De toekomst van ons verleden Kadernota Cultuurhistorie Gemeente Doesburg
Versie november 2006
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Inhoudsopgave Voorwoord
3
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Vraagstelling Doesburg en het belang van cultuurhistorie Beleidsdoelstellingen
4 4 5 7
2 2.1 2.2 2.3
Bestaand beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk cultuurhistorisch beleid
8 8 9 10
3 3.1 3.2 3.3
Beleidsprioriteiten Sterkte-zwakte analyse Kansen en bedreigingen Beleidsvoornemens A - Beleid B - Objecten en structuren
13 13 14 15 15 17
4
Draagvlak en voorlichting
19
5
Samenvatting, prioriteit en haalbaarheid
21
6
Gebruikte literatuur
22
Bijlage – De kosten van monumentenbeleid
23
Relevante internetsites
24
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
2
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Voorwoord De gemeente Doesburg is één van de bekende monumentensteden in de provincie Gelderland en heeft ook één van de oudere beschermde stadsgezichten. In de hoogtijdagen van de stadsvernieuwing is er veel in de stad gerehabiliteerd en gerestaureerd, niet in de laatste plaats dankzij de grote groep actieve en enthousiaste monumenteneigenaren en de Stichting Stadsherstel. Reden waarom de meeste gebouwen in de stad nu in een behoorlijke tot goede bouwkundige staat verkeren. Ook de gemeente heeft in die tijd de liggende kansen opgepakt, bijvoorbeeld tijdens het monumentenjaar 1970. De provincie Gelderland heeft eind jaren tachtig met haar monumentenbeleid ook in Doesburg de gemeente gestimuleerd het gemeentelijk beleid verder uit te werken. Ook het Rijksbeleid heeft de nodige invloed gehad op de monumentenzorg in Doesburg. Er is een verordening opgesteld, een monumentencommissie ingesteld en op initiatief van de gemeente is de aanzet gegeven tot het opstellen van een lijst van potentiële Gemeentelijke monumenten. Niet alleen de staat van de gebouwde omgeving, de monumenten, werd van groot belang geacht, ook het landschap en de structuur van de gemeente zijn opgenomen in allerlei ruimtelijke visies, nota’s en rapporten. Het beeldkwaliteitsplan, de structuurvisie, het IJsselkade-project, het bestemmingsplan, alle gaan ze uit van de hoge cultuurhistorische waarden in deze gemeente. Het ontbrak de gemeente tot op heden echter nog aan een samenhangend standpunt op het gebied van de cultuurhistorie. Deze situatie zal met de vaststelling van deze nota tot het verleden behoren. Ze biedt enerzijds een context en standpunten rond cultuurhistorie in het algemeen. Hier worden het belang en de voordelen van een goed cultuurhistorisch beleid uiteengezet. Anderzijds is het ook een uitvoeringsgericht document. Er staan concrete acties in die de gemeente zich voorstelt. De nota verbindt, met andere woorden, het verleden met de toekomst.
21 december 2006 Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doesburg, de secretaris,
de burgemeester,
F.J. Wester
H. G. Overweg
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
3
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
1.
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Inleiding
1.1 Vraagstelling Op maar weinig plaatsen is de geschiedenis nog zo duidelijk te herkenen als in de gemeente Doesburg. De gebouwen, de vestingwerken, het omliggende landschap en voor al het nog volledig bewaarde, middeleeuwse stratenpatroon – het is nog altijd mogelijk met de kaart van Jacob van Deventer (1560) de weg te vinden – hebben alle hun eigen band met gebeurtenissen in het verleden. Deze situatie maakt van de gemeente Doesburg een aangename plaats om te wonen, werken en recreëren. Om deze kwaliteit te bewaren, is goed cultuurhistorisch beleid nodig. Beleid gericht op behoud én beleid gericht op ontwikkeling. Beleid, met andere woorden, dat het verleden een plaats geeft in de toekomst.
Kaart van Jacob van Deventer (1560)
Dit is natuurlijk gedeeltelijk al gebeurd. In het centrum heeft men in het verleden dankzij de stadsvernieuwing en de voorheen geldende rijksregelingen veel kunnen restaureren. Dit is gecombineerd met de enthousiaste monumenteneigenaren de reden waarom het grootste gedeelte van de gebouwen in een behoorlijke staat van onderhoud verkeert. Uiteraard is er nog één waardevol gebouw, namelijk het Arsenaal, dat in een zeer slechte staat van onderhoud verkeert, doch over het algemeen staat de stad er redelijk tot goed bij. Voor het Arsenaal is inmiddels een goede oplossing gevonden, waarbij het karakter van het gebouw – en dus dat van de omgeving ervan – behouden zal blijven. Naast deze objectgerichte benadering van de cultuurhistorie, heeft de gemeente de afgelopen jaren zich ook meer integraal op het onderwerp gericht. Het bestemmingsplan, de beeldkwaliteitsplannen en de structuurvisies zijn hier enkele belangrijke voorbeelden van. Binnen deze plannen wordt de hoge cultuurhistorische waarde van de stad steeds weer als belangrijk uitgangspunt genomen. Dit is niet voor niets. Deze waarde bepaalt voor een groot gedeelte de identiteit van de gemeente en moet om die reden beschermd of versterkt worden. Automatisch rijst dan de vraag wat het nut is van een aparte cultuurhistorische beleidsnota. Wordt het belang van cultuurhistorie immers niet in die andere nota’s voldoende behartigd? Gedeeltelijk wel natuurlijk, maar hoewel de hoge cultuurhistorische waarden als uitgangspunt genomen worden, staat in deze notities de cultuurhistorie niet centraal. Bovendien heeft elk GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
4
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
van deze nota’s weer een ander doel. Er wordt echter geen visie op het belang van cultuurhistorie voor de gemeente ontwikkeld. Dat laatste staat juist centraal in deze nota. Dus hoewel er al vanuit de cultuurhistorie wordt besloten, wordt in deze voorliggende nota over de rol van cultuurhistorie in de gemeente besloten. Daarnaast is de beleidsomgeving van de monumentenzorg en de cultuurhistorie sterk aan het veranderen. De gemeente zal meer dan ooit draagvlak voor haar handelen moeten hebben. Ook daarvoor biedt deze nota de juiste handvatten. Tenslotte nog dit. Deze kadernota beschrijft de beleidsvoornemens op hoofdlijnen. De precieze invulling van bijvoorbeeld het aanwijzen en plaatsen van panden op de lijst van Gemeentelijke monumenten (het plaatsingsbeleid) of de archeologie zal in aparte notities verder worden vormgegeven. Voordat wordt ingegaan op de concrete beleidsmatige achtergrond en het voorgenomen beleid, wordt eerst stilgestaan bij het nut van cultuurhistorie voor de gemeente Doesburg. In deze beschouwende paragraaf wordt inzicht gegeven in de verschillende functies die cultuurhistorie kan vervullen en de voordelen die dit voor Doesburg heeft. Het doel hiervan is tweeledig: Het stimuleert bewustwording van het belang van cultuurhistorie en creëert daarmee draagvlaak voor het te voeren beleid. In hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de hoofdlijnen van het bestaande beleidskader. Zowel het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente begeven zich op het terrein van de monumentenzorg en cultuurhistorie, maar tot nog toe ontbrak de samenhang hiertussen. Op basis van het door het Rijk en de provincie geformuleerde regelgevende raamwerk, zal Doesburg een eigen beleid moeten formuleren. In andere gevallen bieden de hogere overheden de gemeente de kans om met subsidie behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische objecten en structuren te stimuleren. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de specifieke situatie in Doesburg. Dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op inventariserende onderzoeken in de gemeente. Door sterktes en zwaktes te onderscheiden, kan een kansen- en bedreigingenanalyse gemaakt worden. Aan de hand van deze analyses worden concrete beleidsvoornemens geformuleerd. Sommige hiervan zijn gericht op de korte termijn, aan andere zal op langere termijn invulling gegeven worden.
1.2 Doesburg en het belang van cultuurhistorie Dat de hoge cultuurhistorische waarden een positieve bijdrage leveren aan de uiterlijke verschijningsvorm en functioneren van de stad zal weinig verbazing wekken. Het verleden is zó nadrukkelijk aanwezig in Doesburg, dat het bijna vanzelfsprekend is. Het is daarom – juist in deze nota – van groot belang aan te geven hoe bijzonder de situatie in onze gemeente is en welke mogelijkheden dit biedt. Cultuurhistorie wordt wel gedefinieerd als de ruimtelijke neerslag van het menselijk handelen in het verleden. Traditioneel wordt het in drie subdisciplines ingedeeld: de historische (steden)bouwkunde, de historische geografie en de archeologie. Deze drie vakgebieden bestuderen respectievelijk de gebouwde omgeving, het landschap en sporen van menselijke activiteiten die in de grond – het bodemarchief – te vinden zijn. Met de resultaten van deze drie disciplines is het mogelijk een duidelijk verhaal te vertellen over het verleden van een gebied. Natuurlijk doet deze definitie niet helemaal recht aan regionale historische rijkdom. Roerend erfgoed als kunst, dialect, archieven en interieurs behoren uiteraard ook tot de cultuurhistorie van de gemeente. In deze nota ligt de nadruk echter op het onroerend erfgoed: gebouwen, landschappen en (onverstoorde) archeologische objecten. GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
5
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Natuurlijk werpt dit ogenblikkelijk de vraag op wat het nut van cultuurhistorie voor de gemeente Doesburg is of kan zijn. Immers, iedere historicus zal zeggen dat de bestudering van het verleden een vrijblijvende exercitie is wanneer het niet in dienst wordt gesteld van het heden en de toekomst. De vraag is, met andere woorden, welke diensten een goed cultuurhistorisch beleid de gemeente kan bewijzen. Het antwoord hierop is te vinden in twee termen: identiteit en economisch nut. De gemeente heeft haar huidige uiterlijk te danken aan eeuwenlange ontwikkelingen. Het karakter van de gemeente is, met andere woorden, een product van het verleden. Wie veranderingen aanbrengt in de ruimte, doet daardoor dus ook een ingreep in het karakter van een gebied. Teveel of verkeerde ingrepen kunnen de identiteit van een gemeente ernstig aantasten. Goede, weloverwogen ingrepen kunnen deze juist versterken, of ten goede veranderen. Cultuurhistorie kan langs deze weg de sociale betrokkenheid van mensen bij hun woon- en werkomgeving verhogen. De hierboven genoemde identiteit draagt zorg voor een zekere binding met de eigen omgeving. Wie zijn omgeving herkent als de zijne, zal daar voorzichtiger mee omgaan. De gemeente Doesburg heeft in het verleden herhaaldelijk de keuze gemaakt het historische stadsbeeld zoveel mogelijk te willen handhaven. Tegelijkertijd is ook heel nadrukkelijk aangegeven dat het stadscentrum niet in een openluchtmuseum dient te veranderen. Hiermee staat de gemeente voor een moeilijke taak: ze wil immers het mooie, karakteristiek handhaven, zonder te verstarren. Dit vereist een duidelijke visie op de gewenste situatie in de stad. Deze is onder meer vastgelegd in de structuurvisie en de beeldkwaliteitsplannen. Deze identiteit leidt naar het tweede voordeel van een goed doortimmerd cultuurhistorisch beleid: historische steden liggen goed in de markt. De nationale intocht van Sinterklaas werd in 1995 in Doesburg gevierd en ook de Koningin bezocht de gemeente tijdens Koninginnedag in 1998. Daarnaast ontvangt de gemeente ieder jaar veel (dag)toeristen. Het is niet overdreven om te zeggen dat een goed onderhouden historisch decor geld kan opleveren. Dit rechtvaardigt investeringen in de ruimtelijke kwaliteit met cultuurhistorie als uitgangspunt. Dit uitgangspunt heeft verregaande implicaties voor het stadcentrum. Mensen die boodschappen gaan doen, zijn voornamelijk op de onderste bouwlaag – de winkels – gericht. Dit maakt dat reclame-uitingen op deze gevels het beeld buitenproportioneel verstoren. Door duidelijke regels op te stellen die tot doel hebben de dominantie van uithangborden, uitstallingen, vlaggen, gevelindeling en rolluiken te verminderen en deze consequent na te leven, kan de gemeente het beeld van de stad – en daarmee de historische identiteit – versterken. In het Beeldkwaliteitsplan voor de binnenstad zijn deze regels nader uitgewerkt en vastgesteld, deze dienen als concrete en doelgerichte handvatten op basis waarvan getoetst en gehandhaafd wordt.
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
6
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
1.3 Beleidsdoelstellingen De gemeente Doesburg kent op het moment geen integraal cultuurhistorisch beleid. Middels deze nota wordt dit gat opgevuld. De belangrijkste doelstelling van deze nota is de volgende: De gemeente Doesburg wil haar hoge cultuurhistorische waarde behouden en versterken door middel van een doelmatig en rendabel beleid. Hierbij wordt een aantal uitgangspunten gehanteerd. Dit is belangrijk om vast te stellen, omdat veel van de keuzes die worden gemaakt hiermee samenhangen. 1. Het grondgebied van de gemeente Doesburg heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Deze is al meerdere malen gesignaleerd in eerdere beleidsnota’s. 2. De gemeente ziet deze waarde als een belangrijke kwaliteit en wil deze zoveel mogelijk behouden of verder ontwikkelen. 3. De gemeente streeft naar beleid dat op een breed draagvlak kan rekenen. Bij het vaststellen van de beleidslijnen is het belangrijk zich te realiseren dat er geenszins onbeperkte middelen beschikbaar zijn voor cultuurhistorisch beleid. Dit houdt in dat niet alles wat gewenst is, ook haalbaar is. Er moeten hierdoor prioriteiten gesteld worden.
Stadsplattegrond van Doesburg door Nicolaas van Geelkercken, circa. 1653-1654.
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
7
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
2.
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Bestaand beleid
In dit hoofdstuk wordt het bestaande beleidskader voor het gemeentelijk beleid kort geschetst. Het rijksbeleid is belangrijk gewijzigd door de nieuwe monumentenwet, waarin ook de archeologie een belangrijke rol zal spelen. Ook de provincie bevindt zich in een belangrijke fase, waarin het kort geleden vastgestelde, nieuwe beleid langzaam maar zeker vorm begint te krijgen in de uitwerkingen. Er zijn echter al wat zaken met belangrijke gevolgen voor Doesburg bekend. Vooral de inbedding van de archeologie en Belvoir II krijgen al een vastere vorm.
2.1 Rijksbeleid In deze paragraaf zijn de beleidspunten opgenomen die belangrijke implicaties voor de cultuurhistorie in Doesburg kunnen hebben. Dit zijn de implementatie van het Verdrag van Malta, de BRIM, de Nota Ruimte en de laatste beleidsregel van de Staatssecretaris omtrent de aanwijzing van rijksmonumenten. Verdrag van Malta De belangrijkste wijziging in het rijksbeleid is zonder meer de toevoeging van de inhoud van het Verdrag van Malta. Hierin is besloten tot het ‘de verstoorder (de opdrachtgever) betaaltprincipe’. Dit houdt concreet in dat bij iedere ingreep in het bodemarchief op kosten van de verstoorder een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Daar archeologisch onderzoek zeer kostbaar is, kunnen projectontwikkelaars maar ook gemeenten, voor hoge kosten komen te staan. Het is dus belangrijk een goed, proactief archeologisch beleid te voeren. De gemeenten haken op verschillende manieren hierbij aan. Grote gemeenten zijn al begonnen met de aanstelling van een stadsarcheoloog. Deze begeleidt in principe alle opgravingen op het grondgebied van de gemeente. Vaak kan de stadsarcheoloog al vroeg in het planproces ingeschakeld worden. Kleinere gemeenten proberen zich aaneen te sluiten en stellen gezamenlijk een streekarcheoloog aan. In Gelderland kunnen de gemeenten ook de hulp van de provinciaal archeoloog inroepen. Deze bedient de gemeenten op verzoek. Tenslotte is er nog een groep gemeenten die geen beleid op het gebied van archeologie hebben. Deze gemeenten lopen onder meer het risico onverwachts tegen hoge kosten aan te lopen. Het verplichte archeologische onderzoek is immers niet opgenomen in de begrotingen van deze gemeenten. De gemeente Doesburg heeft ervoor gekozen om op het gebied van archeologie te gaan samenwerken met de gemeente Zutphen. Daarnaast zal in 2007 gestart worden met het formuleren van acheologiebeleid. Van BROM en BRRM naar BRIM Op 1 april 2006 is een nieuwe regeling, het Besluit rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) in werking treden. Deze nieuwe instandhoudingsregeling vervangt de oude rijksonderhoudsregeling (BROM) en rijksrestauratieregeling (BRRM 1997). In deze regeling wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen onderhoud en restauratie, maar is er alleen sprake van instandhouding. Was de rijksrestauratieregeling een regeling waarvan de prioriteiten door provincie en grote monumenten gemeenten werden bepaald, de nieuwe instandhoudingsregeling wordt centraal door het rijk beheerd. Het BRIM maakt onderscheid tussen eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie en overige eigenaren. De laatste groep eigenaren kan in aanmerking komen voor subsidie en de eerste groep eigenaren kan in aanmerking komen voor een door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) te verstrekken Restauratiefondshypotheek. Eigenaren van monumenten in deze categorie kunnen namelijk een laagrentende lening van het NRF
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
8
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
krijgen, zowel voor Rijksmonumenten als voor Gemeentelijke monumenten. De hoogte van deze lening bedraagt een percentage van de fiscaal aftrekbare onderhoudskosten. Het BRIM-budget is in 2006 nog niet toereikend om alle categorieën monumenten te kunnen bedienen. Reden waarom gekozen is voor een gefaseerde instroom van categorieën monumenten waarop het BRIM van toepassing is. Dit houdt in dat per jaar, over een periode van zes jaar, monumenten instromen in het subsidiestelsel van het BRIM. De nog niet ingestroomde monumenten zullen in principe onder het BROM vallen. Zoals de zaken nu staan zullen de molens waarschijnlijk als eerste instromen en de kerken als laatste. Tot 1 januari 2006 blijft het BRRM 1997 van kracht voor de in de Gemeentelijke en Provinciale Restauratie Uitvoeringsprogramma’s (GRUP en PRUP) opgenomen monumenten. Voor het overgangsjaar 2011 (beschikbaar in 2005) zal een extra budget beschikbaar worden gesteld op basis van de in 2001 uitgevoerde Behoefteraming. Indien nodig zal dit ook gebeuren voor de hierop volgende jaren. De middelen voor het BRIM zullen in principe gelijk zijn aan de middelen die jaarlijks voor het BRRM 1997 en het BROM gereserveerd zijn. Belvedere Belvedere blijft, zij het in uitgeklede vorm, bestaan. Het is met behulp van Belvederegelden mogelijk projecten op het gebied van de cultuurhistorie te financieren. Hierbij wordt maximaal 75% van de kosten door Belvedere gefinancierd. De overige kosten zullen moeten worden gedragen door derden. Reguliere taken zijn niet subsidiabel. Het totale subsidiebedrag dat in het kader van Belvedere ter beschikking wordt gesteld, is in 2005 aanzienlijk lager dan in de voorgaande jaren. Dit betekent dat de kans op een succesvolle aanvraag zal dalen. De Nota Ruimte Deze nota stelt ‘ruimte voor ontwikkeling’ centraal en gaat uit van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’. ‘Ruimte voor ontwikkeling’ betekent ook dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. De nota legt de primaire verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke kwaliteit bij de provincies, welke de eisen uit de Nota Ruimte zullen vertalen in streekplannen. Dit maakt de beleidsvoornemens van de provincie op het gebied van de cultuurhistorie van groot belang. Opschorting aanwijzing rijksmonumenten De Staatssecretaris heeft medio 2004 besloten voorlopig geen rijksmonumenten meer aan te wijzen. Alleen in die gevallen waar de verwachting is gewekt dat een aanwijzing aanstaande was of waar sprake is van een topmonument dat bovendien bedreigd wordt door grootschalige restauratie of sloop, zal de minister nog overgaan tot plaatsing op de rijkslijst. Dit houdt voor Doesburg in dat gebouwen die bescherming verdienen, dat alleen maar kunnen krijgen door op de gemeentelijke lijst geplaatst te worden!
2.2 Provinciaal beleid Het belangrijkste provinciale beleid op het gebied van de cultuurhistorie was vastgelegd in de nota Belvoir. Deze nota, die voor de periode 2000-2004 was vastgesteld, vormde de Gelderse variant op de Rijksnota Belvedere. Vanaf 2005 is de nota Belvoir II in werking treden. Deze heeft, in aansluiting op de Nota Ruimte, een gebiedsgericht karakter. Dat houdt in dat men probeert aan te sluiten bij de regionale identiteiten in Gelderland. De exacte manier waarop dit gaat plaatsvinden is nog niet bekend. In het kader van deze nota is het GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
9
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
voor de gemeente Doesburg belangrijk vast te stellen wat zij als streekeigen of karakteristiek aanmerkt. In hoofdstuk 3 staat een aantal de belangrijke conclusies op dit gebied. De welstandsnota, het beeldkwaliteitsplan, de structuurvisie en het bestemmingsplan geven hier ook inzicht in. Het Streekplan De streekplannen, die vanzelfsprekend een nauwe band met het Rijksbeleid hebben, zullen meer dan ooit het bepalende kader voor de bestemmingsplannen moeten vormen. De provincie treedt al streng op bij het toetsen van de deze gemeentelijke plannen. Zo hebben enkele gemeenten de plannen teruggezonden gekregen omdat de cultuurhistorische paragraaf onvoldoende was uitgewerkt. Dit houdt in dat deze gemeenten geen ruimtelijk beleid mogen voeren. Doesburg zal, vanwege de hoge cultuurhistorische waarde van de gemeente, een goed onderbouwde cultuurhistorische paragraaf als onderdeel van de bestemmingsplannen bij de provincie in moeten leveren. Hierin moet worden aangegeven hoe de gemeente omgaat met cultuurhistorische waarden in haar ruimtelijk beleid. Cultuurbeleid Een tweede nota met gevolgen voor de cultuurhistorie, is de cultuurnota Verbindingen II. Hoofdstuk 5 hiervan heeft betrekking op erfgoed. Deze is nog niet vastgesteld, maar het is wel al mogelijk relevante beleidslijnen hieruit te destilleren. De doelen die men met betrekking tot erfgoed formuleert zijn de volgende: 1. De kennis over het erfgoed moet groter 2. De kwaliteit van het beheer van erfgoed moet verbeteren 3. De belangstelling voor het erfgoed moet vergroten 4. Het erfgoed wordt in samenhang benaderd vanuit verschillende invalshoeken. Op het gebied van de cultuurhistorie wil men dit gaan doen aan de hand van culturele planologie. Hierbij moet gedacht worden aan combinaties van Kunst en cultuur enerzijds en cultuurhistorie anderzijds. De oprichting van een Platform Culturele Planologie landsdeel Oost moet hiertoe de eerste aanzet vormen. Daarnaast voorziet de nota Verbindingen II in de mogelijkheid van ondersteuning op het vlak van erfgoedlogies, iets wat goed aansluit bij de ambitie van de gemeente zich voor recreanten en toeristen te profileren als cultuurhistorische attractie. Waterhuishoudingsplan III De provincie is op het moment bezig met de voltooiing van het derde Waterhuishoudingsplan. In dit plan speelt de cultuurhistorie nagenoeg geen rol. Met de natuur wordt echter wel duidelijk rekening gehouden. Dit betekent concreet dat wanneer de cultuurhistorie op dit vlak niet goed in de gaten wordt gehouden, deze te niet zal gaan door natuurontwikkeling. De natuurhistorische waarden zullen een concurentie aangaan met de cultuurhistorische waarden. Het is daarom aan te raden om met name de cultuurhistorische waarden in voldoende mate te beschermen. Het bestemmingsplan is hiervoor het juiste middel.
2.3 Gemeentelijk cultuurhistorisch beleid. Zoals al meerdere malen is aangegeven, kende de gemeente totnogtoe geen eigen, samenhangend cultuurhistorisch beleid. Toch wordt in veel bestaande nota’s de hoge cultuurhistorische waarde van de gemeente gewaarborgd. In deze paragraaf zal kort worden ingegaan op deze nota’s. Hieruit volgen zowel de belangrijkste structuren als de hiaten in het beleid van onze gemeente. Deze zullen in het volgende hoofdstuk nader worden toegelicht. Tenslotte wordt nader ingegaan op de gemeentelijke monumentencommissie.
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
10
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Bestemmingsplan Het bestemmingsplan voor de binnenstad van Doesburg dateert nog uit de jaren zeventig. Daar Doesburg een beschermd stadsgezicht heeft, is dit bestemmingsplan een zogenaamd beschermend bestemmingsplan. Wettelijk bestaat de verplichting het plan eens in de tien jaar te vernieuwen. Jurisprudentie op dit vlak leert ons dat de rechter kan besluiten geen enkele ontwikkeling binnen de grenzen van het plan toe te staan totdat er een nieuw plan is aangenomen. Dat wil zeggen dat de stad ‘op slot gaat’. Het vernieuwen van het bestemmingsplan heeft een hoge prioriteit in Doesburg en zal in 2007-2008 plaatsvinden. Beeldkwaliteitsplan Het beeldkwaliteitsplan heeft als doel een visie vast te leggen voor de toekomstige ontwikkeling van de in het beschermd stadsgezicht vastgelegde structuren en objecten. Het plan bestaat uit twee delen: De binnenstad en binnenste vestinggordel. In beide delen gaat men achtereenvolgens in op de ontwikkelingsgeschiedenis, de ruimtelijke karakteristieken, een visie op de ontwikkeling van deze karakteristieken en tenslotte op concrete richtlijnen waarmee deze visie invulling gegeven kan worden. Hiermee ligt de gewenste ontwikkeling van de stad tot aan de binnenste vestinggordel duidelijk vast. Een visie op de ontwikkeling van de gehele gemeente is nader omschreven in de structuurvisie van november 1997. De BKP’s zijn in de welstandsnota van de gemeente verankerd. Hiermee hebben deze een wettelijk toetsingskader gekregen voor de boordeling van bouwplannen en wijzigingsverzoeken. De structuurvisie In de structuurvisie is op grond van een breed draagvlak gekozen voor handhaving en versterking van waardevolle historische structuren en natuur en landschap. Het relevante gemeentelijk beleid wordt met de volgende punten samengevat: • bevorderen van cultuurtoerisme • conserveren en duurzaam beheer van het binnenstadsmilieu en rehabiliteren van het tussengebied • optimaliseren van het netwerk aan toeristisch-recreatieve langzaamverkeersverbindingen • ontwikkelen en instandhouden van een goede ecologische infrastructuur • ruimte bieden voor en verplaatsen van met name de lokale bedrijvigheid. • woningbouw afstemmen op de eigen woningbehoefte • realiseren van een verkeersluw en leefbaar binnenstadsmilieu • aanwijzen van een nieuwe locatie ten behoeve van een gespreide bundeling van sport- en andere recreatieve voorzieningen. De Monumentencommissie De gemeente Doesburg heeft een monumentencommissie die als taak heeft het college gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle zaken betreffende de monumentenzorg. Oorspronkelijk was de portefeuillehouder monumentenzorg voorzitter van de monumentencommissie, sinds de gewijzigde verordening heeft de commissie echter een onafhankelijk voorzitter. De samenstelling van de commissie is als volgt: a. een vertegenwoordiger van de Monumentenvereniging 15 april 1945; b. een vertegenwoordiger van de Stichting Stadsherstel Doesburg; c. een vertegenwoordiger van het Gelders Genootschap (op afroep); d. een lid met architectonische kennis; e. een lid met (cultuur)historische kennis; f. een lid met archeologische kennis; Aan deze commissie wordt een door burgemeester en wethouders aangewezen secretaris toegevoegd. De voorzitter wordt uit de leden gekozen.
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
11
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Welstandsbeleid In het verleden werd in monumentenbeleidsnota’s nadrukkelijk de relatie tussen welstandsbeleid en cultuurhistorie geregeld. Met de Woningwet van 1 januari 2003 en de inwerkingtreding van de welstandsnota op 1 januari 2004 is dit minder noodzakelijk. De door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota zou voldoende criteria moeten bieden om de cultuurhistorische waardes van bescherming te verzekeren. Doordat juist in welstandsbeleid veel rekening wordt gehouden met de context van ingrepen lijkt dit het juiste instrument voor deze opgave. In Doesburg heeft het hele binnenstadsgebied het hoogste welstandniveau. Dat wil zeggen dat het aan de zwaarste criteria onderhevig is. Voor de exacte invulling van de criteria wordt in de nota verwezen naar de beeldkwaliteitsplannen uit 2000. In de rest van de gemeente zijn de historisch waardevolle gebieden eveneens in het hoogste niveau ingedeeld. Archeologie Op het gebied van de archeologie werkt de gemeente nauw samen met de gemeente Zutphen door van de diensten van dezelfde stadsarcheoloog gebruik te maken. Hoewel de formele bevoegdheden bij deze archeoloog liggen, kan Doesburg daarnaast rekenen op kwalitatief hoge inbreng van de eigen werkgroep van amateur-archeologen. Daarnaast is door het archeologisch bureau RAAP een archeologische Waardenkaart gemaakt. Deze is inmiddels vastgesteld door het college als zijnde de nulsituatie. Deze zal fungeren als de onderlegger voor het nog te maken archeologiebeleid dat door de raad moet worden vastgesteld. In de loop van 2007 zal dit nader geformuleerd moeten worden.
Uitsnede uit het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) met de ligging van bekende archeologische vindplaatsen
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
12
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
3.
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Beleidsprioriteiten
Voordat het cultuurhistorisch beleid kan worden geformuleerd, is het van belang de sterke en zwakke punten van de bestaande situatie te benoemen en te analyseren. Hiermee kan vervolgens een overzicht van kansen en bedreigingen worden samengesteld. Aan de hand hiervan is het mogelijk weloverwogen en gefundeerde prioriteiten te formuleren. Het beleid is hier vervolgens op afgestemd.
3.1 Sterkte-zwakte analyse De sterke punten van de cultuurhistorie in Doesburg zijn zonder meer: • Het bestaande en inmiddels alweer meer dan dertig jaar beschermde middeleeuwse stadsgezicht in de historische kern van Doesburg. Het grillige verloop, de wisselende breedtes en reliëfverschillen geven een goed beeld van de ontwikkeling van het oudste deel van de stad. Daarnaast heeft dit stratenpatroon een bijzonder aantrekkelijk karakter en vertegenwoordigt daarmee niet alleen historische, maar ook commerciële waarde. • De staat van de bebouwing in de bebouwde kom. Er is in het verleden veel tijd, geld en energie gestoken in de restauratie van de bebouwing in de historische binnenstad. Dat heeft een goed onderhouden bestand opgeleverd. Deze situatie kent een aantal voordelen voor de gemeente. In de eerste plaats mag men verwachten dat zeer grootschalige restauratie- en renovatierondes in de nabije toekomst zijn uitgesloten. Het monumentale karakter van de binnenstad heeft bovendien huiseigenaars aangetrokken die begaan zijn met de ruimtelijke kwaliteit van hun omgeving. Deze investeren graag in het onderhoud van hun woningen en/of bedrijfspanden. Deze steun van onderop voor de kwaliteit van de omgeving draagt bij aan de duurzaamheid ervan. Het derde voordeel tenslotte, vloeit hieruit voort. De karakteristieke, historische bebouwing in de kern van Doesburg is aantrekkelijk voor toeristen en recreanten en vertegenwoordigd daarmee een belangrijke economische waarde. • De goed bewaard gebleven vestingwallen rondom Doesburg. De vanwege hun natuurhistorische waarde niet toegankelijk en gesloten voor het publiek gelegen vestingwallen aan de noordoostzijde (de Hoge Linie) en de deels toegankelijke vestingwallen aan de zuidoostzijde (de Lage Linie). De vestingwerken versterken de indruk dat men een historische stad binnenkomt en dragen op deze wijze bij aan de aard van de oude kern. • Het open karakter van het buitengebied aan de noordzijde van de oude kern. Deze situatie – een open schootsveld – was ooit een vereiste rondom vestingsteden. Hoewel dit gebied nu haar oorspronkelijke functie als schootsveld heeft verloren, draagt het nog altijd bij aan het karakter van Doesburg: Een provinciaal vestingstadje gelegen bij de open uiterwaarden van de IJssel en de Oude IJssel. • Het brede draagvlak onder de bevolking. Zonder steun van onderaf is het vrijwel onmogelijk om tot een doelmatig cultuurhistorisch beleid te komen. De resultaten van de particuliere investeringen in de leef- en werkomgeving in Doesburg worden om deze reden dan ook gekoesterd. • De toestand van het Arsenaal. Eén van de grootste monumenten van de stad is hard aan restauratie toe. Het gemeentebestuur is er trots op mee te kunnen delen dat er een passende bestemming voor het gebouw is gevonden en dat daarmee een van de markantste monumenten van Doesburg gered is.
Zwakke punten vormen: • Onvoldoende formele toerusting op het gebied van de archeologie. De nieuwe wetgeving op het gebied van de archeologie zal ingrijpende consequenties hebben voor de gemeente Doesburg. Nu de verstoorder (de opdrachtgever) verantwoordelijk GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
13
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
•
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
is voor de kosten van een archeologisch onderzoek, zal nauwkeurig in kaart moeten worden gebracht waar de kans op archeologische vondsten het hoogst is. Ook zal de gemeente keuzes moeten maken over de inhoudelijke zwaartepunten van haar archeologisch beleid. Een sterk punt is dat er op dit moment een uitstekende archeologische inbreng in de gemeentelijke monumentencommissie aanwezig is en dat er advies gevraagd wordt aan de stadsarcheoloog van Zutphen. Deze vorm van advisering moet nog geformaliseerd worden. De financiële situatie van de gemeente. De gemeente Doesburg is niet in staat veel budget voor cultuurhistorie te reserveren. Dit houdt in dat duidelijke keuzes gemaakt moeten worden.
Samenvattend kan gesteld worden dat de hoge kwaliteit van het cultuurhistorisch bestand van de binnenstad en de steun van onderop het sterke punt vormen. Het zwakke punt is zonder meer de moeilijke financiële situatie van de gemeente.
3.2 Kansen en bedreigingen De sterke en zwakke punten leiden tot kansen en bedreigingen. Wat kan het gevolg zijn van de bestaande situatie? Waar doen zich mogelijkheden voor de cultuurhistorische identiteit van de gemeente te versterken? In deze paragraaf wordt de tussenstap gemaakt die nodig is om met de sterke en zwakke punten in de gemeente tot een goed coherent beleid te kunnen komen. Hierbij staat telkens weer het hoge ambitieniveau van de gemeente Doesburg centraal (hoofdstuk 1). Archeologie: de veranderende wetgeving op het gebied van de archeologie lijkt in eerste instantie veel kansen te bieden. Immers, het ‘verstoorder betaalt-principe’ zal leiden tot meer onderzoek in de gemeente en tot een beter zicht op het verleden. Vooral wanneer deze vondsten bijdragen aan de cultuurhistorische identiteit van de gemeente, is dit soort onderzoek van groot belang. In Doesburg zou men kunnen denken aan sporen uit het midden van de 15e eeuw – het moment dat de stad werd opgenomen in het Hanzeverbond. De ervaring met de Malta-wetgeving tot dusver leert echter dat gemeenten bij unieke vondsten onverwachts voor hoge kosten kunnen komen te staan. Op deze manier kan archeologisch onderzoek een groot deel van het voor cultuurhistorie bestemde budget opslokken. Dit kan voorkomen worden met een betrouwbare en gedetailleerde archeologische verwachtingskaart en goede archeologische begeleiding al vroeg in het planvormingsproces. Immers, door goed in kaart te brengen waar hoge archeologische waardes verwacht kunnen worden, kan men het bodemarchief beter beschermen en hoge kosten vermijden. De gemeente Doesburg is zich bewust van deze situatie en heeft door het archeologisch bureau RAAP te Brummen een archeologische verwachtingskaart laten maken. De daaruit voortvloeiende archeologische beleidskaart en het beleid moet nog vergund worden. Deze zullen het raamwerk voor het archeologisch beleid en het bestemmingsplan vormen. Hierdoor behoudt Doesburg haar autonomie met betrekking tot de archeologie. Draagvlak: De belangrijkste voorwaarde voor succesvol cultuurhistorisch beleid is in Doesburg aanwezig: draagvlak vanuit de bevolking. Dit biedt de gemeente de kans zonder al te grote inzet van geld, mensen en andere middelen inhoud te geven aan haar cultuurhistorisch beleid. Door zelf het goede voorbeeld te geven waar het gaat om publieke werken, stadsgroen, straatmeubilair en restauraties van haar eigendommen geeft de gemeente aan dat zij de ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied net zo belangrijk vindt als haar burgers. Om het draagvlak positief te beïnvloeden zal de gemeente meer naar buiten treden via weekbladpublicaties, tentoonstellingen en lezingen rondom dit onderwerp. Dit kan door hier zelf invulling aan te geven of door deze activiteiten te stimuleren. GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
14
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Hogere overheden: De Rijksoverheid, i.c. de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, heeft in de zomer van 2004 aangekondigd voorlopig geen rijksmonumenten aan te wijzen. Dit houdt voor de huidige situatie in Doesburg in dat men zich, unieke uitzonderingen daargelaten, niet op nieuwe aanwijzingen op haar grondgebied hoeft te rekenen. Het provinciale beleid voor de aankomende jaren is nog niet over de volle linie uitgekristaliseerd. Zeker is dat er een Belvoir II zal komen. De verwachting is dat de provincie haar kwaliteitseisen aanzienlijk zal opschroeven en meer dan voorheen de nadruk zal leggen op samenwerking tussen bij cultuurhistorie en erfgoed betrokken organisaties en diensten. Mogelijkheden om deze waarden veilig te stellen zijn aankoop en/of beheersovereenkomsten afsluiten. Unieke ligging: De gemeente Doesburg ligt op het punt waar de IJssel en de Oude IJssel samenkomen. In deze landelijke setting van uiterwaarden, weilanden en boerderijen ligt het stadje met de nog gave vestingwerken. Dit decor is zonder twijfel één van de sterkste punten van de gemeente. Door met zorg om te gaan met deze setting kan Doesburg haar toch al uitstekende positie op het gebied van cultuurtoerisme versterken. Buitengebied: De binnenstad van Doesburg ontleent een deel van haar charme door het sterke contrast met het buitengebied. De druk op het open gebied zal de komende jaren alleen maar toenemen. Deze vormt een acute bedreiging van één van de meest in het oog springende kwaliteiten van Doesburg. Overigen hebben de vestingwallen zelf in de structuurvisie al bescherming gekregen.
3.3 Beleidsvoornemens De gemeente stelt zich twee soorten beleidsvoornemens ten doel. In de eerste plaats zijn dit voornemens die beleid (A) aangaan. Op basis van de huidige ontwikkelingen in de beleidsomgeving aangaande de cultuurhistorie, de specifieke situatie in Doesburg en de gewenste toekomst, is tot een zevental voornemens besloten. Daarnaast is er sprake van een aantal acute situaties (B); de toestand van de potentiële gemeentelijke monumenten bijvoorbeeld. Het achterwege blijven van actie op dit vlak heeft twee gevolgen. In de eerste plaats lopen de monumentwaardige objecten gevaar. In de tweede plaats kan de gemeente waarschijnlijk op maar weinig sympathie voor haar inspanningen voor de cultuurhistorie rekenen wanneer deze punten ongemoeid blijven. Uiteindelijk komt het hierbij dus neer op het creëren van draagvlak. (A) Beleid 1. Consequente handhaving bestaand beleid. De gemeente heeft in het recente verleden veel energie gestoken in het ontwerpen van beleid. Dit biedt dan ook genoeg uitgangspunten. De gemeente zal daarom consequent handhaven langs de lijnen van dit beleid. Bovendien is het hierbij van belang iedere keuze en actie goed toe te lichten, teneinde draagvlak te creëren en te bewaren. Bijzondere aandacht verdient de welstandsnota. Deze eerste versie dient de belangen van cultuurhistorie voor Doesburg op het eerste oog uitstekend, maar wellicht is er nog ruimte voor verbetering. De gemeente zal bij de evaluatie van de nota expliciet nagaan of de cultuurhistorische waarden voldoende veilig gesteld zijn en of de nota tegelijkertijd voldoende ruimte biedt voor ontwikkeling van deze waarden. Veel van het bestaande beleid is nog gebaseerd op het verouderde bestemmingsplan. De gemeente zal zich inzetten om in het nieuwe bestemmingsplan de cultuurhistorische waarden een prominente plaats te geven. GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
15
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
2. De gemeente houdt zichzelf een spiegel voor. De gemeente zal zich inzetten de ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad zoveel mogelijk te bewaken, maar is ook een belangrijke inrichter en gebruiker van dit gebied. Deze legt zichzelf daarom dezelfde hoge kwaliteitseisen op als ze van haar ingezetenen verwacht. Om deze reden zal de gemeente bijvoorbeeld haar eigen gebouwen goed onderhouden, ervoor zorgen dat het straatbeeld netjes en verzorgd blijft en goede aandacht besteden aan het openbare groen en de begraafplaats.
3. Cultuurhistorische gebiedsinventarisatie. Hoewel veel van het gemeentelijk beleid uitgaat van het belang van cultuurhistorie, zijn alleen de cultuurhistorische waarden van de binnenstad goed onderzocht. Met de toenemende druk op het landelijk gebied, is het van belang om te weten welke elementen of deelgebieden het bewaren of ontwikkelen waard zijn en welke niet. Een degelijke inventarisatie kan hierbij een bruikbaar instrument zijn.
4. Het laten ontwikkelen van een nieuw bestemmingsplan Gemeenten met een beschermd stadsgezicht zijn verplicht een beschermend bestemmingsplan op te stellen en te handhaven. In 2007-2008 wordt een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van de gemeente Doesburg gemaakt.
5. Inspanningen ter verbreding van het draagvlak De gemeente beseft zich dat cultuurhistorisch beleid tegenwoordig alleen maar met voldoende draagvlak kan worden uitgevoerd. Om deze reden zal de gemeente zich inspannen om zelfstandig en in samenwerking met andere partijen het draagvlak voor het gekozen beleid te vergroten. Bijzondere aandacht hierbij ligt bij de activiteiten van de Monumentencommissie op dit gebied. Ook het hierbij betrekken van de schooljeugd kan leiden tot meer draagvlak en begrip voor cultuurhistorie en monumentenzorg.
6. Gemeentelijke monumentenlijst. Met het afnemen van de mogelijkheden van Rijksbescherming, meet de gemeente zich een actievere houding aan op het gebied van het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Als basis voor de aanwijzing van de gemeentelijke monumenten zullen de reeds gemaakte beschrijvingen worden geactualiseerd. Na actualisatie van de beschrijvingen en beoordeling hiervan zullen er circa 260 gemeentelijke monumenten worden aangewezen. Het college zal met instemming van de gemeenteraad hiervoor te rekenen vanaf 2008 financiële middelen beschikbaar stellen.
7. Bouwhistorisch onderzoek Een belangrijke factor bij de voorbereiding en de begeleiding van restauratieprojecten is het bouwhistorisch onderzoek. Het te restaureren pand zelf is, naast het archiefmateriaal en vakkennis, de belangrijkste informatiebron voor alle gegevens over zijn oorspronkelijke toestand. Bouwhistorisch onderzoek (het zoeken naar, onderzoeken van en interpreteren van bouwsporen in het object) krijgt in het algemeen te weinig aandacht en te weinig tijd voor de uitvoering. Voor de keuze van de meest wenselijke restauratiemethode is het bouwhistorisch onderzoek van groot belang. Zoals bij het oudheidkundig bodemonderzoek de ondergrondse sporen inzicht bieden in het verleden, is het bouwhistorisch onderzoek gericht op het inzicht in de oorspronkelijke toestand en latere verbouwingen van het onderzochte bouwwerk. GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
16
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Dit is van belang bij de afwegingen voor de keuze van de manier van restaureren. Is reconstructie van de oorspronkelijke toestand de meest voor de hand liggende aanpak of moeten alle te onderscheiden bouwfasen afleesbaar blijven na restauratie? Ook voor beoordeling van het restauratieplan door de gemeente zijn de bouwhistorische gegevens van groot belang en kunnen het toetsen van restauratieplannen vergemakkelijken. Uitgangspunt bij het restaureren is dat per pand bekeken moet worden wat de meest geëigende restauratiemethode is. Dit alles in samenwerking met de opdrachtgever en zijn architect. De gemeente kan hier, in de voorlichtende sfeer, een stimulerende rol in vervullen. Gezien de specialistische kennis die voor het uitvoeren van deze werkzaamheden benodigd is, ligt uitbesteding van deze werkzaamheden op ad hoc basis voor de hand. Zouden wij deze deskundigheid zelf in huis hebben dan zou dit ook in eigen beheer gedaan kunnen worden. In Doesburg ligt een groot aantal historische bouwlocaties, zowel in de oude stadskern als daarbuiten, die geen bescherming genieten. Wij denken hierbij aan locaties met een bouwgeschiedenis van soms honderden jaren. Hier bevindt zich in oude bouwmuren en funderingen een schat aan gegevens over de cultuurhistorie van de gemeente verborgen. Het gaat hierbij voornamelijk om locaties die niet op een rijks- of gemeentelijke lijst staan en die niet als karakteristiek in het bestemmingsplan zijn aangeduid. Bij de behandeling van bouwvergunningen wordt dan aan bouwplannen voor dit soort locaties speciale aandacht besteed met het oog op historische bouwsporen. Bouwhistorisch onderzoek is ook belangrijk vanuit wetenschappelijk oogpunt. Een wetenschappelijke reconstructie van een te restaureren object is van grote betekenis voor de kennis over de geschiedenis van pand én stad. Ook de mogelijkheden om verantwoorde en interessante publicaties over de historie van Doesburg te (doen) verzorgen, worden door bouwhistorisch onderzoek vergroot. Gelet op het voorgaande zijn wij van plan bouwhistorisch onderzoek in het voortraject van restauratie te stimuleren ten einde een zo goed mogelijk inzicht te kunnen krijgen in de oorspronkelijke toestand van het te restaureren object en een beter inzicht in de geschiedenis van onze gemeente te verkrijgen. Daarom wil de gemeente een financiele bijdrage blijven leveren aan bouwhistorisch onderzoek. Gelet op het feit dat het per jaar slechts gaat om enkele gevallen kan de financiering worden geregeld via het budget dat beschikbaar is voor monumentenzorg in het algemeen. De gemeente overweegt voor panden die van speciale betekenis zijn, bouwhistorisch onderzoek voorafgaand aan een ingrijpende restauraite en/of verbouwing verplicht te stellen. (B) Objecten en structuren 8. Bewaken contrast binnenstad-buitengebied met vesting als markering. Dit contrast staat in een aantal van de beleidsplannen als karakteristiek aangegeven. De gemeente zal zich inzetten dit nauwlettend te bewaken en handhavend op te treden bij mogelijke bedreigingen.
9. De gemeente zal zich inspannen voor het verkrijgen van fondsen voor de restauratie van de begraafplaats. De begraafplaats van de gemeente Doesburg kent hoge kwaliteiten. De parkaanleg is van Zocher en er staat een groot aantal grafmonumenten met hoge cultuurhistorische waarde. Helaas is de staat van onderhoud op het moment beneden peil. Gezien de unieke cultuurhistorische betekenis van de begraafplaats zal de gemeente inzet leveren voor de werving van fondsen om de begraafplaats het uiterlijk te geven dat het verdient. Getracht zal GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
17
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
worden om een fonds in te stellen dat in eerste instantie gevoed wordt door externe middelen. Ook zal nagegaan worden of op vrijwillige basis dit onderwerp geschikt is voor een sociaal activeringsproject.
10. Overige ingrepen in de ruimte In de gemeente Doesburg vindt jaarlijks een groot aantal ruimtelijke ingrepen plaats. Niet al deze ingrepen zijn expliciet gedekt door deze cultuurhistorische beleidsnota. Hierbij kan gedacht worden aan het treffen van parkeervoorzieningen, groenaanleg en –onderhoud, bestratingsplannen en verkeerscirculatieplannen. Om ook bij deze ingrepen verzekerd te zijn van het behoud van de cultuurhistorische waarden, hanteert de gemeente de volgende principes: 1. Er dient minimaal ingegrepen te worden in historisch waardevolle objecten en structuren. 2. Ingrepen in gebouwen met een beschermde status dienen omkeerbaar te zijn. 3. De gemeente hecht aan historisch goed gefundeerde ingrepen. Dit maakt de noodzaak tot bouwhistorisch, landschappelijk en archeologisch onderzoek in de gemeente hoog. 4. Bij sloop hecht de gemeente aan goede bouwhistorische documentatie.
Begraafplaats Meipoortwal
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
18
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
4.
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Draagvlak en voorlichting
De wereld van de monumentenzorg is de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. De nieuwe beleidsregel rond de aanwijzing van Rijksmonumenten is hier maar één voorbeeld van. De vanzelfsprekendheid waarmee de zorg voor ons erfgoed voorheen werd geregeld, wordt sterk gedecentraliseerd en gedereguleerd. Het gevolg hiervan is dat gemeenten op dit gebied meer verantwoordelijkheid zullen moeten nemen en dragen. Dit is vrijwel uitgesloten zonder goede steun van onderaf. De gemeente Doesburg realiseert zich dat deze verandering meer gevolgen voor haar gebied heeft, dan voor gemeenten met een minder rijk historisch verleden. Dit houdt in dat zij zich bovengemiddeld zal moeten inspannen om de cultuurhistorische waarden van de stad te behouden en versterken. Tegelijkertijd met deze ontwikkeling, neemt de aandacht voor cultuurhistorie toe. Steeds vaker probeert men hele structuren of ensembles binnen hun oorspronkelijke context te bewaren. Dit betekent dat alleen bescherming van een monument niet meer voldoende is. De omliggende gebouwen, wegen en groenvoorzieningen worden tegenwoordig alle gezien als een onderdeel van de cultuurhistorische structuur. Dit houdt in dat vrijwel iedere ruimtelijke ingreep zijn weerslag heeft op de cultuurhistorische waarden en identiteit van een gebied. Samenvattend kan men zeggen dat het op het moment steeds moeilijker wordt goede bescherming aan cultuurhistorisch waardevolle objecten te geven, terwijl de opvatting over die cultuurhistorie breder is geworden. Dit spanningsveld vraagt om een goede begeleiding van de gemeente en brede steun van de burgers. Goede informatievoorziening is hierbij absoluut noodzakelijk. Dit kan bepaalde vooroordelen, misvattingen e.d. van tevoren wegnemen en begrip voor bepaalde beleidskeuzen kweken. Ook kan het gemeentebestuur de bevolking op deze wijze deelgenoot maken van de ontwikkelingen op het gebied van de monumentenzorg. Enerzijds betekent dit het geven van voorlichting in de plaatselijke krant en via de website, anderzijds het opstellen van apart voorlichtingsmateriaal, zoals algemene voorlichtingsfolders met betrekking tot de regelgeving, subsidieregelingen, onderhoud en restauratie e.d. Ook zal de gemeentebrede actieve deelname aan Open Monumentendag worden voortgezet. In sommige gemeenten worden aan de eigenaren van rijks- en gemeentelijke monumenteneigenaren speciaal samengestelde voorlichtingsmappen gegeven met daarin materiaal over het rijks-, provinciaal en gemeentelijk monumentenbeleid en de rechten en verplichtingen van een monumenteneigenaar. Op deze wijze kunnen misverstanden worden voorkomen en geeft het de mogelijkheid het gemeentelijk beleid uit te dragen. Het monumentale karakter van onze stad maakt het mogelijk dat toeristische activiteiten verder ontwikkeld worden. Dit heeft ook economische gevolgen voor bijvoorbeeld de plaatselijke horeca en middenstand. De activiteiten die de gemeente ontplooit met de andere IJsselsteden uit het Hanzenetwerk zouden kunnen worden uitgebreid met folders en (fiets)routes. Op dit moment wordt al gewerkt aan een monumentenboek. De monumentencommissie zal meer dan ooit adviseren over het brede terrein van de cultuurhistorie. Niet alleen de monumenten, maar ook de archeologie, landschap en andere aspecten van de cultuurhistorie zullen regelmatig bij deze commissie tot discussie leiden. Het zijn juist deze twee aspecten – adviseren en cultuurhistorie – die de kerntaak van de commissie bevatten. Om deze reden zou de naam van de commissie veranderd kunnen worden in Cultuurhistorische Adviescommissie, zoals ook al gebeurd is in Apeldoorn en Winterswijk.
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
19
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Op het gebied van de archeologie staat de gemeente een hoop te wachten. Naast de wettelijk verplichte taken, zal de gemeente zich inspannen om ook op dit gebied draagvlak te creëren. Dit kan door het zichtbaar maken van archeologische monumenten of door tentoonstellingen en educatieve bijeenkomsten. Hierbij valt te denken aan het herkenbaar maken van de stadsmuur en –poorten, zoals al is onderzocht bij de Saltpoort. Veel verwachting heeft de gemeente van samenwerking tussen en met de nauw bij cultuurhistorie betrokken organisaties in de stad. Zonder andere partijen tekort te willen doen, noemen wij hier bij naam de Stichting Stadsherstel, de Monumentenvereniging 15 april 1945, Historische Vereniging Stad en Ambt Doesborgh/Roode Tooren, Comité Open Monumentendagen afdeling Doesburg en de actieve kring van amateur-archeologen in de gemeente.
Rijksmonument aan de Koetsveldstraat
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
20
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
5.
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Samenvatting, prioriteit en haalbaarheid
In dit hoofdstuk staat in tabelvorm weergegeven welke maatregelen de gemeente zal gaan nemen om de cultuurhistorie de gewenste plaats in haar gemeente te geven. Per maatregel staat bovendien aangegeven wat de noodzakelijkheid is. Bewust wordt hier geen planning aan gekoppeld omdat e.e.a. mede afhankelijk is van politieke beslissingen.
Maatregel
Noodzaak
Het (laten) ontwikkelen van een nieuw bestemmingsplan voor de 5 binnenstad in de periode 2007-2008 en het actualiseren van de overige bestemmingsplannen Het laten maken van archeologie beleid 5 Het vervaardigen van een (rijks)monumentengids 5 Het consequent naleven en handhaven van bestaand beleid binnen de 5 integrale handhavingsnota 4 Het maken van gemeentelijk monumentenbeleid ter bescherming van de (potentieel) Gemeentelijke monumenten. Samenhangend hiermee zal er een budget voor restauratie, bouwhistorisch onderzoek en onderhoud alsmede budget voor ambtelijke capaciteit op dit vlak worden vastgesteld De inventarisatie van de potentieel gemeentelijke monumenten zal 4 worden geactualiseerd en overgegaan zal worden tot het aanwijzen van Gemeentelijke monumenten Zelf het goede voorbeeld geven 4 Het actief bewaken van het contrast tussen stad en buitengebied met de 4 vesting als markering Meer aandacht schenken ter bescherming van de cultuurhistorische 4 waarden van de Linie(s) Bij de evaluatie van de welstandsnota apart onderzoeken of deze nota 3 de belangen van de cultuurhistorie voldoende behartigt Het jaarverslag van de Monumentencommissie digitaal beschikbaar 3 stellen en op de website plaatsen Het onderzoeken of het onderhoud van de begraafplaats mogelijk is met 3 behulp van vrijwillers en als sociaal activeringsproject Educatieve projecten met cultuurhistorie, zoals Open Monumentendag, 3 blijven stimuleren Op het gebied van monumentenzorg zal meer aan voorlichting worden 2 gedaan, vooral via de website en internet Het wijzigen van de naam van de gemeentelijke Monumentencommissie 1 1 = niet noodzakelijk, 2 = nauwelijks noodzakelijk, 3 = matig noodzakelijk, 4 = noodzakelijk, 5 = zeer noodzakelijk
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
21
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
6.
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Gebruikte literatuur
Beeldkwaliteitsplan Doesburg Oude Stad. Deel 1: de binnenstad (1999). Beeldkwaliteitsplan Doesburg Oude Stad. Deel 2: De binnenste vestinggordel (1999). Gemeente Doesburg, Onwijs Gaaf; 25 jaar stadsherstel in Doesburg (Doesburg 1993). Gemeente Doesburg/Pouderoyen Compagnons, Welstandsnota Doesburg (2004). Gemeentebestuur Doesburg, Structuurvisie Doesburg (1997). Harenberg, E.J., Organisatie Archeologisch beleid gemeente Doesburg (Doesburg 2002). OKRA Landschapsarchitecten b.v., Saltpoort Doesburg. Definitief ontwerp 26 april 2004 (Utrecht 2004) Overweg, H.G., De Binnenstad is van ons allemaal. Kernwinkelgebied Doesburg: openluchtmuseum of kermis? (Doesburg, 1994). Stoelhorst, J., Monumentencommissies in beweging. Onderzoek naar het functioneren van gemeentelijke monumentencommissies (Amsterdam 2002). Stoelhorst, J., Monument onbekend maakt monument onbemind (Amsterdam 2004).
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
22
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Bijlage – De kosten van monumentenbeleid Het is zeker zo dat het hebben van een goed onderhouden monumentenbestand geld genereert. Zo worden er in de regel meer opdrachten aan lokale, ambachtelijke aannemers en andere werklieden verstrekt wanneer er een subsidieregeling is voor monumenten. De kosten gaan echter voor de baten. In deze bijlage wordt een kort overzicht gegeven van de kosten van een gemeentelijk monumentenbeleid. Op basis van ervaring kan het volgende gezegd worden over deze kosten. Een gemeente moet erop rekenen dat één fulltime ambtenaar ongeveer 150 - 200 monumenten (beleid en bouwtechniek) voor zijn of haar rekening kan nemen. Dat wil zeggen: 150 bij een zeer goed lopend en actief beleid en 200 bij een normaal beleid. Beschrijven van monumenten Het beschrijven van een monument is de belangrijkste stap bij het aanwijzen van monumenten. Hier wordt op kernachtige wijze het exterieur, interieur en soms de (bouw)geschiedenis van een pand beschreven. Daarnaast wordt expliciet ingegaan op de monumentale waarde van het pand. Deze beschrijving vormt de juridische basis voor de plaatsing van het object. De tijd die het maken van een beschrijving vergt, verschilt van pand tot pand. Een voormalig klooster vraagt nu eenmaal meer werk dan een bakhuisje. Gemiddeld echter, kost een beschrijving ongeveer 4 uur. Wanneer de gemeente zelf deze kennis in huis heeft, kost dit alleen maar die tijd. Wanneer de gemeente dit uitbesteed, wordt hiervoor een tarief van rond de 80 euro gerekend. Concreet houdt dit in Doesburg het volgende in: 260 monumenten x ca. 4 uur x 80 euro = € 83.200 euro. Dit bedrag kan natuurlijk variëren, afhankelijk van wijzigingen in één van de drie variabelen. De bestaande beschrijvingen zijn inmiddels meer dan tien jaar oud. Actualisering hiervan zal waarschijnlijk bijna even veel tijd in beslag nemen als het maken van nieuwe redengevende beschrijvingen. Het is belangrijk hierbij te zeggen dat dit nog niet betekent dat de monumenten op de lijst geplaatst zijn. Ze zijn slechts beschreven. Kosten onderhouds- en restauratiesubsidie: Voor onderhoud wordt in Gelderland gemiddeld € 2.500,- per aanvraag uitgekeerd (20% van het subsidiabel bedrag, gebaseerd op de gemiddelde gemeentelijke bijdrage). Jaarlijks wordt in Gelderland gemiddeld door tussen de 10% en 15% van de eigenaars van gemeentelijke monumenten subsidie aangevraagd. De provinciale regeling kan 20% onderhoudssubsidie met een maximum van € 45.000,- geven, wanneer de gemeente dit ook geeft. Geeft de gemeente minder, dan doet de provincie dat ook. De kosten van een restauratiesubsidie bedragen gemiddeld € 8.000 - tot 10.000, -. De provincie kan 20% restauratiesubsidie geven met een maximum van € 45.000,- als de gemeente dit ook doet. Ook hier geldt weer dat de provincie maximaal hetzelfde bedrag als de gemeente bijlegt. Het Nationaal Restauratiefonds biedt monumenteneigenaren van zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten laagrentende leningen voor restauratie en onderhoud aan. Dit is een extra reden en stimulans om de inventarisatie van de potentieel gemeentelijke monumenten te actualiseren en over te gaan tot aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Eigenaren van Gemeentelijke monumenten worden hierdoor eerder gestimuleerd om onderhoud aan hun pand te plegen.
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
23
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON
DE TOEKOMST VAN ONS VERLEDEN
KADERNOTA CULTUURHISTORIE DOESBURG
Relevante internetsites Nationaal Restauratiefonds www.restauratiefonds.nl/home/default.htm Provincie Gelderland, cultuurhistorie www.gelderland.nl/smartsite.shtml?id=15873&menu=15955 Provincie Gelderland, cultuur www.gelderland.nl/smartsite.shtml?id=2674&menu=4853 Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) www.racm.nl
GELDERS GENOOTSCHAP GEMEENTE DOESBURG
24
SECTOR CULTUURHISTORIE CLUSTER REO/MON