lesboek groep 5
8 1
De supermarkt
nt 0ste kla De 100 inuut gratis ! mag 1 mhappen doen boodsc en: bloem bij 10 bloemen 5 extra! gratis
3 193
2
86 0 klanten
1
a Welk karretje heeft de duurste boodschappen? Leg uit waarom je dat denkt. 2
Reken uit. samen 1000 490 840 360 190 910
88
b Hoeveel klanten nog tot de 1000ste klant?
samen 1000 230 260 650 180 770
samen 1000 520 30 410 70 380
les 1 blok 8
3
Reken uit tussen streepjes.
10
683 – 367 = |300|20|– 4| 423 – 281 = .....
|300|16|
10
10
316
10
10
10
368 + 483 = |700|140|11| 253 + 659= .....
|800|50|1|
10
10
851
10 10
10
10
10 10 10
635 – 427 = 545 – 364 = 312 – 108 = 917 – 719 = 251 – 180 =
4
894 – 576 = 402 – 284 = 575 – 384 = 985 – 693 = 293 – 185 =
718 – 326 = 536 – 228 = 263 – 182 = 406 – 284 = 832 – 571 =
683 + 248 = 547 + 387 = 216 + 398 = 465 + 187 = 329 + 293 =
10
100 eieren
Reken uit tussen streepjes. 648 + 361 = 503 + 207 = 317 + 233 = 420 + 380 = 356 + 454 =
5
435 + 383 = 591 + 473 = 872 + 145 = 702 + 189 = 346 + 438 =
213 – 139 = 740 – 258 = 587 – 398 = 603 – 385 = 545 – 387 =
Maak 4 optelsommen en 4 aftreksommen. Kies steeds een getal van de blauwe kaartjes en een getal van de gele kaartjes. Doe het zo:
638 – 309 = |300|30|– 1| 329 123 973
857
732
309 245
749
638 505 460
89
blok 8 les 3
1
Lees de maat af.
g 1000 ml
500 ml
a
b
1000g 750g
250g 500g
750 g
250g 500 g
c 750 g
250 g
1000g 750 g
f
h
10 dl
10 dl
5 dl
5 dl
1000 ml
250 g 500 g
Kijk bij opgave 1. Reken uit. a b c d
90
d
1000g
500 g
2
e
1000 g
Hoeveel gram is het verschil tussen weegschaal a en b? Hoeveel gram is het verschil tussen weegschaal c en d? Hoeveel deciliter is het verschil tussen maatbeker e en f? Hoeveel milliliter is het verschil tussen maatbeker g en h?
500 ml
les 3 blok 8
3
4
Maak een staafgrafiek met de getallen in de tabel. Gebruik het kopieerblad. Maak stappen van 10. soort frisdrank
Sinaas
Updrank
Bubbels
Slokkie
Pep-up
Renja
Finti
aantal flessen
90
75
100
80
65
95
50
Kijk in de grafiek en beantwoord de vragen. a Op welke dagen zijn de meeste zakken gewone chips verkocht? b Op welke dag zijn de meeste zakken paprikachips verkocht? c Op welke dagen zijn er meer zakken paprikachips dan gewone chips verkocht? d Maak de tabel af.
5
dagen van de week
ma
zakken chips
30
di
wo
do
Kijk in de tabel. Hoeveel fruit is er verkocht? Teken de staafgrafiek die erbij hoort. Gebruik het kopieerblad. Maak stappen van 10.
soort fruit aantal kilo’s
gewone chips paprikachips
verkochte chips
vr
za
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
zo
ma
di
wo
do
vr
za
zo
Tip! Kort de woorden af: schrijf alleen de eerste letter onder elke staaf. Bijvoorbeeld: appels = a.
appels
sinaasappels
druiven
kiwi’s
bananen
mandarijnen
perziken
85
45
30
15
95
60
25 91
blok 8 les 6
1
Reken uit. In elke zak zitten 10 broodjes.
b a 10 3
60
40
10 10 c
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10 4
10
10 10
10
10
10
10
5 x 60 = 8 x 80 = 10 x 70 = 3 x 50 =
Reken uit. 3 x 40 = 2 x 50 = 5 x 80 = 7 x 30 = 6 x 60 =
92
10
10
10
10 10
50
3
2
10
4 x 70 = 8 x 20 = 9 x 30 = 1 x 70 = 10 x 40 =
0 x 20 = 7 x 20 = 5 x 40 = 8 x 30 = 3 x 70 =
3 x 50 = 4 x 90 = 6 x 20 =
2 x 90 = 7 x 30 = 6 x 90 =
les 6 blok 8
3
Maak het boodschappenlijstje voor de sportdag. Gebruik de tabellen om uit te rekenen hoeveel je nodig hebt. a
c
zakken
1
lolly’s
7
flessen
1
bekers
4
x3
x4
2
3
4
:2
x3
2
3
b
6
4
d
8
zakken
1
appels
6
2
3
:2
zakken
1
broodjes
10
x3
x2
2
6
7
6
8
4
5
x4
4
20
Hoeveel heb je nodig voor 6 appeltaarten? Gebruik de tabellen om het uit te rekenen. a
c
x2
appeltaart
1
appels
2
x3
2
3
4
appeltaart
1
2
5
b
6
x2
appeltaart
1
boter (gram)
50
2
x3
3
6
Nodig voor ten 6 appeltaar
x3
:2
meel (gram)
5
x2
Voor de sportdag
3
4
5
6
200
Reken uit. Gebruik de tabel. 1 appeltaart is genoeg voor 10 stukken taart. a Hoeveel taarten heb je nodig om alle kinderen in jouw klas een stuk te geven? b Hoeveel taarten heb je nodig om alle kinderen in jouw hele school een stuk te geven? .....
.....
.....
.....
.....
appeltaart
1
.....
.....
.....
.....
.....
stukken
10
.....
.....
.....
.....
..... 93
blok 8 les 8
1
, 10 halen ratis 4 extra g
Reken uit.
20 halen, 3 extra gratis
14
23
10
38
20
4
14 = |10| 4| x 5 |50|20|
30 halen, 8 extra grati s
3
30
4
3 5
3 x 23 = 4 x 38 = 5 x 14 =
2
Reken uit. Doe zoals bij opgave 1. 2 x 25 = 3 x 21 = 3 x 18 =
94
5 x 18 = 6 x 12 = 7 x 44 =
8 x 28 = 7 x 43 = 9 x 38 =
8
.....
les 8 blok 8
3
26
Reken uit. Schrijf de som op. a Hein heeft 41 pakken rijst. Hoeveel volle rijen kan hij maken? Hoeveel pakken heeft hij nog over?
67
b Hein heeft 42 flessen ketjap. Hoeveel volle rijen kan hij maken? Hoeveel flessen heeft hij nog over? c Hein heeft 26 potten pastasaus. Hoeveel volle rijen kan hij maken? Hoeveel potten heeft hij nog over?
41
d Hein heeft 67 flessen melk. Hoeveel volle rijen kan hij maken? Hoeveel flessen heeft hij nog over?
4
Reken uit. 49 : 5 = ..... rest ..... 21 : 9 = ..... rest ..... 44 : 6 = ..... rest ..... 40 : 3 = ..... rest ..... 51 : 8 = ..... rest .....
5
42
26 : 8 = ..... rest ..... 67 : 7 = ..... rest ..... 15 : 2 = ..... rest ..... 99 : 10 = ..... rest ..... 50 : 8 = ..... rest .....
34 : 4 = ..... rest ..... 46 : 5 = ..... rest ..... 60 : 6 = ..... rest ..... 65 : 9 = ..... rest ..... 29 : 3 = ..... rest .....
41 : 25 : 19 : 37 : 101 :
29 : 38 : 56 : 47 : 74 :
73 : 9 = ..... rest ..... 39 : 3 = ..... rest ..... 80 : 9 = ..... rest ..... 47 : 6 = ..... rest ..... 49 : 1 = ..... rest .....
Wat staat er onder de vlek? Schrijf dat getal op. 35 : 40 : 64 : 24 : 72 :
= 5 rest 0 = 5 rest 0 = 8 rest 0 = 4 rest 0 = 9 rest 0
= 4 rest 1 = 6 rest 1 = 2 rest 1 = 4 rest 1 = 10 rest 1
= 9 rest 2 = 9 rest 2 = 9 rest 2 = 9 rest 2 = 9 rest 2 95
blok 8 les 11
1
Hoeveel weegt het fruit? Zoek bij elkaar. Doe het zo: a ..... a
1
2
125 g
c
3
80 g
10 g
b e 4 d
2
5
6
150 g
f
Hoeveel stuks fruit zitten in elke zak? a
b
595
c
90
998 g
g
100
96
1500 g
g
200
g
0g
180
g
1000 g
les 11 blok 8
3
Waar zit genoeg melk in om 20 cakejes te kunnen bakken? 500 ml
50 cl
Nodig voor 20 cakejes
45 40
400
35 30
a
4
500 ml
20
400
15
300
10
200
5
100
b
Ik heb 250 gram boter.
200 100
c
Hoeveel cakejes kan elke leerkracht bakken? Kijk naar het recept bij opgave 3 en reken uit. a
5
300
25
b
Ik heb 450 gram meel.
Ik heb 1 liter melk. c
Reken uit hoeveel je nodig hebt van alles. Gebruik het recept van opgave 3. a Bak cakejes voor alle kinderen in jouw klas. b Bak cakejes voor alle kinderen op jouw school. c Bak cakejes voor alle leerkrachten op jouw school. 97
blok 8 les 13
1
Reken uit tussen streepjes. 535 + 293 = 432 + 377 = 467 + 382 = 268 + 419 =
2
265 – 148 = 436 – 218 = 318 – 196 = 374 – 235 =
Kijk in de grafiek en beantwoord de vragen. verkochte flessen frisdrank 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
a Op welke dag zijn de meeste flessen frisdrank verkocht?
Bubbels Slokkie
b Op welke dagen zijn evenveel flessen frisdrank verkocht? c Op welke dag zijn de meeste flessen Bubbels verkocht? Hoeveel flessen zijn dat? d Op welke dagen is de helft van het aantal flessen van vrijdag verkocht? e Op welke dagen zijn evenveel flessen Slokkie verkocht? ma
di
wo
do
vr
za
zo
dagen
f Op welke dagen zijn evenveel flessen Bubbels verkocht? g Op welke dag is de helft van het aantal flessen Slokkie van maandag verkocht? h Maak de tabel af.
98
dagen van de week
ma di wo do
aantal flessen frisdrank
40
vr
za
zo
les 13 blok 8
3
Maak de tabellen af. zakken broodjes
4
1
2
3
6
10
10
zakken
1
broodjes
6
2
3
4
5
zakken
1
broodjes
8
2
3
5
8
Reken uit. a Tijn vult zakken met 5 appels. Hij heeft 28 appels. Hoeveel zakken maakt hij vol? Hoeveel appels houdt hij over? De som is ..... : ..... = ..... rest ..... b Rick vult zakken met 6 witte bolletjes. Hij heeft 58 bolletjes. Hoeveel zakken maakt hij vol? Hoeveel bolletjes houdt hij over? De som is ..... : ..... = ..... rest ..... c Er passen 4 flessen frisdrank naast elkaar op een rij. Anouk heeft 39 flessen. Hoeveel volle rijen kan zij maken? Hoeveel flessen houdt zij over? De som is ..... : ..... = ..... rest ..... d Reken uit. 32 : 7 = ..... rest ..... 19 : 4 = ..... rest ..... 27 : 9 = ..... rest ..... 51 : 8 = ..... rest .....
83 : 9 = ..... rest ..... 35 : 7 = ..... rest ..... 75 : 8 = ..... rest ..... 26 : 3 = ..... rest .....
99