De Sterrenkijker
Zorgelijk aantal kinderen met overgewicht SEP Niveau 3 Marjolijn de Ruijter
15
Inhoudsopgave Voorwoord Aanleiding
pg. 2 pg. 2
Hoofdstuk 1 Oriëntatiefase 1.1 Signaalkeuze 1.2 De onderzoeksvraag
pg. 3 pg. 3
Hoofdstuk 2 Analysefase 2.1 Conclusie n.a.v. analyse (praktijkonderzoek en literatuuronderzoek, inclusief determinanten) 2.2 Beantwoorden onderzoeksvraag 2.3 Werkzame factoren good-practice 2.4 Aangrijpingspunten preventieve interventie
pg. pg. pg. pg.
4 5 5 6
Hoofdstuk 3 Planningsfase 3.1 Doelstelling op cliëntniveau en organisatieniveau 3.2 Preventieve interventie 3.3 Verantwoording ethische aspecten 3.4 Visie
pg. pg. pg. pg.
7 7 8 8
Bijlagen Bijlage 1 FRESU criteria Bijlage 2 Good practice Bijlage 3 Enquête leerkrachten Bijlage 4 Interview schoolarts Bijlage 5 Probleemanalyse
pg. 9 pg. 10 pg. 11 pg. 11 pg. 12
Literatuurlijst
pg. 15
1
Voorwoord Organisatie Ik loop stage op SO De Sterrenkijker locatie Uden. De Sterrenkijker is een cluster-4 school. Dit onderwijs is voor leerlingen die door hun gedrag en of psychiatrische problematiek ernstige problemen ondervinden bij het leren en ontwikkelen. Dit speelt vaak in combinatie met een beperkt vertrouwen in eigen kunnen en affectieve kwetsbaarheid. Missie: De Sterrenkijker is een school met een pedagogische opdracht. Het is onze missie om kinderen die door verschillende oorzaken binnen het primair onderwijs zijn vastgelopen weer tot ontwikkeling te brengen en samen met ouders en kind een perspectief naar de toekomst te creëren. De Sterrenkijker is voor alle kinderen een veilige plek, een school waar ieder kind tot zijn recht komt. Visie: Kortgezegd, handelingsgerichte leerlingenzorg. De afstemming van het onderwijs op de onderwijs- en begeleidingsbehoeften van de leerlingen staat centraal; de nadruk ligt op preventief en proactief denken en handelen. Aanleiding In leerjaar 3 van de opleiding MWD is het de bedoeling dat wij een individu-overstijgend signaal opvangen en hier onderzoek naar doen. Met uiteindelijk als doel een passende preventieve interventie neer te zetten. In de wandelgangen van De Sterrenkijker ging het regelmatig over het grote aantal kinderen met overgewicht, en wat dat voor effecten heeft op hun doen en laten. Leerkrachten zijn bezorgd over deze kinderen. In overleg met mijn stagebegeleidster heb ik er voor gekozen om dit signaal op te pakken en een passende preventieve interventie te gaan ontwikkelen.
2
Hoofdstuk 1 Oriëntatiefase 1.1 Signaalkeuze Volgens de cijfers van de GGD kampt in Uden 8% van de kinderen met overgewicht (GGD, 2013). Over De Sterrenkijker zijn geen concrete cijfers bekend, maar schoolarts Gemeente Uden geeft aan dat De Sterrenkijker vergelijkbaar is met gemiddeld Uden (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015). Echter blijkt uit een enquête afgenomen onder de werknemers van De Sterrenkijker, dat naar eigen inschatting ± 21% van de kinderen op De Sterrenkijker kampt met overgewicht. Het overgewicht bij kinderen is een relevant probleem. Kinderen met overgewicht kunnen vaak niet ‘normaal’ participeren in de dagelijkse gang van zaken, bijvoorbeeld bij het buitenspelen. Hierdoor lopen zij de kans buitengesloten te worden, wat uiteindelijk kan leiden tot een sociaal isolement. Dit heeft vergaande psychische gevolgen. Tevens worden kinderen met overgewicht vaker gepest, en pesten zij zelf vaker (Nationale Zorggids, 2014). Pesten kan zowel negatieve psychische, lichamelijke als sociale gevolgen hebben voor het kind (Stichting Aandacht voor Pesten, 2013). Als maatschappelijk werk en als cluster-4 school gaan we voor het welzijn en optimaal tot ontwikkeling komen van de cliënt (NVMW, 2010, p.9). Overgewicht kan daar belemmerend bij zijn. Overgewicht brengt op langere termijn ook lichamelijke kwalen met zich mee. Fysieke gezondheidsproblemen die regelmatig met overgewicht in verband worden gebracht zijn hart- en vaatziekten, diabetes en verschillende vormen van kanker (Dagevos & Munnichs, 2007). De conclusie is dat het een veelvoorkomend probleem is met zowel op lange als korte termijn ernstige gevolgen. Het is dus belangrijk dat hier een blijvende preventieve maatregel voor komt. 1.2 De onderzoeksvraag Doelstelling onderzoek:
Kennis en inzicht verschaffen over welke interventie passend zou zijn voor de kinderen op SO De Sterrenkijker.
Vraagstelling:
Wat is een passende preventieve interventie om het aantal kinderen met overgewicht op SO De Sterrenkijker blijvend te verminderen?
3
Hoofdstuk 2 Analysefase 2.1 Conclusie analyse Overgewicht vormt een groot probleem. Het brengt zowel fysieke als mentale problemen met zich mee. In Uden kampt gemiddeld 8% van de kinderen met overgewicht, dat is bijna 1 op de 10 kinderen (GGD,2013). Echter blijkt uit een enquête afgenomen onder de werknemers van De Sterrenkijker, dat naar eigen inschatting ± 21% van de kinderen op De Sterrenkijker kampt met overgewicht. Overgewicht heeft verschillende oorzaken. De feitelijke oorzaak van overgewicht is een langdurig verstoorde balans tussen energie-inname en energieverbruik. Het lichaam slaat het teveel aan energie op als vet, als reserves voor tijden van schaarste. Echter zijn deze tijden van schaarste niet vaak meer aan de orde in onze huidige maatschappij (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2014). Er hebben meerdere ontwikkelingen plaatsgevonden waardoor de energie-inname door de jaren heen is toegenomen, en het energieverbruik is afgenomen. Belangrijk is de continue bereikbaarheid van ongezond eten. Het aantal ketens in de fastservice-sector is enorm, en vanwege concurrentie wordt er door veel van de ketens groots reclame gemaakt. De zogenaamde ‘obesogene samenleving’ (Dagevos & Munnichs, 2007). Ook op De Sterrenkijker is er sprake van verleidingen voor ongezond eten. Denk aan de ongezonde traktaties die regelmatig door de klassen gaan (persoonlijke mededeling, 15 mei 2015). Tevens zijn er door de emancipatie van de vrouw, steeds meer gezinnen waar in beide ouders werken. In deze gezinnen gaan de kinderen gemiddeld minder naar buiten toe, en wordt meer buiten de deur gegeten. Dit is een gevolg van tijdsgebrek. Op deze manier neemt de energie-inname toe en neemt het energieverbruik af (Dagevos & Munnichs, 2007). Lopende ontwikkelingen in de samenleving zijn de mechanisering en digitalisering (Hoeksema & Van der Werf, 2010, p.206). Deze ontwikkeling hebben grote invloed op ons energieverbruik. We hoeven fysiek steeds minder te doen. Steeds meer activiteiten die vroeger energie kosten, doen wij nu vanaf onze stoel. Kinderen spelen vaak binnen met een digitaal apparaat, buitenspelen wordt onaantrekkelijker. Ook de economische crisis is van invloed op onze beweging, ten eerste durven mensen hun geld moeilijker uit te geven (Dagevos & Munnichs, 2007). Ten tweede, komen er steeds meer mensen op de armoedegrens te zitten. Mensen hebben dan een geldtekort om hun kind of zichzelf van een sport te voorzien De armoede is het hoogst bij eenoudergezinnen, alleenstaanden tot 65 jaar, niet-westerse huishoudens, bijstandsontvangers en kinderen. Bij al deze groepen was sprake van een verdere verslechtering van de inkomenspositie ten opzichte van 2012 (CBS, 2014). Schoolarts Gemeente Uden (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015) geeft aan dat ouders vaak het probleem van overgewicht niet zo inzien. Wanneer zij dit niet inzien kunnen zij de waarde van een gezond gewicht ook niet overdragen aan hun kinderen. Een determinant die de laatste jaren duidelijk naar voren komen is de relatie tussen slaapduur en overgewicht. Ouders moeten ervoor proberen te zorgen dat hun kinderen genoeg slaap krijgen, dit voorkomt overgewicht. Echter zijn ouders hier vaak niet van op de hoogte. Tevens is er een link tussen opvoedingsstijl en overgewicht. Een gezaghebbende opvoedingsstijl is beschermend, terwijl een restrictieve- en een permissieve, verwaarlozende opvoedingsstijl de kans op overgewicht juist verhogen ( L’Hoir, Beltman, Sleuwen, Engelberts & Boere-Boonekamp, 2008, p.199). School heeft ook een grote invloed op het leefpatroon van een kind (Wouwe, Renders, Bruil & Hirasing, 2004, p.371). Momenteel mogen kinderen verschillende soorten tussendoortjes meenemen naar school, deze zijn niet altijd gezond. Ook mag er op alles getrakteerd worden, dit betekent dat er regelmatig ongezonde traktaties door de klas heen gaan (persoonlijke mededeling, 15 mei 2015). School laat hiermee niet zien dat zij het belangrijk vinden dat er gezond gegeten wordt.
4
Uit bovenstaande conclusie kan je de volgende oorzakelijke determinanten filteren: Oorzakelijke determinant Belang Beïnvloedbaarheid Onwetendheid ouders (zowel m.b.t. gevolgen overgewicht, ++ ++ als de relatie met slaapduur) Onaantrekkelijkheid buitenspelen + + Bereikbaarheid ongezond eten op school + ++ Geldtekort voor sporten + -+ Economische crisis + -Digitalisering en mechanisering ++ Obesogene samenleving ++ Weinig tijd en ruimte voor ouders om tijd aan de gezonde ++ -+ leefstijl te besteden (twee werkende ouders) Opvoedingsstijl ++ 2.2 Antwoord onderzoeksvraag De kans op een gewenste gedrags- of omgevingsverandering is het grootst als de te ontwikkelen interventie zicht richt op factoren en determinanten die een belangrijke invloed hebben op het gedrag of omgevingsfactoren. En op determinanten de veranderbaar of beïnvloedbaar zijn (Kok, Molleman, Saan & Ploeg, 2012, p.85). Mijn preventieve interventie zal hier dus op aan moeten sluiten. De theorie van planmatig gedrag geeft aan dat mensen plannen en voornemens maken, ze bedenken wat zij willen doen en handelen hier dan naar (Ajzen, 1985). Deze theorie kan ook worden toegepast op leefstijl. Het planmatig gedrag wordt in de eerste instantie al negatief beïnvloedt op twee factoren; de positieve attitude en de positieve subjectieve norm. De kans dat kinderen dan ongezond blijven leven is groot. Dat betekent dat er meer voor- dan nadelen aan een ongezond leefpatroon lijken te zitten, en dat een kind niet voelt dat zijn ouders het belangrijk vinden dat hij gezond leeft. De derde factor is de positieve ervaren gedragscontrole. Dit betekent dat een kind zich kan wenden tot een gezond eetpatroon op voorwaarde dat deze 3 factoren positief zijn. Hiervoor is kennis bij zowel kind als ouder nodig over een gezond leefpatroon, deze kennis mist. De preventieve interventie zal de 3 factoren die het planmatig gedrag zo moeten beïnvloeden dat zij het gezond eet- en leefpatroon van kinderen bevorderen. Dat betekent per factor het volgende: * Positieve attitude: kinderen moeten denken dat er meer voor- dan nadelen aan een gezond eet- en leefpatroon verbonden zijn. * Positieve subjectieve norm: kinderen moet denken dat belangrijke anderen (ouders, vrienden, school) graag willen dat het kind een gezond eet- en leefpatroon heeft. * Positieve ervaren gedragscontrole: kinderen moeten denken dat zij zelf invloed uit kunnen oefenen op wat zij eten en hoe zij leven. Wanneer deze 3 doelen behaald zijn, zal de energie-inname verminderen en zal het energieverbruik groeien. Dit betekent dat het overgewicht af zal nemen. Volgens de sociaal-cognitieve theorie (Bandura, 1986) is de omgeving van grote invloed op het gedrag van iemand. Deze omgeving legt mogelijkheden of beperkingen op, en kan dus bekrachtigen of tegenwerken. In het geval van onze doelgroep zijn vooral ouders en school van grote invloed. Uit mijn onderzoek blijkt dat ouders vaak het probleem niet zien. Concluderend hebben ouders een grote rol om de 3 factoren van het planmatig gedrag ook bij hun kinderen positief te beïnvloeden. Willen wij deze doelen bij kinderen behalen, zullen we deze doelen ook bij ouders moeten behalen. Dat betekent per factor het volgende: * Positieve attitude: ouders moeten denken dat er meer voor- dan nadelen aan een gezond eeten leefpatroon verbonden zijn. * Positieve subjectieve norm: ouders moet denken dat belangrijke anderen graag willen dat het kind een gezond eet- en leefpatroon heeft. * Positieve ervaren gedragscontrole: ouders moeten denken dat zij zelf invloed uit kunnen oefenen op wat zij eten en hoe zij leven. Naar mijn mening is een universele preventieve interventie het best aansluitend bij dit signaal. Uit mijn analyse kan je concluderen dat er voor ieder kind blootgesteld wordt aan risicofactoren, waarbij bij sommigen de beschermende factoren wel nog de overhand zullen hebben. Echter om preventief in te grijpen is het verstandig de interventie op alle kinderen te richten (Mrazek & Haggerty, 1994).
5
2.3 Werkzame factoren good practice Lekker Fit! is een lespakket voor groep 1 t/m 8 van de basisschool over voeding, bewegen en het maken van gezonde keuzes. Op een speelse manier worden de leerlingen vertrouwd gemaakt met de voordelen van een gezonde leefstijl. In een positieve benadering staat fitheid centraal: fit zijn is fijn! Lekker Fit! wil bewegingsarmoede en overgewicht onder de jeugd preventief bestrijden (Lekker Fit! gezond door de basisschool, z.d.). Voor uitgebreide beschrijving, zie bijlage 2. Wat ik uit deze good practice wil meenemen is het volgende: - Een positieve benadering centraal laten staan - Het maken van groepsafspraken waardoor het geleerde meteen in de praktijk kan worden gebracht - Lessen invoegen in het huidige lespakket over gezond leven - Ouders betrekken bij het traject waar kinderen mee bezig zijn 2.4 Aangrijpingspunten preventieve interventie Aangrijpingspunten waar ik mijn preventieve interventie op wil richten zijn de ‘onwetendheid’ van ouders, de onaantrekkelijkheid van buitenspelen, de bereikbaarheid van ongezond eten op school en het geldtekort voor sporten. Tevens wil ik kinderen bewust maken van de positieve kant van gezond eten en leven. Zodat zij hier zelf ook gemotiveerd voor raken. De gezonde leefstijl moet aantrekkelijker worden dan de ‘minder’ gezonde leefstijl die zij mogelijk nu leven. Ik heb voor deze punten gekozen omdat ik denk dat het punten zijn die goed met elkaar te koppelen zijn in een of twee interventies. Tevens sluiten deze punten aan bij de wensen van het team, waar zij graag aandacht aan willen besteden(persoonlijke mededeling, 15 mei 2015). Daarnaast kunnen deze oorzakelijke determinanten binnen korte tijd beïnvloedt worden, en is het belang daarvan groot.
6
Hoofdstuk 3 Planningsfase 3.1 Doelstelling op cliëntniveau en op organisatieniveau Doelstelling cliëntniveau: Een gezondere leefstijl aanleren om mogelijke gezondheidsrisico’s te voorkomen. Doelstelling organisatieniveau: Kinderen alle mogelijkheden bieden om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Een gezonde leefstijl is daar ook belangrijk bij. 3.2 Preventieve interventie Om de 3 factoren van de planmatige gedragstheorie bij ouders positief te beïnvloeden lijkt mij voorlichting een geschikt preventiemiddel. Bij een voorlichting kunnen ouders bewust gemaakt worden van de voordelen van een gezond eet- en leefpatroon. Hiermee is de positieve attitude behaald. Wanneer wij vanuit school een dusdanige voorlichting organiseren geeft dat aan dat wij het belangrijk vinden dat kinderen een gezond eet- en leefpatroon hebben. Op deze manier kunnen wij de subjectieve norm positief beïnvloeden. Bij de voorlichting is het belangrijk dat ouders zicht krijgen op hoe zij invloed uit kunnen oefenen op het eet- en leefpatroon van hun kinderen. Zodat zij het gevoel hebben handvatten te hebben. Tevens kan hierbij het Jeugdsportfonds onder de aandacht worden gebracht. Dit is een organisatie die zorgt dat kinderen uit een gezin met een laag inkomen, toch kunnen sporten (Jeugdsportfonds, z.d.). Op deze manier vergroten we het gevoel dat ouders invloed uit kunnen oefenen op hoe hun kinderen leven. Zij worden hierbij niet belemmerd door hun lage inkomen. Aangezien wij als school niet over de kennis bezitten om een goede voorlichting te geven m.b.t. gezond eten en leven zouden wij hiervoor een externe instantie in kunnen schakelen. Volgens schoolarts Gemeente Uden zou de afdeling gezondheidsbevordering van GGD-HVB zou hier goed passend voor zijn (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015). Verder wil ik de 3 factoren op de volgende wijze bij kinderen beïnvloeden: - Positieve attitude Om kinderen de voordelen van een gezond eet- en leefpatroon in te gaan laten zien wil ik ook hen middels meerdere voorlichtingen hierover informeren. Dit kan in de vorm van een aantal lessen. Tevens is het belangrijk dat sporten en buitenspelen aantrekkelijk gemaakt wordt. Om dit te bereiken zouden wij externe organisatie Kicks in kunnen schakelen. Zij verzorgen activiteiten om buiten spelen en sporten aantrekkelijker te maken (Kicks, z.d.). -
Positieve subjectieve norm Wanneer ouders over kunnen dragen aan hun kinderen dat zij een gezond eet- en leefpatroon belangrijk vinden hebben wij al een van deze ‘belangrijke anderen’ mee. Een ander belangrijk ‘iemand’ in het leven van kinderen is school. Wanneer school de lessen over gezond eten en leven verzorgt zal duidelijk worden dat school het belangrijk vindt dat kinderen gezond leven. Tevens is het belangrijk dat school de regels aanscherpt m.b.t. tussendoortjes en traktaties.
-
Positieve ervaren gedragscontrole Wanneer kinderen weten hoe zij invloed uit kunnen oefenen op hun leef- en eetpatroon zal dit de positief ervaren gedragscontrole vergroten. Dit wordt in de voorlichting meegenomen.
Kortom is mijn preventieve interventie: - Een voorlichting voor ouders over gezonde eet- en leefpatronen, en het belang daar van, door de afdeling gezondheidsbevordering GGD-HVB. Hierbij zullen ouders tevens geïnformeerd worden over het jeugdsportfonds. Deze voorlichting kan plaatsvinden in een van de al geplande thema-avonden op De Sterrenkijker. Dan kost dit geen extra tijd (kosten €0.00). -
Voorlichting in de vorm van een lespakket voor de kinderen, deze zijn bijvoorbeeld te downloaden van www.smaaklessen.nl (kosten €0.00). Om het buitenspelen en sporten aantrekkelijker te maken kunnen wij trainingen verzorgen voor de kinderen. Dit kunnen de leerkrachten zelf doen, of externe organisatie Kicks ingeschakeld worden (kosten in overleg).
7
-
Verstrakking van de regels m.b.t. het gezond eten van kinderen. Traktaties mogen niet meer ongezond zijn, en kinderen mogen als tussendoortje enkel nog fruit. Dit kan bij de kennismakingsavond vertelt worden, en kan worden vermeld in schoolgids (kosten €0.00).
Doel interventie:
Bewegingsarmoede en overgewicht onder de jeugd preventief bestrijden, en hen een gezondere leefstijl aanleren.
3.3 Verantwoording ethische aspecten Een ethisch aspect waar bijvoorbeeld rekening mee gehouden moet worden is het beperken van de keuzevrijheid. Door de regels op school te verstrakken beperken wij zowel ouders als kinderen om zelf te kiezen wat het kind mee neemt naar school. In principe geld het spreekwoord ‘ieder pondje gaat door het mondje’. Dit betekent dat het een ieders eigen verantwoordelijkheid is hoe het er voor staat met het gewicht, en daarmee de gezondheid. Echter zitten er bewezen gezondheidsrisico’s vast aan overgewicht, en worden ouders en kinderen sterk beïnvloedt door de maatschappij. Ik vind het sterker wegen dat wij kinderen en ouders beschermen tegen deze gezondheidsrisico’s, dan dat de keuzevrijheid voor tussendoortjes belangrijk is. 3.4 Visie In de beroepscode van NVMW staat als centrale waarde dat de maatschappelijk werker het tot zijn recht komen van de cliënt in wisselwerking met zijn omgeving bevordert. De maatschappelijk werker draagt actief bij aan een zo groot mogelijke eigen verantwoordelijkheid van de cliënt (NVMW, 2010, p.9). Door preventief overgewicht tegen te gaan helpen wij de kinderen tot hun recht te komen, wat de wisselwerking met zijn/haar omgeving bevordert. Tevens geven wij een eerste zetje, en is het daarna de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Wij bieden handvatten om uiteindelijk zelf de gezondere leefstijl te kunnen hanteren. Naar mijn mening is het heel belangrijk dat er wat gedaan wordt aan het hoge aantal kinderen met overgewicht. Je ziet op jonge leeftijd al dat kinderen beperkt worden in hun doen en laten, en dat hen dat weerhoudt van leuke sociale contacten. Daarmee wordt ook de kans op een goede sociale ontwikkeling verkleint. Ik vind het ontzettend van belang dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen, en dat wij daar als school zoveel mogelijk voor aanreiken. Dit sluit tevens aan bij de visie van De Sterrenkijker. De behoeftepiramide van Maslow geeft aan dat mensen eerst aan bepaalde behoeftes moeten voldoen (bijvoorbeeld waardering en erkenning) om uiteindelijk zichzelf goed te kunnen ontplooien. Kijkend naar mijn conclusie is de kans dat kinderen met overgewicht niet aan alle behoeftes voldoen groot, en wordt daarmee de kans op zelfontplooiing dus verkleint (Zimbardo, Johnson, McCann, 2009, p. 431). Dat vind ik erg zorgelijk. Kinderen zijn 6 uur per dag bij ons op school, wij dragen op dat moment de gedeelde verantwoordelijkheid over de ervaringen die zij opdoen, en wat zij daarvan leren. Wij hebben dus de mogelijkheid als school, om de ontwikkeling van kinderen positief of negatief te beïnvloeden. Door invloed uit te oefenen op de leefstijl van kinderen bieden we als school hopelijk een positieve bijdrage aan het blijvend ontwikkelen van het kind.
8
Bijlagen Bijlage 1 FRESU-criteria
Frequentie
Relevantie
Ernst
Specificiteit
Uitvoerbaarheid
Het probleem komt frequent voor. Volgens het CBS kampt 12.2% van de kinderen tussen de 4 en 12 jaar met overgewicht (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014). Volgens de cijfers van de GGD kampt in Uden 8% van de kinderen met overgewicht (GGD, 2013). Over De Sterrenkijker zijn geen concrete cijfers bekend, maar schoolarts Gemeente Uden geeft aan dat De Sterrenkijker vergelijkbaar is met gemiddeld Uden (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015). Het is een relevant probleem. Kinderen met overgewicht kunnen vaak niet ‘normaal’ participeren in de dagelijkse gang van zaken. Bijvoorbeeld bij het buitenspelen. Hierdoor lopen zij de kans buitengesloten te worden, wat heel ver gedacht kan leiden tot een sociaal isolement. Dit heeft weer vergaande psychische gevolgen. Tevens worden kinderen met overgewicht vaker gepest, en pesten zij zelf vaker (Nationale Zorggids, 2014). Pesten kan zowel negatieve psychische, lichamelijke als sociale gevolgen hebben voor het kind (Stichting Aandacht voor Pesten, 2013). Als maatschappelijk werk en als cluster-4 school gaan we voor het welzijn en optimaal tot ontwikkeling komen van de cliënt. Overgewicht kan daar op deze manier belemmerend in zijn. Overgewicht brengt op langere termijn ook lichamelijke kwalen met zich mee. Fysieke gezondheidsproblemen die regelmatig met overgewicht in verband worden gebracht zijn hart- en vaatziekten, diabetes en verschillende vormen van kanker (Dagevos & Munnichs, 2007). De ernst van het probleem is groot. Overgewicht brengt zoals eerder aangegeven zowel lichamelijk als mentaal serieuze problemen met zich mee. In de jeugd is het nog makkelijker overgewicht aan te pakken, dit wordt op langere termijn steeds moeilijker. Er moet dus snel actie ondernomen worden. Dit signaal moet nader worden onderzocht. Het is nog onbekend waardoor deze kinderen precies overgewicht hebben, en waar de behoefte voor ondersteuning ligt. Echter is er al veel landelijk en internationaal onderzoek gedaan, en zijn er dus al een hoop algemene gegevens bekend. Dit onderzoek en de actie zijn uitvoerbaar. Hulp van derden zou eventueel bij de actie van pas komen. Echter kan het analyseren en de opzet van de actie goed door school en het maatschappelijk werk gedaan worden.
9
Bijlage 2 Good Practice Lekker Fit! op school Doelgroep Lekker Fit! is een lespakket voor groep 1 t/m 8 van de basisschool over voeding, bewegen en het maken van gezonde keuzes. Op een speelse manier worden de leerlingen vertrouwd gemaakt met de voordelen van een gezonde leefstijl. In een positieve benadering staat fitheid centraal: fit zijn is fijn! Methode Door middel van een vierstappenplan voor gedragsverandering en het maken van groeps- en individuele afspraken brengen de leerlingen de theorie direct in praktijk. Lekker Fit! sluit aan bij de kerndoelen basisonderwijs en houdt rekening met verschillende leerstijlen. Naast theorie bevat Lekker Fit! dan ook verschillende werkvormen, waaronder samenwerken en doeopdrachten, zoals kook-, beweeg-, knutselopdrachten en proefjes. Ouders hebben een belangrijke rol in de leefstijl van hun kinderen. In de materialen van Lekker Fit! staan daarom veel tips om ouders bij de lessen te betrekken, zodat het geleerde ook thuis in de praktijk wordt gebracht. Doel Lekker Fit! wil bewegingsarmoede en overgewicht onder de jeugd preventief bestrijden (Lekker Fit! gezond door de basisschool, z.d.). Effecten De hoofdconclusie luidt dat de interventie Lekker Fit! effectief is in de middenbouw van het basisonderwijs. De onderzoeksresultaten tonen aan dat Lekker Fit! gunstige effecten heeft op een aantal fysieke uitkomstmaten, te weten het percentage kinderen met overgewicht, de middelomtrek en het uithoudingsvermogen. Het percentage kinderen met overgewicht in de middenbouw is in onderzoek dermate hoog gebleken, dat eerder preventief ingrijpen wenselijk is. Ook op de Lekker Fit! scholen neemt overgewicht nog toe in de middenbouw, zij het beduidend minder dan de schokkende toename op de controlescholen (GGD Rotterdam-Rijnmond, 2008).
10
Bijlage 3 Vragenlijst team
Deze vragen zijn combinaties van meerkeuzen vragen, en vragen waarbij letterlijk om een geschreven antwoord gevraagd wordt. Bij elke vraag was ruimte voor toelichting van het antwoord, hier is actief gebruik van gemaakt. Bijlage 4 Interview schoolarts Gemeente Uden
Wordt overgewicht binnen de GGD als een groot probleem beschouwd?
Wat zijn veel voorkomende oorzaken (op De Sterrenkijker)? (Micro-, meso- en macroniveau)
Waar liggen mogelijkheden?
Zijn ouders over het algemeen bewust bezig met het (over)gewicht van hun kind?
Zijn kinderen bewust bezig met een gezonde leefstijl?
Wat vinden kinderen en ouders belangrijk en waar merkt u dat er behoeften liggen?
Worden er in dit stadium al gevolgen van overgewicht bij kinderen gezien?
Good practices?
Wordt er over het algemeen voldoende gesport door de meeste kinderen?
Is er een verband tussen het gewicht (leefstijl) van kinderen, en hun plaats op de sociale ladder?
Merkt u een ontwikkeling op?
Is er een verschil tussen cluster-4 kinderen (zoals op De Sterrenkijker) en kinderen van het regulier onderwijs?
Cijfers frequentie? Ernst?
11
Bijlage 5 Probleemanalyse (micro-, meso-, macroniveau) Microniveau Er zijn verschillende typen eters te onderscheiden: emotie-eters, externe eters en lijngerichte eters. Emotie-eters laten hun voedingsgewoonten sterk beïnvloeden door stemmingen. Sommigen eten meer om zichzelf beter of gelukkiger te voelen, anderen juist minder. Lijngerichte eters volgen vaak een dieet. Bij externe eters spelen emoties geen rol. Zij eten vooral als ze eten zien. De feitelijke oorzaak van overgewicht is een langdurig verstoorde balans tussen energie-inname en energieverbruik. Het lichaam slaat het teveel aan energie op als vet, als reserves voor tijden van schaarste. Echter zijn deze tijden van schaarste niet vaak meer aan de orde in onze huidige maatschappij (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2014). Overgewicht brengt zowel fysieke, als mentale gezondheidsproblemen met zich mee. Fysieke gezondheidsproblemen die regelmatig met overgewicht in verband worden gebracht zijn hart- en vaatziekten, diabetes en verschillende vormen van kanker. Om aan te geven dat obesitas afbreuk kan doen aan ons mentale welbevinden wordt verwezen naar depressieve stemmingen of lage zelfwaardering die dikke mensen gemakkelijk kunnen treffen. Aan dergelijke lijstjes zijn nog andere onaangename zaken toe te voegen, zoals hoofdpijn en verstopping, slechte adem, futloosheid, libidoverlies of disfunctionerende organen (nieren, maag) (Dagevos & Munnichs, 2007). De gemiddelde Nederlander heeft zich nieuwe voedingsgewoonten aangewend, deze vergroten de energie-inname per dag en op deze manier de kans op overgewicht: Meer frisdrank; Verhoogde alcoholconsumptie; Meer energierijke tussendoortjes; Meer buitenshuis eten; Grotere porties eten (Dagevos & Munnichs, 2007). Zoals eerder benoemd ligt de oorzaak van overgewicht niet alleen bij een langdurig teveel aan energie inname, maar ook aan een tekort aan energieverbruik. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de Nederlanders minder dan een half uur per dag lichamelijk actief is. De Gezondheidsraad geeft aan dat een half uur per dag matige beweging nog steeds onvoldoende zou zijn, de richtlijn zou minimaal een uur moeten zijn (Dagevos & Munnichs, 2007). De theorie van planmatig gedrag geeft aan dat mensen plannen en voornemens maken, ze bedenken wat zij willen doen en handelen hier dan naar. Deze theorie kan ook worden toegepast op eetgewoonten en beweegpatronen. Mensen in welvarende landen als Nederland maken in belangrijke mate zelf uit wat en hoeveel ze eten en bewegen. Kortweg zegt de theorie dat mensen gezond zullen eten als ze dat van plan zijn, als ze daartoe de intentie hebben. De intentie wordt volgens de theorie weer beïnvloed door drie factoren: attitudes, subjectieve normen en ervaren gedragscontrole. Dat betekent dit dat je intentie om gezond te eten positief zal zijn als je denkt dat daar meer voor- dan nadelen aan verbonden zijn (positieve attitude); als je denkt dat ‘belangrijke anderen’ (je partner, vrienden, ouders) graag willen dat je gezond eet (positieve subjectieve norm); en als je denkt dat je ook zelf invloed kunt uitoefenen op wat je eet (positieve ervaren gedragscontrole) (Ajzen, 1985, p. 11-39). Schoolarts Gemeente Uden (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015) geeft aan dat ouders vaak het probleem van overgewicht niet zo inzien. Hiervoor moeten zij vaak goed wakker geschud worden. Wanneer zij dit niet inzien kunnen zij de waarde van een gezond gewicht ook niet overdragen aan hun kinderen. Het planmatig gedrag wordt dan negatief beïnvloedt op twee factoren; de positieve attitude en de positieve subjectieve norm. De kans dat kinderen dan ongezond blijven eten is groot. Mesoniveau De invloed van de omgeving is groot wanneer het gaat om overgewicht. Niet alleen nodigt de omgeving uit tot veel en op ieder moment eten. Ook stimuleert de omgeving niet tot veel bewegen, een zogenaamde ‘obesogene omgeving’. De perfecte omgeving om overgewicht te creëren (Dagevos & Munnichs, 2007). Zowel de fysieke omgeving als de sociaal-culturele omgeving zijn sterk van invloed op het leefpatroon van mensen. Bij fysieke omgeving kan je denken aan het aanwezig zijn van groenten en fruit, portiegrootte en bereidingsgemak. Bij sociaal-culturele omgeving kan je denken aan de invloed van mensen om ons heen,
12
met wie we ons identificeren en het belang dat we hechten aan een goede gezondheid. De energie-inname en vetconsumptie van kinderen en jongeren komt overeen met die van hun ouders. Naarmate kinderen ouder worden neemt de invloed van leeftijdsgenoten toe. Hieruit blijkt dat sociale steun belangrijk is om kinderen en volwassenen in beweging te krijgen en te houden. Voor kinderen geldt dat hun ouders hierbij belangrijk zijn. Zij moeten niet alleen het goede voorbeeld geven, maar hun kinderen ook actief stimuleren en ondersteunen bij sport en bij lichamelijk actief spel en vervoer (Dagevos & Munnichs, 2007). Onderzoek laat zien dat de school en de werkplek een gezond voedingspatroon kunnen stimuleren. Wat wel, en vooral wat niet beschikbaar is op een school bepaald deels wat er gegeten wordt. Om kinderen tot gezond eetgedrag te bewegen zouden gezonde voedingsmiddelen wel, en ongezonde voedingsmiddelen niet beschikbaar moeten zijn op scholen. Dus wel schoolfruit, maar geen frisdranken, snoep en snacks. Tevens is bewezen dat extra gym-uren op school een positieve invloed hebben op het leefpatroon van kinderen (Dagevos & Munnichs, 2007). De schoolarts vanuit de GGD, geeft aan dat het voor veel kinderen belemmerend is dat er geen veilige speelomgeving in de buurt is. Hierdoor blijven zij makkelijker binnen en krijgen zij veel minder beweging, Ouders hebben geen tijd om met hun kind een stuk verder op te gaan spelen, hiervoor zijn zij vaak te druk (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015). Macroniveau Verschillende determinanten op macroniveau zijn sterk van invloed op het leefpatroon van mensen. Allereerst de economische omgeving, denk hierbij aan prijzen, belasting, subsidies e.d.. Ook de wet- en regelgeving is van invloed, bijvoorbeeld de regels die zij opstellen rondom ingrediënten van producten. In de landelijke nota ‘Gezondheid dichtbij’ roept de overheid de voedingsmiddelenindustrie op de hoeveelheden zout (natrium) en verzadigd en transvet in voedingsmiddelen te verlagen (Dagevos & Munnichs, 2007). Mensen eten op deze manier automatisch gezonder. De voedingsmiddelenindustrie heeft invloed op wat de consument eet, aangezien het aandeel bewerkte voeding in de totale consumptie nog steeds toeneemt. Door het wijzigen van de bestanddelen kan de industrie de bewerkte producten gezonder maken, waardoor consumenten gezonder gaan eten (Dagevos & Munnichs, 2007). Dat het bij overgewicht en obesitas om een maatschappelijk-verschijnsel gaat, wordt onderstreept als de problematiek in het licht wordt geplaatst van productaanbod, reclame, eetgewoonten, inkomenspositie, gezinssituatie en marges van overheidsbeleid. De overheid blijft stellig hangen bij de keuzevrijheid van de consument. Zij kunnen zelf kiezen wat zij eten, en kunnen er dus ook zelf voor kiezen als zij een te grote energie-inname hebben. Maar dat consumenten eindverantwoordelijk zijn, maakt niet dat de vrijheid van hun keuzes geen beperkingen kent. Vanuit het omgevingsperspectief is er oog voor dat we het niet zelf zijn die de omstandigheden kiezen waarin we onze keuzes maken. Het enorme aantal aan (misleidende) reclameboodschappen of het enorme productaanbod van vette, zoete en zoute levensmiddelen, zijn punten die aangedragen kunnen worden om niet alleen te wijzen op de grenzen aan de keuzevrijheid, maar ook aan te geven dat de ‘obesogene’ samenleving de individuele verantwoordelijkheid van consumenten grenzen kent. De invalshoek van de maatschappelijke omgeving toont aan dat het er niet alleen om gaat mensen persoonlijk op hun gedrag aan te spreken, maar dat ook omgevingsfactoren worden meegenomen die het maken van bepaalde keuzes belemmeren of bevorderen (Dagevos & Munnichs, 2007). Dat er continu reclame gemaakt wordt, en gepronkt wordt met de meest heerlijke en ongezonde producten is niet gek. Er is een enorm aantal ondernemingen in de Nederlandse fastservice-sector, wat leidt tot concurrentie. Momenteel zijn er 10.671 ondernemingen actief (Rabobank Cijfers en Trends, 2015). Deze vette hap is hun handelsproduct. Fastfood en gemaksvoedsel hebben de laatste jaren een enorme opmars doorgemaakt en maken inmiddels standaard deel uit van menig menu. Vergeleken met een aantal jaren geleden heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden in Nederland, de mechanisering. Hierdoor zijn beroepen die vroeger als ‘zwaar’ bestempeld werden overgenomen door apparaten (Dagevos & Munnichs, 2007). Tevens hoeven de meeste onder ons grote afstanden niet meer te voet, te fiets of te paard te doen. Gemiddeld 420 op de 1000 inwoners in Nederland zijn in het bezit van
13
een auto (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014). En wie geen auto heeft is altijd kort verwijderd van het openbaar vervoer. Dit maakt dat inwoners van Nederland gemiddeld een stuk minder in beweging zijn. Tevens een negatieve ontwikkeling voor de fysieke gesteldheid van de huidige burger is de digitalisering. Mensen gingen in de eerste instantie vaak de deur uit om boodschappen te doen of te winkelen. Kinderen gingen regelmatig buiten samen spelen. Dit alles gebeurt tegenwoordig steeds vaker thuis voor de computer, tablet of smart phone. Bestelde artikelen worden bij de voordeur afgeleverd, waardoor de 10 meter op en neer om pakketje aan te nemen de enige fysieke inspanning is die jij er zelf voor hoeft te maken. Eveneens is er een duidelijk verband tussen overgewicht en opleidingsniveau. Laag opgeleide mensen hebben relatief vaker overgewicht. Bij hoogopgeleide mensen zie je een verschil tussen man en vrouw. Bij hoogopgeleide mannen komt overgewicht relatief vaker voor dan bij hoogopgeleide vrouwen. Middels longitudinaal onderzoek is aangetoond dat er geen kip-of-ei verband is, maar een kip-en-ei. Overgewicht kan leiden tot een lagere sociaal economische status, dit zie je met name bij vrouwen. Personen met overgewicht komen fysiek vaak moeilijker mee. De stigmatisering van overgewicht bij vrouwen is een mogelijke verklaring dat je dit vaker bij vrouwen ziet (Dagevos & Munnichs, 2007). Tevens vind het proces ook andersom plaats. Personen met een lagere sociaal economische status nemen vaker toe in gewicht (Dagevos & Munnichs, 2007). Onze huidig Nederland begint steeds meer op een consumptiemaatschappij te lijken. Consumeren staat hierbij voorop. Onder consumentisme kan worden verstaan de neiging persoonlijk geluk gelijk te stellen aan consumptie en de persoonlijke en sociale identiteit in hoge mate te ontlenen aan het bezit van consumptiegoederen (tijdpeiling, z.d.). Hierdoor is er regelmatig sprake van overconsumptie, dit leidt tot overgewicht. Tevens is de emancipatie van de vrouw op twee manieren van invloed op het hoge aantal mensen met overgewicht. Door de emancipatie is het twee-verdienersmodel in opkomst gekomen. Ten eerste heeft een gezin gemiddeld een hoger inkomen en kunnen hierdoor vaker buiten de deur gaan eten. Op deze manier wordt vaak ongezonder gegeten, wat de calorie-inname vergroot. Ten tweede betekent het opkomende twee-verdienersmodel dat ouders steeds vaker van huis zijn om beide te werken. Volgens het NJI werkt bij 69% van de gezinnen, allebei de ouders. Dit kan parttime of fulltime zijn (Nederlands Jeugd Instituut, 2014). Schoolarts Gemeente Uden bevestigt dat gezinnen met twee werkende ouders vaak minder tijd hebben om met kinderen speelplekken op te zoeken (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015). Dit beïnvloed op negatieve wijze het energieverbruik van kinderen. De economische crisis van de laatste jaren is ook van invloed op de huidige stand van zaken rondom het hoge aantal kinderen met overgewicht. Er is sprake van recessie (Europa Nu, z.d.). De armoede in Nederland neemt toe. In 2013 leefde 1,2 miljoen mensen onder de armoedegrens. Tevens leefde 11,4 procent van de kinderen in armoede (Elsevier, 2013, p. 7-8). In dit geval is het lastig voor ouders om een sport te betalen. Kinderen blijven hierdoor sneller thuis, waarmee zij belangrijke beweging mislopen (persoonlijke mededeling, 7 januari 2015).
14
Literatuurlijst Ajzen, I. (1985). From Intentions To Actions: A Theory Of Planned Behavior. In Beckmann, J. & Kuhl, J. (Red.), Action control (pp. 11-39). Berlijn: Springer Berlin Heidelberg. Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: a social cognitive theory. Englewood Cliffs, New Jersey: Prentice Hall. Centraal Bureau voor de Statistiek (2014) Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Geraadpleegd op 10 februari 2015, van http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/inkomen-bestedingen/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-086-pb.htm Centraal Bureau voor de Statistiek (2014) Leefstijl, preventief onderzoek; leeftijd en geslacht. Geraadpleegd op 5 januari 2015, van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81175NED&D1=40-43&D2=a&D3=03&D4=0&D5=l&HDR=G4,T,G3&STB=G1,G2&VW=T Centraal Bureau voor de Statistiek (2014) Nederland op weg naar 8 miljoen auto’s. Geraadpleegd op 5 januari 2015, van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/verkeervervoer/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-4108wm.htm?RefererType=RSSItem&RSSFeedTitle=Verkeer%20en%20vervoer Dagevos, H. & Munnichs, G. (2007). De obesogene samenleving: maatschappelijke perspectieven op overgewicht. Geraadpleegd op 5 januari 2015, van http://www.ga2030.nl/uploads/60/2h/602h5LFXCTYHQ1G3XfCoQ/Obesogene-samenleving-april2007.pdf Europa Nu (z.d.) Economische crisis. Geraadpleegd op 8 januari 2015, van http://www.europanu.nl/id/vhrtcvh0wnip/economische_crisis GGD Rotterdam-Rijnmond (2008) Effectevaluatie van Lekker Fit! in Rotterdam. Geraadpleegd op 12 januari 2015, van http://leidraad.nisb.nl/documenten/lekker_20fit_20effectevaluatie_20def_20met_20bijlagen.pdf Hoeksema, K.J. & Werf, van der S. (2010). Sociologie voor de praktijk; een inleiding. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Invoering WMO (z.d.) Bakens welzijn nieuwe stijl. Geraadpleegd op 5 juni 2015, van http://www.invoeringwmo.nl/onderwerpen/bakens-welzijn-nieuwe-stijl Jeugdsportfonds (z.d.) Sportkansen voor kinderen. Geraadpleegd op 12 januari 2015, van http://brabant.jeugdsportfonds.nl/56/dit_doen_we Kicks (z.d.) Gezond bewegen. Geraadpleegd op 20 februari 2015, van http://www.kicksuden.nl/blz/gezondbewegen.html Kok, H., Molleman, G., Saan, H. & Ploeg, M. (2012). Handboek Preffi 2.0: richtlijn voor effectieve gezondheidsbevordering en preventie. Utrecht: CBO. Laan, S. van der (2013, 3 december). In Nederland wonen 1,2 miljoen mensen onder de armoedegrens. Elsevier, p. 7-8 Lekker Fit! Gezond door de basisschool (z.d.) Lekker Fit! het lespakket voor een gezonde leefstijl. Geraadpleegd op 12 januari 2015, van http://www.lekkerfitopschool.nl/ L’Hoir, M.P., Beltman, M., Sleuwen, van B.E., Engelberts, A.C. & Boere-Boonekamp, M.M. (2008). Kansrijke elementen in de preventie van overgewicht bij jonge kinderen. Tijdschrift voor kindergeneeskunde,76(4), 199-204 Mrazek, P.J. & Haggerty, R. (red.) (1994). Reducing risks of mental disorder: Frontiers for preventive intervention research. Washington: National Academy Press.
15
NASB Kansrijke Interventies (2008) Scoren voor gezondheid. Geraadpleegd op 12 januari 2015, van http://www.nasb.nl/nasb-checklist-gemeenten/beweegaanbod/1-scoren-voor-gezondheid-v_3.pdf Nationale Zorggids (2014) Verband tussen pesten en overgewicht bij jonge kinderen. Geraadpleegd op 5 januari 2015, van http://www.nationalezorggids.nl/jeugdzorg/nieuws/21879-verband-tussenpesten-en-overgewicht-bij-jonge-kinderen.html Nederlands Jeugd Instituut (2014) Werkende ouders; cijfers. Geraadpleegd op 8 januari 2015, van http://www.nji.nl/Werkende-ouders-Achtergronden-Cijfers NVWM (2010) Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: NVWW. Prochaska, J.O., Redding, C.A. & Evers, K.E. (2002). The transtheoretical model and stages of change. In: K. Glanz, B.K. Rimer, F.M. Lewis et al (red.), Health be-haviour and health education: rd theory, research and practice, 3 edition, (pp. 99-120). San Francisco, CA: Jossey-Bass. Rabobank Cijfers en Trends (2015) Cafetaria’s en kleine eetwarenverstrekkers. Geraadpleegd op 6 januari 2015, van https://www.rabobankcijfersentrends.nl/index.cfm?action=print.printPdf&id=7cb7bd58-07c0-4bce-998fd62ab4019584 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2014) Welke factoren beïnvloeden de voeding en het voedingsgedrag?. Geraadpleegd op 5 januari 2015, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/voeding/welke-factorenbeinvloeden-de-voeding-en-het-voedingsgedrag/ Stichting aandacht voor pesten (2013) De gevolgen van pesten. Geraadpleegd op 5 januari 2015, van http://aandachtvoorpesten.nl/informatie/de_gevolgen_van_pesten/index.html Tijdpeiling (z.d.) De schaduwzijde van de consumptiemaatschappij. Geraadpleegd op 6 januari 2015, van http://tijdpeiling.nl/consumptiemaatschappij.pdf Verharen, L. & Nicolasen, A. (2011). Maatschappelijk werk in de breedte; reflectie op interventiekeuzen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Wouwe, van J.P., Renders, C.M., Bruil, J. & Hirasing, R.A. (2004). Overgewicht bij kinderen. Bijblijven, 20(9), 370-376 Zimbardo, P.G., Jonhson, R.L. & McCann, V. (2009). Psychologie een inleiding. Amsterdam: Pearson Education Benelux bv.
16