen gebouw meer zal kopen dat als «senior» wordt aangeduid en dat de periode van opruststelling bijzonder actief zal zijn. De grootste bouwondernemingen verwachten 30% van hun omzet te verwezenlijken in de sector van de woningen voor actieve volwassenen. Deze markt zal gekenmerkt worden door verscheidenheid en zal bijna alle huisvestingsvormen bevatten, gaande van torengebouwen in de stad tot verkavelingen op het platteland, van condominiums tot eengezinswoningen tot en met gemeenschappen met een nieuwe stijl.56 De jongste studies terzake wijzen uit dat de baby boomers de stranden van Florida en de zon van Arizona de rug zullen toekeren en de voorkeur zullen geven aan plaatsen waar zij hun fysieke conditie op peil kunnen houden, trektochten maken en aan rafting en bergbeklimming doen tot op gevorderde leeftijd. Ze zijn niet van het type dat in een zetel op een terras blijft zitten. Voordien was de nabijheid van de huisarts en van een ziekenhuis doorslaggevend. Vandaag gaat de belangstelling naar joggingtrajecten en trektochten.57» De markt van woningen voor actieve volwassenen ontstaat echt wanneer de dynamische en actieve baby boomer een empty nester wordt, dat wil zeggen wanneer hij zich in een leeg nest gaat bevinden. «De baby boomers hebben zich hun hele beroepsleven bezig gehouden met hun kinderen maar deze kinderen zullen weldra het huiselijk nest verlaten en de baby boomers alleen achterlaten.58» Het is op dat moment dat het huis onaangepast kan zijn en dat het idee ontstaat om een nieuwe woning te kopen. Het is naar dat moment dat de Amerikaanse promotoren uitkijken om deze personen een aangepaste oplossing te bieden. De bouwonderneming Del Webb, gevestigd in Phoenix, Arizona, is een onderafdeling van de grootste Amerikaanse woningbouwer, Pulte Homes. Het bedrijf is gespecialiseerd in woningen voor actieve volwassenen. Sinds 1996 publiceert het jaarlijks de resultaten van een enquête over de wensen en behoeften van de baby boomers.59 Del Webb omschrijft de empty nesters als vergrijzende baby boomers die hun kinderen zien opgroeien en de gezinswoning verlaten. De enquête van 2004 was volledig gewijd aan deze empty nesters. 36 % van deze groep verklaarde te willen verhuizen naar een meer aangepaste woning en 26% zei de aankoop van een woning te overwegen in een gemeenschap van actieve volwassenen. Het beschikbare inkomen van de gezinnen steeg met 67% na het vertrek van de kinderen. Volgens Dave Schreiner, vice-president van Pulte en Del Webb, «koopt een steeds groter aantal empty nesters een woning in verkavelingen van de onderneming. Ze zijn niet noodzakelijkerwijze op rust, maar hun kinderen hebben de woning verlaten en zij wensen te wonen in een omgeving die aangepast is aan hun wensen.»
300
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
D.1.2. De woningmarkt voor «actieve volwassenen» Er bestaan erg weinig statistieken en volledige studies over de markt van de woningen voor actieve ouderen in de VS. Onze zusterorganisatie NAHB60 publiceert op haar website een rubriek «vaak gestelde vragen» waarop globalere gegevens voorkomen dan die welke gepubliceerd worden door Del Webb of andere bedrijven van de sector.
D.1.2.1. Wat is een «actieve volwassene?» Er bestaat geen universele definitie van «actieve volwassene.» De Housing for Older Persons Act bepaalt dat de minimumleeftijd van personen die wonen in een woning voor bejaarden 55 jaar is. De maximumleeftijd schommelt volgens de staat van afhankelijkheid van de persoon. Er bestaan geen nauwkeurige regels, aangezien bepaalde vastgoedpromotoren meldden dat negentigplussers al hun woningen kochten. Een persoon die behoefte heeft aan specifieke hulpverlening in het kader van assisted living zou in ieder geval niet moeten wonen in een woning voor actieve volwassenen. De meeste vastgoedpromotoren zijn van mening dat de ouderen van 55 tot 70 of 74 jaar hun belangrijkste doelgroep vormen. De leeftijd van 74 jaar stemt overeen met de cijfers van de federale bevolkingsstatistieken.
D.1.2.2. Hoeveel actieve volwassenen zijn er? Volgens de NAHB’s Economics Group zijn er in de Verenigde Staten op dit ogenblik 46,4 miljoen personen van 55 tot 74 jaar, wat 16% van de bevolking is. Het gaat om 27,2 miljoen gezinnen, wat ongeveer een kwart is van alle gezinnen. Bovendien vervoegen 10,4 miljoen baby boomers tussen 50 en 54 jaar weldra de categorie van 55 tot 74 jaar. De NAHB verwacht dat het aantal gezinnen tussen 55 en 74 jaar zal stijgen tot 31,8 miljoen in 2008, met 11,6 miljoen personen tussen 55 en 64 jaar. De 5 volgende jaren, zal het aantal gezinnen met een leeftijd tussen 60 en 64 jaar met 5% per jaar stijgen, hetzij 4 maal sneller dan het nationale gemiddelde.
D.1.2.3. In welk soort gemeenschap wensen de «actieve volwassenen» zich te vestigen? Volgens de woningenquête 2001 van het Amerikaans Federaal Bureau voor Statistiek, wonen 1,8 miljoen gezinnen van meer dan 55 jaar in conventionele (eengezins- of meergezins-) structuren die voorbehouden zijn aan personen die minstens die leeftijd hebben (age-qualified communities). Anderzijds wonen 7,7 miljoen gezinnen van meer dan 55 jaar oud in gewone gemeenschappen (communities that are not age-qualified). 400.000 woningen zijn enkel toegankelijk voor personen 301
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
van meer dan 55 jaar oud en 600.000 woningen zijn bedoeld voor dit publiek. Zoals wij in het vorig punt stelden, wijst de NAHB erop dat het belangrijkste element dat wordt gevraagd door de kopers, de aanwezigheid is van wandelwegen en joggingpistes. De andere elementen zijn externe openbare ruimten, de aanwezigheid van openbaar vervoer, meren en buitenzwembaden. Ook moeten bepaalde diensten beschikbaar zijn, zoals het binnenen buitenonderhoud van het huis. De aanwezigheid van één of andere voorziening hangt uiteraard voornamelijk af van de financiële middelen waarover het gezin beschikt.
D.1.2.4. Over welke financiële middelen beschikt de «actieve volwassene» gemiddeld? Men hoeft niet noodzakelijk erg rijk te zijn om zich te kunnen vestigen in een gemeenschap bestemd voor actieve volwassenen. De huisvestingsenquête 2001 van het Amerikaans Federaal Bureau voor Statistiek toont aan dat bepaalde gezinnen enkel beschikken over 20.000 à 30.000 USD per jaar, zelfs al ligt het gemiddelde eerder bij de 60.000 USD. Het inkomen vormt echter niet de enige inkomstenbron van de actieve volwassenen: de gemiddelde bezittingen van de gezinnen van 55 tot 64 jaar hebben een waarde van 700.000 USD. Het zijn doorgaans deze bezittingen die de gezinnen toelaten hun nieuwe woning te kopen. Aangezien er in deze categorie echter ook gezinnen met zeer lage inkomsten zijn, is er ook een dringende behoefte aan betaalbare huisvesting (affordable housing). Er moet worden opgemerkt dat wanneer deze empty nesters, die actieve volwassenen werden, verhuizen, zij dit over vrij korte afstand doen. 75% blijft in dezelfde staat en 50% zelfs in hetzelfde district. Er is dus een markt van woningen voor actieve volwassenen overal waar de demografische cijfers de aanwezigheid aantonen van ouderen van 55 tot 74 jaar. Dit betekent niet dat het bouwen en commercialiseren van gemeenschappen voor actieve volwassenen een gemakkelijke taak is. Eenmaal dat de leeftijd van 55 jaar bereikt is, tonen de meeste Amerikanen zich vrij tevreden over hun woning: 80% van de gezinnen kent zijn woning ten minste 8/10 toe en 36% geeft zelfs 10/10. De wens om te verhuizen is dus erg beperkt. Het is fundamenteel het goede product tegen een goede prijs aan te bieden om de 55-plussers ervan te overtuigen dat het een beter alternatief is dan zijn huidige oplossing. Men wordt niet zomaar promotor van huizen voor actieve 55-plussers. Sommige promotoren, die aangetrokken worden door het vooruitzicht op een gemakkelijke winst, mislukken. Er is niet alleen de kwaliteit van hun project, maar bovendien laten velen na een goede haalbaarheidstudie en een goede marketing uit te voeren. De bel van de grote investeringen in deze sector is in de VS nog niet gesprongen zoals in 2000 het geval was met de internetondernemingen.
302
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
D.1.3. Carriage Hill, Southborough, MA, VS In de VS zijn er honderden goede voorbeelden van woningen voor actieve ouderen. De Amerikaanse beroepsorganisatie van woningbouwondernemingen NAHB organiseert jaarlijks een colloquium over deze markt.61 Het aantal deelnemers aan dit evenement wordt steeds talrijker, en in 2004 waren bij de 1000 ondernemingshoofden erop aanwezig. De NAHB kent bij die gelegenheid prijzen toe aan de beste projecten in de verschillende vertegenwoordigde categorieën, zoals die van de woningen voor actieve ouderen. Zo kreeg Carriage Hill de gouden en zilveren prijs op de editie 2003. Het is bij die gelegenheid dat wij ter plaatse waren en dat wij een gesprek hadden met Janice Dumont, de marketingverantwoordelijke van de verkaveling, en Tom Skahen, vennoot van de firma Senior ventures LLC en de jonge voorzitter van de woningraad voor bejaarden NAHB voor New-England. Carriage Hill is een nieuwe kwaliteitsverkaveling, gebouwd door de firma Oakwood Construction62 te Southborough, een kleine stad op een veertigtal kilometer ten westen van Boston in Massachusetts. Het bevat 62 condominiums en is voorbehouden aan 55-plussers. Een villa kost er minstens 850.000 USD. In een ander project, commercialiseerde Janice woningen à 250.000 USD, bestemd voor ouderen (68 tot 78 jaar) met minder financiële middelen. Zij verklaart de oorsprong van de woningmarkt voor actieve ouderen. «Het gaat om een vrij nieuw concept in dit deel van het land. De markt bestaat wel al enige tijd in Florida, Californië en Arizona, maar de ontwikkeling ervan in het oosten van de VS is recent. Eén van de belangrijkste stimuli van deze ontwikkeling is de grotere dichtheid van de woningprojecten voor bejaarden. Bij de afgifte van bouwvergunningen, geeft de overheid de voorkeur aan een grotere dichtheid van de wooncomplexen, en dit bevordert de ontwikkeling van dit soort verkavelingen. De personen zijn steeds meer geïnteresseerd in dit soort oplossingen, want wanneer zij de mogelijkheid hebben om eigenaar van de woning te worden, zijn zij niet meer geneigd om naar Florida te verhuizen omdat zij in de buurt willen blijven van hun familie, hun kinderen en kleinkinderen. Nu stellen we zelfs vast dat personen terugkeren uit Florida om hier te komen wonen in hun staat van herkomst. Zij hebben echter geen groot huis meer nodig en hebben geen zin meer om dit te onderhouden.» In Europa gelooft men dat de Amerikanen geregeld verhuizen en dat het bijgevolg gemakkelijker is hen een bejaardenwoning te verkopen eenmaal dat het ogenblik hiervoor aangebroken is. Dat is echter een cliché. Janice lacht en verklaart: «Onze gemeenschappen worden bevolkt door echtparen waarvan minstens één persoon ouder is dan 55 jaar en kinderen zijn niet toegelaten. Om hen toe te laten een actief leven te leiden hebben wij onder meer een clubhouse van één miljoen dollar gebouwd, tennisterreinen en een golfterrein. Wij bieden diensten aan zoals lokalen voor culturele en fysieke activiteiten en het binnen- en buitenonderhoud van de woning. De beslissing om te verhuizen en hun huis te verlaten is voor onze klanten een emotioneel zwaar beladen gebeurtenis. Na er ettelijke jaren te hebben gewoond, hebben zij bijna alles wat zij wensen en voelen zij zich er erg goed. Verhuizen is bijzonder moeilijk: zij gaan hun vertrouwde buurt, hun gebruikelijke handelszaken, hun gewoonten, hun buren moeten verlaten. Volgens mij is dat de moeilijkste markt, aangezien de personen geen enkele objectieve reden zien om hun 303
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
huis te verkopen en te verhuizen: de hypothecaire lening is afbetaald en zij voelen zich er goed. Op die leeftijd zijn de mensen trouwens conservatiever en zijn zij minder uit op het avontuur van een nieuwe woning in een nieuwe omgeving. Als zij echter hier komen wonen en vaststellen dat een verhuis slechts voordelen en geen nadelen biedt, dan verloopt het vlot en zijn zij gelukkig. Onze klanten zijn altijd erg tevreden. Zij hebben alle comfort en voelen zich er veilig.» De traditionele manier voor het aankopen van een woning in Carriage Hill bestaat in de verkoop van de woning die de personen betrekken, waarna de opbrengst van deze verkoop dient voor het financieren van de nieuwe woning active adult. Het is belangrijk de kinderen van de kandidaat kopers erbij te betrekken. «Wanneer zij een project zoals dit zien, dan weten zij dat dit beter is voor hun ouders en dat deze oplossing hen tevens bevrijdt van de last om eventueel hulp te bieden wanneer zulks nodig is.» Na een korte uitleg te hebben gegeven bij het zorgcontinuüm in de VS via de verschillende opvangformules, wijst Tom Skahen erop dat tal van verenigingen en ondernemingen instaan voor de eventuele zorgverstrekking in de verkavelingen. Indien de projectbeheerder zorgdiensten wenst te verstrekken, dient hij te beschikken over een speciale vergunning. De instellingen die over zo’n vergunning beschikken kunnen deze diensten aan huis verstrekken. «De aanwezigheid van zorgdiensten is echter niet doorslaggevend voor de personen die hier komen wonen en die nog niet hoogbejaard zijn. Zij stellen het op prijs te kunnen leven in een omgeving waarin zij zich niet meer bezig hoeven te houden met het onderhoud, maar zijn veel meer geïnteresseerd in andere diensten zoals het bestellen van theatertickets voor een culturele avond, de mogelijkheid om een kok te kunnen vragen om thuis maaltijden te bereiden en gasten te ontvangen.» «De elementen van het universele ontwerp die aan de basis liggen van de bouw van de woningen verschillen van de ene gemeenschap tot de andere. Het is niet raadzaam elementen te voorzien die de indruk scheppen van een woning voor personen met een handicap: het laatste dat actieve ouderen wensen is wonen in een woning voor hoogbejaarden. De woningen worden echter wel zodanig ingericht dat de installatie van voorzieningen mogelijk is en er wordt veel belang gehecht aan het licht en de verlichting. De binnenruimte van de woning is ook veel meer open en toegankelijker. De kamer en de badkamer bevinden zich op de benedenverdieping en de deuren zijn breed genoeg om rolstoelgebruikers door te laten. Alles is klaar voor de toekomst.» Wanneer Tom en Janice een nieuw project willen lanceren, gaan zij eerst op zoek naar een grond in een gepaste omgeving en onderzoeken zij de demografische gegevens. «De 55-plussers hoeven niet noodzakelijkerwijze
304
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
te wonen in de stadscentra om er te werken, zij kunnen wonen in de periferie. En daar kunnen gemakkelijker gronden worden gevonden.» Vervolgens verrichten zij een haalbaarheidstudie. «Zijn de mensen eigenaar van hun woning? Wat is het potentieel cliënteel (welgesteld, middenklasse of laag inkomen)? Welk soort project moet worden gerealiseerd (appartementen, eengezinswoningen, grote villa’s)? Hoeveel gelijkaardige projecten zullen in de streek worden gebouwd (in bepaalde streken werd teveel geïnvesteerd en gebouwd in dit segment)» De lokale overheden zijn niet altijd enthousiast om verkavelingen voor bejaarden toe te laten: zo zijn er namelijk minder kinderen voor hun scholen. «Wij leggen hen uit dat de bevolkingsdichtheid zal stijgen en dat de bewoners veel belastingen zullen betalen aangezien zij doorgaans over een goed inkomen beschikken en weinig gebruik maken van de openbare diensten, en dat werkt.» Tom geeft zijn mening over de export van dit concept: «Als men ooit begint met dit soort producten te ontwikkelen in Europa en in België, dan geloof ik dat de grootste uitdaging erin zal bestaan het concept van de woning voor actieve ouderen uit te leggen aan de potentiële klanten. Het is niet evident hen de stap te laten zetten en hen uit te leggen wat dat inhoudt. Het is niet eenvoudig en de argumenten lopen uiteen. Het concept verschilt van plaats tot plaats en houdt rekening met de plaatselijke cultuur, het soort inkomen en de leeftijd van de doelgroep. Het is niet één enkel concept dat men overal kan toepassen. Elk project vergt heel wat studiewerk.»
D.1.4. Het multigeneratiehuis voor 55-plussers van de Huisvestingsmaatschappij van Québec Het multigeneratiehuis63 is een woningconcept dat een gezin de mogelijkheid biedt om samen te wonen met ouder wordende ouders in een eengezinswoning die bestaat uit twee onafhankelijke woningen van verschillende omvang. Volgens de Huisvestingsmaatschappij van Canada berust dit concept op het principe van de onderlinge hulp tussen generaties op sociaal en financieel vlak dat het thuis ouder worden bevordert. De eengezinswoning biedt tal van voordelen, onder meer: ❒ het behoud van de autonomie in de hand werken; ❒ de mogelijkheid om te verouderen in een vertrouwde omgeving met leden van een andere generatie; ❒ zich niet moeten bezig houden met onderhoud en niet de kosten moeten dragen voor het bewonen van een groot huis; ❒ betere veiligheid voor de persoon en inspelen op zijn affectieve behoeften en zijn behoefte aan communicatie; ❒ beschermen van het familiale patrimonium.
305
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
Het biedt de gezinnen tevens de mogelijkheid om diensten uit te wisselen met de ouders, zoals occasionele kinderopvang en toezicht op de woning tijdens de vakantie. Naast het architecturale concept en de traditionele voorzieningen, zou de woning volgens de maatschappij nog de volgende elementen moeten bevatten: ❒ een toegang zonder hindernissen op grondniveau die de oudere met beperkte mobiliteit toelaat zich gemakkelijk binnen en buiten de woning te verplaatsen; ❒ verbeterde geluidsisolatie tussen de twee woningen; ❒ antislip vloeren; ❒ gemakkelijk bereikbare schakelaars en stopcontacten; ❒ lage en gemakkelijk bereikbare ramen die toelaten vanuit een zittende houding naar buiten te kijken; ❒ werkblad en keukenkast op een praktische hoogte; ❒ beveiligde badkamer. Het architecturale concept moet van die aard zijn dat «van buiten gezien, de woning eruit ziet als een conventionele eengezinswoning die discreet past in de woonomgeving». Merken we op dat dit type woning ook in België bestaat, onder meer in Vlaanderen waar men het «kangoeroewoning» noemt. In een kangoeroewoning,64 bewoont een bejaarde of een bejaardenechtpaar de gelijkvloerse verdieping van het huis; een jong gezin (niet noodzakelijkerwijze familie van de bejaarde) betrekt een andere verdieping. Met behulp van een huistelefoon kan zonodig snel hulp worden ingeroepen. Het jonge gezin kan boodschappen doen en helpen bij moeilijke taken. Tevens verhoogt het het gevoel van veiligheid van de bejaarden. Er kan ook sprake zijn van een uitwisseling van diensten: het bejaardenechtpaar kan bijvoorbeeld kinderoppas zijn voor het jonge gezin. Vandaar de naam kangoeroe. Wanneer de bejaarden eigenaar zijn van het huis kunnen zij eveneens een lage huurprijs overkomen … Een win-win situatie voor het jonge gezin en het bejaardenechtpaar. De kangoeroewoningen kunnen deel uitmaken van een bouwproject en of van een sociale wijk, maar ook van een privé-eigendom. Het kan zowel gaan om een nieuw gebouw als om een verbouwing. Bij de verbouwing van een woning tot kangoeroewoning wordt een gezinswoning immers omgebouwd tot een meergezinswoning. De bouw of de verbouwing tot kangoeroewoning leidt doorgaans tot de verhoging van de kadastraal inkomen (KI). Merken we tevens op dat de belasting op de woning stijgt, aangezien het een meergezinswoning wordt. Het deel van de woning dat niet betrokken wordt door de eigenaar maar voorbehouden is aan de oudere of aan een jong gezin, wordt in ieder geval afzonderlijk belast.
306
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
D.2. Europa De markt van de senior housing bestaat niet enkel in de VS, al is zij op dit ogenblik daar wel het meest ontwikkeld. Een studie65 die in februari 2005 gepubliceerd werd door het «Institut d'urbanisme de Paris» (IUP), toont aan welke invloed de demografische veranderingen, die zich nu al een veertigtal jaren voordoen, hebben gehad op de woonkeuze van de Fransen. De stijging van het aantal 60-plussers heeft een diepgaande invloed gehad op de vastgoedmarkt. «In 1999 vertegenwoordigde dit deel van de bevolking 21,3 % van de bevolking, tegen ongeveer 17 % in het begin van de jaren 60. Alle voorwaarden zijn vervuld «om de ouderen te laten wonen in gewone woningen»: verbetering van hun gezondheid, hun inkomsten en hun woning, aanmoedigen van het thuis ouder worden. Bovendien is 70% van deze generatie in het bezit van de eigen woning (tegen 55% voor de totaliteit van de gezinnen). Het aandeel van de eigenaars neemt echter drastisch af bij de 70-plussers. Zo ook neemt het aandeel van de ouderen die in het bezit zijn van een individuele woning af naarmate de ouderdom stijgt.» De studie geeft aan dat de ouderen de minst mobiele categorie van de bevolking vormen, maar dat het steeds groter aantal verhuizingen de woningmarkt op een bijzondere wijze zal aanzwengelen. «De 60-plussers vormen het minst mobiele deel van de bevolking: amper 10% hiervan veranderde de afgelopen vier jaar van woning (terwijl bij de personen van minder dan 25 jaar meer dan 95% verhuisde in dezelfde periode). Maar een dergelijke ratio vertegenwoordigde volgens de laatste algemene volkstelling toch 200.000 verhuizingen per jaar. In 2030 zouden zowat 330.000 ouderen hun hoofdwoning verlaten. Deze verschuivingen zwengelen de woningmarkt op een bijzondere wijze aan: tot de leeftijd van 74 jaar is het veranderen van woning in bijna één geval op twee synoniem met het verwerven van eigendom; op latere leeftijd begeven de senioren zich massaal naar de huurmarkt. Zij vormen dan bijgevolg «een aanzienlijk potentieel cliënteel voor de huurmarkt», het is nochtans, eens te meer in Noord-Europa dat wij de interessantste voorbeelden van deze nieuwe markt hebben kunnen bestuderen.»
D.2.1. AktiiviKoti, Finland De huizen voor actieve 55-plussers, Aktiivikoti, werden gebouwd door de Scandinavische bouwonderneming NCC, in samenwerking met een externe consultant, Leif Sonkin. NCC is één van de grootste bouw- en promotie-ondernemingen in vastgoed in de Scandinavische landen. In 2003 realiseerde de groep een verkoop van 45.000 miljoen Zweedse Kronen en het bedrijf stelt 24.000 personen te werk. NCC ontwikkelt woon- en niet-woonprojecten en bouwt gebouwen, industriële installaties, woningen, wegen en infrastructuren. NCC verkoopt eveneens bouwmaterialen zoals aggregaten, asfalt en cement; levert diensten in verband met bestrating; en onderhoud van wegen. De meeste activiteiten van de groep worden uitgevoerd in Noord-Europa.66 Het project dat wij voorstellen wordt ontwikkeld door NCC Rakennus Oy, 307
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
het Finse filiaal van de groep.67 Wij hadden een gesprek met Eeva Wuorenjuuri, marketingmanager van de Aktiivikotihuizen bij NCC Rakennus Oy, en met Leif Sonkin, om het te hebben over hun concept. Leif onderstreept in de eerste plaats de verschillen tussen de woningen in de Scandinavische landen. «De verschillen tussen de Europese landen zijn aanzienlijk. In Zweden kan men bijvoorbeeld geen eigenaar worden van zijn woning, men kan ze enkel huren. Het gebruik in Duitsland wil dat er in de gebouwen geen trappen of traptreden zijn. In Finland zijn de meeste mensen eigenaar van hun woning en heeft men de gewoonte om overal trappen in de woningen te bouwen. De problemen voor het bouwen van universele en aanpasbare woningen voor bejaarden veranderen dus sterk van land tot land.» De sleutel van de concepten van woningen voor actieve 55-plussers ligt in het universeel concept: de woning mag geen hinderpaal vormen voor de autonomie van de persoon in geval van fysieke of mentale handicap. De keukens en badkamers moeten functioneel zijn en men kan bijkomende uitrustingen installeren om de veiligheid te verhogen. «Er moeten van in het begin geen leuningen worden geplaatst maar het moet mogelijk zijn deze achteraf toe te voegen.» Het is van belang dat het project goed opgevat en beheerd wordt. De globale toegankelijkheid van het gebouw ligt soms in de afwerkingdetails. Deze elementen zijn afhankelijk van de kwaliteit van de bouwondernemer en van de mate waarin hij inzicht heeft in het begrip universeel ontwerp. Eva verklaart: «In de aktiivikoti, moeten de personen zolang mogelijk autonoom en zelfstandig kunnen wonen. Dat is het doel van het concept: er kunnen blijven wonen tot op het moment dat de afhankelijkheid echt te groot wordt en loopt tot een opname in een verzorgingstehuis. De toegankelijkheid van de binnenruimte van de woning en van de externe wereld laat de bejaarde toe actief te blijven en dus in een betere gezondheid te verkeren. Indien de toegang naar de buitenwereld moeilijk of zelfs onmogelijk is, omdat de persoon er genoeg van heeft sneeuw te ruimen of omdat er geen lift is, zal hij opgesloten blijven in zijn woning en snel zijn fysieke en mentale gezondheid zien achteruitgaan. In onze gebouwen leven een groot aantal personen van dezelfde leeftijd, dezelfde cultuur en dezelfde zorgen. Dit laat toe de eenzaamheid te doorbreken, en dat is toch een zeer groot probleem voor deze personen: een bepaalde dag alleen komen te staan ver van alles.» Leif heeft een precies idee over de vragen en behoeften van deze laag van de bevolking, aangezien hij duizenden vragenlijsten heeft opgesteld, verstuurd en onderzocht die hem de mogelijkheid hebben geboden een haalbaarheidstudie uit te voeren voor elk project van NCC Aktiivikoti. «In de eerste plaats gaan
308
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
we na of de gemeente waar wij het project willen ontwikkelen geschikt is voor dit type woningen. Er dient een goede uitstekend gelegen grond in het stadscentrum, in een gemengde omgeving, in het midden van allerlei diensten, te worden gevonden.» Vooral niet in de rand, «in the middle of nowhere. De bevolkingslaag die wij op oog hebben is zeer actief en moet niet kunnen beschikken over geïntegreerde diensten, zoals het geval is in een rusthuis. Zij kunnen gebruik maken van de buurtdiensten die kenmerkend zijn voor een gemengde stadsomgeving (culturele activiteiten, banken, bakkerijen…). De gelijkvloerse verdieping van onze gebouwen verhuren wij aan organisaties of personen die professionele diensten bieden: zorgverstrekkers, kappers, hand- en voetverzorging, …» «Deze instellingen, ondernemingen of personen kunnen nieuwe en moderne lokalen huren of kopen, zodat zij in hetzelfde gebouw gevestigd zijn als hun potentiële klanten. Zij hebben er dus alle belang bij zich bij ons te vestigen.» «Tevens is het nodig dat de personen hun huidige woning kunnen verkopen om een Aktiivikoti te kopen. In de gemeenten die de jongeren zien vertrekken om elders werk te zoeken, zullen zij hun woning niet kunnen verkopen. Het economisch dynamisme van de betrokken gemeente is fundamenteel voor de leefbaarheid van het project. Er kunnen geen Aktiivikoti worden gebouwd in een economische woestijn . Op de 45 gemeenten die wij tot op heden bestudeerd hebben waren er amper 4 die niet voldeden aan deze voorafgaande voorwaarde. In deze vier gemeenten hebben wij ons project stopgezet en hebben wij geen vragenlijst verstuurd. Vervolgens bestudeer ik in detail de demografische gegevens van elke gemeente en de evolutie van de leeftijdspiramide tot 2030. Op die wijze kan ik de gemeenten met het grootste potentieel vinden. Het moeilijkst is echter een geschikt bouwterrein te vinden.» Eenmaal dat voldaan is aan de voorwaarden en het terrein gekocht is, nemen Leif en Eeva contact op met de gemeentelijke overheid. «Wij worden steeds goed ontvangen, zegt Eeva, zij stellen ons beschikbare terreinen voor en helpen ons voor de problemen in verband met ruimtelijke ordening en stedenbouwkundige voorschriften. Aangezien wij de projecten integreren in het bestaand stedelijk weefsel, vreest de gemeente niet dat wij een getto bouwen voor bejaarden.» Leif preciseert: «Men moet er immers over waken geen getto’s voor bejaarden te bouwen. Wij bouwen tamelijk kleine projecten die wij zo goed als mogelijk integreren in het gemengd stedelijk weefsel: 18 woningen voor het kleinste complex en 120 te Oulu, maar dat is een uitzondering. Er zijn meer dan 100 woningen nodig om diensten te kunnen aanbieden. Maar hele steden met 8.000 woningen voor bejaarden, zoals de Amerikaanse Suncity, zijn ondenkbaar in Finland. In Finland moet men soms alleen zijn in de intimiteit, dat is cultureel. Wij hebben eveneens gedacht aan de bouw van woningen naast golfterreinen in de volle natuur, of naast een meer in het Noorden. Op dit ogenblik is er geen markt voor dit type van woningen in Finland.» Het procédé dat NCC gebruikt voor het uitvoeren van de haalbaarheidstudie is origineel, aangezien het gebruik maakt van de rechtstreekse raadpleging van de kandidaten via de verzending van vragenlijsten. De inhoud van de vragenlijst wordt besproken met de gemeente, waarna de vragenlijsten opgestuurd worden naar de betrokken personen op basis van de gegevensbank van de gemeente, die beschikbaar is tegen betaling. «35% van de personen die een vragenlijst
309
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
krijgen vullen deze in en sturen ze terug. Hun belangrijkste zorg betreft de prijs van het appartement: zullen zij voldoende middelen hebben om er één te betalen? Zullen zij erin slagen hun woning tegen een voldoende prijs te verkopen? Zullen maandelijks kosten of bijkomende lasten moeten worden betaald voor zaken die zij niet nodig hebben? Bij NCC kopen zij enkel de diensten die zij echt nodig hebben. Men moet ervoor opletten geen uitgebreid gamma van diensten aan te bieden dat niet wordt gebruikt. Er moet goed onderzocht worden wat de mensen in de betrokken gemeente echt nodig hebben.» Een andere factor die tot nadenken stemt is dat de kinderen moeten vaststellen dat hun ouderlijk huis waarin zij hun jeugd doorbrachten in vreemde handen terechtkomt. «Aan de kinderen moet worden aangetoond dat hun ouders er beter aan toe zullen zijn in een aktiivikoti, met meer veiligheid, terwijl zij tevens ontlast zullen worden van bepaalde dagelijkse taken zoals sneeuw ruimen. Eveneens moet hun aandacht worden gevestigd op het feit dat de waarde van het appartement zal stijgen ingevolge de demografische veroudering. Nu kopen wij de beste bouwgronden in de gemeenten en het aantal ouderen zal sterk blijven stijgen, wat de vraag naar dit soort woningen in de toekomst zal doen stijgen. Investeren in een aktiivikoti zal erg rendabel zijn, terwijl de waarde van het grote huis op het platteland zou kunnen dalen ingevolge de daling van het aantal grote gezinnen.» De kosten van de bouwgrond schommelen natuurlijk naargelang van de gemeente en de ligging, maar van een aktiivikoti is slechts 1 à 2% duurder dan een normale woning. Het gaat hier om een belangrijk gegeven dat aantoont dat een goed doordachte toegankelijkheid van in het stadium van het ontwerp van het project een reële besparing oplevert, zowel voor de betrokken persoon als voor de overheid die hierdoor haar investeringen in traditionele rusthuizen enigszins kan afbouwen. Een meeruitgave van 1 à 2% is totaal gerechtvaardigd voor het aankopen van een woning waarin men zolang mogelijk zal kunnen blijven wonen. Aktiivikoti is een mooi voorbeeld van duurzaam bouwen.
D.2.2. Een model van een voluntaristisch beleid om het «thuis ouder worden» te bevorderen: Denemarken In 1987 heeft Denemarken beslist de bouw van nieuwe rusthuizen stop te zetten.68 Het aantal beschikbare plaatsen in rusthuizen was aanvankelijk erg hoog, maar had nadien de neiging om af te nemen. In 1982 woonde 16% van de 75-plussers in een gemeenschappelijke instelling, tegen minder dan 6% op dit ogenblik. Parallel met deze ontwikeling, werden specifieke woningen voor ouderen gebouwd die toegankelijk waren en konden beschikken over specifieke diensten. Deze woningen zijn gevestigd op plaatsen die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de diensten voor thuishulp. Bovendien moeten alle nieuwe woningen sinds enkele jaren verplicht toegankelijk zijn voor personen met een handicap en dus voor bejaarden:
310
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
naast de mogelijkheid om gemakkelijk binnen of buiten te komen via een aangepaste toegang, moeten alle gebouwen voorzien zijn van de mogelijkheid om automatisch de deuren te openen en te sluiten. Wanneer een bejaarde fysieke moeilijkheden ondervindt in zijn woning, dient de gemeente gratis zijn appartement of zijn huis aan te passen of, indien zulks niet mogelijk is, hem een aangepaste woning met gelijkaardige oppervlakte in dezelfde buurt voor te stellen.
D.2.3. De Abbeyfield-huizen (Verenigd Koninkrijk, België) Deze bouwprojecten voor ouderen zijn gebaseerd op een Engels initiatief dat teruggaat tot 1956 (Abbeyfield is de naam van de straat waarin het eerste huis werd opgericht); het succes van deze formule blijkt uit het feit dat er op dit ogenblik meer dan 1.000 huizen in verschillenden landen, zowel in Europa als elders, bestaan.
D.2.3.1. Een VZW op maat voor elk project Per huis bestaat er een VZW waarvan de inwoners lid worden. Zij beheren de VZW op een autonome manier, eventueel met behulp van externe personen. De inwoners zijn gewoon lid van de VZW die het huis beheert. Het is de raad van inwoners die een nieuwe aanvraag aanvaardt of verwerpt en het huishoudelijk reglement opstelt. De inwoners worden hierbij geholpen door vrijwilligers, die eveneens deelnemen aan het leven van de VZW, maar dan als toetredende leden. De VZW wordt voorgezeten door een actief lid van Abbeyfield Belgium, wiens eerste taak erin bestaat erover te waken dat de ontwikkeling van het project in overeenstemming is met het Charter van de beweging. Dit concept «ieder samen … voor zich69» dekt verschillende criteria: het huis moet onder meer gevestigd zijn in een wijk of een straat nabij een geanimeerd centrum. Het aantal bewoners schommelt tussen 8 en 12 personen. De betrokken bejaarden moeten eenzaam zijn of in een onveilige situatie verkeren. Tevens moeten zij gezond genoeg zijn om te zorgen voor hun eigen woning en deze te onderhouden. Het huis organiseert een gemeenschappelijk middagmaal dat in de gemeenschappelijke eetkamer wordt gebruikt. Het beheer van deze maaltijd en van alle gemeenschappelijke delen is toevertrouwd aan een «huismeesteres». De prijs wordt vastgesteld door de raad van bestuur die verantwoordelijk is voor het huis, op basis van de oppervlakte van de appartementen en van de totaliteit van de kosten: huur van het huis, onderhoudskosten van de gemeenschappelijke delen, aantal inwoners, middagmaal… Alles wordt berekend tegen kostprijs en hangt af van de lokale huurmarkt, het belang van de uit te voeren renovatiewerken, het juridisch statuut onder hetwelk het gebouw wordt bewoond, enz.
311
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
D.2.3.2. Het architecturaal concept van een Abbeyfield-huis Een Abbeyfield-huis70 moet het privé-karakter van elke woning koppelen aan een ruimte voor gemeenschappelijke activiteiten en onthaal van externe personen, aangezien het huis gastvrij wenst te zijn en wil openstaan voor de wijk. De Abbeyfield-huizen organiseren geen zorgverstrekking, aangezien zij bestemd zijn voor personen die autonoom hun dagelijkse activiteiten kunnen verrichten. «Zij zullen evenwel zo lang mogelijk het hoofd moeten kunnen bieden aan tijdelijke of duurzame handicaps. Dit soort situaties vergt toch de aanwezigheid van een lift wanneer het gaat om een gebouw met verschillende verdiepingen, terwijl er op de verdiepingen geen niveauverschillen mogen zijn.» Elke individuele woning moet een oppervlakte van ten minste 40 m2 hebben. Zij dient een leefruimte, een kamer en een badkamer te bevatten. ❒ Het basissanitair en de huishoudapparaten zijn aanwezig, maar elke inwoner installeert de eigen meubelen in zijn woning. De sanitaire ruimte is voorzien van een lavabo, douche en wc. De wc moet toegankelijk zijn voor een persoon met een rolstoel. Een douche is te verkiezen boven een badkuip aangezien deze laatste moeilijk toegankelijk en gevaarlijk kan zijn. ❒ De living is voorzien van een kitchenette die toelaat het ontbijt en lichte maaltijden te bereiden (kookplaten met twee elementen, spoelbak en frigo). Zij moet goed verlicht zijn en uitzicht naar buiten bieden; hiertoe zal het raam voldoende laag zijn (maximum 1 meter van de grond). De slaapkamer is afgescheiden van de living (40 m2 lijken ons onvoldoende om aan al deze voorwaarden te voldoen).
«Elke woning beschikt aan de straatzijde over een bel met parlofoon en automatische deurontsluiting. Tevens is er voor elke bewoner een brievenbus, telefoon- en tv-aansluiting, een elektriciteitsmeter, een warm- en koudwatermeter en een rookdetector. Er is centrale verwarming en, zonodig, kan op elke radiator een caloriemeter worden gemonteerd.» De gemeenschappelijke ruimte bevat een verblijfsruimte met vestiaire en
312
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
wc, zo mogelijk een kleine tv-kamer, een eetkamer, een voldoende grote keuken om de gemeenschappelijke maaltijden te bereiden (plus vuilnislokaal), een wasplaats met wasmachine en droogkast. «In de gemeenschappelijke ruimte zouden externe personen ontvangen moeten kunnen worden, onder meer voor de activiteiten georganiseerd door of voor de bewoners.» De eetkamer is zodanig opgevat dat de maaltijden kunnen worden gebruikt aan een grote gemeenschappelijke tafel. In een Abbeyfield-huis nemen de bewoners in de mate van het mogelijke deel aan de bereiding van de hoofdmaaltijd en aan de vaat. De keuken is een door allen gebruikte plaats; er dient bijgevolg voldoende ruimte te zijn. «Voor de organisatie van de verplaatsingen in de woning en de plaatsing van de installaties, dient rekening te worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van personen met een beperkte mobiliteit. Alle verdiepingen moeten bereikbaar zijn met een lift, die kan worden gebruikt door een rolstoelgebruiker. Het ideaal is dat er geen traptreden zijn (anders moet een hellend vlak worden voorzien), zowel om het huis te betreden als binnenin. Een garage is niet noodzakelijk maar zou nuttig zijn. Bij de keuze van de materialen en uitrustingen, is het belangrijk voldoende aandacht te besteden aan de veiligheid en de isolatie, zowel akoestisch (tussen de woningen) als thermisch. Daarentegen moet alle luxe worden vermeden, om de kosten te beperken, zodat de huurprijs betaalbaar blijft voor personen met een beperkt inkomen.»
D.2.4. Seniorgården (Zweden) JM Seniorgården AB71 is een Zweeds bedrijf dat gespecialiseerd is in de bouw van woningen voor 55-plussers. De woningen zijn maximaal toegankelijk zodat de personen er zolang mogelijk kunnen blijven wonen. De maatschappij let er in het bijzonder op dat de gebouwen harmonisch samengaan met de stedenbouwkundige omgeving.
D.2.5. Omenakoto en Iso Omena, seniorenhuizen en commercieel centrum (Finland) In dit geval werd de functievermenging en de aanwezigheid van buurtdiensten niet verwezenlijkt via een inplanting in een stedelijk centrum, zoals voor de aktiivikoti van NCC, maar via de integratie van het project in een groot nieuw handelscentrum met een futuristische architectuur. Het project is bijzonder interessant, omdat de woningen voor bejaarden deel uitmaken van een globaler complex dat onder meer ook gewone woningen en dit nieuw commercieel centrum omvat. De bejaarden die er wonen in toegankelijke appartementen kunnen zich naar het commercieel centrum begeven via liften en toegankelijke infrastructuren. Dit is natuurlijk bijzonder interessant in een land als Finland, waar de winters bijzonder streng kunnen zijn. Zo kunnen de bewoners in beweging blijven, boodschappen doen en naar de kapper gaan zonder buiten te moeten. 313
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
D.2.6. Het seniorendorp «Grand Logis» (Frankrijk) Dit dorp is gelegen nabij de stad Saintes in Charente-Maritime, Frankrijk.72 Volgens de promotor, is het dorp van Grand Logis speciaal opgevat om het dagelijks leven van de senioren te vergemakkelijken, «via de bouw van huizen die speciaal zijn opgevat om een gebrek aan zelfredzaamheid te compenseren, het leven te vergemakkelijken, zorg te verstrekken en met oog voor de kwaliteit van de omgeving, de keuze van bekwaam en speciaal opgeleid personeel, de kwaliteit van de voorgestelde diensten op maat- zoals het restaurant of lekkere thuis bezorgde maaltijden- of nog, speciaal georganiseerde activiteiten voor de bewoners.» «Het dorp stelt aan zijn inwoners een traditionele levenswijze voor met een hele gamma van diensten en een uitgebreide keuze van individuele en vrijetijdsactiviteiten: uitstappen, aanleren van nieuwe technieken, spelletjes, kooklessen en knutselen, spektakels, conferenties en debatten, filmvoorstellingen, … Het complex ligt aan een prachtig park van 15 hectaren met honderd jaar oude bomen, en stelt drie soorten individuele woningen voor aan de bewoners : T1, T2 en T3. Zij beschikken allen over een privé-tuin, een garage en een pergola.» De woningen bevatten onder meer een ergonomische badkamer met antislip douche, lavabo, verlichte spiegel, handdoekhouder en raam; een geïnstalleerde keuken; een aangename leefruimte met grote ramen; telefoonaansluiting in de living en de kamer; ramen met dubbele beglazing en geluidsisolatie; een programeerbare elektrische verwarming; aansluiting voor kabeltelevisie; verlichting van de loopruimten. De «Grand Logis» biedt de bewoners nog andere diensten: ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
een toezichtdienst 24 uren op 24; alarm en hulp in geval van urgentie; dienst voor levering van maaltijden aan huis; een geraffineerd restaurant; een dienst voor reiniging en onderhoud van het linnen; een dienst voor het boeken van reizen; toegang tot alle door Grand Logis georganiseerde activiteiten; toegang tot alle gemeenschappelijke ruimten: salon, bibliotheek, muziekkamer, computerzaal, internettoegang; een toegang tot alle ruimten voor het op peil houden van de conditie, schoonheidssalon, … individuele begeleiding in geval van noodzaak; administratieve hulp, opstellen van briefwisseling, … bijhouden van huisdieren in geval van afwezigheid. Naast de privatieve en individuele ruimten en deze basisdiensten, stelt Grand Logis nog talrijke andere diensten voor zoals kapper, pedicure, kinesitherapie, balneotherapie, zwembad, fiets, ponyclub voor de kleinkinderen, relax, fysieke revalidatie, sportzaal, knutselstudio, keukenatelier, geheugenatelier, groentetuin en onderhoud van de groene ruimte, verzenden van briefwisseling, … 314
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
We hadden niet de gelegenheid ter plaatse te gaan, maar de gepubliceerde foto’s vertonen enkele lacunes op het gebied van de toegankelijkheid en het universele ontwerp.
E. België – de toestand inzake huisvesting van 55-plussers in Vlaanderen: eerste resultaten van de enquête «Leefsituatie Onderzoek Vlaamse Ouderen» (LOVO1) Huisvesting is een gewestelijke materie, en tot nu toe lijkt enkel het Vlaamse Gewest grondig aandacht te hebben besteed aan de huisvesting van 55-plussers. Wij verwijzen naar twee recente studies die terzake uitgevoerd werden in het Noorden van het land.
E.1. De enquête Leefsituatie Onderzoek Vlaamse Ouderen (LOVO1) De enquête Leefsituatie Onderzoek Vlaamse Ouderen (LOVO1) bevat tal van inlichtingen en lessen.73 De enquête werd uitgevoerd in 2001-2002 en is gebaseerd op een staal van 2.500 personen tussen 55 en 90 jaar oud die nog thuis wonen. Zij werden mondeling ondervraagd over hun huidige en vorige toestand inzake huisvesting. Het was de bedoeling van deze enquête de nadruk te leggen op het belang van een aanpassing van de woning voor de zelfredzaamheid en het welzijn van de bejaarden. Het dagelijkse leven van de bejaarden verloopt immers grotendeels in de woning zelf. Een goed kwaliteitshuis aangepast aan de bejaarde, valt vooral op door zijn toegankelijkheid, veiligheid en comfort. Dat zijn de basisconcepten van lifetime housing.
E.1.1. De woning is goed uitgerust maar te groot In Vlaanderen woont 75% van de ondervraagde personen in een ééngezinswoning, terwijl ongeveer 13% in een appartement woont. Amper 2% verblijft in een serviceflat of in een aangepaste woning voor bejaarden. Het type woning stemt grosso modo overeen met de grootte van de gemeente. In de gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, wonen de meeste personen in een ééngezinswoning (54% in een viergevelwoning). Naargelang de bevolking van de gemeente stijgt, betrekken de personen meer tweegevelwoningen en 42% van de personen in een grote agglomeratie woont in een appartement. De 75-plussers wonen in verhouding meer in een appartement dan de personen in de andere leeftijdscategorieën. Haast 80% van de ondervraagde personen is eigenaar van zijn woning en de helft van die woningen werd gebouwd voor 1939. Deze verhouding steeg met de jaren: 53% in 1966 en 78% in 2001. 6% van de ondervraagde personen verklaart in het bezit te zijn van een tweede woning waarin minstens drie
315
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
maanden per jaar geleefd wordt. In 84% van de gevallen, bevindt deze tweede verblijfplaats zich in België. De meeste woningen zijn goed uitgerust: 92% beschikt over een uitgeruste keuken, 95% is uitgerust met een volledige badkamer en 94% beschikt over een tuin of een terras. 77% is uitgerust met centrale verwarming. De enquête besteedde natuurlijk aandacht aan de toegankelijkheid van de woning. 24% van de personen verklaart gebruik te moeten maken van trappen om de woning te verlaten; 58% moet de trap nemen om naar de slaapkamer te gaan. Om van de slaapkamer naar het toilet te gaan hoeft enkel 7% gebruik te maken van trappen. 45% hoeft geen gebruik te maken van trappen om naar de slaapkamer of naar het toilet te gaan. Onder de personen die gebruik moeten maken van een trap om naar buiten te gaan, kan 5% niet naar buiten zonder externe hulp. Dit cijfer daalt tot 2% voor de personen die trappen moeten nemen om naar hun slaapkamer of het toilet te gaan. 98% van de ondervraagde personen beschikt over een vaste telefoon of een GSM of beide (36%). 19% beschikt over een computer (34% in de leeftijdscategorie 55-64 jaar; 11% in de categorie 6574 jaar; 4% bij de 75-plussers). De meeste woningen voor bejaarden hebben te veel ruimte, dat wil zeggen dat zij onderbenut zijn. De kinderen verlieten de woning en de kamers die zij bewoonden hebben nog geen nieuwe bestemming gekregen. 65% van de echtparen betrekken een woning die te groot is! Dit verschijnsel wordt onder meer verklaard door het feit dat de personen erg gehecht zijn aan hun vertrouwde omgeving, al is die te groot geworden. Zo verklaart 94% van de ondervraagden tevreden te zijn over zijn woonomstandigheden (39% is erg tevreden en 55% tevreden). 2% is helemaal niet tevreden en 3% heeft geen mening. Deze algemene tevredenheid verbergt evenwel een aantal specifieke tekortkomingen van de woning, zoals voornamelijk het aantal trappen en de afwezigheid van een lift. 9% van de ondervraagden maakt melding van een niet aangepaste badkamer. Andere personen betreuren de slechte ligging van het toilet of de afwezigheid van een tweede toilet, de slechte akoestische of thermische isolatie, de te hoge plafonds en de afwezigheid van centrale verwarming. 5% van de ondervraagden betreurt de te grote of te kleine ruimte in hun woning, of de afwezigheid van bergruimte, een tuin, een terras, een veranda of een garage. Andere gebreken zijn: de te hoge vochtigheidsgraad en de afwezigheid van een moderne uitgeruste keuken. 40% van de personen die melding maakte van een gebrek aan hun woning, zowel eigenaars als huurders, zijn bereid de nodige werken te verrichten om eraan te verhelpen. 15% wenst het gebouw beter te isoleren (dubbele beglazing, vermindering van de plafondhoogte, betere ramen en deuren,
316
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
plaatsen van luiken); 14% wenst zijn badkamer aan te passen en 10% wil de keuken moderniseren. 5 à 10% van de voorgestelde aanpassingen hebben betrekking op de plaatsing van een terras en/of een veranda, de installatie van centrale verwarming en de plaatsing van een tweede WC. 5% van de personen wenst de woning te verbouwen om minder afhankelijk te zijn van trappen. Een dergelijke verbouwing is natuurlijk niet gemakkelijk, zelfs al wordt de aanwezigheid van een te groot aantal trappen beschouwd als een ernstig gebrek. 5% overweegt eveneens noodzakelijke dakwerken. 30% van de ondervraagden heeft tijdens de 10 jaar voor de enquête aanpassingswerken uitgevoerd. 18% heeft de woning beter geïsoleerd, 12% heeft de badkamer aangepast en dakbedekkingwerken laten uitvoeren. 11% heeft zijn keuken gemoderniseerd en 5 à 10% heeft een terras en/of een veranda gebouwd, de vloerbekleding vervangen of centrale verwarming geïnstalleerd.
E.1.2. Weinig verhuizingen, onder meer door de hoge registratierechten in België Er wordt algemeen aangenomen dat het de hoge registratierechten zijn die de Belgen beletten in de loop van hun leven te verhuizen naar een meer aangepaste woning (zowel om een meer aangepaste woning te zoeken als, bijvoorbeeld, om dichter bij het werk te gaan wonen). Dit heeft een cultuur van immobilisme verwekt, die progressief zou kunnen veranderen aangezien het systeem van registratierechten herzien werd in Vlaanderen en in Brussel en dit aanpassingsproces schijnbaar nog niet beëindigd is. Op verschillende overheidsniveaus wordt hierover immers overleg gepleegd. De enquête LOVO1 bevestigt natuurlijk dit feit en preciseert dat het immobilisme toeneemt met de leeftijd, aangezien de bejaarden erg gesteld zijn op hun vertrouwde omgeving. Het gaat evenwel niet om een totaal immobilisme zoals men zou kunnen vermoeden. Immers, 20% van de ondervraagde personen zou verhuizen indien zij daartoe de middelen had. 9% zeker, 11% misschien. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met de resultaten van een nationale enquête die in 2001 uitgevoerd werd in Nederland en dat is een bemoedigend cijfer voor diegene die overweegt een project van senior housing op te zetten! LOVO1 wijst ook uit dat de huisvesting van de bejaarden heel wat verder gaat dan de aanpassing van de woning. Het gevoel van veiligheid en onveiligheid in zijn omgeving is bijvoorbeeld een erg belangrijk element voor de ondervraagde bejaarden. Een bejaarde die zich niet veilig voelt heeft de neiging om zich thuis op te sluiten, zo weinig mogelijk buiten te komen en bepaalde plaatsen te vermijden. Deze houding heeft natuurlijk een negatieve invloed op de levenskwaliteit. Dit gevoel van onveiligheid is overigens niet steeds subjectief. 11% van de ondervraagde personen heeft bijvoorbeeld het voorwerp uitgemaakt van een diefstal of een poging tot diefstal. De andere omgevingsaspecten die als hinderlijk worden beschouwd hebben
317
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
voornamelijk betrekking op het slechte onderhoud van de stoepen en geluidshinder. Deze aspecten moeten echter gerelativeerd worden aangezien de overgrote meerderheid van bejaarden (94%) ingenomen is met zijn omgeving: 35% is zeer tevreden en 59% tevreden. Minder dan 2% is ontevreden en 4% is noch tevreden noch ontevreden.74
E.2. Zicht op zee voor twee personen, aub! «Senioren van het binnenland zijn blijkbaar aangetrokken door de magie van de zee.» Dat blijkt uit een recent onderzoek75 over de migraties naar en uit Vlaamse steden en gemeenten. In vergelijking met jongere bevolkingsgroepen, zijn bejaarden erg honkvast. Op dit ogenblik verhuizen zij met moeite, met één uitzondering, namelijk de «grijze migratie» naar de kustgemeenten. Uit de bevolkingsstatistieken blijkt dat bijna alle kustgemeenten een grote toeloop kennen van personen tussen 55 en 74 jaar, afkomstig uit de andere gemeenten. Bij de 74-plussers vermindert deze migratiegolf. Vanaf die leeftijd gaat de migratie doorgaans in de richting van de gemeenten die beschikken over een rusthuis. Als zaakvoerster van Immo Woestlijn in Koksijde, telt Bianca Coelus onder haar klanten talrijke personen van 50, 60 en 70 jaar. De meeste nemen contact met haar op voor de aankoop van een appartement, bij voorkeur met zicht op zee. «Het gaat om ouderen die beschikken over een spaarpot en die zich kunnen veroorloven een tweede verblijfplaats te kopen. In deze leeftijdscategorie gaat de voorkeur vooral uit naar de aankoop van reeds gebouwde appartementen. Nieuwe appartementen worden ook erg gewaardeerd. Het is verrassend vast te stellen dat de aandacht voor villa’s vooral afkomstig is van jonge kopers. De laatste jaren kennen wij een constante en progressieve groei van de verkoop van appartementen aan de kust, wat natuurlijk een weerslag heeft op de prijs. De belangstelling is zelfs nog toegenomen, want veel senioren geloven dat de prijzen nog zullen stijgen: zij haasten zich om hun «zicht op zee» te kopen.»
E.3. Recente wettelijke initiatieven om de aanpassing van de woningen van bejaarden te bevorderen E.3.1. De wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie De wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie (B. S. van 17 maart 2003) voorziet in sancties op de afwezigheid van redelijke voorzieningen voor personen met een handicap. Wordt beschouwd als een redelijke voorziening, een aanpassing die geen onevenredige belasting betekent of waarvan de belasting in voldoende mate gecompenseerd wordt door bestaande maatregelen.
318
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
De stopzetting van de discriminerende praktijken kan, naargelang van het geval, bevolen worden door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel. De vordering tot stopzetting kan worden ingeleid door het slachtoffer of door een instelling (zoals het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding); aangeduid door de wet 25 februari 2003.76
E.3.2. Wetsvoorstel van 11 maart 2004 houdende de invoering van een belastingvermindering voor werken aan de eigen woning met het oog op het ouder worden Op 11 maart 2004 heeft de CD&V-oppositie in de Kamer het «wetsvoorstel houdende de invoering van een belastingvermindering voor werken aan de eigen woning met het oog op het ouder worden» ingediend. Dit wetsvoorstel «breidt de belastingvermindering voor het langetermijnsparen uit tot de werken die worden gedaan om de eigen woning aan te passen aan de nieuwe levensbehoeften die ontstaan bij het ouder worden.» Het voorstel gaat uit van de vaststelling «dat de mensen veel belang hechten aan het kunnen oud worden in hun eigen vertrouwde omgeving. Ze vinden het eveneens belangrijk om op het moment dat ze fysiek achteruit gaan toch in de mogelijkheid te zijn om in de eigen woning te kunnen blijven wonen.» Het acht bovendien dat het noch sociaal-economisch, noch financieel wenselijk en mogelijk is om voor de grote groep ouderen van morgen een massa nieuwe verzorgingsinstellingen op te richten. «We stellen eveneens vast dat er nu reeds een nijpend tekort heerst aan ontvangst voor bejaarden in rust- en verzorgingstehuizen en aan verplegend en verzorgend personeel. Mensen maken zich daar grote zorgen over. Tevens blijkt onder andere uit een enquête, dat de meeste woningen niet zijn uitgerust om aan de nieuwe levensbehoeften voor de oudere dag te voldoen. Aanpassingswerken aan die woningen dringen zich op.» De tekst kent de woning een centrale plaats toe in het leven van de ouderen en benadrukt de noodzaak om ze te kunnen aanpassen aan de oude dag. «De eigen woning is en blijft nog altijd een belangrijk middel om mensen houvast te bieden eens ze met pensioen zijn. Geen huur hoeven te betalen, creëert ruimte in het gezinsbudget. Ten einde echter die eigen woning in een goede staat te houden en rekening houdend met de ongemakken die op latere leeftijd kunnen optreden, zijn vaak aanpassings-, onderhouds- en herstellingswerken nodig (…). We stellen vast dat er twee momenten zijn waarop vele mensen overwegen nog grote kosten te doen aan de woning, met name op het moment dat de kinderen de deur uit zijn of het moment dat men met pensioen gaat. De overheid moet mensen stimuleren op die momenten wel doordacht de nodige onderhouds- en aanpassingswerken te doen met het oog op de toekomst.»
319
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
«Voor aanpassingswerken en onderhoudswerkzaamheden worden geen fiscale stimuli gegeven. Het gevolg is dan ook dat aanpassings- en onderhoudswerken vaak achterwege blijven en dat men op latere leeftijd en vroeger dan gewenst de eigen woning moet verlaten. Een ander gevolg van het uitstellen van onderhoudswerken is verkrotting.» De tekst stelt bijgevolg voor artikel 145, 6° van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgeheven bij de wet van 24 december 2002, te herstellen in de volgende lezing: «6° als betalingen voor werken zoals bedoeld in rubriek XXXI van tabel A als bijlage bij het Koninklijk besluit n°20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven voor de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven.»
F. Besluiten: de hoofdrol van de bouwsector bij een dynamische veroudering Het eind van de jaren 80 is de toename van de plaatsingen in instellingen van het institutionele type gelukkig gestopt. Het percentage opnamen in instellingen is in nagenoeg alle landen gedaald. Het is nu de oplossing van het thuis ouder worden die nagestreefd wordt door de regeringen en die vergemakkelijkt wordt door de ontwikkeling van nieuwe buurtdiensten.
Dat betekent natuurlijk niet dan men moet stoppen met investeren in collectieve huisvestingsoplossingen. De ziekenhuizen zullen steeds noodzakelijk blijven en het aantal rusthuizen zal ook aanzienlijk blijven stijgen, zolang de categorie van de hoogbejaarden toeneemt. Wij tonen zulks voldoende aan in de andere hoofdstukken van deze studie. Wat wij stellen is dat een voluntaristische investering in oplossingen van lifetime housing zal toelaten de huidige sterk stijgende behoeften aan collectieve huisvesting aanzienlijk te verminderen. Dit is niet zo maar een kans, het is een onafwendbare optie om één van de grootste uitdagingen van de demografische veroudering op te lossen. Het is in die hoedanigheid dat de woningen voor actieve 55-plussers een centrale plaats innemen in het debat over de dynamische veroudering van de baby boom-generatie. NCC, Sato, Seniorgården, Sunrise Senior Living,
320
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
Del Webb, Pulte Homes…, het zijn namen die misschien niets zeggen aan de Belgische investeerder of aannemer. Het zijn vastgoedinvesteerders of bouwondernemingen in de VS en Noord-Europa die hun omzet geheel of gedeeltelijk verwezenlijken in dit nieuwe segment. De Noord-Amerikaanse onderneming Pulte Homes, de grootste woningbouwer in de VS die actief is in 25 van de 50 Staten, is bezig een heel groot stuk van de taart van woningen van bejaarden in beslag te nemen en is de leader op de markt van de woningen voor 55-plussers. Volgens het bedrijf is dit het segment dat het snelst groeit en dat een briljante toekomst tegemoet gaat. Pulte bouwt 30.000 woningen per jaar, ofwel 82 per dag. Sinds de oprichting van het bedrijf in 1950 steeg de omzet gemiddeld met 20% per jaar en elk jaar maakte het bedrijf winst. In 10 jaar tijd steeg de waarde van het aandeel op de beurs van Wall Street met 218%. In 2003, was 37% van de geconsolideerde omzet van 7,5 miljard dollar afkomstig van de bouw van woningen voor actieve 55-plussers. Onze Amerikaanse zusterorganisatie, de National Association of Home Builders (NAHB), gesticht in 1942, groepeert ongeveer 200.000 bouwondernemingen die gespecialiseerd zijn in de woningbouw. De samenstelling van de leidende organen van de NAHB illustreert het belang van deze markt in de VS. De NAHB bevat 5 raden die elk bevoegd zijn voor één van de 5 hoofddomeinen. De meest dynamische van deze vijf raden die de laatste jaren tevens het spectaculairst stijgt, is de raad van huisvesting voor bejaarden, en meer in het bijzonder de woning voor actieve 55-plussers. Waaruit bestaan deze concepten van woningen voor bejaarden? Een eerste element is dat het een concept is met een erg variabele geometrie. Sinds 13 jaar kent de NAHB jaarlijks beloningen toe aan de beste vastgoedprojecten voor bejaarden. De Best Of Seniors Housing Design Awards belonen de innoverende kwaliteitsconcepten op het gebied van de binnenhuisarchitectuur. In 2004 verdubbelde de NAHB het aantal categorieën van 33 tot 66, gelet op de steeds grotere verscheidenheid op deze markt. Het concept kan worden ontwikkeld, zowel voor een ééngezinswoning – zoals vaak het geval is in de VS – als voor een appartement, zoals vaak in Scandinavië. De realisatie zal afhangen van de gevolgde filosofie, die op haar beurt zal afhangen van de lokale cultuur en de voorafgaandelijke marketingstudie. Al kan het gaan om een geglobaliseerd ontwerp, toch bestaan er enkel lokale markten wanneer het gaat om de ontwikkeling van het project zelf. Het tweede element is dat het ontwerp gebaseerd is op een sociologisch fenomeen dat op verschillende tijdstippen een kleinere of grotere rol kan spelen op de vastgoedmarkt. Indien het in enige mate aanwezig is kan het binnen bepaalde perken worden verwekt of uitgebreid door marketingacties. Het gaat om de behoefte van personen om te verhuizen wanneer zij de pensioenleeftijd hebben bereikt «De fermette op het platteland is veraf van de diensten en van het openbaar vervoer; het huis is te groot geworden aangezien de kinderen vertrokken zijn; er is uiteindelijk tijd voor culturele, academische of sportieve activiteiten waaraan men reeds lang denkt; men wil een woning kopen waar men zo lang mogelijk zal kunnen wonen zonder
321
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
opname in een instelling; en zowel het huis als de ligging ervan zijn niet meer aangepast. En dan gaat men op zoek naar een appartement in de stad, naar een huis in een beveiligde verkaveling naast een golfterrein, naar een huis aan de kust…» Het is dat fenomeen waarop de vastgoedinvesteerders inspelen, zowel in de VS als in Scandinavië. Deze overschakeling kan op weerstand stuiten van de erfgenamen, die er een potentiële aanslag in zien op hun erfenis en die aldus het huis waarin zij geboren en getogen zijn in andere handen zien overgaan. Vaak zal de aandacht van de ouders moeten worden gewekt en zullen de kinderen moeten worden overtuigd. Dit fenomeen bestaat eveneens in België. De LOVO1-enquête, uitgevoerd in het Vlaamse Gewest in 2003, toont bijvoorbeeld aan dat 20% van de ondervraagde ouderen bereid zijn om te verhuizen naar een gepastere woning! Een derde element is het universele ontwerp dat onze Amerikaanse collega’s «universal design» noemen. Het universeel ontwerp is een strategie die beoogt verschillende producten en omgevingen te ontwerpen en samen te stellen die, zoveel als mogelijk en op de meest zelfstandige en natuurlijk mogelijke wijze toegankelijk, begrijpelijk en bruikbaar zijn door iedereen, zonder dat een beroep moet worden gedaan op oplossingen die een aanpassing of een speciaal ontwerp vergen. Dankzij de principes van het universeel ontwerp, kunnen de ondernemingen aanpasbare woningen ontwerpen die er niet uitzien als woningen voor personen met een handicap. Het universeel ontwerp van een woning zal de bewoners toelaten te wonen in een functionele en aangename woning en er zo lang mogelijk te blijven wonen, zelfs na een handicap (een ongeval waardoor men in een rolstoel terechtkomt, dalend gezichtvermogen of dementia senilis). Precies zoals een oordeelkundig beheer van de energie en van de natuurlijke rijkdommen, maakt het universeel ontwerp deel uit van duurzaam bouwen. Het is bijzonder nuttig en belangrijk bij het ontwerpen van keukens en badkamers. Het besluit is bijgevolg dat de bouwsector een hoofdrol dient te spelen in de uitdaging van de demografische veroudering. Een rol die kadert met zijn knowhow, die er precies in bestaat toegankelijke woningen op een duurzame wijze te bouwen, waarin ouderen zolang mogelijk zullen kunnen blijven wonen, zodat het tijdstip waarop zij opgenomen moeten worden in een rusthuis zolang mogelijk kan worden uitgesteld.
322
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
1
Zie onder meer referenties geciteerd in Koenraad Pauwels en Lut Vanden Boer. Bronvermelding: Wijs over Grijs, september 2003, jaargang 7, nr.3, 3-8.
2
Stéphane Jacobzone, Emmanuelle Cambois en Jean-Marie Robine in «Revue économique de l'OCDE» No. 30. Une étude de l'évolution de l'incapacité chez les personnes âgées et une analyse des conséquences qui en découlent du point de vue de l'action des pouvoirs publics, blz. 190
3
http://www.premier-ministre.gouv.fr/fr/p.cfm?ref=41376, 31 maart 2004
4
Conseil Economique et Social, France, pour une prise en charge collective, quel que soit leur âge,des personnes en situation de handicap, rapport, présenté au nom de la section des affaires sociales par M. Maurice BONNET, rapporteur, advies goedgekeurd op 3 maart 2004
5
ROY, Jacques, Les personnes âgées et les solidarités: la fin des mythes, Éditeur IQRC, Sainte-Foy, Québec, 1998, http://www.ulaval.ca/scom/Au.fil.des.evenements/1999/02.18/vieux.html
6
Communication du 21 mai 1999 COM(1999) 221 final, Vers une Europe de tous les âges - Promouvoir la prospérité et la solidarité entre les générations
7
Lifetime Housing in Europe, Proceedings of the European seminar and colloquium, Leuven, 4-5 December 2000, KUL, HIVA, 2001
8
VERCAUTEREN, R., e.a., Une architecture nouvelle pour l’habitat des personnes âgées, ERES, 2001, blz. 12
9
VERCAUTEREN, R., op. cit., blz. 12
10
ASSOUS, Laurence et RALLE, Pierre, La prise en charge de la dépendance des personnes âgées: une comparaison internationale, Études et résultats, n° 74, juli 2000, DREES.
11
Zie onder meer Assous, Laurence et Ralle, Pierre, La prise en charge de la dépendance des personnes âgées: une comparaison internationale, DREES, Etudes et résultats, n°74, juli 2000
12
Volgens de rapporten Qualidem, http://www.ulg.ac.be/psysante/qualidem/inami/_Toc494278755
13
Qualidem, L'organisation des soins à domicile, Annexe : Quelques données concernant la Communauté française
14
http://www.cpasbru.irisnet.be/fr/page63.html
15
Naoki Ikegami, op. cit.
16
Naoki Ikegami, Soins de longue durée, un défi complexe, Département de politique et de gestion de la santé, École de médecine de l’Université de Keio, Observateur de l’OCDE, 3 november 2001
17
Voor het federaal beleid ter zake, zie http://www.vangool.fgov.be/ZB-011106.htm#5.%20Les%20soins%20formels%20pour%20les%20personnes%20âgées.
18
http://www.statcan.ca/francais/indepth/82-003/archive/2000/hrar2000011004s0a04_f.pdf
19
Onderzoek van drie homogene enquêtes in Ile-de-France, Languedoc-Roussillon en Basse-Normandie - Panorama de la dépendance en France" - A. COLVEZ, in Revue française des Affaires sociales, Januari-Maart 1990.
20
AAOutils, Bruxelles accessible, Autonomia, Februari-Maart 2004
21
http://www.progettarepertutti.org/formazione/progettazione/grosbois_B.pdf
22
http://www.lema.ulg.ac.be/tools/Logement/usage.asp
23
http://www.coe.int
24
http://www.coe.int/T/F/Coh%e9sion_sociale/socsp/personnes_handicap%e9es/02_Activit%e9s/Accessibilit%e9_Conception_universelle/presentation.asp
25
http://anlh.be/aaoutils/aaoutils/fr/ch1/philosophie.htm 26
Dansk Center for Tilgængelighed, http://www.dcft.dk/
27
NC State University, The Center for Universal Design, an initiative of the College of Design, http://www.design.ncsu.edu/cud/ 28
http://anlh.be/aaoutils/aaoutils/fr/ch1/7_princip/itexte.html
29
http://www.habinteg.org.uk/pages/lth.html
323
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
30
http://www.hel.fi/sosv/toimivakoti/
31
Zij gaf haar functie op in 2004 om in Zweden, haar land van afkomst, te gaan werken.
32
33
Interview te Helsinki op 19 juni 2003
Pesola, Kirsti, Bathroom, an important detail in designing for older people, The Central union for the Welfare of the Aged, Finland
34
Kirsti Pesola preciseert dat «het materiaal dat wij in Gaius gebruiken een soort van gesmolten marmer of kunstmarmer is, d.w.z. meer dan 80% marmer in poedervorm»
35
http://www.gaius-saatio.fi/english.htm
36
http://www.premierbathrooms.co.uk/francais/francaismain.htm
37
http://www.cree.fr/
38
http://www.nahb.org/
39
http://www.toolbase.org/secondaryT.asp?TrackID=&CategoryID=1126
40
Types of Care and Services for Older Adults, http://www.aahsa.org
41
http://aspe.hhs.gov/daltcp/reports/ccrcrpt.htm
42
Preede, Ken, Housing the Nation’s Elderly Population, American Seniors Housing Association, 31 October 2002
43
Zie voor dit punt onder meer http://www.aarp.org/life/housingchoices/Articles/a2004-02-26retirementcommunity.html
44
http://www.aarp.org/
45
A Quiet Crisis in America, A report to Congress by the Commission on Affordable Housing and Health Facility Needs for Seniors in the 21st Century, United States Senate, June 30, 2002, http://www.seniorscommission.gov/pages/final_report/index.html
46
http://www.riverwoodsrc.org/
47
Guides Voir, Nouvelle-Angleterre, Hachette, blz. 249
48
http://www.jsainc.com/jsainc.html
49
http://www.ficc2004.com/francais/les_multiples_faces_d_oulu/
50
Het gaat om een persoonlijke vaststelling die dateert van een vlucht in volle winter
51
In september 2004
52
Kapellimestarinkatu 2, 90150 Oulu
53
http://www.caritas-saatio.fi/English.asp
54
http://www.aarpmagazine.org/lifestyle/Articles/a2004-09-22-mag-finland.html
55
Chicago Tribune van 20 december 2004
56
Homes for a Booming Market, AARP, Augustus 2004
57
New York Times, 24 september 2004
58
http://www.seniorjournal.com/NEWS/Housing/4-06-29Survey.htm
59
Wij vermelden de enquête, gepubliceerd op 30 juni 2004
60
http://www.nahb.org/
61
Building for Boomers & Beyond : Seniors Housing Symposium
62
http://www.oakwoodconstruction.com/carriagehill.html 63
http://www.55ans.info.gouv.qc.ca
64
Tekst gepubliceerd in Bouwbedrijf n°1, december 2004 65
Le Monde van 7 februari 2005
66
http://www.ncc.info
67
http://www.ncc.fi
324
LIFETIME Lifetime HOUSING Housing
68
Deze paragraaf is het resultaat van verschillende interviews op het terrein en van teksten gepubliceerd op adres http://www.amba-france.dk/fr_dksoutienpersagees.htm
69
http://www.labiso.be/ebooks/pdf/07_abbeyfield.pdf
70
http://www.habiter-autrement.org/02.news/colloque_lln/09_coll.htm
71
http://www.seniorgården.se
72
http://www.legrandlogis.com/
73
Koenraad Pauwels en Lut Vanden Boer Bronvermelding: Wijs over Grijs, september 2003, jaargang 7, nr.3, 3-8
74
Koenraad Pauwels, Lut Vanden Boer, Huisvesting. In: Jacobs, Vanderleyden, Vanden Boer (Red.), De leefsituatie van ouderen (55+) in Vlaanderen (2003). CBGS-publicaties (in voorbereiding).
75
Zie Bouwbedrijf n°1 van de maand december 2004
76
http://www.droit-fiscalite-belge.com/article385.html
325
VI DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
p.331
B. Telegezondheid, telegeneeskunde en domotica
p.333
C. Een belangrijk instrument om de inflatie van uitgaven voor gezondheidszorg in te dijken
p.336
C.1. De efficiency van de systemen verhogen via vernieuwende strategieën
p.338
C.2. Het gedrag veranderen, de kwaliteit en de productiviteit verhogen.
p.339
C.3. Toelaten dat ouderen thuis blijven wonen.
p.340
C.4. Het gebrek aan verpleegsters verhelpen
p.341
D. De systemen van gezondheidszorg hervormen en optimaliseren met telegeneeskunde: twee voorbeelden
p.342
D.1. De optimalisering van diensten: het project Aerotel en CardioVida in Portugal
p.342
D.2. De globale hervorming van het zorgsysteem: het gebruik van de telegeneeskunde en telegezondheid in het Amerikaanse leger
p.344
E. Telegezondheid, telegeneeskunde en telezorg aan huis E.1. Intelligente huizen
p.347
p.349
E.1.1. De bewaking van hartkwalen
p.350
E.1.2. Pro-actieve informatica en de impact hiervan op de diensten aan ouderen, de visie op de toekomst van David Tennenhouse, vice-voorzitter van Intel en directeur research
p.351
- DE TELEGEZONDHEID EN DE DOMOTICA -
A. De informatie- en communicatietechnologieën
E.1.3.1.
SAFE 21 - Sociale alarmsystemen voor het Europa van de XXIste eeuw p.355
E.1.3.3.
MOBCARE - Diensten van gezondheidszorg aan huis en ambulant, op basis van mobiele communicatie
p.355
TELECARE - Virtuele gemeenschappen
p.356
Andere voorbeelden van telegezondheidstoepassingen
p.357
E.2.1.
CAST (VS)
p.357
E.2.2.
iWell (Finland)
p.358
E.2.3.
Een robot–gezel en een robot-arts (VSA)
p.359
E.2.4.
Detectiereceptoren voor vallen
p.360
E.2.5.
Het ziekenhuis thuis
p.360
E.2.6.
Elektronisch patiëntendossier en elektronisch gezondheidsdossier (Verenigd Koningrijk)
p.360
F. De voorwaarden voor succes van de telegezondheid en de telegeneeskunde F.1. De aanvaarding door de betrokken actoren, de maatschappij en de politieke wereld F.2. F.3.
p.354
E.1.3.2.
E.1.3.4.
E.2.
METROPOLIS – telecommunicatiediensten voor toegevoegde waarde in de gezondheidszorg: strategieën voor de invoering van telematicasystemen in grootstedelijke gebieden met het doel de prestaties van de gezondheidszorg te verbeteren
p.354
p.361
p.362
De bescherming van het privé-leven en de eerbiediging van het medische geheim
p.365
De standaardisatie en de interoperabiliteit
p.366
G. Besluiten
p.368
- DE TELEGEZONDHEID EN DE DOMOTICA -
E.1.3. Europese Unie
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
Wij staan aan de vooravond van een technologische revolutie inzake gezondheidszorg. Deze technologische revolutie zal ertoe leiden dat de zorgverstrekkers veel productiever zullen zijn dan op dit ogenblik, terwijl hun levenskwaliteit zal verbeteren. Deze revolutie zal zowel toelaten de kosten van de gezondheidszorg te verminderen als de kwaliteit van het onthaal en van de zorg zelf te verbeteren. Gekoppeld aan een architectuur zonder grenzen, zal zij tevens de ouderen toelaten langer thuis ouder te worden dan op dit ogenblik. Het congres van de Amerikaanse Vereniging van huizen en diensten voor bejaarden (AAHSA) van 7-9 april 2003 was gewijd aan de «nieuwe opduikende technologieën» op het gebied van diensten voor ouderen. Op de eerste twee zittingen werd het woord gevoerd door David Tennenhouse, vice-voorzitter van de informaticareus Intel, verantwoordelijke voor research, en Eric Dishman, het hoofd van het research team «pro-actieve gezondheid en informatica1» van het bedrijf. In ruim twee uur tijd, legden beide wetenschappers, in een gepassioneerde en passionerende sfeer, de toestand uit van het onderzoek en het potentieel van de pro-actieve computertoepassingen voor ouderen. De vraag die aan de basis lag van hun opzoekingprogramma was te weten hoe het mogelijk is verder een kwaliteitszorg te blijven voorstellen aan een verouderende bevolking en tevens de kosten van deze zorgverstrekking voor de overheid te verlagen. Kunnen de nieuwe computertechnologieën personen helpen om thuis hun gezondheidstoestand te controleren en te bewaken? Kunnen pro-actieve computersystemen vooruitlopen op de behoeften van de patiënten, en aldus hun levenskwaliteit en die van de zorgvertrekkers verbeteren? De pro-actieve informatica anticipeert op de behoeften en wensen van de gebruiker en brengt een actie op gang zonder dat deze één of ander bedieningsorgaan of computerklavier moet bedienen. Het systeem is gebaseerd op draadloze receptoren die gegevens uit de reële wereld inzamelen. Intel ontwikkelt erg kleine receptoren, «motes» genaamd, die kunnen worden gebruikt voor het inzamelen van biologische gegevens en gedragsinlichtingen in het kader van pro-actieve gezondheidstoepassingen op maat.
329
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
Het project dat gestart werd in april 2002 heeft reeds kunnen aantonen dat deze systemen (draadloze receptoren, toepassingen op maat) kunnen worden ingebouwd in «digitale huizen» en toelaten het beheer van de volksgezondheid te verbeteren, de kosten voor de sociale zekerheidsstelsel te verlagen, de personen toe te laten thuis ouder te worden en dus het tijdstip van hun opname in een instelling zolang mogelijk uit te stellen. Volgens Eric Dishman2, verwijst men bij Intel, als men het heeft over «pro-actieve gezondheid», «zowel naar het gedrag van de mensen als naar de technologie. Men wil dat de personen proactiever zijn wanneer het om hun gezondheid of hun welzijn gaat. De uitdaging die erin bestaat verder een goedkope kwaliteitszorg te blijven aanbieden is enorm. In dit verband zijn preventie en pro-actieve aanpak sleutelbegrippen. Men wil op die wijze de technologie pro-actiever maken om te kunnen anticiperen op de behoeften van de mensen op het gebied van de gezondheid en gepaste maatregelen te kunnen nemen (urgentiediensten verwittigen, herinneren aan de noodzaak om een geneesmiddel te nemen, de huisdeur openen of sluiten in afwachting van de komst van een familielid, enz.), zonder dat de persoon verplicht is een knop in te drukken of een computerklavier te bedienen. De pro-actieve informatica gaat wel degelijk verder dan het huidige computermodel, waarin men pas een resultaat bereikt na talrijke inspanningen. De technologie voor de detectie van activiteiten maakt bijvoorbeeld gebruik van netwerken van receptoren die de activiteiten en het gedrag van de personen volgen en de wijzigingen ervan onderzoeken. Een van de doelstellingen van ons onderzoeksproject bestaat erin een vroegtijdige detectie van de ziekte van Alzheimer mogelijk te maken.» Europa hinkt in dit opzicht niet achterop, wel integendeel. In het hoge Noorden van Europa ontstond één van de belangrijkste pijlers van de ontwikkeling van de telegeneeskunde van het continent. Het gaat om het Noorse Centrum voor Telegeneeskunde van Tromsø, een kleine stad gelegen boven de noordpoolcirkel. Het centrum werd opgericht in 1993 door de huidige directeur ervan, Steinar Pedersen, een arts die bezeten is door de technologie, om aan opzoeking en ontwikkeling te doen op het vlak van de telegeneeskunde, zowel op nationaal als op internationaal vlak. In enkele jaren tijd heeft het centrum een wereldreputatie verworven en vandaag de dag wordt Steinar Pedersen beschouwd als één van de goeroes van de netwerken van de geneeskunde. Meer algemeen, ontwikkelt het Europees project WEALTHY3 een nieuw concept dat ertoe bestemd is permanent de vitale functies te bewaken. Het gaat om een stof waarin piëzo-resistente vezels zijn aangebracht. Ingebouwd in kleding kunnen deze vezels de vitale functies van de persoon die het pak draagt bewaken, en eventueel een alarmsignaal uitzenden. Met deze technologie zou het bijvoorbeeld moeten mogelijk zijn de rehabilitatieperiode van hartpatiënten thuis te laten verlopen, eerder dan in een ziekenhuis. Een ander goedkoper systeem is reeds verspreid in talrijke Finse rusthuizen: het Vivago uurwerk. Het gaat om een armband die per radio automatische of manuele alarmsignalen uitzendt. De technologie is minder complex en duur dan de pro-actieve informatica van Intel, maar bevat minder functies en vereist tevens dat de armband rond de pols gedragen wordt. De armband heeft
330
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
de volgende functies: automatisch aanleren van het dagelijkse tempo; automatisch alarm bij fysiologische wijziging; manueel alarm door een druk op de knop; detectie van ronddolen; afgaan van een alarm indien de armband van de pols wordt genomen; automatische zelfdiagnose; opstellen van activiteitscurven; toegangscontrole. Het ritme voor de doorzending van gegevens kan worden ingesteld van verschillende keren per minuut tot om de tien minuten. De gegevens worden doorgezonden naar een draadloze concentrator die de gegevens van alle gebruikers van de armband inzamelt en doorstuurt naar de software. De opgevolgde functies verschijnen op het computerscherm dat wordt bewaakt door de zorgverstrekkers. Met uitzondering van het Vivago-uurwerk, dat men in de handel kan kopen, kunnen deze voorbeelden vrij futuristisch lijken. Zij tonen overigens nog niet concreet de voordelen van deze nieuwe technologieën aan. In dit verband is het telegeneeskunde-project dat in Portugal wordt uitgevoerd door het Israëlisch bedrijf Aerotel, opmerkelijk. In een korte periode en voor een beperkte aanvankelijke investering, heeft het spectaculaire besparingen opgeleverd. In amper 2,5 weken, heeft de invoering van een technologie voor diagnose van hartkwalen op afstand de Portugese sociale zekerheidskassen een besparing opgeleverd van bij de twee miljoen euro.
A. De informatie- en communicatietechnologieën De ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën en de opkomst van de informatiemaatschappij zijn de grootste revoluties van het einde van de XXste en het begin van de XXIste eeuw. Zoals het plan eEurope 2005 van de Europese Commissie onderstreept: «De informatiemaatschappij beschikt over een enorm nog niet geëxploiteerd potentieel om de productiviteit en de levenskwaliteit te verbeteren. Dit potentieel neemt toe dankzij de technologische vooruitgang in verband met de breedband en de multiplatformtoegang, dat wil zeggen de mogelijkheid om op het Internet aan te sluiten via andere middelen dan de PC, onder meer via de numerieke televisie en de mobiele communicatiesystemen van de derde generatie. Deze ontwikkelingen bieden enorme economische en sociale mogelijkheden. Nieuwe diensten, toepassingen en producten zullen nieuwe markten in het leven roepen en zullen de middelen bieden om de productiviteit, en dus ook de groei van de werkgelegenheid in de gehele economie, op te voeren. Zij zullen de individuen ook een praktischer toegang verlenen tot de informatie- en communicatie-instrumenten.» Het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën om gezondheidszorg en –diensten op afstand te verstrekken is niet nieuw. De eerste ervaringen met het gebruik van telegeneeskunde gaan immers terug tot de jaren 60, maar zij leidden vaak tot mislukkingen ten gevolge van onaangepaste communicatieïnfrastructuur, onrijpe technologie en een gebrek aan belangstelling van de gebruikers.4 De informatie- en communicatietechnologie in de sector van de gezondheidszorg is nog niet zo ver gevorderd als in de andere sectoren. De
331
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
recente toename van dit soort technologieën is voornamelijk een gevolg van de toenemende vraag van de zorgverstrekkers, die zich ervan bewust werden dat een betere communicatie toelaat het aantal medische fouten te verminderen. Andere doorslaggevende factoren die het groter gebruik van deze technologieën verklaren zijn de vermindering van het aantal verplegers, de druk voor kostenverlaging en de nieuwe normen voor de bescherming van het privé-leven van de patiënten en de vertrouwelijkheid van de medische dossiers.5 Als reden voor de huidige ontwikkeling kan men ook verwijzen naar de terbeschikkingstelling op de markt van zeer krachtige informatie- en communicatietechnologie tegen toegankelijke prijzen. Eén van de grote problemen in de sector van de gezondheidszorg is nog steeds de onmogelijkheid voor de verschillende zorgverstrekkers om snel en efficiënt informatie uit te wisselen. Volgens enquêtes uitgevoerd in de VS, is de schriftelijke informatie betreffende patiënten vaak onleesbaar, wanordelijk, niet terzake of verloren. Gedigitaliseerde informatie is steeds opgenomen in gegevensbanken en op onderling incompatibele dragers. Het proces is nog moeilijker aangezien de zorgverstrekkers zich baseren op informatie die is ondergebracht in en buiten het ziekenhuis. Sinds enkele jaren bieden de Internettechnologieën een enorm potentieel aan de sector van de zorgverstrekking. Het Internet leidt tot een vrij doorgedreven standaardisatie (LAN, TCP-IP, ftp, smtp) en biedt de mogelijkheid informatie over te maken tussen tamelijk uiteenlopende platformen (Linux, Solaris, Windows, OSX, Palm OS) via gemeenschappelijke interfaces (web html, email). De transmissiecapaciteit van de gegevens neemt nog steeds toe en de draadloze technologieën (WiFi of Bluetooth) stellen oplossingen voor die enkele jaren geleden nog ondenkbaar waren.
Via de IEEE-standaarden is de transmissieketen van de gegevens zelf gestandaardiseerd, gaande van de draagbare computer Palm of Pocket PC van de arts tot de krachtige centrale server van het ziekenhuis, die van op afstand toegankelijk is via beveiligde communicatieinstrumenten (VPN).6 Parallel met de ontwikkeling van de netwerktechnologie, is het vermogen van de computers alsmaar toegenomen en worden de computers zelf steeds maar kleiner. Een zakcomputer (PDA) heeft op dit ogenblik een behandelings- en opslagvermogen dat te vergelijken is met dat van de PC van het midden
332
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
van de jaren 90. Het gebruik van de PDA en van draadloze netwerken raakt steeds meer verspreid in ziekenhuiskringen, in ieder geval in de VS, waar een in 2001 uitgevoerde enquête heeft aangetoond dat 60% van de ondervraagde artsen die werkzaam is in ziekenhuizen, in het bezit was van een PDA en deze gebruikte. Volgens een zelfde onderzoek, uitgevoerd in 2000, beliep dit percentage toen nog maar 26%. Dit cijfer zal vermoedelijk in de toekomst nog toenemen. De artsen die vroeger nog aarzelden om deze technologie te gebruiken, beginnen er nu massaal een beroep op te doen. Dit is onder meer te danken aan de instroom in de sector van jonge artsen die de gewoonte hadden de PDA en draadloze netwerken te gebruiken tijdens hun studies. In 2003 was het gebruik van de PDA met een draadloos netwerk nog 18%. Men meent dat dit cijfer in 2005 zal oplopen tot 55%.7
B. Telegezondheid, telegeneeskunde en domotica De telegezondheid is een systeem dat erin bestaat de informatie- en communicatietechnologie te gebruiken om informatie, diensten en expertise op het vlak van gezondheid aan te bieden op korte en lange afstand8. Men zal het onder meer hebben over telegezondheid thuis via telebewakingstoepassingen. Beide termen, telegeneeskunde en telegezondheid, worden soms gebruikt om dezelfde begrippen te omschrijven.9 Volgens het Canadese Ministerie van gezondheid en sociale diensten, betekent telegezondheid bijvoorbeeld «de gezondheidszorg en –diensten, de sociale preventieve of curatieve diensten geleverd op afstand via telecommunicatie, met inbegrip van de audiovisuele uitwisseling met het oog op kennisgeving, opvoeding en research, en de behandeling van klinische en administratieve gegevens uitgevoerd van op afstand door elektronische communicatie10», wat overeenstemt met de definitie van telegeneeskunde, voorgesteld door het Agentschap voor evaluatie van de technologieën en interventiewijzen op het vlak van gezondheid11 van hetzelfde land. Volgens dit agentschap betekent telegeneeskunde «het geheel van gezondheidsdiensten, uitgevoerd van op afstand met behulp van elektronische communicatiemiddelen.» Over het algemeen heeft telegeneeskunde vooral te maken met klinische toepassingen, terwijl de telegezondheid ook de vorming en de research omvat. De telegeneeskunde heeft betrekking op het medische gebeuren, terwijl de telegezondheid ruimere toepassingsgebieden dekt. De telegeneeskunde omvat het vergemakkelijken – zoniet toelaten – van het beoefenen van de geneeskunde op afstand dankzij de moderne telecommunicatietechnieken en de behandeling van allerlei numerieke inlichtingen12. In het rapport van de Zwitserse Academie voor Technische wetenschappen «Télémédecine/Telemedizin CH 2002», omschrijft Doctor Chevrolet13 de telegeneeskunde als «een algemeen concept dat verschillende toepassingen
333
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
in verband met de gezondheid dekt. Zij vormt een nieuw domein in volle ontwikkeling dat gebruik maakt van verschillende technologieën om nieuwe medische benaderingen toe te passen. Volgens de Wereldsgezondheidsorganisatie (WGO) dekt de telegeneeskunde het gebruik van informatie- en communicatietechnieken in de gezondheidssystemen die gebruik maken van rechtsreeks of onrechtstreeks verstrekte zorg.» Er zijn verschillende onderdelen van de telegeneeskunde, en vele hiervan doen niets terzake in het kader van deze studie over woningen voor ouderen: ❒ Bepaalde toepassingen van de telegeneeskunde laten de uitwisseling van adviezen toe tussen zorgverstrekkers: teleexpertise of videoconferenties; ❒ Andere laten assistentie op afstand toe: teleassistentie; ❒ Bepaalde toepassingen laten toe personen thuis of op verplaatsing te bewaken: telebewaking of telehomecare, en zelfs telegeneeskunde thuis; ❒ De telechirurgie laat toe op afstand te opereren of assistentie te verlenen bij operaties; ❒ Onderling gekoppelde gegevensbanken laten toe het verkeer van gegevens inzake gezondheidszorg efficiënt te organiseren; ❒ Informatievergaderingen of personeelsopleidingen kunnen op afstand worden georganiseerd via videoconferenties; ❒ Telebeheerstoepassingen laten toe te helpen bij het beheer van de systemen; ❒ Een via Internet toegankelijke server biedt de patiënten een directe toegang tot de telegezondheidsdienten. In haar plan eEurope 2005, onderstreept de Europese Commissie dat «informatie een steeds grotere rol speelt in het werk van de gezondheidswerkers op alle niveaus naarmate de meest geperfectioneerde medische uitrusting en de computertoepassingen zich verspreiden. Parallel hiermee, leiden de wetenschappelijke en de medische vooruitgang, de veroudering van de bevolking en de evolutie van de verwachtingen van de patiënten tot een toeneming van de vraag die de begrotingen van de gezondheidszorg ten laste moeten nemen.» Het is daarom dat de Commissie de toepassingen van de telegezondheid opneemt in het plan. «De numerieke technologieën zijn steeds belangrijker in het gezondheidsbeheer, zowel op het niveau van elke dienstpresteerder als op het nationaal en regionaal vlak. Deze technologieën hebben het potentieel dat vereist is om de administratieve kosten te verlagen, diensten van gezondheidszorg te leveren op afstand en de overbodige herhaling van onderzoeken te vermijden. De bevolking doet bovendien steeds meer een beroep op Internet om medische inlichtingen te verkrijgen. In die context is het uitermate belangrijk dat de diensten op het domein van de telegezondheid efficiënt uitgewerkt zijn, ter beschikking staan van allen, en dat de websites over gezondheid voldoen aan de vastgestelde kwaliteitscriteria.» Vervolgens stelt zij een aantal acties voor op het gebied van14: ❒ Elektronische gezondheidskaarten. Het is voorzien de formulieren die
334
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
nu vereist zijn om te kunnen rekenen op gezondheidszorg in een andere lidstaat te vervangen door een Europese ziekteverzekeringskaart. In dit verband, heeft de Commissie de bedoeling een gemeenschappelijke aanpak te steunen op het gebied van de unieke identificatie van de patiënt en de structuur van het elektronisch medisch dossier, door normalisatie, en zal de Commissie de uitwisseling van goede praktijen over de mogelijke bijkomende functies steunen, zoals het opslagen van dringende medische gegevens of een beveiligde toegang tot de persoonlijke medische inlichtingen. ❒ Netwerken van gezondheidsinformatie. Voor eind 2005, zouden de lidstaten gezondheidsinformatienetwerken moeten oprichten tussen de verschillende plaatsen van zorgverstrekking (ziekenhuizen, laboratoria en thuis), die eventueel onderling verbonden zijn via breedband. Parallel heeft de Commissie de bedoeling dan pan-Europese informatienetwerken tot stand te brengen op het gebied van volksgezondheid en zal zij op Europees vlak de snelle interventiemaatregelen bij bedreigingen van de gezondheid coördineren. ❒ Gezondheidsdiensten on line. Voor eind 2005, zullen de Commissie en de lidstaten ervoor zorgen dat gezondheidsdiensten on line ter beschikking staan van de bevolking (bijvoorbeeld informatie over gezonde levenswijze en preventie van ziekten, elektronische medische dossiers, teleconsultatie, elektronische terugbetaling). Bepaalde gezondheids- en preventiediensten in verband met de gezondheid (bv informatie on line over de lucht- en waterkwaliteit) zouden via het programma eTEN in heel Europa kunnen worden ingevoerd. ❒ De Commissie zal de door de lidstaten genomen maatregelen om de informatie over gezondheid zo toegankelijk mogelijk te maken voor de bevolking, en de initiatieven voor de toepassing van kwaliteitscriteria op de websites opvolgen. In deze studie, zullen wij ons concentreren op de toepassingen van de telegeneeskunde en de telegezondheid thuis, zoals de telemonitoring of de telebewaking, die betrekking hebben op de bewaking van fysiologische parameters en die kunnen worden uitgevoerd in real time of achteraf indien de gegevens worden opgeslagen in het geheugen. De toepassingen van de telediagnose hebben betrekking op teleelektrocardiogrammen, teledermatologie of teleendoscopie, waarvoor een medisch onderzoek wordt uitgevoerd door of met de medewerking van een arts die zich elders bevindt.15 De telezorg thuis kan worden omschreven als «het gebruik van elektronische netwerken met het oog op de uitwisseling van informatie en gegevens tussen de woonplaats van de patiënt en de zorginstelling, waardoor het mogelijk is een medische diagnose te stellen, een behandeling voor te schrijven, een raadpleging te verstrekken of de gezondheid van de patiënt te bewaken.16»
335
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
De domotica is een hulp van technologische aard, ontwikkeld in een gebouw. De domotica is in zekere zin de toegepaste informatica op het vlak van de woning: «het gaat om de combinatie van woningbouw en spitstechnologie.17» Voor de gezonde personen laat de domotica een verbetering toe van het comfort of van de veiligheid. Voor de oudere of de persoon met een handicap kan het een middel zijn om zijn omgeving te controleren en zijn afhankelijkheid te verminderen. Zo kan hij met deze techniek op afstand toestellen bedienen, wat hem zonder de installatie onmogelijk zou zijn: lichten in- en uitschakelen, de hi-fi of video bedienen, de verwarming regelen, luiken openen en sluiten,… Volgens een document gepubliceerd door het «Centre Scientifique et Technique du Bâtiment» (CSTB-Frankrijk) van 19 mei 2000, is de domotica een factor van sociale integratie. Zij heeft een plaats in de veelvuldige transformaties van de woningen en in de organisatie van de diensten van het dagelijkse leven en van het levenskader van de persoon. De rol ervan blijft niet beperkt tot de bedieningsorganen of het bedienen van functies van op afstand. De domotica dient te worden beschouwd in het licht van de mogelijkheden die zij biedt: ❒ om de autonomie van de personen te verhogen; ❒ om hun vermogen om beslissingen te nemen te behouden, hun handicap te compenseren en hun afhankelijkheid van anderen te overwinnen; ❒ om hun integratie in het sociale leven te bevorderen door het verbeteren van hun vermogen om zich te verplaatsen en de mogelijkheid om anderen te ontmoeten te vergroten; ❒ om hen toe te laten beter hun omgeving te controleren, dat wil zeggen hun persoonlijke ontplooiing in de hand te werken. «De domotica wordt dan een factor tot wijziging van de betrekkingen van de bewoner met zijn fysieke, familiale en culturele omgeving. Dit gaat via een nauwe samenwerking tussen de verschillende specialisten uit de kringen van het ontwerp, de bouw en het beheer van de woning, de gezondheid en de medisch-sociale hulp en de industriëlen en fabrikanten van telematica, elektronische en domotica- systemen. 18»
C. Een belangrijk instrument om de inflatie van uitgaven voor gezondheidszorg in te dijken De toepassing van de telegeneeskunde heeft zich op natuurlijke wijze ontwikkeld in de landen waar de afstanden tussen de personen en hun verzorgers en tussen de verzorgers zelf, groot zijn. In Australië en Noorwegen bijvoorbeeld, zijn de afstanden zo groot dat een videoconferentiesysteem voor de vorming van de zorgverstrekkers toelaat talrijke uren en reiskosten te besparen,
336
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
sommen die bijgevolg besteed kunnen worden aan de core business, dat wil zeggen de patiënten. De ontwikkeling van de telegeneeskunde was er ook op gericht oplossingen te bieden voor de verzorging in bijzondere omstandigheden, zoals op cruiseschepen, waar een toepassing van de telegeneeskunde de verpleger aan boord kan helpen om een juiste diagnose te stellen en zo dure en overbodige evacuaties te vermijden. Geneeskunde per satelliet heeft de professoren van de universiteit van Praag eveneens toegelaten hun jonge collega’s van op afstand te helpen om met succes delicate operaties uit te voeren op oorlogschachtoffers in tenten in volle hitte nabij Basrah in Irak. Zij laat toe operaties in het kader van de volksgezondheid tegen lagere kosten uit te voeren in bepaalde moeilijk bereikbare eilandengroepen nabij Indië. De telegeneeskunde heeft zich ook ontwikkeld in technisch goed uitgeruste landen, waar een systeem van gezondheidszorg ontwikkeld diende te worden vanaf nul: dit is het geval van Maleisië. In dergelijke landen, waar alles nog moet worden georganiseerd, hebben de regeringen vanaf het begin productieve systemen kunnen ontwikkelen, gebaseerd op de beste beschikbare technologie. Wat is echter het belang van de telegeneeskunde in dichtbevolkte gebieden zoals Centraal-Europa en, meer in het bijzonder, in stedelijke gebieden, waar de behandelend arts doorgaans zijn praktijk heeft «achter de hoek»? Welnu, deze toepassingen blijken toch interessant te zijn, in de eerste plaats omdat de afstanden tussen personen soms groter zijn in de onverschilligheid van de steden dan in de Australische outback. In de tweede plaats omdat deze toepassingen toelaten het systeem zelf te hervormen in zijn geheel. De telegeneeskunde vervangt het bezoek aan de arts niet, maar zij laat toe volledig de manier te veranderen waarop de contacten met de arts en het zorgsysteem verlopen; zij laat een grondige reorganisatie toe, een kwaliteitsverhoging en een kostenverlaging. Wij zullen niet in detail terugkomen op de verhoging van de uitgaven voor gezondheidszorg in de ontwikkelde landen. Wij weten dat de demografische veroudering één van de hoofdoorzaken hiervan is, maar dat het erg moeilijk is de omvang ervan te voorzien. Het is bijgevolg verkieselijk nu reeds aangepaste maatregelen te nemen om de weerslag ervan te beperken. Het is noodzakelijk een betere preventie van de ziekten te organiseren via een pro-actiever gedrag van de personen wat hun gezondheid betreft. De systemen zelf zullen efficiënter moeten zijn dan het geval is op dit ogenblik. De telegezondheid en telegeneeskunde vormen een basiselement van deze twee pijlers van de hervorming. Het is op dit aspect dat we nader zullen ingaan.
337
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
C.1. De efficiency van de systemen verhogen via vernieuwende strategieën In een eerste fase herinnert de OESO eraan dat «de gezondheid essentieel is voor een duurzame ontwikkeling. De gezondheidssystemen vormen een belangrijk element van de sociale cohesie maar vormen in tal van OESO-landen ook de eerste dienstensector. De gevolgen ervan in termen van efficiency en billijkheid, de impact ervan op de financiële middelen van de overheid en hun vermogen om een antwoord te bieden op de uitdagingen van de medische vooruitgang, de veroudering en de steeds hogere eisen van de bevolking, vergen vernieuwende strategieën.19» «De burgers van alle OESO-landen wensen gezondheidsdiensten van goede kwaliteit die, mits een optimaal gebruik van de middelen, efficiënt en toegankelijk voor allen zijn. De regeringen worden geconfronteerd met de dubbele uitdaging dat zij de prestaties van de gezondheidsdiensten moeten verbeteren en het publiek bewijzen dat reële verbeteringen werden aangebracht.20» In tal van studies, rapporten en communiqués, dringt de OESO aan op de noodzaak om de gezondheidssystemen te hervormen om ze efficiënter te maken. «De efficiency verhogen is uiteindelijk misschien het enige middel om de verhoging van de vraag in de zorgsector te verzoenen met de mogelijkheden qua overheidsfinanciering. De internationale gegevens wijzen uit dat het mogelijk is de verhouding kosten–efficiency van de zorgsystemen te verbeteren. De gezondheidssector wordt doorgaans immers gekenmerkt door de onvolmaaktheden van de markt en een massale interventie van het publiek, twee factoren die aan de basis kunnen liggen van overdreven of slecht verdeelde uitgaven. Zulks kan leiden tot een verspilling van de middelen en gemiste kansen om de gezondheid te verbeteren. Met andere woorden, het is niet enkel door een kostenverlaging, maar ook door een wijziging van het uitgavepatroon dat men de efficiency zal kunnen verbeteren.21» Tot slot onderstreept de OESO in haar rapport22 van mei 2004 het doorslaggevende karakter van de technologieën voor de hervorming van de systemen: «Er wordt enorme druk uitgeoefend op de gezondheidssystemen voor een verbetering van de zorgkwaliteit, van de toegankelijkheid van de zorg en de resultaten ervan en opdat zulks op efficiënte wijze geschiedt. De toepassingen van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) op het vlak van de gezondheid bieden in dit opzicht grote mogelijkheden. Men kan bijvoorbeeld verwijzen naar de toepassingen die toelaten rechtstreeks de door de patiënten ontvangen zorg te verbeteren, zoals de medische dossiers op computer die de patiënten en de artsen rechtstreeks toegang geven tot belangrijke medische en gezondheidsgegevens alsmede tot inlichtingen over de diagnose en de aan gang zijnde behandelingen. Andere toepassingen die in dit opzicht nuttig zouden moeten zijn, zijn de websites over de gezondheid die zich richten tot de verbruikers, de elektronische uitwisseling tussen patiënten en zorgverstrekkers, opvolging van patiënten en thuiszorg, teleraadpleging, medische beeldvorming en klinische tussenkomsten.»
338
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
C.2. Het gedrag veranderen, de kwaliteit en de productiviteit verhogen. De telegeneeskunde en telegezondheid staan in het middelpunt van de kwantitatieve en kwalitatieve reorganisatie van de systemen. De technologieën en de verspreiding van informatie zullen de personen de mogelijkheid bieden zich op pro-actievere wijze bezig te houden met hun gezondheid, wat onder meer zal toelaten meer het accent te leggen op de preventie. Het rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques» onderstreept dat «het doel van de gezondheidssystemen er niet enkel in bestaat de levensduur te verlengen, maar te leven in betere gezondheid en met een betere levenskwaliteit. De perceptie dat de telegeneeskunde in deze context een doorslaggevende rol kan spelen begint pas door te dringen (…) De toepassingen van de telegeneeskunde zullen leiden tot gedragsveranderingen van zieke en gezonde personen en zullen eveneens een invloed hebben op het gedrag van de zorgverstrekkers.23» Deze verschillende technologieën hebben tot doel de levenskwaliteit van de verschillende partijen te verbeteren en beter te profiteren van de competenties van het medisch personeel. Daarbij wordt de efficiency van de prestaties verhoogd door de standaardisatie en de versnelling en vereenvoudiging van de medische en administratieve procedures. «De telegeneeskunde zal belangrijke wijzigingen meebrengen voor de patiënten en de andere zorgverstrekkers. In het bijzonder zullen de patiënten nog meer en met meer verantwoordelijkheid kunnen deelnemen aan beslissingen die hen aanbelangen, aangezien zij beter geïnformeerd zullen zijn dan vandaag, dankzij het gebruik, van Internet.24» Het actieplan eEurope 2005 van de Europese Commissie onderstreept dat «de numerieke technologieën substantiële voordelen bieden in het gezondheidsbeheer. Zij laten niet enkel toe de administratieve kosten te verlagen maar ook gezondheidsdiensten te verstrekken op afstand en medische informatie– en preventiediensten te leveren.» «De telegezondheid is een essentieel element aan het worden van het gezondheidsbeleid op regionaal, nationaal en Europees vlak. De meeste lidstaten hebben nu al telegezondheidsplannen uitgewerkt en een groot aantal plannen bepaalt dat meer dan 3% van het gezondheidsbudget zal worden besteed aan telegezondheidsinstrumenten en -toepassingen.25» De besluiten van het colloquium van het Franse Orde van Geneesheren van 1996 over de Telegeneeskunde26 vermelden dat , «de telegeneeskunde één van de opmerkelijkste toepassingen van de nieuwe informatietechnologieën blijkt te zijn, aangezien de weerklank ervan in de medische praktijk groter is dan wat normaal verwacht wordt bij de invoering van een nieuwe technologie. Zij tast de fundamenten zelf aan van het traditionele medische gebeuren en houdt in dat nieuwe regels moeten worden opgesteld overeenkomstig de medische plichtenleer. Met de telegeneeskunde, is de medische handeling geen beperkte aangelegenheid meer tussen twee personen, maar kan een beroep worden gedaan op bijkomende artsen die niet noodzakelijk in contact staan met de patiënt, zoals een consultant in de klassieke betekenis van de term. En
339
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
deze bijkomende artsen zullen nochtans deelnemen aan de diagnose en het bepalen van de therapie.»
C.3. Toelaten dat ouderen thuis blijven wonen. In het kader van ons onderwerp, is één van de grote voordelen van de telegezondheid natuurlijk dat ouderen langer thuis zullen kunnen blijven wonen. Het is trouwens om die reden dat wij dit onderwerp opnemen in deze studie: dankzij domoticatoepassingen op het gebied van telegeneeskunde en telegezondheid, zullen de ouderen van morgen langer thuis kunnen blijven wonen dan vandaag, en zodoende zullen zij minder kosten aan de sociale zekerheid. Het rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques» onderstreept het belang van de telegeneeskunde en van de telegezondheid als onderdeel van een beleid dat erop gericht is de ouderen langer thuis te laten wonen. «De telegeneeskunde zal overigens toelaten oudere personen langer thuis te laten wonen dan vandaag en dit, zonder dat hun veiligheid in het gedrang zal komen. Wanneer de oudere thuis valt, zal automatisch alarm worden gegeven bij één van zijn familieleden of bij bevoegde personen van een gezondheidscentrum. De verwachtingen van de telegeneeskunde en de mogelijkheden die de technologie biedt zijn talrijk. Over het algemeen wordt aangenomen dat de gezondheidssystemen van de verschillende landen binnen een periode van tien jaar grondige wijzigingen zullen ondergaan.» «Eén van de factoren die de invoering van de telegeneeskunde in Zwitserland rechtvaardigt, is de demografische ontwikkeling van de bevolking. De toeneming van de levensverwachting leidt tot een meer dan proportionele verhoging van de chronische ziekten, die aanzienlijke en regelmatige zorg en bewaking vergen. De toeneming van de frequentie van de medische raadplegingen die hieruit voortvloeit zal om financiële en logistieke redenen vermoedelijk niet meer kunnen worden verzekerd volgens de traditionele benadering.» «Er moet trouwens ook worden op gewezen dat niet enkel de patiënten, maar ook de zorgverstrekkers zelf ouder worden, zodat het tekort aan zorgpersoneel nog zal toenemen.» «In de toekomst zal men bovendien nog meer aandacht besteden aan de vroegtijdige detectie van ziektesymptomen, aan de regelmatige controle van de parameters die direct in verband staan met de gezondheidstoestand en aan de ambulante bewaking van patiënten. De aspecten die een belangrijke rol spelen zijn eerder de coördinatie en de hoeveelheid te leveren prestaties dan de factor afstand, aangezien de bevolkingsdichtheid in Zwitserland hoog is. Een gezondheidssysteem dat de patiënten een hoog niveau van verstrekte zorg waarborgt moet, om dit doel te bereiken, organisatorische maatregelen bevatten, gecombineerd met technische middelen, zoals die welke aangeboden worden door de telegeneeskunde.27» 340
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
C.4. Het gebrek aan verpleegsters verhelpen Wij hebben er al kunnen op wijzen dat de telegezondheid interessante perspectieven biedt voor het verbeteren van de levenskwaliteit van het medisch personeel in het algemeen, en van het verplegend personeel in het bijzonder. Wij hopen dat dit ertoe zal bijdragen de schaarste aan verpleegsters te verhelpen, want deze neemt op dit ogenblijk nog toe met de veroudering van het bestaande personeel. Deze schaarste zal weldra een kritieke drempel bereiken. Zo meldt het OESO-rapport28 van mei 2004: «Rekening houdend met de gevolgen van de ontevredenheid van de verpleegsters over hun arbeidsvoorwaarden in termen van ontmoediging, uitputting, arbeidsongevallen, absenteïsme en afvloeiingen, kan men ervan uitgaan dat een verbetering van deze arbeidsomstandigheden zou toelaten hun productiviteit te verbeteren. Men begint nu pas in te zien welke strategieën zouden toelaten een werkomgeving tot stand te brengen en te behouden die in staat is verpleegsters aan te trekken en te houden en hun productiviteit te maximaliseren.» Laten we hierop ingaan en erop wijzen dat een oplossing voor de ontmoediging van de verpleegsters niet enkel zal kunnen worden gevonden in een massaal gebruik van technologieën, maar in een aantal elementen die – globaal – hun levenskwaliteit zullen verbeteren.
In het kader van de opvang van ouderen, zal deze verbetering eerst en vooral gevonden worden in de filosofische en architecturale kwaliteit van de nieuwe projecten van rusthuizen. Tijdens een bezoek aan een nieuw project van rusthuis in het Noorden van Finland in januari 2004, vernamen wij dat, bij de aanwerving van de laatste twee verpleegsters, 100 kandidaten zich hadden voorgesteld, terwijl het land te kampen heeft met een schaarste aan verpleegsters! Het ging om een nieuw rusthuis, gebaseerd op een onthaal van de ouderen op residentiële 341
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
basis: de personen behouden een maximum aan autonomie en de traditionele rol van de verpleegsters is gewijzigd, in die zin dat zij een betere levenskwaliteit krijgen ingevolge de grondige wijziging van de zorgfilosofie.
D. De systemen van gezondheidszorg hervormen en optimaliseren met telegeneeskunde: twee voorbeelden Een systeem van gezondheidszorg hervormen, met zijn bijzondere historische ontwikkeling, zijn budgettair kader, zijn sociale verworvenheden en zijn delicaat politiek evenwicht, is sneller gezegd dan gedaan. Welk resultaat zou men krijgen indien men de «adviseurs» van de OESO zou vragen in één enkele keer het Belgische systeem te hervormen, een systeem dat zo complex en delicaat is met de verhoudingen Noord/Zuid? Een sociaal bloedbad? Een ononderbroken reeks van vijandige reacties van de verschillende private en publieke actoren? De bemoedigende - en zelfs spectaculaire - resultaten van bepaalde proefprojecten zouden de vooruitziende en moedige politici nochtans moeten motiveren om in ieders belang de noodzakelijke wijzigingen door te voeren. Het is duidelijk dat een dergelijke mutatie niet van de ene op de andere dag zal kunnen worden doorgevoerd via een enkele kaderwet, maar dat zulks jarenlang werk zal vergen via achtereenvolgende hervormingen in overleg met de sociale gesprekspartners. Indien de betrokken actoren bereid zijn om bepaalde gewoonten en zekerheden van het verleden op de helling te zetten en een aantal gedragingen, die beschouwd worden als zijnde aangeboren, te veranderen, dan zal het niet komen tot een ontmanteling van de sociale zekerheid, maar tot een versterking ervan ten bate van de toekomstige generaties. Beide onderstaande voorbeelden moeten worden beschouwd als voorbeelden onder vele andere, die als dusdanig niet overdraagbaar zijn naar België. Wat van belang is, is de ratio legis, de achterliggende bedoelingen en de bereikte resultaten: een intelligente gebruik van de technologie ten bate van alle actoren van het betrokken zorgsysteem.
D.1. De optimalisering van diensten: het project Aerotel en CardioVida in Portugal Aerotel29 is een Israëlisch bedrijf dat onder meer materieel en toepassingen ontwikkelt voor de diagnose van hartkwalen op afstand. Samen met de Portugese gezondheidscentra, voerde het bedrijf in 1998 een studie uit met het oog op de invoering van de dienst CardioVida. De resultaten van de studie werden voorgesteld op het Medetelcongres30 2004. De dienst CardioVida heeft tot doel om, met behulp van het materieel en de toepassingen van Aerotel, bewaking, onderzoek en elektrocardiogram-diensten aan te bieden aan de Portugese gezondheidscentra, en dit het ganse etmaal. 342
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
Voor de invoering van CardioVida, was de procedure voor het onthaal van personen die hartklachten hadden de volgende. Alle personen die zich aanboden met hartklachten in een gezondheidscentrum werden naar de urgentiedienst van het dichtst bij gelegen ziekenhuis gebracht op kosten van het centrum. Geen enkele arts wou de verantwoordelijkheid nemen om een diagnose te stellen waarvoor de centra onvoldoende waren uitgerust. Het vervoer van de patiënten geschiedde met een ziekenauto, die soms uren onderweg was, rekening houdend met de afstand tot de dichtst bij gelegen urgentiedienst, de staat van de weg of de weersomstandigheden. Eenmaal op de plaats van bestemming, diende de ziekenauto te wachten tot de patiënt de nodige testen en onderzoeken had ondergaan, waarna hij gebruikt werd om de patiënt terug te brengen naar huis of naar het gezondheidscentrum. Tijdens de hele duur van het vervoer rustte de verantwoordelijkheid voor de patiënt op het gezondheidscentrum. Het is pas wanneer de patiënt in observatie werd gehouden en dus in het ziekenhuis moest blijven, dat de bestuurder van de ziekenauto en het centrum ontheven waren van hun verantwoordelijkheid. Naast het feit dat de immobilisatie van de ziekenauto hoge kosten meebrengt, valt ook op dat de ziekenauto zodoende lange tijd niet beschikbaar is voor andere patiënten. Anderzijds bracht deze organisatie heel wat werk mee voor de urgentiediensten, werk dat vaak overbodig is gelet op het grote aantal valse alarmmeldingen. Deze aanzienlijke werklast verminderde onvermijdelijk de kwaliteit van de urgentiediensten. CardoVia en Aerotel hebben bijgevolg een systeem voor het nemen van elektrocardiogrammen en diagnose op afstand ingevoerd. Het elektrocardiogram wordt uitgevoerd in het gezondheidscentrum met de Aerotel Heartview P12/8, en vervolgens per telefoon doorgestuurd naar het bewakingscentrum van Cardiovida. De gegevens worden daar onderzocht door een cardioloog, die een diagnose stelt en deze informatie doorstuurt naar het gezondheidscentrum. Het project heeft toegelaten erg interessante statistieken op te stellen. Zo blijkt dat 70% van de personen met klachten over symptomen «die veelal gekoppeld zijn aan hartaandoeningen» afwijkende elektrocardiogrammen vertoonden, maar dat amper 2,1% van de personen die zich aanboden met hartklachten, dat wil zeggen 81 patiënten op 3875 van de studie, een verplaatsing naar een urgentiecentrum nodig had! Het – vrij eenvoudige – systeem dat ontwikkeld werd door Aerotel en CardioVida hervormt de manier waarop de Portugese maatschappij omgaat met dit soort klachten. Het ontlast voor 97,9% de urgentiediensten van dit soort van patiënten en, zonder deze toevloed aan valse alarmmeldingen, kunnen deze diensten zich nu wijden aan taken die echt hun aandacht vergen. Het verbetert de levenskwaliteit van de patiënten die geen uren meer hoeven door te brengen in de urgentiediensten in afwachting van een juiste diagnose over hun klachten. Het verbetert tevens de levenskwaliteit van de artsen en de zorgverstrekkers wier arbeidstempo, werkdruk en stress vermindert. Tevens worden de ziekenwagens bevrijd van een taak die hen soms belette klaar te staan voor dringender gevallen . En last but not least, het vermindert de kosten van de zorgdienst voor de maatschappij.
343
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
Laten we een bijzonder laag bedrag van 500 euro rekenen als gemiddelde kostprijs voor een valse alarmmelding met vervoer per ziekenwagen en wachttijd van het voertuig, lonen van de artsen en van het personeel van de urgentiediensten, administratieve kosten enz. Alleen al over een periode van 2,5 weken, de duur van het project, beloopt de besparing voor de sociale zekerheid 1.900.000 euro! Waarvan vanzelfsprekend de in vergelijking lage kosten van het systeem moeten worden afgetrokken. De positieve resultaten van de Aerotel en CardoVida-proef in Portugal zijn bijgevolg niet te danken aan het feit dat de telegeneeskunde toeliet de afstanden te verminderen, maar aan het feit dat zij een betere werking toeliet – dat is het minst wat men kan zeggen – van een systeem dat werkte, maar slecht en tegen een zeer hoge prijs voor de gemeenschap.31 De resultaten die verkregen werden met de Aerotel–proef worden bevestigd door een Ierse studie32. In 2001 hebben Ierse onderzoekers immers ontdekt dat het gebruik van de telegeneeskunde en van de diagnose op afstand toeliet het aantal personen dat zich naar een ziekenhuis moet begeven om een specialist te raadplegen aanzienlijk te verminderen. Wat in Ierland leidde tot een drastische inkrimping van de wachtlijsten en dus tot een verbetering van de kwaliteit van de diensten. De artsen bestudeerden het geval van 100 patiënten van de afdeling reumatologie en stelden vast dat de diagnose opgesteld met videoconferentie, voor 97% juist was. De specialisten stelden vast dat amper 6% van de onderzochte patiënten zich naar het ziekenhuis dienden te begeven voor raadpleging van een specialist of bijkomende onderzoeken. Deze cijfers stemmen tot nadenken, al kan een dergelijke fenomenale vooruitgang niet verwezenlijkt worden op alle domeinen van de gezondheidszorg.
D.2. De globale hervorming van het zorgsysteem: het gebruik van de telegeneeskunde en telegezondheid in het Amerikaanse leger Deze hervorming werd met enige pathos voorgesteld door Kolonel Ron Poropatich, adviseur telegeneeskunde van de surgeon general van het leger, op de Conferentie over Telegeneeskunde te Tromsø TTC2003, op 14-17 september 2003. Het systeem van gezondheidszorg van het Amerikaanse leger verschilt van het burgerlijke systeem. Dankzij de strikte hiërarchie in de bevelvoering, heeft het Amerikaanse leger snel werk kunnen maken van een globale optimalisering van het systeem, die ertoe bestemd is de kosten te verlagen, de efficiency te verhogen en de behandeling en de levenskwaliteit van de patiënt te verbeteren. Zo kwam het Departement van Defensie vanzelfsprekend terecht bij de telegeneeskunde. De hervorming startte met de aankoop van materieel. In 1990 stelde het opperbevel van de US Army en van de US Air Force een programma op voor de aankoop van materieel voor numerieke medische
344
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
diagnose, een project dat in 1993 de aanzet vormde tot het programma van telegeneeskunde van het Amerikaanse leger. Het doel bestond erin het beste van de legergeneeskunde te brengen tot op het front. De doelstellingen die het opperbevel oplegde in verband met de programma’s van telegeneeskunde waren ambitieus: het aantal gesneuvelden op het slagveld verminderen met 10%, het aantal slachtoffers met 25% en de behoeften inzake personeel voor de evacuatie met 33%.33 Hiertoe heeft het toenmalige Centrum voor research in telegeneeskunde van het leger (MATMO) een hele reeks draagbare toestellen voor medische beeldvorming en videoconferentie via satelliet ontwikkeld of laten ontwikkelen. Zo werden tal van toepassingen ontworpen: Medi-tag (armband of medaillon met het medische dossier van de soldaat die het draagt), teletandheelkunde, numerieke afdrukken, numeriek veldhospitaal. MATMO werd nadien TATCR (Telemedicine and Advanced Technology Research Center), dat verder opzoekings- en ontwikkelingswerk doet over technologieën die toelaten overal op eender welk moment en tegen de laagste kosten gezondheidszorg te verschaffen. Na de aankoop van het materieel, de ontwikkeling van de eigenlijke telegeneeskunde-toepassingen en de verbetering van de verzorging van de slachtoffers van het terrein tot de ziekenhuiskamer of de woonplaats in de Verenigde Staten, maakte het Amerikaanse leger werk van de invoering van een innoverend gezondheidssysteem, waarvan het zenuwcentrum ondergebracht is op de TRICARE-servers. De TRICARE-servers groeperen alle nodige inlichtingen over het gezondheidssysteem van het land- en luchtleger en de marine. Deze inlichtingen zijn toegankelijk op het Internet op de portaalsite http://www.tricare.osd.mil/. TRICARE heeft tot doel: ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
de toegang tot de zorgdiensten voor de begunstigden verbeteren; een snellere en gemakkelijkere toegang verschaffen aan de burgerlijke zorgdiensten; een efficiëntere manier van zorgverstrekking bieden; betere diensten bieden, onder meer inzake preventie; de mogelijkheid bieden zijn gezondheidszorg te kiezen; de kostenstijging onder controle houden.
Via deze portaalsite kunnen de patiënten: ❒ hun persoonlijk gezondheidsbulletin raadplegen; ❒ kwaliteitsinformatie betreffende de gezondheid raadplegen; ❒ on line afspraken maken; ❒ hun medische voorschriften on line hernieuwen;
345
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
❒ beschikken over een gepersonaliseerde toegang tot de site; ❒ on line klachten indienen en hun behandeling volgen, het statuut ervan kennen; ❒ emails versturen naar de zorgverstrekkers. De zorgsverstrekkers van hun kant kunnen: ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
on line toegang hebben tot klachten en deze beantwoorden; een email naar een patiënt sturen; de toegang tot de informatie van een patiënt optimaliseren; de nodige vergunningen geven; toegang hebben tot de documentatie en informatie van de teleboekhandel; aan beveiligde communicatie tussen zorgverstrekkers doen.
De beheerders beschikken over instrumenten om beslissingen te nemen over informatiebronnen on line, instrumenten voor het beheer van de know-how en de mogelijkheid voor aankopen on line. Tijdens zijn uiteenzetting bevestigde Kolonel Poropatich dat de revolutie van de gezondheidsdiensten on line, ingezet om in te spelen op de behoeften van de gebruikers, een realiteit werd. «De telegezondheid biedt een uitzonderlijke kans om de diensten en de patiëntbevrediging te verbeteren, en tevens de uitgaven voor de gezondheid te verminderen. De telegezondheid is de hoofdstroming geworden in de Verenigde Staten. Zij biedt een zeer snelle return on investment (ROI) met een break even in minder dan twee jaar. Om succes te hebben, moet de invoering van een telegezondheidssysteem het voorwerp uitmaken van een strategische planning en een doorgedreven standaardisatie van materieel en software.» In haar rapport34 van mei 2004 bestempelt de OESO trouwens de efficiency-verbetering die werd tot stand gebracht door de Veterans Health Administration (VHA) in de Verenigde Staten als beste praktijk. Deze hervorming «toont aan hoe men met succes een systeem van volksgezondheid kan reorganiseren.» De VHA, die werd opgericht om medische zorg en revalidatie te financieren en te leveren aan gehandicapte oorlogsveteranen, werd in het begin van de jaren 90 geconfronteerd met tal van rapporten waarin beheersfouten en een slechte werking werden aangeklaagd, wat het imago van de dienst bij het publiek aantastte, en met een concurrentie van de privé-sector. Deze crisis leidde tot een belangrijke herstructurering met, vanaf midden van de jaren 90, de invoering van universele primaire zorg en van een netwerk van geïntegreerde diensten met binnen éénzelfde eenheid alle VHA-dienstpresteerders van een bepaald gewest. Deze vernieuwingen werden aangevuld met een programma voor het meten en beheren van de prestaties, investeringen in informatietechnologie en de invoering van klinische richtlijnen, en hebben toegelaten de kwaliteit van de zorg merkelijk te verbeteren. In 4 jaar tijd verminderde het sterftecijfer in chirurgie met 9% en het percentage conformiteit met de preventienormen steeg van 34 tot 81%. Terzelfder tijd verminderden de kosten per patiënt met 25% in 5 jaar tijd, «wat aantoont dat kostenverlaging en kwaliteitsverbetering samen kunnen gaan.»
346
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
E. Telegezondheid, telegeneeskunde en telezorg aan huis De telegezondheidstechnologieën toegepast op de domotica gaan uit van de gedachte dat personen er de voorkeur aan geven thuis verzorgd te worden eerder dan in een ziekenhuis, een revalidatiecentrum of een rusthuis, en dat de nieuwe technologieën een dergelijke begeleiding vandaag mogelijk maken, daar waar dit enkele jaren geleden nog totaal ondenkbaar was. Een verblijf thuis, zelfs met therapeutische begeleiding of bewakingssysteem, is bovendien heel wat goedkoper dan een verblijf in een ziekenhuis. Een medische bewaking thuis is bijzonder geschikt voor ouderen, wier eerste wens het is zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. De systemen van telegeneeskunde en telezorg aan huis zullen hun zelfstandigheid, hun onafhankelijkheid en hun globale levenskwaliteit in hun woning verhogen. Hun woning wordt het zenuwcentrum voor de bewaking van hun gezondheid, voor de preventie van ziekten of pro-actieve geneeskunde, via de installatie van betaalbare technologische hulp. Als zij flauwvallen, zal de technologie de dichtst bij gelegen urgentiecentrale waarschuwen die vooraf de toelating zal hebben verkregen om de woning van de betrokkene onder bepaalde voorwaarden te betreden. Indien de persoon zijn dagelijkse activiteit vermindert of stopzet, zal het computersysteem beslissen om te reageren en een contactpersoon te verwittigen. De persoon zelf zal haast permanent in contact kunnen blijven met zijn naasten of zijn zorgverstrekkers via eenvoudige interfaces aangesloten met het Internet via breedband. De familieleden kunnen er gerust in zijn dat hun familielid thuis in alle veiligheid leeft, zonder dat zij ertoe verplicht zijn hem te «plaatsen» in een rusthuis. In bepaalde Scandinavische landen is de mogelijkheid om thuis dezelfde zorg te kunnen krijgen als in een ziekenhuis een door de wet erkend recht. Telezorg verbetert eveneens de productiviteit35 en de levenskwaliteit van het personeel dat thuiszorg verstrekt, waarbij dient opgemerkt te worden dat het persoonlijke contact tussen dit personeel en de ouderen toch prioritair blijft. De technologie zal in geen geval het menselijke contact en de bekwaamheid van de zorgverstrekkers vervangen, maar zij zal wel de werk- en communicatiewijze veranderen. De Franse Orde van Geneesheren onderstreept terecht dat «de telegeneeskunde enkel een communicatie-instrument is dat de ontoereikendheid of de onaangepastheid van het personeel, de ontvolking of de gebrekkige organisatie van de zorgstructuren niet kan ondervangen. Zij mag in geen geval de kwaliteit van de relatie patiënt/arts veranderen, want anders dreigt de behandeling van de patiënt een selectie te worden, gebaseerd op diagnosetechnieken en therapeutische technieken ten koste van de klinische ervaring, wat onbetwistbaar zou leiden tot een aftakeling van de kwaliteit van de geneeskunde. Zij vormt daarentegen wel een onbetwistbare verbetering van het comfort van de medische praktijk wanneer er sprake is van een afstand tussen arts en patiënt, of het nu gaat om een geografisch isolement dan wel om een isolement te wijten aan de voorwaarden inzake uitoefening van de geneeskunde.36» Anderzijds zullen deze technieken de globale facturen ten laste van de sociale zekerheid doen dalen, aangezien de noodzaak aan ziekenhuisopname of 347
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
opname in een instelling – die in vele gevallen nochtans onvermijdelijk zal blijven – sterk zal teruglopen. Telezorg zou eveneens medische crisissen of sanitaire catastrofes kunnen voorkomen, zoals die welke zich in Frankrijk heeft voorgedaan tijdens de zomer 2003. Op dit ogenblik raadplegen mensen niet snel genoeg een arts wanneer zij zich onwel voelen, en indien nagelaten wordt de ziekte van in het begin te behandelen, kan de gezondheidstoestand snel verslechteren, wat vaak aanleiding geeft tot een opname in een urgentiedienst, gevolgd door een lange hospitalisatie, met als gevolg aanzienlijke uitgaven voor de sociale zekerheid. In de Verenigde Staten vertegenwoordigt 3% van de patiënten37, die wier toestand wordt beschouwd als het ernstigst, 40% van de totale gezondheidsuitgaven! Een artikel38 gepubliceerd in Telemedecine Journal and eHealth van de lente 2004 suggereert dat «de toepassingen van de telegeneeskunde en telegezondheid gebruikt zouden moeten worden voor de reorganisatie van de thuiszorg in het kader van het zorgcontinuüm en van de doelstellingen van de bestaande volksgezondheidsprogramma’s.» Een rapport van de universiteit van Rijsel39 legt uit waarom de kosten van gezondheidszorg zullen afnemen dank zij de toepassingen van de telegezondheid aan huis. «Het economische rendement van de behandeling is des te beter wanneer een aanzienlijk deel van het bewakingswerk kan worden overgedragen van de professionele zorgverstrekker naar de patiënt, wanneer de bewakingsdaden of de therapeutische wijzigingen frequent zijn en wanneer de uitvoering van deze handelingen eenvoudig is. Door aldus de verplaatsingen van de zorgverstrekker te verminderen en door diens tijd te besteden aan de behandeling van de ingezamelde computerinformatie, stijgt zijn toegevoegde waarde per uur. De kosten per handeling, dat wil zeggen per patiënt die medisch wordt behandeld, worden verminderd en dit bij gelijke kwaliteit van de prestatie. De sociale kwaliteit van de behandeling daarentegen wordt gewijzigd door het feit dat de tijd die de verzorger (thuis of in teleassistentie) besteedt, globaal genomen vermindert. De medische behandeling van chronische pathologieën, die weinig evolutief zijn en aanleiding geven tot herhaaldelijke medische ingrepen met een geringe toegevoegde waarde per handeling, moet vermoedelijk eerst in de hand worden gewerkt voor de telegeneeskunde in de stad en de buurtgeneeskunde.» Aangezien het om een globale hervorming gaat in een bijzonder complexe sector die doorgaans een lokale bevoegdheid is, is het erg moeilijk de financiële voordelen voor de maatschappij te berekenen. Het gaat om een vraag die vaak rijst op congressen over telegeneeskunde, waarop de experts nog geen afdoend antwoord gaven. «De telegeneeskunde zal, zoals de telematica,
348
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
zeker een verbetering van de werkomstandigheden van de artsen opleveren. Zij heeft echter een kostprijs, en vooraleer een nieuwe technologie in te voeren, dient te worden nagegaan of zij winst oplevert in termen van gezondheid, en dient dit te worden becijferd.40» Volgens de grootste optimisten kan een break even worden bereikt na twee jaar en zal de telegezondheid over tien jaar gemeengoed zijn.41
E.1. Intelligente huizen Globaal genomen omschrijft de literatuur intelligente huizen of «smart homes» als woningen die gebruik maken van de micro-elektronica en de telecommunicatie om de taken van het dagelijkse leven te vergemakkelijken. Het gaat om woningen die uitgerust zijn met domoticatoepassingen die een ruim gamma van functies dekken, vanaf de vrij eenvoudige aanwending van receptoren en bedieningssystemen tot de meest futuristische geautomatiseerde woningen. In de meest geëvolueerde vorm, is een intelligent huis een plaats waar een groot aantal functies die voornamelijk gebruikt worden door de bewoners, geautomatiseerd is. In feite kan het «intelligentiepeil» sterk schommelen, vanaf een sterke automatisatiegraad tot meer elementaire functies zoals rookdetectoren en de bediening van brandblussers, regeling van de centrale verwarming door thermostaten en alarmsystemen. Tevens kunnen dergelijke systemen de bewoners bijkomende middelen verschaffen om de omgeving van hun woning te controleren (bijvoorbeeld, openen en sluiten van luiken vanaf een centraal bedieningspaneel). Een groot aantal van deze toepassingen heeft de afgelopen jaren niet het verhoopte succes gehad. Dit is onder meer te wijten aan het feit dat sommigen van mening zijn dat dergelijke voorzieningen eerder een luxegadget zijn dan iets dat integraal deel uitmaakt van het duurzame ontwerp van gebouwen, zoals een goede warmte-isolatie. Op voorwaarde dat de prijs ervan blijft dalen, bieden deze toepassingen tegenwoordig interessante perspectieven voor personen met een handicap en/of ouderen. In dit verband zouden intelligente huizen erg nuttig kunnen zijn door de dagelijkse ondersteuning die zij te bieden wanneer handicaps of ouderdomskwalen bepaalde taken bemoeilijken of wanneer de veiligheid of de gezondheid doorslaggevende problemen worden. In zijn Europese studie «De belofte van de informatiemaatschappij – de bijdrage tot de zelfstandigheid thuis en in de maatschappij», onderstreept het Finse Onderzoekscentrum Stakes42 terecht dat «Intelligente huizen niet noodzakelijk behoren tot de «wereld van morgen»; de huidige huizen kunnen doorgaans omgevormd worden tot «intelligent» ontwerp, met behulp van een lichte aanpassing van de structuren, indien in de studie rekening werd gehouden met de evolutie van de behoeften van de bewoners tijdens hun leven.» Eén van de voorafgaande voorwaarden voor het gebruik van toepassingen uit de telegeneeskunde of de telezorg aan huis is de aanwezigheid van een goede communicatie-infrastructuur tussen de woning, de zorgverstrekkers en de andere partijen (artsen, verplegers, alarmcentrales, familieleden, enz.). Ter zake bijt België zo goed als de spits af met de quasi veralgemening van de
349
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
kabeltechnologieën en ADSL. In een nabije toekomst, zullen de technologieën ADSL2, VDSL of de erg dure optische vezelvermoedelijk het communicatiepotentieel nog verhogen en onder meer de videoconferentie van hoge kwaliteit toelaten. De telegeneeskunde en de telezorg zullen vervolgens enkel toegepast worden wanneer de permanente aanwezigheid van verzorgend personeel en/of van specifiek en kritisch medisch materieel verreist is. Zo bestaan er bijvoorbeeld poliklinische ziekten van lange duur die uitstekend kunnen gecontroleerd worden van op afstand: astma, cardiovasculaire ziekten, diabetes of verhoogde bloeddruk. Anderzijds kunnen ook de voeding en de inname van geneesmiddelen bewaakt en geautomatiseerd worden (geluids– en lichtsignalen, enz.). Een artikel in «Telemedecine Journal and eHealth» van de lente 200443 vermeldt dat «de toepassingen van de telegeneeskunde en de telegezondheid de bewaking en het beheer van de volgende ziekten kunnen toelaten: cardiovasculaire ziekten, longziekten, oncologische ziekten, diabetes, verwondingen, astma en angsten.» Wij zullen ons hier beperken tot drie voorbeelden44 in verband met de bewaking van hartkwalen die kaderen in de visie van «intelligente woningen van de toekomst» ontwikkeld door David Tennenhouse, directeur research bij Intel. Het laatste voorbeeld heeft betrekking op de onderzoeksactiviteiten van de Europese Unie op het vlak van telegezondheid thuis.
E.1.1. De bewaking van hartkwalen In de meeste ontwikkelde landen nemen cardiovasculaire ziekten een doorslaggevende plaats in in het sterftecijfer en het aantal ziektegevallen. In Frankrijk vormen zij bijvoorbeeld de eerste oorzaak van overlijden (meer dan 170.000 per jaar), de derde reden voor ziekenhuisopname (10% van het ziekenhuisverblijf voor zorg van korte duur) en de eerste reden voor ziekenhuisopname voor lange duur (255.000 opnamen per jaar).45 500.000 Fransen lijden aan hartinsufficiëntie.46 De aanzienlijke toename van de prevalentie van hartinsufficiëntie (zij verdubbelt elk jaar na de leeftijd van 45 jaar) is grotendeels te wijten aan de veroudering van de bevolking en eveneens aan de toename van de levensverwachting dank zij de vooruitgang die verwezenlijkt werd inzake behandeling van bepaalde oorzaken ervan (hoge bloeddruk, infarct van de hartspier). De kosten van hartinsufficiëntie vertegenwoordigen 1 à 2% van het gezondheidsbudget, grotendeels voor de ziekenhuisopname van 65-plussers.47 In principe zouden de gezondheidsuitgaven voor problemen van hartinsufficiëntie bijgevolg aanzienlijk moeten toenemen ten gevolge van de veroudering van de bevolking. Door een sensibilisering van de bevolking voor deze problemen en door preventieprogramma’s is (zal) het mogelijk (zijn) deze uitgaven aanzienlijk te drukken. Een systeem of een technologie die zou toelaten de kosten voor opname aanzienlijk te verminderen zou overigens – als het systeem veralgemeend
350
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
wordt – een gunstige invloed hebben op de sociale zekerheidsuitgaven. Het onderzoek van de universiteiten en van de industrie heeft zich dan ook toegespitst op deze problemen en heeft toepassingen ontwikkeld, voornamelijk van tweeërlei aard: ❒ het optimaliseren van de ziekenhuisopname wanneer de persoon klaagt over hartstoornissen (zie hoger, het systeem Aerotel en CardoVida); ❒ de patiënt thuis bewaken en revalideren, eerder dan in het ziekenhuis. In het geval van een eenvoudige bewaking of een hospitalisatie thuis, gaat het erom in de woning van de patiënt apparatuur te plaatsen voor het versturen van elektrocardiogrammen (normaal per telefoonlijn) met de pathologische kenmerken hiervan naar een controlecentrum dat sneller alarm kan slaan dan mogelijk is met een klassieke oproep om hulp.48 Het doel ervan bestaat erin van op afstand een diagnose te kunnen stellen en de patiënten te bewaken door gebruik te maken van de meest gevorderde communicatie– en informatietechnologie tegen een aanvaardbare prijs. «Deze technologie kadert dus perfect in de optiek van de zorgverstrekkers die kwaliteit en continuïteit van de zorg moeten verzoenen met de steeds hogere behandelingskosten, en daarbij oog moeten hebben voor een vermindering van het gezondheidsbudget.49»
E.1.2. Pro-actieve informatica en de impact hiervan op de diensten aan ouderen, de visie op de toekomst van David Tennenhouse, vice-voorzitter van Intel en directeur research Zoals we al schreven in de inleiding, besteedt Intel een deel van zijn budget aan opzoekingswerk in verband met technologieën bestemd voor het verbeteren van de zorgkwaliteit van bejaarden en aan de vermindering van de kosten hiervan. Deze belangstelling is vrij recent (het opzoekingproject werd gelanceerd in april 2002) en betreft meer in het bijzonder de personen die lijden aan de ziekte van Alzheimer. De computerreus heeft zich onder meer aangesloten bij de Alzheimer’s Association in de schoot van een consortium, Everyday Technologies for Alzheimer Care (ETAC) genaamd, en is bezig met de bouw van een «intelligente» woning die de zieke personen thuis kan laten wonen. Volgens Bill Thies, vice-voorzitter van de medische en wetenschappelijke aangelegenheden voor de Alzheimer's Association, «zijn wij in een nieuw tijdperk getreden voor de medische toepassingen aan huis, niet enkel voor de personen die getroffen zijn door de ziekte van Alzheimer, maar eveneens voor de personen die lijden aan één van de talrijke ouderdomskwalen. We zijn zo enthousiast over dit proefproject over de ziekte van Alzheimer, dat wij het wensen te gebruiken als voorbeeld voor de behandeling van ouderdomsziekten.50» Nog steeds volgens Bill Thies, zal 1 Amerikaan op 3 gepensioneerd zijn
351
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
voor de helft van deze eeuw. In de 21 eeuw zal de sterkst groeiende bevolkingsgroep, te weten de 80-plussers, niet meer kunnen worden opgevangen door de bestaande gespecialiseerde zorgcentra en «zal deze bevolkingsgroep het ziekteverzekeringssysteem ruïneren indien niets wordt ondernomen.» Volgens Intel en de Alzheimer's Association, bestaat de oplossing erin thuiszorg te organiseren met behulp van technologieën die de dagelijkse activiteiten van de ouderen controleren en assistentie bieden bij het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten «terwijl deze activiteiten en de gezondheidstoestand van de ouderen worden bijgehouden om de zorgdiensten toe te laten, deze van op afstand te volgen.» «Wij hebben zopas een studie uitgevoerd over de dagelijkse activiteiten thuis van 50 Alzheimerpatiënten. Deze studie heeft ons de mogelijkheid geboden een groot aantal technologieën voor de verzorging van deze zieken te ontwerpen. Onze opzoekingen tonen aan dat de ouderen vaak voldoende hebben aan een beperkte assistentie in het begin. Het volstaat hen te herinneren aan de etappes die nodig zijn om de dagelijkse taken uit te voeren, zoals bijvoorbeeld een kop thee klaarmaken. Wij wensen toestellen te ontwerpen die de effecten van het geheugenverlies verzachten, een beetje zoals een bril die het zicht van een oudere verbetert of een oorapparaat dat toelaat beter te horen», aldus Eric Dishman, directeur van het onderzoeksproject over pro-actieve gezondheid van Intel. Het ETAC-consortium heeft zijn werkzaamheden voor het opsporen van nieuwe zorgmodellen voor Alzheimerpatiënten aangevat met een startkapitaal van 1 miljoen dollars. Deze modellen zullen gebaseerd zijn op computer- en communicatietechnologie. Het ETAC-consortium wenst, naast Intel, ook voorstellen te aanvaarden, van andere onderzoeksgroepen, die wensen deel te nemen aan het project. «Wij vergelijken onze inspanningen met het Manhattan Project. Wij wensen personen van verschillende sectoren samen te brengen en een consortium op te richten met het doel oplossingen te vinden voor de problemen die de ziekte van Alzheimer stelt», onderstreept Zaven Khachaturian, wetenschappelijk adviseur van de Alzheimer's Association. De speerpunt van het onderzoek van Intel is het ontwerp van bio-receptoren die geïnstalleerd worden in de woning en die een pro-actief beheer zullen toelaten via de ontwikkeling van een informatica van dezelfde soort. Intel beschouwt deze nieuwe pro-actieve computertechnologieën als «disruptive», dat wil zeggen als revolutionair, zo vernieuwend dat de wereld niet meer dezelfde zal zijn zodra deze technologie toegepast wordt. De disruptieve vernieuwingen zullen het bestaande model volledig overhoophalen. In de netwerkwereld van de toekomst zullen wij omringd zijn door onderling verbonden computers die de mogelijkheid hebben onze dagelijkse behoeften en keuzen aan te voelen en erop te anticiperen. In het eerste CAST-rapport51 van 2003, waarvan Eric Dishman het voorzitterschap waarnam, beschrijft David Tennenhouse, directeur research van het bedrijf, zijn visie op de toekomst – een soort technologische big brother – die meer bestemd is voor het actieve leven van de 55-plusser dan voor dat van de 85-plussers die lijden aan de ziekte van Alzheimer. Wij geven deze visie bij
352
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
wijze van voorbeeld, wat ons behulpzaam kan zijn bij een debat wanneer onze beurt zal gekomen zijn om deze technologieën toe te passen. Het is zes uur ‘s ochtends op 12 juni 2012. Het alarmsignaal van de wekker gaat af en stuurt terzelfder tijd een signaal waardoor de douche begint te lopen en het koffiezetapparaat in de keuken aangezet wordt. Terwijl u in de douche stapt leest u op de spiegel de weerverwachtingen en de koersen van uw aandelen op de beurs. U vraagt u af wat de verkeerssituatie is en wat de uiteindelijke resultaten zijn van de lokale verkiezingen de dag voordien. De gevraagde inlichtingen worden ogenblikkelijk doorgegeven via het audio-systeem van de woning. Uw weegschaal verklapt u dat u anderhalve kilo aangekomen bent sinds vorige week. Die alarmerende informatie wordt meteen doorgegeven aan uw rollend tapijt in het salon, dat automatisch uw wekelijks trainingsprogramma en het aantal vetstoffen dat u moet kwijtraken aanpast. Het automatisch systeem voor de opstelling van uw menu’s wordt navenant aangepast en vermindert het aantal calorieën. Een receptor in uw tandenborstel onderzoekt uw speeksel en identificeert alle vitaminen en mineralen of ontbrekende enzymen, samen met het suikergehalte in uw bloed. De aanbevolen dosis vitaminen en geneesmiddelen verschijnt op uw spiegel in de badkamer. Nadat u aangekleed bent begeeft u zich naar de keuken om uw ontbijt te nemen. Op de tafel ligt een blad waarop een aangepast menu rijkt dat u, indien u zich eraan houdt, zou moeten toelaten uw overgewicht kwijt te raken. Wanneer u het huis verlaat, wordt de huisthermostaat automatisch aangepast om energie te besparen. Het alarmsysteem wordt ingeschakeld wanneer u buiten gaat. Eenmaal dat u in de auto zit, leest u uw e-mails en luistert u naar uw voice-mail waarna u de berichten beantwoordt via uw draagbare telefoon of uw radio die uitgerust is met een systeem van stemherkenning. Het verkeer verloopt trager dan gewoonlijk. De autocomputer ontvangt een bericht over een ongeval op uw weg en herprogrammeert uw reisroute. U komt te vroeg aan op uw afspraak. Op zijn Internet-site ontwikkelt Intel nog «disruptievere» ideeën dan die welke ontwikkeld werden door zijn directeur research. Ziehier een voorbeeld52 overgenomen uit de pagina «de mogelijkheden van de draadloze receptoren.» Harriet woont alleen in een rustig huis. Zij heeft haar echtgenoot verloren en op 82 jaar leeftijd voelt zij zich vaak alleen en depressief. Zij voelt niet de behoefte om haar fysieke conditie op peil te houden, en nog minder om sociale contacten te hebben. Haar maaltijden zijn weinig verzorgd en gevarieerd. Zij heeft geen zin om buiten te komen voor restaurantbezoek en heeft weinig zin om veel tijd door te brengen in de keuken om maaltijden klaar te maken. Als gevolg daarvan gaat de gezondheidstoestand van Harriet stilaan achteruit. De combinatie van deze verschillende factoren – gebrek aan activiteit en slechte voeding – is erg verspreid onder de oudere bevolking, maar
353
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
informatietechnologieën zouden kunnen toelaten een opname in een instelling of erger te voorkomen. Beelden we ons in dat een minuscule receptor ingebouwd is in één van de schoenen van Harriet en een andere in de kapstok waaraan zij haar regenjas hangt. Indien deze twee receptoren de bedoeling van Harriet registreren om naar de deur te gaan en buiten te gaan, zouden zij gebruik maken van een draadloos netwerk om Sonya aan de overkant van de straat en Roland op de hoek van de straat mee te delen dat Harriet zich klaarmaakt om een ochtendwandeling te maken. Sonya krijgt de informatie op haar TV-scherm en Roland hoort in zijn telefoon: « Roep Harriet nu indien je een kleine wandeling en wat oefeningen wenst te maken. » Later op de dag verneemt Harriet dat de deuren openstaan in de keuken van haar buurtvrouw Ruth. Harriet reageert op een geluidssignaal dat meldt dat zij vandaag nog niet gegeten heeft, en belt naar Ruth om haar voor te stellen samen een maaltijd te bereiden. De twee buurvrouwen beëindigen de avond met een gezamenlijke maaltijd, activiteiten en een gesprek. Intel wijst erop dat dergelijke voorbeelden overdreven kunnen lijken, en zelfs tot het domein van de science fiction behoren, maar dat zij in feite dichter bij ons zijn dan wij wel geloven. «De sleutel tot dit soort technologieën ligt in het netwerk van draadloze receptoren, een nieuw technologisch model waarin biologische gegevens en gedragingen worden ingezameld en onderzocht, om te worden gebruikt door pro-actieve computertoepassingen op maat.»
E.1.3. Europese Unie Sinds een tiental jaren lanceert de Europese Unie onderzoeksprojecten, onder meer via het programma IST.53 Ziehier enkele voorbeelden hiervan, die aantonen dat thuishulp via telezorg een centrale plaats inneemt in de onderzoeksprogramma’s van de Europese organisatie.
E.1.3.1. METROPOLIS – telecommunicatiediensten voor toegevoegde waarde in de gezondheidszorg: strategieën voor de invoering van telematicasystemen in grootstedelijke gebieden met het doel de prestaties van de gezondheidszorg te verbeteren De studie onderzocht het gebrek aan coördinatie tussen de sociale diensten en de diensten voor gezondheidszorg, de stijgende vraag naar diensten bij 65-plussers, de onvoldoende controle op
354
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
risicogroepen van de bevolking en het gebrek aan efficiënte coördinatie tussen primaire en secundaire zorg. De invoering van systemen van telegeneeskunde zou toelaten problemen in dit verband grotendeels op te lossen. De auteurs van de studie hebben onder meer aanbevolen de telematicasystemen voor thuishulp te versterken. Deze systemen voor teleassistentie thuis zouden een ruim gamma aan diensten kunnen bieden waardoor de gebruiker of de patiënt langer in zijn natuurlijke omgeving kan blijven: alarmsystemen in dringende gevallen (telealarm), revalidatie thuis, sociale hulp (teleassistentie het ganse etmaal), enz. Deze toepassingen zouden de kwaliteit van de dienst kunnen verhogen door het verbeteren van de levenskwaliteit van de gebruikers en het verminderen van de kosten van de traditionele diensten.
E.1.3.2. SAFE 21 – Sociale alarmsystemen voor het Europa van de XXIste eeuw Het gaat om een project dat tot een goed einde werd gebracht in 5 Europese landen (GrootBrittannië, Nederland, Duitsland, België en Spanje). Het beoogt de integratie van de zorg en de veiligheid van Europese ouderen in hun woning. SAFE 21 maakt gebruik van de beschikbare infrastructuur om de toegang tot de hulptechnologie voor de personen die hiervan zijn uitgesloten aanzienlijk te verhogen. Het project speelt in op 4 grote behoeften54: ❒ een sociaal alarmsysteem aanbieden dat zowel binnen de woning werkt met behulp van een hanger die reageert op de stem, als buiten de woning met behulp van een radiotelefoniezender en de technologie van de global positioning; ❒ doven (die momenteel uitgesloten zijn) toegang bieden tot de sociale alarmsystemen; ❒ aantonen op welke wijze de telegeneeskunde tegen een marginale kost kan worden geïntegreerd, door gebruik te maken van de bestaande sociale alarminfrastructuur; ❒ een bewakingscentrum oprichten, dat de prestaties van de urgentiediensten en de samenwerking tussen vakmensen van de medische en sociale diensten en van het welzijn vergemakkelijkt ter ondersteuning van een sociaal alarmsysteem voor het publiek. SAFE 21 groepeert 7 subprojecten : hanger die reageert op stem, sociaal alarm van het type GSM, interface voor doven, autobusdienst ESPRIT, telegeneeskunde, multimedia en gemeenschappelijk controlecentrum.
E.1.3.3. MOBCARE – Diensten van gezondheidszorg aan huis en ambulant, op basis van mobiele communicatie Het project berust voornamelijk op de volgende grote pijlers: mobiele technologie, organisatorische en professionele wijzigingen vereist, bereik
355
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
van de diensten van gezondheidszorg aan huis en van ambulante zorg en rendabiliteit van de diensten binnen de gezondheidszorgmodellen in heel Europa. Het project is gericht op het concept van telezorg aan huis en ambulant en bevat talrijke verschillende diensten die men kan onderbrengen in de volgende categorieën: diensten van telealarm, diensten van telebewaking, toegang tot informatie over sociale aangelegenheden en gezondheid, interconnectie van de informatiesystemen over sociale aspecten en gezondheidszorg (collectiviteit, ziekenhuizen en specialisten, andere instellingen) en telebewaking van het leefmilieu.
E.1.3.4. TELECARE – Virtuele gemeenschappen Het gebruik van infrastructuren gebaseerd op Internet, zou de uitbouw tegen lagere kosten kunnen mogelijk maken van virtuele samenwerkende gemeenschappen, waarbij de ouderen en hun familieleden alsmede de zorginstellingen betrokken zijn.55 In dit verband heeft het Europese project IST-TeleCARE het opzetten en ontwikkelen van virtuele gemeenschappen voor hulp aan ouderen tot doel. De voorgestelde oplossing vormt een aanvulling van andere integratie-initiatieven voor de ouderen in de maatschappij en voor de vermindering van hun isolement. Het consortium TeleCARE bevat opzoekingscentra, informatici, experts in sociaal-economische aangelegenheden en organisaties voor hulp aan ouderen uit Portugal, Spanje, het Verenigd Koningrijk en Nederland. De filosofie van het project kan worden samengevat als volgt. De traditionele benadering inzake opvang van en zorg voor ouderen berust op de familie (informele hulp) en de zorgcentra voor ouderen (formele of professionele hulp). Het blijkt steeds meer dat deze beide oplossingen niet volstaan en dit om volgende redenen: ❒ De last en de verantwoordelijkheid overdragen op familieleden wordt steeds moeilijker en onaangepast omdat steeds meer familieleden een voltijdse beroepsactiviteit uitoefenen. ❒ De terbeschikkingstelling van een voldoende aantal zorgcentra is erg duur en houdt telkens de verhuis in van de ouderen, dikwijls ver van zijn vertrouwde buurt. ❒ Talrijke ouderen blijven voldoende gezond en autonoom om in hun huis te blijven wonen, een oplossing die zij in de meeste gevallen verkiezen en die voordeliger is voor hun welzijn dan een opname in een instelling. Het doel van dit project bestaat er daarom in het technologische potentieel van de informatiemaatschappij te gebruiken om de levenskwaliteit van de ouderen en hun familieleden te verbeteren, onder meer door een beroep te doen op een virtueel geheel van intelligente, vaste en mobiele middelen. Bepaalde «instrumenten» zijn ertoe bestemd een aantal bewakings- en assistentietaken te verrichten, zoals het inzamelen van gegevens, het inschakelen van een alarm, assistentie
356
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
bij het agendabeheer, assistentie bij vrijetijdsactiviteiten, telebewaking van de gezondheid enz. Naar onze mening sluit de basisgedachte van dit project aan bij het project van Intel in de Verenigde Staten waarbij draadloze receptoren worden gebruikt.
E.2. Andere voorbeelden van telegezondheidstoepassingen De domoticatechnologieën voor intelligente huizen lijken ons het veelbelovendst in het kader van een politiek die erop gericht is personen thuis te laten ouder worden. Maar de gezondheidstelematica blijft natuurlijk niet beperkt tot de woning alleen. Ziehier enkele voorbeelden van proefprojecten die ons interessant leken.
E.2.1. CAST (VS) Het «Center for Aging Services Technologies» (CAST) is een initiatief van de AAHSA, de Amerikaanse vzw56 die een groot aantal rust- en verzorgingsinstellingen groepeert onder de slogan «Kwaliteit voor alles.» Het was de bedoeling een ontmoetingsplatform op te richten tussen de universiteiten, ICT-ondernemingen, beheerders van rusthuizen en vertegenwoordigers van de regering om de technologische ontwikkelingen inzake diensten aan ouderen te bespreken. De eerste ontmoeting greep plaats in november 2002 in Washington DC, tussen afgevaardigden van de AAHSA, research-verantwoordelijken en kaderleden van de ICT-ondernemingen met één vraag op de agenda: wat zou het innovatiepotentieel zijn van de nieuwe technologieën om te helpen bij het oplossen van de uitdagingen van de demografische veroudering in de V.S.? Deze vergadering gaf aanleiding tot de organisatie in april 2003 van een eerste congres, georganiseerd door de AAHSA over dit onderwerp, waaraan de auteur van deze studie deelnam: AAHSA Future of Aging Services conference 2003. Op dit congres werd CAST officieus voorgesteld. In oktober 2003 werden de statuten goedgekeurd en startten de werkzaamheden onder het voorzitterschap van Eric Dishman. CAST concentreert zich op het omschrijven van technologische toepassingen die nuttig kunnen zijn bij hulpdiensten voor ouderen, en op de beleidsmaatregelen die moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat deze kunnen worden gebruikt door een groot aantal mensen. CAST zal een hoofdrol spelen in de ontwikkeling van deze technologieën en een kritische rol spelen bij de totstandkoming van partnerschappen tussen de vorsers, de ondernemingen en de beheerders van de diensten.57
357
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
In 2003 publiceerde CAST zijn eerste rapport, dat onder meer aantoont dat de vooruitgang van de wetenschap op het gebied van de gezondheid ertoe zal bijdragen de duur van het leven zonder handicap van personen te verlengen. Anderzijds zal de technologie een hulp bieden op verschillende niveaus: ❒ de technologie laat ouderen toe autonomer te zijn en langer thuis te blijven wonen; ❒ de informatica laat de beheerders van diensten toe beter hun human ressources en hun behoeften te beheren; ❒ de communicatietechnologieën laten de ouderen toe in contact te blijven met hun familieleden en de diensten voor zorgverstrekking; ❒ de telegeneeskunde laat toe de gezondheid van de ouderen te bewaken van op afstand. Met de steun van multinationals zoals Intel, Motorola, General Electric of Honeywell, en van talrijke universiteiten, is de invoering en start van CAST bijzonder dynamisch en veelbelovend. De formule is innoverend en interessant aangezien zij de ontwikkeling van de technologieën koppelt aan het lobbywerk dat ervoor moet zorgen dat de nieuwe technologieën bij de invoering ervan, kunnen rekenen op gepaste beleidsmaatregelen.
E.2.2. iWell (Finland) Het programma «iWell - Hyvinvointi ja terveys» (iWell – welzijn en gezondheid) van het technologische ontwikkelingscentrum (TEKES58) heeft tot doel nieuwe producten te ontwikkelen op basis van technieken die ertoe bestemd zijn het welzijn te bevorderen. Dit programma koppelt welzijn en techniek met het doel uit de R&D-projecten een maximum aantal producten te halen zouden ontwikkelen die tegemoetkomen aan de groeiende vraag van deze sector. Het project wil ook producten ontwerpen die rekening houden met de veroudering van de bevolking. Meer dan 100 bedrijven en een 30-tal onderzoekseenheden nemen deel aan dit onderzoeksprogramma. In het kader van dit project lopen een honderdtal onderzoeksprojecten, waarvan het einddoel de commercialisering van het product is. Zo kunnen wij bijvoorbeeld vermelden: ❒ De overdracht van de bluetooth-technologie. Het doel ervan bestaat erin alle aspecten van de draadloze bluetooth-technologie te testen, om ze over te dragen aan andere ondernemingen die hiervan gebruik zouden willen maken in hun project. ❒ Het gebruik van de numerieke televisie in de sector van de gezondheidszorg. Hoe dit medium interactief maken voor ouderen en hun zorgverstrekkers? ❒ Het uitlenen via netwerk van sprekende numerieke boeken. ❒ De verbetering van de procedures dankzij de informatietechnologieën. In dit project wordt de manier onderzocht om bepaalde aspecten van de ketens van gezondheidsbeheer te verbeteren dankzij de informatietechnologieën. Het gaat onder meer om de behandeling van diabetes en reuma.
358
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
❒ De Internetcommunicatie voor ouderen. Dit project is ertoe bestemd de ouderen en/of slechtzienden gebruik te laten maken van de communicatietechnologieën van Internet (WEB, WAP, Bluetooth). ❒ De domotica-telebewaking voor oudere personen die autonoom wonen. Het systeem bevat multimedia-communicatiekanalen, een computer, een domotica-netwerk, een uitrusting voor gezondheidszorg, een robot, een virtueel huis en receptoren. ❒ Een multimedia huis uitgerust met hulpsystemen voor communicatie. Dit project dat aan zijn derde versie toe is, is ertoe bestemd een volledig hulpsysteem te ontwerpen dat kan worden gebruikt door ouderen en/of personen met een handicap.
E.2.3. Een robot–gezel en een robot-arts (VSA) Dit product werd eveneens ontworpen ingevolge de problemen van de demografische veroudering: de bevolking veroudert en heeft steeds meer zorg nodig; welnu, het aantal zorgverstrekkers vermindert. De aanwerving van nieuwe kandidaten zal niet volstaan en producten zoals de «Companion», die ontwikkeld werd door het Amerikaanse bedrijf InTouch Health, zullen bijzonder interessant worden.59 Deze robot wordt al gebruikt in de instellingen voor «assisted living» van de onderneming Silverado, gespecialiseerd in het onthaal van personen die lijden aan de ziekte van Alzheimer. De robot InTouch Health meet 1m50 à 1m80 en vertegenwoordigt virtueel de arts in het centrum. Het computerscherm dat dient als hoofd van de machine, beeldt het gelaat en de stem van de practicus uit terwijl een telegeleide camera hem het beeld en de woorden van de patiënt overbrengt, terwijl hij op verschillende honderden kilometers afstand is. De robot kan ook bewegen naar voren en naar achteren, draaien of het hoofd bukken en de minste bewegingen van de zieke volgen. «Voor een kostprijs van 3000 dollars per maand, wil Silverado met dit nieuwe instrument de opleiding van zijn personeel en natuurlijk de kwaliteit van de raadplegingen verbeteren. De robot laat toe de meest vooraanstaanden van het land in contact te brengen met de gasten en met de plaatselijke medische dienst.»
359
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
E.2.4. Detectiereceptoren voor vallen Vallen vormt het grootste risico voor bejaarden: het is de eerste oorzaak van traumatisch overlijden bij veel 65-plussers en eveneens de hoofdoorzaak van fysieke en psychologische hinder achteraf die leidt tot een functionele aftakeling en opname in een instelling.60 Ouderen die alleen wonen worden het vaakst getroffen. De huidige voorzieningen voor bescherming tegen vallen zijn omvangrijk en worden weinig gebruikt. De klassieke voorzieningen voor telealarm moeten bediend worden door de persoon zelf (oproepknop) om de verbinding tot stand te brengen met een persoon op afstand. Dergelijke toestellen gaan soms ten onrechte af of geven vals alarm maar leiden ook soms tot niet behandelde dringende situaties omdat de drukknop niet ingedrukt wordt, hetzij omdat de betrokken het toestel niet droeg, hetzij omdat de persoon in de onmogelijkheid verkeerde om het in te schakelen. De middelen om vallen te voorkomen bevinden zich nog in hun kinderschoenen. De detectie van een val is daarentegen mogelijk. Tal van ondernemingen commercialiseren dergelijke producten reeds.61
E.2.5. Het ziekenhuis thuis Dit concept62 heeft betrekking op de mogelijkheid voor personen om sneller opnieuw een normaal leven te leiden en vroeger het ziekenhuis te verlaten, zonder gevaar en zelfs met revalidatie thuis. De terugkeer naar huis zou een permanente bewaking niet in de weg staan, aangezien de bewaking zou kunnen geschieden door telebewakingstoepassingen. Het ziekenhuis thuis zou minder kosten dan een behandeling in een ziekenhuis en zou ouderen toelaten sneller sociale en economische activiteiten te ontplooien. Het concept van het ziekenhuis thuis, met gebruik van de telegeneeskunde om de patiënten te volgen en dagelijks de dosis geneesmiddelen aan te passen, zou kunnen worden uitgebreid aangezien het concept operationeel is in een aantal landen, zoals Finland.
E.2.6. Elektronisch patiëntendossier en elektronisch gezondheidsdossier (Verenigd Koningrijk) België kent sinds kort het algemeen medisch dossier. In het Verenigd Koningrijk dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de EPR en de EHR, hoewel beide begrippen verbonden zijn. ❒ Het elektronisch patiëntendossier (Electronic Patient Record of EPR): het EPR verwijst naar de registratie van de periodieke zorg die voornamelijk verstrekt wordt door een instelling. Andere instellingen zoals psychiatrische instellingen en gespecialiseerde eenheden, kunnen eveneens een eigen 360
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
EPR bijhouden. ❒ Het elektronische gezondheidsdossier (Electronic Health Record of EHR). Het EHR bevat de volledige registratie van de gezondheidstoestand van een patiënt en van de ontvangen zorg «van de wieg tot het graf» Het EHR combineert de registratie van het grootste deel van de eerste zorg die een patiënt heeft gekregen en bevat ook de informatie die voorkomt in de andere EPR. Elke persoon krijgt een identificatienummer om de verbinding te maken tussen het EHR en de EPR. Vanaf 2002 krijgt elke pasgeborene automatisch een NHS-nummer van de NHS Strategic Tracing Service. Tegen 2005 moeten alle ziekenhuizen, klinieken en gemeenschapscentra een EPR-systeem ingevoerd hebben. Het belangrijkste doel van het EHR bestaat erin een kort register van de patiënt bij te houden voor dringende gevallen en dit tijdens het ganse etmaal. De tweede generatie van EHR beoogt de verbetering van alle soorten zorgverstrekkingen. De verantwoordelijken van de NHS bestuderen de mogelijkheid om elke persoon een chip-kaart te geven ten einde de toegang tot de verschillende dossiers te vergemakkelijken.
F. De voorwaarden voor succes van de telegezondheid en de telegeneeskunde Heel wat onderzoekers, onder dewelke zich heel wat Noord-Amerikanen bevinden, stellen de telegeneeskunde en de telegezondheidstechnologieën aan huis voor als disruptieve doorbraken naar meer kwaliteit voor minder kosten. Anderen zijn voorzichtiger en wijzen, enerzijds, op bepaalde voorwaarden voor succes en, anderzijds, op het feit dat de telegeneeskundeprojecten nog niet globaal en onbetwistbaar hebben aangetoond dat zij kunnen leiden tot een aanzienlijke kostendaling. Deze voorzichtiger benadering wordt eerder vastgesteld bij de Europeanen, die minder snel warm lijken te lopen voor deze technieken dan hun collega’s uit de VS. In een eerste fase, dienen een aantal technische voorwaarden te worden vervuld. Het materieel en de software zullen onder meer aan de volgende voorwaarden moeten voldoen: ❒ Eenvoudig in gebruik zijn. Al zullen de ouderen van morgen beter vertrouwd zijn met de informatica dan de huidige ouderen, toch verdient de gebruiksvriendelijkheid van de toestellen bijzondere aandacht. ❒ Betrouwbaar. Vaak zal het aangewezen zijn een minder krachtige technologie te gebruiken die echter wel betrouwbaar is. ❒ Bestand tegen pannes. Het systeem moet een waarborg kunnen leveren omtrent de afgifte van de boodschappen. Het computersysteem moet kunnen blijven werken, ondanks het uitvallen van zekere functies. De
361
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
vitale functies van de systemen, zoals het inschakelen van alarm, moeten in staat zijn te werken, zelfs al laat één van de onderdelen het afweten. ❒ De vertrouwelijkheid van de gegevens beveiligen en mogelijk maken. De veiligheid van het computernetwerk moet absoluut zijn, gelet op de gevoeligheid van de informatie die het verwerkt. ❒ Toegankelijk. De dienst moet toegankelijk zijn voor alle gebruikers. Naast deze technische aspecten, komt het ons voor dat de voorwaarden voor succes kunnen worden onderverdeeld in 3 categorieën: de aanvaarding door de betrokken actoren, patiënten en zorgverstrekkend personeel, maar ook door de maatschappij en de politieke wereld, de bescherming van het privé-leven en de eerbiediging van het medische geheim, en ten slotte, de standaardisatie en de compatibiliteit.
F.1. De aanvaarding door de betrokken actoren, de maatschappij en de politieke wereld Her rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques» onderstreept terecht63 «opdat de telegeneeskunde erkend wordt als nuttig en noodzakelijk, moet zij aanvaard worden door de patiënten, de zorgvertrekkers en, meer in het algemeen, door de maatschappij. Deze aanvaarding, die een sleutelrol speelt, is niet bij voorbaat gewonnen: het is van belang in te zien dat de intrede van de ICT in het leven van de patiënten, maar ook in het dagelijks leven van de vaklui van de geneeskunde en de gezondheid, een ware ommekeer in de gewoonten en gedragingen zal vergen en meebrengen. Dergelijke projecten stuiten bijgevolg niet alleen op enthousiasme, maar ook op vrees en wantrouwen die enkel zullen kunnen worden overwonnen met behulp van informatie, vorming, transparantie en doorzettingsvermogen.» De aanvaarding maar ook het actief betrekken van de patiënt bij zijn inschakeling in het proces zijn doorslaggevend voor het welslagen en de ontwikkeling van de telegeneeskunde en dus voor de hervorming van de systemen. Het is deze betrokkenheid, de pro-actieve wijze waarop de persoon zijn gezondheid begint te beschouwen, die gunstig zal zijn voor alle actoren van de gezondheid maar ook op economisch vlak. Een rapport van de universiteit van Rijsel64 onderstreept: «Voor de totaliteit van deze generische toepassingen van de telegeneeskunde aan huis, valt een gemeenschappelijk kenmerk op: de betrokkenheid van de patiënt bij de manier waarop hij medisch benaderd wordt. De kansen zijn erg positief op economisch vlak, door de overdracht van een deel van de globale daad van de medische behandeling van de arts naar de patiënt, maar zijn direct afhankelijk van de mate waarin de
362
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
patiënt en zijn omgeving beseffen dat zij zich dienen te informeren en te vormen over de handelingen die zij zullen moeten uitvoeren om de arts de middelen te verschaffen voor een juiste interpretatie en voor een efficiënte diagnose.» Een dergelijke aanvaarding door het medische korps in België is zeker nog niet verworven. De Orde van Geneesheren aanvaardt het systematische gebruik van de telegeneeskunde immers nog niet, wat de globale ontwikkeling van de technologie vanzelfsprekend moeilijk zoniet onmogelijk maakt. Op 25 september 1999 vroeg een onderneming aan de Nationale Raad van de Orde65 of de telegeneeskunde denkbaar was in België en welke de voorwaarden hiervoor zouden zijn of, daarentegen, welke elementen de toepassing ervan onmogelijk maken, hetzij vanuit het oogpunt van het beroepsgeheim, hetzij door de toegang tot het beroep, de deontologie…? Onder telegeneeskunde, verstaat deze onderneming de volgende operatie: «een arts verstrekt medische inlichtingen over een patiënt per modem of via Internet aan een computercentrum dat deze gegevens verwerkt en overmaakt aan een andere arts die een diagnose zal stellen. Het centrum speelt dus de rol van tussenpersoon tussen twee artsen . Het rangschikt tevens de gegevens die werden overgemaakt door de eerste arts. In een tweede fase zou de arts die de diagnose stelt vervangen worden. Deze vervanging zou gerechtvaardigd worden door het feit dat het er nog maar zou om gaan signalen te interpreteren.» De Nationale Raad heeft als volgt geantwoord: «Het overmaken van persoonlijke gegevens gedekt door het medisch geheim maakte het voorwerp uit van verschillende aanbevelingen van de Nationale Raad. Zij beogen de vertrouwelijkheid ervan te verzekeren. Deze richtlijnen zijn van toepassing op het overmaken van gegevens per modem en via Internet. Dit mag enkel geschieden tussen artsen om dienstredenen en de doorgestuurde gegevens moeten het voorwerp uitmaken van een codering.» «Een medische diagnose vergt steeds een ondervraging en een klinisch onderzoek door een arts die zijn verantwoordelijkheid opneemt. Zoals u terecht vermeldt, bepaalt de wet dat de uitoefening van het medische beroep voorbehouden is aan de artsen. Bovendien moet eraan herinnerd worden dat de interpretatie van dynamische beelden op afstand, wat nodig is wanneer het gaat om gevorderde medische technieken, nog zeer grote technische problemen stelt, onder meer ingevolge het bijzonder groot aantal signalen dat moet worden doorgestuurd per tijdseenheid.» «Merken we nog op dat eender welke conventie tussen artsen en tussen artsen en niet-artsen het voorwerp moet uitmaken van een schriftelijke overeenkomst die vooraf ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de Provinciale Raad van de Orde, bevoegd voor het tableau waarop de arts is ingeschreven.» «In tegenstelling tot wat overwogen lijkt te worden door uw klant, is het nog niet mogelijk, bij het klasseren van de doorgestuurde gegevens over
363
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
te gaan tot een automatisch onderzoek om een correcte diagnose uit te voeren via de computer. Dit blijft het geval, zelfs voor «eenvoudige» domeinen zoals de interpretatie van elektrocardiogrammen.» «Ondanks deze overwegingen, blijft de opstelling van databanken, opgesteld op basis van de medische waarnemingen van kapitaal belang.» Op 19 augustus 2000, heeft de Raad zijn terughoudendheid bevestigd ten aanzien van een aanvaarding van een verspreiding van de telegeneeskunde. «Een medische raadpleging vergt een ondervraging en een klinisch onderzoek door een gekwalificeerde arts, die de toelating heeft om de geneeskunst te beoefenen en die zijn verantwoordelijkheid neemt. Medische raadplegingen per Internet druisen formeel in tegen deze principes. Zij stellen overigens nog niet opgeloste problemen inzake verantwoordelijkheid. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de medische raadpleging tussen arts en patiënt en de telegeneeskunde. Deze laatste is een communicatie op afstand tussen artsen betreffende een bepaald medisch probleem of nog tussen een arts en een verwijderde en /of geïsoleerde patiënt. In dat geval kan de geraadpleegde arts enkel een relatieve mening geven.66» In andere landen daarentegen, heeft het medisch korps het idee van de telegeneeskunde aanvaard en opgenomen in zijn plichtenleer, mits onder meer zeer nauwkeurige en dwingende regels op het gebied van de kwaliteitszorg, verantwoordelijkheid, medisch geheim en vertrouwelijkheid van de medische gegevens. De telegeneeskunde is sinds 1995 opgenomen in de deontologische code van de Franse Orde van Geneesheren. «De telegeneeskunde blijkt één van de opmerkelijkste toepassingen te zijn van de nieuwe informatietechnologieën, aangezien de weerslag ervan op de medische praktijk veel verder gaat dan wat gewoonlijk verwacht wordt van een nieuwe technologie. Zij haalt de funderingen zelf van de traditionele medische handeling overhoop en vergt de opstelling van nieuwe gebruiksregels overeenkomstig de medische deontologie.» «Met de telegeneeskunde, blijft de medische handeling niet meer enkel beperkt tot een gebeuren tussen twee partijen, maar komen nog bijkomende artsen tussenbeide die niet noodzakelijk in contact staan met de patiënt, zoals een consultant in de klassieke betekenis van het woord. En toch moeten deze bijkomende artsen tussenbeide komen bij het beslissen over een diagnose en een therapie. De nieuwe deontologische code van 1995 houdt rekening met de doorslaggevende plaats van de behandeling van de medische informatie tijdens de uitoefening van de geneeskunde door de artsen. Op het vlak van de telegeneeskunde is het essentieel, in termen van plichten van de artsen tegenover hun patiënten en van medische verantwoordelijkheid, dat de deontologie zich uitspreekt.»
364
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
«De telegeneeskunde mag geen manier worden om op een ongepaste wijze klanten binnen te halen via de oprichting van diagnosecentra die zouden werken tegen de belangen van de patiënten in, indien de raadpleging enkel van op afstand zou geschieden eerder dan door de arts ter plaatse wanneer deze beschikbaar is: het klinisch onderzoek blijft een fundamenteel element van de geneeskunde. Het onderzoek van de plichten van de artsen tegenover de patiënten en van de verantwoordelijkheden die zij opnemen door gebruik te maken van de telegeneeskunde als hulpmiddel om beslissingen te nemen, toont aan dat deze toepassing van een nieuw technologie in de geneeskunde in de medische plichtenleer een gepast kader voor zijn ontwikkeling vindt. De medische plichtenleer remt de veralgemening van het teleonderzoek geenszins af , maar werkt de ontwikkeling ervan in de hand door de patiënten de nodige waarborgen te geven inzake eerbiediging van hun rechten en door de artsen de regels aan te reiken die noodzakelijk zijn om goede confraternele relaties te onderhouden.67» Gelet op de veralgemening van de telegeneeskunde op wereldvlak en de weldaden die de nieuwe technologieën opleveren voor de patiënten, artsen, zorgverstrekkers en de maatschappij in het algemeen, zijn wij van mening dat het Belgisch medisch korps zich zou moeten aanpassen, tenzij het de weg van de verstarring kiest. De uitvoerende macht heeft in ieder geval al nagedacht over het probleem, want zelfs voor het opduiken van de telegeneeskunde, vat zij het plan op om deze nieuwe techniek te reglementeren. Zo heeft het Ministerie van Volksgezondheid68 twee ontwerpen van Koninklijk Besluit opgesteld: ❒ een Koninklijk Besluit tot vaststelling van de normen waaraan een vereniging op het gebied van de medische telematica tussen zorginstellingen en diensten moet beantwoorden om erkend te worden; ❒ een Koninklijk Besluit tot oprichting van een Commissie «Normen inzake telematica ten dienste van de sector van de gezondheidszorg.» Deze Commissie heeft reeds verschillende adviezen verstrekt, en het laatste advies - dat van 13 mei 2003 - voert een «charter» in betreffende het protocolmodel voor de onderlinge uitwisseling van informatie tussen het ziekenhuis en de huisartsen.
F.2. De bescherming van het privé-leven en de eerbiediging van het medische geheim De telegeneeskunde brengt processen mee die uiterst gevoelige nominatieve gegevens van persoonlijke aard beheren en doorzenden, gegevens die beschermd moeten worden tegen inzage door andere individuen of
365
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
andere openbare of private entiteiten. Dit element is fundamenteel voor het welslagen van het systeem: het systeem voor het verkeer, de communicatie en interpretatie van de gegevens moet «hermetisch» gesloten zijn, behalve wanneer de mededeling ervan uitdrukkelijk beantwoordt aan de wil van de patiënt en in overeenstemming is met de medische deontologie. Het rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques» stelt69: «Opdat de telegeneeskunde zijn plaats vindt in de maatschappij, dienen verschillende aspecten in verband met het gebruik ervan bestudeerd en opgelost te worden. Zo moeten de volgende aspecten aandachtig bestudeerd worden: de ethische aspecten in verband met de bescherming en de vertrouwelijkheid van de gegevens, de wettelijke aspecten van de verantwoordelijkheid van de zorgverstrekkers die in netwerk werken en de billijke terbeschikkingstelling van de nieuwe benaderingen.» De Belgische wet betreffende de bescherming van de persoonsgegevens van 8 december 1992 bepaalt onder meer dat de persoonsgegevens op een eerlijke en geoorloofde manier moeten worden behandeld. Zij moeten worden ingezameld met een bepaalde uitdrukkelijke en wettelijke bedoeling en mogen achteraf niet worden gebruikt op een wijze die onverenigbaar is met deze doelstellingen, rekening houdend met alle pertinente factoren, onder meer de redelijke vooruitzichten van de betrokkene en de toepasselijke reglementaire en wettelijke bepalingen. Een behandeling achteraf met historische, statistische of wetenschappelijke doelstellingen wordt niet als onverenigbaar beschouwd wanneer de bewerking wordt uitgevoerd overeenkomstig de door de Koning vastgestelde voorwaarden, en na advies van de Commissie tot bescherming van het privé-leven. De inlichtingen moeten eveneens aangepast, pertinent en niet overdreven zijn, rekening houdend met het doel waarvoor zij worden ingezameld en waarvoor zij achteraf worden behandeld. Zij moeten juist zijn en zo nodig bijgewerkt worden; alle redelijke maatregelen moeten worden genomen opdat de onjuiste of onvolledige gegevens, in het licht van de doelstelling waarvoor zij werden ingezameld en waarvoor zij achteraf werden behandeld, gewist of verbeterd worden. Zij moeten worden bijgehouden in een vorm die de identificatie van de betrokken personen toelaat gedurende een duur die niet de periode overschrijdt die nodig is voor de uitvoering van de doelstellingen waarvoor zij werden verkregen of waarvoor zij achteraf werden behandeld. Volgens de wet worden de persoonlijke gegevens betreffende de gezondheid ingezameld bij de betrokken persoon. Zij mogen bijvoorbeeld enkel bij andere bronnen worden ingezameld wanneer de inzameling van de gegevens geschiedt met het oog op een behandeling.
F.3. De standaardisatie en de interoperabiliteit Standaardisatie en interoperabiliteit zijn eveneens sleutelfactoren voor het succes van het systeem. Dankzij de gestandaardiseerde protocollen van Internet, komt men tot een steeds meer doorgedreven integratie van de inlichtingen, de uitwisselingen van inlichtingen en de toepassingen van
366
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
de telegeneeskunde. Interoperabiliteit tussen de verschillende systemen is fundamenteel om de efficiency ervan te verzekeren en de kosten te verlagen. Traditioneel was de informatie enkel beschikbaar op één bepaalde plaats, bijvoorbeeld het computernetwerk van het ziekenhuis en dit enkel wanneer de arts of de verpleger hierop waren aangesloten in de gebouwen van de betrokken instelling. Tenzij er sprake was van een vrijwillige integratie, was elk computernetwerk van een instelling niet in contact met dat van een andere instelling, en waren beide systemen zelfs onverenigbaar. Op dit ogenblik laten de technologieën toe eender wanneer en eender waar op de planeet te beschikken over de informatie, via onderling compatibele gegevensbanken via het protocol TCP-IP. Het gaat hier om een ogenschijnlijk banale vooruitgang die in wezen echter fabelachtig is. Het rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques» bepaalt dat70 «De toepassing van de telegeneeskunde, de definitie van standaardisatie-normen vergt. De toepassingen moeten gebruikt worden op een betrouwbare wijze en zonder de veiligheid van de patiënten in gevaar te brengen, wat een modern systeem van kwaliteitscontrole vergt, gebaseerd op bepaalde gedragslijnen en handelwijzen.» In haar tussentijdse herziening van het actieplan eEurope 2005 van 18 februari 2004, onderstreept de Europese Commissie dat «De telegezondheid een essentieel element aan het worden is van het gezondheidsbeleid op regionaal, nationaal en Europees vlak. De meeste lidstaten hebben op dit ogenblik telegezondheidsplannen uitgewerkt en een groot aantal hiervan bepaalt dat meer dan 3% van het gezondheidsbudget zal worden besteed aan telegezondheidsinstrumenten en -toepassingen. Overeenkomstig de aanbevelingen van de Ministerconferentie van de EU van 2003 is er een verbintenis en een besliste politieke wil vereist om ervoor te zorgen dat de systemen op dit vlak op Europese schaal compatibel zijn, en dient de continuïteit van de zorgverstrekking gericht, op de burger en rekening houdend met de mobiliteit van de patiënten, te worden gewaarborgd. De grote uitdagingen die werden vastgesteld zijn de interoperabiliteit en de uitwerking van normen voor de producten, systemen en gezondheidsdiensten; de problemen in verband met zekerheid en veiligheid op menselijk en technisch vlak (met inbegrip van de vormingsbehoeften); de rechtszekerheid en de eerbied voor het privé-leven; het meten (en de verspreiding) van de voordelen die de telegezondheidsoplossingen bieden, met behulp van comparatieve evaluaties en kosten-batenonderzoeken op het vlak van de Europese Unie; de mobiliteit van de patiënten.» In de schoot van het Europees Comité voor normalisatie71 CEN/TC 251, hebben normalisatiewerkzaamheden plaats die tot doel hebben: «de normalisatie op het gebied van de gezondheidsinformatie en de communicatietechnieken (ICT) om te komen tot een compatibiliteit en interoperabiliteit van zelfstandige systemen en om hun moduleerbaarheid mogelijk te maken. Zulks houdt het specificeren in van de structuren van de informatiesystemen die de klinische en administratieve procedures ondersteunen, van de technische methodes waarop de interoperabiliteit van de systemen berust en van specificaties op het vlak van de veiligheid, de zekerheid en de kwaliteit.»
367
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
G. Besluiten De vooruitgang inzake technologieën op het vlak van de gezondheidszorg heeft niet enkel toegelaten te komen tot efficiëntere therapeutische behandelingen maar ook het toepassingsgebied van de gezondheidszorg te verruimen, zodat aandoeningen kunnen worden verzorgd waarvoor in het verleden geen behandeling bestond. De ontwikkeling van de gezondheidstechnologieën is zodoende één van de belangrijkste factoren geworden van de kostenverhoging van de Europese gezondheidssystemen in de jongste decennia. Bijgevolg rijst duidelijk het probleem van de duurzaamheid van het gezondheidssysteem, aangezien verschillende factoren progressief de sociale zekerheidskosten de hoogte injagen, zoals de demografische veroudering die beschouwd wordt als één van de meeste verontrustende factoren. Om een kostenexplosie te vermijden, moet dus worden nagedacht over oplossingen om optimaal gebruik te maken van de beschikbare middelen. Dit probleem werd goed samengevat door de Voorzitter van de OESO, die op een vergadering van de OESO-Raad op het niveau van de Ministers op 13-14 mei 2004, onderstreepte dat «de vraag naar gezondheidszorg zal blijven stijgen onder invloed van de verlenging van de levensduur van de bevolkingen. Deze stijgende vraag en de nieuwe technologische vooruitgang van de moderne geneeskunde zullen een bijkomende druk uitoefenen op de overheidsbegrotingen. Men dient bijgevolg de nadruk te leggen op een optimaal gebruik van de middelen.» Deze optimalisering van de middelen zal niet enkel leiden tot een beter beheer van de beschikbare enveloppes, maar tevens tot meer preventie en een grotere pro-activiteit van de personen wat hun gezondheidstoestand betreft en tot een voluntaristische ontwikkeling van de toepassingen van de telegeneeskunde en de telegezondheid. In tegenstelling tot de tot nu toe gebruikte technologieën, zullen de telegezondheid en de telegeneeskunde toelaten de druk op de overheidsfinanciën te verminderen. Mits een oordeelkundig gebruik, zullen deze technologieën immers een – soms sterke – verlaging toelaten van de uitgaven voor gezondheidszorg, maar terzelfder tijd zullen zij de kwaliteit van de dienst en de productiviteit en de levenskwaliteit van de zorgsverstrekkers verbeteren. Deze systemen, die ontwikkeld werden onder druk van twee
368
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
ogenschijnlijk tegengestelde factoren, namelijk een verbetering van de dienst en een verlaging van de kosten, zullen een revolutie veroorzaken in onze systemen van volksgezondheid en, naar wij verhopen, bijdragen tot het duurzaam maken ervan. Deze revolutie is gebaseerd op de versnelde ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën die de laatste jaren hun intrede hebben gedaan in onze maatschappijen. Deze nieuwe technologieën hebben de personen geleerd om permanent met elkaar in verbinding te staan. Het Internet en de GSM-technologie hebben een revolutie veroorzaakt in de sociale betrekkingen. Wat 15 jaren geleden nog ondenkbaar was, is vandaag gemeengoed. Op eender welk ogenblik contact opnemen met een werknemer die onderweg is van New York naar Boston en dit vanuit een kantoor in de voorsteden van Peking, met behulp van een GSM, of zijn toekomstige partner leren kennen via de ontmoetingsgroepen op het web. Deze nieuwe virtuele band schept optimaliseringskansen in de sector van de gezondheidszorg, en dit juist op een ogenblik dat deze sector daaraan het meest behoefte heeft door de demografische veroudering. Deze mogelijkheid laat toe de toenemende behoefte aan preventie en pro-activiteit uit te bouwen. De personen moeten zich bewust zijn van hun gezondheid en meer interactie hebben met de gezondheidsdiensten, zodat nutteloze kosten kunnen worden vermeden.72 Deze interactie zal geschieden via krachtige en betrouwbare draadloze receptoren die het dagelijks leven van de betrokkenen zo weinig mogelijk hinderen en tevens hun privé-leven en het medisch geheim beschermen. Deze receptoren zullen ingebouwd worden in de intelligente huizen van de toekomst die voor hun bewoners nieuwe pro-actieve gezondheidscentra zullen worden. Deze technologieën moeten gebruiksvriendelijk zijn, bij voorkeur intuïtief, en gemakkelijk kunnen worden geïntegreerd in de woning en haar omgeving. Zij zullen betaalbaar moeten zijn voor zoveel mogelijk personen. Zoals voor elke nieuwe technologie, moet men de tijd en de markt laten beslissen over de nieuwe technologie en moet men nu reeds beginnen met standaardisering om achteraf toe te laten dat de technologieën op een betrouwbare wijze en tegen de laagste kosten met elkaar in verbinding kunnen worden gesteld. Een veralgemening van deze technologieën in België is niet voor morgen. Weliswaar zijn er vele die op dit ogenblik nog in ontwikkeling of in een proeffase zijn. Hoewel de technologieën van het Internet de facto toelaten te komen tot een zekere standaardisering, zijn alle systemen op dit ogenblik toch nog niet volledig compatibel. Aangezien men zich nog niet bevindt in het stadium van de massa-commercialisering, zijn deze technologieën op dit ogenblik nog niet financieel toegankelijk , laat staan, terugbetaalbaar door de sociale zekerheid. Het gebruik van de telegeneeskunde en diagnosestelling op afstand via Internet is in ons land overigens nog niet erkend, en zelfs totaal verboden door de medische plichtenleer. Er moet dus nog een weg worden afgelegd, zowel maatschappelijk als politiek, om vooruitgang te boeken in dit bijzonder delicaat dossier. Het is moeilijk uitspraken te doen over de aanlooptijd naar een dergelijk systeem. Volgens Bill Gates, stichter van Microsoft, overschat men steeds wat mogelijk is over twee jaar maar, onderschat men wat mogelijk is over tien jaar.
369
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
3
4
5
1
Proactive Health Strategic Research Project (SRP)
2
http://www.intel.com/research/spotlights/one_on_one_dishman.htm
http://www.wealthy-ist.com/ http://www.theses.ulaval.ca/2003/21408/ch01.html
WHITE, JA, The next generation of healthcare, Business briefing : long-term healthcare strategies 2003, Business Briefings, 2003, blz. 17
6
http://standards.ieee.org/catalog/olis/
7
Noord-Amerikaanse cijfers, VSA
8
http://www.hc-sc.gc.ca/ohih-bsi/theme/tele/index_f.html
9
Zie Gagnon, Marie-Pierre, Déterminants psychosociaux et organisationnels de l'adoption des technologies de télémédecine dans le Réseau québécois de télésanté élargi (RQTE), http://www.theses.ulaval.ca/2003/21408/21408.html
10
http://www.msss.gouv.qc.ca/index.php
11
http://www.aetmis.gouv.qc.ca/fr/
12
HAZEBROUCQ, Vincent, Rapport sur l’état des lieux 2003 de la télémédecine en France
13
http://www.satw.ch/F/about.html
14
eEurope 2005: een informatiemaatschappij voor allen, Actieplan voor te leggen aan de Europese Raad van Sevilla op 21 en22 juni 2002, Europose Commissie, COM(2002) 263 final
15
Rapport van de Académie suisse des Sciences techniques (SATW), Télémédecine/Telemedizin CH 2002
16
Santé Canada, mei 1998.
17
http://www.bcdi.be/new/fr/
18
http://www.cstb.fr/dos_presse/fichiers/DP36_05_00_PDF.pdf
19
http://www.oecd.org/dataoecd/4/36/1897546.htm
20
http://www1.oecd.org/els/health/canconf_fr/nw01-70f.htm
21
Naar krachtiger gezondheidssystemen, OESO, mei 2004
22
Naar krachtiger gezondheidssystemen, OESO, mei 2004, Omkaderde tekst blz. 37
23
Rapport van de Académie suisse des Sciences techniques (SATW), Télémédecine/Telemedizin CH 2002, blz.8-9
24
Rapport van de Académie suisse des Sciences techniques (SATW), Télémédecine/Telemedizin CH 2002
25
Voortijds herziening van het plan eEurope 2005, http://europa.eu.int/information_society/eeurope/2005/doc/all_about/acte_fr_version_finale.doc
26
http://ordmed.org/c1.html
27
Rapport van de Académie suisse des Sciences techniques (SATW), Télémédecine/Telemedizin CH 2002, blz.7
28
Naar krachtiger gezondheidssystemen, OESO, mei 2004, blz. 66
29
http://www.aerotel.com/Home.asp
30
http://www.medetel.lu/
31
Aangezien CardioVida startte in 1998, is het interessant na te gaan hoever het met dit systeem staat op dit ogenblik, en onder meer na te gaan of de Portugese overheid een gevolg heeft gegeven aan de veelbelovende studie met Aerotel. Een raadpleging op Internet leert ons dat, zoals andere concurrerende diensten, Cardo Vida eveneens lijkt ingevoerd te zijn in Brazilië. Men vindt hiervoor trouwens meer informatie op het adres htttp://intro.med.up.pt/t15_g2/paper_t15_g2.doc 32
http://news.bbc.co.uk/1/hi/health/1516968.stm 33
http://www.senat.fr/rap/o97-169/o97-16972.html
34
Naar krachtiger gezondheidssystemen, OESO, mei 2004, Omkaderde tekst blz. 106
35
Falao, Kai Vidar, My Home is my hospital, Abstract TTC 2004, http://www.telemed.no
370
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
36
Lefebvre, Alain, télémédecine et santé, http://ordmed.org/c9.html
37
BusinessWeek Online, 7 juli 2004, http://www.businessweek.com/technology/tc_special/tc_04futuremed.htm
38
Jennett, P.A., e.a., Policy implications associated with the socioeconomic and health system impact of telehealth: a case study from Canada, Telemedecine Journal and eHealth, Volume 10, nr. 1, 2004, blz. 77 e.v.
39
Lefebvre, Alain, télémédecine et santé, http://ordmed.org/c9.html
40
http://www.univ-lille2.fr/cerim/colloques/e-sante/pdf/JL.Weber.pdf
41
Zie de voorstelling van Kolonel Poropatich in het vorig punt, alsmede het rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques»
42
http://www.stakes.fi/promise/index.html
43
Jennett, P.A., e.a., Policy implications associated with the socioeconomic and health system impact of telehealth: a case study from Canada, Telemedecine Journal and eHealth, Volume 10, nr. 1, 2004, blz. 77 e.v.
44
Voor meer voorbeelden, verwijzen wij naar de bladzijde http://www.arsi.asso.fr/telesurveillance.htm
45
Etat de l'art et apport de la Télémédecine en Hospitalisation, A Domicile, Magali CONTOUX et Fabrice PRODHOMME, Projet DESS "TBH", UTC, 2002, 83pp, http://www.utc.fr/~farges/dess_tbh/01_02/Projets/telhad/telhad3.html
46
Het gaat om een aantasting van het vermogen van het hart om bloed naar de weefsels te pompen en aldus te voldoen aan de behoeften van het organisme, ingevolge een pathologie (hartinfarct of virale infectie)
47
Etat de l'art et apport de la Télémédecine en Hospitalisation, A Domicile, Magali CONTOUX et Fabrice PRODHOMME, Projet DESS "TBH", UTC, 2002, 83pp, http://www.utc.fr/~farges/dess_tbh/01_02/Projets/telhad/telhad3.html
48
Etat de l'art et apport de la Télémédecine en Hospitalisation, A Domicile, Magali CONTOUX et Fabrice PRODHOMME, Projet DESS "TBH", UTC, 2002, 83pp, http://www.utc.fr/~farges/dess_tbh/01_02/Projets/telhad/telhad3.html
49
http://www.utc.fr/~farges/dess_tbh/01_02/Projets/telhad/telhad3.html
50
http://www.eetimes.fr/at/news/showArticle.jhtml?articleID=19504917
51
http://www.agingtech.com/index.aspx, p.11
52
http://www.intel.com/research/exploratory/wireless_promise.htm
53
http://www.cordis.lu/ist/
54
Voor dit project, en voor sommige hiervermelde, zie voor meer details http://www.hc-sc.gc.ca/ohihbsi/pubs/1998_interc/interc_f.html
55
Luis M. Camarinha-Matos en Hamideh Afsarmanesh, Virtual Communities and Elderly Support , in Advances in Automation, Multimedia and Video Systems, and Modern Computer Science, V.V. Kluev, C.E. D’Attellis, N. E. Mastorakis (Ed.s), WSES, ISBN 960-8052-44-0, pp. 279-284, Sept 2001
56
http://www.aahsa.org/
57
Deze vertaling geeft enkel bij benadering de originele Engelse tekst weer die u hier aantreft: «The Center focuses on the application of technology and particularly the policy issues that impact how technology will be used successfully and priced effectively to provide aging services. CAST will drive technology solutions and play a critical role in bringing together researchers and providers.»
58
http://www.tekes.fi
59
http://www.intouchhealth.com/
60
www-timc.imag.fr/Pierre.Barralon/ articles/Chute_C2I2004.pdf 61
Zie onder meer http://www.health-watch.com/falldetector.html; http://www.tunstallaustralasia.com/fall_detector.php; 62
Rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques» (SATW), Télémédecine/Telemedizin CH 2002, blz.16
63
Rapport van de «Académie suisse des Sciences techniques» (SATW),
371
DE TELEGEZONDHEID ENde DEdomotica DOMOTICA De telegezondheid en
Télémédecine/Telemedizin CH 2002, blz.9 64
65
66
67
http://www.univ-lille2.fr/cerim/colloques/e-sante/pdf/JL.Weber.pdf
http://www.ordomedic.be/web-Fr/fr/a87/a087005f.htm http://195.234.184.64/web-Fr/fr/a90/a090007f.htm
Dusserre, L., La prise en compte des nouvelles technologies de l'information par le code de déontologie de 1995, http://ordmed.org/telemedecine.html
68
Vermeld op de pagina http://www.health.fgov.be/EMDMI/fr/wdw/intro.htm, geraadpleegd op 16 juli 2004
69
Rapport van de « Académie suisse des Sciences techniques » (SATW), Télémédecine/Telemedizin CH 2002, blz.9
70
Rapport van de « Académie suisse des Sciences techniques » (SATW), Télémédecine/Telemedizin CH 2002, blz.9
71
http://www.cenorm.be/cenorm/index.htm
72
PARADISO R., GEMIGNANI A., SCILINGO E. P AND DE ROSSI D., Knitted Bioclothes for Cardiopulmonary Monitoring, Proc. of 25th Annual International Conference of the IEEE Engineering in Medicine and Biology Society, September 17-21 2003, Cancun, Mexico
372
VII DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
A.1. A.2. A.3. A.4.
p.378
De vermindering van de functionele en zintuiglijke vermogens van de ouderen
p.378
De mobiliteit van personen die aangetast zijn door één of andere vorm van dementia senilis
p.381
De toeneming van de mobiliteitsbehoeften van de ouderen - eerder een pro-actief antwoord geven dan een reactief
p.382
De acht politieke prioriteiten volgens de OESO
p.384
B. De bijkomende elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de uitwerking van een toegankelijkheidsbeleid
p.384
B.1.
De continuïteit van de vervoersketen
p.384
B.2.
Het universeel ontwerp inzake vervoer
p.385
B.3.
De functievermenging in de stedelijke omgeving
p.386
B.4.
De mobiliteit en het huisvestigingsbeleid
p.388
C. De ontwikkeling van veiliger en toegankelijker wegen en infrastructuur C.1. C.2.
p.388
Rekening houden met de evolutie van de functionele en zintuiglijke mogelijkheden van de ouderen
p.388
De inrichting van de infrastructuur
p.389
C.2.1.
Snelheidvertragende kunstgrepen: het beste is de vijand van het goede
p.389
C.2.2.
De aanbevelingen van de OESO
p.390
C.2.3.
De aanbevelingen van de Conferentie van Ministers van Transport
p.391
- DE MOBILITEIT VAN DE OUDEREN -
A. De mobiliteitskenmerken van de ouderen - naar een dynamische benadering
De aanbevelingen van de Wereldbank
p.392
C.2.5.
De verkeersveiligheidsaudit (VVA)
p.393
De inrichting van een toegankelijke en beveiligde omgeving
p.393
C.3.1.
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor de bestuurders
p.393
C.3.1.1. Moeilijke omstandigheden vermijden
p.394
C.3.1.2. Old Driver Highway Design Handbook (US, 1998)
p.395
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor de gebruikers van het openbaar vervoer
p.395
C.3.2.1. Autobussen uitgerust met een hefplatform of met een verlaagde vloer?
p.395
C.3.2.2. De autobus met verlaagde vloer en met brandstofcel
p.397
C.3.2.3. De veiligheid
p.398
C.3.2.4. De financiële toegankelijkheid: de Belgische initiatieven
p.398
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor voetgangers
p.398
C.3.3.1. Ouderen lopen meer dan jongeren
p.399
C.3.3.2. De groep van de ouderen vertegenwoordigt een hoog percentage in de overlijdens van voetgangers
p.399
C.3.3.3. Goed opgevatte infrastructuren om ongevallen te verminderen
p.400
C.3.3.4. De meest gebruikte wegen van voetgangers vastleggen om de afstanden te optimaliseren
p.401
C.3.3.5. De veiligheid en vlotheid van alle infrastructuren veilig stellen
p.401
C.3.3.6. De informatie en de vorming van de voetgangers
p.402
C.3.3.7. Voorbeeld van aangepaste infrastructuur: wandeling in het park van Suursunpuisto te Helsinki, Finland
p.403
Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor fietsers
p.403
C.3.2.
C.3.3.
C.3.4.
D. Drie voorbeelden van strategische acties ten bate van de toegankelijkheid van het vervoer en de infrastructuur
p.404
D.1.
De wetgeving en de strategische plannen van Japan
p.404
D.2.
Het decennium Azië - Stille Oceaan voor de personen met een handicap (1993-2002)
p.406
- DE MOBILITEIT VAN DE OUDEREN -
C.3.
C.2.4.
Het Noorse actieprogramma voor universeel ontwerp
E. De IVS (Intelligente vervoerssystemen)
F.
p.407
p.408
E.1.
De IVS en het besturen van een auto
p.408
E.2.
De IVS en het openbaar vervoer
p.409
E.3.
De IVS en de voetgangers
p.410
Besluiten
p.411
- DE MOBILITEIT VAN DE OUDEREN -
D.3.
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Om een heel leven zelfstandig te blijven, moeten personen toegang hebben tot een aantal goederen, diensten en activiteiten en andere personen kunnen ontmoeten. Een dergelijke toegankelijkheid vergt echter verplaatsingen, zelfs al laten Internet en bestellingen aan huis tegenwoordig toe bepaalde aspecten van de mobiliteit anders in te schatten. Per definitie, houdt mobiliteit in dat een persoon de mogelijkheid moet hebben om vrij het tijdstip en de bestemming van zijn reis te bepalen, geïnformeerd te zijn over de verschillende opties en reiswegen en te beschikken over de vereiste financiële middelen voor de verplaatsing. In werkelijkheid heeft mobiliteit echter steeds grenzen, aangezien het enige vervoermiddel dat de volledige mobiliteit het meest benadert de privé-auto is.1 De alternatieve vervoermiddelen zullen op termijn enkel aantrekkelijk zijn indien zij de mobiliteitskenmerken van de auto het meest benaderen. Indien taxi’s beschikbaar zijn tegen een redelijke prijs, dan kunnen zij haast volledig de auto vervangen. Voor de korte afstanden is de verplaatsing te voet het meest aangewezen.2 Studies die ter zake werden gevoerd en het gezond verstand hebben aangetoond dat personen hun verplaatsingsvermogen associëren met individuele vrijheid en onafhankelijkheid. Voor tal van ouderen is de mobiliteit geassocieerd met hun persoonlijk imago, hun waardigheid en hun welzijn. Andere studies hebben eveneens aangetoond dat het vermogen om betrekkingen te blijven onderhouden met zijn vrienden en zijn gemeenschap een doorslaggevend element is voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het belang van mobiliteit blijft bestaan wanneer men ouder wordt en op rust gaat. Het aantal verplaatsingen vermindert weliswaar naargelang men ouder wordt, maar dit betekent voornamelijk dat de opeenvolging en organisatie van de dagelijkse activiteiten en het vermogen om zich te verplaatsen verminderen. Ouderen die lang mobiel en actief blijven leven langer, terwijl de senioren die zich thuis afzonderen gemakkelijk het slachtoffer worden van depressie en eenzaamheid. Vrijheid om zich te verplaatsen, dat is het leven zelf.3 De mobiliteitsbehoeften van de ouderen zijn complex en het is niet mogelijk er tegemoet aan te komen met een enkele alternatieve oplossing die overal voldoening schenkt voor alle personen, en zelfs niet voor één persoon op één welbepaalde plaats. De vaardigheden van de oudere zijn bepalend voor zijn verplaatsingsmogelijkheden en voor zijn vervoersopties. De progressieve vermindering van de functionele en zintuiglijke mogelijkheden van de ouderen houdt in dat de vervoersinfrastructuur en de openbare ruimte toegankelijker moeten worden – wat aansluit bij de behoeften van de personen met een handicap. Het ontwerp van de wegen moet worden aangepast aan de oudere bestuurders; zij moeten voor hen begrijpelijker worden en meer zekerheid bieden. Eén van de normale en natuurlijke gevolgen van het verouderingsproces is immers dat het gezichtsvermogen van een oudere vermindert, dat hij niet meer zo snel reageert of dat hij zijn voertuig minder efficiënt bestuurt. Voor een groot deel van de oudere bevolking kan deze vermindering van de vermogens gecompenseerd worden tegen sociaal aanvaarbare kosten, en wel door een aanpassing van het ontwerp van de wegen. Deze aanpassingen zullen overigens ten goede komen van alle weggebruikers, met inbegrip van de voetgangers en de fietsers: het zijn de
377
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
principes van het universeel ontwerp die moeten worden uitgebreid tot de infrastructuur en de wegen. Talrijke onderzoekers zijn van mening dat een strategische ontwikkeling van de nieuwe technologieën, afkomstig van de ITS (Intelligent Transportation System), de mogelijkheid zal bieden om ten dele de onverenigbaarheden te verhelpen tussen de oudere weggebruiker en de hedendaagse wegeninfrastructuur. Het is duidelijk dat de ITS talrijke potentiële bijstandsmogelijkheden aan de bestuurder kunnen bieden, op voorwaarde dat de technologie niet beperkt blijft tot voertuigtechnologie, maar ook ingebouwd wordt in de infrastructuur. Men moet er immers over waken dat de bestuurder niet overdonderd wordt door een groot aantal hulpsystemen en technologische interfaces die zijn aandacht dreigen af te leiden, want al bij al werden er toch weinig ITS-technieken ontwikkeld die rekening houden met de vermindering van de vermogens van de ouderen. Ook hier zal de filosofie van het universele ontwerp nuttig moeten worden toegepast. Maar de ITS vormt enkel een technische hulp: in de eerste plaats moet ervoor worden gezorgd dat de wegen aangepast worden aan de ouder wordende bevolking van de volgende decennia.
© MIVB
A. De mobiliteitskenmerken van de ouderen – naar een dynamische benadering A.1. De vermindering van de functionele en zintuiglijke vermogens van de ouderen De functionele, fysieke, mentale, psychologische en budgettaire mogelijkheden zijn bepalend voor het vermogen van de personen om zich te verplaatsen als bestuurder, passagier of voetganger. Samen met andere auteurs, identificeert het CERTU4 de verschillende vermogensverminderingen
378
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
waaraan een ouder wordende persoon kan lijden. Deze vermogensverminderingen hebben onder meer betrekking op: ❒
Het gehoor en de perceptie van de omgeving. Vanaf een gevorderde leeftijd vermindert het gehoor van de personen, vooral voor de hoge frequenties. Dit gebrek leidt er voor de oudere voetgangers toe dat zij geluiden van voertuigen minder snel horen, vooral van stille voertuigen zoals trams of fietsen. Deze vermindering kan bovendien gepaard gaan met evenwichtsstoornissen en bijgevolg ook de rechtopstaande houding van de oudere voetgangers verstoren.
❒ Het gezichtsvermogen en de perceptie van snelheid. Verziendheid tast vooreerst het gezichtsvermogen op korte afstand aan en vervolgens dat op lange afstand. De leeftijd wijzigt de percepties van afstand en snelheid van bewegende voorwerpen: een oudere persoon overschat de afstanden en snelheden van de elementen. ❒ De toename van de tijd voor het nemen van beslissingen. Om te reageren en een beslissing te nemen, valt een persoon terug op een bekend kader. Wanneer de referentieschema’s wijzigen (wijzigingen aan de openbare ruimte of veranderingen van het verkeer), is het noodzakelijk nieuwe bakens in te bouwen, wat bij ouderen wat ingewikkelder verloopt wegens veranderingen van het geheugen. Dit leidt tot langere reactietijden. In de regel zal een oudere bovendien ook al meer tijd nodig hebben om de informatie te vatten, te analyseren en een beslissing te nemen. ❒ Een verminderde motoriek. Enerzijds stelt men bij de ouderen een verlies van spiermassa vast. Dit tast de loopsnelheid van de oudere voetgangers aan. Anderzijds leidt de toenemende stijfheid van de gewrichten tot kortere bewegingen. Zo zullen de normale loopbewegingen worden aangetast, maar eveneens de stappen, die nodig zijn om een hindernis, zoals een trap of een stoeprand, te overschrijden. Naast deze verschillende mogelijke verminderingen van vaardigheden, zijn er nog twee bijkomende elementen die het risico van ouderen in het kader van hun dagelijkse mobiliteit doen stijgen. ❒ De cumulatie van functieverminderingen. Het is vaak de cumulatie van deze functieverminderingen die ouderen blootstelt aan een toenemend risico op ongevallen vanaf 70-75 jaar (vandaag). «Eén enkele functiebeperking kan nog vrij gemakkelijk worden verholpen, maar het probleem wordt groter ingeval van een cumulatie van verschillende beperkingen. Men kan niet stellen dat een bepaald vermogen vanaf een bepaalde leeftijd verslechtert, maar het staat vast dat men vanaf een gevorderde leeftijd een verslechtering vaststelt van verschillende functies die steeds minder gemakkelijk kunnen worden gecompenseerd.5» ❒
De vermindering van de weerstand tegen schokken. De beenderstructuur wordt brozer (vooral bij de vrouwen na de menopauze) en het botvolume neemt af (met 40 tot 50% bij de vrouwen en met 20 tot 30 % bij de mannen). Een vermindering van het botvolume met 10% leidt tot een vermenigvuldiging
379
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
van het risico op breuken met twee, en het herstellen van die breuken verloopt veel trager. Op de onderstaande tabel treft u een samenvatting aan van de functies en de kennis waarover ouderen moeten beschikken om zich te kunnen verplaatsen.
Tabel der vaardigheden (TRB) Vaardigheid van de persoon Vaardigheden Waartoe moeten ouderen in staat zijn?
Kennis Wat dienen ouderen te weten?
Gemotoriseerd openbaar vervoer Naar de halte lopen in alle weersomstandigheden
De informatie betreffende de verschillende opties van de diensten en de dienstregelingen, alsmede de eventuele wijzigingen
Instappen, rechtop blijven of gaan zitten
Het vertrek- en aankomstpunt
Het vervoerbewijs betalen rekening houdend met de verschillende reglementen en tariefopties
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de verschillende tarieven
De handleuning vastnemen en pakjes vervoeren
Eventuele reservatie van de dienst en de hiervoor vereiste tijd
De reiswegen, de herkenningspunten in het landschap en de bestemmingen herkennen
De totale duur van het traject
De mondelinge of schriftelijke mededelingen of instructies begrijpen
De veiligheid en de betrouwbaarheid van de dienst
De aankondigingen en de aankomst op de plaats van bestemming horen
De afstand vanaf de meest nabij gelegen stopplaats
De nummering van de wegen en van de voertuigen in verband met de te bereiken bestemming zien en begrijpen
De veiligheid van de halteplaats of de terminal
Veranderen van voertuig of van vervoertak
De behoeften inzake transfer en de stopplaats waar moet worden afgestapt
Omgaan met opstoppingen en met het gedrang aan de haltes van de voertuigen
Informatie over alternatieve vervoerswijzen (zoals bijvoorbeeld levering aan huis)
Snel instappen in het voertuig en het snel verlaten
De beschikbaarheid van vorming en advies voor de verplaatsingen
Gemotoriseerd privé-vervoer (als bestuurder) Een auto of een motorfiets besturen, onder meer in de duisternis
De meest aangepaste reisroute kennen voor een reis in veilige omstandigheden, onder meer voor de scooter of voor de rolstoel
Een auto of een motorfiets besturen bij druk verkeer
Alternatieve wegen kennen om opstoppingen te vermijden
Een scooter of een gemotoriseerde rolstoel besturen
380
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Niet-gemotoriseerd privé-vervoer of gemotoriseerd privé-vervoer (als passagier) Voor fietsers, in staat zijn lange afstanden af te leggen en zijn evenwicht te bewaren
Voor fietsers en gemotoriseerde rolstoel-gebruikers, de beveiligde aangepaste wegen of de fietspaden kennen
Voor de voetgangers, in staat zijn om op drukke stoepen te lopen, of op de weg indien er geen stoepen zijn
Voor de voetgangers, de beveiligde wegen kennen, onder meer ‘s nachts
Voor de voetgangers, de kruispunten oversteken in veilige omstandigheden
Voor de voetgangers, de toestand van de stoep of van de weg kennen
De complexe omgeving van de infrastructuur en van de stedelijke omgeving beheersen
Bron: TRB, Conference proceedings 27, 2004, bladzijde 99
A.2. De mobiliteit van personen die aangetast zijn door één of andere vorm van dementia senilis De mobiliteitsproblemen van personen die aangetast zijn door één of andere vorm van dementie werden relatief weinig bestudeerd. Volgens een in de VS uitgevoerde enquête6, blijft ongeveer 25% van de personen die lijden aan klinische geheugenstoornissen, per auto rijden, maar beperken zij vrijwillig de frequentie van hun verplaatsingen. Deze studie bevestigt wat het gezond verstand aanbeveelt: de personen die rijden in het gezelschap van een passagier zijn minder vaak het slachtoffer van ongevallen dan alleen rijdende bestuurders. Al is deze regel niet absoluut, toch is het voor personen die getroffen worden door een of andere vorm van dementie niet raadzaam alleen te rijden. Volgens de studie van de OESO7, stijgt het risico op ongevallen van oudere bestuurders, die lijden aan ziekten die hun geestesvermogen aantasten zoals dementie van het type Alzheimer, aanzienlijk naargelang de ziekte vordert. «Tal van ouderen nemen bovendien geneesmiddelen die vaak hun vermogen om veilig te lopen aantasten. Dit maakt dat de voetgangers een ingewikkelder gedrag vertonen aangezien hun beslissingsproces en vervolgens de uitvoering van de beslissing om de weg over te steken, aanzienlijk vertraagd worden.» Er is weinig bekend over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor gedesoriënteerde personen, evenmin als over de rol van het gezin en van de zorgverstrekkers bij deze verplaatsingen. Men meent nochtans dat de betrokkene vrij snel zijn vermogen verliest om gebruik te maken van het klassiek gemeenschappelijk vervoer en dat een meer gepersonaliseerd systeem geschikter zou zijn.8 381
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Een voorbeeld van zo’n meer gepersonaliseerd transportsysteem treffen we aan in de Verenigde Staten met het Independent Transportation Network9 (ITN). Het ITN is een vereniging zonder winstoogmerk die het vervoer organiseert van ouderen en van personen die lijden aan gezichtsstoornissen. Het gaat om een project dat gefinancierd wordt door verschillende Amerikaanse openbare instellingen, gebaseerd op de behoeften van de personen in hun gemeenschap. «Zonder het comfort van de auto op te geven, biedt het ITN de efficiency van het openbaar vervoer voor de massa aan dankzij gedeelde trajecten en planning vooraf.» Het ITN maakt gebruik van auto’s en onbezoldigde bestuurders en biedt een deur aan deur dienst aan, 7 dagen op 7, 24 uren op 24. De personen die gebruik maken van de dienst openen een rekening en betalen hun traject per mijl.
A.3. De toeneming van de mobiliteitsbehoeften van de ouderen – eerder een pro-actief antwoord geven dan een reactief Zoals wij al in de inleiding stelden, veranderen de mobiliteitsbehoeften van de ouderen tegenwoordig wanneer de betrokkene op rust gaat, onder meer omdat de verplaatsingen dan niet meer geconditioneerd worden door het woon-werk traject. Men kan verwachten dat deze behoeften in de toekomst zullen toenemen en dat zij een grote invloed zullen hebben op de nu bestaande transportsystemen. De Europese Conferentie van Ministers van Transport van 29 en 30 mei 200110 is aldus van mening «dat niet enkel het aantal ouderen toeneemt maar ook hun mobiliteitsbehoeften» en dit om twee redenen: In de eerste plaats zal de volgende generatie ouderen al gewoon zijn aan een grotere mobiliteit (dat wil zeggen dat zij zich naar believen verplaast en grotere afstanden aflegt) en zij zal beslist deze mobiliteitsgraad willen behouden, te meer daar zij hiertoe vermoedelijk ook zal beschikken over de vereiste financiële middelen. De ouderen zullen over het algemeen ook over een betere gezondheid en een betere lichaamsconditie beschikken dan voordien, aangezien de levensstandaard verbetert. Met andere woorden, de ouderen van de toekomst zullen vermoedelijk langer actief blijven dan voordien. In de derde plaats geven de ouderen, ondanks de natuurlijke voordelen van een verblijf in een stedelijke omgeving, er toch vaak de voorkeur aan buiten de centrale wijken van de agglomeraties te wonen, waar zij de criminaliteit te onrustwekkend achten en de kosten van levensonderhoud te hoog. Het is een feit dat de behoefte aan mobiliteit groter is in minder dicht bevolkt gebied dan in de agglomeraties. Ten slotte zullen de ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen dan op dit ogenblik. «De mensen willen graag thuis ouder worden en willen niet meer verhuizen, éénmaal dat zij een zekere leeftijd hebben bereikt. Dit kan ten dele verklaard worden door de politiek van de regeringen, die de mensen aanmoedigen om zolang mogelijk zelfstandig te blijven. Lang geleden was het bovendien normaal dat ouderen introkken bij hun kinderen, wat 382
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
momenteel niet meer het geval is.» Welnu langer alleen wonen vraagt meer verplaatsingen om boodschappen te doen, toegang te hebben tot gezondheidsdiensten, enzovoort. De OESO11 sluit zich aan bij het standpunt van de Conferentie en stelt voor een pro-actief en dynamisch antwoord te geven op de problemen die de mobiliteit van de personen uit de baby boom generatie zal stellen. «Men kan stellen dat de babyboomers van meer diensten en sociale voordelen hebben genoten dan eender welke andere groep in de recente geschiedenis. Als ouderen zullen zij het vermoedelijk financieel gemakkelijker hebben, zullen zij een beter vormingspeil hebben en zullen zij politiek actiever zijn dan de vorige generatie. Men verwacht dat zij krachtig zullen opkomen voor de bevrediging van hun behoeften. (…) Naargelang zij ouder zullen worden, zullen de leden van de baby boom-generatie hoge verwachtingen hebben inzake de instandhouding van hun persoonlijke mobiliteit.» De auteurs van de OESO-studie gaan verder als volgt: «Er zullen grote wijzigingen en aanpassingen moeten worden aangebracht aan het transportsysteem om de ouderen een veilige mobiliteit te bieden, en dit zal onvermijdelijk aanzienlijke kredieten vergen. Tegen 2030 zullen de overheidsmiddelen niet meer volstaan om deze wijzigingen te financieren, gelet op de verwachte explosie van de pensioen- en gezondheidsprogramma’s. Het is bijgevolg verstandig hierop te anticiperen en een pro-actief eerder dan een reactief antwoord te geven op deze naderende transportbehoeften, op een ogenblik dat de openbare financiën dit nog gemakkelijker kunnen dragen.» Ingevolge de veroudering van de bevolking en de inkrimping van de beroepsbevolking, zal de grondslag van de belastingheffing immers onvermijdelijk krimpen. Deze inkrimping zal leiden tot een verminderd economisch vermogen om in te spelen op de transportbehoeften van de ouderen, in het bijzonder wegens de verwachte explosie van de pensioen- en gezondheidskosten. Ten gevolge van de inkrimping van de gezinsgrootte, zullen de ouderen minder of zelfs geen familieleden in hun nabijheid meer hebben om voor hen te zorgen en om hun verplaatsingen te verrichten. Hierdoor zal er een toenemende druk op de overheid ontstaan om diensten en alternatieve voorzieningen aan te bieden.
383
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
A.4. De acht politieke prioriteiten volgens de OESO De internationale organisatie noemt acht politieke prioriteiten. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Assistentie en financiering om levenslang mobiliteit te bieden; Hulp aan de ouderen om hen de mogelijkheid te bieden veilig te rijden; Terbeschikkingstelling van aangepaste vervangingsoplossingen voor de personenauto; Veiliger auto’s voor de ouderen; Ontwikkeling van veiliger wegen en infrastructuur; Aangepaste praktijken voor het grondgebruik; Deelname van de ouderen aan de uitwerking van de beleidsmaatregelen; Opvoedingscampagnes om de mobiliteit en de veiligheid van de ouderen maximaal te bevorderen.
In het kader van deze studie, zal onze aandacht voornamelijk uitgaan naar de functievermenging in een stedelijke omgeving en naar de ontwikkeling van toegankelijker en veiliger wegen en infrastructuur. Wij zullen minder aandacht besteden aan het uitgebreid onderwerp van de hulp bij het sturen en de intelligente transportsystemen (ITS).
B.De bijkomenden elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de uitwerking van een toegankelijkheidsbeleid B.1. De continuïteit van de vervoersketen Inzake openbaar vervoer, is de continuïteit van de verplaatsingsketen primordiaal. De verplaatsingsof vervoersketen staat voor de continuïteit van de verplaatsing over het totale traject van de verplaatsing of de reis: verplaatsing te voet of met een voertuig tot aan de terminal of de halte van de openbaar vervoer, toegang tot en gebruik van het vervoer en eventuele aansluitingen. De continuïteit van de verplaatsingsketen omvat de stations, terminals, stopplaatsen en andere in- of uitstapplaatsen – met inbegrip van de toegang tot deze plaatsen – de voertuigen en de verschillende interfaces en ook de bijkomende diensten zoals loketten, toiletten, telefoons enz. … Op de vergadering van 27 en 28 november 1999 heeft de Europese Conferentie van de Ministers van Transport de aandacht gevestigd op de volgende voorbeelden van onderbrekingen: ❒ Bus: de betere toegang tot de bus heeft maar een beperkte impact 384
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
zolang de haltes ontoegankelijk blijven of geblokkeerd worden door auto’s die geparkeerd staan in overtreding. ❒ Informatie: de versnipperde inlichtingen etappe per etappe volstaan niet om de personen voldoende vertrouwen te geven bij hun verplaatsingen. De wijze waarop de inlichtingen aangeboden worden aan personen met een handicap is vaak onaangepast. ❒ Lokale omgeving: één van de grote moeilijkheden bestaat erin zich naar de stopplaats van de bus en naar de busterminal te begeven en hiervan terug te komen. ❒ De toegankelijke installaties en voorzieningen kunnen vaak niet gebruikt worden of zijn buiten dienst. De continuïteit van de verplaatsingsketen is essentieel: een enkel, soms miniem, gebrek in de keten volstaat om de verplaatsing onmogelijk te maken, of zelfs een ware «val» te vormen voor personen met een handicap. De afwezigheid van een lift in een terminal op de eindbestemming bijvoorbeeld is het ergst, aangezien het dan niet mogelijk is terug te keren, ofwel het traject te vervolgen om een toegankelijke uitgang te vinden. Het is noodzakelijk dat de personen met een handicap zich onmiddellijk in real time voor het aanvatten van een verplaatsing kunnen informeren over de werking van een toegankelijkheidsuitrusting. In geval van niet–beschikbaarheid, dient een alternatieve oplossing aanwezig te zijn. De Conferentie van Ministers onderstreept dat het, om deze ononderbroken toegankelijke vervoersketen te verzekeren, noodzakelijk is een permanente samenwerking tot stand te brengen tussen de overheidsdiensten van de verschillende niveaus (Rijk en lokale besturen), de voertuigbouwers, de exploitanten van de transportdiensten en de verenigingen van ouderen en/of personen met een handicap. «Met andere woorden, de fysieke keten van toegankelijk vervoer moet gepaard gaan met een administratieve keten. Bij de uitwerking van een beleid tot verbetering van de toegang tot alle vervoertakken mag de overheid de dringende noodzaak om een ononderbroken vervoersketen voor personen met een handicap te verzekeren niet uit het oog verliezen. En hiertoe dient zij gelijktijdig te zorgen voor aangepaste reglementeringen en maatregelen tot het bevorderen van de samenwerking tussen alle betrokken organisaties.» Verder in dit hoofdstuk zullen wij zien hoe de Japanse overheid op een strategische wijze poogt een toegankelijke verplaatsing- en vervoersketen in te voeren door het bepalen van prioritaire interventiedistricten.
B.2. Het universeel ontwerp inzake vervoer Zoals voor het ontwerp van gebouwen, berusten de principes van het universele ontwerp (universal design, barrier free design) op een benadering volgens het gezond verstand die in de principes van het ontwerp, de belangen en behoeften integreert van elke toekomstige gebruiker, met inbegrip van
385
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
kinderen, ouderen en/of personen met een handicap. Een op universele wijze uitgebouwd transportsysteem is een systeem dat werkt voor iedereen. Het belangrijkste kenmerk van transportoplossingen die gebaseerd zijn op het universele ontwerp, is dat zij geen enkele gebruiker discrimineren en dat zij ook gebruikt kunnen worden door personen zonder handicap. De ontwerpers van transportsystemen beginnen te beseffen dat hun systemen, door deze bruikbaar te maken voor iedereen, zelfs voor personen met functionele en zintuiglijke beperkingen, economisch en sociaal efficiënter en vollediger zijn.12 Een van de elementen die deze beweging op gang heeft gebracht, is het feit dat tal van gebruikers toch een vorm van handicap of een sterke hinder in hun mobiliteit ervaren, al hebben zij zelf geen zware handicap of gebruiken zij geen rolstoel. Men denkt daarbij aan moeders met een kinderwagen of wandelwagentje, zwaarlijvigen of gewoonweg personen die zware valiezen dragen. Een befaamd Angelsaksisch auteur13 schrijft in dit verband «dat in Groot-Brittannië 10% van de volwassen bevolking niet in staat is zich over meer dan 400 meter te verplaatsen zonder te rusten of zonder pijn te hebben. 4% van de personen heeft gezichtsproblemen die het lezen van een krant bemoeilijken, maar haast alle personen met een visuele handicap kunnen de aanwezigheid van een helder raam onderscheiden. Voorzieningen die personen die kunnen lopen helpen om trappen te beklimmen, zelfs met moeilijkheden, of die ze helpen om te zien, zelfs slecht, zijn ook nuttig voor bepaalde andere groepen, zoals diegenen die zware valiezen vervoeren of jonge kinderen begeleiden. Installaties die infrastructuren toegankelijk maken voor personen met een rolstoel helpen ook de personen die een kinderwagen of een caddie duwen.» Automatische deuren aan de ingang van gebouwen zijn ook gemakkelijker voor een persoon die zijn valiezen trekt of de bezorger die een levering brengt. Contrasterende kleuren tussen de muren en de vloeren, en op de plaats van trappenhuizen zijn visueel interessant en vergemakkelijken het verkeer binnenin het gebouw. De trend naar universeel ontwerp is een mondiaal fenomeen geworden.14 Naast het universeel ontwerp, blijven ook specifieke voorzieningen om de wegen veiliger te maken noodzakelijk. De CERTU15 onderstreept bijvoorbeeld dat «tal van studies werden opgezet om de weg van kinderen naar school veiliger te maken. Men kan aannemen dat het principe hiervan ook opgaat voor de oudere voetgangers wegens bepaalde gemeenschappelijke kenmerken zoals de fysieke en cognitieve mogelijkheden.» In de volgende punten zullen wij een aantal van deze voorzieningen bestuderen.
B.3. De functievermenging in de stedelijke omgeving Iedereen is het eens om te stellen dat, inzake transportsystemen en infrastructuren, de efficiëntste oplossingen om het hoofd te bieden aan de toenemende functionele stoornissen van ouderen kunnen worden
386
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
aangeboden in een gemengde stedelijke omgeving. Het is bijzonder moeilijk een leefbaar alternatief transportsysteem te organiseren in een landelijke omgeving, of zelfs in de periferie, waar men sterk afhankelijk is van het gebruik van de personenauto. In de stad daarentegen, laten de dichtheid en de vermenging van het woonmilieu en van de activiteiten en diensten vaak efficiënte en duurzame oplossingen toe. Een rapport dat in deze zin werd gepubliceerd in december 2000 door de CERTU16, stelde dat de oudere bevolking vandaag vooral in een stedelijke omgeving woont. «Men merkt bij de ouderen een gehechtheid aan de stad en aan de wijken die een gemakkelijke toegang tot diensten, en vooral betere zorg ingeval van gezondheidsproblemen, bieden. De wijken in de periferie stellen problemen voor de bevolking die er veroudert: de afstand tot de handelszaken en de diensten is groot en het collectief vervoer beantwoordt slecht aan de behoeften.» In 1998 stelde de Europese Conferentie van Ministers van Transport17 dat «De transportproblemen eveneens verschillend zijn naargelang van de woongebieden. Indien de transportmoeilijkheden van ouderen vrij gemakkelijk kunnen worden opgelost in de steden, waar de voorzieningen voor de ouderen ook ten goede komen van de hele bevolking, geldt dit niet in de landelijke gebieden waar de personen afhankelijk zijn van het vervoer met de personenwagen. (…) De terugkeer van de ouderen naar het stadscentrum is echter geen gedane zaak, al poogde men het in de hand te werken. Sommigen wensen nu eenmaal ouder te worden waar zij altijd al gewoond hebben.»
© MIVB
© MIVB
In hun aanbevelingen vragen de Ministers aan de lidstaten om te zorgen voor een ruimtelijke ordening die toelaat deze functievermenging in de hand te werken en aldus de afhankelijkheid van de auto te verminderen. «De ouderen zouden moeten kunnen rekenen op een huisvesting die geen afhankelijkheid meebrengt van de auto in de periode van hun leven waarin zij geen auto meer zouden moeten besturen en zouden ook de keuze moeten hebben om afstanden te voet of gemakkelijk met het openbaar vervoer af te leggen om boodschappen te doen of een beroep te doen op medische diensten.18» Zoals wij schreven in onze studie betreffende de handicaps en de demografische veroudering, gepubliceerd in 2003, dient de oudere die niet meer afhankelijk wenst te zijn van de auto zich bij voorkeur te vestigen in een stedelijke omgeving, waar de bevolkingsdichtheid voldoende is om een toegankelijk transportsysteem voor de bevolking te rechtvaardigen. In een landelijke
387
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
omgeving wordt een persoon die afstand moet doen van zijn auto snel afhankelijk van anderen om zich te verplaatsen, of wordt hij de gevangene van zijn woning en verliest hij aldus zijn autonomie. In de stadscentra vindt men de meeste mogelijkheden en opties inzake alternatieve verplaatsingsmiddelen. «De oudere kan zich dus het best aanpassen aan zijn leeftijd door te verhuizen naar een stadscentrum.19»
B.4. De mobiliteit en het huisvestigingsbeleid Het is van belang een toegankelijke openbare ruimte in te richten opdat de ouderen niet opgesloten blijven in hun woning. Omgekeerd, dient het tot niets een openbare ruimte en perfect toegankelijke transportinfrastructuren te hebben, indien de woning zelf ontoegankelijk is. De CERTU onderstreept het: wonen op een verdieping in een gebouw zonder lift kan een oudere beletten om buiten te komen. Al kan de betrokkene rekenen op aan huis geleverde diensten, toch zullen zijn sociale contacten snel verloren gaan.20
C. De ontwikkeling van veiliger en toegankelijker wegen en infrastructuur De openbare ruimte is de verlenging van de binnenruimte van de woning naar buiten. Indien de oudere of de persoon met een handicap naar buiten wenst te komen en wil deelnemen aan het maatschappelijke leven, moet de openbare ruimte aangepast zijn vanaf de drempel van zijn woning. De aanpassing van de wegen is noodzakelijk om de oudere of de persoon met een handicap toe te laten deel te nemen aan het sociale leven met een zekere graad van zelfstandigheid.
C.1. Rekening houden met de evolutie van de functionele en zintuiglijke mogelijkheden van de ouderen In zijn studie21, stelt de OESO dat de infrastructuur, om de mobiliteit en de veiligheid van de ouderen zo goed mogelijk te verzekeren, aangepast moet zijn aan de evolutie van de functionele en zintuiglijke mogelijkheden van de ouderen, en aan de wensen van de verenigingen van personen met een handicap. Het vertrekpunt van een duurzame mobiliteit voor de ouderen bestaat er volgens de OESO in een hele reeks maatregelen toe te passen op de wegen, ten einde een veiliger omgeving te scheppen voor de verschillende groepen van gebruikers (via het universele ontwerp of specifieke voorzieningen). Het ontwerp van de infrastructuur mag niet enkel berusten op de technische efficiency tegen de laagste kosten. «Het ontwerp van de nieuwe wegenprogramma’s en van de toekomstige
388
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
wegenvoorzieningen zou, ten minste, moeten erkennen dat de normen die gebaseerd zijn op de mogelijkheden van een jonge volwassen bestuurder in goede gezondheid, ongeschikt zijn voor de ouderen en zou erop gericht moeten zijn te voldoen aan de behoeften van alle categorieën van weggebruikers. Er moet gebruik worden gemaakt van de beste aangepaste technologieën om te voldoen aan deze eisen en alle redelijke gevolgen hiervan in termen van kosten zouden moeten worden aanvaard.»
C.2. De inrichting van de infrastructuur C.2.1. Snelheidvertragende kunstgrepen: het beste is de vijand van het goede Door de opeenvolgende hindernissen (snelheidremmers, paaltjes, zigzagdoorgangen, bloembakken, blokjes in tin of groeven in het wegdek om de auto’s uit de rijstroken voor bussen te houden) wordt het rijden in de stad zo moeilijk en stresserend dat het vaak intimiderend is voor de ouderen of de personen met een handicap, die behoefte hebben aan een begrijpelijke infrastructuur met zo weinig mogelijk hindernissen. België vergeet volgens ons te vaak dat verkeersveiligheid ook te maken heeft met de kwaliteit van de infrastructuur, onder meer voor personen waarvan het zintuiglijke vermogen of de motorische handigheid verminderd is. De Belgische wegeninfrastructuur bevat vaak kunstmatige hindernissen die ertoe bestemd zijn de weggebruikers te dwingen hun snelheid aan te passen aan de bebouwing, schoolomgevingen en dergelijke. Te vaak, dat wil zeggen wanneer zij slecht ontworpen zijn, zijn deze hindernissen gevaarlijk, aangezien zij de begrijpelijkheid van de infrastructuur sterk verminderen, onder meer bij duisternis of bij slechte weersomstandigheden. Daar waar zij er in principe toe bestemd zijn de verkeersveiligheid te verhogen, kan het slechte ontwerp ervan nu leiden tot ongevallen. Deze kunstmatige hindernissen zijn eveneens ontworpen om het gebruik van de auto in de stad te ontmoedigen. Om de autobestuurders er zogezegd toe aan te sporen in de stad een snelheid van 50 km per uur na te leven, doen de wegbeheerders vaak een beroep op kunstgrepen die beletten dat een auto er meer dan 10 km per uur kan rijden, op gevaar af schade aan het voertuig te veroorzaken. Een dergelijke opeenvolging van hindernissen verhoogt bovendien de stress en de agressiviteit van de normale bestuurder. De bestuurder met verminderde functies wordt erdoor in de war en uit evenwicht gebracht. Te Brussel dient men soms bijzonder waakzaam en alert te zijn om tijdig een voetganger waar te nemen die oversteekt bij rood licht, wanneer men aan het slalommen is tussen de gaten in het wegdek, tussen twee snelheidremmers, drie zigzagdoorgangen en vijf bloembakken. De infrastructuur is soms zo «agressief» ten aanzien van bepaalde weggebruikers dat zij zware verwondingen of handicaps veroorzaakt. Zo werd het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest bijvoorbeeld veroordeeld om
389
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
een groot deel van de schade van een motorrijder te vergoeden die stelde dat het gevaarlijke ontwerp van de infrastructuur (rotonde versierd met megalieten in de Stallestraat22) zijn paraplegie had veroorzaakt.
C.2.2. De aanbevelingen van de OESO In een logische gedachtegang spreekt de OESO23 zich uit voor een verdere aanpassing van de wegen om ze veiliger te maken en het gebruik ervan door de ouderen te vergemakkelijken. Volgens de internationale organisatie dienen onder meer de volgende maatregelen te worden genomen: ❒ Zorgen voor wegen en voorzieningen langs de wegen om ze veiliger te maken voor de oudere bestuurders, voetgangers, fietsers en personen met een rolstoel of gemotoriseerde scooter. De verbetering van de veiligheid van oudere voetgangers vergt eveneens politieke initiatieven om het onveiligheidsgevoel van de personen te verhelpen; ❒ De inrichting van de onmiddellijke omgeving van de weg zal de oudere bestuurders helpen of zal voor hen de noodzaak verminderen om complexe beslissingen te nemen en snel taken uit te voeren, terwijl zij hierdoor tevens over meer informatie vooraf zullen beschikken; ❒ Wegen en genormaliseerde en homogene informatiesystemen verwezenlijken in de verschillende gebieden; ❒ De spitstechnologie toepassen, aangezien deze een belangrijke rol speelt in de verbetering van de intrinsieke veiligheid van het wegen; ❒ Gebruiksvriendelijk en gemakkelijk openbaar vervoer aanbieden met autobussen en trams met verlaagde vloer om de toegang van op de stoep te vergemakkelijken. De OESO pleit vervolgens voor een verbetering van de planning van het grondgebruik, indien een politiek van «thuis blijven wonen» wordt gevoerd «als een essentiële strategie in het beheer van de mobiliteits- en veiligheidsbehoeften van ouderen.» Zo onderstreept de OESO onder meer: ❒ Het is vitaal lokale diensten en voorzieningen te ontwikkelen die aangepast zijn aan een verouderende gemeenschap die kan rekenen op voldoende transportdiensten; ❒ Een van de nieuwe praktijken die voortvloeit uit een betere planning van het grondgebruik, is de eis dat de voorgestelde wegen en voetgangerspaden beantwoorden aan verkeersveiligheidsnormen en tevens een efficiënte bediening door het openbaar vervoer moeten mogelijk maken; ❒ Wanneer er onvoldoende stoepen of veilige oversteekplaatsen zijn, moet de mogelijkheid worden bestudeerd om deze opnieuw in te richten;
390
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
❒ De maatregelen die, op het vlak van duurzaamheid, de omgeving van de collectiviteiten verbeteren zijn gelijkaardig als die welke vereist zijn om de ouderen toe te laten een zelfstandige mobiliteit te bewaren; (de OESO bevestigt hier dat het universele ontwerp integraal deel uitmaakt van duurzaam bouwen en duurzame ontwikkeling); ❒ Om een duurzaam transportsysteem in te voeren moet de infrastructuur, bij de bouw van fietspaden, ook toegankelijk worden gemaakt voor elektrische rolstoelen, scooters en andere tuigen die traag rijden en waarvoor geen vergunning vereist is, in vervanging van de auto. In het kader van deze aanbevelingen, legt de OESO de nadruk op de noodzaak om ter zake richtlijnen op te stellen en op het belang van een samenwerking tussen overheid en privé-sector. «Men heeft er in dit geval, schrijven de auteurs van de studie, alle belang bij een aangepast politiek kader te scheppen en praktische richtlijnen voor de uitvoering van deze verbeteringen te geven aan de regionale verantwoordelijken en aan de planningverantwoordelijken. De uitvoering van een bepaald aantal proefprojecten in samenwerking met de privé-sector zou een efficiënte ondersteuning van deze actie vormen.»
C.2.3. De aanbevelingen van de Conferentie van Ministers van Transport De Conferentie van Ministers van Transport van haar kant nam op 29 en 30 mei 2001 het standpunt in24 dat bij elke politieke keuze op het gebied van vervoer en ruimtelijke ordening systematisch een evaluatie zou moeten worden gemaakt van de potentiële invloed hiervan op de toegankelijkheid en de veiligheid, in het bijzonder voor de ouderen (audit van veiligheid en toegankelijkheid). De Conferentie beval ook de uitwerking aan van krachtlijnen en tevens zouden er op nationaal vlak aanbevelingen moeten worden opgesteld en uitgevoerd betreffende de toegankelijkheid en de veiligheid van het transportsysteem en van zijn samenstellende elementen, in het bijzonder in verband met: ❒ De infrastructuur, met inbegrip van de werking en het ontwerp van het wegensysteem, met een bijzondere aandacht voor de signalisatie, verlichting, kruispunten en maatregelen ten behoeve van de voetgangers; ❒ Het openbaar vervoer, met inbegrip van de verandering van vervoertak, de informatie en de individuele veiligheid; ❒ De economische aspecten, met inbegrip van de levering van diensten met een goede kostenefficiencyverhouding; ❒ Een daadwerkelijke evaluatie van de vaardigheid van de bestuurders en van de opleidingsprogramma’s, niet enkel vanuit het oogpunt van de leeftijd maar ook wat het functionele aspect betreft, met het oog op de verkeersveiligheid. 391
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
C.2.4. De aanbevelingen van de Wereldbank De onderstaande tabel bevat, wat volgens de Wereldbank25, de prioritaire aandachtspunten van de overheid zouden moeten zijn om de vervoersinfrastructuur toegankelijker te maken. Het is duidelijk dat deze tabel een zeer korte samenvatting is van de vereiste ingrepen en dat er in dit verband talrijke krachtlijnen bestaan die niet zo sterk verschillen van land tot land, zodat het mogelijk is gewag te maken van een universeel ontwerp inzake krachtlijnen voor toegankelijkheid. Enkel de beschikbaarheid of afwezigheid van financiële middelen om de werken uit te voeren vormt een zware hinderpaal voor de veralgemening van toegankelijke infrastructuren. In de literatuur wordt daarom doorgaans ook een onderscheid gemaakt tussen de aanbevelingen en de krachtlijnen naargelang het gaat om een ontwikkeld of ontwikkelingsland. Prioritaire interventies om de transportinfrastructuur toegankelijker te maken (Opgesteld door de Wereldbank) Type interventie
Prioriteit
Doorgaans ruim
Visueel contrast, coderen en standaardisatie van het gebruik van kleuren, duidelijke en instinctieve signalisatie
Essentieel -moet worden aangenomen als ontwerpstandaard
Ruim
Goed ontwerp van stoepen en kruispunten, minimaliseren van treden en andere hindernissen en gevaren
Zeer hoog -moet worden aangenomen als ontwerpstandaard
Ruim
Verhoogde doorgangen voor voetgangers, verhoogde instapplatforms, voertuigen met verlaagde vloer, vorming van het operationele personeel
Hoog -volgens de beschikbare middelen, moet worden uitgevoerd om een toegankelijke en veilige weg te ontwerpen
Laag
Specifiek
Bewustmaking van de gebruikers, prioriteit voor toewijzing van zitplaatsen, aanvullende vorming van het operationele personeel, aanraakstenen, integratie in de randen
Zeer hoog -politieke beslissing volgens beschikbare middelen
Hoog
Specifiek
Liften, licht- en geluidssignalen, plaatsen voorbehouden aan rolstoelen, speciale transportdiensten
Hoog -politieke beslissing volgens beschikbare middelen
Kosten
Zonder
Weinig
Hoog
Marginaal Voordeel
Bron: Wereldbank, Transed 2004
392
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
C.2.5. De verkeersveiligheidsaudit (VVA) Om te komen tot meer toegankelijke en veiliger infrastructuren, pleit de OESO voor de uitvoering van veiligheidsaudits. «Men kan een beroep doen op formele veiligheidsaudit ten bate van alle weggebruikers om de gebreken in de bestaande infrastructuur op te sporen en te verbeteren, en ze te vermijden in toekomstige wegenprojecten.26» De verkeersveiligheidsaudit (VVA) is een systematische procedure die gebruik maakt van de know-how inzake verkeersveiligheid tijdens het proces van planning en ontwerp van wegen, met het doel verkeersongevallen te voorkomen. De verkeersveiligheidsaudit is een systematische formele evaluatie van de verkeersveiligheid van een weg of een wegontwerp, uitgevoerd door een gekwalificeerde en zelfstandige controleur of door een team van controleurs dat een verslag opstelt over de potentiële gevaren van het ontwerp voor alle weggebruikers. De VVA gaat uit van het principe dat indien het wegenontwerp van in het begin gepast ontworpen is, talrijke levens kunnen worden gered en ernstige verwondingen vermeden, terwijl tevens de kosten van het project op lange termijn verminderd worden. Met iets hogere ontwerpkosten in het begin, kunnen uitgaven voor de herinrichting van «zwarte punten» achteraf worden vermeden. Operationele verkeersveiligheidsaudits laten overigens toe veiligheidsproblemen op bestaande wegen te verhelpen en geval per geval oplossingen aan te bevelen. De verkeersveiligheidsaudit werd in de jaren 80 ontwikkeld in het Verenigd Koninkrijk ingevolge de invoering van technieken voor de studie en de preventie van verkeersongevallen (Accident Investigation and Prevention – AIP) en de uitvaardiging van verschillende achtereenvolgende wetten die de wegenadministraties ertoe verplichtten maatregelen te nemen om het ongevallenrisico op hun wegen te verminderen. Na met succes de problemen te hebben bestudeerd op de bestaande wegen, maakten de AID-teams, binnen regionale raden, werk van de ongevallenpreventie op de nieuwe wegenprojecten. Er werden formele procedures opgesteld en in 1990 stelde het Institution of Highways and Transport richtlijnen op betreffende de verkeersveiligheidsaudit (Guidelines for the Safety Audit of Highways).27
C.3. De inrichting van een toegankelijke en beveiligde omgeving C.3.1. Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor de bestuurders Oudere bestuurders wijzigen hun gedrag en hun rijstijl op verschillende manieren. Na hun pensionering rijden zij minder. Dit is een gevolg van de wijziging van hun mobiliteitsprofiel tengevolge van hun pensionering maar ook van de persoonlijke subjectieve keuze die een gevolg is van het besef dat zij meer moeilijkheden hebben om een auto te besturen. Met de leeftijd vermindert ook de behoefte om zich te verplaatsen om beroepsredenen. De verplaatsingen om medische redenen en voor aankopen of bezoeken van familieleden of vrienden nemen daarentegen een groter aandeel in beslag.28 393
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
C.3.1.1. Moeilijke omstandigheden vermijden Oude bestuurders hebben eveneens de neiging om verplaatsingen in moeilijke omstandigheden te vermijden, zoals rijden in de duisternis, op natte wegen, op het spitsuur of in andere omstandigheden die leiden tot stress en die zij denken niet goed aan te kunnen. Hun rijstijl wordt vervolgens rustiger en minder agressief en hun beslissingen in het verkeer worden conservatiever. Zij rijden trager en gebruiken meer tijd om zich in het verkeer op kruispunten te begeven. Tevens vermijden zij tijdens het sturen andere activiteiten uit te oefenen, zoals roken, telefoneren of de radio afstellen.29 Deze wijzigingen weerspiegelen de grotere oppassendheid en rijpheid van de oudere bestuurders en het feit dat zij hun gedrag aanpassen aan de vermindering van hun functies en hun vermogens ten gevolge van hun leeftijd.30 Volgens de OESO-studie, «is de belangrijkste doelstelling bij het ontwerpen van wegen en verkeersvoorzieningen het verzekeren van een behoorlijk evenwicht tussen mobiliteit en veiligheid voor alle weggebruikers. Oudere bestuurders zijn dubbel benadeeld in de combinatie mobiliteitveiligheid. Velen onder hen vermijden te rijden in moeilijke of riskante omstandigheden en beperken vrijwillig hun rijperiodes tot momenten en situaties tegen dewelke zij zich opgewassen voelen. Het is niet verrassend dat de wegeninfrastructuur problemen stelt voor de oudere bestuurders. De meeste wegen werden ontworpen op basis van normen die gebaseerd zijn op het vermogen van gezonde volwassen bestuurders.31» Tijdens een in 1992 in de VS uitgevoerde enquête, omschreven oudere bestuurders de volgende taken als bijzonder moeilijk: verkeersborden lezen, kruispunten oversteken, draaien aan een kruispunt, wegmarkeringen volgen, reageren op verkeerslichten. Uit de antwoorden bleek hoe belangrijk een aantal voorzieningen zijn: verlichting op kruispunten, wegmarkering op kruispunten, rijstroken voorbehouden aan afdraaiende bestuurders, brede rijstroken en grotere en meer zichtbare verkeerslichten. In januari 1998 publiceerde de Federal Highway Administration van het US Department of Transportation een wegenontwerphandboek voor ouderebestuurders.32
394
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
C.3.1.2. Older Driver Highway Design Handbook (US, 1998) Dit boek werd opgesteld door de Amerikaanse wegen- en autosnelwegenadministratie, en is bestemd voor de wegeningenieurs en -ontwerpers in de VS. Het is gebaseerd op studies over ongevallen waarbij oudere bestuurders betrokken waren en op de functionele en zintuiglijke tekortkomingen ingevolge de leeftijd. Het handboek bevat gedetailleerde aanbevelingen die worden geïllustreerd aan de hand van schema’s van vier grote soorten lokaties: vlakke kruispunten, verkeerswisselaars met niveauverschil, zones met bochten van de weg en inhaalzones en zones met werken. Het handboek legt geen grondige heraanleg van de infrastructuur op, maar suggereert een aantal aanpassingen of herinrichtingen van de zones waar ongevallen plaatsgrepen. Het bevat eveneens principes voor het ontwerpen van nieuwe infrastructuren.
C.3.2. Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor de gebruikers van het openbaar vervoer Uit een studie van het Britse ministerie van vervoer blijkt dat ouderen bij het gebruik van het openbaar vervoer, fysieke moeilijkheden ondervinden bij het in- en uitstappen. De ouderen betreuren bovendien hun beperkte toegang tot informatie over de verschillende bestaande diensten, zoals het gespecialiseerde vervoer op maat. Zij betreuren bovendien het gebrek aan aandacht en het tekortschieten van de uitbaters en van de bestuurders ten aanzien van hun specifieke behoeften. Ouderen achten ten slotte de onveiligheid tijdens het vervoer verontrustender dan jongeren.33 Inzake toegankelijkheid, zijn de aanpassingen die sinds jaren gevraagd worden door de verenigingen van personen met een handicap eveneens geschikt voor de ouderen; zij zijn trouwens ook aangepast voor moeders met kinder- of wandelwagens die boodschappen doen: installatie van hellende vlakken of liften nabij trappen, installatie van loketten en biljettenverdelers op een hoogte die toegankelijk is voor personen in een rolstoel, eenvoudige en gebruiksvriendelijke biljettenverdelers met tasttoetsen voor slechtzienden, verwarmde en bewaakte wachtzalen of -ruimten waarin men kan zitten. Taststenen zijn bestemd voor slechtzienden en laten onder meer toe de aandacht te vestigen op potentieel gevaarlijke plaatsen, zoals bijvoorbeeld de rand van een perron in een station. De autobushaltes moeten verbonden zijn met de stoepen en voetgangerswegen in de omgeving en voldoende ruimte bieden om een passagier in rolstoel toe te laten zich in de bus te begeven. Indien de bus onvoldoende dicht bij de stoep kan komen dient de instapplaats of het voertuig voorzien te zijn van een hellend vlak of een hefplatform dat vanop de weg tot op het niveau van het portier van de bus kan worden getild.34
C.3.2.1. Autobussen uitgerust met een hefplatform of met een verlaagde vloer? Zoals bij de meeste andere voertuigbouwers, is het volledige gamma stadsautobussen bij de Vlaamse constructeur Van Hool, voorzien van 395
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
verlaagde vloeren. Dit type bus werd aanvankelijk ontworpen in Duitsland om de commerciële snelheid van de voertuigen te verhogen door het in- en uitstappen van de passagiers aan de haltes te versnellen. Deze voorziening bleek snel ook nuttig te zijn in het kader van het beleid van de verschillende exploitanten inzake toegankelijkheid voor personen met een handicap. Zo koopt de RATP van Parijs sinds 1995 nog enkel bussen met een lage en platte vloer zonder traptreden binnenin. Op een totaal park van 3850 bussen waren er in 2000 690 uitgerust op die wijze. Bovendien is sinds 1998 in elk voertuig een plaats voorbehouden aan een passagier in rolstoel. «Door de beslissing om nog enkel voertuigen te bestellen met lage vloer voorzien van een hefplatform, loopt de RATP vooruit op het voorstel van Europese richtlijn betreffende de bouwvoorschriften voor autobussen en autocars dat voorgelegd werd aan de Raad en aan het Europese Parlement; dit voorstel bepaalt, op verzoek van Frankrijk, de verplichte toegankelijkheid vanaf de bouw van het voertuig. Een dergelijke maatregel die de volgende jaren alle exploitanten van stadsvervoer zal verplichten nieuwe toegankelijke voertuigen te kopen, vormt een aanzienlijke vooruitgang ten gunste van de personen met een handicap.35» Ook de MIVB te Brussel koopt sinds 1991 autobussen met verlaagde vloer. Dit kenmerk vindt men eveneens terug op de nieuwe tram’s T3000 en T4000, waarvan het eerste rijtuig verwacht wordt voor 2005. «Bij het vaststellen van de kenmerken van deze trams wou de MIVB in de eerste plaats het comfort van de reizigers verbeteren. Alle rijtuigen zijn immers van het type met verlaagde vloer, wat de toegankelijkheid voor allen vergemakkelijkt, en zijn uitgerust met een elektrisch aangedreven toegangsplatform voor de personen met een beperkte mobiliteit. Een actief systeem van luchtkoeling maakt de verplaatsing voor de reizigers aangenaam en qua ergonomie en esthetiek werden de modernste eisten opgelegd.36» Een in Canada uitgevoerd onderzoek tussen oktober 1993 en maart 1997 had tot doel te bepalen of toegankelijke stadsautobussen een efficiënt middel zouden vormen om in te spelen op de behoeften van de personen met een beperkte mobiliteit.37 Anderzijds heeft deze studie ook twee soorten oplossingen onderzocht: de autobus uitgerust met een hefplatform (gebruikt in Vancouver) en de autobus met verlaagde vloer (gebruikt in Victoria). Zo werden verschillende onafhankelijke studies verricht die de weerslag van de indienstneming van deze voertuigen bestudeerden op het vlak van de planning, sociale weerslag, technische studies, ergonomie, financiering, leefmilieu, exploitanten en gebruikers. De resultaten van de studie tonen aan dat autobussen met verlaagde vloer het halen op die met een hefplatform et dit onder meer om de volgende redenen: ❒ Hun kostprijs ligt lager; ❒ De exploitatie en het onderhoud ervan stellen minder problemen; ❒ De uitrusting van de haltes is minder duur; ❒ De exploitatiekosten liggen lager ten gevolge van de kortere haltes; ❒ Zij trekken meer klanten aan die gebruik maken van het aangepast vervoer; ❒ De toegang tot de voertuigen is gemakkelijker voor alle gebruikers.
396
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Uit deze studie blijkt ook dat, over het algemeen, de voordelen van het vervoer met toegankelijke autobussen het halen op het argument van de kosten. De bouw van autobussen met verlaagde vloer behoort bovendien eerder tot de filosofie van het universeel ontwerp dan het hefplatform dat in feite een technische hulp biedt. Merken we op dat de binneninrichting van het voertuig even belangrijk was als de verlaagde vloer. De plaatsing van de verticale steunpalen, stempelmachines, zetels, drukknoppen en andere voorzieningen is erg belangrijk voor de reizigers van de derde leeftijd. Zij dienen zich vaak vast te houden aan de verticale palen wanneer zij zich naar een zitplaats begeven, maar terzelfder tijd hebben zij een vrije doorgangsruimte nodig. Oudere personen hebben vaak ook een duidelijke visuele signalisatie nodig en contrasterende kleuren van de verschillende elementen van het voertuig, waardoor zij gemakkelijker hun ticket kunnen betalen, een zitplaats vinden en zich naar de uitgang begeven.38
C.3.2.2. De autobus met verlaagde vloer en met brandstofcel Zou dit type autobus voor onze steden niet een voorbeeld kunnen worden van duurzame ontwikkeling? Het zou aldus een van de eerste keren zijn dat de duurzame ontwikkeling zowel in overeenstemming is met leefmilieuoverwegingen als met het universele ontwerp inzake toegankelijkheid, dat wij sinds ettelijke jaren met overtuiging verdedigen. Een autobus met brandstofcel (PAC) is een elektrische autobus waarvan de energie rechtstreeks geproduceerd wordt aan boord van het voertuig, zodat geen zware en omvangrijke batterijen vereist zijn en de autonomie van het voertuig beperkt is. De elektrische energie wordt voortgebracht door de brandstofcel op basis van de energie die vrijkomt door de combinatie van waterstof en zuurstof. Deze cel wordt gevoed door flessen met waterstof. Deze installatie (cel + flessen) wordt bevestigd op het dak van het voertuig. Het gebruik van de brandstofcel geeft enkel aanleiding tot het ontsnappen van waterdamp. Het is dus een bijzonder milieuvriendelijk aandrijfsysteem.39 In mei 1997 heeft Mercedes-Benz de eerste autobus met brandstofcel (NEBUS) voorgesteld, en vandaag is hij in dienst te Mannheim in Duitsland. Op dit ogenblijk is hij al vervangen door de CITARO die, bij wijze van proef, rijdt in een aantal Europese steden zoals Madrid. De autobus met brandstofcel MAN NL van 12m werd voorgesteld op het 54ste congres van de IUOV. Het voertuig is gebaseerd op een huidige versie van de lijnbus met verlaagde vloer van 12m van hetzelfde merk, waarop de dieselmotor vervangen werd door een brandstofcel van Siemens. Het hart van het zuiver aandrijfsysteem dat de brandstofcel is, ontwikkelt een totaal vermogen van 120 KW. De cel levert gelijkstroom, die in een alternator wordt omgezet in wisselstroom, nodig voor de aandrijving. De alternator dient tegelijkertijd voor de regeling van het vermogen. De waterstof wordt geleverd door een stockagesysteem op het dak van het voertuig. Het stockagesysteem, met een totale capaciteit van totale 1548 l, verdeeld in negen flessen, laat een autonomie toe van 250 km, hetzij een dagelijks traject in stadsvervoer.
397
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
De aankoop van een bus met brandstofcel is op dit ogenblik ongeveer 5 à 6 maal duurder dan die van een klassieke bus die op diesel rijdt en zijn energiekosten liggen 2 à 3 maal hoger. Volgens bepaalde optimistische bronnen, zouden de meerkosten voor de brandstofcel echter snel dalen, om in 2010 te komen tot 10% in vergelijking met een dieselbus.
C.3.2.3. De veiligheid Inzake veiligheid in het openbaar vervoer, kunnen verschillende systemen worden gebruikt.40 Om het aantal daden van vandalisme in het rijdend materieel te beperken, installeren steeds meer exploitanten, op verzoek van het personeel maar ook van de reizigers, videocamera’s aan boord van de voertuigen.
© MIVB
Eén of twee goed geplaatste camera’s (voordeur en centrale gang) kunnen volstaan om een bus te beveiligen. De video-opname kan hetzij continu zijn, hetzij ingeschakeld worden op verzoek van de chauffeur. De gegevens worden opgeslagen in de bus voor een duur die schommelt naargelang van het systeem (enkele uren tot enkele dagen). Beëdigde personen bekijken de opname enkel in geval van incidenten, de andere worden hergebruikt. Volgens de gekozen opties kunnen de videosystemen in de voertuigen in contact staan met een centrale, zodat men op het kantoor kan volgen wat er in het voertuig gebeurt, en zelfs het geluid kan doorschakelen naar de politie.
C.3.2.4. De financiële toegankelijkheid: de Belgische initiatieven België heeft reeds tal van initiatieven genomen om het gebruik van het openbaar vervoer door de senioren te bevorderen, door het toegankelijker te maken op financieel vlak. Het gaat om een recurrent thema binnen bepaalde politieke partijen, en sommigen zouden het gratis–principe zelfs willen uitbreiden tot alle gebruikers, mits een hogere bijdrage van de ondernemingen (sic!). Te Brussel bijvoorbeeld biedt het MIVB een abonnement 65+ aan aan de ouderen van meer dan 65 jaar. De senioren reizen gratis op het hele net van de MIVB in de week na negen uur ‘s ochtends en in het weekend.
C.3.3. Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor voetgangers Een van de belangrijkste aspecten van de infrastructuur en de transportsystemen is het voetgangersnet (stoepen, trappen, hellende vlakken,
398
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
kruispunten en oversteekplaatsen voor voetgangers, stoelen en © MIVB banken, signalisatie voor voetgangers). Elk traject bevat immers bijna automatisch een tocht te voet die autonoom of met hulp moet worden afgelegd (met behulp van een rolstoel of een scooter). Voor talrijke trajecten zijn wandelingen te voet over openbare plaatsen nodig. Zonder een goede voetgangersinfrastructuur kunnen personen zich niet naar de bushalte of andere vervoerterminals begeven, of lopen naar de verschillende lokale diensten. Het is dringend nodig beveiligde, toegankelijke en goed onderhouden voetgangersomgevingen tot stand te brengen.41 In dezelfde zin, is het rapport van de CERTU42 van mening dat de oudere die zich verplaatst in de eerste plaats een voetganger is en dat erkend wordt dat de ouderen een bijzondere band hebben met de stedelijke ruimte. Indien een volwassene tijdens zijn beroepsleven zijn verplaatsingen organiseert rondom het werk en zijn kinderen en frequent gebruik maakt van zijn auto, hebben de ouderen «behoefte aan een gebruiksvriendelijke stedelijke ruimte voor hun verplaatsingen te voet.»
C.3.3.1. Ouderen lopen meer dan jongeren Ouderen leggen meer trajecten te voet af dan jongeren omdat ze minder gebruik maken van hun auto. Volgens studies die hierover werden uitgevoerd in de Angelsaksische landen, raamt men dat 30 à 50% van de verplaatsingen van ouderen te voet gebeuren. Al werd het belang van de verplaatsingen te voet in het verleden onderschat, toch is deze verplaatsingswijze fundamenteel voor de mobiliteit van de ouderen: het biedt hen de mogelijkheid hun lichaamsconditie op peil te houden en hun sociale contacten te onderhouden en te ontwikkelen. Voor een oudere is lopen een ideale verplaatsingswijze, op voorwaarde dat de inspanning in overeenstemming is met zijn fysieke conditie en dat het mooi weer is. Bij slechte weersomstandigheden moeten ouderen kunnen schuilen in schuilplaatsen en op regelmatige afstanden kunnen rekenen op een rustplaats. De kwaliteit van de infrastructuur is primordiaal, vooral in de stadscentra en op plaatsen waar verschillende activiteiten en diensten gevestigd zijn. Stoepen en voetgangersdoorgangen van goede kwaliteit zijn essentieel voor de ouderen om zonder gevaar een zelfstandige mobiliteit te behouden.43
C.3.3.2. De groep van de ouderen vertegenwoordigt een hoog percentage in de overlijdens van voetgangers De statistieken44 tonen aan dat, voornamelijk in de Europese landen, de ouderen een hoog percentage vertegenwoordigen van de overlijdens van voetgangers. In vergelijking met het openbaar vervoer en de personenauto, is het als voetganger dat de ouderen het grootste risico lopen om gewond of gedood te worden bij een ongeval.
© MIVB
399
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
De studie van de OESO onderzoekt de ongevallen waarvan oudere voetgangers het slachtoffer zijn en wijt die vaak aan tekortkomingen op het gebied van het ontwerp van de infrastructuur.45 De OESO is van mening dat de oververtegenwoordiging van de ouderen in de voetgangersongevallen gedeeltelijk verklaard wordt door hun grotere kwetsbaarheid, maar eveneens door andere factoren: ❒ De moeilijkheid om te stappen, gekoppeld aan smalle wegen met een niet aangepaste wegbekleding of een wegbekleding in slechte staat, hindernissen op de stoepen zoals geparkeerde auto’s en/of stadsmeubilair en een onaangepaste stoephoogte. Slecht verlichte straten of slechte weersomstandigheden kunnen leiden tot uitglijden en vergen een bijkomende concentratie ten nadele van andere functies. ❒ Bij het overteken van de weg, vermelden oudere voetgangers als belangrijkste problemen de hoge snelheid van de voertuigen en het niet naleven van de voorrang door autobestuurders. Het oversteken van ingewikkelde kruispunten met intens verkeer vormt dan ook een uitdaging vooral bij afwezigheid van een centrale vluchtheuvel. ❒ Oudere voetgangers uiten vaak hun ongerustheid over de korte duur die geprogrammeerd is in verkeerslichten voor het oversteken van voetgangers.
C.3.3.3. Goed opgevatte infrastructuren om ongevallen te verminderen De beste oversteekplaatsen voor voetgangers zijn uitgerust met verkeerslichten met een fase voor voetgangers die beschikbaar is op verzoek en met een geluidssignaal dat aangeeft dat veilig kan worden overgestoken. Aangezien ouderen trager oversteken, is het mogelijk elektronische systemen (intelligente transportsystemen, ITS) te installeren die de oversteektijd voor voetgangers zo nodig verlengen aan de hand van personendetectoren. De CERTU46 onderstreept dat «de oversteektijd moet worden geoptimaliseerd: de oversteektijd van voetgangers moet aangepast zijn aan de verplaatsingsnelheid. Vluchtheuvels zullen voetgangers de mogelijkheid bieden om de oversteek te doen in twee etappes en in het midden beschermd te zijn; zij kunnen dan stoppen en zich concentreren op één enkele rijrichting van het verkeer. Maar in het midden van de oversteekplaats mag er geen opeenvolging zijn van niveauverschillen: de oversteekplaatsen moeten zich op hetzelfde niveau bevinden als de andere gedeelten van de oversteekplaats; zij mogen wel worden omringd door een boord in reliëf om de grenzen ervan af te bakenen, wat meer veiligheid biedt aan de voetgangers dan vluchtheuvels die in dezelfde kleur zijn als het wegdek, aangezien in dat geval de autobestuurders niet zullen aarzelen om erop te rijden. Ten slotte kan de breedte van de over te steken weg vaak worden verminderd door de inplanting van «oren» wat bovendien een betere zichtbaarheid biedt aan de voetganger.» Voetgangers geven de voorkeur aan oversteekplaatsen op het niveau van het wegdek eerder dan gebruik te maken van bruggen of ondergrondse doorgangen.47 De CERTU48 voegt eraan toe dat «betreffende het op- en
400
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
afstappen van stoepen, de voetgangers er de voorkeur zullen aan geven over te steken zonder niveauverschillen, een oplossing die bijvoorbeeld wordt geboden door verhoogde oversteekplaatsen op het wegdek waarover het gemotoriseerde verkeer moet rijden. Zachte hellingen aan de stoepranden vergemakkelijken de verplaatsing, onder meer voor de personen met een beperkte mobiliteit, voor ouders met kinderwagens en voor ouderen die moeilijk stappen.» De kwaliteit van de wegen (stoepen en doorgangen voor voetgangers) en de afwezigheid van opeenvolgende brutale hellingen zijn belangrijk voor de ouderen, vooral voor de ouderen met een handicap. Naast het feit dat een dergelijke infrastructuur gemakkelijker te gebruiken is en tevens toegankelijk is voor personen met een rolstoel, verbetert zij eveneens de veiligheid aangezien de personen aldus de mogelijkheid krijgen «om hun concentratie te verleggen van de taak van het lopen naar de reactie op de handelingen van de andere weggebruikers.49»
C.3.3.4. De meest gebruikte wegen van voetgangers vastleggen om de afstanden te optimaliseren Het is van belang de meest gebruikte trajecten van voetgangers te bepalen en zo dicht mogelijk bij deze trajecten oversteekplaatsen te bouwen. Voetgangers zouden niet mogen worden verplicht om kronkelende wegen te volgen of overdreven omwegen te maken om de oversteekplaatsen te bereiken.50 In dezelfde gedachtegang onderstreept de CERTU51 dat «de wegen van de voetgangers de lijnen van het verlangen volgen; de vragen naar oversteekplaatsen zijn niet altijd vaag: de oversteekplaatsen voor voetgangers moeten deze lijnen van het verlangen (vestiging van handelszaken, doorlopende stoepen) zo goed mogelijk volgen. Zo is het soms nuttig de voetgangers te leiden naar de oversteekplaatsen door afsluitingen te plaatsen om te vermijden dat zij oversteken op een tiental meter van een oversteekplaats (de voetgangers vorderen op eigen energie en de wet van de minste inspanning zet hen vaak aan de kortste oversteekplaats te kiezen). Indien men rekening houdt met de lijnen van het verlangen, zullen deze afsluitingen niet aangevoeld worden als een beperking, zij zullen toelaten het voetgangersverkeer te kanaliseren. Het ideaal zou natuurlijk zijn dat men de voetgangers niet moet kanaliseren zoals men doet met de auto’s en dat men hen vrijlaat in hun verplaatsing. Maar de aan de auto gegeven prioriteit noopt de voetgangers ertoe zich aan te passen.»
C.3.3.5. De veiligheid en vlotheid van alle infrastructuren veilig stellen Wanneer men een verbetering van de mobiliteit van de voetgangers nastreeft, dient men zich ervan te vergewissen dat de aan de infrastructuur aangebrachte wijzigingen de globale veiligheid en vlotheid van het geheel veilig stellen – en dat elke gebruiker de verkeersregels naleeft.
401
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
De veiligheid van de voetgangers blijft niet beperkt tot een technische dimensie van inrichting van de infrastructuur, en de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregelen berust bijgevolg ook op het gepast menselijk gedrag. «Het volle rendement van de voordelen, in termen van veiligheid en mobiliteit, die verwacht worden van het ontwerp en de elementen ten behoeve van de voetgangers, hangt af van de naleving ervan en van het correct gebruik ervan door de weggebruikers.52» Laten we erop wijzen dat elektrische rolstoelen en scooters steeds meer gebruikt worden als vervoermiddel door ouderen. De fabrikanten beginnen er zelfs reclame voor te maken in algemene televisie-uitzendingen op uren met een hoge kijkdichtheid. Dient men ze te beschouwen als voetgangers, fietsen, brommers of auto’s?
C.3.3.6. De informatie en de vorming van de voetgangers In zijn uitstekend rapport «Verkeersonveiligheid van oudere voetgangers via het systeem mobiliteitstedenbouw-netwerk53», merkt de CERTU terecht op dat «daar waar de bestuurders de proef van de wegcode doorstaan om het rijbewijs te halen, een proef die niet alle artikels van de wegcode aanleert maar enkel de basisregels, krijgen de voetgangers van hun kant geen specifieke opleiding over de wegcode. Zij houden uiteraard rekening met de auto’s en kunnen zich er naar schikken, maar de prioriteiten zijn niet duidelijk: in welke mate moet een auto precies een voetganger laten oversteken? Van waar begint het opstappen van de voetganger op het wegdek? Oudere personen hebben een lager perceptievermogen en schatten niet altijd voldoende correct de afstand en de snelheid in van de voertuigen.» «Op het terrein merkt men vaak een soort spel tussen de voetganger en de autobestuurder: wie zal de andere voorrang geven? De voetganger is soms verplicht de doorgang enigszins af te dwingen, terwijl de autobestuurder zich de bedenking maakt dat de voetganger nog wel kan wachten en hem niet zal verplichten te remmen. Voor de ouderen is het geen spel, maar eerder een verplichting om een doorgang af te dwingen omdat men anders het gevaar loopt nooit over te kunnen: hun mobiliteit (trage verplaatsing, beslissingsproces, reactie) laat hen niet steeds toe de weg zonder gevaar over te steken en zij beslissen over te steken terwijl het niet het geschiktste moment is.»
402
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Deze vaststelling toont eens te meer aan hoe essentieel goede infrastructuren wel zijn, maar bewijst ook de noodzaak om de oudere voetganger te informeren en op te voeden over zijn rechten en plichten op de openbare weg.
C.3.3.7. Voorbeeld van aangepaste infrastructuur: wandeling in het park van Suursuonpuisto te Helsinki, Finland Dit wandelpad in het park van Suursuonpuisto te Helsinki werd in juni 2004 opengesteld voor het publiek. Het park bevindt zich in de nabijheid van woningen en instellingen voor bejaarden. Het werd aangelegd om de ouderen -ook die met een handicap- toe te laten een maximum aan autonomie en mobiliteit te behouden. Leuningen laten personen met een fysieke handicap toe te steunen en zich vast te houden, terwijl de personen die lijden aan een visuele handicap zichzelf kunnen behelpen. Op regelmatige afstanden werden telkens banken geplaatst om de personen toe te laten even uit te blazen. Het wandelpad is idyllisch in de zomer en, om zijn doel te bereiken, zal het zorgvuldig moeten worden onderhouden en sneeuwvrij gehouden in de winter.
C.3.4. Een toegankelijke en beveiligde omgeving voor fietsers Fietsen is vaak een van de lievelingssporten van jonge actieve gepensioneerden, althans indien de lichamelijke conditie het toelaat. Dankzij fietstochten kunnen zij zich tegelijkertijd verplaatsen en hun lichaamsconditie op peil houden, op voorwaarde dat zij niet het slachtoffer worden van een verkeersongeval. In de Japanse steden mogen fietsers gebruik maken van de stoepen, als er geen specifieke fietspaden zijn. Om te vermijden dat fietsers van de derde leeftijd, oudere voetgangers zouden gaan terroriseren op de stoep, lijkt deze oplossing voor ons wegennet minder geschikt dan de aanleg van specifieke reiswegen en beveiligde fietspaden. Een van de ambities van Vlaanderen en Brussel bestaat erin de infrastructuur op die wijze uit te bouwen.
403
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
D. Drie voorbeelden van strategische acties ten bate van de toegankelijkheid van het vervoer en de infrastructuur D.1. De wetgeving en de strategische plannen van Japan Alhoewel het vaak de American with Disabilities Act (ADA) van 1990 is die geciteerd wordt als voorbeeld in de wereld, verdienen de Japanse initiatieven van de laatste jaren toch ook aandacht. In tegenstelling tot de ADA, die geïnspireerd wordt door de noodzaak om personen met een handicap niet te discrimineren, is de Japanse wetgeving van haar kant voornamelijk gericht op de demografische veroudering en de behoeften van de ouderen, die vroeg of laat zullen te kampen krijgen met motorische en zintuiglijke disfuncties. In een tweede fase, zal de aanpassing van de infrastructuur ook ten goede komen van de jongeren met een handicap. Het percentage ouderen in de Japanse bevolking stijgt tegen een snel tempo, sterker nog dan in de Verenigde Staten of in Europa. In 1970 bedroeg het aandeel van de 65-plussers in de bevolking 7,1%. In 1998 was dit al 9,1% en in 1990, 14%. In 1998 was de bevolking van de 65-plussers talrijker dan de groep van de jongeren van 0 tot 14 jaar. Op 1 september 2003, was 19% van de bevolking, namelijk 25 miljoen personen, ouder dan 65 jaar. Volgens het Japanse Instituut voor Research inzake bevolking en sociale zekerheid, zou dit percentage oplopen tot 26% in 2015, namelijk 33 miljoen personen, wat gelijk staat met 1 Japanner op 4. «In 2004 was het vruchtbaarheidscijfer 1,38 kinderen per vrouw en voor hetzelfde jaar raamde men het aandeel van de kinderen van minder van 15 jaar in de totale bevolking op 15%, en dat van de 65-plussers op 19%. Als men daarbij rekening houdt met de gemiddelde levensverwachting van 77,7 jaar voor mannen en 84,5 voor vrouwen, dan geven deze cijfers goed de veroudering weer van de Japanse bevolking met de verregaande economische en sociale gevolgen van dien. Volgens de recentste demografische vooruitzichten, zou de totale Japanse bevolking inderdaad nog toenemen tot 128 miljoen inwoners in 2007. Nadien zou zij teruglopen tot ongeveer 60 miljoen personen in 2051, en het percentage 65-plussers zou dan meer dan één derde van de totale bevolking bedragen.54» In Japan is bovendien hoe langer hoe meer sprake van een inclusieve maatschappij, waar personen zonder handicap en personen met een handicap op voet van gelijkheid kunnen leven. Het is bijgevolg nodig dezelfde diensten ter beschikking te stellen van de beide bevolkingsgroepen. In 2001, leden 3,5 miljoen Japanners aan een handicap. In dit verband, is de Japanse overheid van mening dat het dringend is een omgeving tot stand te brengen waarin ouderen en/of personen met een handicap zo zelfstandig en autonoom mogelijk kunnen leven. In deze context spelen de leefomgeving en de infrastructuur in verband met de mobiliteit van personen een doorslaggevende rol. Het is essentieel te voorzien in een 404
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
toegankelijke leefomgeving en dito transportinfrastructuur, zoals de installatie van liften in stations, het veralgemenen van bussen met verlaagde vloer, verbreden van stoepen, wegwerken van treden en te grote niveauverschillen. Het is met het doel een toegankelijke omgeving in en rond de transportinfrastructuren uit te bouwen, dat Japan in 2000 de wet voor de bevordering en ontwikkeling van een openbaar transportsysteem dat toegankelijk is voor de ouderen en/of personen met een handicap (Transportation Accessibility Improvement Law) heeft goedgekeurd. Met het oog op een beter comfort en een verhoogde veiligheid van de ouderen en/of personen met een handicap, legt de wet de volgende verplichtingen op: ❒ aan de exploitanten van het openbaar vervoer, de verplichting om hun infrastructuren toegankelijk te maken, met inbegrip van de stations, de verkoopkantoren en het rollend materieel. ❒ een hele reeks geconcentreerde en geïntegreerde verbeteringen aan te brengen aan toegangswegen en de plaatsen rondom de stations, overeenkomstig het door de stad ontworpen basisplan. De Transportation Accessibility Improvement Law bevat dus twee luiken. Het eerste luik betreft de operatoren, die ertoe verplicht worden de toegankelijkheidsnormen toe te passen in hun stations, verkoopkantoren en nieuw rollend materieel, alsmede bij de nieuwbouw en grondige renovatie van terminals voor reizigers. Het andere luik betreft de «uniforme promotie55» van een toegankelijk vervoer in een aantal gebieden die prioritair ontwikkeld moeten worden. Het gaat in casu om de toepassing op multidisciplinaire basis van een integrale bereikbaarheidsstrategie rond de stations en de passagiersterminals door de uitbaters van het openbaar vervoer, de wegbeheerders en de betrokken overheidsdiensten. Deze op lokaal niveau ontwikkelde integrale bereikbaarheidstrategie moet gebaseerd zijn op nationale principes, zoals bepaald in de Transportation Accessibility Improvement Law: Voor de infrastructuren die bestemd zijn voor passagiers (stations, busterminals, luchthavens) en die gemiddeld 5000 gebruikers per dag moeten verwerken, moeten voor 2010 initiatieven worden genomen om de toegankelijkheid ervan te verbeteren. Deze initiatieven moeten onder meer betrekking hebben op het uitschakelen van trapportalen dankzij de installatie van liften en roltrappen, de plaatsing van aanraaktegels voor slechtzienden en de installatie van toiletten voor personen met een handicap. De bussen zullen vervangen worden door bussen met verlaagde vloer over een periode van 10 à 15 jaar. In 2010 zal 20 tot 25% van alle bussen van dit soort zijn.
405
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
In 2010 zullen de wegen, stationspleinen en toegangswegen, die beschouwd worden als «prioritair interventiegebied» in principe volledig toegankelijk moeten zijn. Deze infrastructuren zullen eveneens uitgerust moeten zijn met geschikt toegankelijk meubilair en dito signalisatie (akoestische en zintuiglijke signalen, duidelijke indicaties en markeringen enz.). Parallel hiermee, heeft Japan een tekst goedgekeurd betreffende de toegankelijkheid van gebouwen, namelijk de Building Accessibility Improvement Act die ertoe bestemd is openbare gebouwen toegankelijk te maken.
D.2. Het decennium Azië – Stille Oceaan voor de personen met een handicap (1993-2002) Via resolutie 48/3 van 23 april 1993, hebben de lidstaten van de Economische en Sociale Commissie voor Azië en de Stille Oceaan (CESAP) de jaren 1993-2002 uitgeroepen tot decennium Azië - Stille Zuidzee voor de personen met een handicap, met als doel ervoor te zorgen dat de personen met een handicap gelijke kansen hebben56 en ten volle kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven. De doelstellingen van deze actie waren: ❒ De bevordering van een maatschappij zonder hinderpalen. Het decennium wil de actieve deelname van personen met een handicap aan het ontwikkelingsproces bevorderen. In 1996-1997, publiceerde de CESAP acht technische informatievolumes om de toepassing van het actieprogramma van het decennium te steunen. «In deze uitgaven gaat het over de hulpmiddelen, de wetgeving, de heraanpassing van de gemeenschap en de organisaties voor zelfhulp van personen met een handicap.» ❒ De bevordering van een aangepaste omgeving. «Aangezien tal van personen met een handicap zich niet vrij kunnen verplaatsen, ziet men ze niet op openbare plaatsen en heeft men de neiging ze te verwaarlozen, aangezien men ze beschouwt als een onbeduidende minderheid. De door de CESAP uitgevoerde studies hebben duidelijk het verband aangetoond tussen de behoeften van personen met een handicap in verband met de toegang tot de infrastructuur, de maatschappelijke behoeften van de snel stijgende oudere bevolking en de behoeften van andere gebruikers, die tot nu toe werden verwaarloosd, met name kinderen, vrouwen, personen die zware lasten vervoeren en personen die wel niet worden beschouwd als gehandicapt, maar die toch een functiestoornis hebben en bijgevolg dezelfde behoeften hebben als de gehandicapten op het gebied van veiligheidsvoorzieningen en aanpassing van gebouwen.» Te Bangkok, Beijing en New Delhi werden, naast andere concrete verwezenlijkingen, toegankelijke installaties aangebracht in de banken, post- en telecommunicatiekantoren, scholen, handelszaken en plaatsen voor vrije tijdsbesteding en culturele activiteiten. Ook werden verbeteringen aangebracht buiten de gebieden waar proefprojecten van deze drie steden aan de gang waren. De uitwerking van wetten over de toegang tot de infrastructuur is aan de gang. Over elk proefproject werden videocassettes opgenomen. 406
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
D.3. Het Noorse actieprogramma voor universeel ontwerp Het actieprogramma voor universeel ontwerp kwam op gang in 2002 «om de ontwikkeling en het gebruik van functionele oplossingen voor allen te versterken.57» In een eerste fase, is het de bedoeling van het programma de strategie van universeel ontwerp te versterken in het beleid van de overheid en «deze gedachtegang te integreren in de instrumenten van de Noorse regering.» Het programma werd uitgewerkt door alle ministeries die «verantwoordelijk zijn voor maatregelen die een groot deel van de bevolking aangaan.» Het Ministerie van Leefmilieu speelt de rol van secretariaat en coördinator voor het programma.
© MIVB
© MIVB
© MIVB
Het doel van het programma is «het versterken van de gelijkheid van kansen en van de toegang tot de fysieke omgeving van de openbare ruimte.» De strategie van het universeel ontwerp dient aan de basis te liggen van de algemene doelstellingen op dit vlak, van de oriëntatie van de rapporten aan het Parlement, de krachtlijnen van de regering en de technische adviseerdiensten op alle niveaus. Om dit doel te bereiken, moeten de inspanningen erop gericht zijn de knowhow van de politieke verantwoordelijken en van de ambtenaren over deze materies te verbeteren, en eveneens initiatieven op het gebied van research en ontwikkeling te nemen. Er werden overigens ook actieplannen voor specifieke sectoren opgesteld, zoals informatie- en computertechnologie. «Het actieprogramma voor het universeel ontwerp houdt rekening met deze activiteiten en tracht de inspanningen die genomen worden door de verschillende overheidsdiensten, gemeenschappen, en beroepsorganisaties te rationaliseren.»
407
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
E. De IVS (Intelligente vervoerssystemen) De intelligente vervoerssystemen (IVS) dekken volgens de door de OESO gegeven definitie58, «de toepassing van de elektronica, de informatica en de communicatietechnologie op de voertuigen en de wegen om de veiligheid te verhogen, de opstoppingen te verminderen, de mobiliteit te verbeteren, de weerslag op het leefmilieu te verminderen, de energieefficiency te verbeteren en de economische productiviteit te verbeteren.» Via de IVS bestaan er voor alle vervoermiddelen technische middelen die toelaten de toegankelijkheid van het vervoer te verbeteren, of het nu gaat om de aanpassing van de voertuigen, de installaties of de informatiesystemen.59 Op dit ogenblik zijn nog maar weinig ouderen vertrouwd met de computertoepassingen maar dit zal hoogwaarschijnlijk in de toetkomst veranderen. De nieuwe technologieën zullen nuttig zijn voor de ouderen, zowel op het niveau van de infrastructuur (elektronische informatiepanelen, dienst voor de voorbereiding van verplaatsingen, informatie over reiswegen, navigatiesystemen, enz.) als in de openbare transportsystemen (chipkaart, dienst voorbereiding verplaatsingen, geautomatiseerde informatieloketten, enz.).60
E.1. De IVS en het besturen van een auto Er bestaan tal van interessante links tussen de IVS-toepassingen voor het besturen van een auto en de taken van het sturen die steeds moeilijker worden met de leeftijd. Een aantal IVS-toepassingen – vele worden nu reeds gebruikt – bieden trouwens ook interessante mogelijkheden om de globale verkeersveiligheid te verbeteren. Het kan zowel gaan om technieken in de auto als om technologieën in verband met de infrastructuur. De beste IVS-toepassingen zijn gebaseerd op een interactie tussen de drie onderdelen: infrastructuur, voertuig en bestuurder. Met behulp van de IVS kan men enkele effecten van het ouder worden op het vermogen van ouderen om een auto te besturen verminderen. Het gaat onder meer om de gevorderde systemen voor gebruikersinformatie (ATIS) en urgentiebeheer (EM) die bestaan uit navigatiehulp op de weg. Deze systemen verstrekken informatie over het verkeer en verwittigen bij de aanwezigheid van hinderpalen nabij het voertuig bij rijden tegen lage snelheid. Zij luiden eveneens alarm in dringende gevallen. Proefnemingen met deze technieken in Europa werden zeer gunstig onthaald door oudere bestuurders, die daarbij aangaven dat zij bereid waren deze technieken tegen een redelijke prijs te kopen. De INRETS in Frankrijk ontwikkelt bijvoorbeeld rijhulpsystemen voor ouderen. «Dit onderzoeksproject heeft tot doel een bijstandsconcept voor oudere bestuurders op kruispunten te bepalen. Voorafgaande werkzaamheden hebben bevestigd dat het links afslagen voor deze categorieën van bestuurders een waar probleem vormt. Op basis van de ingezamelde elementen kunnen bepaalde hypothesen worden uitgewerkt betreffende de weerslag van de veroudering op de cognitieve processen bij dergelijke situaties, onder meer betreffende het dynamisch beheer van het besluitvormingsproces.61» 408
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Een ander voorbeeld: in Japan62, ontwikkelt men interactieve samenwerkingsystemen infrastructuurvoertuig, Advanced Cruise-Assist Highway Systems (AHS) (intelligente wegen) genoemd. Deze systemen zijn erop gericht de bestuurders te assisteren en 75% van de ongevallen te voorkomen, «met uitzondering van het gedrag van wegpiraten.» Deze systemen geven in real time informatie aan de voertuigen door over de infrastructuur door gebruik te maken van grond- voertuigcommunicatie om inlichtingen te verstrekken over hindernissen die zich voor het voertuig bevinden, over overstekende voertuigen, de plaats van de weg en de toestand van het wegdek. «In het kader van het onderzoek werden zeven voorzieningen gekozen: alarm voor niet-behoud van het traject; voorkomen van botsingen met dwarse of achterliggende hindernissen, voorkomen van voorbijsteken in bocht, vermijden van botsingen bij rechts afdraaien, voetgangersalarm en bewaking van de staat van het wegdek.63» Over enkele jaren zullen nog andere IVS-toepassingen de oudere bestuurders toelaten bepaalde verkeersmoeilijkheden te vermijden en aldus de stress te verlagen. Het gaat om toepassingen die gebruik maken van gevorderde controle- en veiligheidssystemen (AVCSS), onder meer hulp bij nachtzicht, systemen voor het regelen van de afstanden en de snelheid, laterale begeleiding van het voertuig, voorkomen van botsingen, vertonen van de signalisatie in het voertuig en diagnose van de toestand van de bestuurder. De systemen voor het verbeteren van het zicht zijn bijzonder interessant voor oudere bestuurders. Zij verbeteren de informatie die de bestuurder visueel ontvangt, dat wil zeggen de informatie die het belangrijkst is voor de bestuurder om hem toe te laten de omgeving van de weg en de infrastructuur te beheersen. Volgens de OESO64 is verminderd gezichtsvermogen een belangrijk element dat een rol speelt in 42% van alle aanrijdingen op de weg. «De boordsystemen voor het verbeteren van het zicht verhogen de informatie in het gezichtsveld naar voren en geven deze informatie door aan de bestuurder. Een boordsysteem maakt gebruik van infraroodstraling om voetgangers, dieren, bouwwerken in de zijstraten en andere voertuigen te detecteren.» Op langere termijn nog, zouden IVS-toepassingen kunnen leiden tot het automatiseren van het rijden op autosnelwegen en tot het voorkomen van ongevallen op secundaire wegen. Volgens sommige optimistische bronnen zou men dan kunnen komen tot een volledig nieuwe vorm van wegverkeer die tot nu toe onbekend is en die voor haast iedereen toegankelijk is.
E.2. De IVS en het openbaar vervoer IVS-toepassingen laten toe de toegankelijkheid van het openbaar vervoer te verbeteren, in de eerste plaats door de informatie die ter beschikking wordt gesteld van diegenen die een verplaatsing voorbereiden, en vervolgens door informatie die in real time gegeven wordt onderweg. De gevorderde informatiesystemen voor gebruikers (ATIS) bestaan uit een reeks van informatiedesks, computerterminals en inlichtingssystemen per telefoon. Er zijn ook geheugenkaarten voor de voorstelling van de tarieven en, later, voor het stockeren van inlichtingen betreffende de drager. Er bestaan tevens toepassingen die het naleven van de dienstregelingen verbeteren. Deze
409
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
toepassingen komen ten goede van alle gebruikers en niet enkel van diegenen die andere mobiliteitsmogelijkheden hebben.65 De Internetsite met inlichtingen in real time, ontwikkeld door de MIVB te Brussel, is een voorbeeld van een buitengewoon instrument dat nuttig is bij het plannen van een verplaatsing op het net. Precies zoals het informatiesysteem in de stations en in de treinen op de Japanse spoorlijnen.
E.3. De IVS en de voetgangers IVS-toepassingen zijn eveneens veelbelovend voor een verbetering van de veiligheid van de voetgangers. Er bestaan infrarood bakens (sprekende signalen) en draagbare voorzieningen die het lopen voor slechtzienden vergemakkelijken. In Groot-Brittannië heeft men verkeerslichten geïnstalleerd die de cyclusduur voor ouderen of personen met een handicap verlengen, maar die zulks enkel doen indien zij geactiveerd wordt door de voetganger. In de Verenigde Staten heeft men experimenten uitgevoerd met een voorziening die in de weg ingewerkte knipperlichten in werking stelt om de autobestuurders te verwittigen, zodra de aanwezigheid van een voetganger wordt opgemerkt. ITS-Japan maakt eveneens werk van IVS-systemen in Japan die erop gericht zijn de veiligheid van de voetgangers te verbeteren. «Om een beveiligde en aangename omgeving te scheppen voor voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers (zoals ouderen en personen met een handicap, wordt gebruik gemaakt van verkeersassistentie, magnetische media en spraakberichten. De synchronisatie van de oversteektijd voor voetgangers wordt verlengd door draagbare terminals, zodat voetgangers de weg kunnen oversteken zonder risico. Om ongevallen met voetgangers te vermijden, treedt een waarschuwingssysteem en/of automatisch remsysteem in werking.66»
410
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
F. Besluiten Ondanks bepaalde opvattingen, blijven ouderen een dwingende behoefte hebben om zich te verplaatsen na hun pensionering, al zijn hun mobiliteitsbehoeften anders. Het behoud van de mobiliteit is een kritiek aspect van hun autonomie en van hun welzijn zowel fysisch als psychologisch, en dit geldt ook voor personen die lijden aan ernstige functiestoornissen of mentale stoornissen. De toegang tot diensten, activiteiten, sociale betrekkingen en andere is essentieel voor de levenskwaliteit. Verplaatsingen te voet, per fiets, auto of spoor, mobiliteit is hoe dan ook de link tussen de activiteiten van elke dag.67 Mobiliteit is en blijft een fundamenteel element voor het dynamisch verouderen in goede gezondheid, waardoor ouderen een bezoek kunnen brengen aan hun familie en vrienden, vrijwilligerswerk kunnen doen, kunnen werken, leren of naar een restaurant of een bioscoop gaan, te winkelen, naar de kruidenier of naar de arts te stappen. De nieuwe visie die ontwikkeld werd door de baby boom-generatie is die van een actieve derde leeftijd, waarin de pensionering niet het einde van een leven vol activiteiten is, wel integendeel. De pensionering is het begin van een periode waarin de persoon zich uiteindelijk enkel kan bezighouden met zijn vrije tijd, bevrijd van de beperkingen van de opvoeding en het beroepsleven. De babybomers die rijker, beter opgevoed, en globaal genomen in betere gezondheid verkeren dan hun ouders en grootouders, zullen grote verbruikers van mobiliteit zijn. In haar politieke aanbevelingen68, schrijft de OESO dat de aanzienlijke toename van de bevolking van de 65-plussers de volgende jaren zal leiden tot een toename van de vraag naar transportsystemen. In het algemeen zullen ouderen die nu al een auto besturen verkiezen dit zolang mogelijk te blijven doen, maar tevens zullen zij ook verwachten dat zij zullen kunnen beschikken over alternatieven, vooral rond de leeftijd van 80 jaar. «De toekomstige transportsystemen en -diensten zullen een cruciale rol dienen te spelen voor het bevorderen van een veroudering in goede gezondheid en zelfstandigheid. (…) Het is essentieel dat de nationale regeringen beseffen hoe dringend deze nieuwe problemen wel zijn. Zij moeten een sterk beleid doordrukken indien zij wensen dat de gemeenschappen in de verschillende landen de politieke initiatieven steunen.» De Conferentie van Ministers van Transport van 29 en 30 mei 2001 bevestigt het dringende karakter van de te nemen maatregelen en de prioriteiten.69«Aangezien de ouderen een steeds groter percentage van de autorijdende bevolking vormen, zullen alle bestuurders, ongeacht hun leeftijd, en het totale wegennet moeten worden aangepast aan hun eisen. Alle aspecten van de omgeving auto-bestuurder zullen moeten worden onderzocht en misschien zullen bijzondere inspanningen moeten worden geleverd om ervoor te zorgen dat de ouderen de nieuwe technologie en de nieuwe rijmethodes aanvaarden.» Ingevolge het aanhoudende lobbying werk van de groeperingen van personen met een handicap, is de toegankelijkheid van het vervoer voor personen met een beperkte mobiliteit het afgelopen decennium toch verbeterd. Het aantal autobussen met verlaagde vloer neemt constant toe, de nieuwe 411
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
metrostations en rijtuigen zijn zodanig opgevat dat zij volledig toegankelijk zijn en talrijke metro- en spoorlijnen worden stilaan aangepast om toegankelijker te zijn. Ook het lucht- en maritiem vervoer biedt passagiers met een beperkte mobiliteit nu gemakkelijker toegang tot de installaties en diensten. Ook de toegankelijkheid van het wegennet is verbeterd. Het gebruik van aanraakstenen en dito signalisatie voor het begeleiden van slechtzienden is heel wat meer verspreid dan voordien, voornamelijk in Japan. Hellende vlakken en liften werden geïnstalleerd op plaatsen waar voordien enkel traphallen waren. Ook technologische innovatie speelt een belangrijke rol in de verplaatsingsketen van personen met een beperkte mobiliteit, onder meer door de terbeschikkingstelling van de betrokkenen, voor en tijdens hun verplaatsing, van betere informatie in real time die bruikbaarder is. Onze samenlevingen zullen echter nog heel wat moeite moeten doen om ervoor te zorgen dat een dergelijke bereikbaarheid systematisch is, ongeacht het afgelegde traject, en op een zodanige wijze dat de transportketen nooit verbroken wordt. De infrastructuur aanpassen aan een groep van gebruikers die de volgende jaren wel sterk zal groeien maar die op dit moment zeker nog niet in de meerderheid is, is geen makkelijke opgave voor de bevoegde overheidsdiensten. Het houdt onder meer in dat men verder dient te kijken dan de volgende verkiezingen, dus verder dan het politiek mandaat dat men momenteel uitoefent. Bovendien bestaan er talrijke acties of perverse invloeden tussen de verschillende elementen van het beleid, die het uitvoeren van de vereiste werken kunnen vertragen. De volledige stad uitroepen tot een zone 30 zou misschien positief zijn voor de bejaarde voetganger die zich in zijn wijk verplaatst. De voorzieningen op het terrein die hiervoor nodig zijn, snelheidsremmers, zigzagdoorgangen, bloembakken, en dergelijke zouden echter grote en zelfs gevaarlijke hindernissen vormen voor de verplaatsingen van diezelfde persoon per auto. En dergelijk beleid zou tevens snel de ondernemingen van de streek aansporen te verhuizen naar minder «onvriendelijke» gewesten en de oudere zou, op termijn, wel eens onder de armoededrempel terecht kunnen komen, aangezien in zijn stadsomgeving met zone 30 niemand nog aanwezig zal zijn om zijn pensioen te betalen. Wanneer een herinrichting wordt voorgesteld of beslist, dient men dus steeds de 3 samenstellende elementen van duurzame ontwikkeling indachtig te zijn: sociaal, economisch en leefmilieu. Het zijn deze 3 samenstellende elementen die de overheid met succes zullen leiden naar een goed doordachte herinrichting van de infrastructuur en het vervoer van de toekomst.
412
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
1
Suen, S. Ling en Sen, Lalitia, Mobility Options for Seniors, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 97
2
Suen, S. Ling en Sen, Lalitia, Mobility Options for Seniors, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 97
3
Cobb, Roger W. en Coughlin, Joseph F., Transportation Policy for an Aging Society, Keeping Older Americans on the Move, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 275
4
L'insécurité routière des piétons âgés à travers le système Mobilité - Urbanisme - Réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000, blz. 22
5
L'insécurité routière des piétons âgés à travers le système Mobilité - Urbanisme - Réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000, blz. 22
6
O’Neill, Desmond en Dobbs, Bonnie M., Age-Related Disease, Mobility, and Driving, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 59
7
Vieillissement et transports : concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 60
8
O’Neill, Desmond en Dobbs, Bonnie M., Age-Related Disease, Mobility, and Driving, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 59
9
http://www.itninc.org/
10
ECMT 2001, http://www1.oecd.org/cem/topics/handicaps/tphpubfr.htm
11
Vieillissement et transports : concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002
12
Mitchell, Christopher (Kit), Accessible transport and universal design, Proceedings of TRANSED2004: The 10th International Conference on Mobility and Transport for Elderly and Disabled People, Hamamatsu, Japan, Mei 23-26, 2004
13
Mitchell, Christopher (Kit), Accessible transport and universal design, Proceedings of TRANSED2004 : The 10th International Conference on Mobility and Transport for Elderly and Disabled People, Hamamatsu, Japan, Mei 23-26, 2004
14
Dion, Betty, e.a., Best practices in universal design, a transportation study, Proceedings of TRANSED2004 : The 10th International Conference on Mobility and Transport for Elderly and Disabled People, Hamamatsu, Japan, Mei 23-26, 2004
15
Insécurité routière des piétons âgés à travers le système mobilité – urbanisme – réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000
16
L'insécurité routière des piétons âgés à travers le système Mobilité - Urbanisme - Réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000, blz. 16
17
ECMT, Transport et vieillissement de la population, Conclusions de la Table Ronde 112, Paris, 19-20 november 1998
18
Beschikbaar op het adres: http://www1.oecd.org/cem/online/conclus/indexfr.htm
19
Smiley, Alison, Adaptive Strategies of Older Drivers, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 38
20
L'insécurité routière des piétons âgés à travers le système Mobilité - Urbanisme - Réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000, blz. 22
21
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 74
22
http://www.art-public.com/caid/caid.cgi?lg=f&o=3216
23
Vieillissement et transports : concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 12
24
ECMT 2001, http://www1.oecd.org/cem/topics/handicaps/tphpubfr.htm
25
http://www.worldbank.org/
26
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002
27
AIPCR, 2003 28
Mobilité et seniors - Actes de la journée du Club Mobilité du 12 mars 2002, CERTU, Frankrijk, september 2002, blz. 7 29
Hakamies-Blomqvist, Liisa, Safety of Older Persons in Traffic, Transportation in an Aging Society, TRB publications, 2004, blz. 28
30
Hakamies-Blomqvist, Liisa, Safety of Older Persons in Traffic, Transportation in an
413
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Aging Society, TRB publications, 2004, blz.28 en OESO, blz. 57, die er de voorkeur aan gaf geen gedetailleerde referenties op te geven aangezien het gaat om algemeen aanvaarde gevolgen 31
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 66
32
http://www.fhwa.dot.gov/tfhrc/safety/pubs/older/home/
33
Mobilité et seniors - Actes de la journée du Club Mobilité du 12 mars 2002, CERTU, Frankrijk, september 2002, blz. 4
34
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 73
35
Studie BETECS, 2000
36
http://www.stib.irisnet.be/FR/13100F.htm
37
TP 12709E, An evaluation of accessible transit buses in Vancouver and Victoria, Transvision Consultants Ltd., 1995, http://www.tc.gc.ca/cdt/projets/accessibilite/c/8251.htm
38
ECMT 2001, www1.oecd.org/cem/pub/pubpdf/Ageingfr.pdf
39
http://www.transbus.org/dossiers/pac.html
40
http://www.transbus.org/dossiers/securite.html
41
Mitchell, Christopher (Kit), Accessible transport and universal design, Proceedings of TRANSED2004 : The 10th International Conference on Mobility and Transport for Elderly and Disabled People, Hamamatsu, Japan, Mei 23-26, 2004
42
L'insécurité routière des piétons âgés à travers le système Mobilité - Urbanisme - Réseau, CERTU, France, december 2000
43
Suen, S. Ling et Sen, Lalitia, Mobility Options for Seniors, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 108
44
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 61
45
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 59
46
Insécurité routière des piétons âgés à travers le système mobilité – urbanisme – réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000
47
Mitchell, Christopher (Kit), Accessible transport and universal design, Proceedings of TRANSED2004 : The 10th International Conference on Mobility and Transport for Elderly and Disabled People, Hamamatsu, Japan, Mei 23-26, 2004
48
Insécurité routière des piétons âgés à travers le système mobilité – urbanisme – réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000
49
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 75
50
Mitchell, Christopher (Kit), Accessible transport and universal design, Proceedings of TRANSED2004 : The 10th International Conference on Mobility and Transport for Elderly and Disabled People, Hamamatsu, Japan, Mei 23-26, 2004
51
Insécurité routière des piétons âgés à travers le système mobilité – urbanisme – réseau, CERTU, Frankrijk, december 2000
52
Vieillissement et transports : concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 70
53
CERTU, Frankrijk, december 2000
54
http://fr.encarta.msn.com/encnet/refpages/RefArticle.aspx?refid=761566679&pn=2
55
Il s’agit d’une traduction en français d’un texte anglais lui-même traduit du japonais, ndlr
56
Actes de Transed 2004 et http://www.un.org/esa/socdev/enable/disecnf4.htm
57
Ce texte et la suite, tiré de la brochure de présentation du plan, publié à l’adresse www.universell-utforming.miljo.no/ file_upload/universell_fransk.pdf
58
Sécurité routière: L'impact des nouvelles technologies, OESO, Oktober 2003, blz.21
59
Mitchell, Kit, Accroître l’accessibilité des transports aux personnes âgées et aux handicapés avec les systèmes intelligents de transport (TP 12926F), http://www.tc.gc.ca/cdt/projets/accessibilite/a/8916.htm 60
Vieillissement et transports: concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 39
61
Inrets, Les transports intelligents et l’aide à la conduite, France, Programme 2001/2002 62
Sécurité routière: L'impact des nouvelles technologies, OESO, Oktober 2003, blz.33
63
http://fr.encarta.msn.com/encnet/refpages/RefArticle.aspx?refid=761566679&pn=2
64
Transports Canada, Intelligent Transportation Systems (ITS) Applications for Improving
414
DE De MOBILITEIT DEouderen OUDEREN mobiliteit VAN van de
Transportation for Elderly and Disabled Travellers (TP 12925E) 65
Transports Canada, Intelligent Transportation Systems (ITS) Applications for Improving Transportation for Elderly and Disabled Travellers (TP 12925E)
66
67
ITS Japan, juni 2003
Cobb, Roger W. et Coughlin, Joseph F., Transportation Policy for an Aging Society, Keeping Older Americans on the Move, Transportation in an Aging Society, TRB Publications, 2004, blz. 275
68
Vieillissement et transports : concilier mobilité et sécurité, OESO, 2002, blz. 141
69
ECMT 2001, http://www1.oecd.org/cem/topics/handicaps/tphpubfr.htm
415
VIII BESLUITEN Besluiten
p.419
B. De huisvesting van hoogbejaarden in een instelling in België
p.421
C. De huisvesting van afhankelijke personen
p.427
D. De huisvesting van personen met dementia senilis
p.432
E. Levenslang wonen (lifetime housing)
p.436
F. Telegezondheid en domotica
p.443
G. Mobiliteit van de bejaarden
p.446
H. Besluit
p.450
- BESLUITEN -
A. De veroudering van de Belgische bevolking
BESLUITEN Besluiten
«De fundamentele uitdaging voor België is de veroudering van de bevolking, die de economische groei zal afzwakken en de overheidsfinanciën op de proef zal stellen». Het economische rapport over België 2005 van de Organisatie voor Europese samenwerking en ontwikkeling (OESO) laat er geen twijfel over bestaan. De studie stelt dat het probleem van de demografische veroudering de eerste actieprioriteit van het land is voor de volgende jaren. Voor de prestigieuze internationale organisatie gaat het er met name om «een strategie tot beperking van de economische kosten van de veroudering» te bepalen. Welnu, tot nu toe is het thema van de demografische veroudering nooit de inzet geweest van prioritaire verkiezingsbeloften van één of andere politieke partij. Het probleem werd vooral besproken in het kader van de debatten over de toekomst van de pensioensystemen, alsof het er enkel om gaat de onbekenden in een formule van de overheidsboekhouding in te vullen. Tal van studies, die meestal gefinancierd zijn door de overheid, hebben een geruststellende inslag, en men begint het probleem te bagatelliseren. Bovendien, het gaat de termijn van een legislatuur ver te buiten. Toch is de toestand bijzonder verontrustend en zijn de op te nemen uitdagingen bijzonder complex. Er moet nu al worden opgetreden om rampen in de nabije toekomst te voorkomen.
Indien een beter leefmilieubeheer –terecht– één van de belangrijkste hoofdbekommernissen van de overheid is, dan zullen de uitdagingen tengevolge van de progressieve ommekeer van de leeftijdspiramide de volgende decennia zeker het eerste thema worden. Het meest opvallende voorbeeld van demografische veroudering is te vinden in Italië. Indien de huidige trend aanhoudt, zal Italië in 2050 16 zestigplussers tellen voor 1 kind van minder dan 10 jaar. België blijft echter niet achter. Italië was in 2000 het land met de oudste bevolking, terwijl België op de 6de plaats kwam, voor Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Het debat over de demografische veroudering gaat niet enkel over de toekomst van de pensioenen. Over 10 à 20 jaar zal de demografische veroudering in werkelijkheid bijna alle sociaal-economische facetten van het leven beïnvloeden. De bejaarden zullen voldoende talrijk zijn om hun vertegenwoordigers aan het hoofd van de instellingen te kiezen. De aanpassing
418
BESLUITEN Besluiten
van de maatschappij aan hun behoeften zal een interessant politiek thema worden en de industrie zal zich aanpassen aan – of beter nog, vooruitlopen op – het fenomeen door een ruime gamma van producten voor bejaarden op de markt te brengen. En deze bejaarden zullen steeds langer in goede gezondheid leven. In tegenstelling tot de vorige generaties, zullen de talrijke babyboomers beschikken over de nodige financiële middelen voor een actieve oude dag, waarvan de woning het centrum zal zijn. Op 55-jarige leeftijd zal een persoon, met enig geluk, nog uitzicht kunnen hebben op een actief leven gedurende een 30-tal jaren, wat aanzienlijk is en toch onze aandacht verdient.
A. De veroudering van de Belgische bevolking De Belgische bevolking is aan het verouderen als gevolg van een sterke daling van de vruchtbaarheidsgraad sinds de jaren 60 en de verlenging van de levensverwachting. Zoals in de meeste andere geïndustrialiseerde landen, heeft de babyboomgeneratie, geboren tussen 1945 en 1964, tot nu toe de veroudering van de Belgische bevolking vertraagd. Maar deze generatie zal de veroudering versnellen zodra ze op pensioengerechtigde leeftijd komt. De laatste jaren werd de veroudering ook vertraagd omdat de generaties die de leeftijd van 60 jaar bereikten weinig talrijk waren als gevolg van de rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen van de beide wereldoorlogen. De toename van de levensverwachting en de daling van de vruchtbaarheidsgraad De levensverwachting blijft alsmaar toenemen. Volgens de jongste cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), hadden Belgische mannen in 2003 een levensverwachting van 76 jaar en vrouwen van 82 jaar. Volgens het planbureau zal de stijging van deze leeftijd toenemen, zodat mannen in 2050 gemiddeld een leeftijd van 84 jaar zouden kunnen bereiken en vrouwen van 89 jaar. In één eeuw tijd, van 1950 tot 2050, zou de gemiddelde levensverachting van de Belgen aldus met 22 jaar gestegen zijn. Anderzijds bedroeg de vruchtbaarheidsgraad, d.w.z. het gemiddelde aantal kinderen per vrouw, 1,61 in 2000, wat minder is dan de vervangingsfactor. Het gemiddelde aantal kinderen per vrouw waarmee de bevolking op hetzelfde pijl blijft is ongeveer 2,1 kinderen per vrouw. Volgens het planbureau zal de Belgische bevolking op hetzelfde pijl blijven, of zelfs lichtjes toenemen, dank zij een positief migratiesaldo. De omkering van de leeftijdspiramide Terwijl er in het jaar 2000 nog meer jongeren tussen 0 en 19 jaar waren dan 60-plussers, zullen er in 2050 meer dan 3 miljoen 60-plussers zijn voor
419
BESLUITEN Besluiten
2 miljoen jongeren van 0 tot 19 jaar. Deze oudere bevolkingsgroep zal bijgevolg 1/3 vormen van de totale Belgische bevolking. De gemiddelde leeftijd van de bevolking zal stijgen van 39 jaar in 2000 tot 45 jaar in 2050, te vergelijken met 35 jaar in 1950, wat een toename met 10 jaar is in één eeuw tijd. De afhankelijkheidgraad van de personen, d.w.z. de verhouding tussen de 60-plussers en de leeftijdsgroep tussen 20 en 59 jaar beliep 40% in 2000 en zal oplopen tot 69% in 2050. De veroudering in de veroudering Niet alleen blijft de bevolking ouder worden, maar die veroudering wordt ook intensiever, wat betekent dat er steeds meer hoogbejaarden zullen bijkomen. Het aantal zestigers zal tussen 2000 en 2050 toenemen met een kwart en de zeventigers met meer dan 1/3, maar het aantal tachtigers zal verdrievoudigen en het aantal negentigers verviervoudigen. Zo zullen er in 2050 9 x meer honderdjarigen zijn. Momenteel zijn dat er minder dan duizend; in 2050 zullen het er 8.000 zijn. De verouderingsgraad binnen de veroudering, d.w.z. de verhouding tussen het aantal tachtigplussers en de leeftijdsgroep van de zestigplussers, beloopt 16% in 2000 en zal in 2050 oplopen tot 32%. In 1950 was dit nog maar 9%. Een oudere bevolking in grote steden De bevolking in de groten steden (Brussel, Antwerpen, Gent, Charleroi en Luik) is ouder dan die in de rest van het land. Antwerpen onderscheidt zich met een gemiddelde leeftijd van 41,5 jaar. Van de 5 steden is het Brussel die de jongste bevolking heeft: de gemiddelde leeftijd is er 39 jaar. Paradoxaal genoeg is het Brusselse hoofdstedelijke gewest ook het gewest waar het aandeel van de hoogbejaarden het hoogst is. Het babyboomfenomeen De babyboom generatie is de generatie die geboren werd in de twee decennia die volgden op de tweede wereldoorlog. De oudste vertegenwoordigers van deze generatie zijn vandaag ongeveer 60 jaar oud en bereiden zich voor op hun pensioen – of zijn al vervroegd uit de arbeidsmarkt verdwenen. Het gaat om een fenomeen dat bestaat in de meeste westerse landen, en dat zijn oorsprong vindt in de positieve geestesgesteldheid na het einde van de tweede wereldoorlog. Het is eveneens het resultaat van de merkelijke verbetering van de levensvoorwaarden. Tal van experts, zowel Europese als Amerikaanse, hebben zich gebogen over de kenmerken van
420
BESLUITEN Besluiten
deze generatie en kwamen tot besluit dat het bereiken van een hogere leeftijd door deze generatie de toestand compleet zal veranderen op politiek vlak en inzake producten bestemd voor senioren. De veroudering en de hiermee gepaardgaande verhoging van de kosten voor gezondheidszorg: het zwaard van Damocles Hoogbejaarden kunnen het niet helpen, maar zij zijn grote verbruikers van gezondheidszorg. Iedereen zou er de voorkeur aan geven zo lang mogelijk actief en in goede gezondheid te leven, en hierna plots te overlijden. De realiteit is echter totaal anders, aangezien een persoon van 80 jaar gemiddeld 5 maal meer uitgaven voor gezondheidszorg nodig heeft dan een persoon van 20 jaar. Aangezien deze categorie van de bevolking het sterkst zal toenemen in de toekomst, hangt de hiermee gepaardgaande stijging van de gezondheidsuitgaven natuurlijk als een echt zwaard van Damocles boven de systemen van gezondheidszorg, die het al niet zo best stellen. Gezondheidszorg- en diensten zijn erg arbeidsintensieve sectoren, wat hoge kosten meebrengt voor het bezoldigen van hooggeschoold personeel, - artsen, verplegers, verzorgingspersoneel, en steeds meer beheerders en bestuurders. Deze arbeidskosten hebben de neiging samen te stijgen met het BBN. Op dit ogenblik nemen de uitgaven voor ouderdom en overleven in de Europese Unie bijna de helft in beslag van de uitgaven voor sociale bescherming. Het is bijgevolg noodzakelijk om nu al de nodige maatregelen te nemen om deze kosten te verlagen terwijl men tevens de kwaliteit van de Belgische gezondheidszorg blijft verbeteren. Temeer daar het aandeel van de informele zorgverstrekking, d.w.z. de zorg die verstrekt wordt door de naasten van de persoon, in de toekomst vermoedelijk sterk zal dalen. Zorgstrekking is steeds meer een zaak van professionals, en dit zal de kosten van de veroudering voor onze maatschappij nog doen stijgen. Zoals de Europose Commissie onderstreept: «het aandeel van de alleenstaanden zal toenemen, vooral bij de vrouwen, door het groter aantal weduwen, als gevolg van de verschillende levensduur tussen de beide geslachten. De families zullen de problemen voor de opvang van deze personen niet alleen kunnen dragen, of deze nu afhankelijk dan wel autonoom zijn. De families zullen dus meer dan nu ondersteund moeten worden.»
B. De huisvesting van hoogbejaarden in een instelling in België Het is bijzonder moeilijk zich snel een juist beeld te vormen van de rusthuizensector in België. De bevoegdheden terzake zijn zodanig verspreid tussen de federale overheid, de gewesten en de lokale overheden, dat het uitermate moeilijk is een juist inzicht te verwerven in de feitelijke toestand, de overheersende filosofie, de problemen en de uitdagingen. Volgens het in Vlaanderen in 1999 opgesteld rapport door het Platform wonen voor Ouderen wordt België en vooral Vlaanderen, door een hoger
421
BESLUITEN Besluiten
peil van de thuiszorg dan de andere landen gekenmerkt, wat uiteraard bijzonder positief is in het kader van een politiek van thuis ouder worden. De voornaamste oorzaak van een verhuis naar een rusthuis is een gezondheidsprobleem, op de tweede plaats komt de wens om niet alleen te zijn. Anderzijds blijkt dat het grootste deel van de kosten voor de opvang in een rusthuis betaald wordt door de bewoner. In de verzorgingstehuizen worden de kosten voor ongeveer 50% verdeeld tussen de bewoner en de federale overheid. Het concept van de service flats ontstond in Vlaanderen als gevolg van de lange wachtlijsten voor de opname in een rusthuis. De groeiperiode van dit type huisvesting liep van 1993 tot 1997. Paradoxaal genoeg, en terwijl de vraag nog steeds blijft toenemen, krimpt de sector van de service flats sinds 1997-1998. Er heerst in Vlaanderen inderdaad een schromelijk gebrek aan instellingen. Volgens cijfers van onze vrienden van de Vlaams Confederatie Bouw (VCB), stonden in 2004 niet minder dan 26.0000 personen op een wachtlijst voor een opname in een rusthuis. Voor elke vrijkomende plaats zijn er niet minder dan 40 kandidaten! Het bijzonder complex institutioneel kader in België en de versnippering van de bevoegdheden sinds de hervormingen van de jaren 80 beletten dat een coherent beleid wordt gevoerd De grondwetherzieningen van de jaren 80 hebben de persoonsgebonden materies overgedragen aan de gemeenschappen. De wetgever onderscheidt hierin twee domeinen: het gezondheidsbeleid en de politiek inzake hulp aan personen, waaronder het beleid rond de derde leeftijd. Bepaalde materies, zoals huisvesting en infrastructuur, behoren tot de bevoegdheid van de gewestelijke overheid, terwijl andere domeinen onder de bevoegdheid vallen van de federale overheid, de provincies of de gemeenten en OCMW’s. Elk aspect van het probleem ressorteert doorgaans onder een andere minister op een ander machtsniveau. Wij hebben niet minder dan 6 betrokken overheidsniveaus geteld. Merken we toch op dat de institutionele complexiteit voor een deel opgeheven wordt door protocolakkoorden tussen de federale regering en gefedereerde entiteiten. De zeer grote complexiteit van de wetgeving en de reglementering Deze bijzonder complexe institutionele realiteit, die natuurlijk aanleiding geeft tot verstrengelde wetgevingen, reglementen en normen op alle niveaus, vormt een dagelijks strijdpunt voor de rusthuisbeheerders. De wetgeving en reglementering zijn bovendien te dwingend, te complex en te strak en beletten vaak de uitvoering van innoverende projecten. Te veel wetgevende en reglementaire teksten zijn bovendien verouderd. Daarbij kan men BV denken aan teksten die in Vlaanderen van kracht zijn op het gebied van de toegankelijkheid van de infrastructuur en de gebouwen. Dit zou een belangrijke rem kunnen vormen op de verspreiding in ons land van de beste Belgische en buitenlandse praktijken.
422
BESLUITEN Besluiten
In feite worden de beheerders geconfronteerd met een drievoudige complexiteit. In de eerste plaats zijn er vele rechtsbronnen. Vervolgens zijn het de teksten zelf die dwingend, lang en complex zijn, zodat ze moeilijk begrijpelijk en toepasbaar zijn. Tenslotte worden de teksten door haast elke nieuwe minister gewijzigd, aangezien deze zijn ideeën opgenomen wenst te zien in het arsenaal van reglementen dat onder zijn bevoegdheid ressorteert. Deze complexiteit leidt vaak tot een gebrek aan samenhang in de soms tegenstrijdige beleidsmaatregelen die worden uitgevaardigd. Indien een provinciebestuur BV beslist om zijn middelen te concentreren op het thuis ouder worden, dan zou dit beleid in het gedrang kunnen worden gebracht door een gebrek aan gewestelijke financiering van de thuiszorgdiensten of door een federale politiek die de opname in de rusthuizen in de hand wil werken. Programmatie, moratoria, erkenningen, reconversie, overheidsfinanciering via forfaits en enveloppen Het uitwerken van programmatienormen heeft tot doel het aanbod aan te passen aan de behoeften van de bevolking op het gebied van soorten specialisatie, capaciteit van de diensten, uitrustingen, geografische spreiding en coördinatie van het gebruik van de installaties. Zoals wij verder zullen zien, leidt de programmatie er zelden toe, dat het aanbod beantwoordt aan de vraag, en in vele gevallen wordt geen rekening gehouden met de reële behoeften van de betrokken bevolkingsgroepen. Op bepaalde tijdstippen leggen de overheden een moratorium op de opening van nieuwe rusthuizen om de inflatie van de uitgaven in het kader van de globale begroting van het Rijksinstituut voor Ziekteen Invaliditeitsverzekering (RIZIV) onder controle te houden. Om te kunnen worden uitgebaat, moet een rusthuis een overheidserkenning verkrijgen, wat wil zeggen dat het moet beantwoorden aan een aantal voorwaarden op het gebied van architecturale normen, werking en organisatie. De normen inzake personeel zijn bijzonder streng. Zij vormen enerzijds een bescherming van de bewoner, die kan rekenen op de aanwezigheid van een aantal personeelsleden met een bepaalde kwalificatie, maar anderzijds vormen zij een zeer zware administratieve last voor de rusthuisbeheerders. Zij vormen overigens een ernstige rem op elke poging tot innovatie die erop gericht is de kosten te verlagen en de kwaliteit van de dienst te vergroten via aangepaste architectuur en dito omgeving. Om de huisvesting van de meest hulpbehoevende personen te verbeteren, wenst de overheid zoveel mogelijk ziekenhuisbedden en rusthuiskamers om te zetten in verzorgingbedden (RVT).
423
BESLUITEN Besluiten
In ziekenhuizen dragen de overheden haast de totaliteit van de huisvestingskosten in een gemeenschappelijke kamer evenals een substantieel deel van de medische kosten. Dit is niet het geval in de RVT’s en ROB’s of bij thuiszorg. De huisvesting in RVT’s en ROB’s is voornamelijk ten laste van de bewoner. De ziekteverzekering voorziet wel in een tussenkomst voor de zorgkosten en de assistentie bij de handelingen van het dagelijkse leven. Deze tussenkomst neemt de vorm aan van een forfaitair bedrag per persoon en per dag, dat afhangt van de afhankelijkheidsgraad die bepaald wordt aan de hand van de schaal van Katz. De forfaitaire bedragen in RVT’s zijn hoger dan die in ROB’s voor personen met dezelfde afhankelijkheidsgraad. Deze forfaitaire bedragen worden gefinancierd door een systeem van enveloppen. Het basisprincipe van het systeem is een ventilatie van het totale budget der instelling in een voorlopig budget en een definitief budget. De reglementaire tekst voorziet in de mogelijkheid om de financiële tegemoetkomingen aan een instelling te verminderen wanneer deze haar voorlopig budget overschrijdt. De verschillende soorten instellingen De rusthuizen voor bejaarden (ROB) zijn instellingen voor collectief verblijf waar aan bejaarden huisvesting wordt aangeboden evenals een deel van de gebruikelijk familiale en huishoudelijke hulp. De meeste instellingen zijn van dit type. Het rusthuis en verzorgingstehuis (RVT) duidt op het bijzondere statuut van het bed, eerder dan op een bijzondere institutionele structuur. De bedden van de rust- en verzorgingstehuizen (RVT) zijn opgenomen in de rusthuizen. Zij zijn bestemd voor personen die lijden aan een ziekte van lange duur die verpleegkundige en paramedische zorg vergen en die moeten geholpen worden bij de essentiële activiteiten van het leven, maar die geen behoefte hebben aan een dagelijks medisch toezicht of permanente gespecialiseerde medische behandelingen. De tijdelijke opvangcentra (overdag, ‘s nachts of voor een kortverblijf) vormen zogenaamde «uitruststructuren». Zij dragen ertoe bij de objectieve en subjectieve last die weegt op de familiale helpers te verlichten, de levenskwaliteit van de bejaarde in stand te houden of te verbeteren en zijn opname in een ziekenhuis of instelling te voorkomen of uit te stellen. De service flats en senioreries zijn individuele wooneenheden waar de bejaarde (60-plussers) op een onafhankelijke wijze woont en waar een beperkt aantal gemeenschappelijke diensten wordt aangeboden waarop de bewoner eventueel een beroep kan doen. De bejaarde behoudt er zijn onafhankelijkheid maar kan er de maaltijden nuttigen en deelnemen aan de door de instelling voorgestelde activiteiten. Naast de conventionele instellingen, bestaan er andere huisvestigingsvormen voor bejaarden, zoals de huizen van het type Abbeyfield, die gebaseerd zijn op het concept van het gemeenschappelijke leven. Deze niet conventionele sector is in België relatief weinig ontwikkeld.
424
BESLUITEN Besluiten
Het negatieve imago van de rusthuizen Zoals in tal van andere landen, heeft het Belgische rusthuis een negatief imago. Het is de plaats van de laatste rechte lijn naar het levenseinde. De verhuis naar het rusthuis is vaak een gedwongen opname met het daaraan verbonden verlies van autonomie en vrijheid. Zelfs in de nieuwe rusthuizen, zijn de kamers vaak te klein. De bewoners aanvaarden de institutionele omgeving van het klassieke Belgische rusthuis niet meer. Zij wensen meer comfort en privacy in een residentiele omgeving met ruimere kamers. Zij vragen dat het aspect «huisvesting en welzijn» ook ontwikkeld wordt naast het concept van de «zorgverstrekking». Dit negatieve imago ontmoedigt ook het zorgpersoneel. Dit personeel gaat gebukt onder een hoog werktempo en verricht werk dat vaak weinig valoriserend is. De rusthuizen hebben het moeilijk om personeel aan te werven, zowel zorgverstrekkers als bekwame en gemotiveerde beheerders. De statistische foto van de sector De globale capaciteit van de erkende RVT’s en ROB’s in België bereikte in 1996 een maximum met 136.401 erkende bedden. Na een belangrijke daling van de capaciteit van deze huisvestingsvormen in 1997, met amper 119.922 erkende bedden, zijn de jongste cijfers van 2002 immers nog steeds niet gestegen boven het niveau van 1996, met 126.257 bedden. Deze daling van 1997 is te wijten aan een merkelijke vermindering van het aantal ROB’s en RVT’s dat jaar van resp. 116.619 tot 100.581 en van 19.782 tot 19.341 bedden. De gemiddelde capaciteit van de instellingen bedraagt in 2004 72 bedden per instelling alle types samen (zuivere RVT’s – gemengde – zuivere ROB’s). Amper 1% van de instellingen heeft meer dan 219 bedden. De grootste groep wordt gevormd met instellingen met 40 tot 59 bedden. Wat de RVT’s betreft, is de privé-rechtsvorm het meest verspreid, met 57% van de markt. In de publieke rechtsvormen zijn de OCMW’s het ruimst vertegenwoordigd met bij de 90% van de RVT’s. Van de kant van de privé-instellingen, is de VZW de meest gekozen rechtsvorm, met 77% van de markt. De tweede rechtsvorm is die van de naamloze vennootschap (NV) die bij de 13% vertegenwoordigt. Merken wij op dat de gemiddelde minimumprijs systematisch lager ligt in de privé-sector dan in de instellingen van de overheidssector. Een opvallend statistisch gegeven is dat de bezettingsgraad in de RVT’s bijzonder hoog is: gemiddeld 96% voor het land. Met een dergelijke bezettingsgraad kan men zich inbeelden dat de wachtlijsten bijzonder lang zijn en dat de informele zorgverstrekking of de professionele thuiszorg vaak het gebrek aan beschikbare bedden moeten compenseren. De evolutie van de ROB’s verliep constant tot 1996 en viel in 2001-2002 terug op het peil van 1985. Deze constante daling van het aantal ROB’s in het land lijkt zich verder te zetten. Deze tendens is voornamelijk het gevolg van een reconversie van ROB-kamers in RVT-bedden en van de door de betrokken overheden ingevoerde programmatie en moratoria.
425
BESLUITEN Besluiten
De vooruitzichten: tussen 2005 en 2050 moeten per jaar 80 instellingen van gemiddeld 72 bedden worden gebouwd De uitvoering van dit programma wordt bijzonder bemoeilijkt door het kunstmatige karakter van de programmatie en de verschillende moratoria. De raming van de behoeften geschiedt blijkbaar enkel en alleen op basis van de verhoging van het aanbod in de tijd. Deze verhoging wordt eenzijdig beslist door de overheid, via de vaststelling van het maximum aantal erkende bedden per gewest. Volgens ons werd bijgevolg in België nog geen enkele globale studie van de reële behoeften uitgevoerd en men kan er bijgevolg terecht van uitgaan dat het aanbod niet opgewassen is tegen de hele vraag: de reële behoeften overtreffen zeker het door de programmatie geboden aanbod. De berekeningsmethode die de regeringen gebruiken voor de programmatie van de «behoeften» in aantal bedden in de instellingen is vrij eenvoudig: men baseert zich gewoonweg op de verhouding tussen het aantal in een instelling opgenomen personen en het aantal in België levende personen in een bepaalde leeftijdscategorie. Men verkrijgt aldus een ratio die het percentage in een instelling levende personen voor deze leeftijdscategorie weergeeft. Vervolgens volstaat het, door een eenvoudige regel van drie, deze ratio toe te passen op de demografische vooruitzichten van de volgende jaren om de programatie van de «behoeften» in aantal bedden te bepalen. Samen met anderen, zoals het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) en het Planbureau, hebben wij die haast lineaire oefening verricht om een idee te hebben van de toe te passen verhoging van het aanbod in de toekomst, ten einde aan de veroudering van de bevolking in de komende jaren te beantwoorden. De resultaten zijn vrij verwonderlijk. Indien men deze lineaire redenering toepast, zullen jaarlijks bijna 80 instellingen van ongeveer 72 bedden moeten worden gebouwd, en dit tot 2050, om in te spelen op de demografische veroudering. Het gaat om vooruitzichten die opzettelijk onderschat zijn, omdat zij geen rekening houden met de talrijke factoren die de vraag ongetwijfeld zullen opdrijven (zoals de personalisering van de zorgverstrekking of de toename van de afhankelijkheidsperiode). Naast deze louter kwantitatieve vooruitzichten moeten wij er ook op wijzen dat de vraag en de behoeften van de bewoners van de babyboomgeneratie op kwalitatief vlak een heel stuk hoger zullen liggen, zowel wat de huisvesting als de verschillende diensten betreft. De verscheidenheid in de sector neemt toe, en deze verscheidenheid zal in de toekomst nog vergroten. De hoogbejaarden vormen geen homogene groep en er zal moeten worden voorzien in een aanbod dat beantwoordt aan de vraag van elk individu.
426
BESLUITEN Besluiten
Tot besluit, geloven wij dat het hoog tijd is om: ✔ een reële behoeftestudie uit te voeren, zowel op lokaal als op gewestelijk en federaal vlak, en deze te onderzoeken zonder a-priori of taboes; ✔ op nationaal vlak en met de verschillende betrokken actoren een Staten generaal van de demografische veroudering te organiseren die de verschillende aspecten van het probleem behandelt; ✔ een globale en coherente politieke visie op het gebied van het ouderenbeleid te ontwikkelen; ✔ een systeem in te voeren dat meer gericht is op de persoon dan op de zorgverstrekking; ✔ een positieve en duurzame dynamiek te creëren; ✔ het wetgevende en reglementaire arsenaal te vereenvoudigen en te harmoniseren; ✔ o.m. via publiek- private samenwerking instellingen met een menselijk gelaat te bouwen die beantwoorden aan de nieuwe eisen van de babyboomgeneratie.
C. De huisvesting van afhankelijke personen De huisvesting van hoogbejaarden vormt een moeilijk probleem, met name omdat die ook het meest weegt op de financiën van de betrokkene en van de gemeenschap. Enerzijds zal het aantal afhankelijke personen toenemen door de veroudering van de bevolking, aangezien het de groep van de 80-plussers is die het sterkst zal stijgen. Zoals professor Jozef Pacolet onderstreept, dreigt de druk van deze toegenomen afhankelijkheid en van de steeds grotere verwachtingen heel wat groter te worden dan wat de bestaande systemen zullen kunnen financieren. Anderzijds is het gevaarlijk om de hoogbejaarden systematisch gelijk te stellen met afhankelijke personen. Zij verkeren immers steeds meer in een goede gezondheid en zijn welstellende burgers die beslissingsbevoegdheid en een hoge levenskwaliteit eisen. De toekomstige huisvesting van de hoogbejaarden zal een aanpassing van de filosofie vergen, zowel in Wallonië en Vlaanderen als in Brussel. De toename van de levensperiode zonder ongeschiktheid en de evolutie van de afhankelijkheidsperiode Het aandeel van de afhankelijke personen neemt sterk toe met de leeftijd. De veroudering van de bevolking zal bijgevolg gepaard gaan met een toename van het aantal afhankelijke personen, tenzij de vooruitgang op het gebied van preventie en behandeling van ziekten die afhankelijkheid
427
BESLUITEN Besluiten
meebrengen zo groot is dat de stijging van de bejaarden daardoor gecompenseerd wordt. Het aantal afhankelijke personen en de gemiddelde duur van de afhankelijkheidsperiode op het levenseinde zijn fundamenteel indien men de bouw van de verzorgingstehuizen correct wil plannen. Aangezien het hier een bijzonder moeilijk aspect betreft en de verschillende theorieën elkaar tegenspreken, hebben wij besloten met deze beide elementen geen rekening te houden in het hoofdstuk met onze vooruitzichten. ❒ Sommige experts zijn van mening dat de personen langer en in een betere gezondheid zullen leven dank zij de vooruitgang van de technologie, en dat de afhankelijkheidsperiode in de laatste levensfase zal verminderen. ❒ Anderen menen dat de gemiddelde afhankelijkheidsperiode op het einde van het leven lichtjes zal veranderen, maar zal verschuiven naar een meer gevorderde leeftijd door de verhoging van de levensverwachting. ❒ Nog anderen geloven dat de stijging van de levensverwachting gepaard zal gaan met een verlenging van de afhankelijkheidsperiode op het einde van het leven, en dus meer investeringen zal vergen in de «gemedicaliseerde bedden». Iedereen is het echter eens om te stellen dat de levensperiode zonder ongeschiktheid, d.w.z. de periode tussen het tijdstip waarop een persoon het actieve beroepsleven vaarwel zegt en het moment waarop hij afhankelijk wordt, in de toekomst aanzienlijk zal toenemen.
De efficiëntie van het systeem van gezondheidszorg en van zorg van lange duur verbeteren – Het actief ouder worden en het thuis blijven wonen in de hand werken De OESO stelt geregeld de vraag te weten hoe men kan zorgen voor een voldoende financiering om een aangepaste en kwaliteitsvolle zorgverstrekking voor allen te waarborgen en hoe deze diensten efficiënt en economisch kunnen worden aangeboden. Volgens de ramingen lijkt het immers haast onmogelijk om de huidige koers te handhaven via collectieve huisvesting en erg dure zorgstelsels zowel voor de betrokkene als voor de overheid. In haar rapport «Naar krachtigere gezondheidsystemen», dat werd voorgesteld op 12 mei 2004, beveelt de internationale organisatie een
428
BESLUITEN Besluiten
aantal acties aan die volgens haar nodig zijn «indien men de gezondheid en de zorgverstrekking wil verbeteren en tezelfdertijd de financiële leefbaarheid van de gezondheidssystemen wenst te verzekeren». De OESO heeft voor deze hervorming 7 principes geformuleerd, en het 5de bepaalt dat de medische uitgaven en het onderzoek steeds meer gericht moeten zijn op het verminderen van de afhankelijkheid en dat specifieke maatregelen betreffende zorgverstrekking aan afhankelijke bejaarden moeten genomen worden. De Europese commissie van haar kant, onderstreept dat de gezondheidssystemen meer belang moeten hechten aan de doelstelling die erin bestaat de ouderen toe te laten actiever, gezonder en zelfstandiger te leven. Zij beveelt de oprichting van zorgdiensten van een nieuw type aan, die tegemoet komen aan de bijzondere behoeften van de ouderdomsziekten en de ouderen kunnen helpen om hun zelfstandigheid te bewaren. De doelstelling bestaat er dus met name in de oudere toe te laten langer thuis te blijven, met de hulp van diensten en technologieën die aangepast zijn aan zijn mogelijkheden. De verscheidenheid van het woningaanbod voor hoogbejaarden In zijn nieuw paradigma bepaalt de Noorse professor Sven Daatland 4 types en niveau’s van onthaal, tussen de gewone woning en de instelling. ❒ Het concept van senior housing (woningen voor senioren) betreft appartementen of huizen van hoge kwaliteit die de personen betrekken uit vrije keuze en niet uit noodzaak, met het doel een actief leven te leven onder personen van dezelfde leeftijd. De 3 andere soorten van woningen zijn woningen die de betrokkenen betrekken niet uit vrije keuze maar uit noodzaak, ten gevolge van een fysieke of mentale toestand. ❒ De adapted housing (aangepaste woning) bestaat uit afzonderlijke appartementen, die doorgaans gevestigd zijn in de nabijheid van diensten. ❒ De assisted housing (wonen met assistentie) beschikt over collectieve ruimten en functies, en soms ook over eenheden voor gemeenschappelijk leven. ❒ De nursing flats (appartement met zorgverstrekking) vormen het 4e niveau en worden soms de «nieuwe verzorgingstehuizen» genoemd. Daatland preciseert «dat er grote verschillen en overlappingen bestaan tussen deze verschillende categorieën. Deze diversiteit wordt beschouwd als een kwaliteit op zich, omdat zij de betrokkene toelaat zo lang mogelijk te blijven wonen in de woning waarin hij uit vrije keuze of uit noodzaak verblijft zonder noodzakelijkerwijze te moeten verhuizen van het ene niveau naar het andere. Sommigen organiseren deze verschillende soorten woningen trouwens in één enkel multifunctioneel centrum.» Het typevoorbeeld van een dergelijk centrum is het Amerikaanse of Finse
429
BESLUITEN Besluiten
Continuing Care Retirement Community (CCRC), zoals het centrum dat de Caritasstichting bouwde in Oulu. De noodzaak om over te stappen van een model gericht op de zorgverstrekking naar een model gericht op de persoon Zoals in tal van andere Europese landen, is het ouderenbeleid in België gebaseerd op een systeem van zorgverstrekking voor en assistentie aan afhankelijke bejaarden. De oudere wordt beschouwd als een zieke persoon die moet worden verzorgd door artsen en verpleegsters en die assistentie moet krijgen in zijn dagelijkse taken. Dit systeem is op een optimale wijze georganiseerd in een institutionele omgeving van het ziekenhuistype. Dit soort architectuur laat toe de zorgverstrekking efficiënt te organiseren. Maar éénmaal dat de persoon is «opgenomen» of «geplaatst» in een institutionele omgeving, verliest hij zijn zelfredzaamheid of zijn wens om autonoom te zijn, en deze staat van gedwongen globale afhankelijkheid bespoedigt zijn levenseinde. In de landen die aan de spits staan is dit systeem voorbijgestreefd. In de plaats van oog te hebben voor de handicaps waaraan de personen lijden, gaat men uit van hun mogelijkheden. Het beleid in deze landen, voornamelijk de Noord-Europese landen, stapt geleidelijk af van het institutionele model van het ziekenhuistype en evolueert naar een residentieel model gericht op de persoon. In een dergelijk model dient de bejaarde in staat te zijn om zo lang mogelijk autonoom te blijven, ofwel in zijn eigen woning ofwel in een rusthuis. De persoon behoudt dezelfde rechten als voordien – men ziet trouwens niet in waarom het anders zou moeten –: eerbied voor het privé-leven, recht van eigen keuze, respect voor de menselijke waardigheid. De patiënt wordt een bewoner en de bewoner een klant. Zijn omgeving blijft aangenaam. De bejaarde die verhuist naar een rusthuis van dit nieuwe type brengt zijn meubelen en persoonlijke voorwerpen mee. Te nauwe kamertjes zijn uit den boze. Behoudens uitdrukkelijk verzoek of in geval van overmacht, worden de maaltijden niet opgediend op de kamer maar in een aangename eetkamer. De voeding is van goede kwaliteit en houdt rekening met de bijzondere diëten die bepaalde bewoners moeten volgen. De instelling organiseert activiteiten met medewerking van de bewoners die ook initiatiefrecht hebben. De bewoners verrichten zelf op autonome wijze een maximum aantal dagelijkse activiteiten, zodat de zorgverstrekkers zich kunnen concentreren op hun medische taken. Dit betekent natuurlijk niet dat men de investeringen in collectieve huisvestingsoplossingen met gespecialiseerde zorgverstrekking moet stopzetten: de ziekenhuizen zullen steeds nodig blijven en het aantal rusthuizen zal sterk blijven toenemen, zolang het aantal bejaarden dat hieraan behoefte heeft blijft toenemen. Het ziekenhuis zal natuurlijk een centrale rol blijven vervullen in de opvang van zwaar gehandicapte en afhankelijke bejaarden.
430
BESLUITEN Besluiten
De Scandinavische modellen In tegenstelling tot België, is het individuele welzijn in de Scandinavische landen gewaarborgd door de overheid en de familie wordt bevrijd van de verplichting om de ouderen te helpen. Volgens de Finse grondwet moet de overheid BV voldoende sociale en gezondheidsdiensten waarborgen voor iedereen; iedereen is gelijk voor de wet, en niemand mag zonder geldige reden gediscrimineerd worden, BV op basis van zijn leeftijd. Samen met Nederland, maken de Scandinavische landen deel uit van die landen waar het opvangen van de afhankelijkheid het meest geprofessionaliseerd is. Weinig bejaarden wonen in bij hun kinderen en een groot aantal personen leven in een instelling of krijgen thuis hulp. Een opvallend voorbeeld van een dergelijk progressief beleid treft men aan in Denemarken, een land waar, volgens steekproeven, de bejaarden het gelukkigst blijken te zijn. Sinds meer dan een decennium is voor de Denen het welzijn van de bejaarden een nationale prioriteit. In Noorwegen is de volksgezondheid een verantwoordelijkheid van het ministerie van sociale zaken; dit ministerie heeft tot taak het nationale beleid op dit vlak uit te werken en te controleren. De gezondheidsdiensten zelf zijn gedecentraliseerd op het niveau van de gemeenten en het gewest. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van de basisdiensten, zoals de zorgverstrekking aan bejaarden en personen met een handicap. In de Scandinavische landen moeten de hoogbejaarden zo lang mogelijk thuis kunnen blijven. Anderzijds moet de capaciteit van de diensten en van de collectieve instellingen voldoende zijn om zeker toegankelijk te zijn wanneer dat nodig is. De landen van noord-europa hebben concepten van rusthuizen van het residentiele type ontwikkeld die tot de beste ter wereld behoren. Bepaalde goede praktijken uit de VS In de Verenigde Staten werden sinds het begin van de jaren 80 instellingen van assisted living, letterlijk «leven met assistentie», ontwikkeld om een residentieel alternatief te bieden voor de opname van hoogbejaarden in een instelling. Dat concept stemt min of meer overeen met onze seniorerie. Het idee werd geïntroduceerd door Paul Klaassen, een Amerikaan van Nederlandse afkomst. Paul Klaassen zocht een menselijker alternatief aan te bieden voor de traditionele rusthuizen – in werkelijkheid grote ziekenhuiscomplexen – in de VS. Hij wenste de geest van de instelling te vervangen door de gastvrije sfeer van het residentiële type, en toch de totaliteit van de hulp- en zorgdiensten aan te bieden. Hij besloot het concept van de Nederlandse «verzorgingstehuizen» in te voeren en in 1981 opende hij zijn eerste «assisted living facility» in noord Virginia. Zijn onderneming, Sunrise Assisted Living, groeide snel en werd, na de overname van het nummer 2, de grootste onderneming van de sector. Op dit ogenblik baat zij 380 tehuizen uit in de VS, stelt zij 30.000 personen tewerk en is zij genoteerd op de NYSE (SRZ). Sunrise opende ook tehuizen in Groot-Brittannië en vestigde zich sinds 2003 ook in Duitsland. 431
BESLUITEN Besluiten
Het door Paul Klaassen ingevoerde, aangepaste en verbeterde concept, kreeg snel navolging en gaf aanleiding tot het ontstaan van een constant groeiende bedrijfstak. Zo kenden de jaren 90 een bouwboom zonder voorgaande, en het aantal gebouwde inrichtingen steeg met ongeveer 10% per jaar. In 1998 schatte men het aantal instellingen op het grondgebied van de VS op 28.000, en deze tehuizen boden onderdak aan 1 miljoen mensen. 75% van de instellingen werden gebouwd na 1996 en 90% van de tehuizen behoren tot de commerciële sector. Het is gebleken dat Assisted Living niet enkel meer kwaliteit biedt, maar globaal genomen ook minder duur is dan de tradionele oplossingen. Via een aangepaste structuur, die de bejaarden toelaat langer zelfstandig en autonoom te blijven, kunnen de arbeidskosten voor hulp- en zorgverstrekking worden beperkt. Assisted Living biedt doorgaans ook een betere werkomgeving, en dus een betere levenskwaliteit voor het personeel. Tot besluit geloven wij: ✔ dat de systemen moeten worden aangepast; zij moeten efficiënter, minder duur en menselijker zijn; ✔ om een dynamisch en positief beleid inzake onthaal van hoge bejaarden te voeren, dat men niet opnieuw het wiel moet uitvinden, aangezien er tal van voorbeelden van goede praktijken bestaan in bepaalde landen zoals de VS en Scandinavië. Wij moeten ons hierop inspireren; ✔ dat er creativiteit en innovatie nodig is. Wij zullen het probleem niet oplossen door zonder meer de oplossingen van de 20ste eeuw te kopiëren; ✔ een instelling met residentiële omgeving verlengt de autonomie van de bejaarde en vermindert aldus de kosten van de opvang voor de gemeenschap. Anderzijds verbetert het de levenskwaliteit van de bewoners en van de zorgverstrekkers; ✔ het is noodzakelijk de hoogbejaarden zo mogelijk meer te betrekken bij de beslissing om over te stappen naar een collectieve instelling. Zijn beslissingsbevoegdheid en keuzemogelijkheid moeten er gehandhaafd blijven.
D. De huisvesting van personen met dementia senilis De ziekte van Alzheimer is de meest verspreide vorm van dementia senilis, een hersenziekte die bejaarden treft en die geleidelijk de vitale zenuwcellen vernietigt. De ziekte veroorzaakt een aantal symptomen zoals geheugenverlies, verlies van beoordelingssysteem en redeneringsvermogen, moeilijkheden in het dagelijkse functioneren, verandering van de gemoedsgesteldheid en gedragstoornissen. Eens de diagnose gesteld is, laat de ziekte van Alzheimer de betrokkene
432
BESLUITEN Besluiten
nog toe 8 à 12 jaar te leven. De ziekte is één van de belangrijkste oorzaken voor de opname in een verzorgingstehuis. De ziekte van Alzheimer is één van de grootste problemen van de hoge leeftijd en van de opvang van bejaarden. Te oordelen naar in de VS gepubliceerde cijfers, is de ziekte inderdaad erg in opmars. ❒ Ongeveer 4 miljoen Amerikanen lijden aan de ziekte van Alzheimer. Een in 1993 uitgevoerde enquête wijst uit dat 19 miljoen Amerikanen verklaren dat één van hun familieleden getroffen is door de ziekte en 37 miljoen Amerikanen vertelden iemand te kennen die in dat geval was. ❒ Men meent dat in 2050 14 miljoen Amerikanen – dat is 5% van de bevolking – er het slachtoffer zal van zijn, tenzij een preventieve of curatieve behandeling wordt gevonden. ❒ Eén 65-plusser op 10 wordt getroffen door de ziekte en zij tast 50% van de 85-plussers aan.
❒ De ziekte van Alzheimer is momenteel de derde duurste ziekte wat de gezondheidszorg betreft. De directe en indirecte kosten in verband met de ziekte zouden in de VS tegen 2025 oplopen tot 100 miljard US Dollar. De Europese statistieken zijn minder pessimistisch en hebben het over 5 à 7 % zieken tussen 65 en 79 jaar, 20% bij de 80-plussers en 32% bij de 90-plussers. De huidige behandelingen genezen de ziekte niet, maar vertragen het verloop ervan. De zieken blijven langer in een betere gezondheid en tevens wordt een verbetering van hun gedragsstoornissen vastgesteld. De grootste vooruitgang die de laatste jaren geboekt werd betreft meer de kwaliteit van de opvang en de specifieke architectuur voor de patiënten. Een aangepast onthaal en dito architectuur laten toe de levenskwaliteit van de patiënt te verbeteren en de inname van geneesmiddelen te verminderen. De demente personen behouden een zekere levenskwaliteit, die in ruime mate afhankelijk is van de kwaliteit van hun omgeving. De levensomgeving van demente personen speelt een doorslaggevende rol in hun levenskwaliteit. Het intern verloren evenwicht moet extern herschapen worden, zodat de zieken een zekere autonomie kunnen bewaren. Hiervoor is in de eerste plaats een herinrichting van de woning vereist, wat doorgaans niet te complex zal zijn indien de woning werd opgevat volgens de principes van de universele design.
433
BESLUITEN Besluiten
Het thuis blijven wonen De vereiste aanpassing van de woningen en de hulp en verzorging die gepaard gaan met de ziekte moeten regelmatig geëvalueerd worden en rekening houden met de evolutie van de mogelijkheden van de persoon. Er bestaan in dit verband geen algemeen aanvaarde regels, wel beste geïndividualiseerde praktijken. Deze aanpassing van de woning is eveneens van groot belang voor de levenskwaliteit van de verwanten die zorgen voor het zieke familielid. Indien de woning beveiligd wordt en bepaalde alarmsystemen tegen ronddolen worden geïnstalleerd, zullen deze minder ongerust zijn en zullen zij verder hun normale leven kunnen leiden, terwijl vandaag de zorg voor een zieke verwante een ware hel kan zijn. Bepaalde domoticatechnieken, zoals het automatisch doven van de kookplaten, het automatisch openen en vergrendelen van deuren, het automatisch doven van lichten bij het slapengaan, kunnen eveneens erg nuttig zijn. Men kan een nachtverlichting installeren en lichtgevende of automatische schakelaars gebaseerd op bewegingen installeren, wat het vallen voorkomt wanneer de persoon ‘s nachts opstaat en probeert het licht aan te schakelen maar de schakelaar niet vindt. Dagopvang Wanneer de toestand voor de verwanten te moeilijk worden, kan dagopvang enig soelaas bieden, wat eveneens voorbereidt op de verhuis naar een verzorgingstehuis. Het is aanbevelingswaardig dat het centrum voor dagopvang gelegen is op dezelfde plaats als de gespecialiseerde instelling. Het kan zelfs erg positief zijn de activiteiten van de verschillende onthaalcentra open te stellen voor de bevolking van de wijk. Dat is de filosofie die toegepast werd bij de renovatie van Sofienbergsenteret te Oslo, waar het dagcentrum, de service flats en het verzorgingstehuis gevestigd zijn op dezelfde plaats, en waar bepaalde activiteiten of diensten ook open staan voor de bevolking van de wijk, zowel jongeren als ouderen. In de gevorderde stadia van de ziekte zijn de demente personen doorgaans wel gescheiden van de andere bewoners. In deze stadia is een verhuis naar een verzorgingstehuis immers onvermijdelijk. Het nieuwe verzorgingstehuis voor beperkte groepen Onze studie toont en illustreert de hervormingen die terzake noodzakelijkerwijze zullen moeten worden doorgevoerd. In de toekomst zal men niet meer verhuizen naar een verzorgingstehuis om er «geplaatst» te worden in een instelling van het traditionele nursing home -type. Een dergelijke verhuis is totaal ongeschikt aangezien hij de demente persoon totaal van streek brengt en het resultaat van de plaatsing vaak snel fataal is. De persoon zal echter verhuizen van zijn eigen woning naar een andere «thuisplaats». De zorgbeheerders en architecten aan beide kanten van de Atlantische oceaan hebben immers een opvangmanier voor beperkte
434
BESLUITEN Besluiten
groepen ontwikkeld met respect voor de persoon. Deze methode laat de betrokkenen toe een zekere levenskwaliteit te behouden en, kers op de taart, dit leidt ook tot een betere levenskwaliteit voor de verwanten en de zorgverstrekkers. Onze 3 voorbeelden geven het overduidelijk aan: in deze aangepaste centra betekent het vertrek uit de eigen woning in de gevorderde stadia van de ziekte van Alzheimer niet het levenseinde. Het basisconcept voor de opvang van personen met dementie is een groep 6 tot 15 eenheden (small-group clusters of units), die uitgeven op een gemeenschappelijke ruimte met mogelijke toegang tot de tuinen. Het aantal eenheden per groep hangt af van het concept. Professor Victor Régnier onderstreept dat «het groeperen van verschillende eenheden om kleine leefgroepen van personen te vormen die samen de maaltijden gebruiken en de dag doorbrengen de basisbenadering is geworden voor het omgaan met dementie.» Eén van de redenen waarom deze groepsbenadering dergelijke goede resultaten oplevert is, dat de bewoners die getroffen zijn door één of andere vorm van dementie de meeste tijd doorbrengen buiten hun kamer of appartement, rondlopen in gemeenschappelijke ruimten en deelnemen aan verschillende groepsactiviteiten. Zij beschouwen hun kamer vaak als een slaap- en rustplaats eerder dan een ruimte waar zij de dag kunnen doorbrengen. Men begrijpt waarom het kader van een instelling niet geschikt is als respons op dergelijk gedrag. De gevolgen van de opname in een instelling zijn bijgevolg bijna steeds een aanzienlijke vermindering van de levenskwaliteit en een toename van de angst, met als gevolg de inname van geneesmiddelen zoals slaap- en kalmeermiddelen.
De vermindering van de informele zorg De zorgverstrekking aan demente personen vergt heel wat tijd, zij is duurder en is een zwaardere last dan de zorgverstrekking aan niet demente personen, zowel voor de familiale helpers als voor de professionele zorgverstrekkers. De kosten van de informele zorg door verwanten wordt vaak onderschat. Aangezien de informele zorg in de toekomst sterk zal verminderen, kan worden gevreesd dat het opvangen van Alzheimerpatiënten een
435
BESLUITEN Besluiten
verontrustend maatschappelijk probleem zal worden. Te oordelen naar de Amerikaanse cijfers dreigt het, indien men de toekomst niet voluntaristisch voorbereidt, aanleiding te geven tot een enorme catastrofe voor mens en gezondheid. Tot besluit blijkt: ✔ dat de verwanten die een familielid helpen al te vaak en te lang aan hun lot worden overgelaten, tot op het moment dat de toestand onhoudbaar wordt. In dit verband biedt een dagopvang een mogelijkheid om de opname in een verzorgingstehuis ietwat uit te stellen. ✔ dat de overheid de toekomstige impact onderschat van de verschillende vormen van dementie die het gevolg is van de demografische veroudering en van de vermindering van de informele zorgverstrekking. ✔ dat het herbergen van de personen met dementia senilis in ons land verre van ideaal is. Er rest veel te verbeteren, zowel met het oog op het thuisblijven als op het gebied van de collectieve huisvesting; ✔ indien thuis wonen onmogelijk is geworden, ondanks de aanpassing van de woning en de beschikbaarheid van dagopvang, dat de verhuis naar een instelling die werkt op basis van kleine groepen aangewezen is: er moeten snel nieuwe complexen worden gebouwd (of zwaar gerenoveerd) op basis van de bestaande beste praktijken, zowel in België als in het buitenland.
E. Levenslang wonen (lifetime housing) «Home sweet home – Oost West thuis best – On n’est jamais aussi bien que chez soi» ziedaar wat de meerderheid van de bejaarden denken en eisen wanneer men hen ondervraagt over hun voorkeur op het gebied van huisvesting. De studies en enquêtes tonen zeer duidelijk aan dat, naarmate een persoon ouder wordt, hij zich dichter voelt bij zijn omgeving, zijn woning en zijn buurt. De bejaarden wensen zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving te wonen, zelfs wanneer zij afhankelijk beginnen te worden voor het vervullen van bepaalde dagelijkse activiteiten. De bejaarde beschouwt elke gedwongen verhuizing als een verlies van identiteit. «Niet hoeven te verhuizen» vormt een essentieel bestanddeel van de voorkeur die de bejaarde formuleert in verband met zijn huisvesting. Wanneer men afhankelijk wordt, heeft men het over «thuis blijven wonen». In de Angelsaksische landen gebruikt men het begrip «Ageing in place», wat betekent «thuis ouder worden zonder te moeten verhuizen». De kwestie van de gedwongen verhuizing rijst voornamelijk wanneer de woning en/of haar omgeving niet meer voldoen op het gebied van toegankelijkheid, veiligheid of comfort. Deze ongeschiktheid is meestal
436
BESLUITEN Besluiten
een gevolg van de verslechtering van de gezondheidstoestand van de bewoner. Het probleem kan echter ook op een positieve manier rijzen wanneer de persoon de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en eindelijk vrij zijn verblijfplaats kan kiezen in een betere woning en omgeving dan die waarin hij tot dan toe verbleef. De wens om zolang mogelijk thuis te blijven wonen in een aangepaste omgeving heeft aanleiding gegeven tot het ontstaan van het concept «lifetime housing», een woning voor het leven. Dit concept dekt verschillende subconcepten, gaande van het aangepaste of aanpasbare appartement tot de Amerikaanse Continuing Care Retirement Communities (CCRC) of de private en beschermde verkavelingen van senior housing voor actieve 55-plussers, gelegen op het platteland of nabij een golfterrein. De kwestie van de liftetime housing krijgt vandaag een bijzonder interessante dimensie voor het seniorenbeleid, als gevolg van de explosie van de overheidsuitgaven, o.m. de zorgkosten ten gevolge van de demografische veroudering. De mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, zelfs als ze afhankelijk worden, zonder bedden te moeten subsidiëren in verzorgingstehuizen, is een geschenk uit de hemel voor de staatskas. Het hogere inkomen van de oudere babyboomers zal hen trouwens de mogelijkheid bieden – in tegenstelling tot de huidige hoogbejaarden – langer thuis te blijven wonen en hun verhuis naar een instelling uit te stellen. In de Scandinavische landen is de politiek van het thuis ouder worden zowel gericht op het verbeteren van de toestand van de persoon, het optimaliseren van het werk van het personeel en het verhogen van de levenskwaliteit van het personeel, als op het globaal verminderen van de opvangkosten, en bijgevolg van de weerslag hiervan voor de belastingplichtige. Thuis ouder worden Welke elementen zijn nodig voor het thuis ouder worden? Enerzijds komt het erop aan thuiszorg en- diensten te organiseren, en anderzijds toegankelijke woningen te bouwen die geen hinderpaal vormen wanneer bepaalde fysieke en intellectuele vermogens afnemen. Nieuwe technologieën kunnen eveneens een bijzonder gunstige weerslag hebben en een oplossing bieden voor ogenschijnlijk onoplosbare problemen. Bovendien volstaat het niet dat de woning toegankelijk is, maar ook de buitenomgeving dient dat te zijn. Een oudere die thuis ouder wordt sluit zich immers niet op in zijn woning. Wij komen hierop terug in de twee laatste hoofdstukken van deze studie. Thuiszorg en- diensten De internationale vergelijking toont aan dat de beschikbaarheid van thuiszorg en- diensten doorslaggevend is om afhankelijke personen thuis te laten wonen. In steden, zoals BV Barcelona en Rome, is het aantal uren thuiszorg resp. beperkt tot 3 en 12 uur per week, wat het ouderen met
437
BESLUITEN Besluiten
grote zorgbehoeften bijzonder moeilijk maakt om thuis te blijven wonen. Indien zij niet kunnen rekenen op familiale hulp, is de opname in een instelling vaak het enige doenbare alternatief. Het probleem van de langdurige zorgverstrekking heeft een aanzienlijke invloed op de beslissing om thuis ouder te worden of te verhuizen naar een gespecialiseerde instelling. Een zorgcontinuüm houdt in dat de bejaarde, wanneer hij gedwongen is om een beroep te doen op hulp en zorgverstrekking, op eender welk moment en zonder hiaten kan rekenen op de hulp die hij nodig heeft en die hij vrij kiest. Naast de thuiszorg, kunnen de thuisdiensten hulp bieden in het dagelijkse leven, in verband met het huiselijke taken, de bereiding van de maaltijden, de boodschappen, de begeleiding bij vrijetijdsactiviteiten (wandeling, lezen…), de uitvoering van administratieve formaliteiten, het nachtelijke toezicht of de klusjes en het lichte werk in de tuin. Op organisatorisch vlak zouden alle dienstprestaties, de gezondheidszorg en de zorgverstrekking een geheel moeten vormen. De hulp moet ook zodanig geschikt worden dat rekening kan worden gehouden met de verscheidenheid van de oudere bevolkingsgroepen die er een beroep moeten op doen. De diensten moeten van dien aard zijn dat, enerzijds, de bejaarde kan worden geholpen bij zijn dagelijkse taken en dat, anderzijds, de bejaarde aangespoord wordt om een maximum aantal taken zelf te verrichten. Het systeem mag in geen geval het isolement van de persoon in zijn woning in de hand werken maar moet echter zijn contacten en uitwisseling met zijn gemeenschap bevorderen. De thuiszorg en -hulp moeten de persoon toelaten zo lang mogelijk een goede levenskwaliteit te behouden. Al is er sprake van een versnipperde aanpak, toch zijn tal van Belgische streken goed bediend wat thuiszorg en -diensten betreft. Bepaalde streken van ons land werden in internationale vergelijkingen vaak als voorbeeld genoemd. De inspanningen moeten echter worden opgedreven aangezien de behoeften in de toekomst nog aanzienlijk zullen toenemen. De moeilijkheden om een degelijk netwerk op het terrein uit te bouwen mogen inderdaad niet onderschat worden. Naast de klassieke moeilijkheden in verband met de financiering, blijven de twee belangrijkste problemen het gebrek aan geschoold personeel en de slechte arbeidsvoorwaarden van de thuishelpers. Dit fenomeen blijft echter niet beperkt tot ons land. Alle westerse landen worden geconfronteerd met gelijkaardige problemen. «De jonge Finnen geven er de voorkeur aan te gaan werken bij Nokia, eerder dan te zorgen voor ouderen. Het gaat om een moeilijke en soms ondankbare taak. De meeste verpleegsters en verzorgers zijn vandaag vrouwen van ongeveer 50 jaar oud. Ik vraag me af wie zich over hen gaat bekommeren wanneer zij op hun beurt afhankelijk worden», merkte Raija Hynyen, de verantwoordelijke ambtenaar op het Finse ministerie van huisvesting en leefmilieu op in een gesprek dat wij hadden in februari 2003. Zij voegde eraan toe «dat het duidelijk is dat het ouderenbeleid moet gericht zijn op het thuis blijven wonen. Er is geen
438
BESLUITEN Besluiten
ander alternatief om de kosten van de opvang te beperken, die zullen exploderen als gevolg van de demografische veroudering. Het is echter sneller gezegd dan gedaan. Elke dag maak ik mij de bedenking: hoe zullen wij het doen functioneren op het terrein? Wij hebben goede ervaringen die als model kunnen dienen, wij hebben de goede technologie, maar hoe zorgen wij ervoor dat het overal werkt zonder discriminatie tussen de rijke en de arme gemeenten?» Toegankelijke woningen en universele design Een woning ontwerpen voor allen, waar men kan blijven wonen ondanks een handicap is een concept dat moeilijk om te zetten is in de praktijk. Gelukkig komen de principes van het universele ontwerp de architect en de bouwondernememing ter hulp. Het universele ontwerp is beter gekend onder de engelse benaming «design for all», «universal design» of «barriers free design». Het universele ontwerp is een strategie die erop gericht is verschillende producten en omgevingen te ontwerpen en samen te stellen, die zoveel en zo onafhankelijk en natuurlijk mogelijk, toegankelijk, begrijpelijk en bruikbaar zijn voor allen, zonder dat er een beroep moet worden gedaan op oplossingen die een aanpassing of een speciaal ontwerp vergen. Het universele ontwerp verschilt bijgevolg van het specifieke ontwerp dat is aangepast aan personen met een handicap. Volgens de specialisten is het «toegankelijk maken van gebouwen voor personen met een ongeschiktheid, een ontwerp dat is aangepast aan personen met een handicap. Het universele ontwerp echter is de gebouwen veiliger en comfortabeler te maken voor alle gebruikers, ook voor personen met een ongeschiktheid.» Het is door het universele ontwerp van het gebouw dat men aanzienlijke kosten voor het aanpassen van een inadequate woning zal kunnen vermijden, wanneer de bewoner gehandicapt wordt. Aangezien het gebouw van in het begin toegankelijk is voor de meeste mensen, zal het in principe de mogelijkheid hebben om verder een slechtziende of een persoon met een rolstoel te huisvesten. Het functionele ontwerp van de woning zal toelaten ongevallen en valpartijen te vermijden, en kan zelfs een demente persoon verder blijven huisvesten in de eerste stadia van de ziekte. Een gebouw moet niet enkel financieel en esthetisch toegankelijk zijn en energiezuinig, het moet ook functioneel zijn. In Groot–Brittannie zijn de Lifetime homes ontworpen op basis van 16 criteria, die maken dat het appartement of het huis beantwoordt aan de behoeften van de meeste gezinnen. Het ontwerp legt de nadruk op de toegankelijkheidselementen en de design, die ervoor zorgen dat de woning voldoende flexibel en aanpasbaar, zodat zij geschikt is voor de meeste gebeurtenissen in het leven: een jongere met een gebroken been, een familielid dat ernstig ziek wordt, jonge ouders met buggy’s of kinderwagens, een grootouder in een rolstoel, enz.
439
BESLUITEN Besluiten
Het Finse Toimiva Koti, wat staat voor «de functionele woning», is een project dat in 1998 ontwikkeld werd door het sociale departement van de stad Helsinki. Dat is een informatie- en demonstratiecentrum voor wie een functionele woning wensen te bouwen of te verbouwen, die aangepast is aan de verminderde vermogens inherent aan de leeftijd. De Abbeyfield-huizen spruiten voort uit een engels initiatief dat begon in 1956 en waarvan het succes blijkt uit het feit dat er momenteel meer dan 1.000 dergelijke huizen bestaan in verschillende landen in Europa en elders. Een Abbeyfield-woning koppelt het privé-karakter van elke woning aan een ruimte voor gemeenschappelijke activiteiten en het onthaal van genodigden. De Finse badkamers Korpinen Gaius vormen een voorbeeld van een badkamer die ontworpen is op basis van design for all, hoewel zij voornamelijk bestemd zijn voor ouderen. Om het poetsen te vergemakkelijken, zijn alle meubels en toebehoren, met uitzondering van het toilet, vastgehecht aan de muur. Om te kunnen beantwoorden aan verschillende behoeften en verzoeken, is het systeem flexibel en kan het op verschillende wijzen worden ingericht. De Continuing Care Retirement Communities (CCRC) De continuing Care Retirement Communities (gemeenschappen voor ouderen met permanente zorgverstrekking – CCRC) vertegenwoordigen de essentie zelf van lifetimehousing. De bedoeling ervan is het concept toe te passen in een vrij groot complex van gebouwen, doorgaans gebouwd op een campus, d.w.z. op een terrein dat geen deel uitmaakt van het bestaande stedelijk weefsel. De CCRC’s, waarvan de belangrijkste voorbeelden gevestigd zijn in de Verenigde Staten, laten toe woningen voor zelfstandig leven (zo nodig vergezeld van een aantal aanvullende diensten), assistant living en eenheden voor gespecialiseerde verpleegkundige zorgverstrekking te combineren, zodanig dat het hele levenstraject van een oudere kan worden gevolgd en hij op een plaats ouder kan worden. Wat de CCRC’s onder meer onderscheidt van de andere huisvestingsformules voor bejaarden, is het bestaan van een contract tussen de beheerder van de instelling en de bewoner die beslist er zijn intrek te nemen. Dit contract bepaalt welke soorten woningen en diensten tot het levenseinde zullen verstrekt worden aan de bewoner. Het bevat de verplichtingen van de instelling en de hieraan verbonden kosten. De meeste CCRC’s vragen een eenmalig toegangsrecht, gevolgd door maandelijkse stortingen. Het bedrag schommelt naar gelang van de soort van gemeenschap, de woning en de gevraagde diensten. De commissie van de Amerikaanse senaat, die belast was met de opstelling van een verslag over de toekomst van de huisvesting van de bejaarden in de VS, en die doorgaans sterk pessimistisch is over de vooruitzichten aangaande een toegankelijke huisvesting voor allen in het land, heeft niets dan lof voor het model van de CCRC’s en beveelt deze formule aan om op termijn de uitgaven van de gezondheidstelsels te beperken.
440
BESLUITEN Besluiten
De CCRC’s zijn immers toegankelijk voor bepaalde categorieën van minder begoeden, onder meer diegenen die eigenaar zijn van hun woning en die deze te gelde kunnen maken (verkoop of specifiek contract) om hun toegangsrecht te financieren. «Honderdduizenden personen beslisten om in een CCRC te gaan wonen en de populariteit van de formule stijgt nog steeds. Creatieve financiële formules en bijkomende besparingssystemen zouden deze formules nog aantrekkelijker en toegankelijker moeten maken voor de toekomstige generaties ouderen». In dit verband pleit de commissie voor projecten met een grotere omvang, de enige die aanzienlijke schaalvoordelen kunnen opleveren, waardoor ook de minder begoede bevolkingscategorieën toegang krijgen tot de formule. Senior housing – actif adult 55+ Er begint zich ook een andere formule van lifetime housing te ontwikkelen, die van de senior housing voor actieve 55-plussers. Dit soort van woningen is het gevolg van de vaststelling dat de woning op de pensioenleeftijd vaak onaangepast geworden is. De kinderen «hebben het nest verlaten» en leiden een zelfstandig leven. Het te grote aantal kamers betekent alleen maar meer onderhoud. Het huis is gevestigd ver van het cultuuraanbod, van de handelszaken en de verschillende diensten. Men kan er enkel met de auto naartoe en een appartement in de stad, in een gemengde omgeving, lijkt veel aangepaster. In andere gevallen verlangt men na een druk leven in de stad vanaf het begin van de beroepsloopbaan, naar een rustig leventje op het platteland, nabij een golfterrein, in een beveiligde wijk, waar men in het gezelschap verkeert van personen met dezelfde cultuur. Het gaat om een sociologisch fenomeen dat al ettelijke jaren bestaat, maar dat enkel het voorwerp begon uit te maken van een specifieke markt met het ouder worden van de babyboomgeneratie. Het was nodig een specifieke markt in het leven te roepen, want in de meeste gevallen wensen de actieve 55-plussers zolang mogelijk in hun woning te blijven en ter plaatse ouder te worden. De woning moest op een universele wijze worden ontworpen en bovendien moest worden voorzien in de mogelijkheid om er een hele reeks van diensten aan te bieden. Deze markt ontstond vooreerst in de VS en begint zich, via de Scandinavische landen, te ontwikkelen in de rest van Europa. Volgens de woning enquête 2001 van het Amerikaanse instituut voor statistiek, wonen 1,8 miljoen gezinnen van meer dan 55 jaar oud in woningen die voorbehouden zijn aan personen die minimum deze leeftijd hebben bereikt (age-qualified communities). 400.000 woningen zijn enkel toegankelijk voor 55-plusser en 600.000 mikken op dat publiek. Het gaat om een concept met erg vele varianten. Sinds 13 jaar kent onze Amerikaanse zusterorganisatie, de National Association of Home Builders (NAHB) jaarlijks onderscheidingen toe voor de beste vastgoedprojecten voor ouderen. De «best of senior housing awards» belonen innoverende kwaliteitsontwerpen en binnenhuisarchitectuur. In 2004 heeft de NAHB
441
BESLUITEN Besluiten
het aantal categorieën verdubbeld van 33 tot 66 ingevolgde de steeds grotere verscheidenheid op de markt. Het concept kan worden ontwikkeld zowel voor de eengezinswoningen – zoals vaak het geval is in de VS – als voor de appartementen zoals vaak voorkomt in Scandinavië. De realisatie zal afhangen van de gevolgde filosofie, die op haar beurt zal afhangen van de lokale cultuur en de voorafgaande marketingstudie. In het kader van de ontwikkeling van het project zelf, bestaan enkel lokale markten hoewel het concept zelf een globaal karakter kan hebben. De Finse tehuizen voor 55-plussers, aktiivikoti, werden ontworpen door het Scandinavische bouwbedrijf NCC. De sleutel van het ontwerp van aktiivikoti ligt in hun integratie in de stedelijke omgeving, bij voorkeur in de stadscentra. De aktiivikoti mogen geen hinderpaal vormen voor de autonomie van de persoon ingeval van fysieke of mentale handicap. De keukens en badkamers dienen functioneel te zijn en er kunnen installaties worden voorzien om de veiligheid te verhogen. «Er moeten van in het begin geen leuningen worden geplaatst, maar zonodig moet men ze achteraf wel kunnen toevoegen». Het is van belang dat het project goed ontworpen en gestuurd wordt. Het is soms van de afwerkingsdetails dat de globale toegankelijkheid van het gebouw afhangt. Deze elementen hangen af van de kwaliteit van de bouwaannemer en van wat hij onder toegankelijkheid en universele ontwerp verstaat.
De ontwerper van de aktiivikoti preciseert dat «men zich er moet voor hoeden geen getto’s voor bejaarden te bouwen. Wij bouwen tamelijk kleine projecten die wij zo goed als mogelijk integreren in een gemengde stedelijke omgeving: 18 woningen voor het kleinste en 120 woningen te Oulu, maar dat is een uitzondering. Er zijn meer dan 100 woningen nodig om de diensten te kunnen aanbieden. Volledige steden met 8.000 woningen voor bejaarden zoals de Amerikaanse Suncity zijn in Finland ondenkbaar. In Finland moet men nu en dan alleen een intiem moment kunnen beleven, dat is cultureel. Men heeft ook gedacht aan de bouw van woningen naast golfterreinen in de volle natuur of aan de rand van een meer in het noorden. Op dit ogenblik is er voor dit soort van woningen geen markt in Finland.» Het sociologische fenomeen waarop deze nieuwe markt gebaseerd is bestaat eveneens in België. De enquête LOVO1, die in het Vlaamse gewest werd uitgevoerd in 2003, toont aan dat 20% van de ondervraagde bejaarden bereid is te verhuizen naar een meer aangepaste woning!
442
BESLUITEN Besluiten
Tot besluit kunnen wij stellen dat: ✔ een voluntaristische investering in oplossingen van lifetime housing zou moeten toelaten de huidige behoeften aan collectieve huisvesting, die sterk stijgen, aanzienlijk te beperken; ✔ de privé-sector in het algemeen en de bouwsector in het bijzonder een doorslaggevende rol hebben te spelen in deze uitdaging van de toekomst; ✔ de gemeenschappen voor ouderen met permanente zorgverstrekking (CCRC) en de senior housing voor actieve 55-plussers bijzonder interessante formules zijn, die in België nog niet sterk ontwikkeld zijn; ✔ er creatieve en toegankelijke financieringformules bestaan waarop men zich dient te inspireren.
F. Telegezondheid en domotica Wij staan aan de vooravond van een technologische revolutie op het stuk van de gezondheidszorg. Deze technologische revolutie zal de zorgverstrekkers toelaten veel productiever te zijn dan nu, en toch hun levenskwaliteit te verbeteren. Zij zal toelaten de kosten van de gezondheidszorg te verlagen en tevens de kwaliteit van het onthaal en van de zorgverstrekking te verbeteren. Samen met een architectuur zonder barrières, zal zij de ouderen toelaten langer thuis te blijven wonen dan op dit ogenblik. Het congres van de Amerikaanse vereniging van de tehuizen en diensten voor ouderen (AAHSA) was van 7 tot 9 april 2003 gewijd aan de «nieuwe opkomende technologieën» op het gebied van diensten aan ouderen. Tijdens de eerste 2 zittingen werd het woord gevoerd door 2 hogere kaderleden van de informaticareus Intel: David Tennenhouse, ondervoorzitter en onderzoeksverantwoordelijke, en Eric Dishman, de verantwoordelijke van het onderzoeksteam «proactieve gezondheid en informatica». In 2 uur tijd schetsten de 2 onderzoekers met passie de stand van het onderzoek en het potentieel van de proactieve informaticatoepassingen voor ouderen. De kwadratuur van de cirkel oplossen De vraag die aan de basis ligt van hun onderzoeksprogramma is te weten hoe het mogelijk is om kwaliteitsdiensten te blijven aanbieden aan een ouder wordende bevolking, en tevens de kosten van deze zorgverstrekking voor de overheid te beperken. Kunnen nieuwe informaticatechnologieën personen helpen om hun gezondheidstoestand thuis te controleren en te bewaken? Kunnen proactieve computersystemen vooruitlopen op de behoeften van de patiënten, en aldus hun levenskwaliteit en die van hun zorgverstrekkers verbeteren?
443
BESLUITEN Besluiten
De proactieve informatica loopt vooruit op de behoeften en wensen van de gebruikers en brengt een actie op gang zonder dat de gebruiker zelf een knop of een computerklavier moet drukken. Zij is gebaseerd op draadloze sensoren die gegevens op het terrein registreren. Het project, dat gestart werd in april 2002, heeft al kunnen aantonen dat deze systemen (draadloze sensoren, toepassingen op maat) in intelligente huizen kunnen worden geïnstalleerd en het mogelijk maken om het beheer van de volksgezondheid te verbeteren, de kosten voor de sociale zekerheidsystemen te verminderen en de personen toe te laten thuis ouder te worden en het moment van een opname in een instelling zo lang mogelijk uit te stellen. De proactieve gezondheid Eric Dishman stelt: «wanneer men bij Intel de term proactieve gezondheid gebruikt, dan verwijzen wij zowel naar het gedrag van de mensen als naar de technologie. Wij willen dat de mensen proactief worden ten aanzien van hun gezondheid en hun welzijn. Verder kwaliteitsvolle en goedkope gezondheidsdiensten blijven aanbieden is een enorme uitdaging. In dit verband zijn preventie en proactiviteit sleutelfactoren. Wij willen de technologie proactiever maken om te kunnen vooruitlopen op de behoeften van de mensen op het gebied van de gezondheid en de gepaste maatregelen te nemen (de spoeddiensten waarschuwen, een signaal geven om een geneesmiddel in te nemen, de huisdeur openen of sluiten voor een verwante, enz), zonder dat de persoon op een knop hoeft te drukken of een computerklavier moet bedienen. De proactieve informatica gaat heel wat verder dan de huidige waar men slechts na ettelijke inspanningen tot een resultaat komt. De technologie voor de detectie van activiteiten maakt BV gebruik van een netwerk van sensoren die de activiteiten en het gedrag van de personen volgen en de wijzigingen hierin analyseren. Eén van de doelstelling van ons onderzoeksproject bestaat erin een vroegtijdige detectie van de ziekte van Alzheimer mogelijk te maken». Europa heeft op dit vlak geen achterstand, integendeel. In het hoge noorden van Europa werd met name één van de belangrijkste drijvende centra van het continent op het vlak van telegeneeskunde gebouwd. Het gaat om het Noorse centrum voor telegeneeskunde van Tromso, een kleine stad ten noorden van de poolcirkel. Het centrum werd in 1993 opgericht door de huidige directeur, Steinar Pedersen, een arts die bezeten is van technologie, met het doel aan onderzoek en ontwikkeling te doen in verband met de telegeneeskunde zowel op nationaal als internationaal vlak. In enkele jaren tijd heeft het centrum een wereldreputatie verworven en Steinar Pedersen wordt vaak beschouwd als één van de goeroes van de netwerkgeneeskunde. Telegezondheid, telegeneeskunde en domotica De telegezondheid is een systeem dat gebruikt maakt van de informatie- en communicatietechnologie om informatie, diensten en expertise op het vlak van de gezondheid op korte of lange afstand aan te bieden. De telegeneeskunde verwijst vooral naar klinische toepassingen, terwijl de telegezondheid ook het domein van de opvoeding en het onderzoek
444
BESLUITEN Besluiten
bestrijkt. De telegeneeskunde heeft betrekking op de medische handelingen terwijl de telegezondheid een ruimer toepassingsgebied heeft. De domotica van zijn kant is een hoogtechnologische technische hulp in een gebouw. De domotica is in zekere zin informatica toegepast op het gebied van de huisvesting: het gaat om een combinatie van woningbouw en spitstechnologie. Intelligente huizen. Medisch toezicht thuis is bijzonder geschikt voor ouderen, die in de eerste plaats zolang mogelijk thuis willen blijven wonen. Systemen van telegeneeskunde en televerzorging aan huis zullen hun onafhankelijkheid, autonomie en globale levenskwaliteit in hun eigen woning vergroten. De woning zal het zenuwcentrum worden voor het toezicht op hun gezondheid, de preventie van ziekten en de proactieve geneeskunde via de invoering van financieel toegankelijke technologie. De toekomst maar ook het heden De veralgemening van deze theorieën in België is niet voor morgen. Het moet gezegd dat vele toepassingen nog in het stadium van de ontwikkeling en van het proefproject zijn. De internettechnologieën bieden weliswaar de mogelijkheid om de facto tot een bepaalde standaardisatie te komen, maar momenteel zijn niet alle systemen volledig compatibel. En omdat zij nog niet massaal gecommercialiseerd worden, zijn zij nog niet financieel toegankelijk, laat staan dat zij terugbetaald zouden worden door de sociale zekerheid. Het Europese project Wealthy ontwikkelt een nieuw concept dat een permanente bewaking van vitale indicatoren zou toelaten. Het gaat om een weefsel waarin geleidende en piezoresistente vezels zijn ingebouwd. In de kleding laten deze toe de vitale indicatoren van een persoon te bewaken en eventueel een alarm te laten afgaan. Met deze technologie zou het BV mogelijk zijn hartpatiënten thuis te laten recoveren, eerder dan in een ziekenhuis. Andere technieken zijn echter wel al beschikbaar tegen interessante prijzen. Zo is een vrij goedkoop systeem momenteel in gebruik in tal van Finse rusthuizen: het Vivago uurwerk. Het gaat om een armband die automatische of manuele alarmen inschakelt via radiotransmissie. Deze technologie is minder complex en duur dan de pro-actieve informatica van Intel (nog niet gecommercialiseerd), maar zij beslaat minder functies en vereist het dragen van de armband aan de pols. Voorwaarden voor succes Ongeacht de zuiver technische aspecten, kunnen de voorwaarden voor succes verdeeld worden in 4 categorieën: acceptatie door de betrokken actoren, patiënten en zorgverstrekkers, maar ook door de maatschappij en de politieke wereld; de bescherming van het privé-leven en de eerbiediging
445
BESLUITEN Besluiten
van het medische geheim, de standaardisatie en compatibiliteit; en tenslotte de strategische planning. Merken wij op dat de aanvaarding van deze technieken door het medische korps van ons land nog verre van verworven is. De Orde van geneesheren aanvaardt het systematische gebruik van telegeneeskunde nog niet, zodanig dat een globale ontwikkeling van deze technologie vanzelfsprekend moeilijk, zoniet onmogelijk is. In tal van andere landen heeft het medische korps daarentegen het idee van de telegeneeskunde aanvaard en opgenomen in zijn deontologie, met nauwkeurige en dwingende regels op het gebied van de kwaliteit van de zorgverstrekking, de verantwoordelijkheid, het medische geheim en de vertrouwelijkheid van de gegevens. Men zal dus moeten kiezen tussen evolutie en verstarring. Tot besluit: de nieuwe technologieën van de telegeneeskunde en telegezondheid zouden er moeten toe bijdragen: ✔ de kansen op het thuis blijven wonen van hoogbejaarden te verhogen en dus de verhuis naar een rusthuis uit te stellen; ✔ de arbeidsvoorwaarden en de levenskwaliteit van de zorgverstrekkers te verbeteren; ✔ de verwanten gerust te stellen over het welzijn van hun ouders en grootouders; ✔ de globale efficiëntie van de zorgsystemen te verhogen via een standaardisatie, een versnelling en een vereenvoudiging van de medische en administratieve procedures; ✔ toegankelijke kwaliteitszorg te bieden aan allen, en daarbij de kosten voor de overheid te beperken en aldus de toename van de vraag naar zorgverstrekking te verzoenen met de beperkingen van de overheidsfinanciën; ✔ meer aan preventie te doen via een actieve betrokkenheid van de patiënt.
G. Mobiliteit van de bejaarden Om een heel leven zelfstandig te kunnen blijven, moeten personen toegang blijven hebben tot een aantal goederen, diensten en activiteiten, en moeten zij andere personen kunnen ontmoeten. Deze toegang houdt verplaatsingen in, al kunnen bepaalde mobiliteitsaspecten op dit moment anders ingeschat worden dankzij het internet en bestellingen aan huis. De mobiliteit houdt per definitie in dat een persoon in staat moet zijn om zich te verplaatsen waar en wanneer hij wil, dat hij geïnformeerd moet zijn over de verschillende opties en routes, en dat hij beschikt over de financiële middelen om er gebruik van te maken. In werkelijkheid is mobiliteit altijd
446
BESLUITEN Besluiten
ergens beperkt: het vervoermiddel dat de totale mobiliteit het best benadert is nog steeds de personenwagen; alternatieve vervoermiddelen zullen in de toekomst enkel aantrekkelijk zijn indien zij dicht in de buurt komen van de mobiliteitskenmerken van de auto. Beschikbare taxi’s aan redelijke prijzen kunnen de eigen wagen quasi volledig vervangen. Voor korte afstanden is een verplaatsing te voet bijzonder aangewezen. De vrijheid om zich te verplaatsen, dat is het leven zelf Terzake uitgevoerde studies en het gezond verstand hebben aangetoond dat de personen de mogelijkheid om zich te verplaatsen gelijkstellen met individuele vrijheid en zelfstandigheid. Tal van bejaarden nemen de mobiliteit op in hun persoonlijk imago, hun waardigheid en hun welzijn. Andere studies hebben eveneens aangetoond dat het vermogen om blijvende betrekkingen te onderhouden met zijn vrienden en gemeenschap een doorslaggevend element is voor de fysieke en mentale gezondheid. De mobiliteit blijft belangrijk met de jaren en na de pensionering. Het aantal verplaatsingen vermindert naarmate men ouder wordt. Dit fenomeen vloeit voornamelijk uit de opeenvolging en de organisatie van de dagelijkse activiteiten en uit de capaciteit om zich te verplaatsen. De ouderen die lang mobiel en actief blijven leven langer, zij die thuis opgesloten blijven kampen vaak met depressie en eenzaamheid. Complexe en slecht gekende behoeften De mobiliteitsbehoeften van de bejaarden zijn complex en kunnen niet worden bevredigd door één enkele alternatieve oplossing die geldt voor alle personen op eender welke plaats en zelfs niet voor één persoon op een bepaalde plaats. De capaciteiten van de bejaarde zijn bepalend voor zijn mogelijkheden om zich te verplaatsen en voor het vervoersmiddel. De progressieve achteruitgang van de functies en van de zintuigen van bejaarden gebiedt dat de transportinfrastructuur en de openbare ruimte beter toegankelijk zouden zijn, wat ook tegemoet komt aan de behoeften van de personen met een handicap. Bovendien moet de aanleg van de wegen worden aangepast aan de oudere bestuurders: de wegen moeten «leesbaarder» en veiliger worden. Eén van de normale en natuurlijke gevolgen van het ouder worden is immers dat een bejaarde minder goed ziet, niet meer zo snel reageert of zijn voertuig minder efficiënt bestuurt. Voor de meeste ouderen kan deze vermindering van de mogelijkheden worden gecompenseerd tegen een aanvaardbare sociale kost, door het ontwerp van de wegen aan te passen. Dergelijke aanpassingen zullen trouwens ten goede komen van alle weggebruikers, ook van de voetgangers en fietsers: het zijn nl de principes van het universeel ontwerp die moeten worden uitgebreid tot de weginfrastructuur. De 8 politieke interventie prioriteiten van de OESO De OESO schrijft in zijn politieke aanbevelingen dat de aanzienlijke toename van het aantal 65-plussers in de volgende jaren zal leiden tot een toenemende
447
BESLUITEN Besluiten
nieuwe vraag naar transportsystemen. Over het algemeen zullen de bejaarden die zelf sturen er de voorkeur aan geven dit zo lang mogelijk te blijven doen, maar tevens zullen zij rekenen op vervangende transportoplossingen, vooral wanneer zij de leeftijd van 80 jaar naderen. Zo stelt de internationale organisatie 8 politieke interventie – prioriteiten voor: 1) assistentie en financiering om een levenslange mobiliteit te bieden; 2) hulp aan bejaarden om hen toe te laten te rijden in veiligheid; 3) aanbieden van aangepaste vervangingsoplossingen voor de eigen wagen; 4) veiliger voertuigen voor bejaarden; 5) ontwikkelen van veiliger wegen en infrastructuur; 6) aangepaste praktijken inzake grondgebruik; 7) deelname van de ouderen aan de uitwerking van het beleid; 8) opvoedingscampagnes om een maximale mobiliteit en veiligheid voor bejaarden te bevorderen. Intelligente transportsystemen Tal van vorsers menen dat hun strategische ontwikkeling van de nieuwe technologieën van de ITS (intelligente transportsystemen) de mogelijkheid zal bieden om ten dele te verhelpen aan de onverenigbaarheid tussen de bejaarde weggebruiker en de hedendaagse verkeersinfrastructuur. Het is duidelijk dat de ITS tal van mogelijkheden bieden voor assistentie aan personen, op voorwaarde dat zijn niet beperkt blijven tot technologieën in het voertuig maar ook gebruikt worden in de infrastructuur. Er moet inderdaad over gewaakt worden de bestuurder niet in de war te brengen door een resem technologische hulpmiddelen en interfaces die zijn aandacht zullen afleiden. Weinig ITS-technologieën houden rekening met de beperktere mogelijkheden van de bejaarden. Ook op dit gebied zal de filosofie van het universeel ontwerp een nuttige rol moeten spelen. Maar de ITS vormen enkel een technische hulp: het komt er in de eerste plaats op aan dat de wegen aangepast worden aan de oudere bevolking van de volgende decennia. De babyboom en actief ouder worden. De nieuwe visie die ontwikkeld wordt door de babyboomgeneratie is die van een actieve derde leeftijd, waarin de pensionering niet het einde van het overactieve leven betekent, wel integendeel. De pensionering leidt het begin van een periode in waarin de persoon zich uiteindelijk kan overgeven
448
BESLUITEN Besluiten
aan zijn vrijetijdsactiviteiten en bevrijd is van de beperkingen van het opvoeden van kinderen en van het beroepsleven. De babyboomers zijn welstellender, beter opgevoed en in betere gezondheid dan hun ouders en grootouders, en zullen grote gebruikers van mobiliteit zijn. Naar toegankelijker transportsystemen Als gevolg van het aanhoudende lobbywerk van de groeperingen van personen met een handicap, is de toegankelijkheid van de transportmiddelen voor personen met een beperkte mobiliteit het afgelopen decennium sterk verbeterd. Het aantal autobussen met verlaagde vloer neemt toe, de nieuwe metrostations en treinstellen zijn zodanig opgevat dat zij volledig toegankelijk zijn en talrijke metro- en spoornetwerken worden stilaan aangepast om toegankelijk te zijn. De luchtvaart en het zeevervoer bieden passagiers met een beperkte mobiliteit nu gemakkelijkere toegang tot hun installaties en diensten. Ook de toegankelijkheid van de wegen is verbeterd. Het gebruik van taststenen en signalisatie voor het begeleiden van personen is nu heel wat meer verspreid, voornamelijk in Japan. Zachte hellingen en liften vervangen steeds meer de trappen. De technologische vernieuwingen spelen eveneens een belangrijke rol in de verplaatsingsketen van personen met een andere mobiliteit, door onder meer voor en tijdens de reis betere informatie te verstrekken die gemakkelijk bruikbaar is. Er blijft in onze maatschappijen, ondanks de reeds afgelegde weg, heelwat te doen om een dergelijke toegankelijkheid systematisch aan te bieden zonder onderbreking van de vervoersketen.
Het aanpassen van de infrastructuur voor een groep gebruikers die vandaag nog niet in de meerderheid is, al zal deze groep de komende jaren sterk toenemen, is geen gemakkelijke taak voor de bevoegde overheid. Het komt er met name op aan verder te kijken dan de volgende verkiezingen, op een verdere horizon dan het huidige politieke mandaat. Bovendien bestaan er tussen de verschillende samenstellende elementen van het probleem talrijke interacties of negatieve effecten, die de uitvoering van de nodige werken kunnen vertragen.
449
BESLUITEN Besluiten
Tot besluit kunnen wij stellen dat: ✔ de mobiliteitsbehoeften van de bejaarden slecht gekend zijn en vaak op zij geschoven worden, aangezien men zich in het beleid doorgaans concentreert op het woon-werk verkeer; ✔ de behoeften aanzienlijk en zijn complex blijven: de mobiliteit bepaalt vaak de grens tussen afhankelijkheid en autonomie; ✔ de vermindering van de capaciteiten de aanwezigheid nodig maakt van toegankelijke transportsystemen en dito infrastructuur, die eveneens ten goede komen van de personen met een handicap; ✔ het ontwerp van de wegen aangepast moet worden aan de oudere bestuurders; zij moeten leesbaarder en veiliger worden; ✔ deze uitdagingen een politiek op lange termijn vergen.
H. Besluit De toename van de levensverwachting is één van de grootste successen van de maatschappij: in één eeuw tijd nl van 1950 tot 2050, zal de levensverwachting van de Belgen vermoedelijk gestegen zijn met 22 jaar. Dit succes is voornamelijk te danken aan de economische ontwikkeling en aan de vooruitgang van de volksgezondheid. De stijging van de levensverwachting heeft echter een keerzijde: de maatschappij veroudert als gevolg van de daling van het aantal geboorten. Het gaat om een haast universeel verschijnsel, zowel in de ontwikkelde landen als in tal van ontwikkelingslanden. In de categorie van de ontwikkelde landen zijn het vooral Europa en Japan die getroffen zullen worden door het fenomeen: in 2050 zal 37% van de Europese bevolking bestaan uit 60-plussers. Onder de landen in volle ontwikkeling, blijkt bv dat de Chinese bevolking vanaf 2020 ouder zal zijn dan de Noord-Amerikanen bevolking. Deze grijze mutatie stelt, precies zoals de opwarming van de planeet, uitdagingen zonder voorgaande, aangezien de hele maatschappij zal moeten veranderen om zich aan te passen. Deze aanpassing zal geleidelijk maar radicaal zijn: ondanks bepaalde geruststellende verklaringen zal alles veranderen en zal iedereen betrokken zijn. De demografische veroudering is een uitdaging, maar zij biedt eveneens een groot aantal kansen. De veroudering geeft ons de gelegenheid om onze maatschappij te herschikken en nieuwe interessante markten te openen, onder meer wegens de verscheidenheid van de bevolkings-
450
BESLUITEN Besluiten
categorieën van de babyboom generatie. Deze generatie rekent op een nieuw soort opruststelling dat heel wat actiever is. Zij is welstellender dan de vorige generaties ouderen en is het gewoon geld voor zichzelf uit geven. De verschillende aspecten van de demografische veroudering worden traditioneel besproken in aparte instanties, en de huidige beleidsmaatregelen en programma’s zijn een opeenstapeling van los van elkaar staande beslissingen met uiteenlopende gevolgen. In feite moeten alle facetten, die te maken hebben met deze bevolkingscategorieën, op holistische wijze worden benaderd zodanig dat efficiënte en menselijke actieplannen op lange termijn kunnen worden opgesteld en uitgevoerd. De benadering dient multidisciplinair te zijn maar tevens ook internationaal. Men mag zich er niet toe beperken enkel naar zichzelf te kijken tot een oplossing uit de hemel valt. De aankomende dichte drommen bejaarden, zowel de rijke als de arme, zullen inderdaad talrijke hinderpalen moeten overwinnen om ervoor te zorgen dat hun behoeften aan fysieke veiligheid, gezondheidszorg en autonomie bevredigd worden. Voor een aantal onder hen zal de essentiële familiale hulp verdwijnen na het overlijden van hun partner of de verhuis van hun kinderen naar een verdere bestemming. Anderen zullen niet kunnen rekenen op de vereiste diensten door een gebrek aan financiële middelen. In dat geval lopen zij het risico alleen achtergelaten en vergeten te worden in een onpersoonlijke kamer van een verzorgingstehuis. Indien men niet oplet tekent zich een crisis af voor de bejaarden, een rustige crisis. Weinig personen zijn zich hiervan bewust en van de omvang van het probleem. Diegenen die er al het slachtoffer van werden spreken er niet over. Er wordt weinig gedaan om zich erop voor te bereiden. De tijd dringt en er moet nu al werk van worden gemaakt om positieve en duurzame oplossingen te vinden en toe te passen. De toekomst, dat is nu.
451